Professional Documents
Culture Documents
Naam student:
Rick Gerhartl
Studentnummer
2644495
Naam SLB:
Ren van Heugten
Datum
16-4-2015
Naam Werkplekbegeleider:
Monique van der Kruijs
Persoonlijke doelen
(Leg de relatie met bovenstaande doelen)
Deze periode wilde ik me vooral richten op mijn dialect en het aanpassen aan
belevingswereld. Dit valt grotendeels onder effectieve lerarencommunicatie. Deze doelen zijn
volgens mij en mijn mentor behaald. Ook samenwerking was een punt. Ik ben erachter
gekomen dat ik niet zo zelfredzaam ben als dat ik dacht.
Doelen van de OGP opdracht:
A1: Bespreken van omgaan met regels:
In deze groep gelden niet zo veel regels. De regels zijn vooral om orde te houden. Denk
hierbij aan regels als je vinger opsteken. Er is ook een regel die de veiligheid van de
kinderen bevordert. Deze regel betreft het elkaar niet uitlachen. Uiteraard houd ik me zoveel
mogelijk aan deze regels tijdens mijn activiteiten. Als de kinderen in de kring voor hun beurt
praten vraag ik ook of ze netjes de vinger willen opsteken en de ander uit wil laten praten.
Ook als een kind begint te lachen bij een verhaal van een ander kind wijs ik hem of haar hier
op aan.
A3: leiding geven aan het groepsproces:
Ik benader de kinderen altijd positief, tenzij er bijvoorbeeld een ruzie in de klas is. Dit
probeer ik natuurlijk zo snel mogelijk op te lossen, door de kinderen vooral zelf te laten
praten. Ik laat coperatief leren aan bod komen door in de kring bepaalde opdrachten met
iedereen te doen. Hierbij probeer ik ook zeker iedereen erbij te betrekken. Als de kinderen de
opdracht goed doen geef ik vrijwel altijd een compliment. Dit zorgt ervoor dat de andere
kinderen opletten en de opdracht ook goed willen doen.
A4: interactie aangaan met de groep
Ik ben op stage continu met de kinderen bezig. Tenzij mijn mentor iets aan het doen is met de
kinderen, dan observeer ik. Tijdens werktijd loop ik continu rond en ben ik continu aan het
praten met de kinderen. Als ze bijvoorbeeld willen weten wat ik op mijn pizza wil, is het
onmogelijk om hier niet op te reageren. Dit zou voor mijn geweten slecht zijn, en de kinderen
voelen zich dan achtergesteld. Ook met het buitenspelen ben ik een luisterend oor. De
kinderen die zijn gevallen komen vaak naar me toe, en zo geldt dit ook voor de kinderen die
ruzie hebben. Veel feedback kan ik niet geven bij de kleuters. De feedback die ik kan geven is
dat de taart lekker is, of juist niet als de taart zogenaamd giftig is. En natuurlijk kan ik ze
complimenten geven als ze mooi gekleurd hebben.
B1: leerdoelen stellen:
Ik kies altijd passende leerdoelen voor de kinderen. Ik probeer de lat wel een beetje hoger te
leggen (wat ik ook af en toe onbewust doe). Dit krijg ik ook regelmatig als feedback van mijn
mentor: Gebruik makkelijkere woordenschat. Ik denk juist dat de kinderen de woorden wel
snappen, alleen niet zelf kunnen gebruiken. En als ik merk dat de kinderen een woord niet
begrijpen, leg ik het woord vrijwel altijd uit. (Receptieve woordenschat is groter dan de
Productieve woordenschat) (Harry Paus & Sylvia Bacchini, 2010). Voor mijn lesdoelen kijk
ik ook af en toe op tule.slo, dit sluit zich grotendeels aan op de kennis van de kinderen.
B2: leeractiviteiten ontwerpen:
Bijna elke les die ik doe is coperatief. Dit komt omdat ik met de kleuters voornamelijk in de
kring aan het werk ben. Het materiaal dat ik tijdens mijn les nodig heb, heb ik altijd op tijd
klaar liggen. Zo had ik tijdens een rekenles plaatjes nodig over het proces van Melk, en die
had ik keurig op tijd uitgeknipt en gekopieerd etc.
B3: leeractiviteit begeleiden:
Zoals hierboven aangegeven staat, ik werk altijd in groepsverband met de kinderen. De
kinderen die een handeling niet goed doen, geef ik nog een kans om het goed te doen. Deze
klas is intelligent, en ze komen vaak zelf op de juiste oplossing. Als het voorkomt dat een
kind het echt niet weet, vraag ik een ander kind om te helpen. Dit bevordert de samenwerking
tussen leerlingen.
Hoe nu verder?
o In termen van willen (wat wil ik?)
o In termen van doen (wat ga ik concreet doen?)
Wat wil ik verder? Ik wil op stage meer lessen geven. Ik ga aantonen dat ik niet de
afwachtende jongen ben. Dit zo ook in de OGP opdracht.
Ik ga dit doen door in de aankomende weken lessen vooruit te plannen en reflecties te
schrijven. De reflectie moet ik op dezelfde dag als wanneer ik mijn lessen heb
gegeven gemaakt n verstuurd worden.
Bron:
https://www.leraar24.nl/dossier/1855/woordenschat#tab=0
Harry Paus, Sylvia Bacchini (2010) Portaal, Bussum, Uitgeverij Coutinho