Professional Documents
Culture Documents
4 verschillende doeleinden:
Taal EXPLICIET vergroten: kinderen leren tijdens het opgroeien hun moedertaal moeiteloos, al
doende. Ze hoeven geen speciale inspanning te leveren, ouders hebben geen cursus nodig om het aan
hun kinderen te leren. Dagelijkse situaties met taal: sportschool, school, thuis, in de winkel, …
Taal IMPLICIET vergroten: bezig zijn met de vakken WO, wiskunde, godsdienst, …
Concrete taal
Eigenschappen DAT/thuistaal:
Instructie (of lesgeven) = de verzameling van bewuste werkvormen die de leraar gebruikt om het
leren van lln te ondersteunen, iet uitleggen, demonstreren, vragen stellen, laten oefenen.
Eigenschappen instructietaal:
- Woorden schat is uitgebreid, zinnen zijn meestal lang + kennen een complexe opbouw
Nederlands 1: Algemene inleiding op het vak Nederlands
- = abstract: verwijst naar zaken die je niet meteen kunt aanwijzen of vastpakken
- Niet alleen hier-en-nu maar ook toen-en-daar
- Complexe taaldenkrelaties: complex logisch verband dat zich op abstract niveau afspeelt
Andere vorm abstracte taal = figuurlijke taal (bevindt zich tussen 2 de en 3de laag in de piramide) -> taal
die niet letterlijk maar beeldend wordt gebruikt
Standaardnederlands = officiëlere taal waarbij de nadruk meer ligt op het goed formuleren en verzorgd
speken en schrijven
Kinderen leren WEL spontaan spreken => biologisch of evolutionair primair leren
Biologisch of evolutionair secundair leren => wanneer kinderen het niet op een natuurlijke manier
leren, maar ze er een expert voor nodig hebben
Vak taal = ideale startplaats om de competenties aan te leren om ze vervolgens ook in andere
leergebieden te kunnen toepassen
Lezen
Strategieën Leerlingen reflecteren over de manier waarop ze een taak moeten aanpakken
(inter)culturele Reflecteren over taalvarianten binnen de eigen taal en over verschillen tussen
gerichtheid culturen, Bv. dialect, jongerentaal
Eerste 4 taalvaardigheden of taalgebruik: ze geven aan wat je allemaal met taal kunt doen
Reproduceren =
Logisch nadenken:
Een ‘tekst’ = reeks tekens (letters, symbolen of klanken), die samen een boodschap vertellen
Voorbeelden:
Contextrijk: (krantenkoppen)
Ondersteuning: (rekenkaartjes)
Geïsoleerde les
Geïntegreerde les
2- WAT IS LEZEN?
LEESBEVORDERING
Tijd maken voor lezen, leerlingen laten praten over boeken, leerlingen die moeite hebben met
lezen niet alleen laten inspannen maar ook ontspannen
TECHNISCH LEZEN
1ste leerjaar: aanvankelijk technisch lezen: code van het Nederlands kraken
2de helft 1ste leerjaar: voortgezet technisch lezen: vlot en nauwkeurig lezen waardoor het technisch
leesproces wordt geautomatiseerd
Vloeiend lezen: rekening houdend met de betekenis van woorden, zinsmelodie, inleving,
spreekaccent, tempo en volume
BEGRIJPEND LEZEN
Tekst leren begrijpen en inhoud kunnen doorgronden -> verbanden tussen zinnen, bedoeling van de
auteur, ….
Leesbevordering = het stimuleren van het lezen bij kinderen (…) met als doel dat zij lezen niet als een
verplicht schoolvak ervaren, maar beschouwen als een leuke en zinvolle (vrije)tijdsbesteding. Binnen
de leesbevordering zijn leesplezier en leesmotivatie middelen om de leesvaardigheid en de literaire
competentie te stuwen.
A- LEESBEREIDHEID
Dan Leesplezier: kinderen genieter ervan om te lezen, nieuwe kennis op te doen, om zich in te
leven in het hoofdpersonage (wat de lezer misschien ook in zijn eigen leven heeft meegemaakt)
Intrinsiek gemotiveerd = van binnenaf, beloning: gemotiveerd om te lezen omdat hij plezier beleeft
- 3 psychologische basisbehoeftes
Behoefte aan automonie = voldoende keuzevrijheid, ruimte voor eigen inbreng
Extrinsiek gemotiveerd = van buitenaf: gemotiveerd om te lezen omdat hij zijn AVI-niveau, en dus
zijn slaagkansen op school, wil verhogen
C- LEESGEDRAG
Lln lezen veel en met plezier -> leerlingen bewust maken van leesvoorkeur en leesgedrag
Literaire competentie = leerlingen hebben kennis van de kenmerken van verhalen en gedichten
(genres, narratieve structuren, metaforen) en kunnen een oordeel geven over verhalen en gedichten
- Lkr gaat leesgedrag van de lln sturen, zodat ze literair competenter worden.
- Lkr zorgt voor de juiste begrippen zodat lln deze kunnen toepassen en op een dieper niveau
over boeken kunnen praten.
- Weten hoe verhalen zijn opgebouwd, verschillende genres ….
Als leerlingen positieve leeservaringen opdoen, zullen ze steeds leesvaardiger worden: ze breiden
hun woordenschat uit, en lezen steeds meer, beter en sneller. Ook hun literaire competentie zal
toenemen: ze komen in contact met andere manieren van verhalen vertellen en leren daarvan bij.
Lezen is geen lineair proces, maar een positieve spiraal. Hoe meer plezier je hebt in lezen, hoe meer
je leest, hoe beter je leest. Hoe beter je leest, hoe meer plezier je hebt in lezen.
Een literair competente leerkracht staat steviger in zijn schoenen, kan boekenpraatjes doelgerichter
begeleiden en kan het leesgedrag van zijn leerlingen beter bijsturen
Lln die veel lezen -> rijkere en bredere woordenschat dan niet-lezers -> betere taalvaardigheden
Zowel op het receptieve als op productieve taalgebruik heeft lezen een positieve invloed.
Als je aan leerlingen vraagt waarom ze graag lezen, vermelden ze vooral de recreatieve en
psychologische functies. Ze willen ontspannen.
Rol als leerkracht = voor voldoende ondersteuning zorgen om tot een niveau hoger te komen
PIRLS PISA
= 10-jarigen = 15-jarigen
Oorzaken?
- Lezen op school is saai, verplicht …
- Thuis korte concentratieboog, ouders lezen minder voor + stimuleren hun kinderen minder
- Opleiding: minder boekenkennis
In 2020 lanceerde minister van Onderwijs Ben Weyts een actieplan (=’Een leesoffensief voor
Vlaanderen’)
Het actieplan bevat vijftig acties om de dalende leesmotivatie en leesvaardigheid in Vlaanderen bij
de wortel aan te pakken en loopt tot en met 2024.
Daarbij zal iedereen zijn steentje bijdragen: zowel (groot)ouders, opvoeders, leerkrachten,
lerarenopleiders, kinderbegeleiders, bibliotheekmedewerkers, jeugdwerkers als beleidsmakers. Een
van de strategische doelstellingen is het “versterken van de vaardigheden van alle toekomstige […]
leraren op het vlak van taalstimulering, vroeggeletterdheid en/of (voor)leesdidactiek”.
Het ‘Leesoffensief’ schrijft een strucutrele aanpak voor op vlak van leesonderwijs.
Nederlands 1: Algemene inleiding op het vak Nederlands
Als leerkracht kun je in je klas wel allerlei leesbevorderingsactiviteiten organiseren, maar als de
leerkrachten na jou dat niet doen, dan zijn jouw inspanningen niet duurzaam. Beter is het wanneer
leesbevorderingsactiviteiten van verschillende leerjaren op elkaar zijn afgestemd en door het hele
schoolteam worden gedragen.
Hoe schrijven?
= didactische speerpunten
- Talige grondhouding
- Contextrijk
- Functioneel
- Aandacht voor impliciet en expliciet leren
- Ondersteuning
- (inter)actief
- Kansen tot reflectie
Aidan Chambers legt uit hoe je aan leesbevordering kunt doen via de leescirkel, waarin de
leraar als ‘helpende volwassene’ centraal staat.
- Bemiddelaar: lln helpen bij het vinden van teksten die hen aanspreken
- Model: zelf aantonen dat je plezier hebt in lezen, laten merken dat het waardevol en fijn is ->
m.a.g. lln sneller gemotiveerd om zelf te lezen
Hoe ruimer en gevarieerder het boekenaanbod in de klas, hoe groter de kans dat lln een boek vinden
dat bij hen past.
3 categorieën, waarbij in toenemende mate een actievere rol van de lezer wordt gevraagd:
Lln begeleiden bij het maken van keuzes (rol van bemiddelaar) door o.a. boekpromotie.
Lln laten rondsnuffelen in de klasbib of gemeentelijke bib om voor zichzelf uit te maken welke boeken
ze leuk vinden.
Stappenplan of zelf voordoen hoe je een boek kiest (rol van model):
- Bekijk de cover
- Lees de achterflap
- Doorblader het boek
- Lees de eerste pagina
Geleide snuffelactiviteiten:
- Grabbeldoos: doos met aantal voorwerpen in, elk voorwerp verbonden met de inhoud van een
boek
Maakt lln nieuwsgierig en activeert het voorstellingsvermogen
- Boekendans: kring met op elke stoel een boek, lln op muziek laten rondgaan, einde muziek
lln kiezen een boek
- Boekenrestaurant: lln mogen van verschillende boeken ‘proeven’
- Mandjeslezen: mandjes vullen van eenzelfde genre, auteur, thema
- Boekenzoekerbingo - Boekenganzenspel
- Leeskwartet - Boekentrein
c) Boekenpraatjes
- Speeddate - Boekenmaatje
- Top 10 en tipklasboek - Boekintroductie
- Voorspellen - Matchmaker
- Hoofdpersoon zoekt boek - Teken de hoofdpersoon
- Auteurslezing
d) Voorlezen en vertellen
Lln kennis laten maken met verschillende tekstsoorten door voor te lezen of te vertellen.
Voorlezen voorleestas
Lkr moet lln systematisch tijd geven om te lezen -> (voor)leestijd in zijn lessenrooster moeten
opnemen. Leraar biedt helpende hand door:
- Leeskansen te bieden
- Optimale leesomstandigheden te creëren
- Een rolmodel te zijn
Voor vrij lezen of stillezen best een knusse leesplek in de klas. Goede leesplek voldoet aan volgende
criteria:
Wanneer ze aan hun eigen bank lezen -> kiezen in welke houding ze willen lezen.
Op sommige scholen: leeshut of leescaravan, waarin de lln mogen snuisteren en lezen tijdens de
middagpauze.
Naast vrij lezen op school, ook thuis lezen. Een boek tot thuis krijgen door voorleestas, boek uit
klasbib, boek uit openbare bib, kinderzwerfboek
a) Kwartiermakers
Vooruitgang wanneer lln dagelijks 15 minuten vrij lezen of stillezen -> woordenschat wordt uitgebreid
en kennis van de wereld wordt vergroot.
Leesvaardigheid stijgt proportioneel omdat ze meer leeskilometers afleggen, lln die veel lezen kunnen
ook sneller lezen (technisch lezen) en vlotter teksten in niet-talige vakken begrijpen (begrijpend
lezen).
- Start (5’): Leraar leest een stukje voor, brengt de klas in leessfeer en geeft een leesvraag mee
Nederlands 1: Algemene inleiding op het vak Nederlands
- Midden (20’): hardop lezen, stillezen, duolezen of tutorlezen, ook lkr leest
- Slot (10’): terugblik op de leesvraag, uitwisselen van ervaringen, boekpromotie en
zelfevaluatie
- Woordenbingo
Iedereen in de klas heeft een ander boek voor zich liggen. Geef een woord op dat de leerlingen in hun
verhaal zouden kunnen tegenkomen, bv. ‘boos’, fiets’, ‘geluk’ … Heeft iemand het woord gevonden,
dan roept hij ‘bingo’. Dat wordt zo vijf keer herhaald. De winnaar is diegene die als eerste de meeste
woorden heeft gevonden.
- Woordenstrijd
Geef de leerlingen de opdracht om tijdens het lezen op zoek te gaan naar het langste, het gekste of
vieste woord. Noteer alle vondsten op het bord. Samen met de klas maak je een top-3, waaruit de klas
het winnende woord kiest.
Boekgesprek
Verdiepend en verruimend gesprek over het gelezen verhaal, ingaan op verhaaltechnische aspecten
- Basisvragen
Bedoeld om gesprek over boeken op gang te brengen
Eenvoudige vragen die betrekking hebben op de eerste indruk
Vb. Wat is je opgevallen in dit verhaal? Wat vond je vreemd/verrassend/leuk?
- Algemene vragen
Vragen hebben te maken met verwachtingen, vergelijking met andere verhalen, beleving van
het verhaal
Nederlands 1: Algemene inleiding op het vak Nederlands
Vb. Wat voor verhaal dat je dat het zou zijn, toen je de titel las? Welke verhalen die je kent,
lijken op dit? Wat vind je het belangrijkste aan het boek? Waarom?
- Specifieke vragen
Specifieke kenmerken van het verhaal
Vb. Waar vindt het verhaal plaats? Wie vertelt het verhaal? Hoe weet je dat?
Literair gesprek = Iedereen in de klas heeft hetzelfde boek gelezen en er wordt op verschillende
momenten (NIET 1) over gepraat
Lln houden tijdens het lezen post-its bij waarop ze hun gedachten en gevoelens schrijven
3.8. DIFFERENTIATIE
Hoogbegaafdheid - Bolleboos
- Villa Alfabet
3.9. EVALUATIE
Via papieren leeslogboek of -portfolio lln stimuleren om boeken te lezen en ontwikkeling van het
leesgedrag van de leerling te observeren.
- Invullen van een fiche met de gegevens van het gelezen boek
- Geven van eigen mening over het boek of bepaald genre
- Leestips geven aan klasgenoten
- Muzische verwerking van het boek -…
C- LEESGRAFIEK OF LEESLAT
Om ervoor te zorgen dat lln voldoende afwisselen in genres, kan je op voorhand afspraken maken: vb.
Leesgedrag opvolgen door hen individueel een leesgrafiek te laten bijhouden, waarop ze voor elke
tekstsoort een ander kleurblokje gebruiken.
D- BOEKENTOPTIEN
= overzicht van de meest gelezen boeken van de klas in een bepaalde periode
Visueel bijhouden hoeveel elke leerling heeft gelezen. Leesmeter is een geschikt
middel om leesmotivatie van de lln te verbeteren, vooral voor lln met dyslexie. 1e graad: leeskaart
A- KINDERBOEKENPRIJZEN
B- BIBLIOTHEKEN
Voordelen:
- Het is een goede manier om de taal- en kennisbasis van je leerlingen uit te breiden.
- Het is een degelijke voorbereiding op begrijpend lezen, want zonder het te weten oefenen de
leerlingen dezelfde vaardigheden en strategieën. Zo doen leerlingen ervaring op met
tekstopbouw, leren ze hoofd- van bijzaken onderscheiden, leren ze inhouden voorspellen …
De enige verschillen met begrijpend lezen zijn dat alles mondeling gebeurt en dat je als
leerkracht meer begeleiding geeft.
• Voorleeswedstrijd
• Voorleesouders
Bij interactief voorlezen ben je als leerkracht altijd gebonden aan een geschreven tekst. Dat in
tegenstelling tot vertellen, waarbij je – los van een geschreven tekst – in eigen woorden een bestaand
of verzonnen verhaal brengt.
Wanneer is een interactief voorleesmoment geslaagd? Daarvoor moet er aan de volgende voorwaarden
worden voldaan:
Boek zoeken dat aansluit bij het leef of ontwikkelingsniveau + leef- en ervaringswereld
Haal leerlingen uit hun comfortzone rijke taal en leren iets bij op cognitief en socio-emotioneel
vlak
Als voorlezer moet je inzicht hebben in de verhaalelementen van het boek (= narratologie) thema,
boodschap, vertelperspectief, tijdsverloop, hoe opgebouwd, verhaallijnen
Een verhaal dat enkel uit beschrijvingen bestaat en weinig tot geen dialogen bevat, is saaier om voor te
lezen. Andersom heeft een verhaal dat enkel uit dialogen bestaat vaak te weinig diepgang. Een goed
evenwicht tussen dialogen en beschrijvingen is nodig.
Moment op moment waarop er geen tot weinig omgevingsgeluiden, routinematig, eventueel als
beloningsmoment
Inleiding – voor 1. Inleidende vragen (=voorkennis activieren, belangrijke woorden droppe) , bv.
het voorlezen Vraaggesprek (over thema/cover als geen verraad)
Voorwerpen (over thema)
Sfeerschepping (overthema): geluid, kledij
2. Voorstelling hoofdpersonage (met of zonder cover/1e prent)
Nederlands 1: Algemene inleiding op het vak Nederlands
3. Natuurlijke overgang naar 1e zin
Midden – INTERACTIEMOGELIJKHEDEN
tijdens het 1. Zinvole kijkprikkels (prenten)
voorlezen 2. Zinvolle open denkvragen die het verhaalbegrip bevorderen = begrijpend luisteren
geen ervaringsvragen: leiden tot lange persoonlijke verhalen
TAALSTEUN
Preteaching houdt in dat je het verhaal vooraf individueel met een leerling of in een klein groepje tot
maximum vier leerlingen bespreekt.
Psychologisch Gedichten zijn – net zoals verhalen – belangrijk voor de emotionele ontwikkeling.
e functie Kinderen verwerken hun ervaringen met de wereld.
Goed gedicht zorgt voor herkenbaarheid en sluit aan bij de leefwereld.
Creatieve Dagelijkse dingen waar je niet bij stil staat, krijgen een stem.
functie Kinderen leren ‘out of the box’ te denken en hun geest verrijken.
Taalfunctie In het figuurlijke taalgebruik van de dichter krijgen heel wat bekende woorden een
andere betekenis -> kan leiden tot nieuwe, onbestaande woorden.
Soms verschillende teksttypes in een gedicht -> lln leren andere typische
tekstelementen herkennen en ermee spelen
A- VERHALENDE GEDICHTEN:
- Vertonen stijlkenmerken die gelijklopen met narratieve teksten
- Zijn langer en bevatten een verhaalopbouw
- Directe rede, dialogen, personages
Acrosticho = naamgedicht = gedicht waarvan de eerste letters van iedere regel samen een
n eigennaam of woord vormen
Sonnet = metrisch gedicht dat uit 14 regels bestaat die op elkaar rijmen
Klassiek sonnet: eerste 2 strofen uit elk 4 regels (kwatrijnen), laatste 2 strofen
uit elk 3 regels (terzinen)
Rijmschema kan variëren, meest traditionele rijmschema: abba abba cdc dcd
D- EXPERIMENTELE DICHTVORMEN:
Gedichten waarbij de voorstelling van de inhoud erg belangrijk is = concrete poëzie = visuele poëzie =
het gedicht neemt de vorm aan van het onderwerp -> door met typografie te spelen, creërt de dichter
een beeld dat de betekenis van de woorden in het gedicht versterkt
E- NONSENSPOËZIE:
vragen oproepen, verrassende denkbeelden, onderliggende lagen die kinderen uitdagen tot denken
G- STRIPGEDICHTEN
H- RAADSELRIJM
= gedicht op rijm met een raadsel in dat je moet oplossen -> zetten kinderen op een speelse manier aan
het denken
Nederlands 1: Algemene inleiding op het vak Nederlands
I- STIFTGEDICHTEN:
= woorden en zinnen uit een kranten- of tijdschriftartikel schrappen, zodat de woorden die overblijven
samen een gedicht vormen
J- STAPELGEDICHTEN
K- VOORWERPGEDICHTEN
L- DIGITALE POËZIE
Dichters verwoorden gewone dingen op een bijzondere manier -> gebruik van beeldspraak, alliteraties
en andere stijlmiddelen. Gedichten wijken naar inhoud, vormgeving en taalgebruik nogal af van
andere literaire genres.
ANDERE INHOUD
Gedichten gaan over gedachten, stilstaan bij details, spelen met taal.
ANDERE VORMGEVING
Typografie of plaatsing van de tekst(regels) en woorden -> weinig regels op een pagina en de tekst is
omgeven door veel wit
Gedichten bestaan uit 1 of meerdere strofen = aantal versregels die visueel bij elkaar horen en samen
een gedachteneenheid vormen
Enjambement/doorloper = wanneer een versregel bewust wordt afgebroken op een plaats waar geen
vanzelfsprekende pauze is in de zin
A) VERRASSEND WOORDGEBRUIK
Dichter kan bepaalde woorden opschrijven zoals je ze uitspreekt, als fonetisch experiment -> nieuwe
woorden uitvinden of verrassende woordcombinatie maken
B) RIJM
Voorrijm = volrijm van 2 woorden die aan het begin van 2 opeenvolgende regels staan
Kettingrijm/overlooprijm = volrijm van het laatste woord van een versregel met het eerste woord van
de volgende versregel
D) HERHALING
Refrein = terugkerende strofe of terugkerende versregels aan het einde van een strofe
Herhaling tout court = woorden of woordgroepen worden herhaald, ze krijgen extra nadruk of
bijzonder effect
Parallellisme = grammaticale opbouw van een zin of van een zinsdeel wordt herhaald
E) BEELDSPRAAK
Vergelijking = iets of iemand vergelijken met iets of iemand anders door middel van het bindwoordje
‘als’ of ‘zoals’
Personificatie = lijkt op een metafoor, maar een object, dier of abstract begrip krijgt menselijke
eigenschappen
Technisch lezen is het kunnen decoderen van een tekst + geschreven taal omzetten in gesproken taal
- Leesplezier = leesbevordering
- Leestechniek = technisch lezen
- Leesbegrip = begrijpend lezen
Vlot kunnen lezen (technisch lezen) leidt tot meer leesplezier. Hoe meer leesplezier, hoe meer je zal
lezen, hoe beter je wordt in technisch lezen.
Kan door hardop verklanken (voorlezen), maar ook door het innerlijk verklanken (lezer verklankt
woorden en zinnen in het hoofd)
Vlot technisch lezen is een voorwaarde voor goed begrijpend lezen -> moet blijvend onderhouden
worden tot in de bovenbouw.
Technisch lezen start in het 1e leerjaar maar wordt verder geoefend tot in de bovenbouw
- Je leest pas technisch goed als je 200 tot 500 woorden per minuut leest
bereik je pas na 10 jaar leesinstructie en oefening
Voor het alfabet andere manieren om schriftelijke taal weer te geven -> a.d.h.v. tekeningen of
pictogrammen
Het schrift is ontstaan uit de behoefte om iets vast te leggen of te ‘tonen’ aan anderen over de grenzen
van de tijd heen.
1) Pictografische schrift
- 1 symbool = 1 ding/begrip/betekenis
- 1e primitieve schrift
- Ontstaan uit de behoefte om iets te ‘tonen’
- Niet veel communicatie mogelijk
2) Ideografische schrift
- 1 symbool = meerdere betekenissen
Vb. Chinees = 7 000 tekens
3) Syllabische schrift / lettergrepenschrift
- 1 teken = 1 klankgroep
- Combinatie van klankgroepen = woord
4) Fonologische (of alfabetische) schrift
- 1 klank (= foneem = wat je hoort) weergeven met één of twee letters (= grafeem = wat je kan
lezen)
Vb. westerse talen, Nederlands
Alfabet is afgeleid van de eerste 2 letter van het Griekse alfabet: alfa & bèta.
Probleem 2: eenzelfde foneem kan je soms door verschillende grafemen weergeven en omgekeerd
Lln worden in de kleuterklas voorbereid op technisch lezen, ze krijgen een rijk taalaanbod.
Voorleesboeken bevatten langere en moeilijkere woorden en zinnen.
1ste leerjaar: taal verarmd tot letters, letterclusters, eenlettergrepige woorden, eenvoudige zinnen en
tekststructuren.
- Als een kleuter letters in klei vormt, oefent hij zijn letterkennis, wat een voorbereiding is op
technisch lezen.
Nederlands 1: Algemene inleiding op het vak Nederlands
- Met een rijmoefening traint hij zijn fonologisch bewustzijn, wat opnieuw een voorbereiding is
op technisch lezen.
- Het samen praten over wat hij op de voorkant van een prentenboek ziet, is een voorbereiding
op begrijpend en op motiverend lezen.
Spellend lezen = elementaire leeshandeling = hakken en plakken = letter voor letter lezen =
basistechniek en bestaat uit volgende deelvaardigheden:
*Lln die moeite hebben met lezen, zijn minder vaardig in het auditief hakken en plakken van woorden.
Voor starten met lezen, moeten kinderen weten dat zinnen uit woorden bestaan en dat een woord
opgebouwd is uit afzonderlijke spraakklanken.
*Veel leerlingen die in het 1e leerjaar moeite hebben met lezen, zijn minder vaardig in het auditief
hakken en plakken van woorden losse klanken in woorden moeilijk kunnen onderscheiden
*Kleuters die in een geletterde omgeving opgroeien, hebben een voorsprong. Voorlezen thuis ->
relatie ontdekken tussen geschreven en gesproken taal
*Kleuter heeft ruime letterkennis -> kans groot dat het leren lezen probleemloos verloopt. Gemiddeld
kent een kleuter aan het einde van de 3e kleuterklas 10 – 15 letters.
Andere factoren die de ontwikkeling van geletterdheid negatief kunnen beïnvloeden, maar die een
minder sterke invloed hebben dan de 4 bovenstaande:
- Erfelijkheid en anderstaligheid
Analyse = hakken
Synthese = plakken
Visuele deelvaardigheden
Visuele discriminatie: kleine verschillen zien -> nodig om letters te herkennen WANT bij
aanvankelijk technisch lezen zijn er
Gelijkaardige drukletters: d / b / p
Gelijkaardige schrijfletters: u / uu / ui
Gelijkaardige woorden: uil – lui – uit – kuil – pui – ui – muil
Visuele analyse = opdelen van een geheel in stukken = woord opdelen in letters -> nodig om te weten
wat een letter is en wat niet, ‘hakken’
Visuele synthese = losse delen samenvoegen tot een geheel -> nodig om losse letters als een geheel te
lezen
Spatieel ordenen: links – rechts – boven – onder: vanaf 3e kleuterklas -> nodig voor leesrichting, het
bepalen van de letterpositie: welke letter staat er eerst? Welke als laatste?
Oogvolgbeweging = gelijkmatige beweging van de ogen -> nodig om de regel te kunnen volgen
tijdens het lezen WANT als je ogen met sprongen bewegen, zie je in de lagere school niet alle letters
in een woord of alle woorden in een zin
Nederlands 1: Algemene inleiding op het vak Nederlands
Leeslat of bijwijzen met de vinger: hiermee bewegen je ogen gerichter over de regel, waardoor
je sneller kan lezen.
Auditieve vaardigheden
Auditieve objectivatie: wat klinkt het langste: ‘reus’ of ‘kabouter’? -> nodig om woordbetekenis van
de woordvorm los te koppelen
Auditieve discriminatie = verschillen tussen klanken onderscheiden -> nodig om woorden die op
elkaar lijken te onderscheiden (Vb. /bos/ en /boos/, /hak/ en /haak/)
Auditieve analyse = woord opdelen in klankgrepen of klanken -> nodig om woorden in een zin te
onderscheiden en klanken in een woord
Auditieve synthese (tegenovergestelde visuele) = losse fonemen samenvoegen tot één uitgesproken
woord, ‘plakken’
Algemene vaardigheden
Sociaalvaardig zijn: samenwerken, afspraken respecteren, beurt afwachten, anderen niet storen
- Hij vraagt aan de leerling om een klank in een woord weg te laten, bv. “Wat is /krat/ zonder
/r/?”
- Hij laat de leerlingen klanken in een woord verwisselen, bv. “Wat krijg je als de eerste klank
in deze woorden verwisselt: /hoog/ en /laag/?”
Beste leesstrategie = lezen met behulp van de morfologische analyse leerling maakt gebruik van
zijn kennis van de woordopbouw, want de meeste meerlettergrepige woorden bestaan uit gekende
delen die een eigen betekenis hebben
Leesstrategie die vooral bij begrijpend lezen gebruikt wordt lezen met behulp van de context
- Spellende lezers lezen sommige woorden direct goed, maar vallen voor andere woorden nog
te veel terug op het letter per letter lezen of op het clusterlezen. Vaak komt dat omdat zij
bepaalde deelvaardigheden van het lezen nog niet beheersen (zie voorbereidend lezen en
aanvankelijk technisch lezen).
- Er zijn ook leerlingen die te snel afstappen van de elementaire leeshandeling en overschakelen
naar het herkennend lezen of het lezen met behulp van de context. Op grond van bepaalde
We weten zeker:
Leerlingen die in 1e leerjaar starten, zijn minder basisgeletterd dan in andere landen
ouders weinig taalstimulerende en vroege geletterdheidsactiviteiten ondernemen
Ouders moedigen hun kinderen thuis minder aan tot lezen
Mondelinge taalvaardigheid is de basis voor schriftelijke taalvaardigheid een derde spreek
de instructietaal thuis niet
Lezen vluchtiger door chatcultuur
Leesplezier gaat achteruit
Scholen stellen te lage doelen, roosteren te weinig tijd voor technisch lezen
POSITIEF leerkrachten geven meer leeshuiswerk mee naar huis dan vroeger
Verschillende manieren van technisch lezen: geïsoleerde lessen waarbij enkel gefocust wordt op 1
onderdeel van technisch lezen, geïntegreerde lessen waarin verschillende inhouden of
taalvaardigheden tegelijk worden toegepast.
Talige grondhouding: lln verschillen sterk van elkaar qua voorkennis, leefwereld, leesmotivatie, -
interesses en -niveau.
Lln aan wie voorgelezen wordt, hebben een voorsprong op leestechniek dan anderen die
minder in contact komen met boeken of een andere taal spreken dan Nederlands
Zinvol om op hun noden in te spelen, anderzijds ook essentieel om de lat voor iedereen hoog
te leggen.
Fouten maken mag! In een positieve sfeer. Lln krijgen voldoende kansen om hun leesfouten te
herstellen.
Contextrijk: een leerling die geïnteresseerd is in een onderwerp, kan een moeilijkere tekst of tekst
zonder AVI-niveau aan. Teksten zijn rijker van taal dan de AVI-boeken.
Technisch lezen en begrijpend lezen van eenzelfde tekst te combineren, zorgt voor een contextrijke
les. Net zoals combinatie van technisch lezen en spreektechniek.
Functioneel: technische leeslessen maak je functioneel door ze te laten aansluiten bij situaties uit het
dagelijkse leven. Vooraf aandacht besteden aan communicatieve situatie van de tekst (auteur,
illustrator, cover, …).
Aandacht voor impliciet en expliciet leren: goed technisch lezen -> lln nood aan expliciete, duidelijke
voorbeelden. Combineer expliciete lessen waarin de lkr duidelijke leesinstructies, kwalitatieve
begeleiding en feedback geeft, met geïntegreerde lessen, waarin dat impliciet gebeurt.
Ondersteuning: lln die moeilijkheden ervaren, moet je de nodige ondersteuning geven. Het EDI-model
toepassen in expliciete lessen, hierbij spelen modelleren en hardop denken een belangrijke rol.
Feedback kan je daaraan terugkoppelen.
(Inter)actief: lln in groepjes/duo’s lezen, zodat ze van elkaar lezen. Tijdens inoefenen van woordrijtjes
interactieve werkvormen toepassen om variatie te brengen en motivatie te verhogen.
Kansen tot reflectie: lln laten nadenken over hun leestechniek door formatieve feedback te geven.
Tijdens of na het lezen de lln een evaluatiefiche laten invullen.
= GEÏSOLEERDE LES
Wat is vlot en correct lezen? (8 stappen grondig automatiseren!!)
Goede - Beide voeten plat op de grond, rechte rug, afstand van 30cm
leeshouding
Nederlands 1: Algemene inleiding op het vak Nederlands
tussen ogen en blad, handen losjes op de bank liggen
- Transparante leeslat met lijn onder/boven de regel, bijwijzen met
de vinger
Letten op!
- Uitspraak + articulatie
- Klemtoon
- Intonatie
- Tempo
- Volume
- Inleving
Spreektechnische vaardigheden inoefenen via
tekstmarkeringen:
- Emoties aangeven met smileys
- Zegwoorden (= werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden die
aangeven hoe je iets moet zeggen) op voorhand onderstrepen of in
kleur zetten
- Belangrijke leestekens een kleur geven
- Leestempo aanduiden met symbolen
4.6.3. NIVEAULEZEN
= GEÏSOLEERDE LES
A- OORSPRONG
Niveaulezen = reactie op het klassikaal lezen/beurtlezen = dezelfde tekst voor iedereen
B- WAT IS AVI-NIVEAU?
AVI = Analyse van IndividualiseringsVormen -> indeling geeft aan welk niveau van technische
leesvaardigheid de leerling op een bepaald moment heeft bereikt
Conversietabellen waarmee je beide systemen kan omreken = van Cito = Centraal Instituut
voor ToetsOntwikkeling
Cito bepaalt welk technisch en begrijpend leesniveau een boek heeft. Officiële logo:
Uitgeverij Zwijsen eigen indeling om een boek naar moeilijkheidsgraad in te delen: de ‘Leeslat’, LAT
= Leeservaringsschaal, AVI-niveau, Thema
C- ORGANISATIE
Op schoolniveau (= klasdoorbrekend) of op klasniveau
Schoolniveau: alle lln op 1 vast moment voor de hele lagere school, lln van verschillende
leeftijden door elkaar, maar binnen een groepje hetzelfde leesniveau
Klasniveau: alle lln binnen de eigen klas verschillende niveaugroepjes: groepjes van telkens 4
lln: sterke, zwakke en gemiddelde lezers
In elke groep een leider (leerling/leesouder) aanwezig. Lkr begeleidt de zwakke lezers.
Taak leerling-leider: afspraken binnen de groep respecteren + in het oog houden dat elk groepslid
voldoende oefenkansen krijgt + tijdsbewaker
Tijdsverdeling lkr:
- Sterke lezers oefenen zelfstandig -> nagaan of ze effectief aan het lezen zijn
- Zwakke lezers krijgen meer begeleiding: 2/3 van de tijd
- Gemiddelde lezers: 1/3 van de tijd
Belangrijke afspraken:
Wees duidelijk wat er moet gebeuren als een leerling fout leest:
- ‘direct right’-methode voor zwakke lln die een fout lezen: de leerling leest een fout of wacht
bij een woord, lkr zegt het goede woord voor en de leerling herhaalt het
- ‘wacht-hint-prijs’-methode voor middelmatige en sterke lezers: lkr of leerling wacht bij een
fout tot het einde van de zin en geeft leerling de kans om zichzelf te verbeteren
Leerling fout zelf verbeterd: een compliment geven
Wanneer de leerling de fout niet zelf verbeterd: geef een hint: “Klinkt de zin zo goed?”, “Jij
leest x, klopt dat?” OF naar het begin van de zin teruggrijpen en de leerling zal het vervolg
automatisch aanvullen OF teruggaan naar het moeilijke woord
- Kleine onnauwkeurigheden die weinig aan de inhoud of de betekenis van het woord
veranderen, laten passeren.
- Een veilig leesklimaat creëren. Op voorhand afspraken maken hoe lln op elkaar moeten
reageren.
Bijwijzen gebeurt op een verantwoorde manier: met een transparant blaadje, zodat het vervolg van de
tekst zichtbaar is.
Veel verschillende leesniveaus in een klas -> nodig om naast h min et gewone, gevarieerde
boekaanbod ook voldoende AVI-boeken te voorzien: minstens 12 per leesniveau
D- FREQUENTIE
Starten met niveaulezen na ongeveer 3 maanden aanvankelijk leesonderwijs
F- MOGELIJKE OPLOSSINGEN:
- Heterogene (=gemende groepen) én homogene (=gelijkaardige groepen) leesgroepjes
- Duolezen
- 1 AVI-niveau hoger laten lezen
- Ook aandacht besteden aan inhoud
- Zelf teksten laten kiezen, Tijgerlezen
- Duidelijke instructies & feedback
- Varieer in werkvormen
4.6.4. SAMENLEZEN
= GEÏSOLEERDE LES
Voordelen tutorlezen:
Voor de tutee:
- Kan meteen aan de slag met zijn privéleraar en is voortdurend actief bezig. Dit kan leiden tot
verbetering van de leesprestaties.
- Taalzwakke lln krijgen extra oefenkansen aangeboden.
- Taalzwakke lln oefenen niet alleen technisch leze, maar breiden ook hun woordenschat uit en
ontwikkel hun mondelinge taalvaardigheden.
- Leesklimaat is veiliger, aangezien de tutor er is om hem te helpen en om hem terecht te
wijzen. Zelfvertrouwen van de tutee zal toenemen, waardoor hij een positief zelfbeeld
ontwikkeld.
Voor de tutor:
- Scherpt zijn communicatieve vaardigheden aan via de begeleidende vragen die hij stelt.
Nederlands 1: Algemene inleiding op het vak Nederlands
- Ontwikkelen een positievere leeshouding.
- Leren verantwoordelijkheid dragen voor jongere lln, tonen groei in geduld en
hulpvaardigheid.
- Tutoren met gedragsproblemen leren zich in te leven in een jonger kind. Beste kant komt naar
voren.
B- DUOLEZEN
= andere vorm van samenlezen
Duolezen = Lezen in duo’s, waarbij ze om de beurt hardop lezen, terwijl de andere meeleest.
C- OUDERLEZEN
= vorm van samenlezen
D- THEATERLEZEN OF TONEELLEZEN
Theaterlezen = Groepje lln lezen samen een theatertekst hardop voor, zonder decor en attributen te
gebruiken.
- Lln nemen de rol van een personage op zich en leven zich in.
- Goede oefening in vloeiend lezen, zowel leesbegrip als spreektechnische vaardigheden
- Bevordert het leesplezier
E- LEESPARCOURS
- Verschillende teksttypes die verbonden zijn met diverse, korte leesopdrachten in duo
- Je werkt aan technisch lezen, begrijpend lezen en leesbevordering
- Werken met een planbord of moetjes- en magjesrooster, waarop lln zelf aanduiden welke
opdracht ze al gedaan hebben.
NIET WEL
Naast niveau- en samenlezen is het ook belangrijk om op geregelde tijdstippen teksten in de klas aan
te bieden voor het trainen van de leesvaardigheid.
- Geen tekst van verschillend AVI-niveau maar wel verschillende begeleiding. Differentiatie
gebeurt op vlak van begeleiding en instructie.
- Zwakke lezers worden uitgedaagd om dezelfde doelen te behalen als de sterke lezers. De
zwakke lezers krijgen tijdens de verlengde instructie voldoende tussenstappen.
STARTFASE
Mogelijkheid 1
- Zwakke lezers
- Gemiddelde lezers
- Sterke lezers
Manier
6. Klassikale evaluatie/reflectie
A- GEÏNTEGREERDE LESSEN
Geïsoleerde lessen technisch lezen: voor de aanbreng en het automatiseren van de leerstof via
ondersteunende oefeningen en expliciete lessen technisch lezen
Geïntegreerde lessen technisch lezen: technisch lezen koppelen aan andere taaldomeinen en/of
leergebieden
Voorbeelden:
- Radio- of televisielezen
o Groepje doet alsof ze radio- of nieuwslezer zijn door het nieuws van de dag te
brengen.
o Nadruk ligt op vloeiend lezen. Na het voorlezen laten de nieuwslezer een aantal
vragen/stelling op het publiek los.
o Lln (nieuwslezers) werken aan begrijpend lezen, vloeiend lezen en spreken.
o Publiek werkt aan begrijpend luisteren en spreken.
- Voorleestassen
- Voorlezen in de kerk of in een rusthuis
- Forumlezen
o Groepje lln bereidt een tekst voor die ze vervolgens aan de rest van de klas vloeiend
zullen voorlezen.
o Lln oefenen op tekstbegrip, begrijpend lezen, vloeiend lezen en spreektechniek.
B- FUNCTIONELE VOORLEESSITUATIES
Functionele voorleessituatie (voorlezen heeft een natuurlijke functie) aanbieden, is voor de lln veel
betekenisvoller en motiverender dan een geïsoleerde les (lezen om te lezen). Functioneel leesdoel sluit
aan bij situatie uit het dagelijkse leven.
Voorbeelden:
Oorzaak dalend niveau technisch lezen: gebrek aan kwalitatieve instructie en feedback
Negatief voorbeeld werkt alleen als de lln al weten op welke manier ze een tekst moeten lezen,
anders kan dat verwarring scheppen.
4.8. DIFFERENTIATIE
4.8.1. RISICOLEERLINGEN
Niet alle kinderen zijn klaar om op hun 6 jaar te beginnen leren lezen.
Kinderen die in het begin van het jaar/midden van het jaar/einde van het jaar geboren zijn stellen we
een verschil in ontwikkeling vast.
Bij volwassenen maakt een leeftijdsverschil van 1 jaar niet veel uit.
Bij kinderen is dit anders!
De snelheid waarmee een kind zich ontwikkelt is bepalend. Het ene kind zal zich sneller ontwikkelen
dan zijn leeftijdsgenoten.
4.8.2. AANPAK
Leren lezen wordt best methodisch aangeleerd. Lezen is geen natuurlijk proces (cultuur), zoals bij
spreken het geval is (natuur). Wanneer men te lang wacht om taalzwakkere lln te leren lezen, hen
zelfontdekkend aan de slag laat gaan en eerder als coach optreedt, dat wordt hun achterstand alleen
maar groter.
- Kwispellezen
Lln thuis hardop laten voorlezen aan hun hond, zou leesmotivatie bij taalzwakke lln verhogen.
Kan ook met digitale hond, thuis of in de klas
- Tijgerlezen
Boeken zonder AVI-niveau voor beginnende lezers die rijke taal bevatten
Doel: leesplezier
Aangepaste lesdoelen
- Plusboekenlijn - Tijgerlezen
- Woordpuzzels, gedichten, griffelboeken, boeken van thuis
- Zelf boeken opzoeken voor in de klasbib en laten voorstellen aan de klas
- Aangepaste opdrachten waarbij de lezer moet nadenken over wat hij gelezen heeft, vb. vervolg
schrijven, kaart tekenen van de omgeving waarin het verhaal zich afspeelt, …
- Creatief schrijven, ICT-opdracht, spellingopdracht
- Reflecteren over woordgebruik, personages en emoties
4.9. EVALUATIE
Leesmeter en leeslogboek: opvolgen hoeveel leeskilometers een leerling aflegt, hoeveel boeken hij
leest en welke genres hij interessant vindt
Lln toetsen via speciale toetsen technisch lezen zodat ze in de juiste AVI-leesgroep terecht komen.
Hierna de leesboeken daarop afstemmen. Wanneer lln voldoende leestechnische vorderingen maken,
mogen ze overstappen naar een volgend niveaugroepje.
Lln krijgen een reeks afbeeldingen te zien, waarnaast telkens 5 woorden staan die op leestechnisch
vlak sterk op elkaar lijken: grondwoord – juiste woord – 4 afleiders. Lln moeten het juiste woord
aankruisen.
Lln krijgen een lange test, waarin zij op bepaalde plaatsen een keuze moeten maken tussen 3
onderstreepte woorden: grondwoord – juiste woord – 2 afleiders. De woorden lijken leestechnisch
sterk op elkaar.
Lln die laag scoren op de testen hierboven, moeten vervolgens getest worden met de DMT en de AVI-
kaarten. Hierbij moeten de lln wel individueel en hardop lezen. Niet meer om het AVI-niveau te
bepalen, maar om te achterhalen welk fouten een leerling precies maakt, zodat men een juiste diagnose
kan stellen over het leesgedrag.
- Wel hardop!!
DMT of Drie-Minuten-Toets
- Tekstvragen beantwoorden
- Denkvaardigheden om de tekstvragen te beantwoorden
- Verbanden leggen = interpreteren van de tekst
Resultaten PIRLS 2017: lln hebben op dit moment een halfjaar langer nodig om hetzelfde niveau van
tekstbegrip te halen dan 10 jaar geleden
Lln die goed scoren op begrijpend lezen op papier, scoren beter op digitale geletterdheid.
Mogelijke oorzaken:
Functionele geletterdheid = lln worden vaardiger in het lezen van zakelijke (non-fictionele) teksten die
zij in het dagelijkse leven tegenkomen
Culturele geletterdheid = lln worden vaardiger in het begrijpen en interpreteren van fictionele of
creatieve teksten, vb. verhaal, gedicht, prentenboek, …
Bij beide eindtermen: lln krijgen teksten die ‘voor henzelf bestemd’ zijn = op hun maat
geschreven of ingesproken
Verwerkingsniveau bepaalt wat de leerling met een tekst moet doen. Voor begrijpend lezen 3 niveaus
in stijgende moeilijkheidsgraad:
Lln die langzaam of onnauwkeurig lezen, begrijpen de tekst vraagt energie en concentratie
Lln die op technisch lezen uitvallen, hebben meer moeite om Lln die negatief staan tegenover school,
Niet Wel
Strategie = doelbewuste manier van lezen, weloverwogen aanpak die een leerling gericht inzet om zijn
leesdoel te bereiken
Vaardigheden = deelhandelingen, waarvan een lezer zich niet altijd bewust is = automatische
handelingen die tot snel, efficiënt en vloeiend tekstbegrip leiden
Leesdoel: meer te weten komen over het onderwerp, hoofdgedachte en inhoud van de tekst
De tekst zin voor zin lezen, soms zaken onderstrepen, nummeren, woorden in de kantlijn
noteren.
Inhoud volledig lezen, verbanden tussen alinea’s leggen, hoofd- en bijzaken onderscheiden,
signaalwoorden
Verlengde van intensief lezen, met als verschil dat de tekst herhaaldelijk wordt gelezen
Verbanden leggen met wat je al weet
Schema’s/samenvattingen maken met gebruik van sleutel- en signaalwoorden
Nederlands 1: Algemene inleiding op het vak Nederlands
5.5.6. KRITISCH LEZEN
Leesdoel: eigen mening over de tekst vormen
- Leesdoel bepalen
- Tekstsoort en teksttype herkennen - Tekstdoel vaststellen
- Relaties buiten de tekst leggen - Relaties in de tekst leggen
- Structuur van de tekst herkennen
- Betekenis van woord(groep)en bepalen
- Belangrijkste van (een deel van) de tekst bepalen - Tekst beoordelen
Deelvaardigheid = wat je moet kunnen
Oplossingsstrategie = hoe je dat doet -> sluit aan bij wat lln al weten en wat ze nodig hebben
Voor het lezen: leesdoel bepalen vb. filmrecensie lezen om te bepalen of je de film wilt zien of niet,
recept lezen om gerecht klaar te maken, verhaal lezen om te ontspannen, …
Op school
- Schoole situatie dus lezen is kunstmatig, doel wordt door de leerkracht bepaald =
structuurgerichte aanpak
- Functionele situatie creëren (cognitieve leesdoelen, leesdoelen gericht op bruibaarheid) =
taakgerichte aanpak
Meningteksten = = wanneer de auteur in een zakelijke tekst niet alleen verslag doet over de
beschouwende teksten werkelijkheid, maar vooral zijn mening geeft, werkelijkheid interpreteert
en waardeoordelen erover uitspreekt
Schrijver wil lezer aan het denken zetten, voor- en nadelen geven,
lezer eigen mening laten vormen
Teksttypes: boekbesprekingen, recensies, blogs, interviews,
reportages, …
Actieteksten = = zakelijke tekst waarin de schrijver wil dat de lezer zijn opvatting
persuasieve teksten volledig overneemt en waarin hij geen ruimte laat voor eigen inbreng
Doeteksten = = wanneer een schrijver in een zakelijke tekst de handelingen van de lezer
directieve teksten wil sturen
Tonen hoe iets moet gebeuren, leggen uit wat je moet doen,
schrijver wil lezer helpen bij het uitvoeren van een neutrale taak
Teksttypes: recepten, bijsluiters, pictogrammen, spelregels,
kattebelletjes, …
- Structuur van de tekst sneller doorzien -> gerichter naar informatie zoeken en leesstrategie
daarop afstellen
- Kunnen tekst beter beoordelen.
Doel is niet automatisch gekoppeld aan een vaste tekstsoort of vast teksttype. Schrijvers kunnen de
bedoeling hebben om te overtuigen, tekstuele kenmerken meegeven van een verhalende tekst of tekst
die louter informeert om de lezer te informeren.
Geoefende lezer kan bedoeling van auteur achterhalen a.d.h.v. signalen in de tekst:
Drukken verwijsrelaties uit: zorgen ervoor dat de schrijver niet steeds hetzelfde woord moet
herhalen
Vb. persoonlijke, aanwijzende, voornaamwoordelijke, bezittelijke voornaamwoorden
Signaalwoorden of structuurwoorden of verbindingswoorden: geven aan hoe de lezer een volgend
tekstdeel moet lezen
Nederlands 1: Algemene inleiding op het vak Nederlands
VERBAND SIGNAALWOORDEN
Tijdsrelatie Voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger, later
Opsommende relatie En, ook, ten eerste, vervolgens, ten slotte, verder, daarnaast, bovendien,
…
Tegengestelde relatie Maar, echter, hoewel, toch, daarentegen, staat tegenover, niettemin,
desondanks, integendeel, ofschoon
Vergelijkende relatie Zoals, zo, evenals, in vergelijking met, overeenkomstig
Oorzaak-gevolgrelatie Door, doordat, waardoor, te danken aan, zodoende, zodat
Doel-middelrelatie Om te, daarmee, waarmee, opdat, door middel van, daartoe
Toelichtende relatie Bijvoorbeeld, een voorbeeld van, zo, zoals, ter illustratie, onder andere,
dat wil zeggen
Redengevende relatie Want, omdat, daarom, vanwege, immers, namelijk, op grond van, om die
reden, aangezien
Voorwaardelijke relatie Als, wanneer, mits, tenzij, in (voor) het geval dat, aangenomen dat
Concluderende relatie Samengevat, kortom, dus, al met al, vandaar dat, hieruit volgt, anders
gezegd, ofwel, zoals gezegd
Leestekens: aangeven of een bepaalde zin als vraag, mededeling of uitroep mag interpreteren
Niet alle lln even vaardig in het zien van verbanden tussen zinnen: afhankelijk van grammaticale
kennis, redeneervermogen
Manier waarop een tekst is geschreven, kan het proces vergemakkelijken of bemoeilijken:
Macrostructuur = skelet van een tekst, herkenbaar via structuuraanduiders, zoals tussenkopjes en
signaalwoorden (structuurwoorden).
Volgende tekststructuren:
Maatregelstructuur:
- Wat is de maatregel?
- Waarom werd hij ingevoerd?
- Hoe wordt hij ingevoerd?
- Welk doel heeft hij?
Functioneel: leeslessen functioneel maken door ze te laten aansluiten bij situaties uit het dagelijkse
leven, lln authentiek leesdoel geven, vooraf aandacht aan de communicatieve situatie van de tekst
(Wie is de auteur? Wat is de bedoeling van de schrijver?)
Impliciet en expliciet leren: lln nood aan expliciete duidelijke voorbeelden, duidelijke leesinstructies,
kwalitatieve begeleiding, feedback geven
Nederlands 1: Algemene inleiding op het vak Nederlands
Ondersteuning: EDI-model1 toepassen in de expliciete lessen, modelleren en hardop denken, feedback
daaraan terugkoppelen
Interactief: lln in groepjes/in duo’s laten lezen zodat ze van elkaar leren.
Reflectie: belangrijker om te zien hoe dat de lln tot een antwoord zijn gekomen, reflecteren over het
lees- en denkproces
Vijf sleutels:
Voor het - Voorkennis activeren (relaties leggen buiten de tekst: wat weten ze al?)
lezen - Leesdoel vermelden, leesstrategie aangeven
- Communicatieve achtergrond achterhalen (tekstsoort herkennen)
- Woordhulp aangeven (aanpak moeilijke woorden verduidelijken)
Tijdens het - Het thema van (een deel van) de tekst bepalen
lezen Sleutelwoorden en kernzinnen aanduiden
Tussentijds samenvatten
Voorspellen
- Aandacht voor structuur
Samenhang van de tekst begrijpen
Signaal- en verwijswoorden
1
EDI = expliciete directe instructie
Nederlands 1: Algemene inleiding op het vak Nederlands
- Voorkennis inzetten en blijven activeren
- Aandacht voor proces: lln bewust maken van lees- en
oplossingsstrategieën
Na het lezen - Beoordelen van tekst
- Beoordelen leesresultaat
- Essentie samenvatten
1) Actief lezen
2) Sleutelschema maken/invullen of schrijfopdracht uitvoeren
3) Opdracht maken rondom een andere tekstsoort of woordenschat
Cognitieve strategieën die uit onderzoek bewezen zijn:
- Voorspellen
- Vragen stellen
- Visualiseren
- Verbinden
- Samenvatten
Functionele leessituaties:
- Nieuwslezen - Klasquiz
- Forumlezen - Dierenfiche
- Gids - Lezersbrieven
- Radio- of televisielezen - Quiz
- Moppenfestival
- CORI-lezen2: begrijpend lezen gekoppeld aan een wetenschappelijk thema gedurende 6
weken, lln kiezen een onderwerp, na 6w een presentatie
- DENK!: vertrekken vanuit een thema en gekoppeld aan andere vakken, 6 à 8 weken, lln lezen
verplicht 2 boeken en aanvullende teksten
Thema hoeft niet wetenschappelijk te zijn.
Lln mogen non-fictie en fictieboeken lezen.
Sommige teksten worden gezamenlijk door de klas gelezen (leerkrachtgestuurd).
Klassikale momenten met strategie-instructie (leerkrachtgestuurd)
= combinatie van technisch lezen, begrijpend lezen, luisteren, spreken, schrijven
2
CORI = Concept Oriented Reading Instruction
Nederlands 1: Algemene inleiding op het vak Nederlands
5.8. LEERLIJN BEGRIJPEND LEZEN
5.11. DIFFERENTIATIE
Anderstalige nieuwkomers
Gemakkelijker stripvorm en/of gebruik van moedertaal door te verwijzen naar bepaalde
woorden
Zwakke lezers, dyslexielezers
- Preteaching: tekst vooraf opgeven zodat de lln hem rustig op eigen tempo kunnen lezen
- Eenvoudigere teksten: (met nieuwsbegrip) zwakkere lezers een B-tekst i.p.v. C-tekst of A-
tekst
- Inkorten: lln een tekstdeel geven en niet de volledige tekst om te lezen
- Verlengde instructie: zwakkere lezers in groep bij de lkr, lkr hardop voorlezen en tussendoor
vragen stellen
- Mondeling verwoorden: lln geven hun antwoord mondeling
- RALFI-lezen: dezelfde tekst verschillende keren opnieuw lezen, telkens met ander leesdoel
Sterke lezers
5.12. EVALUATIE