You are on page 1of 18

Taal in de 21e eeuw

Taal is de hele dag door aanwezig in het leven van lagereschoolkinderen. Zowel binnen als
buiten school.

Taal is een belangrijke sleutelcompetentie.

Taal heeft vele functies in de school en in de samenleving:


- Conceptualiserende functie: door zaken te benoemen, dingen te ordenen krijgt hij
meer grip op de wereld
- Communicatieve functie: betekenis geven aan de werkelijkheid en verbondenheid
creëren
- Expressieve functie: taal is een middel om uitdrukking te geven aan persoonlijke
emoties
- Sociale functie: taal is een belangrijke uiting van de sociale groep waartoe je behoort
of wilt behoren

Taalcompetentie is het geheel van talige kennis, vaardigheden en attitudes die nodig zijn om
geschreven, gesproken en multimodale teksten te begrijpen, te evalueren en te gebruiken
zodat:

1. Volwaardige deelname aan de samenleving mogelijk wordt


2. De eigen doelen gerealiseerd kunnen worden
3. De eigen kennis en mogelijkheden levenslang en duurzaam kunnen worden
ontwikkeld

Kennis, vaardigheden en attitudes


- Taalkennis verwijst naar wat iemand bewust en onbewust weet over allerlei aspecten
van taal, taalgebruik en taalsysteem
- Taalvaardig zijn betekent in staat zijn om talige handelingen uit te voeren.
- Beide attitudes zeggen iets over de houding, emotie en motivatie ten aanzien van
taal en eigen taalcompetentie

Taalonderwijs in de 21e eeuw


Leren van, in en over taal
- Leren van taal:
o We willen dat alle leerlingen voldoende taalvaardig zijn
o Kinderen leren taal door met taal bezig te zijn en door taal te gebruiken

- Leren in taal:
o We gebruiken taal als een middel om andere dingen te leren.
o Tijdens leermomenten worden we steeds beter in taal

- Leren over taal:

1
o We zoomen in op specifieke talige doelen
o De taalles speelt een belangrijke rol

Krachtig taalonderwijs, de hele dag: zeven principes


Taalkrachtig onderwijs ….
1. Stimuleert een positieve talige grondhouding
2. Is functioneel
3. Is contextrijk
4. Is (inter)actief
5. Geeft ondersteuning
6. Heeft aandacht voor impliciet en expliciet leren
7. Biedt kansen tot reflexen

Principe 1: taalkrachtig onderwijs stimuleert een


positieve talige grondhouding
Vormt een belangrijk fundament voor alle volgende principes. Taalontwikkeling stimuleren
betekent dat je rekening moet houden met de motivatie van leerlingen en met andere
sociaal emotionele factoren.
Je creëert een omgeving waarin de leerlingen een positieve talige grondhouding kunnen
aankweken.

defenitie Een talige grondhouding is een samenspel van veilige taaloefenkansen


creëeren, het talige reportoire van leerlingen omarmen en hoge
verwachtingen koesteren ten opzichte van hun taalleerpotentieel
Kijkwijzer - Moedig je leerlingen aan om te experimenteren met taal? Weten
ze dat ze fouten mogen maken?
- Vertonen de leerlingen voldoende spreek- en schrijfdurf?
- Geef je thuistalen en -culturen een plaats in de klas ?
- Geloof je in het taalleerpotentieel van alle leerlingen? Toon je dat
door je leerlingen talig uit te dagen?

2
Principe 2: taalkrachtig onderwijs is contextrijk
Een groot deel van ons onderwijs bestaat erin nieuwe taal betekenis te geven, om zo kennis
op te doen over de concrete en abstracte wereld. Leerlingen moeten immers schooltaal
leren.

Defenitie Contextrijk biedt veel en rijk taalaanbod en verbindt dat met de


interesses en de leefwereld van de leerlingen, en met hun eerder
opgedane erveringen en kennis. Zo kan taal verworven worden. Context
geeft betekenis aan het leerproces van leerlingen en werkt motiverend
Kijkwijzer - Kies je taken en/of pas je ze aan op basis van input en interesses
van de leerlingen?
- Roep je voorkennis op? Verbind je nieuwe kennis aan eerdere
kennis en ervaringen?
- Zorg je voor een voldoende rijk (taal)aanbod, dat je begrijpelijk
maakt door parafrasering en visuele ondersteuning?

Principe 3: taalkrachtig onderwijs is functioneel


We gebruiken taal in het dagelijkse leven om allerlei doelen te bereiken. Taal functioneel
inzetten om verschillende doelen te bereiken is ook voor leerlingen de voornaamste reden
en motivatie om taal te gebruiken.

Defenitie Taalkrachtig onderwijs wordt functioneel als leerlingen taal gebruiken om


allerleu voor hun betekenisvolle doelen te kunnen bereiken
Kijwijzer - Leiden je lessen tot een concreet eindresultaat?
- Werken de leerlingen aan een voor hen relevant en interessant
doel?
- Is er een kloof tussen het niveau waarop de leerlingen nu
functioneren en het niveau van de opdrachten?

3
Principe 4: taalkrachtig onderwijs is (inter)actief
Om taal te verwerven moeten we zoveel mogelijk kansen krijgen om taal actief te gebruiken
we moeten veel mondeling en schriftelijk taalaanbod krijgen, daar veel op kunnen reageren
en regelmatig feedback krijgen op onze eigen taaluitingen, en dat liefst in verschillende
contexten en momenten.

Defenitie Onderwijs wordt (inter)actief als leerlingen veel van elkaar kunnen leren,
kwaliteitsvolle input en feedback van de leraar krijgen en de kans hebben
om actief te leren.
Kijkwijzer - Zorg je dat je tijd en ruimte hebt om in interactie te gaan met
leerlingen? Geef je voldoende input tijdens interacties met
leerlingen?
- Stel je veel open vragen, denkvragen en opinievragen?
- Lokken je lessen interactie tussen leerlingen uit?
- Is er een variatie aan werkvormen die leiden tot actief en
samenwerkend leren?

Principe 5: taalkrachtig onderwijs geeft ondersteuning


Ondersteuning bieden kun je doen door feedback te geven op de taaluitingen van leerlingen.
Uit onderzoek blijkt dat feedback een erf effectief ondersteuningsmiddel is.

Defenitie Een krachtige ondersteuning is een combinatie van feedback, feed-up,


feedforward en differentiërende keuzes die je maakt, om ervoor te zorgen
dat leerlingen de kloof kunnen overbruggen tussen wat ze wél kennen en
kunnen, en wat nog niet. Ondersteuning kan zowel individueel als
klassikaal gegeven worden.
Kijkwijzer - Geef je voldoende feedback op taaluitingen tijdens betekenisvoolle
activiteiten? Combineer je daarbij feedback, feed-up en
feedforward om het leerproces van leerlingen voort te stuwen?
- Differentieer je, zodat leerlingen de kloof kunnen overbruggen
tussen het niveau waarop ze nu functioneren en het niveau van de
opdracht?
- Zorg je tijdens het taalleerproces voor zowel individuele als
klassikale ondersteuning?

4
Principe 6: taalkrachtig onderwijs heeft aandacht voor
impliciet en expliciet leren
Als we het hebben over de ontwikkeling van taalcompetentie in ruimere zin, is er expliciete
ondersteuning nodig om van leerlingen betere taalgebruikers te maken. Impliciet leren
houdt in dat een nieuwe taal onbewust opgepikt wordt.

Defenitie Impliciet leren betekent dat leerlingen in contextrijke situaties


functionele en (inter)actieve opdrachten krijgen, waardoor ze
onbewust taal oppikken. Expliciet leren is bewust inzoomen op talige
aspecten, zoals schooltaalwoorden. Taalkrachtig onderwijs bestaat uit
een samenspel van impliciet en expliciet leren.
Kijkwijzer - Besteed je tijdens contextrijke, functionele activiteiten expliciet
aandacht aan strategieën en vormelijke aspecten van taal?
- Maak je ruimte voor betekenisonderhandeling met de
leerlingen en tussen de leerlingen onderling?
- Model je? Doe je -hardop denkend- aan de leerlingen voor hoe
ze strategieën kunnen toepassen tijdens een (talige) opdracht?
- Krijgen leerlingen meerdere kansen om nieuwe taal op te
pikken? Werk je, met andere woorden, voldoende cyclisch in de
loop van het schooljaar?

Principe 7: taalkrachtig onderwijs biedt kansen tot


reflectie
Door te reflecteren werk je expliciet aan de taalcompetentie van de leerlingen, door na te
denken over het proces dat ze doorlopen, over hun eindproduct, maar ook over hun
individuele vooruitgang.

Defenitie Als onderwijs kansen tot reflectie biedt, is er een goede afwisseling tussen
nieuwe zaken leren en nadenken over wat er geleerd wordt. Die reflectie
stimuleery het leerproces.
Kijkwijzer - Maak je voldoende ruimte om samen met de leerlingen te
reflecteren over product en proces?
- Weten de leerlingen wat ze aan het leren zijn en zijn ze zich daarvan
bewust tijdens de lessen?

5
Leesvaardigheid
Wat is lezen?
Techniek, begrip en motivatie

Technisch lezen is leren decoderen: een woord onmiddellijk herkennen en de betekenis


oproepen in het geheugen.

Bij begrijpend lezen wordt niet alleen betekenis toegekend op woord-, maar ook op
tekstniveau: de lezer probeert de boodschap van de takst te achterhalen.

Leesmotivatie is daarbij een cruciale factor. Lezen vraagt grote inspanningen van leerlingen.
Als ze niet gemotiveerd zijn om te lezen, of er geen plezier of voldoening bij ervaren, zullen
ze nooit échte lezers worden.

Bovenstaande aspecten mogen niet van elkaar gescheiden worden in het leerproces.

Het leesproces
Lezen is een complex proces waarbij de lezer (ontvanger) een boodschap van een schrijver
(zender) ontcijfert in een schriftelijke code werd verpakt.

De lezer

Factoren die een invloed hebben op de mate waarin kinderen een tekst begrijpend kunnen
lezen:
- Meer of minder taalvaardig
- Meer of minder kennis over het onderwerp
- Meer of minder gemotiveerd
- Verschillende interesses

Begrijpend lezen is denken terwijl je leest, en zo een betekenis toekennen aan een tekst.

Denkactiviteiten

Wanneer we lezen, doen we niet alleen een beroep op onze kennis en vaardigheden, maar
gebruiken we ook verschillende mentale processen, die met elkaar verweven zijn.
De lezer moet actief met een tekst aan de slag gaan om hem te kunnen begrijpen.

De tekst

Sommige teksten hebben een heel overzichtelijke structuur en vormgeving en


tekstvarbanden. Andere zijn dan weer veel ontoegankelijker, en stellen meer eisen aan de
lezer.

6
De socioculturele context

Hier situeren de lezen, de tekst en de denkactiviteiten zich. Als kinderen opgroeien in een
geletterde thuisomgeving, helpt hen dat om betere lezers te worden.

Waarom inzetten op lezen


Lezen is een cruciale vaardigheid voor onderwijssucces, maatschappelijke participatie en
levenslang leren. Een goede leesvaardigheid is een cruciale voorwaarde voor schoolsucces.

Lezen komt de cognitive en sociaal- emotionele ontwikkeling ten goede. Het is een ideale
oefening om het denkvermogen aan te scherpen.

Hoe leren leerlingen lezen?


Houd rekening met de beginsituatie

De start van de lagere school


In de kleuterschool krijgt de ontluikende geletterdheid van kinderen veel aandacht.

De start van de activiteit


Taalleerders in het algemeen, en lezers in het bijzonder, verschillen sterk van elkaar, en
komen dus ook verschillend aan de start van een (lees)activiteit.
Wil je daarop inspelen, dan moet je de leesactiviteit maximaal afstammen op hun noden,
maar ook op hun interesses, leefwereld en voorkennis.

Elke les maakt een groter deel uit van een groter geheel van lessen waarin eenzelfde
leerinhoud wordt behandeld. Bij leesonderwijs verloopt die leerlijn cyclisch. Je moet
bovendien ook streve, naar een toenemende mate van zelfstandigheid en flexibiliteit
wanneer ze leestrategieën inzetten.

Vertrek vanuit doelen

Het uiteindelijke doel van leesonderwijs is dat lezers verschillende soorten teksten graag,
vlot en met begrip lezen. Leesonderwijs bestaat uit drie belangrijke, met elkaar verweven
pijlers: leestechniek aanbrengen en automatiseren, leesbegrip stimuleren en ontwikkelen en
autonome leesmotivatie aanwakkeren.

Het is belangrijk erop te wijzen dat ze afhankelijk van wat ze lezen een ander doel hebben,
en bijgevolg ook op een verschillende manier met een tekst aan de slag moeten gaan.

Kies voor een doordachte leesdidactiek

Recent wetenschappelijk onderzoek heeft vijf sleutels voor een krachtige leesdidactiek
geformuleerd.

7
1. Functionaliteit: werk met uitdagende en betekenisvolle teksten en opdrachten
2. Interactie: zorg ervoor dat je leerlingen de tekst actief verwerken door in interactie te
gaan, zowel met elkaar als met de leraar
3. Strategie-instructie: leer de leerlingen strategieën aan die ze kunnen inzetten om hun
begrip te ondersteunen, te monitoren of te herstellen
4. Leesmotivatie: bevorder de leesmotivatie en het leesplezier van de leerlingen
5. Transfer: creëer veel kansen om te lezen, in de taalles én in de niet-taallessen, binnen en
buiten de school, met een duidelijke opbouw over de leerjaren heen

Deze sleutels vertonen sterke parallellen met de zeven principes, ze moeten dan ook in
combinatie met elkaar worden gerealiseerd.
Instructie en ondersteuning
Binnen én buiten de taalles inzetten op leesmotivatie door middel van functionele
leeservaringen is het startpunt bij uitstek om van je leerlingen sterke lezers te maken.

Kinderen worden geen sterke lezers door alleen maar veel te lezen: ze moeten ook
strategisch kunnen lezen. Je moet ze uitleggen welke leestrategieën er zijn.

Manieren van lezen:


- Oriënteren lezen: om zo snel mogelijk te achterhalen waarover de tekst gaat, met
welke bedoeling de auteur hem geschreven heeft, wat voor soort tekst het is, wat je
ervan mag verwachten. Wil de tekst informeren, amuseren, instrueren of
overtuigen?

- Globaal of diagonaal lezen: de tekst oppervlakkig lezen om de hoofdgedachte te


achterhalen, door de inleiding, enkele zinnen, het slot of enkele alinea’s te lezen

- Zoekend of selectief lezen: met je ogen snel over de tekst gaan om specifieke
informatie te zoeken, een bepaald element in de tekst te lokaliseren

- Intensief of verdiepend lezen: om de tekst volledig te begrijpen

- Studerend lezen: om leerstof te verwerken en te internaliseren

- Kritisch lezen: om een mening te vormen over de boodschap

- Genietend lezen: om plezier en voldoening te beleven

Leesstrategieën
Metacognitieve strategieën of sturingsstrategieën worden ingezet om het eigen leesproces
te plannen, te monitoren en bij te sturen

Leesstrategieën worden ingezet om teksten te lezen en te begrijpen

Herstelstrategieën worden ingezet wanneer het leesproces moeizaam loopt

8
Metacognitive strategieën Leestrategieën Herstelstrategieën
Oriënteren op de tekst Voorspellen Langzamer lezen
Tekstbegrip bewaken en Vragen stellen Aandachtiger lezen
verhelderen
Beoordelen Visualiseren Stukje opnieuw lezen
Verbindingen maken Stukje verder lezen
Samenvatten Hardop lezen
Afleiden Naar de illustraties kijken
Hulp vragen

Metacognitieve strategieën of sturingsstrategieën


- Oriënteren op de tekst en leesdoel bepalen
- Tekstbegrip bewaken en verhelderen
- Beoordelen terwijl leerlingen een tekst lezen maar ook nadien

Leestrategieën
- Voorspellen, de inhoud van een tekst kan voorspeld worden op basis van de titels,
inleiding, afbeeldingen, …
- Vragen stellen, leerlingen bedenken zélf goede vragen bij een tekst. Door vragen te
stellen moeten ze actief nadenken
- Visualiseren, een tekst begrijpen lukt beter als je je er iets bij kan voorstellen
- Verbindingen maken, verbanden zoeken doet een lezer voor hij leest om zijn leesdoel
te bepalen
- Samenvattten, door de belangrijkste informatie uit een tekst te halen krijgt de lezer
mee inzicht
- Afleiden, een geoefend lezer ziet niet alleen wat er letterlijk staat maar leest ook
tussen de lijnen door

Ontwerp je leesactiviteit: instructies, werkvormen en


leermiddelen
LEERMIDDELEN: EEN GEVARIEERD EN KWALITEITSVOL LEESAANBOD

Inspelen op uiteenlopende leesvoorkeuren van de leerlingen


- Zorgvuldig geselecteerd en gevarieerd/aantrekkelijk aanbod van fictie en non-
fictie. Sluit best aan bij leesniveau, maar ook bij belevingswereld van de leerlingen!
 intrinsieke leesmotivatie prikkelen

Fragment uit boek voorlezen, ‘snuistertafel’ maken waarr leerlingen enkele boeken van
verschillende auteurs kunnen ontdekken, laat leerlingen boeken inkijken
- Ze maken kennis met de verschillende teksten en verbreden leesvoorkeuren
-  Je maakt ze wegwijs in het ruime boekenaanbod

9
Betrek leerlingen in de zoektocht, laat ze zelf boeken/teksten selecteren
-  Geef hen kans om promotie te maken voor teksten die ze graag lezen
-  Stimuleer hen om leesmateriaal mee te brengen naar de klas
-  Laat hen zelf kiezen hoe ze gelezen boek/tekst willen verwerken

TIJD EN RUIMTE VOOR LEZEN

! bel om tijdens een lesdag voldoende tijd en ruimte te voorzien voor leesactiviteiten !

Leesroutines stimuleren leesattitude- en motivatie van kids + bieden rust en structuur


- Als deze plaatsvinden in omgeving die leerlingen hebben mogen inrichten,
bevordert dat hun leesmotivatie

Stimuleer leerlingen ook om thuis, in hetweekend en tijdens vakanties te lezen


- Als ze échte redenen hebben om te lezen zullen ze dat ook in niet-schoolse
contexten doen
Bv geef hen een ‘verteltas’, ‘leesbingo’... mee nr huis

STERKE (STRATEGIE-) INSTRUCTIES

 Leerlingen voortdurend ondersteunen


- Terwijl ze teksten lezen en verwerken
-  Samen nadenken
- Kennis en ervaringen uitwisselen
o Niet alleen klassikaal, ook onderlinge interacties tussen de leerlingen
stimuleren
  Ze moeten kunnen oefenen in verschillende contexten zodat ze zich
de verschillende stappen eigen kunnen maken + leren welke
strategie(ën) ze best toepassen in functie van de tekst en het leesdoel
 Instructies mogen dus niet ‘mechanisch’ w!

Voor het lezen


Bel om leerlingen te helpen zich te oriënteren op de tekst!
Op basis van voorkennis kunnen lezers voorspellen waarover tekst zal gaan
- Activeren bij de leerlingen door:
1. Onderwerp/tekstthema introduceren: ‘Wat is het thema of het
onderwerp?’ ‘Wat weet je er al over?’ ‘Wat verwacht je?’
2. Stilstaan bij tekstsoort en teksttype: ‘Met welke soort en welk type tekst
heb je te maken?’
3. Leerlingen expliciet wijzen op aspecten van de tekst zoals titel, ondertitels,
illustraties, lay-out...

 Samen met de leerlingen het lesdoel bepalen


- Samen nadenken over wat je wilt aanvangen met de tekst: ‘Wat verwacht
je?’, ‘Op welke vragen wil je een antw krijgen?’
o Door de tekst op deze manier in te leiden bevorder je het strategische
leesgedrag en je verhoogt betrokkenheid en de motivatie van de leerlingen
10
TIJDENS HET LEZEN
Leerlingen hebben ondersteuning nodig om (waar nodig), passende leestrategieën in te
zetten, die aansluiten bij vooropgestelde leesdoel!

Bv kids moeten tekst samenvatten voor de medeleerlingen: ‘dan gaan we op zoek naar de
hoofdzaken. Dat kan helpen om de sleutelwoorden en kernzinnen te markeren in de tekst’

Bv bij langere teksten: ‘de tekst in kleine stukjes lezen kan helpen’. Als ze struikelen over
moeilijke woorden kan je helpen een verklaring te vinden in de tekst

NA HET LEZEN

Terugblikken: reflecteren over de tekst, mr ook over het leesproces. Je beoordeelt de tekst,
leesdoel én de strategieën aan de hand van vragen zoals ‘Hoe hebben jullie de tekst
ervaren?’ ‘Wat is jullie mening over de inhoud en de vorm?’
Modeling

Aan de leerlingen laten zien dat je zelf graag en veel leest


- Bv demonstreren hoe je een boek selecteert in de bib
- Bv tonen hoe je met een tekst omgaat+ op die manier leesstrategieën aanleren
- Bv je formuleert luidop wat er in je hoofd gebeurt terwijl je een tekst leest, of hoe je
nadien de hoofdgedachte vind

Preteaching

Lezers staan verschillend aan start van tekst


Preteaching laat toe hierop in te spelen

Hoe?
- Bepaalde woordenschat verduidelijken
- Voorkennis lln activeren
- Leestechnieken- of strategieën herhalen
- eesmotivatie + plezier vergroten
- Tekst (deel) samen lezen + inhoud samenvatten

Leerlingen niet indruk krijgen geholpen wordt omdat ze zwakker zijn


Leidt tot Pygmalion-effect
+ benadering en voldoende ↑ verwachtingen  NOODZAKELIJK

Pygmalion-effect:
extra ondersteuning heeft een negatieve invloed op prestatie kind

(inter)actieve werkvormen heeft een negatieve invloed op prestatie


kind

11
interactieve werkvormen
- Interactief voorlezen
o Interactie leerkracht-leerling
o input leerkracht + leerling
o Leerlingen leren leesstrategieën toepassen
o Goed voorbereiden
o Vragen selecteren
o Kan in elk leergebied, tijdens elke les
- Interactief groepswerk
o Interactie lkr-lln EN interactie lln-lln
o In groep tekst behandelen
- actief aan slag + ondersteunen elkaar
- Herhaald lezen Effectief middel
- technisch + begrijpend lezen
- Voorkeur : vertrekken complexere teksen
- Interactie lkr-lln EN interactie lln-lln
- Centraal
- leesproces
- Tutorvoorlezen + partnerlezen
- Vaardige leren (tutor) ondersteunt lln (tutee)
- Lkr begeleidMotivatie ↑
- zelf teksten laten kiezen
- Lln ≠ leespartners (afwisselend tutor, tutee)
- Belangrijk
- duo’s = complementai

Mythes en misverstanden
1. Leerlingen moeten vragen beantwoorden nadat ze een tekst gelezen hebben
Dit soort oefeningen is weinig effectief. Functionele leesopdrachten vertrekken vanuit een
concreet doel. Het is veel motiverender en uitdagender om samen met de leerlingen vragen
op te stellen voor ze de tekst gaan lezen

2. Om te weten of leerlingen écht lezen, moet je ze luidop laten lezen


Die aanpak sluit niet aan bij de principes van (inter)actief leesonderwijs en een veilige
oefencontext, en draagt dus niet bij aan de motivatie en de positieve talige grondhouding
van de leerlingen

3. Leerlingen moeten veel ‘leeskilometers’ maken om goede lezers te worden


Kinderen die met plezier lezen, lezen veel en wie veel leest presteert beter voor begrijpend
lezen. Uiteraard moeten kinderen veel ‘leeskilometers’ maken als ze betere lezers willen
worden, maar dat worden ze alleen als ze er plezier aan beleven.

12
Schrijfvaardigheid
Wat is schrijven?
- De communicatieve functie: in brieven, mails … geef je een concrete boodschap door
aan iemand anders.
- De expressieve functie: je gevoelens en gedachten uiten op papier
- De conceptualiserende functie: schrijven helpt om je ideeën te ordenen
- De sociale functie: hoe je schrijft, bepaalt tot welke groep je hoort

De schrijver
Het schrijfproces wordt in de eerste plaats beïnvloed door de schrijver.

De socioculturele context
Die talige competenties zijn vaak ook verbonden met de socioculturele context waarin
leerlingen opgroeien. Is er een rijke geletterde omgeving thuis en op school?

De tekst
Schrijfopdrachten kunnen variëren qua moeilijkheidsgraad. Zos is het vaak gemakkelijker om
een korte eenvoudige of informale tekst op papier te zetten dan een lange, complexe of
formele tekst. Ook de tekstdoort, het onderwerp en de voorkennis spelen een rol

De denkactiviteit bij het schrijven


Een schrijver moet steeds de lezers en zijn schrijfdoel in het achterhoofd houden. Omdat er
zo veel factoren zijn waarmee de schrijver rekening moet houden, is schrijven een heel
complexe denkactiviteit.

Waarom inzetten op schrijven?


Er wordt niet minder geschreven dan vroeger, we mailen, versturen berichtjes, stellen
boodschappenlijstjes op, … schrijven is het communicatiemiddel van de 21 e eeuw. We
schrijven dus niet minder, maar wel op meer verschillende manieren.

Leerlingen moeten een duidelijk onderscheid maken tussen situaties die een formeel
taalregister vragen, en situaties waarin informeel taalgebruik mogelijk is. Dat hangt af van de
lezer en van het gebruikte communiactiemateriaal.

Schrijfvaardigheid heeft invloed op de mate waarin je actief en succesvol kunt deelnemen


aan de samenleving. Schrijven is de meest synthetiserende competentie van allemaal, het is
een samenspel van alle vaardigheden en kennis die een taalleerder beheert.

13
Hoe leren leerlingen schrijven?
Houd rekening met de beginsituatie

De start van de lagere school


Tekenen is een eerste voorloper van schrijven. Als kleuters hun ideeën en ervaringen op
papier zetten, maken ze eigenlijk al kennis met de eigenschappen van schrijven. Wanneer
kleuters hun eigen naam blokletteren zijn ze eigenlijk ook nog aan het tekenen: ze kopiëren
de vorm, maar herkennen ze de afzonderlijke letters en bijhorende klanken niet.
Vertrek vanuit doelen

Schrijven kan verschillende bedoelingen hebben: mensen informeren, overtuigen, instrueren


of vermaken. Op basis van die schrijfdoelen onderscheiden we vier tekstsoorten:
- Respectievelijk informatieve teksten
- Overtuigende teskten
- Instruerende teksten
- Verhalende teksten

Binnen één tekstsoort bestaan ook verschillende tekstypes

De schrijfproducten van leerlingen hoeven niet volledig foutloos te zijn, maar dat wil niet
zeggen dat ze in het wilde weg fouten mogen maken. Reeds in de lagere school moeten
kinderen de attitude ontwikkelen om hun taal steeds zo goed mogelijk te verzorgen.

Kies voor een doordachte schrijfdidactiek

Positief schrijfklimaat
Krachtig taalonderwijs is pas mogelijk als er een positef schrijfklimaat heerst in de klas en op
school. Porbeer de leerlingen te laten inzien dat schrijven een krachtige tool is om hun
gedachten te uiten.

Uiteraard heb je als leraar een grote invloed op het schrijfklimaat in de school, en dus ook op
de schrijfmotivatie van de leerlingen.

De scrhijffasen
- Fase 1 oriënteren:
o Voor wie schrijf je? Welk doel wil je bereiken met je tekst? Welk teksttype is
het? Zulke vragen helpen leerlingen om zich op de schrijftaak te oriënteren.
o Bespreek het doelpubliek
o Laat de leerlingen weten waarom ze schrijven  schrjfdoel
o Staat stil bij de kenmerken van het teksttype
o Principe van functionaliteit komt sterk naar voor

14
- Fase 2 plannen:
o De kinderen plannen wat ze zullen schrijven
o Ze verzamelen informatie over de tektsinhoud
o Biedt rijke context aan
o Reik extra woordenschat aan
o Gebruik verschillende werkvormen
o Ze selecteren wat ze gebruiken

Informatie ordenen loopt vaak door in de volgende fasen. Je kunt vooraf wel bedenken in
welke volgorde je bepaalde gegevens wilt behandelen, maar terwijl je schrijft merk je soms
dat bepaalde zaken toch beter ergens anders komen te staan.

- Fase 3 formuleren
o Ze gaan aan het schrijven
o Ze formuleren hun ideeën en zetten daarbij hun kennis va zinsstructuren,
spellung en woordenschatkennis in.
o Ze schrijven in een bepaalde stijl
o Leraar loopt tijdens het schrijven rond in de klas
o Ga na wat de leerlingen schrijven inhoudelijk helder en duidelijk is
o Medeleerlingen tussentijds feedback laten formuleren is nuttig

- Fase 4 reviseren:
o Een eerst versie van de schrijftekst ligt klaar
o Goed idee om even te wachten voor je de volgende schrijfles inplant
o Tekstrevisie goed begeleiden en leerlingen gerichte uitdagingen te geven
o Tekstbesprekingen
o De tijd tussen schrijflessen laat je toe om feedback te geven op de eerste
versie van schrijfproducten

- Fase 5 vormgeven en publiceren


o Tweede of derde versie is klaar
o Tijd voor de final touch
o Kinderen gaan hun teksten verzorgd vormgeven
o Ze denken na over lay-out, afbeeldingen die de inhoud ondersteunen
o Geef de leerlingen tijd en ruimte en de nodige materialen

- Fase 6 reflecteren
o Risico dat er alleen nog aandacht is voor het eindproduct
o Reflecteer over het gehele proces

Strategieën bevorderen tijdens schrijfactiviteiten


1. Strategieën bij het oriënteren: leerlingen moeten hun gedachten in de juiste richting
gestuurd worden. Ze denken na over schrijfdoel, publiek, en de meest geschikte
tekstsoort

15
2. Strategieën bij het plannen: een schrijfproces staat of valt met een goede
voorbereiding. De leerlingen denken na over de inhoud, en de meest geschikte vorm
om dat te doen. Ze zoeken informatie

3. Strategieën bij het formuleren: de schrijver weet wat hij wil schrijven, met welk doel,
aan wie en op welke manier. Hulpbronnen zijn onmisbaar: hulp van leraar of een
medeleerling, groene boekje, schrijfwijzer, … schrijfproduct nalezen en waar nodig
aanpassen

4. Strategieën bij het reflecteren: de schrijver denkt na over de tekst die hij gemaakt
heeft, en de manier waarop hij dat deed. Hij reflecteert over het schrijfproduct én
het schrijfproces én het schrijfproces.

Schrijven buiten de taalles


Je kan tijd terugwinnen door schrijfdoelen te integreren in andere leergebieden. Je kunt ook
aan schrijfvaardigheid werken zonder alle bovenstaande fasen te doorlopen.

Leerlingen leren ook schrijven door er impleciet mee bezig te zijn, zonder al te veel
instructies. Dat gebeurt heel de schooldag lang.

Ontwerp je schrijfactiviteit: instructies, werkvormen en leermiddelen

Instructies
- Modeling van schrijfgedrag en -strategieën
o Eigen schrijfgedrag als voorbeeld stellen
o Brede geletterdheidontwikkeling  belangrijk dat ze merken in welk situaties
je aan het schrijven gaat
o Belangrijke schrijfstrategieën aanleren

- Explicite schrijfinstructie
o Sommige lessen kun je ervoor kiezen om een meer centrale rol te spelen als
leraar
o Je pakt het hele schrijfproces, inclusief formuleren, klassikaal aan
o Kan expliciete geven aan een klein groepje leerlingen die er nood aan hebben

Werkvormen
- Vrij schrijven
o Tijd en ruimte geven
o Tijdens keuzemomenten  aanmoedigen om spontaan te schrijven
o Vrije schrijfproducten hoeven niet verbeterd te worden, als kind aangeeft dat
het feedback wenst moet het wel mogelijk zijn

- Lijstjes maken
o Helpen in zoektocht naar inspiratie  lijstjes maken zodat ze kunnen kiezen
uit een grote variatie aan onderwerpen

16
- Woordspin
o Woorden aanbieden in een woordspin
o Laat toe om aandacht te besteden aan taalbeschouwing
o Inzicht in verschillende woordsoorten

- Duowerk
o Interactie helpt jonge schrijvers om de juiste woorden te vinden
o Ze kunnen bij elkaar aftoetsen of hun zinnen duidelijk zijn
o Anderstalige leerlingen kunnen succes ervaren door samen te werlen met
klasgenoten die Nederlands als eerste taal hebben
o Veilig klasklimaat en vertrouwen tussen de leerlingen zijn noodzakelijk
o Je kan hun specifieke rollen toebedelen

- Klassikale tekstbespreking
o Je kan de tekst van één van hen klassikaal bespreken
o Niet de bedoeling om de leerling klassikaal te bekritiseren
o Bedoeling is om een goede tekst nog beter te maken

- Werken met een checklist


o Zwiso
o Z  zinnen en zinsopbouw
 Zijn de zinnen goed geformuleerd? Beginnen de zinnen altijd met het
onderwerp, of soms ook met een ander zinsdeel?
o W  woordenschat
 Gebruik ik steeds dezelfde woorden? Kan ik een ander woord
gebruiken? Drukt dat woor wel uit wat ik bedoel?
o I  inhoud
 Wordt in de tekst duidelijk wat ik bedoel? Heb ik mijn ideeën goed
uitgedrukt? Blijf ik bij de opdracht of weid ik te veel uit?
o S  spelling
 Pas ik de spellingsregels correct toe? Zet ik hoofdletters, leestekens?
Heb ik woorden opgezocht waarover ik twijfel?
o O  opbouw
 Is mijn tekst goed opgebouwd? Komt die opbouw overeen met het
teksttype? Heb ik mijn tekst ingedeel in alinea’s?

Leermiddelen
- Werken vanuit concrete situaties
o Geeft leerlingen inspiratie om te beginnen schrijven
o Zintuiglijke waarneming helpt hun beschrijving gedetailleerder te maken
- Schrijfkaders
o Gestructureerde sjablonen met enkele voorgevormde zinnen
o Zetten leerlingen op weg wanneer ze aan hun schrijfopdracht beginnen

17
Mythes en misverstanden
1. Je kunt pas goed schrijven als je zonder spelfouten en netjes kunt schrijven
Spelling en handschrift worden vaak gezien als voorwaardenom goed te kunnen schrijven.
Vooral de drang en motivatie die kinderen ervaren om zich op papier uit te drukken moeten
we koesteren.

2. Een schrijfles duurt vijftig minuten


Schrijven is een creatief proces dat pas afgerond is na een grondige reflectie en revisie. Dat
vraagt veel tijd. In een taalkrachtige schrijfdidactiek integreer ne schrijfmomenten ook in
andere lessen, wat inhoudt dat je meerdere doelen nastreeft in één les.

3. Een schrijfproduct evalueren doe je pas aan het einde van het schrijfproces
Feedback reflectie en revisie zijn cruciale elementen in het schrijfproces. Feedback tilt de
schrijfvaardigheden van de leerling naar een hoger niveau.

18

You might also like