Professional Documents
Culture Documents
Inhoud en doelen
Thema/onderwerp
Emoties, doordat ik tijdens de binnenkomer van mijn les verschillende emoties laat zien, maak
ik het onderwerp van de les meteen duidelijk. Emoties die naar voren komen zijn: emoties die
in het dagelijks leven naar voren komen.
Vaardigheden:
De kinderen weten wat de verschillende emoties zijn en zij uiten zich door gebruik te maken
van verschillende emoties. De kinderen hebben dagelijks te maken met emoties, aan het begin
van de les hebben we een gesprek over emoties. Hierin komt naar voren wanneer de kinderen
emoties tegenkomen, hoe ze zich voelen bij welke emotie, hoe toon je dat, enz.
Gedrag:
Sa. C., L. en J. vinden het lastig om in een losse situatie terecht te komen. Ze zijn bezig met
spel en vinden dit erg leuk merk ik aan het enthousiasme. Wel vinden ze het lastig dat ik bij
drama strenge regels heb die ze moeten hanteren. Dit is: niet uitlachen, als ik aftel en als ik
stop zeg moeten de kinderen in een freeze houding staan en mogen ze niet aan elkaar zitten
en tijdens het rondlopen in de klas wordt niet geduwd. Aan het begin van de les laat ik hen
deze regels nog eens opnoemen, zodat ze weten dat deze ook deze les weer gelden. Ook
houd ik er rekening mee dat ze met de groepjes maken niet bij al hun vriendjes zitten en dat ze
in de klas blijven zodat ik er zicht op heb. Ik benoem naar hen dat ik op hen let, omdat het de
vorige keer wat minder goed ging en ik benieuwd ben of ze mij kunnen laten zien dat ze dit wel
kunnen.
Verschillen:
Er zijn een aantal kinderen die in het dagelijks leven moeite hebben met het opkomen voor
zichzelf. Als zij bijvoorbeeld iets niet fijn vinden, vinden ze het moeilijk om dit te laten merken.
Sommige kinderen hebben hier juist geen moeite mee en laten het meteen merken als ze het
ergens niet mee eens zijn of iets niet fijn vinden. Ik maak van deze verschillen gebruik door in
de groepjes een mix te maken van kinderen die dit wel en niet zo goed kunnen. Zodat de
kinderen die het lastig vinden of het uiteindelijk niet durven toch zien hoe andere kinderen het
wel doen en durven. Ik maak duidelijk dat als ze het niet durven, ze dit mogen aangeven en
geef ze dan bijv. de rol van regisseur.
Differentiatie:
Ik geef de kinderen die de vorige les hebben laten zien dat zij enthousiast zijn met drama en
durven te spelen voor de klas de leidende rol in de groepjes. Zij moeten er voor zorgen dat de
samenwerking goed loopt en dat de emoties bij elk individu goed te merken is als zij de zin
laten horen. Het is de bedoeling dat de groepsleden elkaar tips geven om een stap verder te
komen. Ook loop ik rond en ondersteun ik groepjes.
Als er leerlingen het presenteren van hun gekoppelde zin aan een emotie niet durven, zullen zij
toch veel meekrijgen tijdens het eindspel. Hierbij presenteren de leerlingen aan elkaar en
geven ze elkaar feedback.
Leerdoel
Wat moeten de leerlingen aan het einde van de les concreet kennen, kunnen of ervaren hebben (proces/productdoel)?
Hoe houd je bij het stellen van de leerdoelen rekening met verschillen? Hoe past je leerdoel binnen de kerndoelen/leerlijnen?
Kerndoel 54
De leerlingen leren beelden, muziek, taal, spel en beweging te gebruiken,
om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren.
Leerlijn: de leerlingen zijn bezig met betekenisvolle onderwerpen die te maken hebben met gevoelens, waarbij het
spelen voor publiek centraal staat.
Leerdoel:
Vanuit het spel en het luisteren naar elkaar kunnen de kinderen emoties tonen in woorden en krijgen de kinderen
een andere kijk op taalgebruik.
Taaldoel
Hoe wordt taal als middel ingezet in de les? (begripsontwikkeling, mondelinge activiteiten, schriftelijke activiteiten)
De kinderen beginnen met het luisteren naar elkaar en naar mij als leerkracht. Ik leg de
bedoeling uit van deze les. De kinderen hanteren cognitieve taalfuncties, via taal benoemen zij
en ordenen zij de werkelijkheid. Wat gebeurt er in het dagelijks leven en welke emoties horen
daarbij. Ook zijn ze bezig met verschillende woordbetekenissen. Bijvoorbeeld bij de emotie blij
(het label), hoort dat je dit laat zien als je iets leuk/fijn vind (het concept). Het laatste waar de
kinderen mee bezig zijn is het feedback geven en verwerking in gesprekken. De kinderen
geven reacties op taaluitingen van anderen en ontvangen reacties op eigen taalgebruik.
Competentieontwikkeling
Leerinhoud
Welke vakconcepten komen aan de orde? (koppeling kennisbases)
Tijdens deze les komen vakconcepten van dans en drama aan bod. Ik gebruik het MVB-model van
drama:
- Materie: hierbij gaat het over de uitdrukkingsmogelijkheden van het lichaam, zoals houding,
beweging, mimiek, stem en het verkennen van de basis spelelementen: wie, wat, waarom, waar
en wanneer.
Mijn les: ik ben vooral bezig met verbale training, namelijk het trainen van de stem.
Wie: de kinderen voeren de les uit.
Wat: ik verbind de les aan actualiteit, het gaat namelijk over dagelijkse situaties.
Waarom: het gaat om de bewustwording van persoonlijke problemen, namelijk het niet tonen
van emoties als je het ergens niet mee eens bent.
Waar: we spelen in het klaslokaal, het gebeurd namelijk ook op school.
Wanneer: we spelen in het hier en nu.
- Vorm: verwijst naar de dramatische lijn (spanningsopbouw) en uitdrukkingsvormen zoals
speltechnieken en spelstijlen om kleur te geven aan een boodschap.
Mijn les: het is een verbaal spel. Het gaat over het bewust vormgeven van de manier van
spreken. Gelet op intonatie, spreektempo, volume en articulatie. Het gaat er ook om dat er
naturel en grotesk wordt gespeeld. Voor sommige leerlingen is het belangrijk en al moeilijk
genoeg om geloofwaardig te spelen en sommige leerlingen vinden de uitdaging is het
uitvergroot spelen.
- Betekenis: richt zit op vormgeven in drama aan de persoonlijke verbinding met een onderwerp of
thema waardoor zeggingskracht ontstaat.
De vakinhoud van mijn les is dramatische actie. Het gaat hierbij om maatschappelijke en
persoonlijke dilemmas. Het staat dan ook in verbinding met bestaande
gebeurtenissen/ervaringen.
Creativiteit staat centraal in het MVB-model. Dat komt tot uiting in verschillende waarneembare
handelingen. Voor drama zijn dit: spelen, beschouwen, ontwerpen en vormgeven, regisseren en
presenteren.
In mijn les draait het vooral om spel (vanuit gevoel kunnen spelen), beschouwen (naar elkaar kijken en
objectief waarnemen) en presenteren (het publiekgericht en verstaanbaar kunnen spelen).
Didactiek
Welk didactisch model zet jij in? (koppeling kennisbases)
Ik gebruik de klassieke opbouw van een drama-les. Deze lesopbouw zorgt ervoor dat de leerlingen stap
voor stap wennen aan de gebruikte spelvorm en dat zij de vaardigheden ontwikkelen die nodig zijn in de
kernopdracht.
Een drama-les bestaat uit de volgende onderdelen: inleiding, warming-up klassikaal, warming-up
groepjes, kern en afsluiting.
Ik kies ervoor om de warming-up alleen klassikaal te doen, omdat dit een vervolg is op de les waarbij de
leerlingen bezig zijn geweest met het opkomen voor jezelf. Hierin hebben zij in tweetallen gewerkt.
Inleiding: hierin komt naar voren wat de techniek van deze les is. Dit leg ik uit door middel van spel. Ik
vraag de leerlingen of zij herkennen waar deze les over gaat en waar zij dit in het dagelijkse
tegenkomen, hierin leg ik de verbinding naar de belevingswereld van de kinderen.
Warming-up klassikaal: ik laat de leerlingen kennis maken en oefenen met de spelvorm die tijdens deze
les centraal staat. Dit is het uitspreken van zinnen verworven met verschillende emoties.
Kern: de vaardigheden die in de warming-up geoefend zijn worden toegepast en verdiept. Dit wordt in
groepjes uitgevoerd. De kinderen krijgen een zin en een emotie en oefenen dit in een groepje.
Afsluiting: de les eindigt met een afsluiting, dit is in de vorm van een nabespreking. De kinderen voeren
de opdracht uit en geven elkaar feedback.