You are on page 1of 3

Interventiekijkwijzer basiscommunicatie ALPO-1

Naam: Tomas Goorhuis Klas: 1K


Feedback door: Robin Lubbers Fragment:

Centrale focus krijgen; leerkracht volgt de leerlingen/leerlingen volgen de leerkracht


 Startsignalen
 Grote signalen/toegewende houding/gericht zijn
 Verbaal/non-verbaal
Oke heeft iedereen het voor zich, nee  wie heeft er nee gezegd.
Korte uitleg vorige keer, Wie wil het eerste stuk lezen?, Kan iemand dit samenvatten, wat
is er in dit stukje belangrijk?Geen complimentje
Bij stukken waarbij het kind begint te hakkelen, kijk je naar het blad waar het kind is en
wat er lastig aan de zin / het woord kan zijn
 Contact; oogcontact/toegewende houding/gericht zijn
 Kijk je goed rond?
 Zie je iedereen? Voelen kinderen zich gezien?
 Neem je de tijd om goed rond te kijken?
Kijkt goed rond of iedereen mee doet, beweegt beetje mee. Geen idee of de kinderen zich
gezien voelen, de klas is groot maar volgens mij moet iedereen deze les

 Positie
 Kun je iedereen zien?
 Kan iedereen jou goed zien?
 Centraal staan?
Bordplek is goed. Iedereen kan jou en het bord goed zien. structuur aangeven wat er gaat
gebeuren. Kinderen zijn niet heel actief, lijkt het. Je moet namen benoemen zodat iemand
antwoord gaat geven.
 Lichaamstaal, stem, mimiek; wat straal je uit?
 Sta/zit je rechtop?
 Hoe is je mimiek/expressie?
 Hoe is je stemgebruik, articulatie, intonatie, volume, tempo?
Stem gebruik is prima, je bent goed te verstaan en praat duidelijk.

Centrale focus houden


 Tempo
 Alertheidssignalen
 Welke signalen maak je om kinderen alert te houden of te
maken?
 Contact ( volg de kinderen en zorg dat de kinderen jou kunnen
volgen)
 Hoe blijf je in contact met de kinderen?
 Neem je de tijd om rond te kijken ( bijv bij het geven van
beurten)
 Eenduidige communicatie
 Straal je uit wat je wil zeggen? Correspondeert je
blik/houding met de inhoud van de boodschap?
 Instemmend benoemen
 Het handelen wordt ondersteund met woorden; benoemen (
verbaliseren) wat er gebeurt. (Handelen van jou/kinderen-
emoties van jou/kind/wat je wenst)
 Kinderen kunnen je beter volgen als je hardop benoemt wat
je gaat doen of wat er gebeurt of gaat gebeuren. Je begeleidt
dus wat er gebeurt met taal. Je bent voorspelbaar en brengt
structuur aan.
o Ik zie dat jullie…
o Ik ga nu kijken wie…
o Ik schrijf de som eerst op het bord
 Gewenst gedrag benoemen
 Zeg hoe je het hebben wil; constructief vriendelijk leiding
geven
o Kijk nu allemaal naar mij
o Pak je ook je pen en bladzijde 12?
 Ontvangstbevestiging
 Hoe ontvang je de boodschap van de ander?
 Door die reactie merkt de ander dat je hem volgt
o Non-verbaal; knikken, duim omhoog, mimiek
o Verbaal; complimenten, herhalen, samenvatten

Gesprekken voeren; beurtverdeling


 Openen
 Uitnodigen, rondkijken, toewenden, vriendelijk aankijken,
aanwijzen, naam noemen
 Uitwisselen
 Ontvangstbevestiging, beurt vergroten naar de anderen,
groepsinteractie, vergroot denktijd, beurt succeservaring,
eerst de vraag, dan pas naam, omgaan foute antwoorden?
 Afsluiten
 Instemmend benoemen en samenvatten.

Reflectie; zoek een essentieel fragment en bespreek met elkaar:


 Wat doe je? Wat doen de leerlingen?
 Wat dacht je? Wat dachten de leerlingen?
 Wat voelde je? Wat voelden de leerlingen?
 Wat wilde je? Wat wilden de leerlingen?
 Geeft dat nieuwe inzichten?
 welk beeld heb je nu van jezelf?
 Ben je de leerkracht die je wil zijn? Waarom wel/niet?
 Wat heb je daarvoor nog nodig?
 Wat drijft jou in het onderwijs?
 Wat vind je belangrijk dat je als leerkracht moet uitstralen? Waarom
vind je dat belangrijk?
 Welke normen en waarden vind je belangrijk?
 Waar word je blij van?
 Wat betekent dat voor jouw handelen?
 Hoe kijk jij naar kinderen?
 Hoe wil jij dat kinderen jou zien?
 Wat wil je daarvoor nog doen

You might also like