You are on page 1of 3

PERIODEREFLECTIE Kwartaal 3

Naam student:
Rick Gerhartl
Studentnummer
2644495

Naam SLB:
Ren van Heugten
Datum
16-4-2015

Naam Werkplekbegeleider:
Monique van der Kruijs

Werkplek (naam school)


Het Venster

Wat wilde ik?


o Aan welke competentie(s) wilde ik werken?
Doelen OGP3
A.1 Bespreken van en omgaan met regels
2.1 fysiek en sociaal-emotioneel veilige leeromgeving
A.3 Leiding geven aan het groepsproces
1.1 Zicht op groepjes leerlingen
1.3 effectieve leraarcommunicatie
A.4 Interactie aangaan met de groep
3.12 feedback aan leerlingen

B.1 Leerdoelen stellen


3.4 passende leerinhouden vanuit leerlijnen
3.11 leerprocessen observeren en registreren
B.2 Leeractiviteiten ontwerpen
3.6 werkvormen en groeperingsvormen
4.5 leeromgeving inrichten
B.3 Leeractiviteiten begeleiden
2.6 samenwerking, zelfredzaamheid

Persoonlijke doelen
(Leg de relatie met bovenstaande doelen)
Deze periode wilde ik me vooral richten op mijn dialect en het aanpassen aan
belevingswereld. Dit valt grotendeels onder effectieve lerarencommunicatie. Deze doelen zijn
volgens mij en mijn mentor behaald. Ook samenwerking was een punt. Ik ben erachter
gekomen dat ik niet zo zelfredzaam ben als dat ik dacht.
Doelen van de OGP opdracht:
A1: Bespreken van omgaan met regels:
In deze groep gelden niet zo veel regels. De regels zijn vooral om orde te houden. Denk
hierbij aan regels als je vinger opsteken. Er is ook een regel die de veiligheid van de
kinderen bevordert. Deze regel betreft het elkaar niet uitlachen. Uiteraard houd ik me zoveel
mogelijk aan deze regels tijdens mijn activiteiten. Als de kinderen in de kring voor hun beurt
praten vraag ik ook of ze netjes de vinger willen opsteken en de ander uit wil laten praten.
Ook als een kind begint te lachen bij een verhaal van een ander kind wijs ik hem of haar hier
op aan.
A3: leiding geven aan het groepsproces:
Ik benader de kinderen altijd positief, tenzij er bijvoorbeeld een ruzie in de klas is. Dit
probeer ik natuurlijk zo snel mogelijk op te lossen, door de kinderen vooral zelf te laten
praten. Ik laat coperatief leren aan bod komen door in de kring bepaalde opdrachten met
iedereen te doen. Hierbij probeer ik ook zeker iedereen erbij te betrekken. Als de kinderen de
opdracht goed doen geef ik vrijwel altijd een compliment. Dit zorgt ervoor dat de andere
kinderen opletten en de opdracht ook goed willen doen.
A4: interactie aangaan met de groep
Ik ben op stage continu met de kinderen bezig. Tenzij mijn mentor iets aan het doen is met de
kinderen, dan observeer ik. Tijdens werktijd loop ik continu rond en ben ik continu aan het
praten met de kinderen. Als ze bijvoorbeeld willen weten wat ik op mijn pizza wil, is het
onmogelijk om hier niet op te reageren. Dit zou voor mijn geweten slecht zijn, en de kinderen
voelen zich dan achtergesteld. Ook met het buitenspelen ben ik een luisterend oor. De
kinderen die zijn gevallen komen vaak naar me toe, en zo geldt dit ook voor de kinderen die
ruzie hebben. Veel feedback kan ik niet geven bij de kleuters. De feedback die ik kan geven is

dat de taart lekker is, of juist niet als de taart zogenaamd giftig is. En natuurlijk kan ik ze
complimenten geven als ze mooi gekleurd hebben.
B1: leerdoelen stellen:
Ik kies altijd passende leerdoelen voor de kinderen. Ik probeer de lat wel een beetje hoger te
leggen (wat ik ook af en toe onbewust doe). Dit krijg ik ook regelmatig als feedback van mijn
mentor: Gebruik makkelijkere woordenschat. Ik denk juist dat de kinderen de woorden wel
snappen, alleen niet zelf kunnen gebruiken. En als ik merk dat de kinderen een woord niet
begrijpen, leg ik het woord vrijwel altijd uit. (Receptieve woordenschat is groter dan de
Productieve woordenschat) (Harry Paus & Sylvia Bacchini, 2010). Voor mijn lesdoelen kijk
ik ook af en toe op tule.slo, dit sluit zich grotendeels aan op de kennis van de kinderen.
B2: leeractiviteiten ontwerpen:
Bijna elke les die ik doe is coperatief. Dit komt omdat ik met de kleuters voornamelijk in de
kring aan het werk ben. Het materiaal dat ik tijdens mijn les nodig heb, heb ik altijd op tijd
klaar liggen. Zo had ik tijdens een rekenles plaatjes nodig over het proces van Melk, en die
had ik keurig op tijd uitgeknipt en gekopieerd etc.
B3: leeractiviteit begeleiden:
Zoals hierboven aangegeven staat, ik werk altijd in groepsverband met de kinderen. De
kinderen die een handeling niet goed doen, geef ik nog een kans om het goed te doen. Deze
klas is intelligent, en ze komen vaak zelf op de juiste oplossing. Als het voorkomt dat een
kind het echt niet weet, vraag ik een ander kind om te helpen. Dit bevordert de samenwerking
tussen leerlingen.

Wat deed ik?


(Steunvragen die je kunt gebruiken, geen vraag/antwoord, maar een lopend stuk schrijven)
o M.b.t. bestudering van relevante theorie? (zie leerarrangementen)
o M.b.t. doordenking van mogelijkheden voor toepassingen van bestudeerde
theorie in de praktijk? (zie leerarrangementen)
o M.b.t. activiteiten in de praktijk?
o M.b.t. doorontwikkeling van mijn subjectief concept?
Ik heb in de praktijk heel erg veel gelet op mijn uitspraak van woorden. Het is erg moeilijk
om een dialect in een keer af te leren, maar het gaat nu de goede richting op. Woorden met
een lange O spreek ik (volgens mijn klasgenoten) anders uit. Hier ben ik op gaan letten en dit
heeft zijn vruchten af geworpen. Ook woorden als d en d gebruik ik niet meer op stage. Heel
af en toe komt het er nog wel uit, maar zeker niet meer zoveel als in het begin van deze
periode. Ook het woord wier (werd), is vrijwel helemaal verdwenen uit mijn woordenboek
(op stage).
Bij het aanpassen aan de belevingswereld heb ik wat tips gevraagd aan mijn medestudenten
die eerder de kleuters hebben gehad. Zij vertelde mij dat als je namen voor bepaalde dingen
gebruikt, het heel gauw aanslaat bij de kinderen. Zo heb ik bij een opdracht nagedacht over
namen voor de kinderen en voor mij. Ik was Henk Hak, die hakte woorden in delen. En de
kinderen waren allemaal Piet Plak. Ook heb ik de kinderen allemaal in papegaaien verandert.
Hierdoor vonden de kinderen de opdrachten leuker.
Zoals hierboven eerder vermeldt staat: ik leg mijn problemen niet snel op tafel. Ik ben trots op
mezelf dat ik dit nu wel heb gedaan. Zo word ik een keer met mijn neus op de feiten gedrukt,
en dit heb ik ook af en toe nodig.

Waar sta ik op dit moment en wat is de betekenis hiervan voor mij?


(Steunvragen die je kunt gebruiken, geen vraag/antwoord, maar een lopend stuk schrijven)
o Waar vind ik zelf dat ik sta in mijn competentieontwikkeling?
o Wat zijn positieve ervaringen hierbij?
o Wat vinden anderen?
o Wat uit bovenstaande is voor mij het meest essentieel?
o Waarom is juist dat zo essentieel?
o In hoeverre kan deze essentie worden begrepen vanuit:
gedrag wat ik wel/niet laat zien en/of wil laten zien;
vermogens/capaciteiten die ik wel/niet bezit en/of wil bezitten;
overtuigingen die ik wel/niet heb en/of zou willen hebben;
mijn identiteit: wie ik wel/ niet ben en/ of zou willen zijn;
mijn gedrevenheid: waarvoor ik wel/niet ga en/of zou willen gaan.
Er zijn nog veel ontwikkelkansen voor mij. Dit zijn dingen als plannen en initiatief tonen. Ik
ben heel erg van het afwachten, en als ik te veel werk heb dan klap ik dicht. Maar dat teveel
werk ontstaat weer doordat ik afwacht. Het is eigenlijk een vicieuze cirkel. Het is dus
essentieel dat ik sneller begin aan opdrachten. Zowel op stage als in de OGP.
Er zijn natuurlijk niet alleen maar negatieve punten. Op stage heb ik vrij positieve feedback
(op het initiatief na). Ik hoor vaak dat ik erg goed met de kinderen omga. Dat is voor mij ook
erg belangrijk, want als je een slechte band met de kinderen hebt dan luisteren of doen ze ook
niks voor jou. Ik ben ook erg actief in de stage. Ik zit niet stil en zoek altijd dingen om te
doen. Mijn mentor Monique erkent dit ook. Helaas laat ik het plannen van mijn eigen lessen
een beetje verwateren.

Hoe nu verder?
o In termen van willen (wat wil ik?)
o In termen van doen (wat ga ik concreet doen?)

Wat wil ik verder? Ik wil op stage meer lessen geven. Ik ga aantonen dat ik niet de
afwachtende jongen ben. Dit zo ook in de OGP opdracht.
Ik ga dit doen door in de aankomende weken lessen vooruit te plannen en reflecties te
schrijven. De reflectie moet ik op dezelfde dag als wanneer ik mijn lessen heb
gegeven gemaakt n verstuurd worden.
Bron:
https://www.leraar24.nl/dossier/1855/woordenschat#tab=0
Harry Paus, Sylvia Bacchini (2010) Portaal, Bussum, Uitgeverij Coutinho

You might also like