You are on page 1of 19

Les 3 taal

Receptief = ontvangen
Productief = zender

Er zijn veel jonge kleuters die weinig zeggen, receptieve

Impressie = indruk, we willen kleuters een sterke indruk geven


Expressie = uitdrukken, kleuters hebben veel inleving nodig
Beschouwing = bekijken, nadenken over

Vb. je juf maakt 2 takken en maakt hier een toneeltje van (impressie). De kleuters maken dit
ook en gaan dan het zelfde toneeltje maken met hun eigen takken. (expressie)
Je moet een positieve luisterhouding aannemen tov kleuters.

De Krachtige leeromgeving voor goed taalvaardigheidsonderwijs

BELANGRIJK!
• Taal al doende, de hele dag door, in alle activiteiten en rituelen van de kleuterklas
 d.w.z. geen aparte taallesjes
 d.w.z. elk moment = taalmoment

Wat is taalvaardigheid?
= de vaardigheid om talige boodschappen te begrijpen (luisteren, ‘lezen’) en te produceren
(spreken, in gesprek gaan en ‘schrijven’) in verschillende communicatieve situaties

 maatschappelijke relevantie van taal


We willen dat kinderen opgroeien tot jonge mensen die goede commicatoren zijn, die zich
kunnen redden in commucatieve situaties.
 taal als ‘werktuig’ van het onderwijs
Je hebt voor elk vak taal nodig.
Taal in alle activiteiten en rituelen?
• kleuters = wereldverkenners,
= ontdekkers van relevante, nieuwe stukjes wereld
• taal speelt hierbij een belangrijke rol:
o luisteren naar de KO (instructie, informatie,…)
o spreken (vraag beantwoorden, iets uitleggen aan een andere kleuter,
rollenspel in de huishoek,…)
o gesprek voeren over de uitstap van gisteren
o stappenplan voor een blokkenkasteel ‘lezen’
o naam op tekening stempelen/schrijven…

Taal geen struikelblok laten zijn. Nodeloze dremples wegnemen, noodzakelijke drempels
helpen nemen.

Elk moment is een moment om kleuters in hun taalvaardigheid te stimuleren!


 belang van schooltaalvaardigheid
Dus niet (enkel) door ‘typische’ taalactiviteiten als prentenboeken, rijmpjes,… maar:

Taal – al doende (= handelend/ in interactie met anderen) – de hele dag door, in alle
activiteiten en rituelen van de kleuterklas

of je kleuters een liedje aanleert, een bewegingsmoment of wiskundige initiatie begeleidt of


samen met hen een gezelschapsspel speelt… overal kan je – naast de beoogde specifieke
leerdoelen – de kleuter in zijn taalvaardigheid stimuleren

Welke talige doelen kan je bij kleuters nastreven?


• luisteren/ begrijpen
• spreken/verwoorden
• in gesprek gaan (gespreksvoering)
• ‘schrijven’
• ‘lezen’

HOE VERWERVEN KINDEREN TAAL?


Hoe worden kleuters taalvaardiger?

Regel 1
taal leer je door taal te gebruiken in communicatieve situaties
voorwaarde = taalaanbod + interactie

regel 2
taal leer je omdat je taal nodig hebt
taal = middel en geen doel op zich
Taal als middel om…
 boodschap overbrengen
 iets van iemand gedaan krijgen, bijvoorbeeld een koek krijgen
= communicatieve functie
 wereld begrijpen
 grip te krijgen op wat er gebeurd in de wereld, inzichten, concepten
= conceptualiserende functie

 gevoelens, ervaringen, gedachten enz. uitdrukken


= expressieve functie

Taal in de kleuterklas
doel onderwijs: kleuters voldoende taalvaardig maken, d.w.z.
• mondelinge taalvaardigheid ontwikkelen/ stimuleren
= (meer) boodschappen (opdrachtjes, instructies, speluitleg, vragen, verhalen,
uitleg,…) begrijpen en zelf kunnen produceren

door
• natuurlijke taalverwervingssituaties te creëren in je klas
= in de klas aansluiten bij de natuurlijke taalverwerving van kleuters
= taal koppelen aan motiverende + zinvolle (= functionele) taken

1, gevolg  welbevinden

Praat over de dingen waar de


kleuter mee bezig is dit is
voor hem belangrijk.
2, gevolg 
betrokkenheid Bv, wanneer je voorbij een bos loopt
kan je een boom vermelden, als je
voor bij een bouw loopt kan je
hierover beginnen.

3, gevolg  ontwikkeling
Positief en veilig klimaat WELBEVINDEN
Tips vanuit talig oogpunt
• open staan voor wat i.p.v. hoe kleuters iets zeggen (vorm < inhoud)
• bevestigen in wat ze al wel kunnen
• ruimte geven om fouten te maken
• oog voor non-verbale signalen van onbegrip
• niet forceren, maar stimuleren
• positieve uitstraling van de KO: warmte, nabijheid, enthousiasme
• kleine groepjes
• positieve houding t.o.v. thuistaal

Betekenisvolle impulsen BETROKKENHEID


Ontwikkeling stimuleren, Als kleuters geboeid zijn, dan pikken ze de taal die er op natuurlijke
wijze bij komt, op.

Goede impulsen:
1. zijn motiverend/functioneel
= zetten aan om stukje wereld te ontdekken

2. sluiten aan bij ontwikkelingsdoelen, bevatten een uitdaging (= een kloof, een moeilijkheid)
taalaanbod moet een beetje boven niveau van de kleuters liggen
 bijvoorbeeld: introductie verhaal i.p.v. verklaring van alle moeilijke woorden

3. geven kansen tot veel inbreng van de kleuters (‘open’ taak, taalproductie ontlokken)
(doen, handelen, gevarieerd)

4. sluiten aan bij de leefwereld van de kleuter en breiden die uit


bijvoorbeeld: graafmachine maakt lawaai  alle kleuters aan het raam  op inspelen

Ondersteuning via interactie ONTWIKKELING


als er een uitdaging, een kloof is
• om de uitdaging verder aan te gaan
Ø (anders haken kleuters af; motivatie behouden door interactie met
KO)
• wanneer betrokkenheid minder is (KO begeleidt, blijft alert)
• hoe?
Ø Zie illustraties

ONDERSTEUNING van de KO VIA INTERACTIE met de kleuters zorgt ervoor dat


- taalaanbod begrijpelijker wordt
- kleuters tot meer taalproductie komen
Ondersteuning via interactie
3 taalgroeimiddelen kwaliteitsvolle interactie door:
• taalaanbod van de kleuteronderwijzer (KO)
• spreekruimte voor de kleuter
• ondersteuning bij het verbale (scaffolding)

Waarom taal-materiaal?
• bronnenboek, verschenen bij CTO (Centrum voor Taal en Onderwijs), volledig
gestoeld op TVO
• bestaat al zeer lang (1995), maar net daarom vrij verkrijgbaar via link op vorige slide
• bevat uitgewerkte lessen met zeer veel voorbeelden, varianten,… vertrekkend van
alledaagse materialen (NIET trendgebonden!)
• verplicht studenten creatief om te springen met die materialen en voorbeelden
• gekend door alle collega’s (waardoor geïntegreerd werken vlot gaat)

Aandachtspunten (inhoudelijk)
Vertrek van de activiteit uit Taal-Materiaal als inspiratie + TVO (3 cirkels krachtige
leeromgeving mondelinge taalontwikkeling!) verwerken
• zinvolle, functionele activiteit
• moet kleuters uitdagen (= zone van de naaste ontwikkeling)
• spreekkansen ontlokken door kansen tot samenwerken, probleemstelling,…
• kleuters moeten kunnen handelen (gevarieerd!)
• aandacht voor schooltaalvaardigheid (zie cursustekst taal; zie volgende les taal)
• aandacht voor je vraagstelling (zie cursustekst taal; zie volgende les taal)
Les 4 taal
Veilig en positief klimaat
• Veilig
• Positief
• Motiverende intro met pop
o veel aanmoediging van de KO  bijvoorbeeld:
• fouten mogen – juf helpt wel
o juf kijkt eerst naar de inhoud
• veel inbreng van de kleuters – in kleine groep
o (veel ruimte voor communicatie/initiatief
o nemen/handelen/uitproberen)
• hoge betrokkenheid

Beteknisvolle impulsen
• motiverend? Functioneel?
o werken naar een einddoel (cadeau kopen)/ leren papier en eigenschappen ervan
ontdekken/ leren samenwerken
o motivatie door de opdracht voor de klaspop
o veel actie mogelijk: uitproberen, grenzen verleggen, samen overleggen,
samenwerken,…
• uitdagend? welke ontwikkelingsgebieden worden gestimuleerd?
o moeilijke, uitdagende taak/ kloof is er  motorisch/ cognitief/ taal
o schooltaalwoorden (zie act.): KO brengt ze spontaan in
 act. = natuurlijk gebruik (geen lijstjes)  TAAL = MIDDEL
• veel inbreng van de kleuters?
o kleuters nemen initiatief, worden uitgedaagd om te handelen en te denken in
taal handelen en taal gaan hand in hand
• aansluiting bij de belevingswereld?
o heel herkenbaar (inpakken cadeau), situatie: klaspop is jarig

Ondersteunende interactie
• heterogene kleutergroep:
o kleuters ondersteunen elkaar – onderling in interactie
o juf past haar ondersteuning aan door te differentiëren
cfr. kleuters die weinig spreken  aanmoedigen
 gesloten vragen stellen
o juf stimuleert in interactie gaan
o aandacht voor de vraagstelling:
 denkstimulerende vragen stellen

 hoe- en waarom-vragen
o rijk en functioneel taalaanbod
= toepassing principes van de krachtige leeromgeving voor goed mondeling
taalvaardigheidsonderwijs (TVO) door activiteiten uit het bronnenboek

Schooltaalvaardigheid
• Aspecten van taalvaardigheid die van belang zijn voor functioneren van kinderen op
school
• Thuis- en schooltaal verschillen en school vraagt om specifieke vaardigheden!

Thuis- en schooltaal

Gesprekpartners op school bepaald de leerkracht wie er aan het woord is.

Taakgericht taalvaardigheidsonderwijs

2 accenten
• Begrijpend luisteren
o Belangrijk in schoolloopbaan
o Voorwaarde voor spreken
=> anderstalige kleuters: nadruk op begrijpend luisteren (verwoorden en spreken wanneer
eraan toe)
• Schooltaalvaardigheid
=> aandacht voor activiteiten waarin taal van instructies of mededelingen handelingsgericht
ervaren en verworven wordt (versus impulsen waarin KO specifieke woordenschat wil
aanbrengen)

De binnenste cirkel: kwaliteitsvolle interactie


1. taalaanbod van de KO
2. spreekruimte bieden aan de kleuter
3. scaffolding of ondersteuning bij het verbale
4. communicatieve feedback: betekenisonderhandeling
5. vraagstelling

1. Taalaanbod KO
enkele voorwaarden:
• taalaanbod is begrijpelijk
• taalaanbod is communicatief relevant
• taalaanbod is zinvol
• taalaanbod is in correcte vorm gesteld
• taalaanbod bevat een uitdaging

2. Spreekruimte bieden aan de kleuter


spreekruimte bieden door:
• non-verbale signalen, actieve luisterhouding
• witruimte
• vraagstelling
• productie-ondersteunende houding (= scaffolding), bijvoorbeeld
betekenisonderhandeling

3. Scaffolding of ondersteuning bij het verbale

receptieve vaardigheid: luisteren en begrijpen


• KO ondersteunt eigen taalaanbod door:
o secundaire hulpmiddelen (visueel materiaal)
o non-/ paraverbale communicatie

productieve vaardigheid: spreken en verwoorden


• KO ondersteunt taalproductie van de kleuter door:
o secundaire hulpmiddelen
o handelende ondersteuning
o opsplitsing in deelopdrachten
o verbale tegemoetkomingen (betekenisonderhandeling)

4. Communicative feedback: betekenisonderhandeling (meaning negotiation)


• verbeteren
• helpen verhelderen = betekenisonderhandeling
• stimuleren om te preciseren, verduidelijken
o ‘kloofje overbruggen’
• Positief bevestigen

5. Vraagstelling

Soorten vragen
1. Waarover gaat je vraag? = inhoud

2. Open of gesloten vraag?


• gesloten: één goed antwoord, kan gecontroleerd worden
• open: meerdere antwoorden mogelijk

3. Eenvoudig of complex?
• niveau zinsbouw
vb. complexe vorm: Wat denk je dat hij dacht toen hij ontdekte dat jij de boterham die hij
gesmeerd had, opgegeten had?
• niveau woordenschat
vb. complexe vorm: Houd jij ook van martiale kunst?
• combinatie!
vb. complexe vorm: Toen je ontdekte dat je van martiale kunst hield, ben je toen meteen
begonnen met het collectioneren van stukken of is dat pas later gekomen nadat je die
initiële cursus volgde?

4. Welke kansen wil je bieden aan de kleuter?


• inbrengen beleving
• ergens op gefocust raken (motivatie)
• voorkennis activeren
• fenomeen beschrijven
• argumenteren
• voorspellen
• reflecteren
• eigen doelen formuleren
• wensen kenbaar maken
• ingaan op uitnodiging

5. Wat verwacht je van de vorm van het antwoord?


• handeling stellen
• ja of nee antwoorden
• één woord formuleren
• enkele woorden formuleren
• zin formuleren
• aaneensluitende zinnen formuleren
BEGRIPPENLIJST

Verklaring van belangrijke begrippen uit deze cursus met verwijzing naar bronnenmateriaal
Betekenisvolle context

Omschrijving/definitie

herkenbare situatie die de interesse van de kinderen wekt

Illustratie/uitleg

Kinderen leren gemakkelijker wanneer wordt uitgegaan van een voor hen herkenbare
situatie. Daar wordt in het onderwijs veel gebruik van gemaakt. Zo kiezen sommige scholen
ervoor kinderen te leren lezen aan de hand van hun eigen verhalen. Ook het werken in
hoeken in de kleutergroepen is een voorbeeld van het werken met betekenisvolle contexten.
Binnen basisontwikkeling wordt er ook van uitgegaan dat het leren voor kinderen
betekenisvol moet zijn. Betekenisvol leren is tevens één van de peilers van interactief
taalonderwijs.
Vygotskij, El'konin en de Duitse psycholoog Schiefele hebben gepubliceerd over interesse als
basis voor leren.

Artikelen

Mariëlle Poland (1980): Interesse als onderwijsmiddel voor jonge kinderen. De Wereld van
het jonge kind, 1980/01, pag. 68-71

(communicatieve) feedback

Omschrijving/definitie

Reactie (op een taaluiting of op het lezen van een kind)

Illustratie/uitleg

Met betrekking van het leren van Nederlands als tweede taal kunnen vijf feedbackstrategieën
worden onderscheiden:
bevestigen: de leerkracht geeft aan dat de leerling op de goede weg is;
vragen om verduidelijking: de leerkracht geeft aan dat de uiting van de leerling niet
begrepen wordt;
verbeteren van de vorm: de leerkracht herhaalt een onjuiste uiting in een verbeterde
vorm (mondeling) of breidt een onvolledige uiting in verbeterde vorm (mondeling) of
breidt een onvolledige uiting in verbeterde vorm uit (expansie);
uitbreiden van de inhoud: de leerkracht geeft aanvullende informatie;
ordenen en samenvatten: de leerkracht verbetert een onsamenhangend verslag door de
feiten goed geordend te herhalen of door de essentie goed samen te vatten.

(bron: Nederlands als tweede taal in het basisonderwijs p.78)


Zie ook taalaanbod

Boeken

Kuiken, F., Vermeer, A. (2005): Nederlands als tweede taal in het basisonderwijs. Utrecht:
ThiemeMeulenhoff.
Impliciet corrigeren

Omschrijving/definitie

de uiting van een kind in een verbeterde vorm herhalen. (bron: Goorhuis-Brouwer (2006))

Illustratie/uitleg

Voorbeeld van impliciet corrigeren:


Ik is gevalt in de parkje.
Jij bent in het parkje gevallen.

Artikelen

Sieneke Goorhuis-Brouwer (2006): Taalontwikkeling. Balans tussen nature en nurture. De


Wereld van het jonge kind, 2006/02, pag. 175-178

Interactief taalonderwijs

Omschrijving/definitie

Vorm van taalonderwijs, geïntroduceerd door het Expertisecentrum Nederlands waarin


interactie centraal staat.

Illustratie/uitleg

Uitgangspunten van interactief taalonderwijs zijn Sociaal leren, Betekenisvol leren en


Strategisch leren. Het leren van taal wordt opgevat als een sociaal leerproces. Het leren
vindt plaats in contexten die voor kinderen belangrijk zijn en kinderen verwerven strategieën
die hen leren hoe ze bepaalde taalproblemen op een efficiënte manier kunnen oplossen.
Voorbeelden van interactief taalonderwijs zijn te zien op de cd-roms van het Expertisecentra
en in de vele andere uitgaven.

Boeken

(2002): cd-rom MILE Nederlands deel 4: Evalueren in interactief taalonderwijs. Nijmegen:


Expertisecentrum Nederlands.
(2000): cd-rom Mile-Nederlands 'Werken aan tussendoelen beginnende geletterdheid'.
Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands.
van Elsäcker, W., Verhoeven, L. (1998): cd-rom Mile-Nederlands deel 1 'Leesmotivatie bij
begrijpend en studerend lezen'. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands.
Bronkhorst, J., Paus, H., Wentink, H. (1999): cd-rom Mile-Nederlands deel 2 'Omgaan met
verschillen bij beginnende geletterdheid'. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands.
Bronkhorst, J., Damhuis, R., Litjens, P., Paus, H. (2001): cd-rom Mile-Nederlands deel 3 ‘
Aan de praat… Goede gesprekken in de klas'. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands.
van der Beek, A., van Elsäcker, W., Hillen, J., Peters, S. (2006): De Taallijn. Interactief
taalonderwijs in groep 1 en 2. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands.
Biemond, H., van Elsäcker, W. (2001): Interactief lezen en schrijven in groep 4 tot en met 8.
Handreiking voor de implementatie. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands.
van Elsäcker, W., Verhoeven, L. (2001): Interactief lezen en schrijven: Naar motiverend lees-
en schrijfonderwijs in de midden- en bovenbouw van het basisonderwijs. Nijmegen:
Expertisecentrum Nederlands.
(2002): Stimulerende lees- en schrijfactiviteiten in de onderbouw. Nijmegen:
Expertisecentrum Nederlands.
Sijtstra, J. (1998): Taalonderwijs op de basisschool. Een stand van zaken. Raamplan deel 1.
Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands.
Verhallen, M., Walst, R. (2001): Taalontwikkeling op school. Handboek voor interactief
taalonderwijs. Muiderberg: Coutinho.
Aarnoutse, C., Sijtstra, J., Verhoeven, L. (1999): Taalontwikkeling van nul tot twaalf.
Raamplan deel II. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands.
Aarnoutse, C., Verhoeven, L. (1999): Tussendoelen beginnende geletterdheid, Een leerlijn
voor groep 1 t/m 3. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands.

Artikelen

T. Brouwer en G. Hondebrink (1997): Interactief onderwijs. Jeugd in school en wereld,


1997/03
C. Aarnoutse L. Verhoeven (2000): Interactief taalonderwijs. Taal Lezen Primair, 2000/03,
pag. 4-5
Jetty Jongerius. (2000): Interactieve taalsituaties voor jonge kinderen. Taalstimulering. De
Wereld van het jonge kind, 2000/05, pag. 264 - 266
E. Schouten (2001): Naar interactief lees- en schrijfonderwijs. Taal Lezen Primair, 2001/04,
pag. 12-13
Door: L. Verhoeven en C. Aarnoutse (1998): Naar interactief taalonderwijs. School en
begeleiding, 1998/01, pag. 5-7

Productieve taalvaardigheid

Omschrijving/definitie

Vaardigheid in het spreken en schrijven.


Ook wel: actieve taalvaardigheid.
Zie ook: Receptieve taalvaardigheid.

Boeken

Kuiken, F., Vermeer, A. (2005): Nederlands als tweede taal in het basisonderwijs. Utrecht:
ThiemeMeulenhoff.
Appel, R., Kuiken, F., Vermeer, A. (1996): Nederlands als tweede taal in het basisonderwijs.
Antwerpen: Meulenhoff.

Receptieve taalvaardigheid

Omschrijving/definitie

De vaardigheden in het luisteren en lezen.


Ook wel: passieve taalvaardigheid.
Illustratie/uitleg

In veel gevallen is de receptieve taalvaardigheid groter dan de productieve. Er wordt


gesproken van receptief en niet van passief, omdat luisteren een actieve bezigheid is die
veel – ingewikkelde - vaardigheden van een kind vraagt.
Zie ook: productieve taalvaardigheid

Boeken

Appel, R., Kuiken, F., Vermeer, A. (1996): Nederlands als tweede taal in het basisonderwijs.:
Meulenhoff.
Kuiken, F., Vermeer, A. (2005): Nederlands als tweede taal in het basisonderwijs. Utrecht:
ThiemeMeulenhoff

Scaffolding

Omschrijving/definitie

Amerikaans woord voor steiger. De leerkracht zet een steiger om het kind heen en
ondersteunt het daar waar het nodig is. Dit begrip komt voor bij beschrijven van activiteiten
van de leerkracht om een kind uit te dagen (bijvoorbeeld bij spel, zoals Basisontwikkeling of
in het Piramideproject, als bij taal, bijvoorbeeld tijdens het Interactief voorlezen).

Schooltaal

Omschrijving/definitie

Taalgebruik in onderwijsleersituaties

Illustratie/uitleg

Onder schooltaal wordt het taalgebruik in vaklessen als aardrijkskunde en biologie verstaan.
Leerlingen moeten vakbegrippen beheersen als zandverstuiving en wolkbreuk, maar ook
meer algemene begrippen als functie, gevolg van enz. Ze moeten de betekenis uit - vaak
moeilijke - illustratie/uitlegen destilleren en uit de uitleg van de leraar.
Dat is met name voor kinderen die het Nederlands nog aan het verwerven zijn, maar ook
voor kinderen die dialect spreken, heel moeilijk.
Bij schooltaal ligt het accent op schriftelijke taal, in tegenstelling tot taal die in dagelijkse
situaties wordt gesproken. Hoewel ook de taal die door leraren tijdens de lessen wordt
gesproken tot de schooltaal kan worden gerekend.
Factoren die maken dat leerlingen zich schooltaal eigen maken zijn: zelfvertrouwen, een
gevarieerd taalaanbod (In Illustratie/uitlegen wordt vaak veel te veel informatie in een kort
bestek aangeboden). Het taalaanbod van docenten moet helder en gestructureerd zijn.
Bovendien is het belangrijk om zoveel mogelijk te verwijzen naar concrete voorwerpen,
afbeeldingen enz.), meer praat- en schrijfactiviteiten tijdens lessen en feedback.
Zie ook: schooltaalvaardigheid
Boeken

Jongerius, J., Litjens, P. (1990): Schoolse taalvaardigheden in de zaakvakken. Stichting


Leerplanontwikkeling, Enschede: S.L.O..
Haijer, M., Meestringa, T. (1995): Schooltaal als struikelblok. Didactische wenken voor alle
docenten.. Muiderberg: Coutinho.
van der Aalsvoort, M., van der Leeuw, B. (1982): Taal, school en kennis. De rol van taal in
onderwijsleersituaties. Stichting Leerplanontwikkeling, Enschede: S.L.O..
van Gelderen, A. (1994): Taalvaardigheidseisen in zaakvakonderwijs voor eentalige en
meertalige klassen. Amsterdam: Stichting Centrum voor Onderwijsonderzoek (SCO).

Schooltaalvaardigheid

Omschrijving/definitie

Equivalent van CAT (Cognitief Abstracte Taalvaardigheid; Cummins & Swain 1986): de
vaardigheid om taal op een cognitief abstract niveau te kunnen gebruiken om zo in een
schoolse context nieuwe informatie te kunnen verwerven en verwerken.

Zie ook: schooltaal

Spreken en luisteren

Omschrijving/definitie

Taaldomein mondelinge taalvaardigheid

Illustratie/uitleg

Met spreken en luisteren en mondelinge taalvaardigheid wordt hetzelfde bedoeld.


Zie voor meer informatie: mondelinge taalvaardigheid.

Taakgericht taalonderwijs

Omschrijving/definitie

Taalonderwijs waarin taal geen doel op zich is, maar een middel om een doel te bereiken.
Taal wordt in natuurlijke situaties gebruikt. Kinderen zijn in allerlei activiteiten effectief en
maximaal bezig met luisteren, spreken, lezen en schrijven in communicatieve situaties.

Illustratie/uitleg

Taakgericht taalonderwijs is ontstaan vanuit een onvrede met traditionele taalmethodes die
er vaak op gericht zijn na te gaan of leerlingen bepaalde vaardigheden beheersen in plaats
van die vaardigheden te oefenen.
Met name op scholen met veel allochtone leerlingen werd het gemis aan motiverende
methodes het sterkst gevoeld. Vanuit het Belgische Steunpunt Nederlands als Tweede Taal
werd de methode De Toren van Babbel ontwikkeld waarin taakgericht taalonderwijs centraal
staat.
Boeken

Colpin, M. (2000): Een taak voor iedereen, Perspectieven voor taakgericht onderwijs..
Leuven/Apeldoorn: Garant.

Artikelen

Koen van Gorp. (2001): Op zoek naar mevrouw Kasparek. Taakgericht taalonderwijs, een
uitdaging voor iedereen. Jeugd in school en wereld, 2001/04, pag. 12-15
Jo van den Hauwe, Marc Stevens en Werner Schrauwen. (2000): Taakgericht taalonderwijs
in een meertalige omgeving: een brede taak. Nieuwsbrief Netwerk Nederlands voor Pabo-
docenten, 2000/01

Taalaanbod

Omschrijving/definitie

De taal die iemand aangeboden krijgt. Er zijn verschillende manieren om met taal in
aanraking te komen (thuis, op school, op straat, enz.).

Illustratie/uitleg

Het taalaanbod dat speciaal gericht is op beginnende taalverwervers, kenmerkt zich door:
1. langzaam praten
2. extra nadruk op belangrijke woorden - eenvoudige korte zinnen
3. herhalingen en daardoor een geringere informatiedichtheid; nieuwe informatie spreid je
als het ware over meer zinnen.
4. aangeven van het onderwerp - eenvoudige woordkeus

Verder is het belangrijk dat taalgebruik voor jonge kinderen gekoppeld wordt aan het hier en
nu. (bron: Nederlands als tweede taal in het basisonderwijs (2005)

Op school moet taalaanbod zich kenmerken door betrokkenheid, begrijpelijkheid en gericht


zijn op een niveau dat iets ligt boven dat van de leerlingen. Betrokkenheid kun je bereiken
door aan te sluiten op de belevingswereld van leerlingen of door ze ervaringscontexten in
handen te geven. Door beeldmateriaal te gebruiken, door uitdagende opdrachten te kiezen.
Betrokkenheid kun je herstellen door even in te springen op waar de kinderen mee bezig
zijn, er iets nieuws aan toe te voegen,...

Begrijpelijkheid krijg je door je taalaanbod af te stemmen op de leerlingen (fine-tuning)of


door belangrijke informatie te benadrukken, bijvoorbeeld door d.m.v. je stem nadruk te
leggen op iets, door topicalisatie (voorop plaatsen van belangrijke informatie), door te
herhalen. Verder maak je taal begrijpelijker door contexten aan te bieden. Je kunt taal iets
boven het niveau van de leerlingen gebruiken door nieuwe woorden aan te bieden, nieuwe
constructies in het taalaanbod te vervlechten en contextuele ondersteuning geleidelijk weg
te laten. (bron: Verhallen en Walst: Taalontwikkeling op school)
Boeken

Appel, R., Kuiken, F., Vermeer, A. (1997): Handboek Nederlands als tweede taal in het
basisonderwijs. Utrecht: Meulenhoff.
Kuiken, F., Vermeer, A. (2005): Nederlands als tweede taal in het basisonderwijs. Utrecht:
ThiemeMeulenhoff.
Appel, R., Kuiken, F., Vermeer, A. (1996): Nederlands als tweede taal in het basisonderwijs.
Utrecht: Meulenhoff.
Verhallen, M., Walst, R. (2001): Taalontwikkeling op school. Handboek voor interactief
onderwijs

Taalontwikkelende interactie

Omschrijving/definitie

Een aanpak om taalontwikkeling in de klas te stimuleren door interactie. Het begrip is


afkomstig uit 'Taalontwikkeling op school.
Handboek voor interactief taalonderwijs' van Marianne Verhallen en Ruud Walst.

Illustratie/uitleg

Om de taal van leerlingen een groei-impuls te geven, zijn verschillende middelen


voorhanden.
Dit worden door Verhallen en Walst taalgroeimiddelen genoemd. Het gaat hierbij om
taalaanbod, taalruimte en feedback.

Boeken

Verhallen, M., Walst, R. (2001): Taalontwikkeling op school. Handboek voor interactief


taalonderwijs. Muiderberg: Coutinho.

Taalontwikkelende interactievaardigheden

Omschrijving

De leraar zet vaardigheden in om taalontwikkeling in de klas te stimuleren door interactie.

Toelichting

Niet alle gesprekken zijn stimulerend voor de taalontwikkeling van kinderen.


Wanneer een leraar taalontwikkelende interactie tot stand wil brengen, dient hij de volgende
drie vaardigheden in te zetten:
1. taalaanbod realiseren: de leraar zorgt met zijn eigen taalaanbod voor betrokkenheid
van de leerlingen (zijn taalgebruik is begrijpelijk, maar ook net iets boven het niveau van
de kinderen);
2. taalproductie stimuleren of taalruimte scheppen: de leraar zorgt ervoor dat de
leerlingen voldoende gelegenheid tot spreken krijgen (zowel in beurtruimte als inbreng
van onderwerpen);
3. feedback geven: de leraar schenkt in zijn reactie op leerlingen aandacht aan
verbeteren (bijvoorbeeld door middel van mondeling of positief bevestigen). Deze
vaardigheden kunnen in alle mondelinge onderwijsactiviteiten worden ingezet bij allerlei
verschillende vakken.

You might also like