You are on page 1of 373

© Orde der Verdraagzamen

1953 -1954 - Herenkring


Les 1 – 3 november 1953

3 november 1953

LES 1

U kunt mij noemen Matthias. Ook de anderen zullen U hun naam bekend geven, d.w.z. de
naam waarmee zij aangeduid en aangesproken kunnen worden, een uitzondering dus die we
voor deze kring maken. Zij zullen trachten - d.w.z. ik zal het dus ook proberen - om een
bepaald aantal onderwerpen in een ons gewenst lijkende volgorde met U te bespreken en wij
stellen ons voor per bijeenkomst daaraan te besteden ongeveer 1 uur tot 90 minuten.
Wanneer dit gebeurd is, kunnen wij een tweede deel van de avond wijden aan onderwerpen
van Uw eigen keuze; wij kunnen dan dus een probleemstelling Uwerzijds verwachten. Wanneer
wij echter vanavond uit elkaar gaan dan zult U een beslissing zo langzamerhand moeten
treffen voor Uzelve, waarvan wij verwachten dat U ze definitief kunt nemen binnen het
tijdsverloop van drie maanden en dat is wel dit: Wij zullen U opgeven een bepaald onderwerp
ter overdenking en ter studie. U moet dus zelf ook enigszins gedocumenteerd hier verschijnen.
Dit maakt het ons gemakkelijker om deze onderwerpen verder te behandelen. De vaak wat
algemeen klinkende vaagheden die voor het grote publiek vaak noodzakelijk zijn, zullen we
achterweg laten. Wij wensen niet als leraren alleen het woord tot U te voeren, maar we stellen
er prijs op wanneer zo nodig zelfs een debat, in ieder geval een discussie een gevolg kan zijn
van een bepaald onderwerp. Verder zullen wij voor diegenen onder U, die daar prijs op stellen,
bepaalde aanwijzingen geven waardoor het U mogelijk zal worden Uw fysiek en psychisch
welzijn aanmerkelijk te verbeteren. U zult verder hopelijk goed begrijpen dat wij niet zijn
alwetenden - hier moet ik nogmaals de nadruk op leggen; wij zullen dat verder niet meer
doen, wij nemen dan aan dat U dat weet. Wij weten van verschillende dingen betrekkelijk veel
meer dan U. Aan de andere kant zijn onze waarnemingen op aarde uit de aard der zaak gans
belemmerd en daardoor onvolledig of zelfs onjuist. Wanneer dit het geval is, dan weet U waar
dat aan te wijten is: onze wereld is een andere dan de Uwe en er bestaan moeilijkheden om
een juiste voorstellingen van zaken ten onzent te verwerven. Wij zullen uit de aard der zaak
dus alle problemen zoveel mogelijk uit ons eigen standpunt benaderen, het aan U overlatende
om daar de zuiver stoffelijke consequenties uit te trekken en eventueel ter beschouwing voor
te leggen. Ik hoop dat U met deze stelling, voorstelling beter gezegd, het eens kunt zijn. Dan
kan ik U verder nog alleen dit zeggen: wanneer wij hier samenzijn, dan is dat een kring die
door een bepaald getal geregeerd wordt. Dit getal en de waarde daarvan zullen sommigen
Uwer wel kennen, het is het getal 9. De getallen 9, 3 en 12 zijn regerend voor deze
bijeenkomsten. Daarom kunnen wij er niet toe overgaan om meerderen toe te laten tot deze
kring. Een vervanging door afwezigen wordt door ons, zij het dan ook node, geaccepteerd,
maar dan toch alleen indien het iemand is van wie wij aan kunnen nemen dat bij voortduring
het bestuderen van de problemen die ter sprake komen hem ook heeft gemaakt, of haar heeft
gemaakt, tot een werkelijk aanvaardbaar en werkelijk lid van deze kring. Daarmee heb ik dan
mijn inleiding besloten. Echter lijkt het mij dienstig om U kort een schets te geven van de
condities waaronder gij leeft en waaruit gij ontstaan zijt. Het is uit de aard der zaak voor U een
noodzaak om een zekere zelfkennis te bezitten en enig inzicht in de drijfveren van het aards
gebeuren, voordat U kunt komen tot een geestelijk inzicht omtrent wat U op het ogenblik
noemt, de elementen, maar maken het mogelijk om zelfs in Uw eigen verschijningswereld, elk
element te splitsen in twee tot tien verschillende waarden, die uiterlijk dezelfde
verschijningsvorm geven, zelfs misschien chemisch zuiver dezelfde reacties vertonen en toch
in wezen verschillend zijn door een verschil van evenwicht daarin bestaand. Uit deze
grondstoffen nu, dit grote aantal grondstoffen, is Uw wereld opgebouwd. Deze wereld heeft
vele verschillende soorten van levende wezens gekend. Op het ogenblik is daarop suprême
regerend dus, het menselijk ras. Dit wil niet zeggen dat dat altijd zo geweest is en dat wil ook
niet zeggen dat het altijd zo zal blijven. Dit menselijk ras op zijn beurt heeft een aantal - hoe
moeten we dat zeggen - eigenschappen ontwikkeld die, gepaard gaande met het geestelijk
lichaam van deze mens en diens stoffelijk behoeven, diens stoffelijke behoeften, leidt tot een
1
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 1 – 3 november 1953

voortdurende cyclus, waarbij de ene bereiking noodgedwongen dwingt tot een handeling die
deze bereiking vernietigt en een tweede daarvoor in de plaats stelt. Dit is een voortdurend
wervelende gang, en op dit ogenblik bevindt U zich weer in de periode der grote steden. Een
periode der grote steden betekent het volgende: opeenhoping van een groot aantal mensen,
het tijdelijk op de voorgrond komen van zuiver stoffelijke en fysieke belangen, het op de
achtergrond raken van psychische waarden. Het resultaat daarvan is meestal een meer dan
normale zelfzucht, daarbij een zeer geringe gebondenheid aan land, volk etc. Hierdoor ontstaat
een voortdurend streven naar groter bezit, de bezitslust, maar deze bezitslust wordt vanuit
een. stad door de massa gedragen, deze massa brengt aan haar hoofd één of meerdere
voormannen. Deze voormannen zullen zich altijd voorstellen als de dragers van de wil des
volks. In werkelijkheid zijn zij het roer dat de massa een bepaalde richting geeft. Dit roer nu,
plus de behoefte van de massa, leidt tot een voortdurende vraag naar meer en beter van de
mogelijkheden op fysiek gebied. Men vraagt betere gezondheid, betere lichamelijke
gesteldheid, betere levensvoorwaarden, men vraagt vooral ook meer luxe. Hoe groter de luxe
hoe groter ook het egoïsme van de mens, hoe minder er afstand wordt gedaan van iets
terwille van een ander. Hierdoor weer het ontstaan van sterke spanningen op de wereld. Deze
spanningen leiden tot vernietigingsoorlogen, de massa wordt meester van het roer, de leiders
moeten volgen en al volgende zullen zij, om zichzelf te handhaven, hun volk vernietigen en
zelf ondergaan. Wanneer deze ondergang voltooid is, dan bestaan er geen steden meer en
blijft de enige mogelijkheid de vlucht naar het platteland, waar dan de restanten van de
stadsbevolking langzaam maar zeker worden tot boeren. U bevindt zich op het ogenblik in het
midden van deze door mij beschreven methode. Het is een verklaring voor een groot aantal
van de spanningen die op het ogenblik op de wereld optreden, het maakt U duidelijk waarom
de mentaliteit van de mens op het ogenblik zó en niet anders is, de mens is op het ogenblik in
deze periode van de grote steden geworden tot massadier, massadier dat egoïstisch vragend,
niet zelf wenst te bereiken, maar via de massa wenst te verwerven met zó weinig mogelijk
inspanning. De gevolgen hiervan hebben zich ook in Uw eigen leven doen gelden en, ofschoon
U zich dat misschien niet bewust bent, zal deze geesteshouding van de massa der
stadsbewoners - en stadsbewoners zijn op het ogenblik ook voor een groot gedeelte, wat U
nog noemt, de bewoners van het platteland, die worden meegesleurd in deze geestelijke
houding - op U van invloed zijn. Deze invloeden bepalen een groot gedeelte van Uw
handelingen en Uw reacties. Wat is echter verder een noodzakelijk gevolg van deze toestand?
Geloof en kerken verliezen, zij verliezen meer en meer aan belang, zij worden tot een
conventie en zijn niet meer een beleefde waarheid. De mens die nog enige geestelijke
onafhankelijkheid in zich draagt, probeert dan voor zichzelf een geestelijke waarheid te vinden.
Dit echter is moeilijk, onmogelijk. Zijn immers niet, juist in deze, de persoonlijkheid meer en
meer verdringende maatschappij, de bronnen gesloten waaruit vroeger een geestelijke
bewustwording voor de persoon zelve geput kon worden? Inplaats van de filosoof die zelf
denkt, krijgen we de z. g. filosoof die, een groot aantal filosofen als een papegaai aanhalende,
tracht te vertellen dat hij een eigen opvatting heeft; slechts enkele uitzonderingen hierop zijn
mogelijk. U zijt nu mensen, zoals U hier bij elkaar zit, die voelen dat er iets niet klopt, dat er
mogelijkheden zijn die zich niet voor U ontplooien, U verlangt meer te kennen, te weten en te
bereiken dan totnogtoe voor U was weggelegd, voor U mogelijk was. Om dit echter te kunnen
doen zult U, of U dat wilt of niet, moeten overgaan tot een totale omstelling van Uw
persoonlijk leven; U zult op geestelijke waarden een grotere nadruk moeten leggen, stoffelijke
waarden wat gemakkelijker beschouwen. U zult verder moeten begrijpen dat zij die zich
machten willen verwerven - want juist van deze mensen daar ken ik er verschillende onder U
vanavond - eerst in staat moeten zijn om de verantwoording dezer macht te dragen. Wij zijn
volkomen bereid in de loop der tijd verschillende vingerwijzingen te geven die niet alleen
bruikbaar zijn voor een enkeling, waar die voor U allen. Telepathie nu lijkt mij voor U op dit
ogenblik één van de meer belangrijkere. Telepathie stelt U in staat de gedachtenstromen van
een ander te peilen. U behoeft niet zijn werkelijke geheimen op te speuren, maar U kunt zijn
totale persoonlijkheid aanvoelen, U kunt onbewuste processen binnen die persoonlijkheid in
Uw bewustzijn reproduceren en daardoor komen tot een betere kennis van datgene wat er in
de wereld rond zich afspeelt. U zult echter te allen tijde moeten begrijpen dat een
telepathische indruk, door U verworven, betekent een indruk zoals gij zou reageren, zodat de

2
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 1 – 3 november 1953

reactie niet zonder meer bepaald kan worden na de ontvangen impuls. We stellen ons voor om
hiermede een begin te maken. Is dit voor U aanvaardbaar?
Ja.
Juist. U zult mij toestaan dan allereerst U te vertellen wat de telepathie betekent. In elk
weefsel zijn een aantal cellen aanwezig; deze cellen bevatten, naast verschillende andere
eigenschappen, een betrekkelijk geringe hoeveelheid van electriciteit van een statisch
karakter. In dit statisch karakter wordt zij gehandhaafd door een chemische werking binnen de
cellen. De prikkels die kunnen ontstaan, zijn niet andere dan het voortgeven, het voortgeleiden
van bepaalde gevoeligheden door een kwetsing van één cel, die daardoor een kracht
ontwikkelt die de wand van de tweede cel doorbreekt etc. Het in dus een kettingreactie. Een
dergelijke kettingreactie in ook Uw denken. Echter is het eigenaardige dat in het hersenweefsel
de mogelijkheid is geschapen om zeer kleine veranderingen te brengen, juist in de cellen van
dit hersenweefsel t. o. v. lading en mogelijkheid van ontlading. Deze verschillende
mogelijkheden sluiten in zich de capaciteit tot vastlegging van bepaalde gedachtenbeelden in
bepaalde cellen. Wanneer U denkt normalerwijze, dan richt U deze kracht tot Uw lichaam, U
richt dit tot Uw spraakorgaan, tot Uw ogen, Uw oren, U richt dit tot Uw ervaring, tot Uw eigen
denken. Het is echter mogelijk om deze, in wezen dus zuiver electrische kracht, te bundelen.
Wanneer dit gebeurt, zal Uw gedachte niet meer vaag en verstrooid rond U diffuseren in de
ruimte, maar zal in een bundeling van energie met een betrekkelijk grote sterkte gericht
worden: op de hersencentra van een ander. Omgekeerd kunt U, door zelf vrij van gedachten
zijnde, deze keten door concentratie uitstralen naar een ander, en wel bij voorkeur naar diens
hoofd en dan nog wel bij bijzondere voorkeur als U het kunt doen, naar het achterhoofd, waar
U dan kiest een aanzet die net even onder de kruin ligt, 15, 10 cm - dat ligt eraan – in
sommige gevallen 5 cm; u zult dat zelf bij ervaring vast moeten stellen wat op het ogenblik
daarvoor de juiste afstand is. Hierdoor raakt U aan een centraal zenuwknooppunt, waarin het
grootste gedeelte van de reacties en gedachtenstromen kenbaar tot uiting komt. Uw eigen
uitgestraalde energie werkt dan als een draaggolf waarop geënt wordt de gedachte van de
ander. Deze gedachte brengt dus bij U een gelijksoortige gedachte tot stand. Op een dergelijke
wijze kunt U met een ander meedenken, meevoelen etc. Indien U dit tot stand kunt brengen,
dit denken naar een ander toe, heeft U daarmee echter nog niet het probleem der telepathie
zonder meer opgelost. Het in n. l. ook nodig dat U In staat bent om Uw eigen gedachten
duidelijk uit te drukken. Het is noodzakelijk dat U in staat bent Uw eigen gedachten, belangen
en oordeel volledig ter zijde te stellen, terwijl U naar de ander luistert. Luisteren is natuurlijk
maar een vergelijkende uitdrukking. En nu wil ik U proberen te helpen om dit te bereiken. Het
is zeer moeilijk om zonder meer dit contact te bereiken. Waar echter een gezamenlijke
concentratie bestaat, bestaat ook een betrekkelijk sterk telepathisch contact, anders gezegd;
bij gelijktijdigheid der indrukken die gelijkwaardig zijn, ontstaat een contact tussen het
denken, waarbij de impulsen van het ene wezen die van het andere kunnen versterken of
verzwakken. Er ontstaat een gezamenlijk ervaren en een gezamenlijke reactie. Wilt U nu
proberen om dit tot stand te brengen, dan raad ik U aan om op een vastgesteld tijdstip over te
gaan tot concentratie. U kunt als U dat wilt - en is misschien voor U zeer gemakkelijk - U kunt
dit concentratiepunt stellen willekeurig binnen de periode van Uw rust, Uw slaap dus. U kunt
daarvoor kiezen desnoods, 2 of 3 uur 's nachts, daar is geen bezwaar tegen. Wanneer U dit
echter doet, is het noodzakelijk dat Uw laatste bewustzijn is een recapitulatie, ten eerste van
het tijdstip, ten tweede van het denkbeeld en ten derde een instructie aan Uw eigen
bewustzijn om al datgene wat werd uitgezonden en wat werd ontvangen, als droombeeld of
anderszins vast te leggen. In het begin zult U ontdekken dat er aanmerkelijke verschillen
bestaan tussen de uitgezonden gedachten en het resultaat door U behouden. Laat U niet
ontmoedigen, dit komt doordat Uw wezen een nog te grote rol speelt. Bij herhaling echter, een
voortdurende herhaling vooral, kunt U komen tot een steeds grotere gelijksoortigheid van
gedachte. Indien U ernstig hiertoe over zult gaan, raam ik de periode die nodig is om te komen
tot een enigszins betrouwbaar contact bij gelijktijdige concentratie, dus bewust gerichte
telepathie van tenminste twee zijden, schat ik dat U nodig zult hebben twee tot drie maanden.
Deze twee tot drie maanden moet dan een dagelijkse concentratieperiode inhouden van op het
doel gericht tenminste tien minuten - doel en onderwerp worden hier dus in begrepen - en een
ten hoogste durend contact van twee minuten, oftewel 120 seconden. Groter contact kunt U

3
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 1 – 3 november 1953

niet verlangen in deze periode. Het is verder raadzaam aantekeningen te maken hierover en te
komen tot een voortdurende vergelijking van de in U ontstane reacties. Heeft u dit tot stand
gebracht, dan kunnen we hierover verder gaan. Ik zou u dus eerst willen vragen of aangaande
het gesprokene Uwerzijds bepaalde suggesties aanwezig zijn of bepaalde problemen bestaan.
Ik mag uit Uw stilzwijgen opmaken dat U zich een oordeel alsnog voorbehoudt. We zullen dan
later op dit punt terugkomen.
Op een symposium van de gehoorzin is door een van de sprekers naar voren gebracht dat
wat wij horen vin de gehoorbeentjes electrische impulsen geeft aan bepaalde
hersengroepen en dienaangaande werd een zeer belangrijk feit geconstateerd n. l. dat
gewoon een oor werkt als een electrische microfoon, dus, verbonden wij deze zenuwen van
dat oor aan een versterker, dan werkt dat oor als een microfoon. En nu is natuurlijk een
hele belangrijke conclusie; U hebt daar ook zoeven al over gesproken - dat wij de
mogelijkheid hebben om hier electrische impulsen, in overeenstemming met de
geluidstrillingen, te kunnen waarnemen in onze hersenen - en dat wij deze ook kunnen
vastleggen. Ik heb daar een idee van gehad, dat wij de mogelijkheid hadden om
eiwitmoleculen te vormen, omdat deze buitengewoon gemakkelijk associabel en dissociabel
waren, en dat wij op die manier door de opbouw van een specifiek eiwitmolecuul een
bepaalde gedachtenvorm of een bepaalde belevenis konden vastleggen en dat er in onze
hersenen organen aanwezig zouden zijn die deze polen van dit molecuul zouden af kunnen
tasten en op die manier een zekere herinnering opwekken of een en ander zouden kunnen
reproduceren. Dat is natuurlijk ontzettend interessant, omdat het, laten we zeggen, ook in
overeenstemming is met hetgene wat U zonet even naar voren gebracht hebt over deze
electrische werkingen in de hersengroepen. Hoe is het dan met de andere zintuigen t. o. v.
onze hersenen?
Dat is in de praktijk zo dat, aangenomen dat de mens in staat is een apparatuur tot stand te
brengen die zo gevoelig is dat zij elke trilling omzet in een gelijksoortige electrische impuls,
dan zou een mens kunnen zien met zijn tenen, bij wijze van spreken, en kunnen horen met
zijn haren (dat haar is overdreven, waar we hier hebben te maken met hoornhuid, welker
structuur enigszins anders is) naar een. . . laten we zeggen, een eenvoudig apparaat, welks
naaldje zover wordt ingevoerd in de huid, dat de lederhuid doorboord is, dan zou U toch zeker
in staat zijn om horen zonder meer mogelijk te maken, ook wanneer het gehoororgaan zelve
volledig vernietigd is. Dat in dus de conclusie die daaruit te trekken valt en dat ben ik
inderdaad volledig met U eens, indien U dat wenst te impliceren. Verder wat betreft het
aftasten. Het aftasten dat moet U niet zien als geschiedende door bepaalde organen, maar er
bestaat een zekere selectiviteit, waardoor zekere cellen fel reageren op stroomstoten,
impulsen, trillingsimpulsen van een bepaald getal. Het is niet volledig juist wat ik zeg, want er
komt intensiteitsvariatie bij, daar komt reflexwerking bij ook, waardoor dus de cel die
ontvangt, ook tevens terugzendt etc. , maar laten we voorlopig zeggen: het trillingsgetal.
Wanneer dit trillingsgetal dus juist wordt aangevoerd van buitenaf, betekent dit dat
automatisch een deel van het weefsel wordt uitgeschakeld, dit is niet in staat om deze trilling
te verwerken en zet daarop in de celwanden een zodanige weerstand, juist deze ene trilling of
dit ene trillingsbereik, als onoverkomelijke hinderpaal tegemoet, dat een bepaalde gang
noodgedwongen moet worden gevolgd. Daar waar de mogelijkheden aanwezig zijn, ontdekken
we verder dat deze gedachtenstromen de gewoonte hebben om zoveel mogelijk dezelfde weg
te volgen, zodat het inderdaad niet dwaas is om te zeggen dat iemands denken in een vast
spoor ligt. Hoe gevoeliger het individu is, hoe minder sterk deze vorming van vaste
denksporen in de hersenen plaatsvinden. Dit betekent een activeren van een groter aantal
cellen. Dit zijn vooral de memoriecellen, waarin dus een herinneringsvermogen is bevat. Het
grote aantal van de geactiveerde cellen geeft echter noodgedwongen ook weer een grotere
gedachtenvrijheid en een grotere gedachtenvariatie, waardoor wij zo langzamerhand krijgen,
wat ik zou willen noemen het fantastisch of fantasmagorisch denken. Hier bij wordt dus
gecombineerd, niet meer door impulsen buiten de persoon ontvangen, maar door vergelijking
van bekende impulsen binnen de hersenen. Waar dit plaatsvindt wordt een beeld opgebouwd
dat niet reëel behoeft te zijn, maar is opgebouwd op alle in het herinneringsvermogen
aanwezige schijn- en werkelijkheidsfsctoren, op een zodanige wijze met elkaar verbonden, dat
zij een volkomen eigen wereld uitmaken. Al deze eigenschappen nu worden beheerst,

4
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 1 – 3 november 1953

allereerst natuurlijk door een regelmatige bloedtoevoer. Het bloed brengt n. l. een aantal
stoffen, die in een omzettingsproces juist voortdurend de verlorengaande aanvullen, en juist
de hersenen hebben aan een voortdurend en gelijkmatige toevoer van bloed en daarin
berustende stoffen, een zeer grote behoefte; een brein afsluiten van zuurstof is veel fataler
dan een spierweefsel b.v. afsluiten van zuurstof, en het eigen reactievermogen der cellen zal
daaronder dan ook veel ernstiger lijden; wij zullen bovendien een sterker verval der cellen en
zelfs celontbinding zien in een dergelijk geval. We kunnen verder opmerken dat de hersenen
daaraan alleen niet genoeg hebben, maar dat door het lichaam zelf bepaalde stimulerende
actie meer kan worden verwacht van het lichaam, zelfs niet voor die gedeelten die automatisch
zijn en dus buiten het eigen denkvermogen liggen. Dat zijn een paar consequenties die eraan
vastzitten. Dan zou me nog resten om op te merken dat onder bepaalde omstandigheden het
mij zelfs niet onmogelijk lijkt om, bij aanwezigheid der juiste stoffen, een klein deel der
aanwezige hersenweefsels te gebruiken om daaruit een grotere massa hersenweefsels tot
stand te brengen. Dat is dus een mogelijkheid. Het lijkt mij niet mogelijk om dit te doen
zonder meer via de weg van bestraling, plus juiste stoffen, dus niet uit een oercel, en dit wel
omdat de in de hersens zelf aanwezige, door het chromosoom bepaalde speciale
eigenschappen slechts zeer moeilijk, na zeer vele generaties, op zo'n wijze te variëren zijn, dat
een menselijk brein daaruit geboren wordt. Dus dat allereerst vastgesteld. En nu ben ik
benieuwd wat U verder nog te zeggen heeft daarover.
Ik had U nog dit willen vragen: Deze opbouw van deze eiwitcellen, dus deze z. g.
herinneringseiwitcellen, waarvan molecuulgewichten optreden van ver over de duizend,
deze opbouw van deze cellen hoe gebeurt dat? Zijn daar specifieke potentiaalstoten of
worden daar bepaalde velden opgewekt die deze moleculen op een bepaalde manier
aanvoeren, dat daar een bouw tot stand kan komen? Of zijn daar andere factoren aan het
werk?
Er zijn niet alleen zuiver stoffelijke factoren aan het werk. De zuiver stoffelijke factoren zijn
beperkt tot de opbouw van een groot aantal van deze moleculen, van deze eiwitcellen dus,
grotendeels eiwithoudende cellen, die een zeker potentiaal in zich dragen. De richting daarvan
echter is voor een groot gedeelte niet meer van zuiver stoffelijke voorwaarden afhankelijk. Er
behoort hierbij te komen de geestelijke kracht of de levenskracht. Deze levenskracht nu
behoort tot het terrein van de geest, waarover we ongetwijfeld met elkaar nog vele malen van
mening zullen moeten wisselen. Dit terrein van de geest kunt U zich het best voorstellen als
een krachtvermogen dat in staat is onder bepaalde omstandigheden zich electrisch uit te
drukken. Het is een reagens, een reactie tot stand brengende in cellen van een bepaalde
structuur, mits een voldoende verbondenheid daarmede bereikt kan worden. Dit houdt o. a. in
- tussen twee haakjes, misschien aardig om op te merken - dat wanneer ik door dit medium
spreek ik de bewuste waarneming daarvan kan uitschakelen, maar dat ik niet in staat zal zijn
de door mij geschapen impulsen volledig uit te wisselen-, ik kan dit niet meer doen. Om dit te
doen zou ik een geheel deel van het brein volledig moeten vagen van alle indrukken, en dat
zou natuurlijk niet verantwoord zijn. Wanneer deze cellen nu door deze geestelijke vermogens
gericht worden - want dat is één van de voornaamste dingen, dat zult U misschien ook wel
gemerkt hebben - dan krijgen we een aantal, ik zou haast zeggen, golvende structuren. Bij
deze golvende structuren blijkt ons dat de celgrootte verschillend is. Zij is niet gelijkmatig,
maar zij wisselt. We zullen verder ontdekken dat deze kleine cellen een sterker
aanvoelingsvermogen hebben, sterker vatbaar zijn voor van buiten komende indrukken dan de
grotere cellen. Dit komt omdat de grotere cel tot zijn capaciteit toe gevuld is. De kleinere cel
heeft nog een voortdurend opnamevermogen. Dit betekent ook, dat wanneer andere
gelijksoortige impulsen door andere wezens worden geschapen in de omgeving van de mens,
hierdoor het gehele hersenstelsel en dus ook de reactie van de mens verward kan worden en
zelfs gebracht tot, volgens normaal menselijk denken, onregelmatige, onrechtmatige,
onverantwoorde en onbegrijpelijke daden. Iets dergelijks krijgt U te zien wanneer b.v. een
periode van zonnevlekken een stralingsintensiteit op Uw aarde teweeg brengt van grotere
hardheid dan normaal. Dit kan in grote mate nog versterkt worden wanneer de
aantrekkingsverhouding en tussen de andere planeten op een bepaalde wijze in balans zijn.
Dan wordt hierdoor werkelijk het brein zodanig beïnvloed dat wij kunnen spreken van een
kleine magnetische wervelstorm binnen deze cellen. Hierbij wordt de richting tijdelijk

5
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 1 – 3 november 1953

veranderd. Die richting kan echter niet voorgoed veranderd worden daar, eigenaardig genoeg,
deze cel de eerst ontvangen impuls het langste behoudt en zich voortdurend naar deze
oorspronkelijke kracht blijft richten. Deze oorspronkelijke kracht kan wel verzwakt worden,
maar niet teniet gedaan, vandaar ook de grote invloed van de jeugdervaringen op het denken
van de mens. Ik zou daar dan verder nog aan toe willen voegen dat het niet altijd mogelijk is
om het denken te stimuleren door toevoeging van anorganische stoffen. Het is vaak wel
mogelijk door organische stoffen dit te doen, nog vaker is het mogelijk door het omzettings-
systeem, dus de spijsvertering, een bepaalde wijze van voeding, het zodanig te beïnvloeden,
dat hierdoor het denkvermogen aanmerkelijk wordt verscherpt en het bevattingsvermogen
daarvan vergroot. Het bevattingsvermogen van elke cel wordt bepaald door zijn totale
capaciteit tot het opnemen van lading en het behouden daarvan. Het totaal van het
geheugenvermogen van de mens is dan ook wederom afhankelijk van het totaal van de in de
hersencellen aanwezige energie plus de mogelijkheid tot behoud daarvan. En vandaaruit kunt
U dus verder aan en dan krijgt U te maken met een langzame maar in de loop der jaren toch
merkbare rotatie van het moleculair systeem in de hersenen, welke rotatie op haar beurt
bepaalde impulsen In die periode sterk vastlegt, terwijl andere praktisch verwaarloosd worden.
Het gehele denkwezen, het gehele denksysteem, zoals dit door de mens lichamelijk wordt
gebruikt, moet dus worden gezien als een zeer sterke hoeveelheid van individuen, die door
onderlinge samenwerking t. o. v. de buitenwereld een groot en geheel beeld tot stand kunnen
brengen. Ze hebben gemeenzaam een methode van stofwisseling, zij hebben verder
gemeenzaam hun mogelijkheid tot ontwikkeling. Wat zij niet gemeen hebben echter is de
capaciteit; tot behouden, wat zij verder niet gemeen hebben is de volledige richting van hun
wezen. We zijn weer een klein eindje dichterbij gekomen, geloof ik.
U had het over anorganische en organische substanties die toegevoerd zouden kunnen
worden aan een hersencel. Door toevoeging van organische stoffen zou het her-
inneringsvermogen gestimuleerd. worden. zou U mij kunnen zeggen welke organische
stoffen U dan bedoeld heeft om deze herinneringsstimulans op deze cellen te kunnen
uitoefenen?
Ja, in hoofdzaak zijn dit suikers, verder is het verwerkte Phosphor II en we hebben we verder
nog te maken met verschillende zuren. Abominezuren kunnen, in geringe mate toegevoerd,
een sterke, een zeer sterke werking hebben. Het is dus mogelijk om hiermede een mens tot
herinneren te brengen. Het is U misschien bekend dat het herinneringsvermogen van iemand
die een voortdurende plantaardige voeding geniet, sterker in en dat diens denkvermogen over
het algemeen iets vlugger is, plus diens reactie, dan bij iemand die voortdurend zich met
vleesvoeding, dierlijke voeding, zich zou voeden. Ik geloof niet dat er totnogtoé op aarde
proeven zijn genomen waarbij mensen een grotendeels uit b.v. minerale stoffen tot stand
gebrachte voeding tot zich namen. Zou dit echter het geval zijn dan zou blijken dat een
dergelijke voeding, juist door het ontbreken van zekere stoffen daarin, in de juiste verwerkte
vorm, een sterke vertraging in het denken tot stand zou brengen en dat als zodanig dus veel
van de vervangingsstoffen die men vaak propageert als geschikte voeding, in werkelijkheid de
mens zouden maken tot een soort idioot, waarin alleen de sterkste reacties nog blijven
bestaan. Ik zo dan verder nog op willen merken dat het ook mogelijk is om het denkvermogen
op en andere wijze te verzwakken. Wanneer U een overmatige dosis van sexhormoon toedient,
dan zult U de eigenaardige gevolgen zien, vooral wanneer U dat bij herhaling doet dat er in de
hersenen uitputtingsverschijnselen voordoen, en wel waarom? De kracht die normaler wijze
gebruikt zou moeten worden om het denkvermogen in stand te houden, wordt nu naar de
zaadcellen afgevoerd, de daarbij komende prikke1 leidt tot een veelvuldige afvoering van die
zaadcellen, waarbij dus een voortdurende nieuwe vorming van zaadcellen noodzakelijk blijkt.
Een te ver doorgevoerd sexueel leven betekent dus een sterke vermindering van het
denkvermogen. En nu heb ik daarover voor vanavond, meen ik althans, al voldoende gezegd.
Ik zou U willen vragen wat U voor zuur bedoeld hebt zoeven.
Ik kan het juiste woord helaas niet vinden, maar ik hoor het als Abominenzuur. Het schijnt een
zuur te zijn dat in hoofdzaak in bepaalde planten voorkomt, ofschoon het ook lange chemische
weg wordt samengesteld en het schijnt ook in verband te staan met de spijsvertering, tussen
twee haakjes.

6
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 1 – 3 november 1953

Bedoelt U misschien Aminozuur?


Aminozuur, ja, daar kunt U gelijk in hebben, maar dan weet ik niet wat die "ab" daarbij doet,
want die heeft er ook iets mee te maken.
Misschien een speciale verbinding van Aminozuur.
Het is mogelijk.
(Andere vragensteller) Ascorbine?
Neen, het is absoluut "ab" wat ik hoor. (Na de bijeenkomst heeft de vragensteller de heer ten
Brink het nagezien en meent dat hier bedoeld is Alpha-aminozuren. Dit staat echter buiten het
verslag en dient zuiver als een mening van de heer ten Brink over dat "a b") In ieder geval, ik
zeg U nogmaals; ik heb hier geprobeerd om zo zuiver mogelijk door te geven, ofschoon de
zuiver medische details eigenlijk al enigszins buiten mijn bevoegdheid gaan. Ik ben er echter
op doorgegaan omdat ik begrijp dat deze zuiver fysieke aspecten van psychische
mogelijkheden, U wel zeer sterk moeten interesseren. Wat ik echter wel naar voren zou willen
brengen nog is dit: Het is heel aardig om nu te spreken dus over eiwitcellen en bepaalde mole-
culair-structuren van een bepaald gewicht en een bepaalde rotatie die een eigen energie
capaciteit hebben, maar wat niet naar voren is gekomen totnogtoe en toch zeer belangrijk is,
dat de variatie die daarin ontstaat niet te allen tijde alleen geweten kan worden aan een
normaal fysiek proces; de bepaalde impulsen die U leiden tot het herinneren van dingen die
toch onaangenaam zijn. En nu zeg ik "onaangenaam zijn" juist hierom: wanneer iets werkelijk
onaangenaam is, dan wordt hier een weerstandscircuit opgebouwd. De mens is bewust blind
tegen al datgene wat hem stoort, blind, met zijn denkvermogen. U gebruikt deze blindheid om
bepaalde geluidsfrequenties en geluiden uit Uw reactievermogen uit te schakelen; zij hinderen
U in het normale leven en U zegt: ik wen eraan. In werkelijkheid echter bouwt U een zodanige
weerstand tegen deze bepaalde frequentie op, dat zij niet meer in volle sterkte Uw bewustzijn
kan bereiken. Al deze weerstanden worden echter soms plotseling gesloopt, doordat een veel
sterkere impuls al deze dingen nu in versterkte mate tot U door doet dringen. U hoort het
geluid ineens wel, U herinnert U ineens dat onaangename wel, U weet plotseling dingen die U
voor zichzelve lang hebt verzwegen. Dit nu is een ingrijpen van de geest. De moeilijkheid is
over het algemeen echter om een dergelijk ingrijpen van de geest zover door te doen werken
dat het ook een zuiver fysieke uiting tengevolge heeft; de reactie is wel aanwezig, maar de ui-
ting van deze reactie is over het algemeen zeer traag. De geest heeft in de hersenen een
perfect instrument gevonden dat het mogelijk maakt, althans 9/10 van de ervaringen van de
geest uit te drukken. Deze uitdrukking wordt niet tot stand gebracht, zoals U misschien zou
denken, door het scheppen van ervaringen, dus de bekrachtiging van bepaalde dezer cellen op
zekere wijze door de geest zelve, maar voor het stimuleren van bepaalde ervaringen, het
zoeken naar bepaalde ervaringen en het zich afwenden van andere ervaringen. De geest is dus
niet meester van de hersenen in die zin dat hij daar willekeurig in vast kan leggen wat hem
goeddunkt. Dit is alleen mogelijk wanneer een aanmerkelijk groter deel van het
herinneringsareaal dan normaal ontwikkeld in de hersenen tot krachtige en bewuste cellen
werd gevormd. Waar dit niet het geval is, blijft de geest alleen de mogelijkheid dus invloed uit
te oefenen op de intensiteit der reacties, het scheppen van remmingen en het bekrachtigen
van andere bestaande impulsen. Dit is de beperking van het lichaam voor de geest. Heb ik U
hiermede voldoende te denken gegeven over de hersenen? Wat denkt U?
Ja, dit is wel voorlopig voldoende. Ik heb nog wel enige vragen, maar het lijkt mij beter die
een andere keer te stellen,
Ik zou U n. l. willen voorstellen, mijne vrienden om, hetgene wat ik U hier aangaande heb
denkvermogen heb gezegd, nader voor Uzelve te overdenken, zonodig daarop de U ter
beschikking staande bronnen na te slaan, informatie in te winnen etc. Wanneer U dit gedaan
heeft dan zult U ongetwijfeld in staat zijn een zuiverder beeld te krijgen nog dan op het
ogenblik van de werking van de hersenen en de daarbij optredende verschijnselen. Het zal U
tevens van dienst zijn als concentratiemethode, overdenking dus van de werking van het
hersenstelsel, en deze concentratiemethode kan, indien U dit wenst, reeds op het ogenblik
gepaard worden met een zelfgeschapen verlangen naar telepathisch contact. Indien U dit
laatste doet, waarschuw ik U ervoor dat bepaalde verlangens soms worden omgezet in
schijnrealisatie, zodat U aanneemt een contact te hebben, zonder dat daarvan werkelijk sprake

7
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 1 – 3 november 1953

is geweest. Ik raad U dan ook aan om, wanneer U enkele malen deze ervaring heeft gehad, te
trachten degenen waarmee men meent in contact te zijn gekomen of te staan, een contrôle af
te spreken, een contrôle die buiten het weten van beiden wordt getroffen. U kunt dus b.v. een
wachtwoord. afspreken dat verzegeld bij een derde berust en waarvan dus niemand verder iets
weet. U kunt dit doen door bepaalde uren aan te geven, b.v. U zegt: wij komen bijeen
hedenavond om acht uur, maar ik zal er zijn om precies kwart vóór acht en je zult er zijn op
precies kwart vóór achten en wij zullen tot elkaar een bepaald woord zeggen. Dergelijke
proeven op uw eigen betrouwbaarheid raad ik U in een dergelijk geval zeer sterk aan, opdat U
niet zult worden verleid dus tot dromen over nog niet reëel bereikte fenomenen. En daarmee,
vrienden, beschouw ik mijn taak als inleider van deze avond beëindigd. Ik zou u willen
voorstellen om hetgeen wij nu kort hebben besproken, onderling nog eens te beschouwen. Na
een pauze welker duur U zelf kunt bepalen, maar die ik U zou verzoeken niet langer te maken
dan ten hoogste dertig minuten, kunt U verder voortgaan met de twee andere sprekers, die,
althans voorlopig zijn aangewezen om ook deze avond van dienst te zijn, op deze bijeenkomst
dus. Er rest mij dan alleen nog, te hopen dat wij in staat zullen zijn gezamenlijk een resultaat
te bereiken. U moet er zich bewust zijn dat er enkelen zullen afvallen; U moet er zich van
bewust zijn dat teleurstellingen, zeker in het begin, niet te vermijden zijn, U zult verder
moeten begrijpen dat het scheppen van een absolute harmonie meer en meer noodzaak zal
worden voor het verdergaan, zeer zeker wanneer andere sprekers dan op het ogenblik tot U
komen, uiteindelijk het woord zullen kunnen vatten. Dan dank ik U voor Uw aandacht. Ik mens
U dan een aangename onderbreking.

Na de PAUZE:
Goeden avond vrienden,
In het eerste gedeelte heeft U kennis gemaakt met broeder Matthias - tenminste wij noemen
hem broeder, U mag hem ook gewoon Mat noemen desnoods, hoor, dat geeft ook niets; hij
heeft trouwens een hele mooie tent bij ons - maar U kunt mij dan noemen: Alphons, of als U
dat liever heeft: Fons, of als me Al wilt noemen, nietwaar. . . Ik ben wel niet Al uit het liedje,
maar in ieder geval, noemt U me maar zo. Nu heb ik mezelf voorgesteld en daarmee aan mijn
bijzondere taak voor deze avond eigenlijk voldaan en nu kunnen we dan overgaan tot het
onderwerp zo'n beetje van Uw eigen interesse. De bedoeling is dus dat we spreken over Uw
eigen onderwerpen een tijdje en misschien dat daar weer vragen of problemen uit
voortkomen; dat zullen we wel verder zien.
Ja,mijnheer de Voorzitter, als ik hier als gast en als filosoof - op Uw verzoek trouwens - iets
te berde breng, dan zou ik willen aanknopen aan een woord dat herhaaldelijk gebruikt is in
het eerste gedeelte van deze avond, n. l. de "herinnering". En wanneer we dan eerst naar
het woord kijken, her-innering, dat betekent dus al; opnieuw, innerlijk maken, wat al
innerlijk is. Maar wat herinneren we ons nu, wat herinnert de geest zich nu"Kijk, daarbij
zou ik U op dit willen wijzen; Men kan in de ruimte allerlei dingen verliezen, men kan zijn
portemonnaie verliezen en men kan zijn parapluie verliezen, maar men kan zichzelf niet
verliezen, men kan ook geen gedachten verliezen, zo op de manier als waarop men een
dubbeltje kan verliezer. Dat gaat alleen voor eindigheden in de ruimte, maar een gedachte
die kan men alleen maar vergeten, en dat vergeten is een heel eigenaardig woord - we
hebben het nog in "to get" in het Engels, daar hebben we het "geten" nog - vergeten wij
eigenlijk,anders krijgen"we dat dus, wat we innerlijk geproduceerd hebben, de gedachte, in
onszelf vergeten, maar omdat we haar in onszelf vergeten hebben, daarom kunnen we ook
onthouden, houden we altijd in, die gedachte, en datgene wat we inhouden kunnen we ons
herinneren. En wanneer nu de geest dit of dat zich herinnert, herinnert hij altijd weer
zichzelf, want hij heeft zichzelf tot gedachte gemaakt en hij herinnert dus zichzelf. Hij kan
ook alleen zichzelf herinneren, want hij weet niets anders dan wat hijzelf is; alles wat niet
geestelijk zou zijn, "vat buiten de geest zou vallen, daarover zou hij helemaal niet eens
kunnen spreken, daar zou hij geen woord over kunnen zeggen, over alles wat buiten 4e
geest valt. Alles wat de geest doet is zichzelf herinneren. En zo, omdat we allemaal
gevallen zijn, eindige gevallen zijn van de oneindige geest, daarom houden we allemaal, op
dr wijze van de mogelijkheid, alles in, en daarom zou eigenlijk ieder mens als medium

8
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 1 – 3 november 1953

kunnen fungeren, omdat het medium niets anders doet dan altijd weer dat produceren wat
geestelijk is, wat in de geest ligt. . En wat wij ons herinneren is altijd geestelijk, d.w.z.
onszelf. Wanneer dus een natuurkundige zich b.v. de valwet denkt, dan herinnert hij
zichzelf datgene wat de geest, in volkomen onbewustheid van zichzelf, zichzelf in het
vallende lichaam geschapen heeft. Al die lichamen vallen op dezelfde wijze, omdat ze
allemaal vereindigingen zijn, één en hetzelfde algemene, n. l. van de geest, en het enige
wat de geest doet is: altijd met zichzelf in gesprek zijn.
Vooral dat laatste dat kan ik absoluut volkomen onderschrijven, dat kan ook niet anders. Kijkt
U eens, wij kennen natuurlijk, als we nu filosofisch willen zijn aan het begin, dat beroemde
woord: cogito, ergo sum, maar is dat eigenlijk wel waar? En als we filosofisch gaan denken
behoeft dat niet waar te zijn. Ge zegt; ergens is een denken. Ja, ge zegt: ik denk, en dus ben
ik. Neen, dat is niet volledig juist. Ik herken mijn eigen wezenheid of mijn deel van het totaal
aan mijzelve en verder niet. En zo komt U dan ook heel aardig tot de conclusie: wij zijn alleen
uitingen van hetzelfde wezen, van de geest. Ik zou het nog verder willen uitdrukken: wij zijn
allen uitdrukking van het enig reeel bestaan in de zin van werkelijkheid, onbegrensd en
oneindig, van het zijn. Het zijn, dat is eigenlijk de realiteit, en alles wat er in dat zijn geboren
wordt, is niets anders dan een ogenbliksuiting van een mogelijkheid die als potentieel te allen
tijde in dat zijn ligt. Wanneer nu de geest zich uit, zoals ik mij op het ogenblik dus tot U uit -
nietwaar, ik zeg; noemt U mij maar Alphons - dan uit ik een deel van dit totale wezen dat in
mij gepersonifieerd is, maar ik kan uit dit wezen U niet zeggen wat niet in U bestaat, ik kan U
slechts herinneren aan datgene wat U vergeten bent. En dat is ook weer heel begrijpelijk. U
bent uitgegaan als een verschijningsvorm van het wezen dat we gemakshalve met Uw
goedkeuring maar God zullen normen. Dit is het zijn. Elk wezen nu daarin krijgt een speciale
functie, is een speciale uiting, één facet van het totale wezen, het zijn van God. Al die facetten
van God hebben dus uiteindelijk toegang tot God en dus tot het zijn, wat is alles en de
potentie van alles, mits zij zich dat realiseren. En daarom kan een mens zich niet genoeg
bewust zijn van het feit dat alles wat er is rond hem, een verschijningsvorm is, welks
waarneming berust op het facet van zijn eigen wezen, dat in feite is een deel van het zijn. Als
men zegt: er is middelpuntvliedende kracht, er is zwaartekracht, wanneer men gaat zeggen:
er is licht en er is duister, dan betekent dit niet een actueel zijn; dit is geen realiteit, het is
ervaring, opgedaan door een deel van het zijn als vaststelling van andere delen van het zijn,
er is een tegenstelling geschapen, en in deze tegenstelling kan God, kan het zijn zichzelve
erkennen. Vandaar dat het niet anders mogelijk is dan dat de mens inderdaad is God, of God is
de mens, en dat het logisch is dat men zegt; God schiep de mens naar Zijn beeld en gelijkenis.
Dat kan niet anders, want God is de mens. Ik zeg niet: "de mens is God", let U wel. God is de
mens, maar de mens is zich niet bewust van de God die in hem leeft en beperkt zich dus tot
dat deel dat de Goddelijke kracht hem opdwingt als uitingsvorm. Op het ogenblik echter dat
die mens verder gaat en zich bewust wordt van zijn eigen wezen dus, met zijn uiterlijke
mogelijkheid van zijn innerlijke werkelijkheid, is hij God, is hij één met God en heeft deel aan
het totaal van God. En wanneer wij dan spreken over de herinnering dan moeten wij dus,
filosofisch gezien, van tevoren vaststellen dat deze herinnering uiteindelijk fictief is, evenzeer
als het weten fictief is, waar er alleen maar is; het voortdurend bestaande, het zijn. Maar wij
zijn niet in staat om onszelve te beschouwen als wezens die niet zijn, die alleen maar een
droombeeld zijn, een verschijningsvorm. Voor onszelf vormen wij een volledige werkelijkheid,
en zolang wij voor onszelf een volledige werkelijkheid kennen - of die nu is werelds, of dat dat
zijn onze sferen, die uiteindelijk ook bestaan voor ons - is het voor ons noodzakelijk dat wij
gaan beginnen de kernstukken ons eigen wezen te ontleden. En daarom zeggen wij;
herinnering. Herinnering is een belangrijk iets, de gedachtenkracht is een belangrijk iets. Hoe
belangrijk? Ach, dat zult u later nog wel horen, want geloof mij, wanneer men U eerst een
klein beetje op de hoogte heeft gesteld van de werkingen, zoals wij die althans zien en menen
te kennen, van Uw brein en van Uw wezen en van de beheersing daarvan door bepaalde facto-
ren, dan zullen we over moeten gaan tot gedachtenkracht. Weet U wat gedachtenkracht
eigenlijk is? Dat is het erkennen van een andere mogelijkheid in het eigen ik en daardoor
maken deze tot realiteit in de verschijningswereld rond U beleeft, alles wat er rond U gezien,
ervaren, gevoeld wordt, is een projectie van Uw wezen. Dat wil niet zeggen dat er niet iets
anders is; dat is best mogelijk. Ik voor mij ik neem zelfs aan dat er iets anders is, ik neem aan
dat ik als het ware één molecuultje ben misschien in een tafel, maar ik neem die andere
9
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 1 – 3 november 1953

moleculen rond mij waar en ik zeg dus: hé, verwonderlijk, die doet zus en die doet zo.
Wanneer ik mijn eigen plaats zou veranderen of mij bewust zou worden van de vorm die het
geheel inneemt, die tafel, dan zou ik het geheel anders gaan beschouwen, ik zou de wetten
daarvan gaan kennen. Wat is dus eerst noodzakelijk? Dat ik mij bewust word van mijn eigen
plaats. En, nu ja, op den duur zeg ik: ja, besta ik dan wel? Dat is een groot probleem, hoort
filosofisch vooral, want je bent er niet met te zeggen: ik besta, want ik denk, mijn denken is
een bewijs. Per slot van rekening dan zou een pop die spreekt met de stem van de vertoner,
ook kunnen zeggen: ik ben, want ik spreek, ik reageer en ik handel en ik denk. Toch is hij
niets, wanneer hij niet bezield wordt door de vertoner en is gedwongen alle vormen aan te
nemen die de vertoner hem oplegt. Begrijpt U waar ik naartoe wil? Ik wil daar naar toe dat wij
op een gegeven ogenblik komen tot datgene wat voor ons het hoogst bereikbaar en het hoogst
voorstelbaar is: het aanschouwen van God, dat wij dus het totaal van het zijn kennen, dat we
het zijn begrijpen. Maar dan zijn we er nog niet, dan hebben we het nog niet bereikt, want
vandaaruit moeten we verder gaan en ons zelf verliezen in God, als U begrijpt wat ik bedoel.
Wij moeten het zelf zijn; de scheiding die wij trekken tussen ons eigen wezen en het zijn als
zodanig, moeten wij verliezen, die moeten wij terzijde stellen. En pas wanneer we dat doen
dan zijn wij inderdaad, dan zijn we geen schijnbeeld meer, dan zijn we in werkelijkheid, maar
het is heel waarschijnlijk - ik moet alweer over “schijn” spreken, het is allemaal een spel van
schijn en begoocheling uiteindelijk op de wereld - dan schijnt het mij toe dat ik niet meer die
"ik" ben die "ik" die ik op het ogenblik ken. En van daaruit zou ik nog een ogenblik willen
spreken over dat "vergeten". Wel, het is heel eenvoudig. Wanneer een mens bepaalde dingen
tegenkomt die niet stroken met zijn wil, met zijn verlangen, met zijn interesse, dus met zijn
ik-heid, met zijn persoonlijk denken, dan kan hij er vaak niet omheen deze indruk toch in zich
vast te leggen, want je kunt niet het totaal van het zijn veranderen, je kunt God niet
veranderen. Wat kun je wel doen? Je kunt jezelf - wetens en willens eigenlijk -, ofschoon de
meeste mensen zich dat niet bewust zijn en ook de meeste geesten niet - afsluiten van een
deel van de werkelijkheid. Dit noemen wij het vergeten. In dit vergeten veranderen wij zelfs
de waarden van wat wij herinneren nog, door de details daarvan zo te verdraaien dat zij in
overeenstemming komen met het door ons gewenste beeld van zijn, m. a. w. wij denken
onszelf in een bepaalde vorm en wij dwingen onszelf aan deze bepaalde vorm steeds te
beantwoorden. Maar op het ogenblik dat dat niet meer mogelijk is, op het ogenblik dat wij ons
bewust worden, juist door het uitschakelen van het ik-bewustzijn, van het zijn als zodanig, dan
komen we veel verder, dan krijgen wij veel andere bronnen, heel andere bronnen dan we
normaal hebben, en dan noemt men dit het onderbewustzijn en verder nog zelfs het
bovenbewustzijn, d.w.z. het totaal van een bepaalde vorm, van een bepaald facet van zijn, de
mensheid is een facet van het zijn, en wat zich daarbinnen afspeelt is eigenlijk weer een
onderverdeling, nietwaar elk klein deeltje van dit facet denkt over zichzelf dat het ten opzichte
van de andere zó is en zó en realiseert zich niet hoe het in een bepaald vlak in moe, passen en
altijd in zal passen. Hebben we dat bovenbewustzijn bereikt dan hebben we dus de
mogelijkheid het totaal van het zijn beter te kennen en wel zover het ons eigen facet betreft.
Ieder mens is in staat dit te bereiken; ieder mens die dat bereikt kan men reeds een medium
noemen. Maar nu gaan we nog verder. Wanneer ik mijn persoonlijkheid, nu zoals ik hier op het
ogenblik ben, terzijde stel en ik breng daarvoor uit dit totale bewustzijn een ander deeltje van
hetzelfde facét, van hetzelfde facet mens zijn dus, wat gebeurt er dan? Dan uit zich een
andere persoonlijkheid met andere ervaringen, andere herinneringen, andere feiten die
vergeten worden, kortom, ik verander eigenlijk van plaats in dat facet. Ik verplaats mij in een
nader wezen, of – als u dat liever wilt zeggen – een ander wezen verplaatst zich in mij. En dan
heeft u nu de oplossing van het medium zijn. Wat is er daar dus voor nodig? Voor het
medium-zijn is nodig, dat men zichzelf, zijn ik vergeet. Hoe verder dit vergeten doorgevoerd
kan worden, hoe meer men dit veranderen en terzijdestellen kan, hoe beter de kwaliteiten van
het medium. En zo komen we dan eindelijk tot de kernvraag, de sleutelvraag die in Uw betoog
lag, Is medium zijn een begaafdheid, is medium zijn iets bijzonders? En nu moet ik eerlijk
zeggen; van mijn standpunt uit, neen, het is helemaal niets bijzonders. Medium zijn is een
normale eigenschap die elk levend wezen – dus ik ga heel wat verder dan alleen voor elk mens
– elk levend wezen moet bezitten, maar dit levende wezen moet daarvoor afstand kunnen
doen, in grote of in minder grote mate, van het ik-bewustzijn en dat is juist het lastige punt.
Wat blijkt nu verder? Dat het vergeten van het ik-bewustzijn sterk bevorderd wordt door
10
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 1 – 3 november 1953

ervaringen van fysieke of psychische aard, die als herinnering onaangenaam zijn en dus de
neiging tot vergeten versterken. Men wil zichzelf vergeten, men is ontevreden met zijn leven,
men heeft reden om het persoonlijke zijn niet zo hoog te stellen, men doet daar graag afstand
van en dan krijgt men twee soorten mensen die beiden eigenlijk mediums genoemd kunnen
worden. Het ene type is het type van de kunstenaar, de mens dus die zichzelf tracht te uiten,
zo men zegt, maar in werkelijkheid zichzelf tracht te ontvluchten door een bepaalde
uitbeelding, dat is de kunstenaar. De tweede is degeen die zichzelve prijsgeeft, geheel, om
daardoor een ander wezen te worden. En nu bestaat hiertussen weer een eigenaardige
wisselwerking, want, zoals voor de kunstenaar door zijn uiting weer het zijn, het persoonlijk
zijn versterkt wordt, zo wordt voor een medium het persoonlijk zijn versterkt door het tijdelijk
verliezen van de persoonlijkheid; er blijft dus een evenwicht en het ik-bewustzijn blijft
bestaan. We zouden nu natuurlijk de opmerking kunnen maken: ja, maar wanneer dat toch
allemaal maar een denkbeeld is. Ik zou het niet beter voor weten te stellen dan zo: alleen in
de wereld van dit ogenblik en dat van een seconde geleden en dat van tien seconden geleden
enz. bestaat voortdurend, alles is, er is niets dat teniet gaat en er in niets dat opgebouwd
wordt, maar in de uiting van het zijn zit een bepaalde ritmische verhouding verwerkt. Wanneer
nu het z. g. ik, d.w.z. het bewustzijnspunt, in het zijn geprojecteerd, de zijnstoestanden d.w.z.
de mogelijke uitingen van het zijn in een bepaalde opvolging belicht en in zichzelve opneemt,
dan zal hierdoor ontstaan de illusie van tijd, van omgeving en verandering van handeling en
daad. Dit zou uitschakelen de vrije wil, indien wij niet aan zouden kunnen nemen dat hoe
verder het eigen bewustzijn reikt, dus hoe verder de ik-heid zijn wezenheid in het zijn begrijpt,
dat de daad, de handeling en de situatie vermindert. Het ik kan blijven bestaan als een
geprojecteerd punt, maar er is niet meer ik, het wezen dat beleeft, maar het is alleen nog God
dat zich uit. En ik meen dat we hier dan al weer heel dicht genaderd zijn tot de Maya-theorie,
de Maya-filosofie ook eigenlijk, die zegt: het is al begoocheling. Let wel, we kunnen niet
zeggen: het is al niet. Het is, maar wat is het? Dat weten we niet. We weten alleen dat het zich
aan ons, door ons eigen wezen voordoet als iets, dat wij leven van binnen-uit en dat wij nooit
van buiten-uit beïnvloed kunnen worden, dat, waar wij in onszelve immuun zijn voor bepaalde
dingen, ze ons uiterlijk nooit kunnen overkomen. En daaruit kunnen we dan als eindconclusie
misschien nog trekken dit: de mens die nooit vreest, die gelooft in God, hoe primitief of hoe
verstandelijk dan ook, is als het ware immuun tegen zeer veel belevingen die anderen uit
zichzelve scheppen, waar de onzekerheid voor hen wegvalt, de onzekerheid weggenomen door
het geloof, en aan de andere kant de vrees, de angst wordt weggenomen door het ontkennen
van deze angst. Deze wezens ervaren nog als ik-heid. , maar leven in de praktijk in
onmiddellijk verband met het wettelijke zijn. En dit zijn is het dat voor hen uiteindelijk de
buitenwereld doet verschijnen in een ideale vorm. Wanneer deze ideale vorm als beeld van
een bepaald deel van dit zijn, ervaren en aanvaard wordt, krijgen we vanzelf dus een overzicht
op een volgend punt, van waaruit weer een groter deel van het zijn in ons wordt bevat. En dan
krijgen we - mag ik nog verder gaan, ja? - krijgen we dit ook: onze ervaring is dat de
tweelingzielen, waar zoveel over "geschwärmt" wordt door - nu ja, laten we maar eerlijk zijn -
mensen die zuiver sentimenteel persoonlijk denken, in de praktijk reëel bestaan. Zij zijn twee
delen bewustzijn die elkaar zodanig volledig aanvullen dat daaruit een nieuw, groter
bewustzijn geboren wordt. Wij weten dat ook deze tweeheden, van ons standpunt uit bezien,
wederom met andere gelijke eenheden verenigen tot een nog groter iets, en dat elke
vereniging gepaard gaat met een uitbreiding van zijn en van levensbesef, waarbij echter de
persoonlijkheid, eigenaardig genoeg, van de enkele delen wordt omgewerkt tot één geheel.
Dat klinkt voor U natuurlijk allemaal als theorie, maar voor ons is het al een praktische
waarneming en wij kunnen vaststellen op grond hiervan, dat er niets, niets ook, als absolute
en voortdurende eenling in de schepping beschouwd kan worden, maar alleen alles als een
deel dat, op het ogenblik dat een harmonisch evenwicht met een ander deel wordt bereikt,
onmiddellijk als eenheid verder gaat. En dan kan ik weer terugkomen tot het voorbeeld wat ik
gebruikt heb: de moleculen vinden elkaar en vormen samen uiteindelijk een bepaalde stof, en
deze bepaalde stof krijgt uiteindelijk een bepaalde vorm. Deze vorm in het zijn, of is God. Hoe
zij dit weten we niet. Ik hoop dat ik daarmee voldoende antwoord heb gegeven. Als ik
problemen heb opgeworpen of onduidelijk ben geweest, dan vertelt U het maar, dan gaan we
er weer op verder.

11
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 1 – 3 november 1953

Ik weet niet of het de dames en heren is opgevallen, maar het medium dat spreekt nu met
een heel andere stem dan de eerste keer.
Hier is toch een andere intelligentie aan het woord. Dit is een Franse kunstenaar in de stof
geweest.
Heel merkwaardig vind ik dat zo diep kan worden ingegaan op dat wat ik zoeven terloops
heb opgemerkt. Maar als ik nog iets daaraan mag toevoegen, dan in het dit: waar hij nu
het woord God genoemd heeft, God word door de mens in de regel naar buiten
geprojecteerd als het oneindige en het volmaakte, waarbij hij zichzelf dan alleen maar als
het onvolmaakte en het eindige qualificeert. Vooral tegenwoordig onder de modernen, die
dan al niet meer modern meer zijn eigenlijk, die Barthianen, die dan God als "das ganz
Andere"- zoals Barth het noemt - zien, waarvan de mens eigenlijk niet zou kunnen weten
wat uit hemzelf komt. Maar wanneer we nu God als het volmaakte zien, dan moeten we
wel goed begrijpen dat het volmaakte niet volmaakt zou zijn wanneer het het onvolmaakte
zou ontberen, want dan zou het gebrek hebben aan dat andere van zichzelf en dus niet
meer volmaakt zijn, en zou het zelf een onvolmaaktheid zijn. En het volmaakte kan ook
niet zoiets zijn wat over de onvolmaaktheden verdeeld zou zijn, zoals men dat dan
Pantheïstisch wel eens heeft gezegd, want wanneer dat verdeeld zou kunnen worden in
stukjes en brokjes, dan zou het ook weer zelf een onvolmaaktheid of een eindigheid zijn.
Het is ook niet zo te denken alsof het volmaakte -dat heeft men dan ook wel zo in
beeldspraak gezegd - het onvolmaakte omsluit of inhoudt. En dan stelt men zich dat zo
voor als een vat waar b.v. wijn in zit; als het zo zou zijn dan zou het volmaakte ook weer
een eindigheid zijn met andere eindigheden erin. Neen, het volmaakte, of God, is zo
volmaakt dat het zichzelf zijn anderen schept, zichzelf tot de eindigheden en tot de
onvolmaaktheden maakt, maar al die onvolmaaktheden geen ogenblik ook maar laat
bestaan, maar ze van binnenuit - omdat de onvolmaaktheden in wezen het volmaakte zijn
dat zich tot het onvolmaakte heeft gemaakt al die eindigheden en al die onvolmaaktheden
die blijven op zichzelf niet bestaan, maar worden voortdurend door hun innerlijke kracht
veranderd, bewogen en ontwikkeld, zover tot ze zelf gaan vragen: wat zijn we eigenlijk,
wat is dat zelf, wat is dat wezen van ons, wat is die kracht die zich tot die eindigheden
heeft gemaakt, die eindigheden heeft ontwikkeld en zichzelf en die eindigheden af doet
vragen wat ze eigenlijk zelf zijn? En zo zien we dus God niet als een zijnde, ergens, in de
hemel of waar dan ook, ook niet als een niet-zijnde, maar als zowel als een zijnde als een
niet-zijnde, d.w.z. als een wordende. Doorlopend doet hij zichzelf worden en Hij is het
enige - en dat heeft het medium ook gezegd ongeveer het enige wat blijft. Het enige wat
blijft in de gehele ontwikkeling van die eindigheden, 'dat is die macht die ze als
eindigheden doet zijn en doet niet-zijn, d.w.z. ze voortdurend doet veranderen, maar ze
verdwijnen daardoor niet; zo blijven eindigheden, maar worden altijd weer anders.
Resumerend. kom ik tot de vraag; wat zijn we eigenlijk zelf? En dat is dan de mens, dat wil
dus zeggen: de mens is in wezen God zelf en niet maar een stukje van God, maar geheel;
ieder mens is het geheel.
Neen, dat laatste ben ik zeker niet mot U eens, en U heeft m. i. althans, in Uw ontwikkeling
van het probleem nog een fout gemaakt. U bent begonnen met te zeggen: wat is God voor de
mens? Wel, wat kan God voor de mens anders zijn dan het geïdealiseerde en het vereeuwigde
ik. Dat dit veridealiseerde en vereeuwigde ik naar buiten wordt geprojecteerd is logisch, maar
hieruit zouden we kunnen concluderen dat elk mens zijn eigen God heeft. Nu komt de vraag:
wat is de mens dan, vanuit het Goddelijk standpunt? En het wordt heel wat moeilijker om dat
te belichten, want dan gaan we heel gauw de fout maken dat we de menselijke relatie toch
mee laten tellen. Van God uit kan de mens niet zijn het eindige, maar kan ook niet zijn het
oneindige; het kan slechts zijn een deel van het eigen wezen. En wanneer dit wezen ook in
vormen verandert, zo geloof ik toch niet dat het logisch of filosofisch te verklaren zal zijn dat
God in zich ontwikkelt datgene wat niet in dit wezen is. Daar zou dus mee geuit worden dat
God nooit de wordende kan zijn, maar te allen tijde van zich uit is de zijnde, waar het de mens
bukten. zijn wezen, hoe en begrensd dit voor eng is of hoe begrensd wij dit willen zien, niet
mogelijk is enige voorstelling te geven; wij kunnen niet buiten het Goddelijke, we kunnen niet
eens buiten onszelf. Wanneer wij onszelf echter beschouwen als God - U zegt dus elke mens is
God -dan zou het noodgedwongen leiden tot de stelling dat elke mens in zich onveranderlijk is

12
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 1 – 3 november 1953

en dat ah zijn uitingen eindigheden zijn die slechts zijn de bevestiging van eigen oneindigheid.
Ik meen t. o. v. de mens en ook van de geest, hier te mogen protesteren; met deze
ontwikkeling ben ik het niet eens. Wanneer wij een vorm zijn, het z. g. eindige, geboren uit
het oneindige, gedoemd tot oneindigheid, waar wij in onze eindigheid slechts de oneindigheid
bevestigen, dan moeten wij aannemen dat wij bij voortduring zijn. Wanneer wij aannemen dat
wij bij voortduring zijn en deel zijn van het totale zijn, dan kunnen wij nooit onszelf ervaren als
tegenstelling tot een ander deel van hetzelfde zijn. Op grond daarvan zou ik willen concluderen
dat Gods uiting, oftewel het zijn, niets anders is dan een punt, dus een niet plaatsinnemend
iets, dat zich in zichzelf beschouwend, verwijdt voor de toeschouwer - we moeten
noodgedwongen weer de toeschouwer erbij halen, anders kunnen we het helemaal niet
uitdrukken - tot een cirkel, in welke cirkel voor de toeschouwer het mogelijk wordt om "links"
en "rechts" te zeggen, waar het mogelijk wordt te zeggen "boven" en "onder", maar waarvan
het wezen zelf niets kent. Het zoekt zijn eigen vorm te bepalen, en om deze vorm te bepalen
vergroot het zichzelf en gaat van elk punt in zichzelve zijn eigen verschijningsvorm,van daaruit
gezien, na. Wanneer dit het geval is, is de mens dus een waarnemingspunt, en is als zodanig
onvergankelijk deel van God, maar is en blijft een deel en kan nooit zijn het geheel. Wat
echter wel kan worden gezegd dat is, dat dit deel in zich te allen tijde draagt het bewustzijn
van het geheel, wat iets anders is, oftewel het totale zijn Gods is inderdaad in elke mens
voorhanden en volledig voorhanden, is in elk kleinste deel van de schepping voorhanden. In
het stofje dat dwarrelt ergens in het zonlicht, maar het is niet het totaal Gods. Zo is de mens
niet God. De mens is een, vergankelijke mijnentwege, uiting van het Goddelijke. Dan werpt U
verder op het probleem van: kan het volmaakte bestaan zonder het onvolmaakte voort te
brengen? Mij dunkt dat volmaakt betekent ook: volmaakt harmonisch. Waar wij zouden
spreken over volmaakt harmonisch moeten wij te allen tijde ons een volledige
evenwichtstoestand indenken. In een volledige evenwichtstoestand nu is geen ruimte voor
verschijnselen die niet onmiddellijk door hun tegendeel gecompenseerd worden. Zo zou ik hier
willen concluderen dat de wereld der verschijningen evenzeer oneindig is en volmaakt is, maar
dat slechts het eigen ervaren in een bepaald deel het oordeel doet groeien, het oordeel dat een
onderscheid maakt tussen goed en kwaad, tussen aangenaam en onaangenaam, tussen
oneindig en eindig, waarbij het eigen standpunt slechts wordt gezien. Waar nu het eigen
bewustzijn ongetwijfeld een eindigheid is, terwijl het eigen wezen een oneindigheid is, kunnen
wij dus niets anders concluderen dan dat de eindigheid niets andere is den een waarneming
van het oneindige, waardoor het oneindige wil komen tot een eindigheid in zichzelve, d.w.z.
een begrenzing, een kennen van zichzelf, wat krachtens het wezen der oneindigheid een
onmogelijkheid zou zijn. En dus zou moeten worden geconcludeerd dat een voortdurende
schepping zal blijven bestaan met een voortdurende variatie van vorm als noodgedwongen
wezenheid van het volmaakte. Kunt U dat met mij eens zijn, of ben ik te onduidelijk geweest,
te fragmentarisch?
Neen, ik heb het wel begrijpen, maar we zullen er maar niet verder op in gaan, dunkt mij.
Alleen ik zou een gedichtje van Rainer Maria Rilke U eens in herinnering willen brengen, die
schrijft o. a. Was wirst Du tun Gott Wenn ich sterbe? Ich bin Dein Krug Wenn ich zerscherb,
Bin Dein' Gewalt und Dein Gewerbe. Mit mir verlierst Du Deinen Sinn. Dat is de vrome
Rainer Maria Rilke. En een Duitse schrijver die ook een hele mooie roman geschreven heeft
is de Herr Kortum, en die laat daarin zeggen: Gott, Du erhältst und trägst die Welt, Ich
trage Dich, dasz sie nicht fällt. Ik zou nog meer dichterswoorden aan kunnen halen, maar. .
..
Ik vind het buitengewoon treffend, maar treft U niet in de eerste plaats dat deze filosoof -
want U zegt schrijver en dichter, maar laten we toch zeggen filosoof, want dat is hij wel in de
eerste plaats, anders zou hij zo niet spreken dat deze zichzelve stelt voortdurend als criterium
voor het zijn. Zonder mij geen zijn", zegt hij. "God, er kan geen zijn voor U bestaan wanneer
ik er niét ben. Ich bin Dein Krug, ik ben je gewaad, ik ben als het ware hetgeen waarin je
bevat bent. " Dat is heel aardig, maar nu is alleen de vraag: als we het zo beschouwen,
bestaat er dan een God? Want dan zouden we moeten zeggen: de mens schiep God. Als de
mens God draagt dan is de logische conclusie, nietwaar, dat de mens ook God geschapen
heeft. Maar als de mens God geschapen heeft, waar komt de schepping dan vandaan? Dat is
ook een probleem. En waar wij toch aan moeten nemen dat dat "ich"van van Rilke dan, niet

13
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 1 – 3 november 1953

oneindig is in zijn bestaan in de vorm van Rilke, moet God eerder bestaan hebben dan er ooit
een van Rilke heeft kunnen bestaan. Vandaar dat van Rilke erbij zou moeten voegen; "Ohne
mich verlierst Du Deinen Sinn für mich", en dat is heel iets anders. Ja, U moet mij niet kwalijk
nemen hoor, dat ik daar zo op reageer, dat is noodzakelijkerwijze weer het menselijk
standpunt, waar we het daarnet al over gehad hebben. Wij moeten uiteindelijk vanuit onszelve
tot God komen en vandaar dat elk beeld dat wij van God hebben, niets anders is dan een
schepping van onszelve, een schepping die waarheid kan bevatten, maar dit in niet het zijn,
het is alleen onze opvatting over het zijn en ons ideaal van het zijn in ons beperkte wezen. Nu,
dan hebben we een heel aardig filosofisch nootje gekraakt met elkaar, zou ik zeggen. Hebben
we nog iets anders op het programma?
Die bewustwording van dat God-zijn in een mens als zodanig, dat geeft ons toch wel een
heel merkwaardige en bijzondere gewaarwording, want je bent als zodanig, als mens,
gewend de dingen als mens te zien en, laten we zeggen, er komt een nieuwe wereld,
openbaar je haar nu. En die verschijnselen als zodanig, die laten we maar zeggen, zich in
jezelf openbaren, ga die niet met hele bijzondere toestanden gepaard innerlijk of met
bepaalde gewaarwordingen innerlijk?
Ja, over het algemeen wel. Weet U, het eigenaardige van deze situatie, en nu moeten we even
de filosofie een klein eindje opzij zetten en even gaan spreken over wat feiten, zoals die mij
zijn verteld en zoals ik een enkele maal zelf het al beleefd heb - het eigenaardige van de mens
is dit: hij bouwt zich een ideaal van God. Zodra dit ideaal van God zoveel vorm heeft
aangenomen dat hij zichzelf daartoe volledig bekent, wordt hij die God, hij vereenzelvigt zich
dus met datgene wat hij eerst buiten zich projecteerde en wordt dan God, maar erkent dan dit
God-zijn een totaal verlies van alle bestaande waarden. Het hele zijn, de hele wereld het hele
ervaren van je eigen wezen verandert dus, en dat in wel een zeer eigenaardig iets. Dat gaat
zover, als U dat op aarde meemaakt, in zeer bekrompen en zeer kleine zin zelfs, dan kan dit
gepaard gaan met een emotioneel oproer dat ontzettend is. Het lijkt net of de hele wereld
ineens op zijn kop staat, je bent je niet meer bewust, je kunt niet meer zien, horen, voelen en
denken. Het is een toestand van verrukking, en in die toestand van verrukking droom je als
het ware van jezelf. Het aardigste beeld wat ik er eens van gehoord heb is : je gaat uit in de
duisternis van het niet, en gaande in de duisternis van het niet kom je iemand tegemoet; je
weet dat het God is en wanneer je voor Hem staat herken je jezelf. Dat is misschien kort en
erg dichterlijk, maar het is de beste beschrijving die ik me er van voor kan stellen. Maar nu is
het eigenaardige: ben je met deze God één, dan verlang je in de duisternis weer naar het
licht; je kunt niet genoegen nemen met het zijn zonder tegenstelling, je moet een uiting
vinden, je moet leven. En dus Hij sprak; "Het worde licht", en het werd licht. Je schept uit
jezelf, voor jezelf weer een bewustzijn. In dit bewustzijn bouw je wederom op een ideaal van
het Goddelijke, dit ideaal gaat je leidsman worden, deze projectie dus van je eigen verlangen
wordt meer en meer wederom de uiting van al het goede in je en je gaat steeds meer
verwinnen, je gaat zelf dus weer harmonischer worden met deze wereld, tot het ogenblik dat
binnen de begrenzing die je hebt aangenomen, er geen mogelijkheid meer is. En vanaf dat
ogenblik kun je nog maar naar God gaan, maar als je naar God gaat dan moet je het
bestaande verlaten en dan krijg je weer precies hetzelfde. Uiteindelijk, het is niets nieuws wat
ik U zit te vertellen, het staat zelfs in de Evangeliën, hoor; "Het Koninkrijk Gods ligt in U. " In
jezelf vind je God en al wat ertoe behoort, al wat je je maar voor kunt stellen in verband met
het Goddelijk woont in je, want het is geen zijn zoals de mensen het zijn zien, maar het in
alleen een uiting van bewustzijns-vorm. En daarom gaat dat natuurlijk met hele eigenaardige
verwikkelingen gepaard.
Ik zal het het beste zo kunnen vertellen. Stelt U zich voor dat U vandaag hier in de stad loopt
en U heeft zich als ideaal gekozen: de maan, en U heeft zich meer en meer in die maan
verdiept. Op een gegeven ogenblik bent U in staat om Uw wezen in deze maan te projecteren.
U bent die maan. zou U in staat zijn onmiddellijk alle verhoudingen te erkennen? Neen,
nietwaar? U zou eerst ontzettend verstoord zijn, U zou het op een andere manier waarnemen,
U zou die aarde daar beneden U niet kunnen begrijpen. Nu gaat U verder als maan. Heeft U
zich eigenlijk wel gerealiseerd wat Uw Ideaal wordt? De aarde. En op een gegeven ogenblik
bent U zover dat uit Uw maanwezen een aarde maakt, d.w.z. een bewoonde, een bevolkte
planeet. Dan moet U eerst weer wennen aan díe situatie. En wat gaat U dan zeggen? "Ik wil de
14
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 1 – 3 november 1953

zon zijn, de zon is de grotere kracht" ik ga nu pas begrijpen wat die zon betekent. " Je gaat
naar de zon toe denken, je wordt de zon, en dan kom je tot de ontdekking dat je maar een
heel klein sterretje bent van de zoveelste rang. Je ziet ergens een grotere ster en je wilt die
ster zijn! Je wordt die ster. Je wilt meer zijn, je wilt een sterrengroep zijn; je wordt een
sterrennevel voor mijn part. Elke keer weer een geheel andere situatie, een geheel ander zijn.
Dat hele heelal dat bestaat binnen U, het ligt maar aan Uzelve hoe U van de ene trap naar de
andere wilt gaan en dus brengt het een hele hoop oproer in je eigen wezen. En daarom zou ik
het ook werkelijk willen noemen een zeer groot beleven, een wonderlijk beleven. Je kunt het
ook eenvoudiger zeggen; in eenvoudiger woorden misschien nog, in een eenvoudiger trant.
Stelt U zich voor dat U altijd blind en doofstom bent geweest en dat ze U op een gegeven
ogenblik iets doen, waardoor U plotseling gelijktijdig kunt zien, kunt horen en kunt spreken;
dan zou U ook vreemd tegenover die wereld staan, U zou bestormd worden door allerhand
emoties. Zo zou U zich ongeveer de fase van bewustwording, zoals wij dat noemen, moeten
voorstellen. En dan is het nog maar een heel onvolmaakt beeld natuurlijk, want hoe kun je in
mensenwoorden iets beschrijven wat uiteindelijk niet menselijk is?
Maar dat kan dan toch een zeer geleidelijk proces zijn
Neen, dat is juist het eigenaardige. Het komen tot bewustzijn is een geleidelijk proces, maar
het ogenblik van bewustwording is een plotseling proces. Ja, en ik moet er maar weer
voorbeelden bijhalen, hoor, want anders maak ik het U niet duidelijk genoeg. Maar neemt U
het eens aan, laten we zeggen er ligt een grote steen, en die grote steen ligt op de rand van
de afgrond. Nu is een afgrond geen prettig ding, maar ik kan moeilijk zeggen. die steen gaat
de lucht in, want dan gelooft U mij helemaal niet, dan zegt U: het moet een luchtballon zijn.
Een lucht-ballon! Heel goed voorbeeld! Daar kom ik ineens op de gedachte. Laten we die steen
nog eventjes laten. Een luchtballon. In die luchtballon wordt steeds meer gas geblazen; ze bolt
een beetje, maakt zich een klein beetje los van de aarde, maar zij blijft toch nog hangen, maar
op een gegeven ogenblik is het kritieke punt overwonnen en dan begint de stijging. De periode
die nodig is om dat gas in één ogenblik. De grens is bereikt en dan ga je. Begrijpt U? En
daarom wilde ik het voorbeeld van die steen al, nemen, want ik wilde zeggen: als je daar
kracht op uitoefent, nietwaar, dan kun je heel lang daartegen staan duwen en steeds je kracht
vergroten en die steen blijft liggen. Maar dan, op een gegeven ogenblik, dan begint hij te
bewegen; dat is allemaal nog geleidelijk. En dan ineens, dan komt de volledige kracht die je
daarin hebt gelegd door hem op te bouwen, die komt ineens vrij en die maakt zich plotseling
door de val kenbaar, dus door de verplaatsing. Daarom zeg ik: het is een plotseling proces. De
voorbereiding daartoe is geleidelijk, dat ben ik met U eens, maar het ogenblik van ervaring is
altijd weer plotseling, ook al ben je er nog zo goed op voorbereid. Duidelijk gemaakt wat ik
bedoel?
Is niet een tegenstrijdigheid hierin: tot bewustzijn komen? Het is zowel het onbewuste, op
dat moment is het nog het onbewuste, nog niet het bewuste en niet meer het onbewuste,
en toch allebei echter. Het is net als bij het begin van een beweging. Als een beweging
begint, is het lichaam nog in rust en nog niet in beweging en zowel in rust als in beweging.
Dat is volledig juist. En dan komen we dus weer naar het filosofische punt, waarom ik dan ook
uitdrukkelijk heb opgemerkt toen ik hiermee begon, dat ik nu meer de feitelijke kant van
persoonlijk ervaren uitging dan die van de filosofie. Dat heb ik ook wel uitdrukkelijk moeten
vastleggen. Maar kijkt U eens, dan krijgt U meer het grote probleem: wat is dit eigenlijk, wat
is die beweging? Die beweging is een illusie, ofwel een ervaring in ons die buiten ons niet als
feitelijk behoeft te bestaan. En zo krijgen we dus ook die bewustwording in ons, die is niets
anders dan een bevestiging van een feitelijk bestaande toestand, maar nu doorgedrongen tot
ons eigen wezen, ons eigen denken. Het was er eigenlijk altijd en het was er eigenlijk nooit.
Het was er nooit, omdat het geen werkelijkheid is, en het was er altijd, omdat wij de
mogelijkheid tot deze beschouwingswijze in ons gedragen hebben. En zo is het gelijktijdig in
ons niet, want het is niet werkelijk, en het is gelijktijdig in ons wél, want het is in ons een
bewustwording te allen tijde, alle mogelijkheid. En daar heeft U nu het eigenaardig dus: het is
zuiver de plaatsing van "ik" tegenover "zijn" die bepaalt hoe deze mogelijkheden,
bewustzijnstoestanden enz. zich uiten. Ze zijn niet, wanneer zij al een maar een vorm zijn
zonder meer; ze zijn dus niet in ons en om ons. Toch zij ze ook weer wel, omdat ze uit dat zijn
als geuite mogelijkheid voor ons de mogelijkheid tot persoonlijke beleving van ditgene hebben
15
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 1 – 3 november 1953

voortgebracht. Begrijpt U? Nu krijgen we dus weer het filosofische betoog daarop en dan
krijgen we ook nog de conclusie, die wil ik U dan ook nog wel even geven, nietwaar? Dat is
deze.
Al wat wij denken te zijn en wat wij denken dat is, zijn wij niet en is niet. Het is slechts omdat
wij het denken te zijn, begrijpt U?
En daarmee is het geheel teruggebracht, het geheel van de schepping, wat volgens mij het
meest logische is, tot een gedachte, een gedachte onbepaalbaar. En dan is gedachte alleen
slechts een beeld dat wij gebruiken, omdat wij ons in ons voorstellingsvermogen niet verder
van het z. g. concrete feit kunnen verwijderen. Dus die conclusie trek ik eruit. En nu wil ik er
wel meteen bijzeggen, vrienden, wat we hier zo bespreken is heus niet bestemd voor
iedereens oren, houdt U daar rekening mee? Het is bestemd voor U, en als U het verder
verwerkt hebt en U bent er zelf tot een conclusie over gekomen, dan kunt U het rustig verder
geven, maar dan moet U het met de gave des oordeels, want wat ik hier op het ogenblik zit te
verkondigen, filosofisch en ook als realiteit in onze eigen vorm - ik zal het er maar meteen
bijzeggen, anders krijg ik weer protest, nietwaar -, dat zijn dingen die de doorsnee-mens niet,
begrijpt, en wanneer hij ze zou begrijpen, dan zou hij waarschijnlijk komen tot het verwerpen
van alle gevestigde waarden in zijn leven, en er zijn maar weinig mensen die dat kunnen
verdragen. Wat ik op het ogenblik doe, dat is ook trouwens niet, hoor - daar heb ik opdracht
trouwens toe - ik ga nog niet tot het uiterste, want we kunnen ook op dit filosofisch gebied nog
heel wat verder gaan; dan komen we nog tot heel eigenaardige conclusies, maar dat mag ik op
het ogenblik nog niet doen, omdat we eerst moeten weten hoe U reageert. En dat gaat niet om
Uw ogenblikkelijke reactie, of U dat aangenaam vindt of onaangenaam, maar het gaat er
alleen maar om; verwerkt U het en hoe verwerkt U het, wat voor resultaat zal het hebben.
Voor ons is het dus net zo goed een proefneming als voor U. Zo, nu hebben we dat ook weer
gehad.
Mag ik U even in de rede vallen?
Gaat Uw gang.
Eigenlijk zat ikzelf al met deze opmerking. Toen U die vergelijking maakte met die steen
waar men tegen douwt en die dan op een gegeven moment aan het rollen gaat naar
beneden toe, moet men wel oppassen, als men met dergelijke problemen zich bemoeit, dat
men niet achter het probleem aanvalt en zichzelf daarmee ongelukkig maakt. Ik geloof dat
dat is wat U bedoelt op het ogenblik met wat U het laatst gezegd hebt.
Ja, dat bedoel ik er inderdaad mee. Kijk eens, problemen zullen er altijd blijven, en u hoeft U
zich heus niet te vlijen met de hoop dat we voor U alle problemen uit de wereld kunnen
ruimen, want dat kunnen we niet. We hebben immers zelf ook onze problemen? We kunnen
alleen proberen U te helpen om althans een deel van de voor U meer actuele problemen op
een andere manier te gaan bezien. Maar wat we U bij kunnen brengen dat is niet een
uiteindelijke en volledige kennis, dit is alleen een bepaalde wijze om te reageren op de kennis,
op het zijn zelf. Nu is het altijd zo: een mens heeft een probleem, de mens kan het probleem
beheersen door het alleen dan te aanvaarden wanneer het zich noodzakelijk aan hem opdrinkt,
wanneer hij het niet kan omgaan. Omgaan is eigenlijk ook nog niet goed; wanneer hij dus niet
in de noodzaak zit om dit probleem te beschouwen. Wanneer de mens eenmaal loopt met een
bepaald probleem, dan is het voor hem het verstandigste om dit ter zijde te zetten, totdat het
voor hem actueel wordt. Maar wat gebeurt er nu meestal. De meeste mensen die vinden een
probleem en verbijten zich daarin zodanig, dat zij de voor hen wel oplosbare kleinere
problemen vergeten, en daardoor komen zij dan in een geestelijke warwinkel van denken
terecht, die ook in hun daden uitdrukking vindt en daardoor maakt eigenlijk deze mensen tot,
laten we maar zeggen, halfvolwaardigen in een menselijke maatschappij, zonder dat zij
daardoor tot geestelijk volwaardigen kunnen worden. En vooral ook - als ik het erbij mag
zeggen, vrienden - wordt U alstublieft niet op een probleem verliefd. Er zijn mensen die
kunnen niet leven zonder een probleem. Dat is allemaal heel goed als dat probleem is een
bepaalde vorm, ik zou haast willen zeggen van reactie, maar zodra dat probleem wordt een
levensnoodzaak -"zonder dat probleem kan ik me het bestaan niet meer indenken" - dan heeft
U grote kans dat U dat probleem overal als regerend verklaart, terwijl het hele filosofische
betoog wat we hier eigenlijk hebben af zitten te steken vanavond, U gezegd heeft: Uw
16
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 1 – 3 november 1953

problemen bestaan niet. Begrijpt U wat ik bedoel? Maar het is alleen voor U noodzakelijk om te
komen tot het begrip dat ze niet bestaan, en dat kun je alleen doen wanneer je ze, wat men
noemt nuchter beschouwt. Je zit met een hoop dingen die je niet weet en die je niet op kunt
lossen, goed. Maar op een gegeven ogenblik zullen ze opgelost worden, daar ben ik van
overtuigd, of het zal blijken dat je een valse voorstelling van de feiten had, zoals je die zag.
Dus je hoeft je over een probleem geen zorgen te maken, je kunt alleen proberen om voor
jezelf te vinden die weg waarbij het probleem tot een voortdurende aansporing wordt om toch
vooral in je leven normaal te handelen. Dat is erg belangrijk. Wat wij eigenlijk hier gaan doen,
of van plan zijn dan met U te proberen, dat is helemaal niet om U te maken tot mensen zonder
problemen en ook niet om U te maken tot heersers over stof en ruimte e. d. , maar we willen
alleen proberen U zover te brengen dat U eigenlijk ons niet meer nodig heeft. Vindt U het
vreemd? En u heeft ons nodig zolang als U nodig heeft een spiegel voor Uw eigen denken.
Begrijpt U dat goed? Want wij kunnen nog zoveel vertellen, maar U zult er toch niets uit lezen
dan dat wat Uw wezen verlangt daaruit te lezen. Ik zou haast willen zeggen: wij zijn niets
anders voor U op het ogenblik dan een herinnering, maar een herinnering kan je soms helpen
om fouten in de toekomst te vermijden, dan denk je:"hé, vroeger was het zo en nu is het zo,
dus moet ik zo handelen". Dat heb je in je gewone dagelijkse leven. Zo kunt U het geestelijk
ook krijgen, en daarom vinden we het erg prettig om een spiegelbeeld te zijn. (band loopt af,
doch is gelijk het einde).
Goeden avond vrienden, Er is nu vanavond werkelijk heel veel gesproken over allerhand
problemen. Als derde spreker mag ik mij misschien voorstellen. U kunt mij noemen: Jozef; dat
is niet mijn vroegere naam. En wat ik voor U wil trachten te doen dat is gelijk een slot voor
deze bijeenkomst, en ik zal dat ook regelmatig doen. Het is een meditatie en het is een poging
ook wederom tot magische bereiking, maar op een andere wijze dan wij dit normalerwijze
doen.
De mens kent zijn God in velerlei gestalten; hij aanbidt de gevleugelde stier, hij aanbidt de
vogel Phoenix, hij aanbidt de veelarmige, hij aanbidt de zon. De mens bidt tot vele dingen en
wordt door andere mensen dwaas genoemd, omdat zij niet begrijpen dat een blok hout of een
steen evenzeer is deel van het geheel, van het hoogste beeld Gods dat men zich, voor ogen
brengende het eigen wezen, voor kan stellen. Zo is alle Godsdienst en alle Godsbegrip gelijk in
waarde, wanneer het Godswezen in het ik gerealiseerd wordt. Er is geen God in vorm, er is
geen God in gestalte, in woord of in licht. Al deze zijn slechts deel van onverbrekelijk geheel,
waarin alles rust. God is. En zo roept de één tot het duister en de ander tot het licht en zij
roepen beiden tot dezelfde God. Wie echter zijn God zoekt moet gaan over de drempel der
vrees, want ziet, in God werd geboren de vrede, maar ook de wanhoop, in God werd geboren
de moed, maar ook de lafheid, in God zijn alle dingen twee en toch één. En gij als mensen zult
eens gedwongen zijn, zoals ieder wezen eens gedwongen wordt, om te roepen tot zijn God.
Roep dan mens, roep Uwen Baäl, of roep Re, roep Jupiter of Jezus, maar weet dat er slechte
één kracht in werkelijk, dat slechts één kracht is reëel, dat er slechts is één God; dat kunt gij
zingen met de Ouden;
Gij eeuwig versluierd geheim,
Gij leeft in mij en ik in U, en toch,
Ik durf Uw naam niet noemen,
Maar waar 'k aanschouw het wond're zijn,
Daar wil ik toch Uw werken roemen.
Gij komt als licht, gij komt als nacht,
Maar waar Gij zijt,
Gij hebt te allen tijd
Het aanzijn 't Al gebracht.
Ik berg mij in Uw sluiers, God, ongekend geheim,

17
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 1 – 3 november 1953

En blijf geborgen in U, totdat mij wordt


Het zijn tot werkelijkheid.
En tot dat ogenblik, o God,
Erken ik U als Heer
En Heerser in alle eeuwigheid.
Het lied Is oud, het lied is waar. De mens die zijn God verlaat begeeft zich, zonder het te
weten, in het gevaar om zichzelve niet te achten en niet te begrijpen zijn deel, zijn taak. De
wet van naastenliefde, de ontkenning van wraak, van hoogmoed en zelfzucht is niets anders
dan de erkenning van de volledige eenheid aller dingen. Gij kunt één zijn met alle dingen,
wanneer Gij Uw God in Uzelf hebt gerealiseerd. Tot dat ogenblik, bid tot Uw God, maar stel
Zijnen tempel in de diepste kuil van Uw eigen wezen. Wie zo durft denken, zal misschien eens
begrijpen dat de sluier geen sluier maar het wezen zelf is.
En daarmee, mijne vrienden, neem ik, ook namens de andere broeders en sprekers, broeders
van onze Orde, sprekers voor U deze avond, afscheid. Wanneer wij U iets hebben mogen
brengen dat voor U van waarde was, zo hopen wij wederom met U samen te mogen zijn en zo
misschien gezamenlijk iets te mogen begrijpen van deze sluier, die toch is, werkelijkheid in
zichzelve.
Ik dank U voor Uw aandacht, goeden avond.

18
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 2 – 8 december 1953

8 December 1953

LES 2

Goeden avond vrienden,


Ik geloof niet dat het noodzakelijk is om nog weer inleidingen te gaan houden, dat hebben we
de vorige maal gedaan. Er rest mij slechts op te merken dat van sommige zijden, juist uit deze
kring, invloeden ontstaan zijn die ons toch teleurstellen. In het eerste geval een absoluut
wantrouwen tegen onze leiding, waarbij men zelve trachtte te komen tot een besluit omtrent
diegenen die wél en niet tot de kring zouden mogen behoren. Ik meen dat dit een zaak van
onze eigen competentie is, en dan verder van onverdraagzaamheid van enkele anderen. Wij
betreuren het dat deze poging, onzerzijds om met U te komen tot een verdergaande
geestelijke ontwikkeling, op een dergelijke wijze, nu ja, eigenlijk beginnen moet. Dat is een
bewijs dat wij nog niet zover kunnen gaan als wij gaarne zouden willen. En nu ik ook dit heb
gezegd, lijkt het mij verstandig om over te gaan tot het onderwerp waarover wij vanavond dan
zullen discussiëren. Wij hebben U de vorige maal voorgelegd een theorie omtrent de hersenen.
Wij hebben U verzocht om deze theorie goed te overwegen, na te gaan en te contrôleren. Ik
vermoed dat dit niet gebeurd zal zijn zonder dat er bij U een aantal vragen zijn gerezen. U
kunt daarmede dan allereerst maar voren komen. Wij zullen dus eerst proberen om datgene
wat we de vorige maal gesteld hebben nog verder te verklaren, aannemelijk te maken, de
onzuiverheden daaruit te verwijderen, en daarna kunnen we overgaan dan tot het vervolg. Wie
is de eerste?
Mag ik misschien de rij openen? In de eerste plaats zou Ik U iets willen vragen over wat U
gezegd heeft over de krachtvelden. Er zouden volgens U, behoudens één veldmogelijkheid
voor onze verschijningswereld, nog twee andere veldmogelijkheden bestaan. Kunt U ons
over deze electro-magnetische veldmogelijkheden misschien nog iets nader vertellen? Ik
heb daar zelf over nagedacht en me de vraag gesteld wat bedoelt hij daar eigenlijk, bedoelt
hij b.v. met een tweede veldmogelijkheid de sfeer waarin Uzelf verkeert, en wat is dan de
derde veldmogelijkheid? Deze veldmogelijkheden, bekeken uit het oogpunt van electriciteit,
zou het eerste een electro-magnetisch veld zijn. Hoe zit dat met die andere velden in
elkaar? Kruisen die velden elkaar of staan ze loodrecht, of liever gezegd staan ze
langsgewijze boven elkaar of hoe moeten we ons daar eigenlijk een voorstelling van
maken?
Ja, dat kan ik begrijpen. Het was een inleiding, maar ik ben toch blij dat daar deze vraag direct
uit naar voren is gekomen. U zult het allereerst met ons eens zijn, zeer zeker wanneer U dit
contrôleert in het verslag dat U daaromtrent toch heeft ontvangen, dat wij de vorige maal niet
gesproken hebben over alleen electro-magnetische velden, maar dat wij gesteld hebben dat
deze velden in drie verschillen de eigenschappen zich ontwikkelen, en dat wij daarbij te maken
hebben met graviteit als een veldpunt, met het magnetisme en met electriciteit. Dat zult U
zich misschien herinneren, nietwaar? Wanneer wij dit nu zo stellen; dan bedoelen wij dat
tussen elk dezer punten twee mogelijkheden zijn. Uzelve leeft op een wereld waarbij graviteit
een levensbepaling is - U kunt niet zonder de zwaartekracht der massa bestaan - maar
wanneer U vrij van deze graviteit gaat ervaren, blijven U twee mogelijkheden - de een in de
bewuste, de actieve mogelijkheid die wij electrisch kunnen noemen, omdat zij direct in
verband staat met electrische impulsen in Uw eigen lichaam. Wij kennen ook een ander veld,
wij kennen n. l. vanuit de graviteit gaande, ook het magnetische veld. Wat is nu het
magnetisch veld voor de doorsnee mens?
Dat is de beïnvloeding die niet bewust is. We zouden dus kunnen zeggen, twee werelden, de
een de bewuste, de ander de onbewuste. Tussen deze beide ligt de persoonlijkheid, het totaal
der persoonlijkheid. Als zodanig kunnen wij zeggen; de mens is electro-magnetisch. En dan
vraagt U zich ongetwijfeld af; wat zijn dan de andere mogelijkheden? Wel, in onze wereld staat

19
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 2 – 8 december 1953

het precies andersom; wat voor U de wereld van het onbewuste is, is voor ons de wereld van
het bewuste geworden. Wij kunnen niet bestaan, tenzij wij zijn, ik zou willen zeggen in dit
verband, electrisch. De zwaartekracht is niet een eigenschap van ons wezen, maar is oorzake-
lijk voor onze bewuste levensuiting. Waar wij massa moeten vormen, dus uitdrukkings-
mogelijkheid voor onszelve slechts vinden door zwaartekracht - bij U door electrische
impulsen, bij ons door het vormen der massa -,de onbewuste uiting onzerzijds ligt alweer,
begrijpelijkerwijze, uitgaande van het electrische, in het magnetische, zodat wij één wereld
tezamen delen, de wereld van Uw onderbewustzijn, terwijl onze bewustzijnswerelden zelf
totaal van elkaar verschillen. Begint het nu iets duidelijker of iets troebeler te worden? Laat ik
dat eerst maar eens vragen.
Er is wel een vrij uitgebreid antwoord op gegeven, maar het is me nog vrij troebel, laat ik
eerlijk zijn.
Nu ja, laten we dan eens alle benamingen van velden weglaten en ons doodgewoon een
driehoek voorstellen. Dat kunnen we toch allemaal? Ik - "ik" is mijn ervaring van mijn eigen
wezen op dit ogenblik - "ik" staat in deze hoek – het medium doet hierbij aanwijzingen - dan
uit "ik" zich naar deze richting heen en naar die richting heen. Het veld waarin ik leef dus, mijn
bewustzijnsfase, kan worden uitgedrukt als het totaal der ruimte tussen die twee punten
gelegen; dat in mijn grootste mogelijkheid. Begrijpelijk voor U?
Ja.
Maar, wanneer nu mijn "ik" verder gaat, evalueert als U wilt, en naar dit punt gaat, dan zal uit
de aard der zaak mijn ervaringsleven wederom liggen tussen dit en dat punt, dus krijg ik een
tweede lijn. Dan ga ik weer verder, dan kom ik op dit punt terecht; dan wordt mijn wereld dit
vlak. Nu zijn deze drie vlakken, die wij als bewustzijnsvlak hebben aangesproken, als totaal
van de mogelijkheid voor ervaring en uiting van de persoonlijkheid, volkomen van elkaar
verschillend; zij kennen n. l. wel gelijke punten, maar het verschil is de krachtverhouding, de
verhouding tussen de krachten die begrenzend zijn daarvoor. En op een dergelijke wijze zou
b.v. Uw wereld voor ons als persoonlijkheid veel te zeggen hebben, terwijl ze voor U alleen
maar Uw leven betekent. Begrijpt U wat ik hiermede bedoel? Wordt het U nu iets duidelijker,
ja?
Já.
We moesten nu eventjes die termen weglaten en we kunnen dat dan ook verder heel
eenvoudig houden. Wanneer wij het van dit standpunt uit bezien, zijn er dus drie dimensionale
mogelijkheden, elk in zich besluitend dezelfde drie dimensies, maar in een andere waardering.
Door deze andere waardering kunnen door de persoonlijkheid uit hetzelfde zijn, andere
waarden worden geput en verandert de wereld geheel. Dit houdt in dat deze drie werelden
elkaar volkomen kruisen, maar door de eigenschappen van degenen die zo'n wereld beleven,
niet als elkaar kruisend ervaren worden, zodat onze wereld en de Uwe volkomen door elkaar
heen lopen en onze straat weg, bij wijze van spreken, midden door Uw kamer kan lopen,
zonder dat we elkaar ook maar iets storen. Dus dat is dan in eenvoudige termen wat wij
bedoeld hadden daar uit te drukken. Is daar nog meer over te vragen, want dit is natuurlijk
pas een begin?
Mag ik misschien nog vragen: de graviteit, treedt die alleen op als begrenzing, in dit geval
voor de persoonlijkheid?
Ja, zij treedt op als begrenzing voor de persoonlijkheid, of als basispunt vanwaaruit de
persoonlijkheid zich uit. En nu beschouwen wij graviteit, laten we dat dan ook even
omschrijven, dus zwaartekracht, als massabepalende en massasamenhoudende kracht,
identiek zijnde met de eigen energiecoëffeciënt van onderlinge binding in de massa, dus dat
kan uitgedrukt worden in een getal. Vandaar dat elke wereld zijn eigen zwaartekracht heeft en
daarmee ook zijn eigen schepselen voort moet brengen, die door hun aanpassing aan deze
zwaartekracht, een verschuiving ook van waarnemings- en uitdrukkingsvermogen zullen
ervaren. De zwaartekracht is dus het kernpunt, en voor elke wereld is dit dus weer
verschillend, maar uitgaande van Uw wereld, zoals wij getracht hebben dat te doen, kunnen
wij dus zeggen; de zwaartekracht is de bindende kracht voor de persnoon1ijkheid, in het
stoffelijk geval, de bemanteling en begrenzing van de mogelijkheden van het ik. Graviteit is
dus identiek met Uw lichamelijke toestand, Uw binding aan de materie en in de materie. U
20
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 2 – 8 december 1953

kunt het voor andere krachten ook uitdrukken, want graviteit is b.v. ook baanbepalend voor
diegenen die met een eigen graviteit zich bewegen door de ruimte onderlinge werking der
wetten van zwaartekracht en beweging, daardoor baanverandering. Dat weet U ook, nietwaar,
in het hemelruim. En zo kunnen wij dan verder gaan en zeggen dat dus een ster, een meteoor,
een komeet, uiteindelijk onder dezelfde wetten valt als U mensen en als zodanig in een totaal
gelijke bewustzijnsverhouding staat. Dat zijn dus de consequenties daarvan, en dat betekent
ook dat het kleinste levende wezen gelijk is aan U, wat wereld betreft. Elk wezen bestrijkt over
het algemeen slechts een klein deel van de totale bewustzijnsmogelijkheden die in mijn wereld
gelegen is, n. l. in Uw geval dus tussen het zuiver electrisch en het zuiver magnetisch punt, en
U heeft over het algemeen als mens een aardig deel van het electrische, dus van het direct
zelf-organisch actieve deel, heeft U ontwikkeld, maar aan de andere kant heeft U het
magnetische, het op invloeden reageren zonder bewuste activiteit, het automatisch reageren,
maar heel weinig ontwikkeld. Als wij dus hier die driehoek hebben en we stellen nu eens een
keer dat hij zo op de punt staat, niet waar, dan hebben we hier een stukje van de mensheid en
daar een stukje van het bewustzijn van de mensheid en daartussen 1igt een onbetreden
gebied. Dat is het gebied dat zelfs niet in het onbewuste, maar voor de mens van het ogenblik
nog het ondenkbare en onkenbare. In dit deel van het onkenbare komen dan tot uiting de z. g.
occulte wetten. Die occulte wetten zijn verschillend voor elk der drie verschijningswerelden,
ofschoon ze natuurlijk kunnen worden herleid tot één waarde. Vandaar dat wij in onze wereld
dus in Uw wereld occulte waarheden kunnen uitdrukken, anders zouden we dat niet kunnen.
Maar er blijft altijd een zeer merkbaar verschil, waar onze werelden anders zijn. Nu is dat
geloof ik ook weer voldoende opgehelderd.
Ik wilde nog even iets vragen over die driehoek waar U het over had. Als er nu een
straatweg van U door onze dimensies heenloopt, dan is dat toch voor ons een andere
dimensie buiten de drie die wij kennen?
Ja, inderdaad. Maar op zichzelve is het wederom een wereld die drie-dimensionaal is.
Jawel, natuurlijk wel, maar voor ons is dit een andere dimensie.
Voor U is het een andere dimensie, maar als U een deel van die dimensie beheerst, dan heeft
U nog niet het vermogen om te bepalen wat er eigenlijk gebeurt, iets wat U b.v. krijgt bij z. g.
spontane helderziendheid, nietwaar, spontane telepathie zelfs, spontane mediamiciteit. In
dergelijke gevallen kent men deze dimensie wel, maar kent niet haar totale waarde, kent niet
haar eigen diepteverhouding en is daardoor niet in staat te oordelen.
We kunnen alleen maar zeggen, denkbaar, er is iets anders dan gevonden dimensies, maar
we kunnen niet beoordelen hoe zich dat gedraagt.
Neen, men kan niet beoordelen hoe zich dit gedraagt, tenzij men die totale wereld kent, en dit
kennen is alleen weer mogelijk wanneer men beide punten volledig beheerst en zich bewust is
van zichzelve. Het "ken Uzelve" - dat is misschien vreemd als ik dat erbij haal - maar is
inderdaad een uitdrukking waarin gelegen is de mogelijkheid de drie werelden te beheersen,
want indien men zichzelve kent, dan wordt ook het totnogtoe alleen als zijnspunt beschouwde,
een bewustzijn en kan elke andere verhouding door vergelijking van twee bewustzijnspunten
gecontrôleerd worden en tot het bewustzijn gebracht. Dus zo iemand die zichzelve kent, die
zal b.v. - wat voor een dokter interessant is - in staat zijn om een feilloze eigen diagnose te
stellen omtrent eigen kwalen, die zal in staat zijn om elke reactie en elke ontwikkeling van
lichamelijk belang, volledig te omschrijven en te beheersen. Hij wordt dus meester over zijn
lichaam, is in staat daar heel veel dingen mee te doen die een ander niet doen kan. Maar aan
de andere kant is hij ook in de mogelijkheid dit lichaam te onderwerpen aan elke beïnvloeding
die hij wenst door de magnetische, de veldkracht - ja, ik kom er weer op -, laten we maar
zeggen dat punt daar te laten werken op de eigen persoonlijkheid en een dergelijke persoon
kan dus zijn vorm veranderen, kan als een verheerlijkt mens plotseling verschijnen, is in staat
vanuit zichzelf beelden van zichzelf te werpen en al deze dingen meer. Door zijn volledig
kennen dus van deze drie waarden, heeft hij de beheersingsmogelijkheid van geest, van stof,
plus kracht - niet van ziel, maar de uiting van ziel die wij kennen: kracht - en door deze drie te
beheersen heeft zo'n mens dan zijn eigen sfeer volledig kennend in zichzelf besloten. En om
het weer eens Bijbels te zeggen; dat is nu het Koninkrijk Gods dat in U is. Over dat onderwerp

21
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 2 – 8 december 1953

nog iets te zeggen? Wat staat er dan nog verder aan vragen open aangaande het gesprokene
van de vorige maal?
Ja, U heeft o. a. ook iets verteld over een hoeveelheid statische electriciteit die zich in de
cellen zou bevinden in verband met Uw betoog over wat de telepathie eigenlijk betekent. U
spreekt daar over statische elecrticiteit van die cel. Kunt U daar een andere omschrijving
van geven? Hoe ontstaat die statische electriciteit in zo'n cel? Heeft dat iets niet de
natuurkracht te maken of is dat door de groepering van de verschillende onderdelen van de
cel dat die statische electriciteit ontstaat?
Ja, dat kunnen we ook eventjes uiteenzetten dan. Ik merk: ik heb een medium ter beschikking
dat niet helemaal zuiver is vanavond maar ik zal wel mijn maatregelen treffen om het zoveel
mogelijk althans te zuiveren. (het medium snuit zijn neus). Kijkt U eens. Deze statische
electriciteit is afhankelijk van het veld waarin men zich beweegt, m. a. w. de lading van de
omgeving wordt opgenomen door de materie der hersencel. In de verhouding kunnen wij
zeggen, het is ongeveer zoiets als het verschijnsel van St. Elmsvuur of lichten, dat op kan
treden wanneer een stof verzadigd wordt met straling, electrische straling. De cel nu heeft
door haar bijzondere samenstelling de mogelijkheid allereerst om deze kracht te behouden, zij
kan dus zich zelf zeer sterk opladen, maar zij heeft bovendien - en dat is een tweede en mis-
schien nog bijzondere eigenschap - door haar eigen structuur de mogelijkheid om deze
electriciteit voortdurend te compenseren uit de omgeving, maar deze niet af te geven aan de
omgeving, tenzij onder bijzondere omstandigheden. En deze bijzondere omstandigheden die
komen, o. a. voor bij het denken. Denken is werken, en het kan soms meer kracht vragen dan
handenarbeid, iets waar misschien over gestreden kan worden, maar dat is toch waar, n. l.
wanneer het hersenweefsel voortdurend wordt gedwongen om overmatig veel af te geven van
deze energie, in de verschillende cellen opgeslagen, om daardoor de gewenste
gedachtenprikkels - bewustzijnsprikkels, beter gezegd – tot aanzijn te brengen, dan ontstaat
een soort vacuum. Er is niet voldoende kracht meer aanwezig, de gedachten worden war en
vaag en de hersenen trachten een vraag te compenseren door andere, nog niet ontladen celen
dan te ontladen. In een dergelijk geval krijgt men iets dat met ijlen gelijk komt, men krijgt
uiterste verwardheid van gedachten, men heeft niet meer de mogelijkheid. om bepaalde
dingen die buiten U gebeuren, op te nemen en de uiteindelijke toestand wordt er een van
verdoffing en verstomping. Wanneer echter een voldoende energie weer zou worden toege-
voerd, dan zouden de hersencellen zelve zich weer kunnen laden, zij zouden dus weer deze
electriciteit kunnen opnemen. Hebben zij een voldoende lading, dan isoleren zij zich t. o. v. de
andere cellen, waarbij zij zwakke punten hebben van het z. g. gedachtenspoor, waarop dus
sneller een ontlading tot stand komt, en zijn dan vanaf dit ogenblik weer volledig bereid om
het totaal van hun waarden uit te drukken. Deze waarden zelf worden weer bepaald, zoals al
gezegd, door de structuur van de cel. Haar eigen onderdelen, zoals U het uitdrukt, zijn speciaal
geschikt voor het afgeven van prikkels, die zekere, ik zou haast zeggen sensorische centra
beïnvloeden en daardoor een bewustzijnstoestand tot stand kunnen brengen. Is het nu iets
duidelijker geworden of is het vager geworden?
Nou, op het ogenblik nog niet; ik wil het graag straks nog eens op schrift zien. Maar ik wil
de avond niet te lang maken en daarom zou ik liever op het ogenblik verder willen gaan en
nog eens even een volgende vraag stellen. U zegt iets verderop dat het mogelijk is om
deze in wezen dus zuiver electrische kracht te bundelen. Hoe bedoelt U dat: te bundelen?
Het is mogelijk. , zegt U, om die kracht te bundelen, maar wij weten niet hoe we dat
moeten doen, dus het is voor ons onmogelijk.
Wel, we hebben al zoeven vastgesteld dat de cellen in bepaalde richting zwakke punten
hebben en doorlaatbaarheid. We hebben echter ook vastgesteld dat, wanneer voldoende
energie aanwezig is, ook een niet betreden gedachtenspoor plotseling deze kracht door kan
laten. Dus op een punt, waar normalerwijze weerstand aanwezig is, wordt nu door
concentratie de weerstand overwonnen en krijgen wij de nieuwe gedachtenvorm. Dit houdt
dus in dat het mogelijk is om zo'n gedachtenstroom te laten gaan volgens eigen wens en wil.
Door een voorafgaande concentratie kan dus het spoor dat de gedachtenenergie volbrengt,
voorbepaald worden. Dat zult U met me eens zijn. Overigens, de oplossing voor vele
verschijnselen van in je slaap leren, of wanneer je ergens niet meer aan denkt, je pas
herinneren. Stelt U zich nu voor dat U op een gegeven ogenblik die gedachtensporen zo kunt
22
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 2 – 8 december 1953

doen lopen dat zij zich als een concentrische spiegel aan de ene kant volledig afschermen, aan
de andere kant komen tot een maximum uitstraling buiten het eigen wezen. Kunt U zich dat
ook voorstellen?
Ja.
Dan zult U begrijpen dat ik vanaf dit ogenblik mag spreken van een bundeling, dat ik door een
begrenzing van deze circuits waarin gedachtenkracht zich beweegt, voor te bepalen dus door
concentratie, kan komen tot de projectie van een rechtlijnige bundel van gedachtenkracht, of
zelfs van een kruisende bundel, waarbij ik dan een brandpunt krijg op een bepaalde afstand.
En het eigenaardige daarbij is overigens dit, dat U deze afstand onbewust kunt bepalen.
Wanneer U zich instelt op een bepaalde persoon b.v. , dan gebeurt dit. Ik mag hierbij
aanstippen dat enkelen onder U inderdaad geëxperimenteerd hebben met de telepathie, maar
dat er, voor zover mij bekend, slechts twee zijn die werkelijk enig resultaat te boeken hadden.
Het eigenaardige zover als ik dit na kon gaan, was wel dat de oproep van een persoon over het
algemeen met voldoende helderheid en duidelijkheid geschiedde, dat echter daarna de
gedachtendrang zo sterk werd, dat een zeer vaag gedachtenbeeld werkelijk werd uitgezonden.
U kunt niet uitzenden alleen maar een beeld, wanneer U althans beginneling bent en ook de
ontvanger een beginneling is. U kunt echter wel enkele woorden uitzenden. Verder viel mij op
de aansprekende vorm die door één van deze mensen gebruikt werd, die n. l. speciaal de vorm
"Heer" gebruikte, "Heer" met een eigen naam erachter. Dus, dat zo terloops opgemerkt. Maar,
om terug te komen op het onderwerp zelve; ik hoop dus dat U nu begrijpt hoe U door
voorafgaande concentratie op het uitzenden dier gedachten, eventueel in een bepaalde richting
of naar een bepaalde persoon, Uzelf zodanig in kunt stellen dat de kringloop van energie in Uw
hersenen daardoor sterk beïnvloed wordt en daardoor een bundeling van krachten op kan
treden. Is dit voldoende?
Mag ik misschien nog naar aanleiding hiervan vragen; die bundeling van die kracht. is dat
een kwestie van voorstellen, dus is dat een beeld wat je, om zo te zeggen, projecteert als
je je ogen dicht doet, zodat je dat beeld projecteert? Verstaat U eigenlijk dat onder de
concentratie daarvan, van die bundeling?
Ja, nu komen we eigenlijk op het terrein van de filosofie, en dan zouden we moeten zeggen:
alles is uiteindelijk een voorstelling in het eigen-ik, maar deze voorstelling in het eigen-ik is
noodzakelijk voor de realisatie. In Uw concentratie stelt U zich voor als het ware een lijn,
gaande vanuit Uw eigen wezen, reikende tot de persoon aan wie U de gedachte wenst toe te
zenden, nietwaar; dit is een voorstelling, maar deze voorstelling helpt U om inderdaad - en dit
is werkelijk een bundeling van Uw krachten - volledig. beheerst.
Mag ik nog even verder gaan? Dan wilde ik het volgende vragen. U heeft het over het
uitstralen door concentratie naar een ander en wel bij voorkeur naar diens hoofd, en dan
nog wel bij bijzondere voorkeur, als je dat kunt doen, naar het achterhoofd, waar je dan
kiest een aanzet net even onder de kruin van 15, 10 cm. , dat ligt eraan, in sommige
gevallen 5, en als we dat op deze manier zouden doen, dan zouden we hierdoor een
centraal zenuwknooppunt raken. Nu is mijn eerste vraag waarom deze betrekkelijk vage
aanduiding, want diverse mensen houden er niet één maar twee kruinen op na. Welke van
de twee moeten we dan hebben? In de eerste plaats: een afstandsbepaling, een kruin, is
tenslotte een nogal iets bewegelijk lichaamsdeel van de mens of onderdeel van de mens,
bij de een ligt die hoger, bij de ander ligt die lager. Het lijkt mij reëler om b.v. (en punt op
het bot aan te geven, eventueel het achterhoofdsbeen, de protutberantie daarvan of zoiets,
en van daaruit de richting verder te bepalen. Misschien is dat erg eigenwijs van me, maar
dan komen we tenslotte op dat centrale zenuwknooppunt. Wat wordt daarmee bedoeld?
We hebben daar een beetje over zitten knobelen en we zijn tot de conclusie gekomen dat
hier waarschijnlijk het corpus pineale bedoeld wordt, dat pijnappelvormige aanhangseltje
aan het eindstuk van het derde ventrikel, maar wanneer men nu op deze vage aanwijzing
afgaat, kan men niet evenveel recht zeggen: waarom is het niet de hypofysus, die onder
de hersenen hangt? Dat corpus pineale wordt bij ons in hoofd zaak aangeprezen als zijnde
ook het punt waarover de Indische wijsgeren en zo, het wel eens zijn dat dat het punt is.
Nu is ons van het corpus pineale praktisch eigenlijk anatomisch en ook microscopisch niets
anders bekend dan dat daar een stof in zit die men hersenzand noemt. Dat maakt de zaak

23
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 2 – 8 december 1953

voor ons nog zanderiger, zou ik zeggen, eerder dan duidelijker. Misschien wilt U daar ons
eens iets over vertellen?
Ja, ik kan dan niet verder gaan natuurlijk dan mij op het ogenblik is toegestaan maar ik kan U
wel dit vertellen. Allereerst; U heeft inderdaad gelijk wanneer U het corpus pineale als het
juiste punt aanneemt. Waar kruin werd genomen is er een kleine begripsverwarring geweest,
wetende natuurlijk dat U een kruin heeft n. l. een werveling van haaraanzet, maar denkende
aan een kruin als de top van een boom is de aanduiding bedoeld geweest, van het hoogste
punt van het schedeldak gemeten. En wanneer U dan de metingen nogmaals nagaat, dan zult
U ontdekken dat het wel heel wat juister is. Dan aangaande dat hersenzand - ja, we kunnen
ook wel eens zeggen het luizenzakje; dat is daar n. l. vroeger tegen gezegd -, U heeft hier te
maken met een aantal zeer eigenaardige eigenschappen, waarvan de meest opvallende wel
deze is, dat in dit punt door een uitermate losse structuur een zeer sterke ontvankelijkheid is
voor beïnvloeding van buiten. Vergelijking; ijzervijlsel en een magneet. Hierdoor worden dus
zeer veel geestelijke prikkels ontvangen, die door een richting als het ware van de in dit
aanhangsel aanwezige cellen, aanwezig weefsel, een plotselinge versterking betekent. Vandaar
dat een aanzet op dit punt de beste is; het geeft de meest volledige resultaten. In de loop der
tijden stel ik mij wel voor om, sprekende over de hersenen, nog op verschillende dingen terug
te komen, o. a. ook zelfs op een bepaald effect van de hypofyse, waar wij uiteindelijk vaak aan
voorbij lopen, want juist deze kleine dingen in de menselijke hersenen zijn van het grootste
belang, waar het gaat voor de eigenlijke beleving buiten het direct zintuigelijke om. Maar dit is
stof die ik gaarne tot later zou bewaren, waar voorlopig, dunkt mij, reeds voldoende duidelijk
uitdrukking werd gegeven aan de mogelijkheid voor telepathie, en ik meen U ook hiermede
voldoende verklaard te hebben waarom de ontvankelijkheid dus daar bestaat, ook al zult U
dat, wetenschappelijk gezien, natuurlijk uitermate vaag noemen. Maar neemt U daar voorlopig
maar genoegen mee. Wanneer wij verder doordringen in deze materie, wat toch uiteindelijk de
bedoeling is, dan zult U vanzelf ontdekken dat heel veel van deze raadselen verdwijnen en dat
de toestand steeds minder vaag en helderder wordt, maar het is met onze materie eigenlijk als
met een danseres die een sluierdans danst: wanneer ze alle sluiers gelijkelijk zou laten vallen,
zou noch de schoonheid van haar wezen noch de schoonheid van de dans volledig tot uiting
koren. Wanneer echter door het vallen van steeds één sluier tegelijk de aandacht op de
verschillende punten wordt gevestigd, wordt de volledige harmonie daarom zoveel te beter
begrepen en te beter beleefd. Dus, vandaar dat wij heel voorzichtig verder gaan. Hebben wij
nog meer vragen op het programma?
Ja, ik ben nog niet helemaal uitgepraat. Kunnen we daar nog iets over vragen? U hebt het
erover om de straling of de gedachtenconcentratie te richten op het achterhoofd. Dat in
voor ons natuurlijk niet zo heel gemakkelijk om het achterhoofd van iemand te
beïnvloeden. Is het dan de bedoeling dat je die persoon in gedachte voor je ziet of bedoelt
U daar wat anders mee?
Ja, wanneer U zich die persoon nu voorstelt als. . . . . laten we het heel eenvoudig doen, als
een gebruiksaanwijzing eigenlijk, een soort handleiding. U stelt zich de persoon voor en U
neemt als het ware van Uzelf een telefoondraad af en die zet U zo bij die andere persoon op
dat punt daarachter. Dan zegt U: zo, nu heb ik de verbinding gemaakt. Het in zelfsuggestie,
maar betekent tevens een pre-selectie van de wijze waarop U krachten zo dadelijk
geconcentreerd zullen worden ter bereiking van het telepatisch contact. Zo, dat is ook
beantwoord, laten we weer verder gaan.
Even verder heeft U het over de mogelijkheid om de mens bij een totale vernietiging van
zijn gehoororgaan toch te laten horen door het omzetten van trillingen in gelijksoortige
electrische impulsen - ja, laat ik het daar even bij laten - middels een eenvoudig
apparaatje b.v. een naaldje dat zover in de huid wordt ingevoerd dat de lederhuid
doorboord is. Welk soort van trilling bedoelt U daar?
De omzetting van de geluidstrilling in een met gelijke frequentie zich bewegende electrische
trilling.
0, een geluidstrilling dus?
Dus, dat is betrekkelijk eenvoudig. Het is n. l. zo dat men, indien men dat helemaal zou willen,
iemand af zou kunnen sluiten van elk geluid, maar door een paar electroden op het hoofd te

24
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 2 – 8 december 1953

leggen en daardoor een aantal verschillende frequenties van spanning en stroom te jagen,
deze persoon in deze ledige ruimte zou kunnen laten zien, horen etc. Die mogelijkheid bestaat.
Is dat op dezelfde grond als dat televisie-apparaatje waarvan in een Amerikaans tijdschrift
"Time" van nu een week of vier, vijf terug foto's voorkomen, waarmee met electroden, vier
electroden op het hoofd waardoor blinden zich hebben kunnen bewegen zonder
geleidehond? Een foto die me wel zeer frappeerde was van een man waar ze het gezicht
helemaal van afgepleisterd hadden en de weg aan moest geven in een kruiwagen en die
vlak voor een boom uiteindelijk kon waarnemen dat daar een boom stond en stoppen. Dat
heeft hier ons denken natuurlijk ook aan het rammelen gemaakt, een beetje, en met het
oor zeer zeker naar aanleiding van datgene wat we hier de vorige maand van U gehoord
hebben, van die mogelijkheden. Bij een grotere technische vervolmaking sluit dit natuurlijk
zeer veel dingen in zich. Nu zei U: met een paar puntjes door de huid heen. Nu weet ik wel
dat onder de huid blijkbaar grote gebieden van dunne zenuwen moeten liggen, volgens U,
die contacten uiteindelijk kunnen overbrengen, dus ook lange andere weg dan de daarvoor
dienende zenuwbanen naar de diverse hersencentra, waar die blijkbaar uitgeselecteerd
worden.
Inderdaad.
Nu wilde ik U vragen: liggen die weefsels van zenuwen, dus tissues van deze zenuwen,
liggen die onder elkaar of ligt dat door elkaar? Dus ik wil zo zeggen: kun je nagaan op
welke diepte je onder de huid moet zijn om een zeker iets te bereiken?
Neen, dat is niet mogelijk, Want U moet niet vergeten: U heeft hier absoluut niet te maken
met een zenuwweefsel dat speciaal een bepaalde prikkel overbrengt, laten we zeggen naar
gezichtherinneringsvermogen, het centrum voor gezichtsherinnering, waarmee dus het kennen
van een beeld ontstaat, of het geluidsherinneringscentrum, waarin het kennen van een
geluidstrilling ontstaat. We hebben hier te maken met een weefsel dat, bestaande uit zeer fijne
vertakte en vervlochten zenuwen van verschillende dikte en ook van verschillende gevoeligheid
en normaal aan de hersenen, dus in de eerste plaats aan het gevoel en het
gevoelsherinneringsvermogen appellerend, prikkels doorgeeft aan de hersenen. Het is dus
tastzin eigenlijk. Maar door gewoonte en gewoontevorming kan men deze tastzin-impulsen om
gaan zetten in beeldassociaties of geluidsassociatien. Hierdoor wordt een totaal nieuwe
verbinding gelegd in de hersenen, een nieuw denkspoor, waarbij bepaalde tasttrillingen als het
ware omwille juist van hun frequentie en geaardheid, onmiddellijk worden overgeschakeld op
het gehoor of op het gezicht. Het apparaatje waarover U spreekt overigens is nog lang niet
volmaakt en dat is ook te begrijpen, want men heeft hier te maken weliswaar met een
aftaster, maar deze aftaster is niet scherp gesteld. Men zou hier allereerst n. l. een zeer
variërend focus toe moeten passen, naar gelang de omstandigheden. Waar dit natuurlijk niet
mogelijk is, krijgen wij al een vervaagde vorming van prikkelbeeld. Dit wordt overgebracht,
eigenlijk lange galvanisch-electrische weg, op het zenuwweefsel. Het komt vandaar in de
hersenen en wekt daarbij herinneringen op. Het zou ook zelfs nog zo te doen zijn, wanneer we
dat helemaal na willen gaan: U weet we hebben die schedelnaden daar bovenop, juist boven
die schedelnaden krijgen we de eigenaardigheid van een sterker geleidingsvermogen. Waar
juist hier een groter gevoeligheid voor trilling bestaat, en zeker voor trilling van electrische
capaciteit, ook wel voor trillingen die boven het eigenlijke gehoor uitgaan, zeer hoge trillingen
ook van het gezicht vooral, is hier een grote gevoeligheid, en deze gevoeligheid kan dan ook
weer leiden tot het vormen van een denkgewoonte. Maar U moet goed onthouden: dat
apparaatje waarover, U spreekt is in vele gevallen toch wel zeer onvolmaakt. Men zal zich
moeten leren daarmee te bewegen. Wanneer men echter de mogelijkheid tot nauwkeurige
kenning van meerdere diepten gelijktijdig, dun meerdere afstanden gelijktijdig, scherp in focus
gebracht, wanneer men die oplost, dan zal men op de duur door het voortdurend daarmee
werken. Een volledig gezichtsbeeld kunnen verwerven in allerdings zwart en wit, dus niet in
meer kleuren. Kleuren herkennen dat zal zeer moeilijk daarbij zijn.
Dan werkt het dus min of meer als een detector?
Ja, dat is een. . eigenlijk ja, een detector op radar-principe kunnen we zeggen.
Ja golven uitzenden en terugkaatsen.

25
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 2 – 8 december 1953

ja: daar komt het wel op neer, alleen hoeft U ze niet uit te zenden, want ze worden
uitgezonden door het licht rond U, en U maakt van deze door het licht uitgezonden reflex
gebruik, nietwaar, of de door het uitgezonden licht ontstane reflex, beter gezegd, gebruik om
verschillen in lichtsterkte te meten en aan de hand daarvan vormbepaling tot stand te
brengen. Daar komt het op neer.
U had het over herinnering; houdt dat in dat b.v. iemand die blind geboren is dat niet zou
kunnen waarnemen?
Deze mens zou wel kunnen waarnemen, maar hij zou nooit kunnen zeggen: dit is een boom.
Hij zou alleen kunnen zeggen: dit is een paal met vertakkingen boven. Die mogelijkheid
bestaat, maar boom: neen. Alleen door voortdurend waarnemen van ditzelfde beeld en het
daarbij horen van het woord, maar zonder dat daarbij de inhoud "boom" volledig tot zijn recht
komt. Zo, hebben we nog meer te vragen, vrienden?
Ik begin zo langzamerhand aan het einde van mijn vragen te komen. . op blz. 6 daar heeft
U het over: "Het lijkt mij niet mogelijk om dit te doen zonder meer van de weg van
bestraling, plus juiste stoffen, dus niet uit een oercel, en dit wel omdat de in de hersenen
zelf aanwezige, door het chromosoom bepaalde speciale eigenschappen slechts zeer
moeilijk, na zeer vele generaties, op zo'n wijze te variëren zijn. "U spreekt daar dus over
"bestraling". Wat bedoelt U met deze bestraling, wat voor bestraling bedoelt U?
Bestraling kan van verschillende kwaliteit zijn, maar laten we nu eens één bestraling nemen,
b.v. radio-actieve bestraling, Röntgen-bestraling. Daarmee kan dus een verandering in de
samenstelling der cellen worden tot stand gebracht, die uiteindelijk zelfs genetisch
voortplantbaar is, overbrengbaar, maar men kan natuurlijk ook andere straling gebruiken en
men kan daarbij gebruik maken van de z. g. geestelijke straling, die in werkelijkheid niets
anders is dan een uitstromen van de menselijke levenskracht, dus de overmaat aan voor het
eigen lichaam aangepaste energie, naar een ander toe. Het een dergelijke bestraling kan men
ook resultaten bereiken. Is ook dit voldoende duidelijk nu?
Ja. Dan had ik ten slotte alleen nog één ding en dat is over het punt waar we een beetje in
de knoop geschoten zijn met U en waar U ook niet op kon komen op een gegeven moment,
dat was die abomine-zuren. Nu is hier de veronderstelling gemaakt dat hier bedoeld
zouden zijn: Alpha-minozuren, maar het verklaart voor mij nog niet voldoende dat "a
b"voor dat aminozuur. U had het over abominezuur, maar U kon ook niet goed de naam
produceren; ik weet niet waarom niet. U zei dat de telefoonleiding bij U niet duidelijk was
of dat het medium voor dit geval niet bruikbaar was of ik weet niet waardoor het niet goed
doorkwam, maar het kwam niet goed door, en één van ons hier aanwezig die heeft toen
uitgemaakt dat daar wel bedoeld zou zijn: Alpha- aminozuren, maar ikzelf ben daar niet
tevreden mee. Wat was de bedoeling?
Abo-atominozuur. Ik weet niet of het bij U bekend is.
Ik heb nog enige nadere informaties ingewonnen, maar Alpha-aminozuur is een bouwsteen
van de proteïne, waar ongeveer 30 soorten van zijn, en die andere naam die U noemt is
chemisch niet bekend.
Inderdaad, dat is te verwachten. Dus U kunt de nam voorlopig, wat mij betreft, schrappen en
als we daar verder op door gaan, dan zullen we een omschrijving daarvoor bezigen, die dan,
althans chemisch, voldoende zuiver aanwijst wat bedoeld wordt. Dat lijkt me dan beter.
Dan ben ik uitgevraagd. Misschien dat er nog iemand anders is?
Dus geen vragen meer, vrienden? Nu, dan moet ik zeggen dat ik aan de ene kant tevreden
ben over een aantal vragen, maar ik aan de andere kant toch van sommige kanten nog wel
enige opmerkingen had verwacht. Maar ja, we kunnen niet in eens komen tot een zo ideale
samenwerking als misschien door ons allen gewenst wordt.
Mag ik dan op Uw antwoord hierop reageren?
Gaat Uw gang.
De kwestie waar het om gaat en de grote moeilijkheid zit hierin dat in eerste instantie dit
onderwerp op zeer hoog niveau behandeld werd, en de begrippen die daarbij aanwezig
waren, die waren natuurlij k wel in de literatuur te vinden voor hen die deze materie

26
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 2 – 8 december 1953

bestudeerd hadden en die ook deze materie gehanteerd hadden, maar dat niet gedaan
hadden, niet begrijpelijk was. Daarom heb ik hierover niet gevraagd. Waarom? Omdat er
andere mensen voor henzelf hierover vragen konden stellen in een denkwereld die zij wel
konden hanteren, en daarom heb ik hier verder geen vragen over gesteld, want ik had U
willen vragen: als U hier nu een volgend onderwerp gaat behandelen. dat ook op hetzelfde
niveau te behandelen, maar dat durf ik niet te doen, omdat er anders voor andere mensen
onoverkomelijke moeilijkheden ontstaan. En aangezien ik hier maar één ben en de andere
mensen er 23 of 20 zijn, wil ik graag de minste zijn in dit geval.
Inderdaad. Dan kunnen wij dus nu allereerst vaststellen dat de eerste bijeenkomst de
volgende resultaten heeft opgeleverd. Allereerst van meerdere kanten een bestudering van het
door ons aangesneden onderwerp; bij sommigen een poging daartoe, echter door te snel
optreden van "nu, ja, ik snap het toch niet" een verdere verwaarlozing daarvan. Dat enkele
anderen niet in staat waren, hetzij door hun bezigheden of andere omstandigheden, tot
ernstige overweging over te gaan. Dit resultaat is m. i. behoorlijk bevredigend. Wij hebben dan
verder vast kunnen stellen dat wij duidelijker moeten zijn aan onze kant in onze uitdrukkingen
en dat wij ons nog veel meer dan wij al hebben gedaan, aan zullen moeten passen aan die
termen die bij U speciaal gebruikelijk zijn, daar hieruit anders onduidelijkheden,
onbegrijpelijkheden en verwarringen voortkomen. De gezinning van de aanwezigen en
degenen die nog tot deze kring behoren ook verder, mogen wij over het algemeen zien als niet
geheel en al ontbloot van enige baatzuchtige bestreving en verlangen naar bijzondere kennis
voor het eigen-ik. Anderzijds geloven vrij toch wel dat, waar wij zeker aan baatzuchtige
bestrevingen geen gevolg zullen geven, de resultaten ook hier redelijk kunnen worden
genoemd. En daarmee heb ik dan voor vandaag voldoende gezegd. Wij zullen echter
doorgaan, natuurlijk, met de verdere bestudering van het onderwerp "telepathie", want de
eerste uiteenzetting was toch voor al erop gericht U duidelijk te maken dat dit mogelijk is. Nu
echter zou ik U willen verzoeken om een drietal bepaalde proeven te nemen. Bent U willens om
deze te volbrengen wanneer ik ze U voorleg?
Mag ik even de band omdraaien?
Is niet van belang, dit kunnen de mensen zelf onthouden? het is voor het verslag van geen
belang verder. Allereerst: ik zou gaarne zien dat U tweemaal in de tot de volgende
bijeenkomst lopende periode - dus dat is niet veel - een half uur concentratie zult oefenen -
dat is ook niet veel -, maar dat U aan dit half uur zult vastknopen een poging om een
mededeling van b.v. drie woorden over te brengen naar iemand van Uw eigen keuze. (band
loopt af)
Wanneer U U te rusten legt, dan zou ik heel graag willen dat U zoveel mogelijk elke dag
tienmaal de volgende ademoefening maakt. U haalt adem, zó; U kunt daar zelf een ritme voor
nemen dat U het beste past - maar zo dat Uw uitademing tweemaal zolang duurt als Uw
inademing. U kiest deze wijze van ademing zo rustig mogelijk, en wanneer U dit kunt, U
ontdekt dat dat gaat, probeert U dan om een gelijke poos als voor inademing werd gebruik,
tevens te gebruiken als pauze tussen uit- en inademing; dat is zeer eenvoudig dus. Wanneer U
deze proef ook wilt doen, kan ik U beloven dat zij veel zal bijdragen tot Uw ontspanning en Uw
rust allereerst, maar ten tweede ook dat zij U iets meer vitaliteit en veerkracht zal geven,
waardoor U op de duur - daar ben ik van overtuigd - in staat zult zijn die mogelijkheden die wij
U wijzen ook voor Uzelve ten volle te benutten. Dus ik zal nog eenmaal dat ademritme
herhalen voor U: Wanneer U twee tellen inademt, ademt U vier tellen uit. Merkt U dat dit
zonder benauwdheid gaat, dan voegt U daarbij een pauze van twee tellen na de uitademing,
voordat U wederom aan de inademing van twee tellen begint. Hoe trager U dit ritme kiest hoe
beter, maar er mag nooit en te nimmer enige benauwdheid bij U optreden. Op het ogenblik dat
U voelt ik ga krampachtig ademhalen, dan kunt U er mee uitscheiden. Lukt het U, dan kunt U
dit doen 15 tot 20 maal per avond, kort voor het inslapen. Wilt U het meer doen, overdrijf het
niet, ga niet boven de 25 maal met deze ademoefening. Wordt U er benauwd van, heeft het
een onaangenaam resultaat op U, onmiddellijk mee uit scheiden, maar de volgende dag weer
proberen, alleen maar proberen, al doet U het maar één keer elke avond voorlopig. En
daarmee ben ik dan klaar met mijn materie. Ik hoop dat U deze proeven zult willen nemen,
dat U ze zult kunnen onthouden ook. Ik ben ervan overtuigd dat dan de resultaten ook
behoorlijk zullen zijn. En nu geef ik het medium een ogenblik vrij. U kunt dan dadelijk met
27
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 2 – 8 december 1953

onze tweede spreker eventueel verdere oneindigheden en eindigheden bespreken of op andere


wijze U in meer filosofische richting bewegen. Ik dank U ondertussen wel voor Uw aandacht en
zou willen zeggen: tot weerziens,

NA DE PAUZE
Goeden avond vrienden,
Nou, U heeft nu de gelegenheid gehad een hele hoop vragen te stellen en nu denk ik niet dat
er bezwaar tegen is wanneer we dan nu een onderwerpje gaan nemen. En nu wil ik natuurlijk
U graag ter wille zijn; uiteindelijk het eerste onderwerp, nietwaar, met de daaruit
voortvloeiende vragen dat is zo'n beetje de taak die U krijgt. Maar als U nu werkelijk zelf nog
een onderwerp heeft waar U graag wat over wilt horen, dan wil ik daar met alle genoegen over
spreken. Wilt U het aan mij overlaten, ook goed.
Ik geloof dat wij het graag aan onze vriend overlaten.
Erg vleiend, ik ben er zeer dankbaar voor. Nu weet U, we hebben de vorige keer eigenlijk zo'n
beetje gesproken over het filosofische onderwerp "eindigheid en oneindigheid". Ik zou zeggen;
laten we daar eens - niet diep filosofisch maar zo echt op zijn boerenfluitjes - een zacht praatje
over opzetten, want uiteindelijk eindigheid, nu ja, dat weten we allemaal wel, nietwaar,
eindigheid dat is de kaars die opbrandt, dat is de portemonnaie die leeg raakt en al dergelijke
fraaie dingen meer. Maar oneindigheid, als wij ons een oneindigheid voor kunnen stellen, ja,
dan zou ze al eindig zijn, omdat ze door ons voorstellingsvermogen, dat uiteindelijk begrensd
is, omvat kan worden. Het is een ongrijpbare waarde, en het vreemde is dat én voor mens én
voor geest dat aantal ongrijpbare waarden werkelijk oneindig is, d.w.z. onvaststelbaar. Het
onvaststelbare nu, daar willen we ons vandaag toch wel even mee bezig houden. We weten,
op aarde b.v. , dat we leven. Hoe we leven, waar we leven, dat denken we te weten, maar dat
weten we niet zeker. Wanneer we in de geest zijn dan weten we dat we bestaan, maar verder
weten we eigenlijk heel weinig. Maar we hebben onze eigen wereld waarin we leven; die
wereld die wordt uit ons geboren. Overigens, ja, ik zal U geen huiswerk opgeven, hoor, ik ben
wat dat betreft niet zo slecht als Matthias, maar als ik U huiswerk op zou geven, dan zou ik U
eenvoudig dit opgeven, nietwaar: zoekt U eens naar resultaten van de suggestie in de wereld,
probeert U zich eens bewust te worden wat daar allemaal suggestie is. Weet U wat een van de
aardigste soorten is? Ja, we zijn hier met heren onder elkaar, die paar dames horen er
eigenlijk niet bij, nietwaar? Ja, ze horen er natuurlijk wel bij, maar voor deze avond zitten ze
dan toch een beetje achteraf en daarom kunnen we het wel zeggen. Eén van de aardigste
soorten van suggestie is dat als je op een prijsje zet fl 1. -, dat een vrouw zegt: dat is duur.
Zet je 99 cent dan vinden ze het goedkoop; zet je fl 1. 21 dan vinden ze het ook goedkoop.
Dan ligt het er dus maar aan wat je als winst kunt en mag nemen, of je fl 1. 21 of fl 0. 99
neerzet. Deze suggestie die vinden we overal en die suggestie die gaat nu werkelijk tot in het
oneindige verder; daar is geen einde aan. De mogelijkheid van de suggestie die is, nu ja, zo
enorm, daar kunt U zich eigenlijk geen voorstellingsvermogen van maken. En toch is natuurlijk
de suggestie ook wel weer eindig, d.w.z. ze wordt beperkt door Uw eigen vermogen om te
suggereren. In die wereld waarin U leeft zou U nu zichzelve kunnen gaan suggereren en dat
zou dan mijn tweede opgave kunnen zijn, b.v. suggereert U zichzelf dat U gezond bent, dat
alles goed gaat en dat er niets gebeuren kan. Als U werkelijk een goede suggestor zou zijn,
dan zou U daarmee de wereld voor Uzelf een heel eind beter maken, maar we kunnen eigenlijk
onszelf niet suggereren, en vandaar dat we altijd weer, mens en geest gelijkelijk, een beroep
doen op het oneindige, op het ongekende. Er is haast geen mens of hij bidt. Op zijn eigen ma-
nier misschien: de een bidt tot God en de ander die staat alleen maar ergens tussen de bomen
in; die haalt diep adem en die zegt, ja, het is eigenlijk mooi om te leven. Het is allebei een
gebed, maar elk van deze personen, of het nu degeen is die in de kerk geknield met allerhand
poespas zit te bidden, of degeen die alleen maar diep adem haalt en zegt; "ja, het is goed om
te zijn", die erkennen achter hun eigen wezen een andere invloed, en die andere invloed dat is
nu eigenlijk het oneindige of het onbepaalbare. Wij zijn dus zelf, volgens ons eigen inzicht,
uitingen van iets dat oneindig is en we voelen onszelf als iets eindige. Zover zijn we het toch
met elkaar eens, hé? Is daar geen repliek, geen opmerking, geen dupliek? Helemaal niet? Dan
gaan we weer verder. Nu, laten we ons nu eens eventjes rustigjes voor gaan stellen dat dit

28
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 2 – 8 december 1953

oneindige benaderbaar is. Je kunt een oneindigheid nooit uitdrukken; je hebt getallen ook die
zijn oneindig, d.w.z. die zijn niet uitdrukbaar in b.v. een tiendelige breuk. Maar er bestaat toch
een methode om ze aan te duiden en om met die waarde te rekenen. Dan gebruikt U een
normale breuk, weet U wel? Nu, zo zou je met die oneindigheid natuurlijk ook kunnen werken.
Dat heeft de mens ook gedaan. Hij heeft gezegd: God, daar neem ik een x-getal voor; x
gedeeld door mens is leven. Een heel eenvoudige vergelijking. Dat houdt dus in dat het leven
wat de mens erkent, eigenlijk datgene is wat in hemzelf, met zijn eigen waarde
vermenigvuldigd, uitmaakt het goddelijke. Maar als dat zo is, dan moeten wijzelf ook oneindig
zijn, want, mits er aan ons wezen een onbekende waarde wordt toegevoegd, zijn wij oneindig,
zijn we God kun je ook zeggen. We zijn het niet, maar we zouden ons voor kunnen stellen dat
we het zouden zijn. Ook nog geen tegenwerping? Nu ja, dat hoef ik niet elke keer te vragen,
nietwaar? Als U wat op het hart heeft, dan zegt U het toch wel, hé? Nou, nu moet U eens goed
luisteren, want nu gaat het interessant worden, hoor; ik ga er extra goed voor zitten. Wanneer
we dit weten, dat een onbekende waarde, vermenigvuldigd met ons eigen wezen, het leven is
en wij hebben het leven en wij hebben onszelf, dan kunnen we uit deze, op zichzelve volgens
ons en voor ons inzicht eindige waarde, de waarde van het oneindige bepalen. Merkt U dat er
een fout in de redenering zit?
Ja, er zit inderdaad een fout in.
Juist. Mag ik misschien vragen welke die fout is?
Ja, die Godheid die U gebruikt als x, dat x gedeeld mens is leven, dat bent U aan het
verwisselen gegaan, want U zegt: God x de mens. Als ik ze allebei met de mens
vermenigvuldig dan krijg ik de mens x het leven is Godheid.
Inderdaad. Dat was alleen maar om even te kijken of U werkelijk het argument volgde, hoor. U
moet me niet kwalijk nemen, maar we moeten nu eens een heel klein beetje eventjes kijken of
U wel oplet, anders is het de moeite niet waard. Er zat dus een fout in de redenering, maar U
heeft ze zelf rechtgezet. Dus als we het leven nemen en de mens, en we vermenigvuldigen die
beiden dan krijgen we: oneindig. Dat bent U dan wel met me eens?
Ja.
Anders gezegd; één van de beide waarden, óf het leven óf de mens, moet oneindig zijn, waar
eindig x eindig nooit als eindproduct oneindig kan hebben. Blijft ons de vraag: welke van deze
beide waarden is eindig. Nu weten we allemaal wel dat ons leven, onverschillig waar we zijn,
hoor, in de sfeer of bij U op aarde, ten einde spoedt, d.w.z. het verandert en alle gekende
waarden daaruit gaan plotseling verloren, veranderen. Daarmee zouden we dus kunnen
aannemen dat het leven, wat wij het leven noemen, de totaal van de verschijningswereld rond
ons, dat die eindig is. Bent U het ook met me eens, of niet?
Mag ik even wat vragen? Zegt U het nog eens.
Ja, ik heb het volgende beweerd. Wanneer wij aannemen dat mens x leven (m x 1) is oneindig
(of g) dan moet een van deze beide waarden m of 1 oneindig zijn. Nu verstaan wij onder 1 of
het leven, het totaal van de vormen, van de verschijningsvormen die rond ons zijn. Dit is een
veranderlijke waarde die nooit te bepalen zou zijn, tenzij wil zeggen: het leven is het totaal
van de verschijningsvormen rond ons, waaruit we onszelve leren kennen. Ik varieer het nu om
het iets duidelijker te maken. En daaruit trok ik de conclusie dat het leven, het buiten ons
staande leven, waar het volledig zijn waarden kan veranderen - waarden kunnen verdwijnen
en geboren worden -, in zijn factoren eindig is.
Tot op zekere hoogte dan.
Tot op zekere hoogte, inderdaad. Nu gaan we iets verder komen, want, let wel, zeggen wij nu:
het is absoluut eindig, dan moeten wij zeggen; de mens is absoluut oneindig. Is dit laatste
acceptabel?
Neen.
Neen, de mens als zodanig is ook eindig. Waar hebben we dan mee te maken hier, wat is dan
de eigenaardigheid waardoor we als uitkomst van dit eenvoudige sommetje, nietwaar, m x 1 =
g, de oneindige waarde kunnen krijgen? Wel, laten we dat nu eens zo gaan uitleggen. De mens
als zodanig is eindig en het leven als zodanig is eindig, maar zowel mens als leven dragen in
zich een factor die voort blijft bestaan te allen tijde, ook al gaat het leven en de mens ten
29
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 2 – 8 december 1953

gronde, die waarden die in deze beiden zijn blijven voortbestaan. Kunt U dat met me eens
zijn?
Ja.
Wanneer die waarden voort blijven bestaan dan zouden wij er al heel gauw toe over kunnen
gaan om te zeggen: een zekere waarde g is mede bevat in het getal m en in het getal 1. Bent
U dat ook met me eens?
Ja.
M. a. w. mens is iets + God, leven is iets + God. Geen verzet? Dan kunnen we verder gaan.
Ja, ik heb hier geen foute redenering gemaakt, hoor, en zeker geen bewuste.
In het begin hebt U verondersteld dat er tussen de grootheden m en 1 één van beide was
die eindig was.
Inderdaad, dat heb ik gedaan, daar ben ik mee begonnen.
Nu komt U tot de conclusie dat ze eigenlijk allebei een factor hebben die oneindig is.
Dat ze beide eindig zijn, maar dat in beide een factor schuilt die oneindig is.
Maar hoe wilt U dan dit verklaren: iets wat eindig is met een oneindigheidsfactor erin dat is
oneindig.
Ja.
Als dat het wezen uitmaakt..
Inderdaad.
Ja, dit moet het wezen uitmaken, want krachtens de vergelijking heeft de oneindigheid de
grootste uitgestrektheid, dus: het moet het wezen uitmaken. Inderdaad. En nu heb ik gezegd:
laten we dus aannemen dat: mens, m = x + g, en dat leven is ook x + g, g als getal van het
oneindige of God) het ongrijpbare. Dan moet ik tot de conclusie komen dat deze m dus God +
een toevoeging moet zijn en het leven evenzeer God + een toevoeging.
Dat kan toch niet?
Waarom niet?
God is toch alles?
Tja, inderdaad, maar nu komen we op een theologisch probleem dat niet meer filosofisch is.
Laat U mij maar even uitpraten, dan zult U zien waar ik eigenlijk naar toe wil met deze
redenering. Wanneer ik op deze manier hier die waarden stel, dan weet ik voor mijzelf dat God
het hoofdbestanddeel is van beide, van leven en van mens, maar blijkens Zijn wezen is de
mens niet identiek met God. Wat is dan de factor x die wij zowel in het leven als in de mens
zien optreden?
Als we het goddelijke wegnemen uit de mens, wat blijft er dan over? Niets, zou U zeggen? Ja
toch, een bewustzijnstoestand. Heeft U dat goed begrepen? Dan trek ik op grond van het
voorgaande de volgende conclusie; zowel mens als leven zijn eindige bewustzijnstoestanden,
die uitdrukking geven aan het oneindige. Zo, nu heeft U daar een stelling, als daar wat op te
zeggen is! Ga nu Uw gang.
U had in het begin van Uw betoog over mens en geest. In welke zin bedoelt U dat? Op
de aarde levende mens en een reeds gestorven mens?
Inderdaad. Dus dat is gewoon de gebruikelijke terminologie, ofschoon, als het naar mij ging, ik
mijzelf zeer zeker mens zou noemen en niet geest, daarmee uitdrukking gevende aan het feit
dat ik ook iets ben met een vorm, nietwaar, een zeker bewustzijn + een bepaalde vorm. Dat is
voor mens en dat is uiteindelijk voor de geest ook, mag die vorm misschien gemakkelijker
variabel zijn dan bij U, daarvoor is het bewustzijn weer anders, maar ik vind: we zijn eigenlijk
allemaal mensen. Maar om dat duidelijk te maken heb ik dus gezegd, nietwaar, bij ons in de
sferen geldt dit evenzeer als bij U.
Mag ik dan nog even vragen wat U verstaat onder geest, want wij hier, althans ik voor mij,
versta onder geest een toestand waarvan elke materiële structuur geannuleerd. is en de
ziel die neem ik aan, zoals de Ouden dat wel deden, de Oude Grieken, dus het Aristolische

30
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 2 – 8 december 1953

begrip; daar zit een zekere fijnstoffelijkheid aan, die weliswaar door ons zintuigelijk niet
waargenomen wordt, maar er zit toch een zekere fijnstoffelijkheid aan, en aan de geest
zelve. . . .
Ja, de bekende omdraaiing van termen, want, kijkt U eens, ziel betekent kern. De kern van het
wezen is onstoffelijk. De geest is de uitdrukking van de kern, zij is fijnstoffelijk. Zo bedoelen
wij dat.
Ja, nu weten we tenminste waar we aan toe zijn, want anders dan praten we langs elkaar
heen.
Ja, ja, daarom moet dit even vastgelegd worden en dat doen we dan hierbij. Dus, dat kan ik
ook mede voor mijn collega's zeggen, hoor. Dat doen we praktisch allemaal, en wanneer we
het niet doen dan zullen we er heus wel de nadruk op leggen, want ik heb tenminste al erg op
mijn baadje gekregen en ze hebben tegen mij gezegd; denk erom, kerel, je bent nu een tijdje
bij ons, al is het nu niet zo erg lang, je mag daar mee gaan praten, maar denk erom dat je
vooral duidelijk bent, want de vorige keer hebben jullie er een beetje een potje van gemaakt.
Jullie zijn zo sterk ingegaan op je eigen denkwijze dat je helemaal vergeten hebt dat er een
ander mens wel eens kan zijn die niet aan jullie termen gewend is en jullie wijze van denken
niet helemaal kan verstaan. Denk erom dat het beter wordt. Nu ja, ik doe eerlijk mijn best, dat
zult U toegeven, nietwaar?
Ja zeker.
Juist. Nu, dus laten we dat dan nog eenmaal definitief vaststellen nu, voor eens en voor altijd:
de ziel is de kern; de kern is niet stoffelijk. Wanneer wij aan zouden nemen dat de ziel
fijnstoffelijk was, dan zou de geest alleen een bewustzijnstoestand moeten zijn van iets
stoffelijks en zou de ziel als zodanig, zijnde stoffelijk, eindig moeten zijn.
Ja, als ik nog even mag interrumperen?
Ja, Ja.
Nu gaat U toch uiteindelijk in tegen de Bijbel ook, nietwaar? Want God schiep de mens
naar Zijn beeld en gelijkenis, naar Gods geest. Op een gegeven moment formeerde Hij die
mens en blies hem de adem des levens in de neusgaten en zo werd de mens tot een
levende ziel. Dus hier, zoals het in het boek Genesis in het begin staat, hier blijkt toch wel
uit dat het in die geest b.v. bij God, daar kunnen we toch ons niet denken, nummer één
althans, nietwaar, God als van een materiële structuur. De uitingen daarvan is natuurlijk
een tweede, maar God zelf is toch zeker geen materiële structuur. Wij zijn dan toch
geschapen naar Gods beeld en gelijkenis, dus geest, en pas met het inblazen van de adem
des levens in de neusgaten, werd de mens een levende ziel.
Adem des levens - ziel; zeer juist uitgedrukt.
Ja, daarom juist. Het is niet dat ik hier op het ogenblik spijkers op laag water zoek. . .
Nee,. nee.
. . . maar het gaat hierom eigenlijk, nietwaar, de nomenclatuur, zoals door mij naar voren
gebracht is de algemeen Christelijke.
Ja, inderdaad, maar is het U wel eens opgevallen dat de algemeen Christelijke nomenclatuur
vaak in directe strijd is met de logische conclusies uit de geschriften, die men als heilig en
goddelijk geïnspireerd ziet in de Christenheid? Want de geest is er en het lichaam is er; ze zijn
samen niets zonder de adem des levens, waardoor het geheel wordt tot een levende ziel. Stof
en geest tezamen, zijn dus niets. Alleen indien er de ziel, de adem des levens bij komt, dan
krijgen we Gods beeld en gelijkenis. Is U wel eens opgevallen dat daarmede de mens dus
wordt verklaard tot een drieëenheid? En daar krijgen we nu weer een van de punten waar
natuurlijk eeuwig over te vechten is. Maar, laten we dat van onze kant even uiteenzetten zoals
wij dat zien. Kijk eens, wij kennen drie verschillende sferen. De eerste is de sfeer van de
materie, materie in duizenderlei vorm misschien, maar materie, gevormd, geband in de vorm
als het ware (gebannen had ik moeten zeggen, hoor). Deze materie kan onder
omstandigheden vluchtig worden, maar zij zal te allen tijde om zichzelf te zijn, vaste vorm
moeten bezitten. Dus punt één is: grofstoffelijk. Nu krijgen we punt twee. Laten we dat
noemen: aether of geest, als U dat wilt. Dit in een fijnstoffelijk patroon, waarin geen vaste
vorm optreedt, maar dat voortdurend in zichzelf stralend werkt en daardoor is een bewustzijn.
31
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 2 – 8 december 1953

Dan krijgen we nummer drie, dat is de ziel. Zowel stof als geest kunnen alleen bestaan
wanneer het totaal van hun krachtverbruik door actie voortdurend wordt aangevuld, anders
zouden ze aan zichzelf ten gronde gaan. Deze kracht, die niet stoffelijk is, maar die het
stoffelijke het bestaan mogelijk maakt, noemen wij; de ziel, en zouden we ook kunnen
noemen: de levensadem. Zij is het onmiddellijk deel Gods. God is dus; a. de Schepper, b. de
geest - nee, laten we het goed zeggen, nu vergis ik mezelf even - a. de ziel, de zijnde, b. de
geest, de bouwer, 3 de stof, de breker. De stof in de vergankelijkheid, het voortdurend
ondergaan. De geest is het voortdurend creëren, het voortdurend scheppen in gedachte van
vormen die de materie tijdelijk zal kunnen dragen, en a. is het zijn zelve dat noodzakelijk is
om beide andere vormen tot uiting te doen komen. En heeft U nu in de gaten dat, als we het
zo zeggen, ik ook in Christelijke zin volkomen gelijk heb, wanneer ik de terminologie aanvaard
zoals ik ze gebruikt heb, ofschoon ik direct toegeef dat ze met de Godgeleerdheid e. d.
waarschijnlijk wel in strijd zal zijn.
Ik kan natuurlijk volmaakt onderschrijven ? (hoesten, niet te verstaan) - Nee, nee, nee, ja.
Deze levensadem, dat ritme, is dat een ingewikkeld ritme of is dat een eenvoudig ritme?
Het is het meest eenvoudige ritme dat men zich voor kan stellen en daarom het meest
ingewikkelde om te begrijpen.
Kunt U ons daar wat van vertellen?
Ik kan er een paar dingen van vertellen, ja. Wanneer U deze levensadem wilt zien als adem -
laten we dus even een voorbeeld nemen - als lucht.
Dat is laten we zeggen, een omschrijving, maar ik weet wel wat ermee bedoeld wordt.
Ja? Goed. Dus laten we aannemen het is lucht. Stelt U zich voor dat U langzaam en diep
ademhaalt. Wat doet U dan? Dan drukt U Uw eigen toestand van rust uit in deze langzame
ademhaling. Van U stroomt de lucht uit, langzaam, geleidelijk en vloeit langzaam en geleidelijk
tot U terug. Stellen wij voor dat U dit zelfde doet in een toestand van opgewondenheid, terwijl
U werkt b.v. ; dat is dan nog niet zo erg driftig, maar U werkt, Uw ademhaling gaat sneller, U
trekt de dingen sneller tot U, U stoot ze ook weer sneller af. Wanneer nu God moet worden
gezien als een slapende, dan is Zijn ademhaling zeer langzaam. Dan kunnen wij zeggen dat
één ademtocht Gods in aardse tijd uitgedrukt - ja, het is misschien gek om dat te doen, maar
we moeten toch uiteindelijk enigerlei maatstaf nemen - ongeveer 950 miljoen jaren duurt,
ongeveer. Maar wanneer God creëert, wanneer God werkt, m. a. v. wanneer de schepping
geuit is, dan versnelt dit ritme zich tot ongeveer 330 miljoen jaren; dat is dan één ademhaling.
In deze periode zien wij natuurlijk een versnelling en een vertraging optreden naar gelang de
periode van inademing begint of bijna ten einde is, uitademing begint of ten einde is. Deze
versnelling nu, is gelijk en bedraagt van begin tot einde ongeveer 1 op 12, d.w.z. wanneer wij
zetten begin- en eindpunt 1, dan kunnen wij zeggen: het maximum is 12. Alle perioden
daartussen verlopen met een toeneming, ook gerekend volgens het principe 12. Dus de eerste
periode is 12, dan is de volgende 1, de daarop volgende 1/12 etc. Dus een versnelling ook van
beweging. En dit ritme, dat eigenlijk zo simpel en zo eenvoudig is, zou ons kunnen leiden tot
rekeningen, berekeningen die hopeloos of fantastisch zijn, zo ingewikkeld. Nu is alleen het
vreemde: wij behoeven dat eigenlijk niet te berekenen. Op het ogenblik bevinden wij ons op
een wisseling en dat is eigenlijk dit: de versnelling van de uitademing komt tot staan. U kunt
ook zeggen: het wijken van het Al begint zich te vertragen. Dat zal de sterrenkunde misschien
op het ogenblik nog niet met U eens zijn, maar over enkele jaren wel. Dan zal men die
beweging anders uit gaan leggen en zeggen; het Al explodeert niet meer. Dat is niet waar; het
Al heeft alleen zijn grenzen bereikt en keert in zichzelve terug. En ja, daardoor een andere
waarde, zoiets als eb en vloed. Nu, dan zult U zien, dat in deze periode van stilstand, wij eerst,
krijgen een perioden van stilstand, voor de mens meestal uitgedrukt in een periode van alten
we zeggen, bange afwachting. Van die perioden van stilstand uit gaat de zaak langzaam maar
zeker beginnen. Nu is er eerst wisseling, probeert U het zelf maar eens, haalt U adem in en
stoot U ze dan weer uit, dan zult U merken dat deze luchtbewegingen tegen elkaar gaan
botsen; U krijgt dus een botsing. Dan gaat de ontwikkeling in omgekeerde richting. Waar we
nu zijn aan de uitademing, kunnen we dus zeggen; de mens heeft zich van God verwijderd en
moet weer tot God terugkeren. De mens zelve maakt als eeuwig wezen dus het eeuwige in de
mens, het oneindige in de mens maakt deel uit van dit ritme maar kent bovendien zijn eigen

32
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 2 – 8 december 1953

ritme, dat bepaald wordt door deze versnellingen, dus deze versnellingsperiode die we dan in
het totaal 24 zien tussen de 1 en 1. Ja, heb ik mij nu duidelijk gemaakt? Heb ik de zaak niet
erg in de war gestuurd?
Nee, nee, nee, helemaal niet.
Nu, daar ben ik blij om.
Deze inzichten worden door de Tibetanen ook als zodanig erkend en naar voren gebracht
en worden daar ook wel degelijk gehanteerd, vooral ook omdat die ademhalingsritmen
nieuwe mogelijkheden openen op geestelijk gebied.
Ja natuurlijk, en nu is het het eigenaardige: God heeft Zijn eigen ritme, wat we nu hebben
getracht om ongeveer te bepalen. Maar U heeft het nu over de mens. De mens heeft niet een
levensritme, gelijk aan het goddelijke alleen, maar hij kent ook zijn eigen levensritme en dat is
voor ieder mens verschillend. U heeft het over de Tibetanen, nietwaar, en dan kunnen we het
ook wel over de leer van Yog hebben, de verschillende Yogi. En dan zult U tot de conclusie
komen dat ze allemaal ademoefeningen doen, maar dat de oefening die voor de één betekent
de grootste welstand, voor de ander de dood kan betekenen. Waarom? Elk mens heeft zijn
eigen instelling en dit is weer te verklaren wanneer we begrijpen dat elke mens kan worden
gezien als een moment van kracht in deze totale ademhaling, zodat zijn uitingsvorm van dit
ogenblik beheerst wordt door de versnelling van goddelijk ritme of vertraging van goddelijk
ritme waaruit hij werkelijk is voort gekomen als mens.
Dus die energie onttrekt hij eigenlijk aan de wisseling van die ademhaling bij de variatie.
Inderdaad, dus schepping is gelijk aan beweging, vandaar goddelijke adem.
Dus wanneer hij dan niet op het juiste ogenblik die energie opneemt, dan is hij uit zijn
ritme en kan geen energie opnemen.
Inderdaad. Het gaat zelfs zover dat als U dit wilt, kunt U zichzelf omschakelen. Want dat is ook
- we hebben het nu toch over Indië - dat is een Indische praktijk. En bij deze omschakeling
zult U ontdekken dat er mensen zijn die zich zelf kunnen doen sterven. En wanneer je dan het
lichaam nagaat, dan lijkt het alleen maar of er uitputting is opgetreden, maar dat is praktisch
onmogelijk want 20 uur van tevoren was diezelfde mens nog vol kracht en levenslust en nu is
hij plotseling geheel uitgeput. Wat heeft die mens gedaan? Die heeft zijn eigen levensadem
teruggezonden, dus die heeft zich op doen gaan wederom in dit grote ritme en zo'n lichaam
blijft erbij liggen. Dat is hetgeen waar de Fakirs aan sterven, die vrijwillig sterven.
Er zijn inderdaad personen die het zover gebracht hebben en dat beheersen; die kunnen
zelf hun moment dat ze sterven bepalen.
Sterven kunnen ze kiezen ja, overgaan, hé? Ja, we zitten nu wel erg interessant te praten,
vrienden, maar. . . .
U zei daar straks: mens, stof en geest is niets, alleen als de ziel erin komt is het wat. Even
tevoren zei U: een mens, als daar de ziel uitgehaald wordt, houdt toch wat over.
Inderdaad, maar dan is het geen mens meer.
Nee, nee, dus dat "niets" dat heeft geen betrekking op hetgeen U van tevoren zei?
Neen, kijkt U eens: gezien het standpunt "mens" - laten we het nu eens heel eenvoudig nemen
- ik geef U een lichaam en ik geef U een geest, maar ik geef U niet de kracht om die beide in
stand te houden. Wat zult U zijn? Afhankelijk, een soort van robot, afhankelijk van een ieder
die U die levenskracht geeft. Als U zich daar over wilt laten inlichten, dan moet U maar eens
lezen over de Zombi's, die kent U toch wel? De levende doden.
Zombi's, ik kan het op het ogenblik niet zeggen, hoor.
Zombi's, levende doden, dat zijn mensen die door magische praktijken, kort na de dood, zover
worden beïnvloed, dat hun levensfuncties zich normaal gaan voltrekken, terwijl de
bewustzijnstoestand praktisch wegvalt. Dat is een heel eigenaardige kwestie hoor; dat is
negermagie die in hoofdzaak gebruikt wordt in het Noorden van Zuid-Amerika.
Dus dat is een onbezield wezen dan?
Neen, dat is bezield door de wil van zijn meester.
Ja, dus ik bedoel het heeft geen eigen ziel.
33
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 2 – 8 december 1953

Het heeft geen eigen ziel en zelfs geen werkelijke eigen geest maar alleen een magisch beeld
dat als geest fungeert, een magische schil. En dan kunnen we deze dingen geen mensen
noemen; ze zijn zelfs geen dieren meer, want zij hebben b.v. helemaal geen zin voor
zelfbehoud; ze kennen praktisch dus dat zijn geen mensen meer. Dan zouden we dus ook
kunnen zeggen: neem weg de ziel uit de mensen, wat blijft er over? Een Zombi, hé? Een
spookwezen. En waar leeft dat dan uit? Wel doodeenvoudig, wanneer we nu eens bekijken op
de keper: de stof is een deel van het goddelijk vermogen,- de geest is een deel van het
goddelijk vermogen. Deze beide kunnen dus blijven bestaan, maar hebben geen per-
soonlijkheid en vallen alleen onder de onmiddellijke goddelijke wet, terwijl wordt het een
levensadem ingeblazen, komt de ziel erbij; wij kunnen spreken van een zelfstandig wezen dat
binnen de begrenzing van zijn mogelijkheid en voorstellingsvermogen, eigen besluiten neemt
en zijn eigen weg zoekt. Dat is het verschil. En nu hebben we dat ook uit de doeken gedaan,
ja? Nu, dan zullen we nog eventjes toch teruggaan voordat ik uit ga scheiden, naar dat eindige
en dat oneindige, dat mag wel, hé? Nou, dan moet U eens goed opletten. Wanneer we nu
weten, zo goed als U dat weet, nietwaar, op het ogenblik en zo goed als ik dat weet dat het
oneindige een ritme heeft, kunnen wij dus een deel van het oneindige bepalen. Het oneindige
is krachtens hetgeen wat wij hier besproken hebben, dus niet als een onbegrensde
aaneenschakeling van eindigheden. Kunt U daar in komen, ja?
Of moet ik het nog een keer zeggen?
Neen, dat is wel begrepen.
Neen? Nou, op grond hiervan zouden we kunnen zeggen dat God bestaan moet buiten Zijn
schepping als Hij een oneindigheid is en de schepping, een aaneenschakeling van eindigheden,
uiteindelijk slechts kan zijn een onvolmaakte weerspiegeling van het wezen waaruit het is
voortgekomen. Hoe vindt U dat als laatste punt; Is het een goed doelpunt, ja?
Ja, dat in duidelijk.
Nu, dan heb ik geloof ik vandaag weer genoeg gezegd. Ik zal U werkelijk heus nog wel eens
een keer meer, ik hoop niet vervelen, maar dan toch in ieder geval nog wel eens een keer
bezighouden met dergelijke problemen. Weet U, dit is een denkoefening eigenlijk, wat wij
gedaan hebben vanavond, interessant misschien en gezellig, maar toch in de eerste plaats een
denkoefening. Want als U deze hele redenering hebt kunnen volgen op de duur, U kunt
zeggen: "ja, daar kan ik inkomen", dan kunt U over Uzelf gaan praten en dan kunt U voor
Uzelf ook gaan zeggen; wat ben ik, waaruit besta ik, wat zijn eigenlijk de eigenschappen die
mij maken tot wat ik ben? En dan komt U ook voor Uzelf tot een zeer eenvoudige formule, net
als het goddelijke ritme. Zo eenvoudig, dat je eigenlijk ervan schrikt wanneer je ze ontdekt,
maar juist wanneer U die eenvoudige formule van Uw eigen wezen kent, kunt U Uw eigen
wezen, krachtens die formule, gebruiken om dat te bereiken wat als wens leeft in Uw eigen
wezen, in Uw ziel, en dan kunt U én geest én stof onmiddellijk instrumenteel maken voor de
bereiking van al datgene waarnaar een ziel haakt, hé? En moge dat dan ook een, eindigheid
zijn; we kunnen er zeker van zijn dat deze eindigheid gevolgd zal worden door een volgende
eindigheid, die er toch op aansluit en betekent een verbetering, want uit het eindig bereiken
van de wens, groeit krachtens het oneindig verlangen om God te naderen een volgende
eindigheid die, op een hoger bewustzijnsplan staande, een hogere eis stelt, aan het eigen
wezen. Nu, als U daar eens over nadenkt, vrienden, ga ik afscheid van U nemen. En dan wens
ik U allemaal nog verder een prettige avond en dan komt er nog eventjes een spreker om, nu
ja laten we maar zeggen, afscheid te nemen. En nu zullen we dat toch - we hebben er eens
over gedacht - zullen we dat toch ook doen in een variatie van "het schone woord", een vrije
variatie. En dan dank ik U overigens verder voor Uw aandacht, dan weet U wat er komt. Tot
ziens.
ZO, vrienden, ik ben zo vrij geweest om een ogenblik te wachten en daardoor U in de
gelegenheid te stellen ook mijn woorden, onbelangrijk als zij mogen zijn, vast te leggen. (dit
hield verband met het omdraaien van de band). Ik zou gaarne van U willen hebben één
onderwerp ter meditatie, opdat wij mediterende deze avond kunnen besluiten. Heeft U een
bepaald onderwerp in Uw gedachten?
De slaap.

34
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 2 – 8 december 1953

Slaap, verzinken in een duisternis die zich ontplooit tot nieuwe wereld. Slaap, rust, diepe rust
die nieuwe krachten doet stromen door een vermoeid lichaam, maar waarin de gedachten
jagen vaak en de geest soms nieuwe werelden betreedt. Is er iets kostelijker dan slaap? Men
zou de slaap kunnen vervangen. Er zijn stoffen die het lichaam reinigen van alle vermoeienis;
er zijn stoffer, die U wakker houden en waakbewustzijn geven 24 uur op een dag, maar ze
zouden U een kostbare gave ontnemen: de slaap. "De slaap", zo denkt de mens, "is een
nutteloze pose van vergetelheid,? we verzinken in een niet zonder meer. " Misschien heeft U
gelijk wanneer U het zo stelt, omdat U zich niet bewust bent van de diepe werkelijkheid die
achter het schijnbare "niets" verborgen ligt. De mens, die zichzelf bedrogen heeft de hele dag,
lang, onthult in de slaap de werkelijkheid aan zichzelve, toont zich aan het "ik" te zijn wie hij
is. ' Of dat is in de angstige jacht van een prikkelende nachtmerrie, vol verschrikking, of het is
in een vredig land waarin wondere bomen bloeien, hij uit zichzelve en kiest zijn sfeer. Zeg mij
niet dat de mens niet droomt. De mens die slaapt droomt, hij is bevrijd van de gebondenheid
aan zijn wereld en slaat de vleugelen uit, wiekend naar verre landen, gaande door de tijd,
ziende verleden en toekomst gelijkelijk naast zich staand. De slaap is de verpozing van
werkelijkheid die gegeven wordt aan een ieder die in de onwerkelijke wereld moet leven. Maar
wanneer de mens slaapt, zou ook zijn Schepper slapen? Zou er niet een ogenblik zijn dat ook
de scheppende kracht, zichzelf regenererend, tot zich terug laat vloeien alle dingen, een
moment van schijnbare duisternis? Ik geloof dat het zo moet zijn in het Al, dat er een ogenblik
komt wanneer alles verdwijnt én verduistert, wanneer geen ster meer schijnt en geen wereld
meer ontluisterd wordt door de lusten van de wezens die er leven, een ogenblik waarin geen
streven meer bestaat in het hele Al. Maar is er dan werkelijk niets, of leeft juist in de slaap van
God- of zo ge wilt- de goden de realisatie van de werkelijkheid? Omvat soms in een slaap de
strijd, de strijd der dingen God, begrijpende het lot dat Hij wel heeft bestuurd, maar niet altijd
volledig voor zichzelve wist? Slaap. . . God slaapt, soms, maar niet terwijl er wensen leven,
niet terwijl er sterren staan. Wanneer God slaapt leven de mensen, leven de dingen in Zijn
gedachten. Wanneer God waakt dan leven ze buiten Hem als een geuite schepping. En - ziet,
de schepping vlucht in de slaap om zijn Schepper terug te vinden om zichzelve wederom te
kunnen zijn en zich te bevrijden van een lijden dat de dagen lang maakt, het lichaam moe en
traag. Ook gij slaapt, en als gij zult slapen, slaapt een groot deel van Uw wereld. Terwijl gij U
neervlijt en zachtekens wegvlucht in het duister van Uzelf, keren andere zielen terug. in het
eeuwige getij der wereld, want daar is er morgen en noopt het zijn tot nieuwe strijd om het
bestaan. Slaap. . . De slaap omcirkelt de aarde als een engel die, vlucht voor de eerste stralen
van het licht. De slaap is een grote gave, maar zii maakt ook de mens tot slaaf, tot slaaf
wanneer hij niet zichzelf bewust is, wanneer niet de bevrijde geest, doelbewust het lichaam
achter zich latend, zijn wegen zoekt in hoger sfeer, in beter begrip en beter verstaan van het
zijn, maar zich klein laat leiden door de restanten van een dagbewustzijn, vol sensatie en
prikkeling, uitlevend aan het eigen-ik de noden en verlangens van een lichaam dat niet meer is
lichaam in de werkelijke zin, noodzakelijke woning. Wanneer gij slaapt, moge de slaap U
vleugelen geven opdat ge, ontvliedend aan Uw lichaam, dit laat de rust die het nodig heeft en
voor Uzelve vindt de kracht die U zoveel meer van node hebt, de kracht van een geest die,
kerende uit het licht, uit een bewustzijn dat groter, vrijer is, beter kennend zichzelve, geladen
terugkeert om een nieuwe dag en een nieuwe daad te maken tot één, stralende uiting van de
scheppingswil die de Schepper in Zijn schepselen heeft neergelegd. Moge de slaap zijn een
vlucht naar de vrede, moge Uw slaap zijn een balsem voor is levens wonden, moge Uw slaap
zijn een ontwaken tot hoger werkelijkheid.
Ik dank U, vrienden, voor Uw aandacht en wens U een goeden avond en een gezegende
nachtrust.

35
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 3 – 5 januari 1954

5 Januari 1954

LES 3

Goeden avond vrienden,


De vorige maal bent U er tamelijk gemakkelijk afgekomen. Toen hebben we zo'n klein beetje
de onduidelijke puntjes een beetje verduidelijkt, en ik geloof niet dat het nu nodig is om
onmiddellijk te beginnen met U weer in de gelegenheid te stellen vragen naar voren te
brengen. Zoals U weet is ons onderwerp gevorderd tot het punt telepathie, en over deze
telepathie willen wij nu iets verder gaan spreken. U herinnert zich misschien dat wij hebben
getracht U aannemelijk en duidelijk te maken dat het denkproces in de menselijke hersenen
een proces is waarbij electrische impulsen van zeer kleine grootte een rol spelen, verder
bepaalde denkgroeven en denksporen, regen van de minste weerstand. Wij hebben verder
getracht U aan te tonen dat bepaalde centra voor bepaalde impulsen de werkelijke bron zijn.
Elke prikkel wordt eerst getest, dan toegezonden aan een bepaald centrum, in het centrum
omgezet via herinnering in waarneming en als waarneming geeft het dan wederom aanleiding
tot realisatie, realisatie geeft beantwoording aan de prikkel of impuls. Wij hebben toen verder
gezegd: telepathie is eigenlijk niets anders dan het zodanig beïnvloeden van bepaalde centra
in de hersenen dat realisatie van de uitgezonden gedachten ook binnen deze stoffelijke
hersenen plaatsvindt. U herinnert zich dat allemaal? Daar is geen bezwaar tegen? Dan gaan
we nu verder. Wanneer men tracht om een telepathische beïnvloeding te doen plaatsvinden,
dan is het begrijpelijk dat een woordgedachte, dus een woord dat U uitzendt, niet wordt
uitgezonden als woord; het wordt integendeel tot zijn oerprikkel herleid. De eerste cel die
tezamen met al die andere de verklanking van de gedachte mogelijk maakt, is de eigenlijke cel
die voor de telepathische impuls beïnvloedend dient te zijn. Daarom zal een telepathische
beïnvloeding het best gelukken wanneer zeer fragmentarisch wordt gedacht, waarbij dus elk
denkbeeld, elke gedachte afzonderlijk wordt uitgezonden. Ook dit zal U begrijpelijk moeten
zijn. Immers, zou ik een complex denkbeelden uitzenden, dan zou ik moeten beschikken over
een voldoende energetisch vermogen om bij een door de wil gebundelde straling te komen tot
beïnvloeding van vijf, zes, misschien zelfs tien begincellen en zouden een tiental gelijktijdige
processen voor de realisatie noodzakelijk zijn. Dit betekent, voor de beginner zeer zeker, maar
in doorsnee haast voor een ieder die van de telepathie gebruik weet te maken, dat hierbij een
verzwakking van impuls optreedt, van de uitgezonden impuls, evenredig met het aantal
prikkel-, oerprikkelcellen die beïnvloedend zijn voor de verschillende uitgezonden impulsen. Is
dat nog begrijpelijk en duidelijk? Wanneer ik nu zeer eenvoudig ga zenden, dan kom ik tot
bepaalde waarden, uitdrukbaar in Angström. Deze waarden kunnen reeds liggen bij 1/1000,en
1/100 is ook een mogelijkheid en de laagste grootte die wij kenden, zal ongeveer liggen bij
1/10. Waar gelang ik uitzend zal de trillingswaarde variëren. U kunt zich dit het beste als volgt
voorstellen. Wanneer U een bepaald kristal heeft met een eigen trillingsgetal, b.v. silicium, dan
kunt U door het opbrengen van een receptorpunt inderdaad een groot aantal trillingen
ontvangen via dit kristal, echter die trillingen, die frequenties die liggen in het eigen
trillingsgetal van het kristal maar het contact, het conceptorpunt is opgezet, krijgen een
onevenredige versterking. Dat kunt U uit de tijd van de kristalontvanger bij de radio misschien
U ook nog herinneren, dat één enkel punt bijzonder gevoelig bleek te zijn, maar dat voor de
ene zender vaak het punt betere resultaten gaf dan voor de andere. Dat lag niet aan een
verschil in kwaliteit van de zender, maar wel in een verschil van kwaliteit ten opzichte van het
eigen trillingsgetal van het kristalvlak dat afgetast word. Zo gaat het nu bij Uw hersenen ook.
Elke cel heeft zijn eigen patroon en heeft zijn eigen ontvankelijkheid, elke impuls die direct in
deze eigen frequentie aanspreekt wordt sterk en duidelijk ontvangen, elke impuls die deze
trillingswaarde benadert zonder haar te bereiken, geeft een vage impressie. U zult in Uw
normale leven regelmatig te maken krijgen met deze vage, niet-afgestemde impulsen. U zegt
dan: ja, ik wilde daar de telefoon opnemen om iemand te bellen en daar heeft hij mij gebeld. U

36
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 3 – 5 januari 1954

realiseert U niet wat er gebeurd is. Uw gedachte op de persoon gericht, heeft een
beantwoordende reactie gewekt, vaak over aanmerkelijke afstand. Dit op zichzelf in heel
aardig, maar we wensen daar gebruik van te maken. Wij moeten dan beginnen met onze eigen
gedachte te beperken, wij moeten, vooral in het begin, niet blijven stilstaan bij een poging om
woordelijk bepaalde dingen weer te geven, maar eerder om begrippen te vormen. Waar nu het
oerbegrip zonder zijn klankassociatie in de telepathie het meest machtige middel tot
uitdrukking is, valt de taalgrens weg. Een ieder vertaalt op zijn wijze de ontvangen impuls.
Ook dit moeten wij steeds ons herinneren: het woord heeft minder waarde in het zenden van
gedachten dan de gedachte, het idee zelf. U zult ongetwijfeld meermalen te maken krijgen
juist met deze telepathische vermogens. Wanneer U zelve wilt trachten U te perfectioneren
daarin, dan lijkt het mij wenselijk dat U enkele telepathische oefeningen doet, zoals wij U dan
ook de eerste maal hebben verzocht, en dat U deze regelmatig volhoudt. Wanneer U dit heeft
gedaan - het staat U volkomen vrij om het al of niet te doen - dan kunt U verder gaan en leren
U te concentreren op een bepaalde persoon. Deze concentratie op een persoon dat kan rustig
overdag gebeuren en vraagt, indien voldoende training daarin verworven is, in Uw tijd
uitgedrukt 1/10 tot 1/5 seconde - dat is niet erg lang - dan zult U in staat zijn meer en meer
de eigenwaarde van een andere persoonlijkheid aan te voelen. Wanneer U dit kunt, zult U in
staat zijn om de verborgen gedachten-complexen van deze mensen mede aan te voelen alsof
zij uitgesproken waren. Hierdoor bent U in staat om deel te hebben aan het leven van
anderen. Wij moeten nu een ogenblikje terugkeren tot de meer, -laten wij zeggen
-theoretische bijzonderheden. Een groot gedeelte van de ontvangstcentra en kerncentra der
hersenen liggen, zoals reeds opgemerkt, in de hersenschors. Deze hersenschors, zoals
eveneens reeds bemerkt, heeft een eigen celstructuur van grote eiwithoudende cellen. Men
moet deze cellen nu ook regelmatig hun verzorging geven. Iets wat op aarde veelal wordt
verwaarloosd, waar diegenen die zich bewust zijn van de waarde van de geest, menen de stof
niet nodig te hebben en degenen die zich niet bewust zijn van de waarde van de geest, het
mentale beschouwen als het beheersende en daarom menen dat dit onuitputtelijk is in zijn
kracht. Om deze energie te bereiken zijn bepaalde denkoefeningen noodzakelijk. Een daarvan
in het absoluut uitschakelen van het woord "denken". Een van de beste oefeningen die U
daarvoor kunt maken is wel U neer te leggen in een ontspannen houding en zonder te denken
te luisteren naar b.v. muziek en dan bij voorkeur muziek die een niet sterk uitgedrukt ritme in
zich draagt - ritmen staan n. l. weer gelijk met lichamelijke beïnvloedingen - gedragen
langzaam ritme of zelfs a-ritmische muziek kan in een dergelijk geval beter zijn. Men moet
zich verder trachten te bekwamen in het ervaren per zintuig. Wanneer U ziet moet U alleen
zien, niet begrijpen, U moet het niet verwerken in een gedachte, maar zien zonder meer. Op
deze wijze komt U langzaam maar zeker tot een beheersing van elk der centra afzonderlijk, en
wanneer dat bereikt is, dan zult U tot Uw verbazing kunnen constateren dat bepaalde
schedelpunten een bijzondere gevoeligheid hebben. Wij hebben daar reeds enige van
aangestipt. Wij hebben gesproken over het achterhoofd of de kruin, beter gezegd, wij hebben
gesproken over de nekaanzet, dat is bij de eerste wervels, wij hebben verder gesproken over
het voorhoofd. Daarnaast zult U dan ontdekken dat op het voorhoofd vooral en het voordeel
van de schedel tot zover (medium geeft het aan) bepaalde supersensitiviteit op gaat treden. U
kunt dan komen tot een telepathie die niet meer afhankelijk is van onmiddellijk gerichte
gedachten, en men noemt sommige vormen hiervan reeds psychometrie. U heeft misschien
wel eens gemerkt dat een psychometrist vaak, zijn inductorvoorwerp brengt in de nabijheid
van één der verschillende chakra' s, hij kan dit leggen bij de zonnevlecht in de buurt, hij kan
het leggen boven het hart, maar heel vaak zal hij ook nadenkende, het even aan het
voorhoofd brengen. Nu zult U het volgende dan kunnen constateren: linkerhelft uitgeschakeld
- nu ja, ik zeg linkerhelft, die is rechts gelegen door de spiegeling van de hersenwerking, dat
moet ik erbij zeggen - linkerhelft, rechterhelft uitgeschakeld, ontvankelijkheid voor elk
persoonlijk ervaren, speciale pijngevoeligheid i. v. m. anderen, de mogelijkheid om
gevoelsreacties waar te nemen, geen mogelijkheid tot absolute vaststellingen; U leeft dan in
de gevoelswereld van een ander. Inductorvoorwerp ongeveer in het midden gelegd aan de
rechterhersenhelft, links in het hoofd gelegen dus: hier ongeveer (medium geeft het aan) een
sterk ervaren,visueel. U ziet als het ware met de ogen van een ander en kunt taferelen
beschrijven door deze persoon waargenomen, directe relatie van dit punt af - hier zit meestal
ook een knobbel in de buurt, hier (medium wijst) naar dit punt toe - op dit punt visuele
37
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 3 – 5 januari 1954

impressie. Breng het dichterbij de slaap en wij ontdekken dat auditieve hallucinaties het gevolg
kunnen zijn van deze ontvankelijkheid, Van hieruit gaat men n. l. naar dit punt. Dit punt - ik
geef het maar ongeveer aan, daar de plaats bij elke persoon lichtelijk kan verschillen geeft de
onmiddellijke relatie door in auditief verband. Nu zult U zich afvragen: hoe kan ik zien, horen
of begrijpen wat een ander uitgezonden heeft, ofwel beleefd en door zijn eigen uitstraling in
een inductorvoorwerp vastgelegd? In het kort komt dat hierop neer. Men kan wekken bij U
elke in U bestaande impuls. Het is niet mogelijk om telepathisch een onbekende waarde U
mede te delen, wel om door hergroepering van bekende waarden een nieuw denkbeeld in Uw
bewustzijn te planten. Is ook dit allemaal duidelijk begrijpelijk? Dit houdt in...
Mag ik daar nog wat over vragen?
Jazeker.
Ik ben het nog niet eens. Dus, het zou dus niet mogelijk zijn om intuïtief te denken, dus
laten we zeggen, bepaalde zaken die buiten je eigen kenniswereld liggen om die intuïtief te
ervaren?
Neen, dat is niet mogelijk. Wat wel mogelijk is, is intuïtief te denken, d.w.z. Uw totale weten
en niet slechts Uw bewuste weten in te schakelen en daardoor te komen tot een realisatie,
waarbij de weg onduidelijk blijft, terwijl de eindconclusie in bewuste begrippen kan worden
uitgedrukt. Dat is intuïtief denken.
Dus laten we zeggen; er is geen groei mogelijk door dit intuïtieve denken?
Er is een uitbreiding van Uw eigen bewustzijn mogelijk in dien zin dat U het onbewuste deel
van Uw wezen verkleint en het bewuste vergroot. Maar als wij daar op door moeten gaan dan
komen wij in een meer filosofisch betoog terecht.
Ja, maar dat is buitengewoon interessant wat U hier zegt, omdat ik daar persoonlijk zeer
veel mee te maken heb, en je zit natuurlijk hier voor werk waarvan je kunt zeggen; "nu, ik
weet niet hoe dat is", en er zijn ongetwijfeld meerdere mensen die verlegen zitten met die
soort dingen en die zeggen: " Nou, ik weet dat niet", waar dat niet is hun kenniswereld,
ook niet in hun onderbewustzijn ligt, en toch, laten we zeggen, een zekere evolutie
geestelijk nodig hebben om daaruit tot kennis te komen van zaken die buiten hen liggen,
want per slot van rekening, je moet daar toch toe komen, nietwaar, dat moet toch ergens
vandaan komen.
Alles wat U kent en wat voor U kenbaar is komt uit U. Misschien een beetje een harde noot zo
zonder meer.
Nee, helemaal geen harde noot. Ik heb het allang verondersteld, maar dat in natuurlijk
uitermate interessant om hetgene wat je kent om dat te motiveren.
Ja, inderdaad, natuurlijk is dat mogelijk, en de weg die ik U tracht te beschrijven, U vrijlatende
verder die te betreden of te laten, is dan ook gericht juist op deze ontwikkeling. Ik mag
opmerken dat in Uw bewuste denken over het algemeen is opgenomen 1/5 van de werkelijke
capaciteit voor bewust denken, in Uw huidige schedelruimte geborgen. Dat komt in de praktijk
daarop neer dat een groot gedeelte van Uw hersens niet in het bewuste denkproces zijn
ingeschakeld, en dan laat ik het geestelijk weten, waar wij later zeer zeker nog veel over te
spreken zullen hebben, volledig buiten beschouwing. Moeten we daar dus nog verder op
doorgaan?
Gaat U rustig Uw gang. Ik zal me voorlopig even hiermee beperken.
Juist, dat lijkt mij ook verstandiger. Ik heb U nu dus aannemelijk gemaakt, hoop ik althans,
dat het proces van denken een ' zekere training, behandeling en voeding behoeft en ik hoop U
tevens duidelijk gemaakt te hebben dat hierdoor schijnbaar paranormale effecten volledig
normaal verklaarbaar zijn. Wij kunnen nog verder gaan en zeggen dat de totale impulsen, door
het lichaam uitgestraald, een variant van eigen energieafgifte ten opzichte van de omgeving,
in direct verband staat met het denken, en dat deze persoonlijke uitstraling als zodanig reeds
die in zich kan dragen een groot aantal denkbeelden die niet noodzakelijkerwijze tot het
bewuste behoeven te behoren. Ben ik daar Uw inziens reeds in geslaagd, of heb ik nog
gefaald?
Tot op zekere hoogte.

38
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 3 – 5 januari 1954

Tot op zekere hoogte. Dus waar? Welk bezwaar heeft U?


Het is voor een persoon in kwestie natuurlijk altijd niet eenvoudig om voor zichzelf te
beseffen waar deze kennismaterie vandaan komt en hoe je hem hanteren moet. Kijk eens,
je herkent hem wel als zodanig, maar je weet niet: waar komt het vandaan, wat is dat, uit
wat voor aard en uit wat voor combinatie van gedachten is dat tevoorschijn gekomen?
Welke combinatie van gedachten? Inderdaad. Dus, waar het eindresultaat voortdurend
duidelijk kan zijn, blijft de weg meestal in de nevel gehuld. Dat bedoelt U.
Ja.
Nu hebben wij gesproken over de wijze waarop de hersenen functioneren. Wij hebben
gesproken over de verschillende geaardheid der centra die, door hun eigen bescheidenheid en
celgroepering, bepaalde verbindingen met zintuigen en zintuigelijke prikkels onmiddellijk
hebben en illusies op kunnen roepen als ware een zintuigelijke waarneming aanwezig, terwijl
de prikkel zelve van elders komt. Hiermee krijgen we later te maken, want zij staat in
onmiddellijk verband met het lichamelijk helderzien. Nu moeten wijf,waar wij zoveel: aandacht
geschonken hebben aan het stoffelijk denkvermogen, gesplitst door ons in een bewust en een
onbewust gedeelte, een ogenblik gaan nadenken over de geest, want de mens draagt in zich
iets van een eigenaardige levenskracht, een levensadem, odd-kracht, als U dat wilt; zo heeft
Reichenbach dat tenminste gezegd. Deze kracht nu, is natuurlijk niet alleen zuiver geest, maar
zij is wel de substantie die de geest in stand houdt, en waar men uit het voedsel vaak het
schepsel ten dele kan determineren, lijkt het mij goed dat wij allereerst deze voeding voor de
geest een ogenblik nader bezien. Wanneer U ademhaalt, dan brengt U lucht naar binnen en in
deze lucht bevinden zich, buiten zuurstof enkele bestanddelen. Een van deze bestanddelen nu
is te vergelijken met een spanning, door de lucht gedragen. Het is een kracht die niet in
aardse grootheid bepaalbaar is, waar haar trillingsgetal verre dat van licht te boven gaat. Deze
kracht wordt ingeademd en aan de sponsachtige vlakten die zich achter de neus bevinden plus
in de voorhoofdsholten die onmiddellijk in verbinding staan met het ademhalingsorgaan
ontleed; hier vindt een ontlading plaats waar deze kracht aan de ingeademde lucht onttrokken
wordt. Dit houdt in dat een inademing door de neus te allen tijde in aan te bevelen, zo niet
noodzakelijk is, en dit zonder dat wij ons op filtering van stof e. d. alleen behoeven te
beroepen. Het betekent verder ook - dat zijn bijkomstige omstandigheden misschien, maar wij
kunnen die evengoed meteen mee behandelen - dat normalerwijze de uitademing het beste
door de mond kan geschieden. Wanneer n. l. voortdurend afgewerkte lucht, waar ongeveer
2/3 tot 4/5 van de lading van de odd-kracht aan onttrokken is, wederom in de voorhoofdsholte
en de neus komt, dan wordt zeer vaak door overspanningen daar ontstaan, een deel van deze
kracht, deze levenskracht, teruggegeven aan deze lucht. Dit houdt dus in dat de geest zich
voedt met iets dat geen materie is, maar wel onmiddellijk met de materie gebonden. Dit houdt
verder in dat, waar deze voeding voor de geest in trillingsgetal bepaald kan worden, een
trillingsgetal zelve de geest ook eigen moet zijn. In dat voor U aanvaardbaar?
Mag ik daar nog even wat over vragen?
Inderdaad, gaat Uw gang.
Dat ontladen van deze z. g. dan electrische substantie, die we zo zullen noemen in dit
geval, gaat dat via de zenuwuiteinden die via het zeefbeen door de hersenholte naar
beneden in de neus komen, of de neusholte of de keelholte?
Inderdaad, ja, daar heeft U gelijk in.
En deze electrische lading, zijn dat geladen deeltjes die in de lucht aanwezig zijn, of is dat
iets wat wij nog niet kennen? U weet dat, laten we zeggen, verschillende radio-actieve
producten die ontleden en geven in de lucht, laten we zeggen, een aantal geladen deeltjes
van 9 geladen deeltjes per cm3. Dat varieert van 6 tot 10. Zijn dat de bewuste deeltjes, of
is dat een electrische energie die ergens anders, van een andere aard is?
Ja, electrisch is in dit geval een gevaarlijke term, die we als kenterm kunnen aanvaarden,
wanneer we eerst uitdrukkelijk vaststellen dat wij hiermee bedoelen energetische wervelingen,
dus wervelingen van energie, niet in stofvorm of deelvorm gebonden, die bij zeer losse
structuur van de materie over het algemeen optreden in de ruimten tussen de kleinste delen.
Is dat duidelijk genoeg gezegd? Dus dan kunnen we dit verder dan electrische energie noemen

39
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 3 – 5 januari 1954

indien U dat wenst. Deze energie nu, zou normalerwijze niet opgenomen kunnen worden door
de materie, lichaam, want de materie zelve wordt, indien een dergelijke werveling in
onmiddellijk contact met haar komt, ontbonden in haar kleinste delen. Een sterke hoeveelheid
van deze energie, toegepast dus op b.v. een weefseldeel, zou dit weefseldeel ontbinden in
bepaalde mineralen en gasvormige bestanddelen waar elke levensvorm, of -essentie aan
ontbreekt. Wat gebeurt er dan? Deze wervelingen worden opgenomen en geleid in
weefselruimten. Het klinkt U misschien wat eigenaardig, maar juist in de ruimten tussen de
cellen houdt deze energie zich op.
Dus dat zou iets zijn zoiets als trillingsholten.
Inderdaad. Wat is nu verder het eigenaardige? Deze energie wordt dóór het lichaam een
bepaald trillingsstempel opgedrukt, waardoor een bepaalde, altijd kenbare variant op het
algemene, zeer hoge trillingsgetal naar voren komt. Wij zouden kunnen zeggen: we hebben te
maken met een hoogfrequente stroom, om Uw electrisch beeld te gebruiken, van wisselend
voltage, waarbij een laagfrequente variant, over de lengtelijn uitgetrokken, een versterking
betekent van bepaalde positieve en verzwakking van bepaalde negatieve gedeelten b.v. ,
waardoor een uitgesproken karakter wordt verworven. In de meest gunstige zin, wanneer de
geest binnen het lichaam als geheel bewust gezien moet worden, zou, indien wij deze
wisseling, deze fluctuatie van de trilling zouden willen uitdrukken met een middelpunt 0
waarlangs een sinoïde zich over deze lijn voortbeweegt, dan kunnen wij zeggen dat dit nulpunt
zich verschuift van het absolute nulpunt, waarbij geest en stof als een sympathieke, niet
erkende eenheid samenwerken, verschuift in het positieve deel des levens, zodat het totaal
van de geestelijke werkingen zich afspeelt in het bewuste deel van het bestaan. Dit betekent
dat de mens komt tot het beschouwen van zichzelve, iets wat slechte mogelijk is indien het
negatieve deel der persoonlijkheid niet meer samenvalt met een deel der geestelijke werking.
Is dat ook nog begrijpelijk?
Wat bedoelt U met het negatieve deel van de persoonlijkheid?
Het negatieve deel van de persoonlijkheid daar bedoel ik mee: de onbewuste werkingen en
impulsen, die met de zuiver dierlijke instandhouding van het lichamelijk individu voortdurend
bezig zijn.
Daar moet dan toch een zekere harmonie in zijn, in de verhouding.
Inderdaad, er is ook een harmonie.
Nietwaar, want wij zijn geschapen als mens met geestelijke en materiele mogelijkheden en
daar moet toch zeker een redelijke verhouding tussen bestaan, want anders zou de mens
als zodanig ook niet bestaan.
Inderdaad. En nu zult U misschien wel eens gehoord hebben van het bekende slagwoord: zo
boven, zo beneden. Wanneer wij nu zeggen, de mens bestaat uit twee delen, voor het ogenblik
stoffelijk, zuiver stoffelijk, n. l. het bewuste, het onbewuste gedeelte, waarbij het functioneren
onafhankelijk van de buitenwereld in een automatisme of semi-automatisme plaatsvindt. Kunt
U dat aanvaarden, ja?
Jazeker.
Dan zult U begrijpen dat, wanneer de geest juist op deze scheidingslijn vertoeft, zij
voortdurend door dit evenwicht in een nulpunt-positie wordt gehouden. Alle varianten die
optreden zijn van zuiver lichamelijke aard. Als zodanig kan de geest ten opzichte van de stof
niet beïnvloedend werken. Ook dat begrijpelijk?
Mag ik daar wat over vragen?
Ja, die vraag verwachtte ik.
U zegt hier: de geest de stof niet meer beïnvloeden, nietwaar, maar wat is daar van dan de
reden dat dat niet meer mogelijk is? Dat moet toch ieder ogenblik mogelijk zijn wanneer
dat het individu wenst, wanneer je bewustzijn op dat gebied hebt verkregen.
Ja. Wanneer U een waarde heeft. Stelt U zich voor een waarde positief + 50, 0 en - 50 en ik
breng daarin een stroom die variërend zou kunnen werken, maar dan b.v. + 5.
Ik weet niet wat U bedoelt. Een ruststroom?
Een ruststroom van + 50 en - 50
40
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 3 – 5 januari 1954

Ja, precies, dus laten we zeggen, in het ene geval is het een wisselstroom, een sinusoïde, een
wisselstroom.
Inderdaad, en het andere is een gelijkstroom.
Het andere is een gelijkstroom waarop deze sinusoïde geënt is.
Nu ent ik deze sinusoïde echter op de nullijn en geef deze een waarde 5. Wat ontstaat dan?
Een volkomen gelijkmatige uiting, waarbij deze sinusoïde te allen tijde gelijkelijk positieve en
negatieve verschijnselen naar voren brengt. Dat zal U duidelijk zijn.
Jazeker.
Op het ogenblik echter dat ik deze sinusoïde als het ware met een zekere voorspanning ent,
om het nu zo eens te noemen, en haar dus reeds een waarde 5 geef, zal blijken dat ik het
positieve gedeelte sterk beïnvloed en daarin een variant van 10 aanbreng, terwijl ik een
vermindering aanbreng van 5 in het onbewuste, in het negatieve deel. Kunt U zich dat nog
voorstellen?
Jazeker.
Dat houdt dus in dat hoe verder ik naar boven ga, aannemende dat mijn sinuslijn voortdurend
tenminste de nullijn moet blijven raken, overigens een voorwaarde voor, het bestaan als
denkend schepsel van geest en stof, dan zult U begrijpen dat ik een verschuiving krijg waarbij
praktisch elke variant sterk in het positieve gedeelte wordt uitgedrukt en zwak in het
negatieve. Ook dat zal duidelijk zijn.
Jazeker.
Hiermede verminder ik dus voortdurende het gedeelte dat negatief of onbewust is, terwijl ik
vermeerder wat bewust is. Nu heb ik echter een totaal functioneren van dit lichaam, waarbij
de onbewuste functies weliswaar verminderd kunnen worden, maar toch voortgang moeten
vinden. Zij worden dus tijdelijk als het ware getransponeerd op het bewuste, het positieve
vlak. Dat kunt U zich ook voorstellen?
Ja.
Hoe meer ik mijn onbewuste of automatische functies transponeer op een bewust vlak, hoe
sterker de invloed van mijn bewust denkvermogen wordt op de uitoefening dier functies, hoe
sterker ik ze kan regelen. Dus daar doelde ik eigenlijk op.
Ja, het is me nu duidelijk.
Het is duidelijk. Het in misschien niet helemaal aanvaardbaar zo in het eerste begin.
Maar ja, het in natuurlijk primitief gesteld, maar toch, laten we zeggen, als zodanig
geestelijk te hanteren.
Inderdaad, maar we kunnen beter primitief stellen, omdat, hoe verder wij perfectioneren. . . .
Hoe moeilijker het wordt.
Inderdaad, hoe meer wij ons vastlopen op situaties die met de huidige terminologie zelfs zeer
moeilijk verklaarbaar zijn en misschien door een of twee van de aanwezigen, maar zeker niet
door allen zouden kunnen worden begrepen en aanvaard worden, terwijl degenen die
voldoende weten om het meergevorderde te accepteren, aan het geraamte voldoende hebben
om daar hun eigen theorieën en overdenkingen verder op voort te bouwen. We gaan verder.
Ik kan dus deze geest zien als een kracht die in de ruimten van het lichaam, in de holten van
het lichaam leeft. Dat klinkt een beetje eigenaardig op het eerste gezicht.
Het in niet eigenaardig, want laat ik U zeggen: de moderne techniek kent al deze trilholtes,
die wij gebruiken, zeer korte golflengtes. Dus laten we zeggen, dat is een begrip dat
helemaal niet. . .
Het begrip zelve niet, maar de vereenzelviging daarvan met geest zal sommigen toch geloof ik
wel wat eigenaardig voorkomen. Wanneer we nu echter goed in ogenschouw nemen dat elk
van deze holten, evenzeer als een hersencel, buiten zijn totaal trillingsgetal als deel van het
geheel, een eigen variant daarop kan vertonen, dat deze variant versterkt, verminderd,
aangevuld kan worden door impulsen van buiten af, dan zal U misschien duidelijk worden dat
wij, sprekende nog steeds als over electrische kracht en energie, een geest krijgen als een
electrisch samenstel van trillingen, waarin, evenals in de hersenen, de mogelijkheid bestaat
41
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 3 – 5 januari 1954

om in elk onderdeel bepaalde impulsen plus gevoeligheden vast te leggen. Wanneer het niet
duidelijk is dan vertelt U me dat maar.
Deze impulsen, krijgen we die bewust tot ons of onbewust?
Deze impulsen komen over het algemeen altijd bewust tot de geest, maar het bewustzijn van
de geest behoeft niet identiek te worden geacht met het denkbewust zijn van de mens, dus op
deze wijze geformuleerd. Dan kunnen we verder aan gaan nemen dat deze geest niet alleen
kan bestaan uit deze spanningsholten, deze energieholten, deze energieholten eigenlijk in de
ruimte met eigen lading, maar dat er ook iets aanwezig moet zijn, een structuur, die deze
leegten, deze ruimten, deze energiepunten bij elkaar houdt. Om dit ons nu bewust te worden
moeten wij ons trachten voor te stellen een gas. Dit gas kan zich zeer sterk uitzetten, maar
het blijft zijn eigen aard en karakter volledig behouden. In dat voor U begrijpelijk? Ja,
natuurlijk. Stelt U zich nu voort maar dan niet uitgedrukt in atomen maar in kleinste deeltjes,
ongeveer een deeltje gelijk aan een tiende van een electron, een dergelijk bouwsel, een
dergelijke structuur, waarbij het onderling samenspel in zekere beeldvorm. Het kan b.v. zijn,
om eens wat te noemen, een ster, zoals in een kristal, een ijskristal, het kan ook een kubus
zijn, nietwaar, er bestaat daar voor een bepaalde vormstructuur. Deze vormstructuur omsluit
deze ruimten en kan zich naar haar willekeur uitzetten of samenpersen; er in daaraan
praktisch geen grens te stellen. Wanneer wij komen tot een zeer sterk samenpersen echter,
verhogen wij het potentieel der spanningen die bestaan en komen tot een sterkere
draagkracht, om datgene wat in deze ruimteholten is opgeslagen aan karakter, een onmid-
dellijke uitdrukking te verlenen. Is dat ook begrijpelijk? Wanneer ik waar wil nemen dan kan ik
mij rustig zo wijd uitrekken dat ik een hele wereld of enkele werelden omsluit. Ik blijf door
mijn eigen trillingsgetal een zelfstandig wezen zolang ik mij niet door een impuls van buiten
ertoe laat brengen in een deel van mijn wezen dit trillingsgetal plotseling te variëren. Ook dit
duidelijk? Hierdoor kan ik dus impressies opdoen. Deze leg ik vast als kleine varianten van
deze odd-kracht in mijn, tussen mijn delen gelegen spanningsveldjes. Wanneer ik nu weer
samenkrimp, dus de spanningen verhoog, de onderlinge spanningen verhoog, kan ik de
beïnvloeding van deze enkele cellen, deze ruimtecelletjes zodanig doen spreken, dat ik kom tot
een bewust beleven of herleven van het waargenomene. Zo ken ik in de geest twee absoluut
verschillende functies - bij de mens is dat een schijnbare gelijktijdigheid, als we op mentaal
vlak komen - maar bij de geest kennen wij het waarnemen en het reageren op de
waarneming, dus de realisatie, als twee gescheiden fasen, absoluut gescheiden, waarbij tussen
waarneming en realisatie misschien l/l000-seconde, maar mogelijk ook 1000 jaar ligt. Dit
wezen nu doortrekt en overhuift Uw lichaam, het treedt zelfs voor een deel daarbuiten uit en
omgeeft het als een soort van aura, een uitstraling die U doet denken aan de heiligen-schijn
die sommige kunstenaars aan verdienstelijke mensen verlenen. De totale mogelijkheid van
opdoen van ervaringen van deze geest nu- en nu keren we weer terug even naar de telepathie
- ligt dus ook op dit punt. Waar deze verschillende uitstralingen door elkaar heenlopen, kan,
indien een zeer sterk verschil in trillingsgetal bestaat, de impulsen en impressie van de een
door de ander worden waargenomen. Dit is echter geestelijk en als zodanig niet onmiddellijk
bewust. Dit is één van de feiten die leidt tot het intuïtieve denken, waarbij de weg U volkomen
vreemd is, omdat het voor U onmogelijk is U te realiseren dat een feitelijke geestelijke
waarneming werd omgezet van de geest in een beïnvloedende impuls in het zenuwstelsel, die
op haar beurt bepaalde referentiepunten in de hersens aanstipte en daardoor een gedachte
deed ontwaken. U kunt niet meer nagaan hoe dit tot stand kwam, U kunt onmogelijk nagaan
hoe het benaderen van een bepaalde persoon plotseling U de impuls geeft van dennengroen,
om nu eens iets te zeggen, terwijl er van een werkelijk waarnemen van deze geur of iets wat
er op lijk, absoluut geen sprake in. Wel, dennengeur was voor U fris was voor U tamelijk hard
en harsachtig, gezond en zwaar, had iets van continuïteit in zich. U heeft deze continuíteit
deze vruchtbare hardheid en voortdurende uitstralingen geestelijk waargenomen, U heeft de
verschillende waarnemingspunten gewekt nu in de hersenen, en deze vormen tezamen de
conclusie; harsachtige geur, waar lijkt dat op? Dennengeur! Begrijpt U hoe schijnbaar
onzinnige impulsen en waarnemingen soms een zeer diepe achtergrond hebben, waarbij in
vele gevallen van een zuiver telepathische waarneming, in dit geval op geestelijk terrein, kan
worden gesproken. Heb ik U nu aannemelijk kunnen maken dat de geest medewerkt geest kan
overgaan tot het beïnvloeden van het toch zuiver zelfs vaak statisch electrisch stelsel van het

42
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 3 – 5 januari 1954

lichaam. Wel. . . . . 0. ja, onthoudt U nu vooral, wanneer ik hier spreek van statisch-electrisch,
dan bedoel ik inderdaad werkelijk de miniatuur-impulsen, en lichamelijk gezien is deze
electrische energie dus iets anders dan deze interruimtelijke krachtpunten in het ledig die wij
bij de geest besproken hebben.
Bedoelt U met deze statische electriciteit b.v. wat wij noemen de z. g. bi-electrische
verschuiving in een bepaald in lucht of n' importe wat voor isolerend medium, maar die
eigenlijk de electrische krachten in zich heeft?
Inderdaad. Wij zouden kunnen zeggen, als ik zeg "statisch", dan bedoel ik hiermede het
opnemen van een zekere energie die niet als verschijnsel naar buiten komt, maar door
bepaalde krachten gewekt, plotseling kan vloeien. Het meest primitieve voorbeeld heeft U b.v.
bij een cel van Volta, waar de koperen schijfjes, mits door een vochtig medium van bepaald
gehalte gebonden, nietwaar, U kunt er al gewoon vloeipapier voor gebruiken desnoods, dus. .
Ja, maar de schijven van Volta berust meer op een chemische werking. Ik bedoelde
eigenlijk wat anders.
U bedoelt dat deze energie die U bedoelt aanwezig blijft en onder sommige omstandigheden
tot ontlading komt.
Ja.
En de meest primitieve voorbeelden die we er van hebben is de cel van Volta, die inderdaad
een chemische reactie is, waarbij een schijnbaar niet aanwezig iets door deze reactie gewekt
wordt, waarbij dus geen directe krachtonttrekking - dat moet U zich niet voorstellen, dat denkt
men misschien nog wel in Uw wereld, maar men weet ook zo weinig van de werkelijke
electriciteit af - maar dat geen werkelijke krachtonttrekking plaatsvindt, maar alleen het vrij
worden van energie die gebonden werd in het koper. Wanneer dit uitgeput is, dan zegt men
dat er een chemische verandering van het koper plaatsvindt, maar voert U dezelfde
hoeveelheid electrische energie weer toe, dan is de oorspronkelijke toestand hersteld, waaruit
dus blijkt dat in Uw chemie uiteindelijk niets anders gebeurd is dan het onttrekken van een
energiedeel en het weer terugschenken van een energiedeel. Daarom nam ik dit als het
eenvoudigste voorbeeld.
Ja, het is nu wel duidelijk.
Nu kunt U zich voorstellen dus, dat in elke cel een dergelijk vermogen aanwezig is en wel in
een gezond weefsel op zodanige wijze dat een zeer kleine prikkel een evenwichtsstoring
betekent waarbij een totale, tamelijk sterke ontlading van de aanwezige energie plaatsvindt.
Daarna moet uit de bloedsomloop o. a. deze kracht worden aangevuld. Het is naast een
bloedpomp ook een sterke electrische centrale. Dus, nu zit ik dan daar met deze in de ledige
ruimte gebalanseerde krachten plus mijn zeer kleine deeltjes, die in dit lichaam ook verder
heel weinig te betekenen hebben en vaak zich meer aan de buitenkant van het lichaam
bewegen dan werkelijk erin. Maar wanneer ik zo'n kleine spanning, zo'n kleine holte in de
ruimte met haar eigen verschijnsel, een soort vacuole als bet ware, naar voren breng, een
stukje geladen hyper-ruimte, dan kan ik daarmee de onderlinge relaties verstoren die
normalerwijze in een cel optreden. Is dit voor U aannemelijk?
Jazeker.
Dan zult U ook begrijpen dat ik bij een gezonde spanning in het hersenweefsel een enkele
impuls kan geven. Wanneer ik deze impuls op het juiste punt aanbreng dan zal hierdoor een
hele reeks van reacties worden bekrachtigd, die dan op haar beurt het gewenste
einddenkbeeld, vaak ongeveer en zelden volledig nauwkeurig in het bewuste denken naar
voren brengt. Dit intuïtieve denken nu, dit werken van de geest met het mentale stoffelijke
bewustzijn van de mens is een van de krachten die het mogelijk maakt telepathie zeer veel
verder uit te strekken dan bij een enkel lichamelijke werking mogelijk zou zijn. Dit berust
speciaal op de eigenschap van de geest om tot spreiding over te gaan. Wanneer dit gericht
gebeurt zou men kunnen zeggen dat de geest als een pode uitvloeit in de richting van het
gewenste punt. Zij wordt zelve daarbij dan misschien zeer gerekt, als een elastiek dat dunner
wordt naarmate men de einden verder van elkaar brengt, maar de verbinding blijft bestaan.
Wanneer nu verder men ertoe overgaat een zendpunt van samengetrokken energiedelen met
hoge spanning aan het einde te produceren, dan kan men de bewuste gedachte opvangen -

43
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 3 – 5 januari 1954

waarnemen vraagt geen spreiding - en met dit ene geconcentreerde punt na ontvangst van de
lichamelijke prikkel en niet tegelijkertijd, overgaan tot een sterk uitzenden hiervan, gericht op
de persoon in kwestie, bij wie dan ook een impuls wederom gewekt wordt die tot het mentaal
bewustzijn doordringt. Wanneer wij met deze impulsen te maken hebben vraagt het echter
een zeer grote beheersing om een direct als het ware woordelijk verstaan te veroorzaken.
Wanneer het erom gaat bepaalde gedachten naar voren te brengen en een zekere denkwijze
zonder meer te bevorderen, is dit echter betrekkelijk eenvoudig. Zo, vrienden, zover voor
vandaag althans dan onze verhandeling over telepathie en de mogelijkheden daarvan.
Ik had nog iets willen vragen daarover. U had, daarstraks over een voorwerp bepaalde
krachtcentra brengen, maar wat gebeurt er nu als iemand dezelfde gewaarwordingen krijgt
terwijl dit niet bij een krachtcentrum gebracht is?
Er moet te allen tijde een inductor zijn. U kunt zeggen dat er te allen tijde stoffelijk - U doelde
hier op de beschrijving van psychometrie - een inductor aanwezig moet zijn, maar bij een
richten van de eigen geest op een bepaald punt kan deze geest zelve als onmiddellijk inductor
voor het bewustzijn fungeren. Dus in theorie - ofschoon dit slechte voor enkelen praktisch ook
mogelijk is - kunt U een onmiddellijk psychometrisch, dun niet meer telepathisch, maar een
verleden-en-nabije-toekomst-aflezen-vermogen, kunt U psychometrisch in contact komen en
het totaal der heersende impulsen in een persoon aflezen indien Uw aandacht daarop gericht
wordt, maar daarvoor is wederom nodig - laat mij dit nog een precisieren - dat enigerlei
aanleiding bestaat tot deze concentratie. Slechts in zeer zeldzame gevallen kan gesproken
worden van een onmiddellijk en spontaan psychometrisch - dus niet telepathisch - reageren op
een onbekende persoon, die niet in de nabijheid is en waarvan ook geen inductor in de
nabijheid te vinden is. Is dat duidelijk?
Jazeker.
Hebben we over dit onderwerp nog wat te vragen, vrienden? Niet? Dan zou ik een ogenblik,
althans met Uw welnemen een uitlating toe willen lichten die ik in het begin van deze
verhandeling beantwoorde (band loopt af waardoor een enkel woord gemist wordt ). . . . . .
Alles wat U kent buiten U, of denkt te kennen buiten U komt uit Uzelve. Dan doel ik op het feit
dat stoffelijk noch geestelijk enigerlei reactie mogelijk is, wanneer niet in U de ontvanger
aanwezig is. Wanneer men niet gevoelig is voor licht, bestaat er geen licht. Men kan, dit licht
gekend hebbende, het zich voorstellen; dit niet gekend hebbende blijft het een abstractie
zonder directe betekenis. Ik meen dat dit duidelijk is, ja? Nu stel ik mij het volgende voor - het
is een theorie - wanneer God schept, God creëert, dan moet Hij volmaakt scheppen, wanneer
Hij zich uit en alles toch in Hem besloten blijft - theoretische noodzakelijkheid waarbij wij voor
God elke willekeurige term kunnen gebruiken vanaf realiteit tot oerkracht - dan is het
begrijpelijk dat het totaal van het goddelijke het totaal bevat van de mogelijkheden die
voorstelbaar of denkbaar zijn voor het totaal der bewustzijnsvormen, ontsproten in deze
uiting. Is dat begrijpelijk? Dit houdt dus in dat de wereld een voortdurende potentialiteit heeft
tot het voortbrengen van elk denkbaar verschijnsel, waarbij "denkbaar" betekent " door
iemand denkbaar". Zo geredeneerd bestaat de ruimtevaart reeds lang, omdat U zich bent gaan
realiseren - en de eerste heeft dat gedaan in de jaren 1720 ongeveer - dat er misschien wel
eens iemand naar de maan zou kunnen reizen. Wanneer U zegt; "er zou een duivel kunnen
zijn", dan realiseert U een toestand waarin die duivel is, maar U beleeft ze niet feitelijk. Elke
denkbare situatie is dus een potentiele werkelijkheid. Zij wordt voor ons tot werkelijkheid
gemaakt wanneer de potentie plus ons eigen wezen op een moment samen in trillingsgetal
overeenstemmen. Is dat voor U aanvaardbaar?
Jazeker.
Dan zijn we eigenlijk al heel dicht bij het feit dat alles in U is. U kunt dus uit het totaal der
aanwezige potenties nooit of te nimmer iets beleven waar U niet reeds de trilling zelve in U
hebt gedragen. Is dat ook nog duidelijk en acceptabel?
Ja.
Dat komt dus hierop neer: U kunt voor Uzelve elke situatie verwerkelijken indien U zich daarin
weet te -verplaatsen. Dit zich daarin verplaatsen vraagt een bewustzijn, zodat de situatie niet
slechts geleefd, maar ook beleefd wordt" vandaar de noodzaak: ervaring, bewustwording,

44
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 3 – 5 januari 1954

inzicht - en het in noodzakelijk dat de kerntrilling als het ware, die identiek is met deze
situatie, in U bestaat, waardoor zij voor U tot werkelijkheid kan worden. U kunt geen enkel
station van mogelijkheden in de ruimte ontvangen wanneer Uw eigen afstemapparaat niet in
staat is deze golflengte te ontvangen. En hiervanuit kunnen wij verder gaan. Een aantal
mensen leeft tezamen, zij beleven één situatie, één potentie gezamenlijk. Voor ieder zal een
deel der potentie niet tot realiteit worden. Dus zelfs in een gedeelde realiteit, waarin
meerderen samenzijn, kent ieder zijn eigen werkelijkheid en neemt men aan dat anderen deze
werkelijkheid gelijkelijk ervaren. Dit is niet reëel. Zo leeft eigenlijk een ieder mét al deze
anderen in de beslotenheid van zijn eigen wezen, daar zijn eigen realiteit naar voren
brengend. Verdergaande is het helemaal niet noodzakelijk dat diegenen die leven met U op het
ogenblik, werkelijk in deze situatie bestaan; het kan zijn dat u op het ogenblik leeft met deze
mensen, terwijl zij duizend jaar geleden, zonder dat U er zich van bewust was, reeds met U
leefden en hetzelfde spel, de zelfde situatie, dezelfde mogelijkheden tot werkelijkheid zagen
worden voor zich. Op grond hiervan zou - en dat is natuurlijk een zeer gevaarlijke stelling
wanneer men op aarde leeft, zelfs wanneer men in de sfeer is - maar zou men kunnen stellen
dat wij niets anders zijn dan kleine zenuweindjes van het goddelijke, die, gaande door het
weefsel van het goddelijke, daaruit verschillende prikkels in een volgorde ons realiserend,
waardoor wij denken dat onze weg de werkelijkheid is, terwijl ze in de totale realiteit slechts
betekent een deel van het weefsel waarvoor wij ontvankelijk zijn en waarbinnen wij ons
kunnen bewegen. Ik geloof dat ook dit duidelijk genoeg is. Is daar nog iets over te zeggen of
te vragen?
Neen.
Dan geloof ik dat het verstandiger is dat ik thans afscheid van U neem voor deze maal. Ik wil
dat echter niet doen zonder U althans, indien U werkelijk wilt, een zekere oefening ook verder
voor te schrijven. De vorige maal heb ik U gezegd om langzaam in en uit te ademen. Ik heb U
verder naar voren gebracht dat U bepaalde telepathische concentratie-oefeningen moest doen.
Wij zullen thans de ademhaling licht gaan variëren. Wij gaan het n. l. , zonder dat het
krampachtig wordt, zover trachten te brengen dat de uitademing tweemaal de tijd neemt van
de inademing en dat deze ademing, zonder dat het krampachtig wordt, continu kan worden
volgehouden tenminste twintig maal. Daarna kunt U onderbreken. Wanneer U onderbreekt
mag U niet voordat tenminste een half uur van Uw tijd verstreken is, wederom verdergaan
met deze wijze van ademhalen. U kunt dus niet afbreken en onmiddellijk weer opvatten, want
U zou dan het ritme iets kunnen verschuiven en daardoor Uzelf schaden in plaats van helpen.
Nu, dat is dan de lichamelijke oefening, en geestelijk stel ik U voor, indien U de telepathische
concentratie-oefening althans hebt volbracht, laten wij zeggen ongeveer vijftien dagen,
gerekend vanaf de eerste samenkomst in deze kring, dan zou ik U voor willen stellen thans
over te gaar tot iets anders, n. l. stel U voor dat U zich bevindt b.v. op een bepaald punt in de
stad of waar U ook wilt zijn en tracht U voor Uzelf te realiseren wat daar gebeurt. Wanneer U
dit enige tijd heeft gedaan, laten we zeggen ongeveer tien minuten van instelling en tien
minuten van beleven, dan kijkt U goed rond U en U tracht waar te nemen bepaalde tekenende
punten. Bij het beëindigen der concentratie legt U deze vast en tracht deze bij gelegenheid te
controleren. De verschillen tussen Uw waarneming, of Uw droombeeld, of Uw fantasie, hoe U
het ook noemen wilt, en de werkelijkheid zullen voor U zeer tekenend zijn. Zij betekenen n. l.
een onthulling van Uw onbewuste persoonlijkheid en Uw bewuste persoonlijkheid. Wanneer U
in de komende maand deze oefening drie malen kunt volvoeren en misschien daarbij nog tijd
kunt vinden om tenminste tweemaal de telepathische oefening normaal voort te zetten, een
poging tot wederzijds contact, dan meen ik ook dat deze oefening voor U een zekere gees-
telijke activiteit betekent die U zeer zeker ten gunste komt. En nu neem ik afscheid van U en
geef ik het medium vrij, zodat U tijd heeft om onderling te bespreken wat U gehoord heeft en
Uw oordeel daarover kenbaar te maken, Ik zal me in Uw midden ophouden en ik ben zeer
benieuwd de onderlinge reacties te zien na het beleven van de verschillende geeste1ijke
reacties.
Goeden avond.
Goeden avond vrienden,

45
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 3 – 5 januari 1954

Zo, daar zitten we dan weer, en na een korte onderbreking van alle zwaarwichtigheid, geloof ik
dat U nog misschien het een en ander op Uw hart heeft. Komt U daar maar eerst eens mee
voor de dag, dan kunnen we verder gaan.
Leiding. Dan heb ik een vraag, vriend, en dat gaat n. l. over het orgaan. Laat ik ineens de
vraag stellen. Er zijn enkele mensen buiten deze kring om, die werkelijk veel interesse
hebben voor dit verslag, en nu zou het ook t. a. v. de onkosten die dat verslag met zich
meebrengt, wel aanbevelenswaardig zijn als het mogelijk was. . . . Maar nu is er een
bezwaar en dat is n. l. dat de inhoud van deze verslagen niet altijd geschikt is om aan
iedereen ter inzage, ter lezing te geven. Nu heb ik gezegd tegen de vrienden: kijk eens, -
als wij tenminste daar van onze vrienden, laten wij een groot woord gebruiken,
toestemming voor zouden krijgen - als ik iemand heb die ik goed ken en die ik capabel acht
dat hij dat werkelijk -wel lezen kan, dan zou het wel toegestaan kunnen worden dat deze
mens dit verslag verstrekt werd. Nu willen wij Uw oordeel daar eens over horen, of dat zou
kunnen of dat, het niet toegestaan kan worden.
Ja, in principe zou het natuurlijk kunnen, maar dan staan we voor twee moeilijkheden.
Allereerst: wat wil deze kring zelve hiermede? Uiteindelijk, de avond is de onze. Dat wil niet
zeggen dat we U uit willen schakelen natuurlijk, maar wij houden toch wel heel graag een klein
beetje toezicht op de richting waarin we gaan op een bepaalde avond, nietwaar? Het verslag
daarvan is uit de aard der zaak, en daar moet U goed rekening mee houden, niet geschikt om
de eerste de beste leek in handen te geven, dat zult U mij toch toegeven, voor mensen die
niet een volledig inzicht hebben in deze materie en niet de grondslag in zich hebben, zeer
verwarrend zou kunnen zijn en aanleiding zou kunnen geven tot zeer ernstige misvattingen.
Dus de selectie op zichzelve is zeer moeilijk. Wanneer
U deze copieen b.v. zou verspreiden binnen besloten esoterische groeperingen die qua kennis
en onderlegdheid boven alle twijfel staan, dan zou er onzerzijds geen enkel bezwaar zijn. Maar
nu staat er nog iets anders mee in verband. Op een avond als deze brengt U uiteindelijke in
vragen, in replieken, Uw eigen wezen, Uw eigen gedachten en Uw eigen opvattingen naar
voren. Deze nu zijn Uw zeer persoonlijk eigendom, en een publicatie zonder meer daarvan of
het toestemmen zonder meer in een publicatie daarvan zou, om het eens technisch te zeggen,
eigenlijk een aantasting zijn van Uw eigen auteursrecht.
Volkomen juist.
Zodat ik in dit geval van onze kant uit toe wil stemmen - van onze kant uit, let U wel - dat
datgene waartegen de kring zelve geen bezwaar heeft, dus d.w.z. de lezing zelf, zonder de
commentaren en replieken, waarvoor men zich heeft te wenden tot degeen die bepaalde
vragen heeft gesteld, in handen wordt gegeven van diegenen die inderdaad kunnen worden
geacht een inzicht in deze materie te hebben, die heeft U van onze kant. Hoe U dit in Uw eigen
kring wilt regelen echter, dat zult U zelf moeten zien. Wanneer het een kwestie is van
vergoedingen, dan zouden we kunnen zeggen: wanneer U de geheimhouding prefereert, dan
zult U de lasten daarvan moeten dragen binnen een redelijke begrenzing, maar wilt U deze
lasten verlichten dan staat U dit volkomen vrij. Dan zou ik echter, indien men alsnog zou
overgaan tot het uitgeven van deze publicaties aan anderen, het volgende aan U voor willen
stellen. Allereerst: maak deze materie niet gemakkelijk verkrijgbaar. Een aanvraag kan
bekeken en behandeld worden, maar het aanbieden. . . . .
Een aanvraag?
Een aanvraag, dus wanneer iemand tot U zou komen en die zou zeggen; wij zouden heel
graag, of ik zou heel graag, een dergelijk verslag van U ontvangen. Dan zult U deze persoon
op zijn merites moeten trachten te beoordelen. Dat allereerst. En dan ten tweede zou ik
zeggen: stelt U in dit geval het offer dat gebracht moet worden ter verwerving rijkelijk hoog,
opdat niet de lust van nieuwsgierigen ertoe zou leiden dat ze een gemakkelijk en eenvoudig
verkrijgbaar verslag ter pronk als het ware zich verwerven, om daar bij anderen mee te
geuren, want dat zou een zeer ernstig bezwaar zijn wanneer deze verslagen zonder meer in
handen van anderen worden gesteld. De rest zult U zelf uit moeten maken, daarin kunnen wij
niet van raad dienen. Uiteindelijk, dat wordt een kwestie van financiële verplichtingen en
verhoudingen, en die zult U zelf moeten uitwerken. Wel zou ik er prijs op stellen en zou het
onze hele groep, zoals zij op deze avond voor U werkt, er prijs op stellen wanneer de
46
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 3 – 5 januari 1954

verslagen - ik zou hier niet over "orgaan" willen spreken - wanneer de verslagen in ieder geval
niet buiten de kring bekend worden dan na verloop van tenminste negentig dagen, en dit wel
opdat de kring zelve in staat zal zijn eerst de materie rustig te bestuderen en verder te
behandelen voordat deze aan minder weten, en niet deelhebbers aan deze avond, in handen
worden gesteld, zodat dan de leden van de kring in staat zijn waar nodig de toelichting te
verstrekken. Dit ligt natuurlijk geheel aan de vrije wil en eigen welwillendheid van de leden. Ik
hoop dat U dit geen Salomons-oordeel vindt. Ik heb zeker niet getracht om de kool en de geit
te sparen, maar ik heb wel geprobeerd, maar wij weten dat dit probleem al langer onder U
leeft, want het probleem zelve is toch waarschijnlijk al een dag of. . . 55, 54 aan de orde.
Ja, ja.
Dus wij hebben dat inderdaad waargenomen, maar wij hebben expres gewacht totdat U deze
vraag zou stellen. Wij hebben dit alles rijpelijk overwogen en deze overweging heeft ons
gezegd: wij mogen hier niet verder gaan dan een besluit, een principieel besluit van onze
zijde. Wij moeten rekening houden met datgene wat er onder U leeft. Ik kan mij b.v.
voorstellen dat sommigen onder U zeer zeker bezwaren zouden hebben tegen publicatie van
bepaalde vragen en de beantwoording daarvan, daar ben ik van overtuigd. Dus daar moeten
wij ook rekening mee houden. En wij wensen zeer zeker niet U een slot op de mond te leggen,
wij wensen slechts te voorkomen dat er enige remming ontstaat in een vrije uitwisseling van
gedachten, die binnen een besloten vriendenkring dan ook zonder verdere consequenties in de
buitenwereld moet blijven, ongeacht van welke aard dan ook. En daarom heb ik gemeend en
hebben ook onze broeders gemeend, om dit verder geheel in Uw handen te laten zover het dit
betreft. U weet nu ons standpunt hiertegenover. Ik laat het aan Uzelve over hier verder over
te besluiten. Mag ik daarmee dan, zover het ons betreft althans, dit onderwerp als afgehandeld
beschouwen?
Dank U wel.
Dan heeft U verder de gelegenheid, indien het U interesseert, om met mij een onderwerp aan
te snijden. U heeft dus inderdaad de mogelijkheid. een tweede onderwerp naar keuze naar
voren te brengen indien U dit wenst.
Mag ik dan aan U eens wat vragen, en dat gaat n. l. hierom. In het tweede verslag daar
werd gesproken over de bewuste driehoek van electro-magnetische verschijnselen, van
graviteit en van electro-statische versohijnselen.
Ja, inderdaad.
En dat, laten we zeggen, Uw wereld zich in de electro-magnetische wereld tot uiting kan
brengen en als zodanig zich kenbaar maken, en dat dit, laten we zeggen, meestal, door de
mensen hier niet als zodanig onderkend wordt, ofschoon de verschijnselen, de wetenschap
daarover toch, laten we zeggen, zeer ver is en veel weet, maar zij hebben het verband en
de mogelijkheid en alle mogelijke 1evensverschijnselen niet onderkend. U begrijpt wat ik
daarmee bedoel. Ik heb zelf jarenlang op dit terrein onderzoekingen naar voren gebracht
en ik ben tot de conclusie gekomen dat deze z. g. electro-magnetische verschijnselen van
een dusdanige aard zijn, dat de wetenschap eigenlijk zich niet daarmee heeft kunnen
bezighouden vanwege het enorme aantal storingen en factoren die daarbij aanwezig zijn en
als zodanig heeft zij déze storingen en factoren niet gekend. Daarom is het ook eigenlijk
wel zeer belangrijk om al deze mensen die hier zijn op dat terrein dit duidelijk te vertellen,
want wanneer zij dat weten zal voor hen dat veel en veel gemakkelijker zijn om deze
begrippen te kunnen hanteren, te kunnen vormen en een inzicht te vormen in laten we
zeggen die onderwerpen die hier behandeld worden, want dit is toch uiteindelijk de grote
basis hiervan.
Ja, inderdaad. Ja, weet U, het is natuurlijk erg moeilijk om deze dingen zo heel erg begrijpelijk
uit te drukken.
Ja, natuurlijk, dat is inderdaad zeer moeilijk, maar U hebt, laten we zeggen, onze vriend
Matthias geeft ook andere dingen op een zeer, nu ja, een zeer primitieve basis, maar die
toch in hoofdvorm wel juist is en waarop dan ieder persoonlijk met zijn eigen gedachten
kan aansluiten. . .
Zijn interpretatie kan geven. . . goed.

47
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 3 – 5 januari 1954

en daardoor zou dan eventueel mogelijk zijn dat door een onderlinge bespreking of
onderlinge bijeenkomst dat ook tot een begrip voor de diverse mensen zal worden, zodat
wij dan, laten we zeggen, gezamenlijk in een grotere groep deze zaak met elkaar kunnen
bespreken.
Ja, dus U zou van mij graag willen dat ik U de basis als het ware van deze verschijnselen
uitleg? Nu, mag ik dat dan op mijn manier heel eenvoudig doen?
U kent de materie. Wat is materie?
X Dat verbeelden wij ons dat wij dat kennen. Nu ja, goed.
Wij maken ons daarvan een bepaalde voorstelling.
U maakt zich wel een voorstelling, maar het maken van een voorstelling over iets houdt in een
kennen van iets.
Tot betrekkelijke hoogte, tot een bepaalde hoogte. Dat is, laten we zeggen, wij kunnen dat
wel kennen. . .
Goed, laten we dat "kennen" dan eventjes vervangen door een ander woord dat is zuiverder
wordt me hier ingefluisterd; "erkennen".
erkent, ja.
Dus "kennen" en "erkennen" dat was het verschil hier. Luister nu eens goed. U kent of erkent
materie. Wat is nu materie? Materie is een begrenzing van de ruimte met een bepaalde
karaktereigenschap, nietwaar, materie is een deel van de ruimte. U bent zeer zeker een deel
van de ruimte. U denkt wel dat U zich in de ruimte beweegt, maar U bent eigenlijk niets
anders dan een begrensd deel van de ruimte, dat zich door de ruimte beweegt, dat zult U met
me eens zijn.
Begrensd dan, laten we zeggen altijd door God via onze zintuigen, kenbaar door onze
zintuigen.
Ja, kenbaar door Uw zintuigen, maar begrensd niet door Uw zintuigen.
Begrensd, laten we zeggen, begrensd door een kennis van onze zintuigen.
Inderdaad. Goed, laten we dat dan voor een ogenblik buiten beschouwing laten, want anders
dan komen we te ver uit de richting waar ik in wil gaan. Per slot van rekening, U moet me niet
kwalijk nemen, maar als we naar Harlingen willen, nietwaar, dat ik liever niet via Leeds en
Londen ga, en daar zouden we inderdaad toe komen, wanneer ik op deze redenering verder
inga, want dan moeten we eerst het kenbare verder gaan definiëren. Maar we nemen nu een
ogenblik aan de feitelijke verhout, waaronder U leeft, en deze feitelijke verhouding houdt in
het accepteren van de materie. Dat zult U met me eens zijn. Deze materie is een deel van de
ruimte, een deel van de ruimte dat speciale eigenschappen vertoont en daardoor zich aan U
vertoont als materie. Kunt U het daarmee eens zijn?
Ja, daar kan ik het mee eens zijn.
Goed, Maar deze materie beweegt zich in de ruimte en deze ruimte is voor U niet kenbaar; zij
is waarneembaar maar niet kenbaar. Men weet dat men zich in de ruimte beweegt zonder dat
men de ruimte kan definiëren, Dat komt omdat U begrensd bent en de ruimte niet begrensd is.
Maar stellen wij nu dat deze ruimte bovendien in zich kent een superruimte, dus een
begrenzing van de ruimte waarin de ruimte verder wegvalt voor een niet. Kunt U zich dat
voorstellen?
Jazeker
De anderen ook?
Ja.
Ja, want het is natuurlijk niet alleen met U dat ik te maken heb, nietwaar, we moeten hier met
het geheel rekening houden. Ja, zo staan de zaken nu eenmaal. Nu. let U nu eens op. Dan heb
ik hier eigenlijk deze driehoek voor U geschetst. Er is het schijnbaar gekende deel der ruimte
dat men materie noemt, omdat het waarneembaar en in Uw voorstellingsvermogen te
begrenzen is, wij hebben de ruimte die voorstelbaar, maar niet kenbaar is. U kunt zich de
ruimte voorstellen maar U kunt haar niet kennen, U kunt haar niet beschrijven. U kunt haar
alleen beschrijven door een afwezigheid van materie, en daarin kennen wij de superruimte. Als

48
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 3 – 5 januari 1954

wij nu zeggen dat de superruimte plus de materie zich beide bewegen in de ruimte, dan geloof
ik dat ik iets heel duidelijk heb gesteld, n. l. dat beide superruimte plus materie, eigenlijk niets
anders zijn dan delen der ruimte. Tot zover zijn we het met elkaar eens, geloof ik.
U hebt nog niet gezegd wat superruimte is.
Het woord superruimte heb ik inderdaad gekarakteriseerd.
0 ja, als dat de superruimte in en het is. . . . . . .
datgene wat wij geestelijk als denkvermogen in de ruimte kunnen voorstellen en hanteren.
Ja, zo zou U het kunnen stellen. Ik zou het zo willen stellen, nietwaar, als een ruimtelijke
begrenzing in de ruimte van iets dat de ruimtelijke eigenschappen niet meer heeft zonder zich
voor de materie van deze ruimte te onderscheiden. Dus dat is nog veel algemener gesteld.
Hebben we dat nu goed begrepen, even goed vastgelegd of moet ik daar nog meer over
vertellen?
Zegt U het nog één keer terug.
Goed. Ik heb gezegd dus: superruimte is een ruimtelijke begrenzing in de ruimte met een
eigen karakteristiek, zal ik er nog bijvoegen - die echter voor de materie niet van ruimte
kenbaar is, onderscheidbaar is. Het is dus een begrenzing van de ruimte ook. Nu heb ik deze
drie factoren. De ene factor "ruimte" omvat het totaal, n. l. zij is zichzelve, zij is echter
uitgedrukt in begrenzing, tevens superruimte en materie. Is U dat nog begrijpelijk?
Ja.
Ja, ik probeer het maar zo duidelijk en zo kinderlijk mogelijk te doen, hoor. Nu, dan zeggen
we: ruimte is gelijk aan energie. Dat is niet helemaal juist, hoor. In deze energie echter ken ik
twee verschillende vormen. Eén dier vormen van energie noem ik "gravitatie", zwaartekracht,
en zwaartekracht kunt U dan achten te zijn identiek met hetgeen ik als "materie" heb betiteld.
Ja? Ik ken aan de andere kant de superruimte, d.w.z. de begrensde ruimtelijke eigenschap die
zich in de ruimte bevindt, en deze zou ik willen noemen te zijn b.v. electro-magnetisch of
magnetisch. Klopt dat genoeg met die vorige voorbeelden, ja?
Ja, dat klopt wel.
Klopt wel aardig, hé?
Wat is te onderkennen aan kleur?
Aan kleur is te onderkennen voor degeen die werkelijk helderziend is een deel van de
eigenschappen van het superruimtelijke, waarbij de eigen reactie op het superruimtelijke de
vertaling in kleur of licht ten gevolge heeft, maar dat heeft eigenlijk meer. . . .
De wervelingen zijn toch ook verschillend?
De wervelingen zijn ook verschillend, inderdaad. We hebben ook gezegd. - superruimte heeft
een eigen karakteristiek. En aangezien elk stuk materie schijnbaar - nu moet U goed opletten,
Ik zeg: schijnbaar - een eigen karakteristiek bezit, bezit: ook elke superruimte een eigen
karakteristiek, maar deze alle zijn uiteindelijk geboren uit het ruimtelijk, uit het energetisch
potentieel, en dat zouden we dan kunnen noemen "electro-statisch". Nu zijn we er geloof ik.
Nu, dan hebben we dan die dingen duidelijk gezegd. Nu moet U zich eens proberen in te
denken dat de ruimtelijke kracht werkzaam gaat worden in de materie, en wel op een wijze die
voor deze materie een verandering, een aardverandering van een deel der materie betekent,
het z. g. wonder. Een brood wordt tienduizend broden, om nu eens iets te noemen. Dit is een
verandering die in wezen niets nieuwe betekent, maar zij is een handeling, een ontlading, van
het statische in het materiële: de ruimte openbaart zich aan de materie. Aan de andere kant
kunnen wij ons ook voorstellen dat deze ruimte zich ontlaadt in de speciale werveling van de
superruimte, en dan krijgen we daar dus een bewustwording van een buitenwereld. In belde
gevallen wordt dus contact gelegd tussen eigen begrensd weten en kennen plus een andere
wereld, een andere wereld die in feite precies gelijk is, maar die door een veranderlijke
samenstelling schijnbaar verschillend is. Ben ik nu niet erg onduidelijk? Vloeit het nog steeds
zo? Ja, als ik nu iets zegt een klein beetje wat U niet begrijpen kunt dan vertelt U dat,
nietwaar?
Ja, natuurlijk.

49
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 3 – 5 januari 1954

Nu moet U zich eens goed voorstellen dat de superruimte de kracht heeft om haar eigen
werveling te bepalen, dus het is een wind die heel langzaam rond kan draaien en dan niets
mee omhoog neemt, zij kan ook dat wat sneller worden, dan wordt ze zo'n stofzuiltje wat een
ogenblik op een hoek van een straat staat, zij kan ook haar eigen snelheid zodanig opvoeren
dat zij meeslepend wordt voor datgene wat haar omringt en dan krijgen we de bekende
tornado; dat is allemaal hetzelfde, het is een superruimtelijk gebeuren dat zich uitwerkt in de
ruimte en alleen krachtens de ruimte bestaan kan. Nu is de materie ook een deel der ruimte,
zodat, wanneer wij aannemen dat de werveling van het superruimtelijke zich in het ruimtelijke
kan openbaren door het onttrekken van energie daaraan en daardoor tijdelijke vergroting van
eigen omwentelingssnelheid en kenbaarheid - hoe groter het wordt hoe meer het opvalt als het
ware - zou op een gegeven ogenblik deze superruimte dus een deel der materie mede kunnen
omvatten en in deze materie tijdelijk of voortdurend verandering tot stand brengen. Ook in
een dergelijk geval openbaren twee werelden zich aan elkaar, dat kunt U ook begrijpen. Maar
wanneer nu het superruimtelijke of het materiele in onmiddellijk contact komt met de ruimte,
dan kan de ruimtelijke energie in de beslotenheid van deze begrenzing der ruimte worden
gemaakt tot een plotselinge aan het "ik" kenbare vermeerdering van eigen capaciteit. Ook dat
begrijpelijk? Zo kan onmiddellijk de ruimte zich uitdrukken door vermeerdering van eigen
kracht en versterking dus van eigen karakteristiek, zowel in materie als in superruimte. En
daar hebben we nu eigenlijk het hele probleem liggen, vrienden. Het is eenvoudig. Allerhand
bijkomstigheden heb ik verwaarloosd, natuurlijk, maar zo staat het eigenlijk, ruimte en God
identiek, materie en - voor U althans - mens, identiek, superruimte - geest. En nu zou men het
nog als volgt kunnen stellen; Ten opzichte van materie is superruimte positief d.w.z. in de
bekende wetten der electronica dat de geest de impulsen ontneemt aan de materie; dat is
duidelijk. Maar dat houdt ook in dat de materie slechts potentieel en niet actief kan zijn,
wanneer geen wisselwerking bestaat met de positieve geest, m. a. w. alles wat negatief is, is
dood, tenzij het door een wisselwerking met het positieve tot uiting van zijn negatieve
eigenschappen komt. Aardig.
En de superruimte die ontneemt dan energie aan de ruimte.
Inderdaad, maar datzelfde doet ook de materie. Dan zouden we het als een kringloop voor
kunnen stellen. hé? We hebben nu gezegd een driehoek, maar U kunt net zo goed zeggen een
cirkeltje, hé. Punt één, punt twee, punt drie, verbonden door een cirkel. Tout simple comme
bonjour. En nu is het alleen maar: hoe is onze eigen energie gericht? En nu blijkt de
eigenaardigheid te zijn dat ik sprak over de negatieve materie, maar dat is ten opzichte van
een bepaalde superruimte. Waar we echter te maken hebben met een negatieve superruimte,
za1 zij naar de materie toestreven. En in beide gevallen moeten wij ons altijd voorstellen dat
de hoogste bereikingsmogelijkheid ligt in de begin- of oervorm van het positieve principe. Is
dat allemaal duidelijk, of gooi ik het nou een beetje door elkaar?
Dat positieve principe waar ik het zoeven over had begint bij de opneming van de materie
van energie uit de superruimte?
Neen.
Of is het precies andersom?
Het is andersom. Kijkt U eens, ik heb gezegd: ten opzichte van de materie is de superruimte
positief. En nu betekent positief - ik heb gezegd: electrisch gezien een tekort aan krachtdelen.
Eigenaardig, hé?
Dus U beziet "positief" als een tekort aan krachtdelen?
Inderdaad, een tekort aan impulsen, zouden wij ook kunnen zeggen, want ik heb uitdrukkelijk
erbij gezegd: volgens de bekende wetten der electronica.
Ja, ook de electronica beziet deze wetten uit deze richting.
Inderdaad, en daarom breng ik ze op deze wijze naar voren. Dus, nu moeten we goed
begrijpen dat de impulsen van de op zichzelf negatieve, maar voortdurend wisseling en
ervaring kennende materie, beïnvloedend is voor het superruimtelijke, ofwel voor de geest. De
geest wordt gevoed door de materie, zo is voor de geest het hoogst bereikbare de supervorm
der materie waarin elke mogelijkheid door de geest zelve verwerkelijkt kan worden. Is dat ook
nog begrijpelijk?

50
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 3 – 5 januari 1954

Ja.
Omgekeerd kan het zijn dat er een geest is die geladen is met een teveel aan kracht en wel
zoveel kracht dat zij t. o. v. de materie zich als negatief gedraagt, besturend op de materie
werkt en zich als enig beeld kan stellen: het oerbegin van de superruimte, n. l. het ik-zijn dat
nog onbegrensd is. Dan hebben we te ma ken met z. g. demonische krachten, tussen twee
haakjes. Het totaal der verschijnselen nu van deze werelden, worden elk op zich bepaald door
de wijze waarin ze in relatie staan. Waar een onmiddellijke relatie bestaat tussen superruimte
en ruimte, blijft materie buiten beschouwing. Er is slechte één deel van het vlak dat beleefd
wordt; al het andere kan geweten worden maar wordt niet beleefd. Nu kan het ook zijn dat ik
vandaar kom tot een punt waar ik van ruimte uit onmiddellijk mij projecteer in materie. Dan
ken ik geen levensvorm, ik ben als het ware geworden een geest zonder direct lichaam, maar
besturend en beïnvloedend de materie. Ik ben de verwerkelijking van het goddelijke
krachtprincipe buiten de materie. Het aardigste voorbeeld daarvan is b.v. een planeetgeest of
een zonnegeest. Kunt U het ook nog volgen?
Ja, ja.
Maar nu kan ik ook komen op een punt dat er een onmiddellijke relatie bestaat tussen materie
en superruimte. Wanneer ik dit deel van de boog heb, dan bevind ik mij in een situatie waarin
U zich op het ogenblik bevindt. Ik bevind mij n. l. op het punt van het menszijn, bezien vanuit
superruimtelijk, dus vanuit geestelijk standpunt, of bezien vanuit materieel, dus menselijk
standpunt. Zolang wij t. o. v. elkaar ons zouden bewegen op deze lijn, dan zou het heel
gemakkelijk zijn, maar wat doen wij? Ruimte is niet te beschouwen als een twee-dimensionaal
cirkeltje, het in te beschouwen als een drie-dimensionaal iets, als een bol. En nu beginnen wij
vanuit ons eigen standpunt voortdurend loodlijnen te laten in elke richting op de wand van de
bol. Dan krijgt U een soort Chinees waaiertje; heeft U dat wel eens gezien zo'n rond ding met
allemaal nerven die zo uitlopen (medium geeft dit aan). En daardoor komen wij tot het kennen
van een groot aantal delen der omtrek die buiten ons onmiddellijk levensbereik liggen. Ook dat
is duidelijk, nietwaar? Maar wanneer ik dit nu uit geestelijk standpunt doe en U vanuit stoffelijk
standpunt, dan zullen onze standpunten elkaar ergens binnen de ruimte, binnen het
goddelijke, kruisen, en we zullen dus een aantal punten gemeen hebben, maar wij zullen in de
totale zienswijze, in de richting waarin wij die zaak beschouwen, zeer sterk verschillen. ook dat
is duidelijk, nietwaar?
Ja.
Stelt U zich nu voor dat we dit ook met het goddelijke doen, wat krijgen we dan? Dan krijgen
we een groot aantal vierhoeken en een groot aantal driehoeken. Ik zou het wel eens willen
tekenen voor U maar het is zo ingewikkeld en ik kan het zo makkelijk vertellen; U kunt het
zich toch wel voorstellen, nietwaar?
Ja.
U weet het, die lijnen die kruisen elkaar zo (medium geeft het aan) en dan krijg ik vierhoeken
en driehoeken. Het grootste gedeelte driehoeken, enkele vierhoeken. Het resultaat is dat wij te
maken krijgen met verschillende kenpunten binnen de ruimte. Wanneer deze kenpunten nu
vierhoekig zijn, dan noemen we dit natuurwetten, zij worden n. l. begrensd door lijnen vanuit
elk punt geprojecteerd op zodanige wijze dat een vierde punt ontstaat. Oorspronkelijk zou het
een driehoek moeten zijn.
U bedoelt een piramide.
Inderdaad, het zou een piramide zijn, maar op een gegeven ogenblik zien wij inplaats van de
piramide zelf, het grondvlak van de piramide.
Vandaaruit zal men de stralen projecteren.
Neen, maar deze piramide wordt kenbaar voor ons, hetzij in zijn driehoeksvorm, hetzij in zijn
vierhoeksvorm. Kennen we nu die vierhoeksvorm dan kunnen wij uit de positie van deze drie
punten, waarvan één voor ons kenbaar is, maar twee zich kenbaar kunnen maken door
phenomenen, door verschijnselen, komen tot het stellen van een relatie t. o. v. het vierde
punt, en wij komen tot het zeggen: wanneer deze kracht en die kracht en die kracht
samentreffen of déze wijze, dan zal dát gebeuren, dus als deze kracht, dit vierde punt in
verschijning treedt en ik ken één der andere waarden, dan kan ik aannemen dat beide

51
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 3 – 5 januari 1954

supplementaire waarden inderdaad mede aanwezig zijn, dan kan ik komen tot een berekening
van onderlinge verwisselbaarheid dier waarden. Is dat ook nog duidelijk?
Ja. En dat is nu juist de grote interessante mogelijkheid voor ons om U weet het wel, hé?
Inderdaad.
Daar gaat het om.
Daar gaat het inderdaad om, maar U heeft mij gevraagd om eerst de principes daarvan eens
heel eenvoudig eigenlijk uit te zetten. Nu is het eigenaardige dat elke wet dus eigenlijk een
driehoek is die zonder scheidingslijn door een tweede driehoek wordt aangevuld. Kunt U dat
ook nog volgen? We hebben dus in werkelijkheid, wanneer we een wetmatigheid kennen, te
maken met iets dat niet uit drie bestanddelen maar zes bestaat, waar uiteindelijk zes
kenpunten moeten worden aangenomen, waarvan telkenmale twee gelijk zijn. Wanneer ik
echter de gelijke waarden weet te berekenen, de waarden die altijd gelijk moeten blijven in de
vierhoek - ik heb twee vaste waarden, dat is de wetwaarde en mijn persoonlijkheidswaarde -
wanneer ik die twee ken, dan kan ik tussen deze beide een onmiddellijke relatie zetten. Dan
ben ik niet meer wetenschappelijk, maar dan wordt ik esoterisch, want dan ga ik mijn
persoonlijke relatie tot de wet stellen boven de feitelijke vaststelling van gevolg. Door deze lijn
nu heb ik voor mijzelf te ener zijde het ene punt gekregen, te andere zijde het andere punt. Ik
heb, door mijzelve als bewust bemiddelaar te gebruiken, de scheidingslijn tot stand gebracht
en ik heb een driehoek geschapen. Deze driehoek is nu identiek met een groot aantal andere
driehoeken binnen de cirkel. Is dat ook nog begrijpelijk, Ja?
U kunt nog steeds meekomen?
Ja.
Nu, dan in het heel logisch dat, wanneer twee driehoeken congruent zijn, één der hoeken
bekend is, nietwaar, beide andere hoeken eveneens bekend moeten zijn. Waar dus ergens de
relatie tussen mijzelve plus de ring, de totale baan der uiting of de kosmos bekend is, kan ik,
wanneer ik mijn persoonlijk standpunt en de persoonlijke relatie tussen mij en het punt "wet",
onverschillig welke ik neem, heb vastgesteld, tevens vaststellen wanneer deze wet voor mij
persoonlijk in werking treedt in elke verhouding. En dan moge men werken met een
doodeenvoudige wet, laten we zeggen U werkt met de wet van ohm, of U werkt met
Archimedes om nu maar iets te noemen, de wet van Archimedes. U begint met persoonlijk de
relatie vaat te stellen. Dat in heel moeilijk. Heeft U die, dan kunt U elke gelijk opduikende
toestand, waarvan één hoek, d.w.z. Uw persoonlijkheid plus haar richting bekend zijn op dat
ogenblik, kunt U het totaal van deze driehoek berekenen. U kunt dus zeggen: de verhoudingen
zijn hetzelfde als in het eerste geval waar ik t. o. v. deze bekende wet mijn persoonlijk
standpunt heb vastgesteld.
Daarvoor in het juist zo noodzakelijk dat die bekende wetten gekend worden.
Inderdaad.
En voordat deze gekend worden is het niet mogelijk ook de andere te benaderen.
Neen. En wanneer ik één wet ken, kan ik alle andere wetten daaruit afleiden.
Juist, en dat wordt meestal niet gezien, de betrekking van die ene wet die wij wel kunnen
kennen ook in verband met de andere verschijnselen. Dat is nu juist het grote probleem,
niet waar, en dat moet gekend worden, dat moet beslist als zodanig gezien worden, anders
is er geen mogelijkheid contact en conclusies te trekken in de esoterische wereld.
Inderdaad. En weet U wat nu één van de aardigste wetten is om mee te werken? Die kent U
vast heel goed, de meesten van U zullen hem wel kennen, Dat is de wet van Ohm, niet van
tante en niet van opa's maar van Ohm, met een h, want deze wet van ohm stelt de
onmiddellijke relatie tussen aanwezige kracht, uiting van deze kracht en de weerstand, oftewel
haar doel, haar reden. Wanneer U deze esoterisch toepast, dan kunt U haar op alles
toepassen, tot op Uw eigen psyche toe. Wanneer U dat doet kunt U te allen tijde, wanneer
twee der waarden bekend zijn, de derde berekenen. Dat is heel eigenaardig, men brengt het
heel vaak in praktijk zonder de wetmatigheid daarvan te beseffen. Men denkt dat het toevallig
is wanneer het eens een keer uitkomt, maar in de werkelijkheid is dit regel, en men laat zich
door de begeleidende verschijnselen heel vaak in de war brengen.

52
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 3 – 5 januari 1954

Men zegt b.v. ; bij deze mens heb ik vastgesteld, een zeker tekort aan die en die stof in het
lichaam, b.v. een hormoon. Dit is een negatieve kracht, het is dus spanning, voltage. Dan ga
ik verder zeggen: wat is de richting van deze kracht, welke weerstand moet er overwonnen
worden? Dat kan ik vaststellen, want die weerstand is natuurlijk de aanpassing van de
persoonlijkheid en de daarin bevatte kennis aan de toestand, door het tekort aan het hormoon
gewekt, om nu maar eens iets te noemen. Dan kan ik ook onmiddellijk uitrekenen in welke
sterkte de verschijnselen zich voor zullen doen, met welke periodiciteit, en dan kan ik daar uit
berekenen welke vorm zij zullen vertonen, niet alleen nu, maar ook over honderd jaar. Dan
kan ik door de eerste waarde vaat te stellen, alle gevallen die soortgelijk zijn volkomen
berekenen en overzien, dan kan ik door de variant, de verandering in weerstand, in sommige
gevallen door het schakelen van een parel lel, dus door een tweede weerstand te geven B.v.
de arbeidstherapie die sommigen toepassen, die betekent in werkelijkheid eigenlijk niets
anders dan het geven van een tweede weerstand; de aanwezige energie wordt afgeleid via het
proces arbeid, opdat daardoor de andere weerstand, minder belast wordende, geen ver-
hittingsverschijnselen vertoont. Nietwaar? Het is allemaal zo simpel. En dan kan ik ook tevens
zeggen dat ik, wanneer ik deze parallelschakeling op de juiste, wijze toepas, is daarmee zelfs
de stroomsterkte zodanig kan bepalen dat zij vergroot, een groeien van energie betekent. En
zo kan ik een schijnbaar negatieve factor in een menselijk leven, ombuigen in een positieve.
Aardig hé? Dat kunt U allemaal doen met de wet van Ohm, als U haar maar goed gebruikt. En
nu is het eigenaardige dat de mensen in Uw wereld die aan esoterie doen, die praten ont-
zettend veel over de wet van oorzaak en Gevolg. Stelt U die eens als formule op en vergelijkt
haar eens met de wet van Ohm. Tout le même. Altijd weer precies hetzelfde. Begrijpt U nu
waarom het aan één kant toch wel erg belangrijk is dat men deze relatie tussen die drie
ruimtelijke verhoudingen goed inziet? En hoe we deze nu noemen dat doet minder ter zake.
Willen we dat technisch uitdrukken dan de mens, de geest en God. En wanneer we dan zeggen
"ziel", dan bedoelen we dus de directe relatie tussen God en geest, ofwel één begrenzing van
de driehoek, één grens van de eeuwige driehoek die overal weer optreedt. Nu, ik ben
benieuwd wat U daarover te zeggen heeft. Ik heb het zo duidelijk mogelijk gemaakt, maar ik
geef direct toe: er zullen natuurlijk vragen uit gerezen zijn.
Ik ben zeer enthousiast over de manier waarop U het gedaan hebt. Ik geloof wel dat er
zeer velen zijn die het begrepen hebben.
Wel een compliment, vriend.
Nu ja, ik ben altijd erg gevoelig voor een compliment. Per slot van rekening; het is altijd
prettig als het werk wat je doet ook erkend wordt. Zo gaat het U ook allemaal. Vaak heeft U
ook weer de wet van oorzaak en gevolg ofwel van Ohm uitgedrukt; vaak wordt de waarde der
dingen bepaald, niet door hun bereiking, maar door de erkenning die ze bereiken. Dat is heel
leuk, dat is ook een relatie, dat wil dus zeggen dat prestatie plus bereiking tezamen
voortbrengen erkenning. En zegt U nu niet dat het niet zo is, want ze zijn altijd in directe
overeenstemming. En waar U nu bereiking kunt zien als weerstand, kunt U wel zeggen dat de
erkenning groter zal zijn naarmate de bereiking kleiner is. Dat is ook menselijk, maar
volkomen verklaarbaar. Ik bedoel, dat is nu maar een grapje, maar het is tevens een aardige
illustratie hoe je de dingen toe kunt passen en zo voor U zelve van tevoren uitmaken wat voor
waardering Uw arbeid krijgt, waar ook tevens uit voort zou mogen vloeien - laten we het even
omdraaien, de formule - dat mijn prestatie niet zo buitengewoon groot was, want de erkenning
was buitengewoon. Maar dat is natuurlijk een beetje spitsvondige scherts, dat zult U wel
begrijpen. Nu hebben we natuurlijk niet zo erg veel tijd meer over om over te praten, maar
een klein ogenblikje kan er nog af, als er nog een vraagje is dan kan dat nog, hoor. Geen
liefhebberij? En dat allemaal, terwijl we met zoveel vragen geladen zijn, of zijn we te beleefd?
Ik wilde even afwachten. Ik heb nog wat te vragen natuurlijk, maar ik heb al zoveel
gevraagd vanavond. Laat nu andere mensen ook wat vragen, want ik voel me zo
onbescheiden.
Weet U wat de werkelijke onbescheidenheid is?
Wat dan?
Te doen, of men bescheiden is, terwijl men weet dat men het niet is. (hilariteit)
Dan zal ik maar geen vraag meer stellen.
53
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 3 – 5 januari 1954

Zo was het niet bedoeld. Ja, zo ziet U, de lichte toets, de lichte noot die kan toch nooit gemist
worden. Nu, is er niemand die nog iets te vragen heeft? Dan ga ik werkelijk weg, hoor. Ik ga
tóch geen antwoord geven op die vraag die U niet uitspreekt, dat vertik ik voor vanavond. Nu
laten we dan alleen maar zeggen dat het eigenaardige van de problemen altijd is dat ze
zichzelve oplossen zodra je je de moeite geeft om na de vaststelling der feiten het probleem
een ogenblik te laten rusten. Daarmee heb ik dan geloof ik wel voldoende gezegd en dan wens
ik U allemaal verder een prettige avond en dan geef ik aan onze laatste spreker het woord
over. Goeden avond.
Goeden avond vrienden,
Om dan met een korte meditatie over een bepaald onderwerp te besluiten, geef ik aan U de
keuze van dit onderwerp toch ook, één onderwerp;

DE STER
Een ster is een vreemd licht dat veraf staat, het schijnt klein en soms te grijpen, en toch blijft
het ongrijpbaar. Een ster is een zon met werelden rond zich en toch, gezien door mensenogen,
een kleine lichtende stip die minder kracht en sterkte heeft dan een planeet in eigen
omgeving. Zo is een ster een symbool van het menselijke; een ster symboliseert het
onreikbare voor het menselijke en tevens toch het overzicht waardoor, uit een bescheiden
standpunt, zoveel begrepen en gevonden kan worden. Het is moeilijk om de ster te wegen
waarop men woont, het is mogelijk een ster te wegen die veraf staat, en zo hebben wij dan
ook gekozen met vele anderen een ster als symbool, een ster die niet volledig symmetrisch
mocht zijn, want, zou zij dit geweest zijn, zou zij immers geen uiting hebben kunnen geven
aan de mens, aan de geest. Mens en geest zijn onvolledigheden die naar eigen voleinding
streven, en onvolledig zijnde drukken wij dit uit door een vijfpuntige ster te kiezen. Wanneer
we dan een ogenblik die ster beschouwen en haar stellen In de vorm der zwart-magiërs, wat
zien wij dan? Het is een gezicht geworden met twee hoorns, dat honend grijnst; het is de
geest van de chaos die zich uit. Twee stralen van boven convergeren in het niet, in het
negatieve. De krachten leven zich uit naar het niet toe, en wanneer we zouden -willen spreken
over, uitgebreide armen dan zijn deze benedenwaarts gericht en grijpen de materie vast. De
vijfpuntige ster negatief gezien is het principe van de hebzucht, is het gebaar van de
beperking, is het gebaar van de gierigaard, die onder wil gaan als zijn schatten niet met hem
kunnen blijven voortbestaan. Wij kiezen een andere ster. Zie de ster aan zoals wij haar voeren
in ons schild. Is het niet net een mens? De benen stoer op de wereld geplant, spreidt zij de
armen uit om het Al te omvamen, een gebaar van verlangen en de beide lijnen van toch
materiele oorsprong, de lijnen van geest en stof zij komen uit het chaotische en het
ongebondene steeds dichter bij elkaar, totdat ze zich tot een volkomen eenheid kunnen
verenigen. De vijfpuntige ster is de ster van het streven, de ster van het streven naar
bewustwording en kracht. Een ster is een symbool, en zoals de sterren in het hemelruim staan
zo zien wij soms de sterren als symbolen, meegevoerd, onbewust, door mensen. Dan schijnt
het of het 1even runen in het voorhoofd heeft gegrift. Staan er misschien de heilige letters Jôd
en Schin? Staat daar misschien gegrift de heilige naam in zijn geheime betekenis? Staat de
drieheid die één is en vier, uitgedrukt in is levens lijnen en zorgelijkheden? En daarboven
straalt het licht van een strevende geest, die zich bewust is geworden dat ontworsteling aan
ik-zucht en beperking van eigen wezen de noodzakelijkheid is voor geestelijke bereiking. Een
mens die zo'n ster draagt, draagt geen lichte last. De vijfpuntige ster is ook de ster van een
kruis. Men draagt een last. Eerst moet de vijfpuntige ster breken voordat zij uit kan groeien tot
de zegepralende heersende zespuntige, voordat zij kan worden tot het geheim zegel van alle
machten, tot het symbool van twee werelden, glorierijk vereend tot ene eenheid. Tweemaal
drie dimensies, vervlochten tot één wezen dat reikt over allen heen en in zich kent het Al, het
kosmisch zijn dat is de vader van alle wezen. Wie een ster draagt draagt een last, en toch is
een dergelijke last een zoete last. Men draagt haar soms onbewust met zich als een geliefd
kind, men aanvaardt alles daarvoor: ontkenning van eigen waarde door anderen, verlies van
stoffelijk bezit, ja, geestelijke nood, strijd en verwarring. Men zou afstand willen doen, maar
men kan het niet, want de ster is zo lichtend en zo schoon, dat zij in een ongedacht denken
besluit het volledige wezen en het streven daarvan. De ster schittert in vele kleuren. Zij kan

54
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 3 – 5 januari 1954

schitteren in het goud van de nabije voleinding, in het blauw van de peinzend in zich strevende
gedachte, in het rood van de warme moedige bewustwording, zij kan zijn in het tere, haast
zilverig groen van een aanvaarden zonder vragen, maar altijd blijft ze een last, een heilige
last. Zij is een teken waarvoor de engelen zich buigen, zij is het teken dat de demonen vrezen,
zij is een teken dat veel beheerst, slechts niet het lijden. Zo is de ster, eenvoudig samenspel
van een paar lijnen, symbool, duizendmaal gebruikt zonder gedachten en toch symbool van
een werkelijkheid. Ook gij zult Uw ster misschien eens met U dragen. Er zijn er al die een
lichtende ster bij zich dragen, een ster die geboren wordt uit pijn, uit kommer, uit moedig
gedragen lijden en niet geachte miskenning. Ze zullen meer moeten lijden, want de bittere
weg is nog niet ten einde, maar op het hoogtepunt van het lijden volgt de bewustwording en
de verheerlijking, wordt men van gedrevene tot heerser, van slaaf tot vorst, van wezen der
gebonden sferen tot adem van het goddelijke, vullend het heelal. Daarom moet men de ster
torsen al lijkt zij soms zo grijpbaar na en klein, al is zij soms zo groot en onmetelijk ver. Men
moet de ster kunnen volgen, men moet haar kunnen volgen, men moet haar durven
aanvaarden, want dan, dan breekt de duisternis van het bestaan, van het onbewuste, het
ongewetene en duistere in ons weg, dan valt daarin eerst de lichtende straal van onze ster als
een hoopvolle lichtende wenk, een knipogende glimlach ergens uit de hemel, een oog dat
gadeslaat om te groeien en te groeien tot het wordt een haast verzengende zon, en uiteindelijk
blijkt te zijn ons eigen wezen, dat wij gevonden hebben, zoekende door tijd en ruimte. Wij
dragen onze ster, de ster die van ons is, zoals gij Uw ster draagt of dragen zult, gejaagd
misschien door het onvolledige, uitbreiden beide armen om te omvamen al het gekende en het
ongekende, om te geven aan deze wereld onze kracht, aan al dit zijnde, om te vinden ons
zelve in al dat wat ons nu nog vreemd lijkt. Eens zullen ook wij uit onze ster een machtig zegel
zien worden, het zegel van het Koninkrijk Gods, waarin wij onszelf onthullen aan onszelf. Gij
schrijdt voort op diezelfde weg, Uw weg, Uw weg met al zijn eigenaardigheden, zijn schijnbare
afwijking van de rechte richting, zijn kronkelende gang en zijn moeilijke stijgingen. Durf die
weg gaan, durf hem accepteren met al wat hij meebrengt aan zorg en aan leed, zowel als aan
vreugde. Leef, leef als mens, leef als geest, leef door de jaren en de eeuwen heen, leef totdat
de oneindigheid U verlost, wanneer de ster U ontglijdend, verbreekt haar magisch zegel, het
gevangenhoudend pentagram, om te worden het bevrijdend krachtig werkend schild van
bewustzijn dat het goddelijke áán ons en 'in ons onthult. Dat is de ster. mag ge Uwe ster
dragen met kracht en wijsheid en mag gij nimmer wanhopen, want haar licht geleidt U naar
het punt van Uw bevrijding. En daarmee zullen wij deze meditatie besluiten. Ik dank u voor Uw
vriendelijke en welwillende aandacht en ik wens U bewustwording en kracht.

55
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 4 – 2 februari 1954

2 Februari 1954

LES 4

Goeden avond vrienden,


Met Uw welnemen zullen wij vanavond weer eerst trachten kort te bespreken datgene wat in
het vorige betoog onduidelijk is geweest; U heeft nu tijd gehad om het te overdenken.
Mag ik U een vraag stellen over wat op in het verslag staat? Het gaat hierom, dat U heeft
een uiteenzetting gegeven over de geest. Deze geest kan niet alleen bestaan uit deze
energieholten, doch er moet nog aanwezig zijn een structuur die deze energieholte bij
elkaar houdt. Deze vormstructuur omsluit deze ruimten en kan zich naar willekeur uitzetten
en samenpersen. Ik zou graag van U willen horen wat U verstaat onder deze
vormstructuur. Is dat het ectoplasma dat U bedoelt, of is dat de vorm die de materie
aanneemt als uitingsvorm van de geest?
Neen, dat is de directe begrenzing van de geest en dat zal ongeveer als volgt gezien moeten
worden. U heeft wel eens een keer een magnetisch krachtveld bezien?
Ja.
U weet dat dit veld, door zijn eigen oorzakelijkheid, komt tot een begrenzing van eigen
krachtsuiting. Is dat voor U duidelijk?
Ja.
Als zodanig kunnen wij stellen dat de eigenlijke kracht van de geest, die begrensd wordt door
een vormstructuur, en daardoor kenbaar wordt, op zichzelf als niet-vormhebbend maar wel
producerend moet worden gezien, zodat het veld begrenzend is voor een deel. En daarmee is
dan ook meen ik duidelijk de daarop volgende zinsnede n. l. dat naar willekeur dit kan worden
uitgedijd of ingekrompen, zodat een willekeurige ruimte in beslag kan worden genomen.
Hierbij verandert n. l. wel de dichtheid van het omringend veld; de oorspronkelijke kracht blijft
echter zichzelf gelijk, het bereik waarover het veld ervaringen kan opdoen echter wordt
vergroot. In het nu duidelijk, ja?
Ja, dank U wel.
Uitstekend. Zijn er nog meer problemen gerezen aan de hand van die vorige uiteenzetting?
Ja, ik zou U willen vragen of dat er dan niet op wijst dat er een zeker ijlstoffelijk karakter
moet worden toegekend aan die geest?
Ja, U kunt dat ijlstoffelijk noemen en dan heeft U gelijk, want het ijlste, of beter gezegd de
primaire vorm van stof is kracht. En zo kan elke kracht genoemd worden te zijn stoffelijk, en
naarmate deze kracht kenbaar en geconcentreerd of niet kenbaar en praktisch evenwichtig
optreedt, genoemd worden ijl of minder ijl. Dat is een zuiver relatieve uiteenzetting, maar wij,
kunnen wel vaststellen dat de geest, krachtens zijn wezen, behoort tot het gebied der materie,
zij het dan ook dat het een zeer scherpe tegenstelling is in vormuiting en wezen met de
gevormde vaste materies zoals U die kent. Verder nog iets?
Ja, ik zou nog dit willen vragen. UT heeft - op verschillende bladzijden van het verslag blijkt
dat - gesproken over bi-electriciteit, over electro-magnetisch, en U zegt ergens ook dat op
aarde niet bekend is wat eigenlijk electriciteit is, en daarom zou ik zeer graag, misschien
tor vereenvoudiging van ons beeld, van U een indruk krijgen wat U verstaat onder het
wezen der electriciteit.
Het wezen der electriciteit is dit; wanneer een veld overmatig geladen wordt, zou het in zijn
polariteit ten opzichte van andere velden een zodanige sterke werking veroorzaken, dat de
kern van een even krachtig tegengesteld veld b.v. hierdoor weggestoten, de kracht van een
gelijk gericht veld zal worden aangetrokken, waardoor beweging van de kern ontstaat. Dat is
eigenlijk het wezen van de electriciteit. En het eigenaardige is, men ziet in de wereld dit als

56
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 4 – 2 februari 1954

een beweging van electronen, maar dit is niet waar; wij hebben in tegendeel te maken met
een werking die in de atoomkern zelf een plaats vindt en waarbij dan het veld van de
atoomkern oorzakelijk wordt voor een zodanige baanverwijding van de omcirkelende
electronen, dat het electron in zijn beweging de kracht overbrengt naar de kern van het
volgende atoom. Dit is de, kwestie van electriciteit. Het is dus een verstoring van
kernverhouding, waardoor de baanverlopen van de buitenbanen veranderen en wel op een
zodanige wijze dat het ingedrongen deel wordt opgevangen, maar dat gelijktijdig, en wel in
zodanige verhouding dat de kracht en de afstand geschat moet worden, zodat een electron dat
zich dicht bij de kern in verhouding dus een grotere hoeveelheid veldkracht in beslag neemt
dan één dat ver weg is - ook een schijnbare contradictie - maar dat daardoor dus b.v. twee
electronen vrij kunnen komen, terwijl er s1echts één wordt opgenomen. Een dergelijke reactie
komt electrisch zelden voor, tenzij bij chemische werkingen, waar dit een aardverandering van
de stof ten gevolge heeft. Voor U duidelijk?
Ja, dank U.
Verder nog vragen?
Ja, mag ik nog even een vraag stellen?
Ja zeker.
Hier wordt gesproken over het opnemen van die odd-kracht via de zenuwen die door het
zeefbeen lopen en door de neusholte en de keelholte. Nu is hier één ding mij niet duidelijk:
wanneer de lucht ingeademd wordt, wordt 1/3 van die 1/3 of 4/5, laten we zeggen een
bepaald gedeelte, van die odd-kracht opgenomen door die zenuwuiteinden. En nu zou er dan
bij wijze van spreken, wanneer er 1/3 is opgenomen, dus 2/3 aanwezig zijn, wanneer die lucht
weer de neusgaten verlaat - er is gezegd dat er een preferentie is van die lucht via de mond
uit te ademen - maar wanneer je dat dan door de neus zou uitademen, dat dan die odd-kracht
door de lucht wéér meegenomen wordt. Nu meende ik dat, wanneer die lucht het eerst naar
binnen stroomt 1/3 wordt opgenomen en wanneer die er nog eens lange stroomt zou dan weer
1/3 van dat 2/3 gedeelte opgenomen worden. In de reden misschien hiervan dat lucht andere
van aard is zodat die odd-kracht dan niet meer opgenomen zou kunnen worden,
Dat is een kwestie van spanningsverhoudingen, Door het inademen heeft U een tijdelijke - ik
zal het maar weer in electrische termen zeggen - maar hebben wij een tijdelijke
potentiaal-verhoging aan de uiteinden der zenuwen die deze kracht opnemen, deze
zenuwkracht opnemen. Wanneer nu een sterk ontladen lucht daarlangs komt, kan een zodanig
potentieel verschil ontstaan dat een afvloeiing van deze kracht niet door het zenuwstelsel -
door voeding der levenskracht - maar terug naar de passerende lucht het geval is. In een
dergelijk geval zal wel niet het geheel dier kracht, dier opgenomen kracht, worden afgegeven,
maar toch een zeer belangrijk deel daarvan. Is ook dit duidelijk?
Ja, dat is duidelijk. Maar mag ik dan ook nog even iets verder hierover vragen? Hier
worden verschillende verschijnselen daarin genoemd en die verschijnselen die doen mij
denken aan radio-actieve ontledingsdeeltjes zoals o. a. radon - dat is een radio-actief gas -
die dezelfde werkingen uitoefent. Hier wordt n. l. gezegd dat wanneer deze materie, deze
energetische wervelingen - want deze radio-actieve deeltjes zijn geen energetische
wervelingen- de materie ontbonden wordt in haar kleinste delen, dus komt ook uit. En hier
zou ook dit weefseldeel ontbinden in bepaalde mineralen en gasvormige bestanddelen; dat
komt ook uit. Maar ja, er zijn natuurlijk andere mogelijkheden en dat weet in natuurlijk niet
en daarom vraag ik U wat hier eigenlijk deze odd-kracht is. Ik heb gedacht het iets was uit
het astrale licht en hier gebruikt wordt voor alle mogelijke verschijnselen in deze wereld
van eleotromagnetische trillingen.
Ja, wanneer wij natuurlijk odd-kracht willen gaan vertalen dan komen wij voor de moeilijkheid
te staan dat deze kracht uitgaat, zeer ver uitgaat, boven het normaal dimensionaal kennen
van deze wereld en dat brengt bij de beschrijving enige moeilijkheden mee. Wanneer U zegt
astraallicht is dit op zichzelf niet onjuist. Astraal licht is n. l. een werveling of trilling van zo
hoge frequentie, gedragen door spoedende deeltjes, dus deeltjes die bewegen, dat hier niet
meer gesproken kan worden van materie in de kenbare vorm, noch enige materie in de vorm
van de geest. Zij stijgt daar ver bovenuit in haar eigen trillingsgetal. Dat is astraal licht.

57
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 4 – 2 februari 1954

Wanneer we deze odd-kracht nu zien, dan is inderdaad het een feit dat deze odd-kracht door
haar zeer hoge trilling in bepaalde gevallen harmonischen wekt. En harmonischen zoals U
weet, kunnen vaak structuur-brekend zijn. Daardoor krijgen we dergelijke verschijnselen.
Wordt het duidelijk?
Ja, het is mij zeer duidelijk, vooral de laatste opmerking daar ben ik zeer blij om dat U die
maakt vanwege die harmonischen, dat die structuurbrekend zijn. Dit in verband met
bepaalde dingen waar ik mee bezig ben heb ik dat allang verondersteld en heb ik dat
gedacht om dat voor bepaalde doeleinden te benutten.
Ja, mag ik een opmerking maken daarbij?
Ja zeker.
U moet er wel rekening mee houden in een dergelijk geval, dat oorspronkelijke trillingen door
U aangewend, eveneens harmonischen kúnnen hebben die doorwerken in een andere wereld,
zodat U in een direct contact kunt komen met de astrale wereld zonder dat U eigenlijk begrijpt
precies hoe of waarom. Voor degenen die zich bezig hebben gehouden met magie, de leer van
Yoga e. d. zal het wel duidelijk zijn dat vele machtwoorden, concentratiemethoden, houdingen
e. d. berusten op dit systeem, n. l. trillingen te wekken in het eigen wezen of in de materie
rond het eigen wezen op zodanige wijze dat de harmonischen daarvan uitgrijpt boven eigen
wereldmogelijkheid. Maar dit is slechte ter zijde. Het is echter interessant om het eventjes te
memoreren, vooral wanneer men met dergelijke trillingen en trillingsverschijnselen werkt,
want dan worden daardoor waarschijnlijk verschillende schijnbare toevallen plotseling tot een
patroon, waarin men inderdaad een zekere werking kan zien en vaststellen. Dat is aardig. Ja,
ik geloof dat we zo langzamerhand uitgevraagd zijn over het vorige, of hebben we nog meer te
zeggen?
Ja, ik wou toch dit nog opmerken of althans vragen: er in mij medegedeeld geworden dat
die ademhalingsoefening die U daar heeft voorgeschreven, meer resultaten heeft wanneer
dit gebeurt met het gezicht in Oostelijke richting.
De ademhalingsoefeningen door ons gegeven zijn niet gericht, althans voorlopig niet, op het
tot stand brengen van meer dan een perfect harmonisch ritme binnen Uw eigen lichaam.
Vandaar dat sommigen Uwer misschien zullen denken dat we in ons voorschrift zijn
teruggegaan inplaats van vooruit, als U de verschillende voorschriften. althans vergelijkt. Maar
ik verzeker U dat voorlopig Uw persoonlijk ritme van ademhaling belangrijker is dan de
houding die men aanneemt, ofschoon dit in verband met de werkingssnelheid van de aarde
zelf, die dus ook draait en wervelt, natuurlijk ook van aardkrachten gebruik gemaakt kan
worden om bepaalde oefeningen te verbeteren in uitwerking ofwel slechter te maken. Het is
heel bekend dat alle mystiek zich altijd naar het Oosten richt en dat komt weer omdat men op
deze wijze de stralen positief en niet negatief ervaart die ontstaan bij de snijding van
uitstraling van andere hemellichamen en het veld van de aarde. Dat is eigenlijk de hele
kwestie. Maar dat is dus iets in de wereld buiten U, waar wij ons althans voorlopig niet mee
bezig behoeven te houden. U moet eerst Uw ei gen huishouding een beetje op orde hebben
voordat we verder kunnen gaan en een etalage voor de buitenwereld openmaken. Nou
vrienden, dan zullen we maar weer eens van wal. steken. De vorige maal heb ik getracht om U
duidelijk te maken dat wij de stofwereld en de wereld van de geest moeten zien als twee
vergelijkbare grootheden; dat, bepaalde ethische waarden buiten beschouwing latend, men
kan komen tot een opbouw van de geest langs zuiver redelijke, logische en op de materie
gebaseerde weg. Ik hoop U verder duidelijk gemaakt te hebben dat de wisselwerkingen tussen
stof en geest, van zeer groot belang moeten worden geacht,niet alleen voor het lichamelijk
maar zeer zeker ook voor het geestelijk welzijn. En daarmee dan kunnen we verder gaan.
Aannemende dat Uw stof en Uw geest ten opzichte van elkaar harmonisch zijn - de
harmonischen uit Uw vraag komen ook hier weer naar voren, want zij zijn, nog steeds
verschillende ervaringswerelden - maar mits zij harmonisch zijn, klinkt wat in de ene wereld
ervaren wordt onmiddellijk door kenbaar in de andere, zij het dan getransponeerd op een lager
of hoger trillingsgetal en daardoor zwakker in eigen waarde. is dat voor U begrijpelijk, ja? Dan
moeten wij dus, uitgaande van dit standpunt, zeggen: het is vóór alles noodzakelijk dat de
mens harmonisch is, harmonisch leeft, harmonisch denkt. Harmonisch zijn kan men echter
alleen wanneer men het eigen wézen volledig tot uiting laat komen. Het is begrijpelijk dat

58
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 4 – 2 februari 1954

diegenen die zich door de buitenwereld ten dele laten beïnvloeden, zonder hun eigen mening
prijs te geven, in een voortdurende staat van disharmonie verkeren. Elke van buiten komende
trilling is een interferentie ten opzichte van de eigen trilling en hierdoor krijgen wij een
resultante kromme die disharmonisch is t. o. v. de geest en als zodanig het de geest
onmogelijk maakt om zich in de stof verstaanbaar te uiten. Is dat voor U begrijpelijk; geen
vragen over? Niet? Wij moeten nu, wanneer wij beginnen bij onszelve, dus allereerst de eis te
stellen: ik moet volgens mijn eigen weg zalig worden, daar heeft niemand verder iets mee te
maken. Wat de wereld ervan zegt doet niet ter zake zolang als het voor mij slechts goed is. Dit
betekent dat een zekere isolering t. o. v. de buitenwereld, althans waar het aangaat Uw eigen
ervaren van goed en kwaad, een noodzaak is voor geestelijke bewustwording. Acceptabel? U
zult, indien U geestelijk verder wilt komen, hierop U allereerst moeten baseren. Dan blijft
echter het grote probleem: hoe kan de
geest spreken in het lichaam? Op grond van het voorgaande hebben wij reeds ons voorgesteld
dat een harmonische van wat in de geest zich afspeelt in de stof een trilling op kan wekken,
dat een harmonische trilling dus ontstaat waarbij een, zij het getransponeerd replica van de
oorspronkelijke ervaring, enigermate in het lichaam wordt afgedrukt. Dit betekent dat elk
geestelijk denken en ervaren door het lichaam mede te beleven is en als een bewust ervaren
ondervonden kan worden. Er zijn mensen die waanzinnig worden omdat zij de verhouding tus-
sen geest en stof niet juist kunnen zien en instellen. Het ene ogenblik is hun stofleven
overheersend en schakelen zij de geest uit, wat een ontwrichting van de geestelijke krachten
betekent, het andere ogenblik laten ze de geest, die vaak dan reeds ontspoord is, vrij spel en
krijgen we een aantal lichamelijke reacties die absoluut intolerabel zijn. U zult dat natuurlijk
moeten voorkomen. Wat men ook doet, men mag nooit en te nimmer verliezen twee punten:
het geloof in eigen eenheid met de Schepper en de zekerheid dat men te allen tijde verant-
woord en redelijk moet handelen. Het laatste klinkt U misschien wat vreemd. Maar
verantwoord en redelijk handelen wil niet alleen zeggen theorieën opbouwen, het wil ook
zeggen, vooral zeggen de overtuiging der feiten toetsen aan eigen ervaring en daardoor
nieuwe feiten scheppen die zonder met de ervaring in conflict te komen, aan eigen verlangen
en begeren zover mogelijk tegemoet komen. Aangenomen voor een ogenblik dat U deze
toestand heeft bereikt, wat zien wij dan? Een volledige ervarings- en krachtuitwisseling tussen
geest en stof. Hier nu komt de odd-kracht wel zeer sterk naar voren, want "mijn geest", zo
kunt ge zeggen, "is zodanig sterk dat hij kan interpreteren datgene wat het lichaam niet
bevatten kan, hij kan o. a. vaststellen het totaal van interne omstandigheden bij een ander,
kan diens hele organisme desnoods nagaan, en zien welke kracht noodzakelijk is om dit
organisme of lichaam wederom in redelijke staat te brengen. " Dit is dus een kleine
voortzetting als het ware van de z. g. inspiratieve diagnose. Wanneer ik dit kan, ik kan
vaststellen wat nodig is, dan kan ik mijn eigen levenskracht, door het erkennen van mijn geest
geleid in de juiste richting, zenden om in het lichaam van een ander dat deel van het weefsel
te versterken dat daarvoor in aanmerking komt. Dus gebruik van odd-kracht die overgedragen
wordt aan anderen, betekent te allen tijde een versterking van weefsels en nooit en te nimmer
een ontsmettende of een vernietigende daadstelling; dit is onmogelijk. Ik kan nu deze kracht,
deze odd-kracht dus dirigeren in het lichaam van een ander. Maar kan ik meer doen? Ja, ik
kan op een gegeven ogenblik mijn eigen geestelijke kracht dirigeren, zonder daarbij mijn
lichamelijke krachtreserves aan te spreken. Ik spreek dus ook niet aan die odd-kracht, maar ik
gebruik de bewustzijnsformule die bij de geest geldt, kom tot een overdraging van een door
mij van te voren vastgelegd denkbeeld op een zodanige wijze dat dit in de andere geest als
volledig bevattelijk wordt aanvaard en ook tevens voor het lichaam redelijk aanvaardbaar is.
Het effect van de harmonische trilling die deze geestelijke ervaring in de stof opwekt kan
evenzeer genezend of beïnvloedend werken. Hier echter geen voorbehoud;. hier kan de
werking zowel vernietigend als opbouwend zijn.
Dat hangt af van de gedachte dus.
Dit hangt af van de noodzaak in het wezen zelf. U kunt de gedachtenkracht geven, U bent
echter niet in staat, wanneer U het beeld hebt gegeven plus de trilling die het beeld voor het
lichaam van de ander verstaanbaar in diens geest wekt, de verdere werkingen binnen dat
lichaam verder te bepalen. Is dat duidelijk?

59
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 4 – 2 februari 1954

Ja.
Dus hier wordt een stimulans gegeven aan de wilskracht. Op dit laatste principe nu berust een
groot gedeelte van de suggestie, maar ik weet niet of U er zich van bewust bent dat een
voldoende sterke suggestie een langzame werkelijkheidsverandering tot stand kan brengen.
Heeft U daar wel eens van gehoord?
Ja.
Ja? Best. M. a. w. kan de geest het lichaam zodanig sterk beïnvloeden, dat de van het lichaam
uitgaande trilling voor de omringende materie vervormend wordt. Op grond hiervan de
stelregel: de geest is superieur aan alle materie, ofschoon zij zonder deze materie niet redelijk
bestaan kan. Acceptabel?
Ja.
Dan hebben wij het grote punt voor vanavond gemaakt en vastgesteld, hét voornaamste punt,
en dan kunnen we nu overgaan tot de beschouwing daarvan. Wanneer wij, op grond van al
hetgene wat wij totnogtoe, gezamenlijk besproken hebben, stellen: de geest is te allen tijde
superieur aan de stof, ofschoon hij zonder de stof geen redelijk zelfstandig bestaan kan voeren
- dus wel een onredelijk,- dit ligt geïmpliceerd in de zin -, dan kunnen wij ook zeggen dat alle
stof, alle materie geschapen wordt door de geest. Wanneer men zegt dat de mens Gods beeld
en gelijkenis is, dan is dit in zijn zelfbeschouwend bestaan inderdaad waar; de mens zelve is
dus in staat om te zegrem, te scheppen, en niet alleen te herscheppen met de handen, dus
werkende, maar zelfs te herscheppen met zijn bewustzijn, met zijn geest. Dit geldt in
zwakkere mate voor de geest zelve. Men heeft ons vaak gezegd; waarom grijpt gij van de
geest niet in het leven van de stervelingen, veel meer dan ge nu doet? Hier heeft U het
antwoord: omdat wij geen lichaam heb ben dat wij een harmonische op kunnen leggen dat
stofvormend en bedwingend werkt direct in de wereld der lagere materie, maar ons daarvoor
eerst een medium moeten zoeken, een middelstof of een middelweg, persoon zijnde of niet. Is
dit ook begrijpelijk?
Ja.
Nu kunnen wij echter stellen dat, waar onze geest buiten een stoffelijke persoonlijkheid, in
staat is op bepaalde wijze zijn harmonische gedachtenkracht, dus de harmonische van een
denkbeeld vaat te leggen in bepaalde stoffen, dat de praktijk van magie en fetischisme
uiteindelijk een wetenschappelijk basis en grondslag heeft. Vindt U dat een beetje sterk of
kunt U daarin meegaan?
Ja zeker.
Nu komen we echter aan een belangrijk iets. Wanneer de geest of de mens in een bepaald
voorwerp dus een deel van de eigen persoonlijkheid - geestelijke persoonlijkheid - kan
realiseren in een de stof beïnvloedende en aan de stof aangepaste vorm, dan is dit ook voor U
mogelijk. Het vervolg van ons betoog van de vorige week zegt dus; de geest, gezien als
materiele mogelijkheid, kan juist bestaans- en zijnsvorm niet leven zonder al datgene
waarmee hij, hetzij direct of door het contact in de stof in aanraking komt, te beïnvloeden.
Anders gezegd: in elk voorwerp ligt een deel van de persoonlijkheid van de maker plus het
deel van de persoonlijkheid van de gebruiker; deze beide treden te allen tijde beïnvloedend op
voor derden. Nu is dit een zeer aardige stelling, maar zonder meer niet praktisch bruikbaar.
Nemen wij nu aan echter dat wij dit onbewust gebeurende thans bewust doen plaatsvinden.
Denkt U alleen maar eens aan de, volgens sommigen van U, wat operetteachtige
plechtigheden van de instraling der draagtekens bij de Orde. Dat is geen hokus-pokus, 't is
geen humbug, 't is een werkelijke waarde. Wij leggen in een andere materie invloeden vast die
karakterbestendigd kunnen zijn, die verder bepaalde tendenzen binnen het karakter, stoffelijk
en geestelijk, kunnen bevorderen. Dit kunt gij ook doen. Wanneer een arts met een patiënt
bezig is die in werkelijkheid niet ziek, maar onder een ziekte-suggestie verkeert, wat doet de
arts; Hij gebruikt zijn methode en schrijft een geneesmiddel voor dat waarschijnlijk
grotendeels bestaat uit kleurstof, aqua destillata en een smaakje, dat misschien wel, wanneer
het geval wat ernstig is, onaangenaam dient te zijn, opdat men vooral overtuigd is dat het
toch een geneesmiddel is. Wanneer de arts dit zelf klaar zou maken, zou er niet alleen een
suggestie optreden van verbetering, van genezing en hulp, maar bovendien een tweede
suggestie van ridicule; de patiënt zou bij een langdurig gebruik en een voortdurend in zijn
60
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 4 – 2 februari 1954

nabijheid hebben van op een dergelijke wijze bereide dranken, zichzelf belachelijk gaan
vinden. Dit zou in sommige gevallen zeker tot een snellere genezing bij kunnen dragen. Een
ander voorbeeld. U werkt, laten wij aannemen, meer technisch en U bent bezig om een
bepaalde laboratoriumproef te doen. Nu laat U een gedeelte daarvan over aan anderen. Elk
van deze anderen heeft omtrent zijn deel van het werk een eigen opvatting en deze opvatting
zal, vooral wanneer een lichamelijk contact v oor de proef noodzakelijk is, mede zijn
vastgelegd in het product dier eerste proef. Zo zouden wij dus vast kunnen stellen, dat, is
eenmaal een bepaald deel der arbeid zover dat het verricht is, dat men zeker weet: volgens dit
procedé kan ik dit bereiken, het eigenlijk noodzakelijk zou zijn voor verkrijging van grootste
homogeniteit dat de uiteindelijke volbrenger van het experiment ook deze voorbereidingen
zelve meemaakt of in de hand heeft. Dit betekent dat, wanneer een handelaar of koopman op
handelsgebied niet overtuigd is dat zijn product de volle waarde is, hij ondanks alle
verkoopstechniek niet zal kunnen verkopen, waar in het voorwerp zelf een
minderwaardigheidsgedachte ligt die, vooral bij de achterdocht van de koper, die veelal
bestaat in meerdere of mindere mate, onmiddellijk aanklinkt en daardoor, met of zonder
reden, tot een verwerping van het eventueel te kopen voorwerp doet overgaan. Begrijpt U hoe
deze machten, misschien zonder dat U het zelf weet, elke dag in Uw eigen leven meespelen?
Begrijpt U hoe een geschoold gebruik maken van deze krachten een verbetering zou kunnen
betekenen van Uw eigen levensmogelijkheden, maar ook van het leven van anderen?
Onthoudt U dit, elk voorwerp waar een gedachte in leeft, door U daarin gelegd, die niet alleen
stoffelijk redelijk, maar redelijk en toch gevoelsmatig naar voren wordt gebracht, is een
krachtige inductor, die andere personen beïnvloedt. Het gebruikmaken van inductoren om de
geest van anderen zeer sterk in Uw richting te doen klinken is in vele gevallen gebruikelijk,
ofschoon men niet eens weet dat men dit doet. Voorbeelden daarvan zijn; heiligenbeeldjes,
rozenkransen, foto's en borstbeelden van bekende politici en staatslieden, politieke werken die
niet leesbaar zijn, maar als symbool dienen. Deze hebben hun grote waarde slechts dan,
wanneer ze inderdaad vervaardigd zijn door vereerders van die heiligen, gelovers aan de
kracht van het rozenkransgebed, personen die dergelijke politici en staatslieden sterk zijn
toegedaan etc. De hele wereld is vol met inductoren. U zult U moeten realiseren in hoeverre
deze inductie Uw eigen gedrag beïnvloedt. Wanneer U dat doet dan zult U eerst werkelijk de
superioriteit van de geest over de materie kunnen bewijzen, waar U dan in staat bent elke
stoffelijke inductor om te schakelen volgens Uw eigen wezen, alleen door de realisatie van de
inductiewaarde van het voorwerp en de vastlegging daarvan in een symbolische handeling, en
die kunt U maken zoals U zelf wilt. U kunt het bewieroken, U kunt het electrocutioneren, U
kunt het alleen begraven, U kunt het wijden, U kunt het verwerpen of opnemen en zeggen: nu
draag je mijn kracht. Dan het symbool. Het symbool is een aanduiding van een
wilsvolbrenging in de stof, waardoor het totaal van de realisatie, geestelijk en stoffelijk, kan
worden uitgestort. Dus de eerste beweging voltooit in dergelijke gevallen de totale handeling.
Zo; nu heb ik een aardig betoog gehouden weer voor U en dat brengt verschillende
consequenties met zich mee. Heeft U daarover op het ogenblik vragen te stellen?
Ja, ik wilde U nog wat vragen. Net zo goed als het noodzakelijk is dat iemand die technisch
uitvoert, een zekere leertijd moet doormaken om die techniek te beheersen of de wijze
waarop hij dat doet, is het toch ook noodzakelijk, wanneer hij deze dingen wil hanteren en
tot een bepaald vooropgezet doel wil komen, dat hij dat ook moet leren. Inderdaad. En hoe
leert men?
Door de ervaring.
Door de ervaring.
Ervaring is de hardste maar tevens de beste leermeester die totnogtoe gevonden is. De theorie
die tracht om je bij te brengen, door U de grondslagen en principes van deze waarden te
verklaren zoals wij die zien. Wilt U ze in toepassing brengen, dan zult U daar dus rekening mee
moeten houden. We induceren dus ook bij U een zeker iets, n. l. een zeker kennen en een
zeker voorbehoud. Verder zult U daar praktisch mee moeten werken en kunt U niet
verwachten tot onmiddellijke grote resultaten te komen, maar op de duur worden deze
resultaten steeds sterker, steeds beter, naarmate men rationeler en doelmatiger gaat werken.
Voldoende antwoord?

61
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 4 – 2 februari 1954

Ja. Nu wilde ik nog even wat vragen, n. l. over deze magnetische kracht. U zegt hier over
het magnetiseren van bepaalde voorwerpen en daar een kracht aan geven, dat deze
voorwerpen van een bepaalde structuur, van een bepaalde materie zijn die daar gunstig
voor is. Hoe kunnen wij dat weten welke materie daarvoor gunstig is, voor die magnetische
kracht? Hoe kunnen wij het inzicht verwerven daarover?
Kijk eens, wij kunnen natuurlijk wel een structuurformule bezien, we kunnen ook wel een
intermoleculaire opstelling zien, maar hoe kunnen wij aan de weet komen om te zeggen: kijk
eens, dat is die en die stof, of die stof heeft die en die eigenschappen en die is daar en daar
voor geschikt?
Ja.
Nu, ik wil U wel eens een vingerwijzing geven. De hardheid der stof zelve staat mede in
verband, zoals U weet, met haar eigen moleculair-structuur. Hoe harder de stof is hoe
moeilijker zij te beïnvloeden is, maar daartegenover: hoe sterker en hoe langer zij de
geïnduceerde invloed dragen zal en deze naar buiten uit zal dragen. Vandaar dat sommige van
de grootste onheilbrengers of zegen brengers edelstenen zijn, en wel in het bijzonder
diamanten, diamant dat uiteindelijk, wanneer we het juist uit willen rekenen, een
hardheidsgraad heeft van ongeveer 42, vergelijkend uitgewerkt dus. En aan de andere kant
kunnen wij vaststellen dat voor impulsen die ogenblikkelijk en wel zo sterk mogelijk moeten
worden vastgelegd, maar waarvan de blijvende, de eeuwigblijvende waarde niet zo belangrijk
is, wij bij voorkeur gebruik moeten maken van die stoffen die slechts weinig chemische
verbindingen aangaan, en zeer zeker moeten wij vermijden stoffen die dus verbindingen
aangaan met bestanddelen der atmosfeer; deze zijn de beste dragers daarvoor.
Zouden wij deze proeven niet ook op planten kunnen doen om te zien hoe deze planten
daarop reageren, of ze snel reageren of niet, omdat een plant een levend systeem is
waarvan wij weten: kijk eens, die plant groeit onder die en die omstandigheden zo, en
wanneer wij deze plant magnetiseren dan wordt de groei versneld of de bladvorming wordt
vergroot, of de bloesem wordt groter of gaat sneller haar vrucht dragen en dergelijke
dingen meer. Misschien is het voor ons via het gezichtszintuig waar te nemen en het
andere is niet met het gezichtszintuig waar te nemen.
Inderdaad.
Wij kunnen, laten we zeggen een diamant magnetiseren, maar wij weten niet hoe sterk die
is en of het voldoende gemagnetiseerd is. Het is allemaal heel aardig gesteld. Allereerst
mag ik dan vertellen en er de aandacht op vestigen dat het woord "magnetiseren" geheel
het Uwe is en door mij uitdrukkelijk niet werd gebruikt. Neen, ik bedoel dat maar als een. .
. aanduiding van het symbool, van de wilskracht dus.
Accoord. Nu moet U één ding goed onthouden. Een plant is een levend organisme, zoals U zeer
juist weet. Een levend organisme zal dus wel zeer ontvankelijk zijn voor Uw uitstraling, maar
het zal niet in staat zijn die uitstraling vast te houden zonder zin eigen karakter te
verloochenen. De reactie van het levende organisme zal dan zijn: een onmiddellijke
verslapping van eigen krachten, die zeer sterk tot uiting komt wanneer Uw beïnvloedend
krachtveld verloren gaat, m. a. w. U zult dan een tijdlang de levenskracht van een dergelijke
plant nadelig beïnvloeden wanneer U ophoudt met het geven van deze suggestie, van deze
kracht, wanneer U deze impuls dus vastlegt daarin. Wel kunt U, als U dit Inderdaad lang
genoeg volhoudt, bepaalde mutatievormen verkrijgen, die op zijn minst genomen zeldzaam
zijn, waar zij eigenschappen bevatten die totnogtoe niet vast lagen in de plant in kwestie. U
kunt dus geheel nieuwe eigenschappen op een dergelijke wijze in enkele geslachten tot stand
brengen zonder verdere menging etc. Hetzelfde geldt voor dieren. ook dieren zijn bevattelijk
voor Uw eigen uitstraling, maar U kunt ze niet maken tot een gelijkenis aan Uw
persoonlijkheid. Dat is heel eigenaardig. De mens is gemakkelijk te beïnvloeden, omdat hij
redelijker is in zijn denken en -we zullen maar heel zelden zien dat een dier op een mens gaat
lijken, maar heel vaak dat een mens op een dier gaat lijken, dus dat de mens het dier
benadert in plaats van het dier de mens. Dit zullen we goed in de gaten moeten houden, want
dit betekent voor ons dat als inductievoorwerp, als inductor, dier noch plant - wanneer zij een
hoger georganiseerd leven bezitten zeer zeker niet bruikbaar is. Is dat duidelijk?
Ja.
62
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 4 – 2 februari 1954

En dat dus de resultaten die U ziet, in hoofdzaak in het levende organisme zelf worden
verwerkt en ten opzichte van de omgeving weinig of geen invloed zullen hebben. Is ook dat
duidelijk?
Ja.
En dan hoop ik dat het zo weer behoorlijk redelijk gezegd is.
Dank U wel
Mag ik nog iets vragen?
Zeer zeker.
U heeft in het begin gezegd dat het van groot belang is dat de mens zijn harmonie
bewaart, en nu vraag ik; hoe is het voor een sensitief persoon mogelijk - kunt U ons
daaromtrent aanwijzingen geven - om zich te isoleren van invloeden?
Begeer niets en vrees niets. Een beetje eenvoudig misschien en toch de enige volmaakte
isolatiemogelijkheid die U heeft in Uw wereld. Voor niets bang zijn en niets begeren, nergens
naar haken, alles accepteren, goed, maar niet ernaar verlangen, niet het als een noodzaak
voor Uw eigen welzijn stellen. En als U deze twee dingen heeft, bent U geïsoleerd van Uw
wereld, want de hele wereld rond U beïnvloedt U, In hoofdzaak krachtens het menselijke
wezen, door de vrees voor verlies, leed etc. en het begeren naar datgene wat nog niet in Uw
bezit is. Dat zijn de regerende krachten. Wanneer U deze beide uitschakelt bent U dus voor
alle in deze Uw wereld geldende krachten, praktisch onaantastbaar. Waar U echter deze
onaantastbaarheid bereikt hebt, heeft U dan ook tevens het volledig harmonische met Uw
geest bereikt, want de geest kan zich een verlangen naar een bepaald iets niet voorstellen.
Denkt U dat de geest zich werkelijk in kan stellen, b.v. op de voortdurende begeerte om te
roken, te drinken of iets dergelijks? Dat kan niet, dat zijn geheel verschillende waarden.
Wanneer echter deze waarde anders wordt gezien, n. l. niet als een behoefte en noodzaak of
iets wat men vrezen moet, maar als een normaal deel van het leven, dan wordt het ervaring.
Ervaring is voor de geest een noodzaak zelfs, en als zodanig is elke directe onbeïnvloede
ervaringstrilling harmonisch met de geest. Zo zal de geest dan ook op deze zelfde manier
harmonisch mee kunnen leven in Uw daden en daar beïnvloedend werken. Voor U duidelijk?
Ja.
Mag ik U nu misschien eens even iets vragen? is die odd-kracht op enige materiële wijze te
richten? Ik haal die nu wel in met mijn ademhalen, maar ik kan me voorstellen dat je
mensen hebt die dat onvoldoende doen, dus dat je wel eens gaarne een zekere wijze
daaraan zou willen toevoegen. Kunnen we dat, evengoed als we lichtstralen kunnen
convergeren, met die odd-kracht ook doen?
Nu, U zou alleen odd-kracht kunnen concentreren en daardoor dus de opnamemogelijkheid
vergroten bij beperkte opname. Dit zou uiteindelijk een kwestie zijn van krachtvelden die in
bepaalde verhouding staan. Het is een kwestie van steeds wisselende spanning, op een
zodanige wijze aangelegd, dat de patiënt tussen de spanningspunten zich bevindt. Denkt U
maar aan een soort lamp met een plaat, dus met een anode en een kathode, de patiënt
bevindt zich daartussen. Nu is het zeker dat een beïnvloeding door bepaalde trillingen een
weerklank vinden in de kosmos en dus een parallelstroom doet wekken. Wanneer deze
parallelstroom zich ruimtelijk omschreven beweegt, doet zij dit in ongeveer dezelfde richting
als de opgewekte trilling; daar is maar heel weinig afwijking bij mogelijk, hoogstens kunnen
wij zeggen dat bij het stoffelijke de buiging iets sterker zal zijn, dus de volging van de aardlijn,
nietwaar, bij een voortplanting eventueel iets sterker zou zijn dan bij de odd-kracht zelve.
Het was mij n. l. de bedoeling, of het langs enige mechanische wijze te doen was, want nu
zei U hier o. a. natuurlijk van kathodebuizen en dergelijke dingen meer. En gaat nu
eigenlijk ook zo, waarom ik het vraag, om diverse toestanden in een lichaam te kunnen
opwekken, dus ook diverse zenuwcentra en -banen.
Juist, als U dat wilt doen dan kunt U het beste gebruik maken van een onhoorbaar geluid,
supersonisch geluid dus; supersonische trillingen, die zijn voor het organisme het sterkst
beïnvloedend.
Kunt U ook golflengten opgeven?
Voor welke doeleinden heeft U ze nodig precies? Dan zal ik het na laten zoeken.
63
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 4 – 2 februari 1954

Bewustzijnsdaling geven.
Bewustzijnsdaling geven.
Dus iemand bewustzijnsdaling geven zonder daar bepaalde medicijnen voor te gebruiken,
die toch ook weer hun negatieve aspecten hebben. Volgt U? Dus dat we op volkomen
natuurlijke wijze dit leiden, en dat gaat natuurlijk over het centraal zenuwstelsel.
Ja, ik zal het na laten gaan, maar ik vermoed dat we hier eerder in het subsonische dan in het
supersonische komen.
Mag ik hier een antwoord op geven?
Ja.
Bij veertien duizend perioden krijgt U al deze merkwaardige werkingen. Dan zijn er nog
hele bepaalde frequenties die zeer specifiek zijn, die wij in het hele spectrum af kunnen
zoeken, die deze werkingen veroorzaken en die kan ik wel mededelen wanneer het zover
is, welke frequenties dat zijn.
Ik geloof dat in deze de heren ook met elkaar zich kunnen verstaan. Ik zal in ieder geval,
onafhankelijk van Uw eigen besprekingen of onderzoekingen op dit gebied, zelf trachten uit te
vinden wat voor U de beste weg is, d.w.z. de minst schadeveroorzakende.
Dat zal ik op zeer grote prijs stellen.
Mag ik nog een vraag stellen?
Inderdaad, gaat Uw gang.
Uitgaande van het begrip van geestelijke inductie, kan ik mij voorstellen dat wij mensen,
zoals we hier leven, elkaar door suggesties en gedachtenkracht kunnen beïnvloeden. Mijn
vraag is deze, omdat U het daarnet ook had over dat U als geest ons via een medium
bepaalde gedachten kunt suggereren of induceren, zou ik U willen vragen of het ook
mogelijk is om via geestelijke weg, gebruik makend van een medium, geestelijk een
stoffelijk lichaam in deze wereld te genezen.
Ja, dat is inderdaad mogelijk, ofschoon we dan uitdrukkelijk erbij moeten zeggen dat het
medium van een bepaalde geschapenheid moet zijn, dus van bepaalde kwaliteiten, maar dat
op een dergelijke wijze, mits een voorstelling van en een contact met de te genezen persoon
aanwezig is - dat kan dus via een inductor geschieden - zeer zeker het genezingsproces in vele
gevallen op dergelijke wijze sterk bevorderd of bespoedigd kan worden, dat is inderdaad waar.
En in dat wat wij verstaan onder geestelijke genezing?
Dat is althans wat U er onder zou moeten verstaan; het is niet altijd dat wat U er onder
verstaat. Er heersen veel misvattingen en veel primitieve en symbolische voorstellingen, maar
het is dus inderdaad mogelijk en zowel vanuit de geest als vanuit de stof, maar steeds door
middel van een medium, steeds door middel van een punt waarin de kracht kan worden
opgeslagen en als accumulator dienen, met een directe toeleiding tot de persoon die geholpen
moet worden dan fungeert.
Dank U wel.
Ik wilde nog iets vragen. Zit er dan ook geen gevaar aan verbonden dat, als men b.v. door
personen die vol haatgedachten zitten b.v. in een gevangenis, gebruiksvoorwerpen of
sieraden laat maken, of dan ook die haatgedachten in die voorwerpen gaan zitten?
Dat kan inderdaad zijn, ja. Het brengt met zich mee dan natuurlijk dat die haatgedachten van
die personen gericht zijn tegen een bepaald systeem of stelsel en verder tegen bepaalde
persoonlijkheden. Deze beïnvloeding blijft inderdaad aan de door hen vervaardigde
voorwerpen kleven, maar in de praktijk kunnen wij zeggen dat een dergelijk voorwerp over het
algemeen te zelden in handen geraakt van hen die in een onmiddellijk contact met de bewuste
persoon of omstandigheden komen, en als zodanig is het bezwaar dus betrekkelijk klein,
vooral daar de meeste sieraden die in dergelijke instellingen vervaardigd worden m. i. meer
zullen bestaan uit snel zich oxyderende metalen dan andere, en daarmee gaat dus een deel
van de eigen structuurverandering en kracht al direct teloor. Ik gelooft vrienden, dat we het
hier een ogenblik bij kunnen laten Nu wil ik alleen dan nog ten opzichte van Uw ademhaling
wederom een kleine raadgeving naar voren brengen. Wanneer U totnogtoe deze
ademhalingsoefeningen inderdaad volbracht hebt - heeft U dat niet gedaan dan moet U even

64
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 4 – 2 februari 1954

voorzichtig zijn met wat ik U hier vertel - dan moet U eens proberen om het volgende te doen.
U legt het lichaam dus zo ontspannen mogelijk, elke spanning in U die U nog voelt die moet
weg; U onderzoekt zich als het ware nog geestelijk gespannen, of dit lichaam wel werkelijk
geheel ontspannen is. Wanneer U dat gedaan heeft haalt U adem. Deze ademhaling voert U
op, U verbindt aan deze ademhaling de sensatie van het opgaan. U ademt uit en U gaat neer.
U zweeft als het ware in de ruimte en elke ademhaling betekent dus een opzweven en een
langzaam neerdalen. U heeft deze voorstelling waarschijnlijk pas na enkele malen proberen
voldoende onder de knie om deze sensatie enigszins mee te kunnen voelen. Heeft U deze
sensatie eenmaal, ten dele althans, kunnen verwerkelijken, dan gaat U verder en dan gebruikt
U daarbij de genoemde ademritmen, en wel bij voorkeur een ademritme waarbij een langzame
in ademing gevolgd wordt door een tenminste gelijkdurende pauze, waarna een gelijke lengte
van uitademing volgt. Wanneer U dus dit wilt doen onder een normaal op de polsslag
afgestemd systeem, dan zou ik U aanraden in het begin 6, 6, 6 en later 8, 8, 8 te nemen. U
kunt het uiteindelijk opvoeren tot 16, tot 20 toe misschien zelfs, maar ik zou me niet aan
dergelijke krachttoeren wagen, waar de duur van de ademhaling op het ogenblik voor U nog
niets te betekenen heeft, wel de gelijkmatigheid ervan, en vooral deze sensatie. Zij brengt n. l.
een bepaalde voorstelling teweeg die de geest iets vrijer maakt in het lichaam en daardoor Uw
geestelijke ontvankelijkheid sterk kan vergroten. En dan dank ik U voor Uw aandacht, kunt
daarna met de volgende vriend, vriend Jozef, verder gaan, Goeden avond.
Goeden avond vrienden,
Nu hebben we ons zo het eerste gedeelte weer bezig gehouden met allerhand problemen die
speciaal van onze kant afkomen, maar voor het tweede geval kunt U natuurlijk zelf ook wel
weer vertellen of U een bepaald onderwerp interessant vindt, dan kunnen we daar over
spreken. Ik kom toch uiteindelijk op mijn eigen onderwerp terecht, dus het geeft niets wat U
begint aan te snijden.
Zouden wij dan misschien Uw zienswijze mogen weten over de acupunctuur.
De?
De acupunctuur, dat is die oude Chinese. . . .
Ach ja, ik weet al wat U bedoelt. Nu, kijkt U eens, dat is eigenlijk een heel eigenaardige
geschiedenis, want zoals U weet bestaan er ongeveer zeventien honderd verschillende
methoden om die punctuur toe te brengen. Kijk eens. die Chinezen die gingen natuurlijk uit
van een ander standpunt dan de mensen tegenwoordig. Als je op het ogenblik de geneeskunde
ziet dan denken ze steeds aan de bloedbaan als het meest belangrijke, maar de Chinees die
dacht er anders over, die zei: kijk eens, het belangrijkste doel van een menselijk levensstelsel,
van een levensysteem is uiteindelijk het zenuwstelsel, en nu heb ik daar te maken met een
groot aantal knooppunten van zenuwen, en elk van die zenuwen brengt een bepaalde impuls
over die een reflex rekt. Wanneer ik nu een kwaal heb met een bepaalde karakteristiek, dan
moet ik dus trachten om die reflexen te gebruiken die juist die karakteristiek van de kwaal
eigenlijk tegenwerken; ik moet de zaak langs de zenuwen aanpakken. En in het begin was dat
betrekkelijk eenvoudig, maar op den duur is dat een heel ingewikkelde cultus geworden, zoals
alle dingen trouwens een cultus worden op aarde. De filosofie hiervan is alweer heel
begrijpelijk. Per slot van rekening, wanneer je te maken hebt met een snelverkeersweg die
snel en foutloos alles overbrengt, waarom zou je dan jezelf aan die onbetrouwbare bloedbaan
overleveren? En die Chineesjes die hebben dat heel goed bekeken, die zijn begonnen met
enkele proeven. Het is een ervaringswetenschap hoor, laten we dat even vooruit vaststellen;
deze punctures zijn alle door ervaring uiteindelijk vastgesteld, maar aan de hand daarvan
hebben de Chinezen kaarten gemaakt, Ik weet niet, hebt U ze wel eens gezien?
Ja.
Nu, dan weet U wel hoe fantastisch eigenlijk deze kaarten zijn qua anatomische kennis. En dat
is zoveel temeer opvallend, omdat de Chinese geneesheer over het algemeen zeer weinig kans
kreeg om zijn levende patiënten nu eens eventjes goed te onderzoeken. Het is dus grotendeels
eigenlijk opgebouwd door het waarnemen vooral aan een dood object. Nu waren ze in China
nooit erg bang om iemand eventjes dood te maken, dus sectie kon er plenty verricht worden,
en verder hadden ze soms zelfs specialisten in het pijnigen - en nu weet U dat ook pijnigen

65
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 4 – 2 februari 1954

uiteindelijk een spelen is, naast natuurlijk op de psyche van zo iemand op zijn zenuwstelsel -
en daar kwamen ze tot eigenaardige conclusies, o. a. de conclusie dat, als je op een gegeven
ogenblik rheumatiek hebt in je rug, dat je die hele rug met rust kunt laten en dat je door
bepaalde stimulerende prikjes te geven op de ar men en de benen, dat je daar een genezing
kunt krijgen. Nu vind ik het leuk, dat U dit onderwerp kiest, want het past erg goed natuurlijk
bij mijn eigen onderwerp, wat uit de aard der zaak enigszins filosofisch is. Maar laten we
verder gaan eerst met die punctures. Alles wat via het zenuwstelsel werkt heeft een grotere
invloed op het lichaam dan iets wat slechts via een bepaald orgaan of organisme werkt. En
waarom? Omdat de zenuwen onmiddellijk hun reactie geven naar boven, dus naar het
reflexpunt, en vandaaruit niet slechts één organisme, maar alle organismen in een bepaalde
verhouding in het spel gebracht worden. En dat is natuurlijk een groot voordeel boven de
Westerse geneeskunde. Aan de andere kant kom je voor het feit te staan, dat je een kwaal in
een bepaald organisme niet zo gemakkelijk kunt genezen, om de doodeenvoudige zaak dat je
dat organisme alleen zeer moeilijk kunt stimuleren. Je kunt niet zomaar zeggen: nu ga ik
alleen eventjes die bijnier stimuleren via het zenuwstelsel, want ga je dat doen dan kun je wel
degelijk zeker ervan zijn dat de gal en nog een paar andere dingen ook aan het werk komen,
en dat is natuurlijk niet zo leuk, want dan wordt een deel van die goede werking teniet
gedaan. Voor de Westerse geneeskunde zou m. i. juist deze methode van punctures, ondanks
het feit dat ze in vele gevallen pijnlijker is dan een behandeling met een pil in suikerglazuur
gehuld of iets dergelijks, betere resultaten af zou kunnen werpen, maar men moet dit
absoluut, onderzoeken; dat is een kwestie van onderzoek. De hele grote verschillen die liggen
in Uw behandelingswijze en in de behandelingswijze van de Chinezen, die komen ook naar
voren in de mentaliteit, want de Chinees bekijkt eigenlijk het lichamelijke, als betrekkelijk
onbelangrijk zolang als hij leeft en hij beschouwt dat leven alleen als belangrijk zolang het een
bepaalde waarde naar voren brengt, een waarde die gecompenseerd kan worden door iets
anders. Wanneer een Chinees zegt; "nu heb ik niets meer om voor te leven, dan gaat hij met
zichzelf te rade: "hoe kan ik door mij het leven te benemen het grootst mogelijke effect
daarvan krijgen. " Het is werkelijk een handelsman die aan de ene kant houdt van een
kansspel - laten we dat ook niet vergeten; een Chinees houdt van een gokspelletje, ook in de
geneeskunde - en aan de andere kant, wanneer hij eenmaal begint met een bepaalde
kansberekening, dan zal hij het ook zo proberen uit te kienen, dat hij de grootst mogelijke
winst maakt. Hij is eigenlijk met de zaak zelve minder begaan dan met de resultaten in de
gevoelswereld. Dat zult U ook met mij eens zijn, ja? NU, dan hebben we eigenlijk het
voorname vastgesteld, want wat is hier in het Westen het geval? Het Westen acht heel weinig
op de gevoelswereld, en wanneer het dat doet, doet het het eigenlijk meer onwillekeurig, "nu
ja, je moet de mensen niet voor het hoofd stoten"; verder gaan ze niet. "En ja, voor de rest
moeten we dat lichaam natuurlijk in orde houden, want dat lichaam dat is zo buitengewoon
belangrijk. " De cultuur van het Westen, vooral op geneeskundig gebied, die brengt steeds
naar voren de noodzaak van het gezonde lichaam ten koste van allee. De Chinees die heeft dat
niet gedaan, de Chinees heeft naar voren gebracht; de tevreden geest ten koste van alles. En
dat verschil zien we steeds weer naar voren komen; het is een verschil van
wereldbeschouwing, maar het is nog veel meer eigenlijk een verschil in het aanvoelen van het
leven zelf. En nu ben ik precies op het punt waarop ik wilde zijn, ik zal het U er meteen maar
even bijzeggen.
Zou ik, U een vraag, mogen stellen?
Ja zeker.
Die toestand van die geest, geeft die dan ook niet uiteindelijk strak weer de lichamelijke
toestand? 'Want, als die mens gelukkig en tevreden is, geloof ik ook wel dat die mens
gezond is.
Ten dele, want een geest kan wel gelukkig en tevreden zijn en toch zeer zeker niet gezond.
U bedoelt: het lichaam niet gezond?
Nee, de geest niet.
Ik bedoel de geest wel gezond
Als de geest gezond is, dan zal het lichaam in grote mate gezond kunnen worden, d.w.z. hoe
gezonder de geest is, hoe sterker de uitwerking op het lichaam, maar we mogen niet vergeten
66
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 4 – 2 februari 1954

dat bepaalde fouten in het lichaam niet meer te corrigeren zijn. Het beste voorbeeld heeft U
b.v. bij t. b. c. Als U iemand ziet die t. b. c. heeft, tuberculose, en hij komt in een laatste
periode, dan ziet U hem buitengewoon opgewekt meestal; er zit een levenswil en een
levensdrang in die dan U. i. toch voort zou moeten komen uit een gezonde, levenszoekende
geest. Soms zijn deze mensen zelfs heel tevreden met hun bestaan, ofschoon ze weten dat het
binnenkort afloopt. Toch zullen zo nooit op deze wijze de tuberculose overwinnen, dat is nu
weer het eigenaardige. Begrijpt U dus wat ik bedoel? Dat kun je niet altijd doorvoeren wat U
daar zegt, dat is weer een relatief iets.
Nu ja, wanneer ze over een bepaalde lijn zijn gekomen, wanneer dat lichamelijk defect
dusdanige vormen heeft aangenomen.
Ja, maar nu ga ik verder, als U het zo stelt. Een groot gedeelte van de reacties van de door
tuberculose ernstig aangetaste personen komt juist doordat het lichaam onnatuurlijke reacties
en reflexen gaat vertonen, waardoor het een schijn van welbehagen en daadkracht geeft die in
werkelijkheid niet meer aanwezig is, en deze heeft zijn invloed weer op de geest. Wat zegt U
nu?
Nu ja, dat weet ik niet. Dat zegt U mij nu en dat moet ik na waarschijnlijk wel aannemen.
Dat kunt U wel nagaan, hoor, Als U zich bezighoudt met de studie daarvan dan kunt U b.v.
zien dat vergevorderde tuberculose in vele gevallen ernstig kan werken op de geslachtsdrift,
en zoals U weet is geslachtsdrift uiteindelijk een soort van energie, en deze soort van energie
die kan bij gebrek aan uitingsmogelijkheid op de oorspronkelijke wijze, in andere levenskracht
of levensvreugde worden omgezet, mits de noodzakelijkheid om dit te doen natuurlijk door de
persoon zelve aanvaard wordt.
Dus een geestelijk overcompensatieverschijnsel.
Inderdaad, maar dat is geen geestelijk overcompensatieverschijnsel, hoor, het is een stoffelijk;
dat is juist het eigenaardige. Men zou kunnen zeggen; het is een mentale overcompensatie,
maar in het stoffelijk gebied. Maar nu heeft U me een aardig eind weer van mijn eigen
onderwerp afgebracht. Dus is dit voldoende zo?
Ik wilde U er nog even iets verder vanaf helpen.
Nou, in vind het best.
In Amerika heeft men een ontdekking gedaan, dat wanneer je een t. b. c. -patiënt die
aldoor op alle mogelijke liefdadige wijzen verpleegd is en zo, die gecajoleerd,is op alle
mogelijke manieren in een sanatorium én het er buitengewoon naar zijn zin krijgt, op een
gegeven moment toch zijn genezingstendenz verliest, en als door toevallige
omstandigheden zo iemand geërgerd, geprikkeld wordt, waardoor hij een hogere
bijnierschorsafscheiding krijgt, dat dat een genezende invloed op zijn tuberculeus, proces
heeft.
Inderdaad, en weet U waarom?
Nou?
Om de doodeenvoudige reden dat de genezingswil niet meer aanwezig is op het moment dat
de absolute tevredenheid bereikt is.
Juist.
En dat is nu eigenlijk het kritieke punt. En nu zijn we toch weer terug - U wilde me er verder
vanaf helpen - bij het punt waar we op terecht wilden komen. Het is een kwestie van
mentaliteit.
Een kwestie van mentaliteit, ja.
Nietwaar? En zo'n mentaliteit kan men dus schijnbaar aankweken. En nu gaan we verder. De
mentaliteit van het Oosten en het Westen in schijnbaar geheel verschillend, schijnbaar, maar
in werkelijkheid, wanneer wij de Westerling zien die zich bezig houdt b.v. met Oosterse
filosofie, dan blijkt dat vaak de Westerling verder door kan dringen in de werkelijke waarde
van die filosofie dan de doorsnee Oosterling. Zult U dat ook nog met me een kunnen zijn?
Ja.

67
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 4 – 2 februari 1954

Terwijl omgekeerd de Oosterling die eenmaal de technische waarde van de Westerse wereld
aanvaard heeft, vaak heel wat ingenieuzer is en heel wat praktischer in het toepassen van
deze technische waarde dat de Westerling zelf; hij ziet er als het ware mogelijkheden in. Is U
dat ook wel eens opgevallen?
De ene ziet de bomen niet meer door het bos.
Juist, en dat in nu eigenlijk weer een dooddoener, maar die dooddoener die kunnen we toch
weer omdraaien. We kunnen zeggen: de meeste mensen zijn zo verzeten op hun eigen boom,
net als een hond op zin eigen stamboom, dat ze doodgewoon alle andere bomen negeren, en
dan denken ze dat alle hout goed kastenhout is. Daar heeft U weer zo'n dooddoener. Kijk
eens, het eigenaardige hiervan is eigenlijk dit, dat de Westerling door kan dringen in de
Oosterse filosofie, omdat hij door zijn volkomen tegengestelde mentaliteit wordt geprikkeld tot
een onderzoek, waar de Oosterling - waar zijn aanvoelen ongeveer gelijk is met de gestelde
these zich laat verleiden tot een genoegen nemen met de oppervlakkige kennis daarvan. En zo
gaat het omgekeerd ook. Voor U is de techniek een voldongen feit, voor de Oosterling - dat
moeten we eventjes goed vasthouden - het is iets nieuws, en omdat het iets nieuws is kan hij
ermee werken. Zo aanvaardt de Oosterling de dood ook eenvoudig. Weet U waarom? Omdat
hij iets nieuws betekent, hij betekent voor hem het afbreken van al de toestanden die toch niet
meer de moeite waard zijn om aangehouden te worden. Kunt U het ook daar mee eens zijn,
ja?
Ja.
Ja? Zonder voorbehoud? Nu, dat is erg prettig, want dan kunnen we daar tegenover stellen dat
de Westerling de neiging heeft om terug te grijpen, die zegt: ja, ik weet wel wat ik heb, maar
wat ik krijg dat weet ik niet; ik heb het liever nog zo ellendig hier, dan dat ik later in een, nu
ja, een of andere toestand leef waar ik eigenlijk niets over weet. Welke consequenties trekt U
hieruit? Dat de mentaliteit van een mens van grote invloed is op zijn mogelijkheden tot berei-
king, en de beste mysticus zal de grootste nuchterling zijn, de Westerling. De Westerling is
nuchter en kan het daarom in de mystiek verder brengen dan de Oosterling, maar het zal hem
heel wat meer moeite kosten, omdat, waar de Oosterling intuïtief zijn weg gaat, de Westerling
daarentegen grondslagen wil hebben; hij wil het wel eens proberen, maar hij wil het niet
accepteren zonder meer. Nu zijn we eigenlijk weer bij een belangrijk punt aangekomen. Kan
het Westen dan de geestelijke leiding overnemen van het Oosten? Neen. Waarom niet? omdat
het Westen terug schouwend is, het Westen ziet terug, terwijl het Oosten meer en meer gaat
leven in morgen, in de toekomst. En dat is een verschil dat is enorm. U kunt het vergelijken,
hoor,ik vraag U helemaal niet om dat zomaar aan te nemen, U kunt dat stukje voor beetje
nagaan. Gaat U eens proberen om te kijken hoe de politiek is van het Westen op het ogenblik.
Is die gebaseerd op wat morgen gebeuren zal?
Neen. Is zij gebaseerd op wat gisteren gebeurd is?
Ja.
Hoe zit Uw economie in elkaar? Is die gebaseerd op de mogelijkheden van morgen?
Neen, zij is gebaseerd op het behoud van dat wat gisteren bestond.
Op de ervaringsfeiten.
Maar hoe moet dan daar de synthese worden gelegd, want, kijk, wanneer je altijd
werkzaam geweest bent in de toekomst, dan kom je met deze Westerse wereld op een
onmogelijke manier in conflict. Hier moet een brug gelegd worden tussen de Oosterse
denkwijze en manier van doen en het goede wat de Westerse wereld aan mogelijkheden
heeft. En nu is natuurlijk altijd dit het enorme probleem, dat wanneer je werkt, nu werkt
voor de dingen van morgen, hier nergens begrip vindt in deze Westerse wereld.
Inderdaad juist, maar we gaan verder, want Uw vraag die grijpt wel een heel eind vooruit op
mijn betoog, hoor. U bent nu al bij de slotsom gekomen, terwijl ik eerst nog de beredenering
voor wilde leggen. Kijkt U eens, het Oosten denkt naar morgen. Wat is nu voor het Oosten op
het ogenblik een noodzaak? Eigenaardig genoeg moet het morgen van het Oosten zijn een
aangepaste gebruikmaking van de ervaringstechniek van het Westen. Dat zult U met mij eens
zijn, ja? Dus het Oosten zal noodgedwongen terug moeten vallen op wat het Westen als
erfdeel aan het Oosten geeft in stoffelijk gebied, en waar het morgen van het Oosten in de
68
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 4 – 2 februari 1954

materie ligt, zullen wij een ommekeer van feiten zien. Het Westen zal het beschouwend
mystieke ras worden, het Oosten wordt meer en meer het nuchtere harde daadras. En laat U
nu niet verbluffen als men zegt; Maar Amerika dan?, want Amerika is ook niet meer het ras
van dadenstellen, van doen; ook Amerika gaat meer en meer intuïtief te werk. En wanneer we
dit nu zien dan blijkt ons dus dat er eigenlijk een soort stuivertje-wisselen plaats moet vinden
in de toekomst. Langzaam maar zeker zullen de onderlinge posities tussen Oost en West
worden verwisseld. Als U nu op het ogenblik de toestand van het Oosten beziet, zult U zich
realiseren dat schijnbaar het oosten in een weinig begeerlijke positie verkeert, maar dat het
daardoor juist over krachten beschikt die voor het Westen onvoorstelbaar zijn, dat het met
eenvoudige middelen soms werken op kan bouwen, waarvan het Westen duizelt. En als nu dit
Westen dan zo filosofisch wordt, wat gaat er dan gebeuren? Komt er een werkelijke synthese
van samenwerking? Ja, dat dacht U. Het Westen zal blijven zoals het Oosten nu is, de groep
die registreert, maar niet meer in het verleden gaat leven, het leven dat deint weg. Zich be-
gravend in de filosofie van het verleden, zal het Westen ontdekken een toekomst die verder
ligt dan de zuiver stoffelijke, die op het ogenblik het eerste doel en de eerste reden van zijn
eigenlijk betekent voor de doorsnee Oosterling. Begrijpt U wat er gebeurt? Er wordt sprong
voor sprong een ontwikkeling naar voren gebracht, maar geen der beide rassen - laten we dat
niet vergeten - zal de eens verworven eigenschappen zonder meer laten vallen zolang ze nog
enigszins passen in het levenssysteem van de toekomst, zoals geen enkel dier of geen enkele
plant verder zal muteren dan de omstandigheden noodzakelijk maken, maar in deze mutatie
dan ook de totale doelmatige uiting van de eigen persoonlijkheid onder nieuwe
omstandigheden zal trachten te bereiken. Ook nog allemaal acceptabel? Ja natuurlijk.
Ja.
Nu, dan zou ik dus hieruit de conclusie moeten trekken, dat de gevoeligheid voor lijden en
dood in het Westen minder en minder zal worden waar het mensen aangaat, groter waar het
dieren aangaat - eigenaardig, hé?, toch is het zo - en dat deze eerbied voor het leven
uiteindelijk een vormendienst zal zijn en geen realiteit meer, dat evenzeer de symbolen van
vrijheid, van gelijkheid en wat dies meer zij, uiteindelijk symbolen zullen blijven die niet meer
staan voor reële waarden, zoals op het ogenblik b.v. de leer van Tao, nietwaar, niet meer staat
voor een regel in praktijk gebracht leven, een levenshouding, maar alleen staat voor een fraaie
theorie, waarmee je inderdaad zeer veel dingen kunt bemantelen. Dit houdt in dat het Westen,
of het wil of niet, in de komende tijd een tendenz naar het totalitaire en het coöperatieve door
gaat maken, maar dit betekent ook dat het Oosten, totnogtoe gewend aan een oligarchische
regeringsvorm, meer en meer de individuele vrijheid gaat veroveren. En nu zien we hier dan
twee vormen naast elkaar, die elkaar alleen kunnen bereiken, juist door de verschillen die tus-
sen hen bestaan. De techniek van het Westen zal binnenkort hebben afgedaan, maar tegen
dat de techniek heeft afgedaan zullen de denkers aan de eerste verlichten in het oosten weer
een nieuwe stimulans geven. En nu het eigenaardige. De gisteren-tendenz, die nu bestaat in
het Westen, zal dus in het Oosten een realiteit worden; in het Oosten zullen wij een toestand
terug zien keren zoals die ongeveer 1100, 1200 jaar geleden was, een tijd waarin dynastie na
dynastie in China verder kon gaan, zonder dat er feitelijk iets veranderde. Dat is heel
eigenaardig die stilstand. Ik zou dan ook willen zeggen; op deze wereld is het leven eigenlijk
een soort klok, een pendule, een pendule die heen en weer slingert, en zoals Azië lang niet zo
belangrijk is geweest in lange tijd als Afrika - Afrika bood nieuwe mogelijkheden die Azië niet
meer te bieden had (ja, dat zult U misschien niet helemaal met me eens zijn, maar toch is het
zo; als U het niet gelooft dan gaat U de economische statistieken van de laatste tijd maar eens
na) - blijkt hier dus uit dat de volgende periode van leven zal betekenen; levensverachting in
het Westen, in Europa, levensverering in Azië en levensstrijd in Afrika, drie machten die op het
ogenblik dus totaal verschillend zijn en in hun eerstvolgende lotsbestemming ook evenzeer
totaal verschillend zich zullen moeten ontwikkelen. De klok van de eeuwigheid draait een
uurtje verder, meer niet, maar in deze tijd zal niets van het verworvene meer teloor gaan, dat
betekent dat elke geest die over 800 jaar op deze wereld komt, b.v. in Azië, de ondergangstijd
van het Oosten mee zal maken, zo als U nu Europese filosofie, een Europees denken. U denkt
misschien dat U op het ogenblik hier in het Westen nog steeds leeft op Westerse wijze. Mag ik
U er dan op wijzen dat a. het Christendom absoluut Oosters is in zijn hele gezinning, en dat
het alleen een beroep deed op de daadkracht van de Westerse mensen en als zodanig populair

69
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 4 – 2 februari 1954

kon worden hier, dat sedertdien de Boeddhisten hand over hand hebben toegenomen en dat
wij met de theosofie en de anthroposofie zuiver mystiek Oosterse richtingen hebben, dat in het
protestants Christendom zeer veel naar voren begint te komen op het ogenblik van de z. g.
vrijzinnige mystiek, die eerder Oosters dan Europees georienteerd is en dat de Kerk van Rome
én in haar symboliek én in haar ritueel uiteindelijk zeer zuiver Oosters is. M. a. w. het
geestelijke leven van Uw Westen is Oosters. Nu zult U waarschijnlijk vragen: "waar wil je
naartoe?" nietwaar. Heeft U het nu zo ongeveer al begrepen, of weet nog geen mens waar ik
op terecht kom?
Mag ik nu hierover een vraag stellen?
Natuurlijk.
U zegt dat het Oosten onze techniek zal overnemen
Ja.
. . . en U zegt dat, zodra zij onze techniek hebben overgenomen dat zij ook opnieuw,
gestimuleerd zouden worden door de mystieken van de Westerlingen.
Inderdaad.
Dus dat duidt dan eigenlijk op een totale overwinning van het Westen, want de Oosterling
heeft én de mystiek én de techniek dan overgenomen van de Westerling.
Dat zou inderdaad waar zijn, wanneer niet de Oosterse techniek het Westen opnieuw zou
kunnen veroveren, maar de eigenaardigheid, de splitsing kunt U vandaag aan de dag al zien.
als U het goed bekijkt: de richting van zuiver productie, productieverhoging, voortbrenging ten
koste van alles, is op het ogenblik meer Oosters dan Westers, en het onderzoek gaat ook dáár
die richting in, terwijl het Westen zich op het ogenblik bezighoudt met het onderzoek van die
krach ten die niet onmiddellijk voor productie vatbaar te maken zijn. Bent U dat met me eens?
Ja, dat ben ik wel met U eens, maar de Westerling beschikt toch altijd over intellect, om
zich via dit intellect mogelijkheden te verschaffen op productiegebied, zodra hier ook voor
de Westerling andere en nieuws mogelijkheden zijn, en dat heeft totnogtoe de Oosterling
niet tot stand gebracht.
Ja, U heeft groot gelijk. Uiteindelijk, voordat Laurens Janszoon Coster de schuld kreeg van het
boekdrukken hier in Nederland hadden de Chinezen het pas een jaar of 5000, de
boekdrukkunst, maar ze gebruikten het niet meer. En dat is inderdaad volledig juist, maar wie
zegt U dat men nog interesse zal hebben, behalve in zeer beperkte kring, aan de praktische
productieve toepassing, van al het nieuwe wat ontdekt wordt? Dan neemt U aan dat de
toestand van vandaag morgen nog zal bestaan en dan baseert U zich op gisteren.
Daar zit een zekere evolutie in, nietwaar?
Inderdaad.
Zodra wij de materie gaan beheersen krijgen we meer vrije tijd om andere zaken te gaan
beheersen.
Ja, maar hoe meer wij die andere zaken nastreven en ze ons nastrevenswaard toeschijnen, om
nu in Uw stoffelijke termen verder te spreken, te minder aandacht wij aan de beheersing der
materie zelve zullen geven, zodat ze uiteindelijk weer teloor gaat.
Nu, ik geloof dat op het ogenblik, gezien de mogelijkheden van de registratie die wij nu
hebben en de manier waarop wij dat kunnen, voor ons niets meer teloor gaat, nietwaar,
want al zou je zien op het ogenblik
Gaat er niets meer voor U teloor? Mijn waarde vriend, nu vergist U zich. Weet U wel dat
tegenover tien vaklui ongeveer 70 tot 80 jaar geleden die hun vak werkelijk beheersten, op
het ogenblik maar 1 staat?
Dat ben ik met U eens.
Dus m. a. w. , dat de speciale kennis en de "know how" zoals ze dat noemen, verloren gaat,
dat deze ten dele vervangen kan worden door machines, maar dat deze machines door
vaklieden moeten worden gemaakt, dat waar de vakkennis, voortdurend teruggaat uiteindelijk
zelfs het produceren van vaklieden vervangende machines onmogelijk zal worden, dat,

70
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 4 – 2 februari 1954

wanneer dat eenmaal zover komt dus het Westen zal zijn gekomen in dezelfde staat waarin
China lang geleden verkeerde een staat van verstarring.
Maar dat zal dan toch wel over enige duizenden jaren pas zijn?
Zegt U; enige honderden. De wereld zal beter zijn dan, veel beter, omdat de problemen
opgelost zijn. Uiteindelijk China's keizerlijke tijd van vóór de Mandsjoes was dé tijd van het
duizend. -jarig Rijk voor China, en die periode krijgt U weer en veelomvattender dan toen.
Zoudt U denken dat dat mogelijk is dat die ontzagwekkende kunstuiting die tijd voor de
Mandsjoes, die mogelijkheden tot schepping van kunst, dat die nu, gezien dat
verschrikkelijke regime van communistische zijde, opnieuw tot bloei kan komen?
Wie de ezel voorwaarts wil drijven moet hem slaan, wie het varken voorwaarts wil drijven die
moet het aan de staart trekken. Het Westen dat kun je alleen met de slagen van het noodlot
dwingen om vooruit te gaan, anders gezegd: het Westen heeft zin ontwikkeling te danken aan
de vele oorlogen die het gevoerd heeft; het Oosten daarentegen wordt juist dan gestimuleerd
wanneer een andere kracht, die verder vooruit is, probeert het terug te houden, omdat deze
toestand van mindere ontwikkeling voor die andere kracht zeer aangenaam schijnt te zijn. De
stimulans voor de ontwikkeling van het oosten heeft gelegen in het feit dat men het Oosten
terug heeft gezet, achter heeft gesteld bij andere. En nu wil ik verder niet zeggen dat het
Westen een ezel en het Oosten een varken is, ofschoon je varkens en ezels waarschijnlijk in
beide delen van de wereld zult ontmoeten, maar ik geloof dat ik U daar een inzicht kan geven,
dus in de wijze waarop. En stelt U zich nu eens voor dat oorlog en oorlogsdreiging plotseling
op een of andere wijze beëindigd worden. Dan is de stimulans voor de scheppende productie in
het Westen weg. Wat zal daartegenover komen? De artisticiteit. Net zo goed als Uw Gouden
kunstenaarseeuw uiteindelijk het resultaat was van de gezapigheid die het volk zo
langzamerhand begon te bevangen toen het zei; nou, nu hebben we toch wel zoveel bereikt,
nu zijn we er, nu hoeven we niet zo hard meer verder; laat een ander het maar doen. Toen
waren er de grootste kunstenaars in Nederland, en als U in Spanje wilt zien, dat is ook precies
hetzelfde. Het punt waarop een volk zichzelf gevestigd acht in zijn positie en deze aangenaam
vindt, komen de kunstenaars, maar tegelijk begint het verval in te zetten. Het verval in
Nederland zet al in einde 1500.
Dus, gezien het weinige aantal kunstenaars dat hier in Nederland is, zijn wij dan verre van
verval af.
Pardon, U zegt: het weinige aantal kunstenaars dat er is. zou U het niet juister formuleren: het
weinige aantal kunstenaars die op het ogenblik erkend worden? Dat is een heel verschil. Er zijn
heel wat meer kunstenaars dan U denkt, maar U erkent ze verder niet, U denkt er verder niet
over na, en waarom? Omdat een groot deel van die kunstenaars op het ogenblik nog
scheppend werk verrichten in de productielijn, zoals er in het begin van de oost-Indie-vaart
heel veel kunstenaars waren die uiteindelijk hun kunstzin botvierden in het maken van
scherpbeelden e. d. Daar denkt U eigenlijk niet meer aan als "de kunstenaars". Pas toen de
kunst de ledigheid begon te minnen, toen de kunst werd iets omwille van de kunst, toen ging
U die kunstenaars erkennen. U heeft op het ogenblik al zoveel kunstzinnige figuren die,
wanneer ze de kans maar zouden krijgen, heel graag ook in deze ledigheid, dus "de kunst om
de kunst", zouden ondergaan, dat Nederland wat dat betreft misschien de ondergang dichter
nabij schijnt te zijn dan het werkelijk is.
Ja, maar die ondergang die komt alleen m. i. hierdoor, dat het scheppend werk hier in
Nederland überhaupt -niet de kans krijgt, omdat de inferieuren hier aan het roer staan en
niet begrijpen wat scheppend werk is.
Ja, en aan de andere kant worden juist daardoor de kunstenaars geprikkeld tot het
"desondanks" produceren, en is menige fraaie lijn van een gebruiksvoorwerp te danken aan de
frustratie van de kunstenaar die liever gebeeldhouwd zou hebben een soort Venus van Milo of
iets dergelijks. Maar het gesprek zelf dat U met mij voert in een aardig, heel aardig illustratief
bewijsje van de mentaliteit van het Westen. Het Westen ontkent ten koste van alles de
mogelijkheid dat het binnenkort onder zal gaan. Waarom? Om de doodeenvoudige reden dat
het voelt dat het al bijna zover is. Dat is de kwestie. Hoe meer men zich superieur voelt, hoe
meer men zichzelve zwak voelt. Wilt U een ander aardig voorbeeld?

71
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 4 – 2 februari 1954

U zegt hier: het superieur voordoen van het Westen.


Inderdaad.
Maar ik geloof toch hier dat het Westen voor haar wetenschap dingen gedaan heeft en
onderzoekingen gedaan heeft.
Gedaan heeft, inderdaad.
Juist, en nog steeds bezig is. Wij kunnen niet zeggen: die ontwikkeling die staat opeens
stop. Ik wil hier eens even naar voren brengen wat de onderzoekingen op het laatste
terrein op het gebied van de antibiotica tot stand gebracht heeft, nietwaar, dat zijn toch
ook wonderlijke ontdekkingen, en iedere dag wordt daarin verder gegaan.
Inderdaad.
En dit onderzoekingswerk op een dusdanig niveau naar voren gebracht dat het is
ontzagwekkend, en wanneer U wilt zien juist deze terreinen die ik ook persoonlijk behandel
en dan zie hoe verder deze zaken door andere onderzoekers ook behandeld wordt, b.v. ,
laten we zeggen die levensfunctie’s ook in het infra-rood, wat daar is voor de onderzoeking
van de materie e. d. meer. Nu ja, dat zijn direct van die onderwerpen, daar ben je met een
3000 boeken niet klaar, dat is nog maar een klein facet. Wanneer je daar dus in deze
bibliotheken komt dan duizelt het je, en dat gaat steeds vooruit. Dus naar mijn inzien is
een dergelijke vooruitgang van dusdanig formaat, dat stopt niet ineens.
Neen, dat stopt inderdaad niet opeens, maar het eigenaardige is b.v. dat U daar aansnijdt
antibiotica en U misschien Uzelf toch wel bewust bent van het feit dat de antibiotica, schoon
als de ontdekking op zichzelve misschien is, toch onnoemelijk veel gevaren in zich bergt, waar
zij de mens vaak weerlozer maakt. En zo kunnen we verder gaan.
Soms, soms, ten dele. Ik zie deze antibiotica als geneesmiddelen die minder gevaarlijk zijn
dan de middelen die we nu gebruiken.
In vele gevallen kan ik dat met U eens zijn, maar. . . .
Wanneer de medici nog niet zover zijn dat zij deze geestelijke middelen kunnen hanteren
en te hunner beschikking hebben, dan vind ik het toch ook wel erg prettig als je deze
middelen bij de hand hebt.
Buitengewoon juist. Mag ik dan eventjes verder vaststellen, dat het gebruik der antibiotica op
het ogenblik eclatante successen geeft, maar een vatbaarheid voor bepaalde ziekten schept
die erfelijk is.
Die erfelijk is?
Die erfelijk is, ja, inderdaad, dus die door middel van de zaadcellen. . . .
(niet te verstaan). . vaste stammen?
Inderdaad, o. a. maar ook aan weerstandsontwikkeling in het lichaam zelve, dat is een
erfelijke bestemming, waarbij dus o. a. het bloed een ietwat ander karakter verwerft. Maar het
brengt ons wel heel ver af van het eigenlijke onderwerp en daarom zullen we er niet al te ver
op doorgaan. Maar U heeft dus in de gaten hier dat we deze dingen van twee kanten kunnen
bezien, van de kant van de enthousiaste verdediger, maar ook van degene die zegt: ja,
inderdaad, ik zie er voor delen in, maar ook ontzagwekkende nadelen. Die nadelen ziet U niet.
Waarom? Omdat U, zoals U zegt, grijpt in Uw bibliotheken en niet grijpt in de mogelijkheden
van morgen. De wetenschap noemt zich, in het Westen vooral, zo graag exact, terwijl ze in
haar exactheid eigenlijk altijd uren en soms dagen achter de feiten aan moet gaan. De
werkelijke exacte wetenschap zou van tevoren de resultaten vaststellen, en dat is een
moeilijkheid die natuurlijk niet onmiddellijk te verwerkelijken is, dat kunt U me tegenwerpen,
nietwaar? Dat ben ik met U eens: is voor het Westen niet te verwerkelijken, maar het Oosten
begint op het ogenblik een periode te naderen, en nu denk ik niet bij voorkeur aan het huidige
China, maar ik denk eerder aan gebieden als Iran, Irak en zelfs, iets hogerop, Pakistan en
India b.v. , gebieden die op het ogenblik een ontzagwekkende ontwikkeling door maken, een
ontwikkeling die deze mensen aan de ene kant de technische vaardigheid geven en de
mogelijkheid tot onderzoekt aan de andere kant hen zo dicht bij de natuur laat staan nog, dat
zij het intuïtieve proces ten koste van alles blijven verkiezen boven het z. g.
exact-wetenschappelijke dat het Westen maar al te vaak op grond van een gebrek aan

72
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 4 – 2 februari 1954

voorstellingsvermogen, wil volgen. En dat is geen persoonlijke aanval op een bepaalde


wetenschap, op een bepaalde wetenschappelijke richting, het is een vaststelling van feiten. Nu
kunnen wij op grond hiervan dus zeggen dat het Oosten de kans heeft, met veel grotere
sprongen vooruit te gaan dan het Westen en dat het Oosten vele dingen zal uitvinden die in
het Westen ook wel uitgevonden zullen worden, zolang er een scheiding tussen Oost en West
bestaat, maar eerst veel later, dat naarmate de technische bekwaamheid van het Oosten
wordt opgevoerd, dus ook de technische vooruitgang van het Oosten als een lawine toe moet
nemen.
Maar dat is dan ook wat anders als hij dan gelijk wil komen met ons.
Pardon, niet gelijkkomen, U overtreffen, want dat is nu juist iets - ja, ik zit eigenlijk mijn tijd te
verpraten, hoort U moet me niet kwalijk nemen, ik vind het erg interessant, dat is nu een
persoonlijk onderonsje, ik moet eventjes zo meteen mijn eigen conclusie brengen, dan schei ik
ermee uit, dan geef ik het woord aan de laatste spreker voor zijn beschouwing - maar, nu
moet U eens even luisteren. Er is een fabriek, in deze fabriek staan machines, deze machines
hebben een kapitaalswaarde en deze kapitaalswaarde is niet onmiddellijk af te schrijven, er
wordt een jaar later een betere, een veel betere machine uitgevonden. Wat zal het resultaat
zijn? Dat een fabriek die dan een jaar later wordt gebouwd rendabeler kan produceren dan die
eerste fabriek. Dat is toch duidelijk, nietwaar?
Ja, dat in duidelijk.
Maar nu is in het denken en de denkwijze en de studiewijze van het Westen, vaak een heel
leven geïnvesteerd, d.w.z. dat een mens die in een bepaalde richting altijd geleefd en gedacht
heeft, niet willens in om deze verwerving van zijn hele leven voor een verbetering en
vernieuwing opzij te gooien. En waar op het ogenblik de ouderen de regerenden zijn in het
Westen, kunnen wij dus wel met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid beweren dat het
Westen meer en meer achter zal blijven bij de werkelijke feiten, omdat degenen waardeloos
maken, minder goed maken; zij willen alleen de bevestiging hebben van hun eigen
levensrichting, maar willen in geen geval een ontkenning of een schijnbare ontkenning daarvan
accepteren. Daardoor lopen ze aan de feiten voorbij die ze anders toch onmiddellijk zouden
moeten zien met allebeide ogen. Begrijpt U? En daarom durf ik te beweren dat het Westen
terug zal vallen, om de doodeenvoudige reden dat iemand die nieuw begint, sneller leert en
veel opener staat tegenover de mogelijkheden, daardoor intuïtief veel beter zijn weg weet te
vinden dan degeen die vastgeroest is in een bepaalde richting. Laten we nu b.v. nemen
Duitsland, Duitsland is een groot land, nietwaar, dat bent U met mij eens, buitengewoon veel
uitvindingen. Toch heeft Duitsland zelden zo snel en correct zijn onderzoekingen kunnen
bekronen als b.v. Amerika en Frankrijk. Waarom? Omdat in Duitsland uiteindelijk de
onderzoeking uitgegroeid was tot een zodanig complex systeem dat men inderdaad wel alles
vinden kon, maar alleen over zovele schijven, met zovele onderzoekingen en dat was de
moeilijkheid, begrijpt U? En in deze moeilijkheid van overregistratie, al te grote vastlegging,
20 maal onderzoeken waar één keer voor het experiment eigenlijk voldoende zou zijn, is in het
Westen vastgelopen, en het Oosten heeft de moed om vanhieruit de fakkel over te nemen en
verder te gaan en laat dus aan het Westen uiteindelijk alleen de beschouwing en niet meer de
verwerkelijking. En op grond hiervan, vrienden, om hierop even terug te komen, nietwaar,
zullen wij vandaag of morgen moeten werken in het Westen met een soort leer van Tao; wij
moeten een gedragslijn aanvaarden die voor ons alles regelt, onze houding tegenover de
buitenwereld, tegenover onszelf, tegenover ons voorgeslacht en ons nageslacht. En deze
levenshouding, mijne vrienden, is ook in de wereld waarin U leeft noodzakelijk. Begin er
vandaag al vast eens aan om er over te denken. U behoeft geen Oosterling te worden, maar U
mag ook geen totale Westerling blijven. U moet trachten op dit ogenblik te verenigen Uw
kennis met Uw filosofie. Dan heeft U de houvast die U zodadelijk hard nodig zult hebben
wanneer uiteindelijk de omstandigheden gaan veranderen. En dat was mijn eindconclusie waar
ik nu wel via heel vele omwegen naartoe ben gekomen, maar die dan toch uiteindelijk -zij het
in een wat gewijzigde vorm - eruit is gekomen, hé? N. l. dit: meer dan het Oosten, meer dan
de Oosterling heeft de Westerling, heeft U op het ogenblik behoefte aan een houvast, niet
zoals U denkt alleen aan een vooruitgang en een beter worden en meer leren, maar U heeft
vooral nodig een bepaalde richtlijn; zo leef ik, zo sta ik tegenover de buitenwereld en zo sta ik
tegenover mijn voorgeslacht, zo sta ik tegenover mijn nageslacht, dit is mijn werk, dit is mijn
73
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 4 – 2 februari 1954

weg. Dit heeft U nodig, omdat de voortdurende verandering in omstandigheden de wisselende


spanningen, de hernieuwd rijzende conflicten U anders zullen dwingen op de weg van de
minste weerstand, en de weg van de minste weerstand heeft nog nooit iemand resultaten
gebracht of gelukkig gemaakt. Zo, nu heb ik wel een heel betoog gehouden, ik hoop dat het
toch interessant is geworden, al zijn we dan links en rechts afgeweken;
Inderdaad.
En dan geef ik dus het woord aan de laatste spreker die de avond voor U zal besluiten. Ik dank
U natuurlijk allemaal voor het gezellige onderhoud dat we samen hebben gehad. Goeden
avond.
Goeden avond vrienden,
Wij zullen vanavond besluiten met een beschouwing, een beschouwing naar een onderwerp dat
Uzelve kunt kiezen. Heeft U en bepaalde voorkeur? Niet? Dan kies ik als onderwerp - met Uw
toestemming natuurlijk

DE LEVENSBOOM
Het leven is een wonderlijk verschijnsel, wij wortelen, ook al leven we in de hogere sferen,
toch altijd in de aarde; wij zijn als de bladeren die ruisen in de wind, gevoed door de sappen
die de wortels vinden, diep soms onder de grond in een duisternis die geen zon kent. En
tussen ons en de kern, de werkelijke kern van het leven, zoals wij die kennen en zien, is die
veelheid van gebeuren die als ervaring een slanke stam opbouwt, die ten hemel rijzend, als
een koninklijke sequoia, ontzagwekkend ons verwijdert van de wereld waaruit wij ons toch nog
voeden. Hoe zal men weten waar men is, hoe zal men weten welke bladeren nog meer bloeien,
groeien, wuiven, spelen, lachen in de zon, op dezelfde tak misschien aan onze levensboom?
Kunnen wij begrijpen al deze dingen, waar vele wortels samenbrengen het sap dat door één
stam stuwt, zich ontplooit in een haast niet te bemeten of te omgrenzen bladerdak? De boom
den levens is de boom des tijds, de boom des levens is de kern van het zijn. Wat zijn wij in
deze boom? Wanneer we leven in de stof, zijn wij dan niet vaak alleen maar het sap dat
omhoog stuwt zonder de boom te veranderen, maar zelve stijgend de bladeren bereikt Om,
wanneer de zon ze kust, met een koelte mee te verwaaien in een ongekend niet? En wij die
geest zijn, zijn wij nog wel het blad, of zijn we misschien de wind die ermee speelt? Wie zal de
geheimen doorgronden? Wanneer men de levensboom ziet als een afzonderlijke eenheid,
rankend tussen de materie en de geest, dan zullen wij nooit zijn symbool kunnen begrijpen,
want veranderen wij het leven? Ach neen, wij geven het slechts kracht. Bouwen wij het leven?
Ach neen, wij beleven het slechte. Maar hoe dan, hoe dan deze boom te zien? Welaan, kan
deze boom zich voeden zonder aarde, kan hij leven zonder wind en zon? Waar de levensboom
is, daar moet een zon zijn en een aarde, daar moet een wind zijn, daar moet leven zijn. In het
leven worden wij allen saamgebonden, omdat wij niet kunnen zijn zonder de ander, want zijn
wij ook niet het leven, het leven kan niet zijn zonder ons; zijn wij ook niet de geest, de geest
kan niet zijn zonder ons; zijn wij ook niet de stof, zonder ons zou de stof niet bestaan. Wij
zeggen: de zon is ons goddelijk licht, maar zou zij op kunnen gaan over een ledigheid? We
zeggen: de aarde is de kracht waaruit wij zijn geboren, maar zou er een aarde kunnen zijn bar
en kil zonder leven? Misschien, misschien zou er een zon kunnen zijn en een kale aarde, maar
ze zouden geen zin hebben zonder 's levens wonderboom. En dan mogen we trots zeggen: wij
zijn de zin des levens, maar zonder het leven zijn wij niet; wij zijn de zin der schepping,
zonder Schepper zijn wij niet. Wij zijn het oog van onze Schepper die zichzelf beschouwt, het
oor van onze Schepper die zichzelve hoort. Wij puren nu uit de diepe aarde de voeding en dan
lachen wij en spelen in de zon. En soms vallen we ter aarde omdat we 's levens sappen, 's
levens waarde verworven hebben en verworpen. Maar zonder ons zal God zich niet uiten. De
levensboom wil zeggen dat wij nodig zijn, niet omdat God zonder ons niet zou bestaan, maar
omdat Hij zich kent door ons. En wanneer dit de waarheid is, dan mogen wij ervan verzekerd
zijn dat wij door ons wezen ook eens God zullen kennen. Want zijn wij gevoed uit de aarde,
hebben wij gekend de lange tocht naar het licht, wij zullen de zon zien, wij zullen vliegen op de
adem van de wind en misschien wederkeren in de aarde om opnieuw te stijgen. De
levensboom is de uiting Gods, wij zijn de levensstroom die Gods uiting voor Hem zelf tot
werkelijkheid maakt. Zo danken wij den Schepper dat wij mogen zijn, maar laten wij begrijpen

74
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 4 – 2 februari 1954

dat ook God tegenover ons verplichtingen heeft. Wij mogen niet eisen maar we mogen wel
vragen, wij mogen vragen dat de krachten waarmee wij het leven tot uiting brengen, in onszelf
bewust werken opdat wij volledig aan ons doel mogen beantwoorden. Wanneer wij dat doen,
dan kennen we onze Schepper, want - dan leeft Hij in ons en dan wordt de levensboom ons
wezen, ons zijn een tempel - waarin God zichzelf aanschouwt.
Met deze beschouwing wens ik U allen een goeden avond. Ik hoop dat ook deze avond in U iets
heeft mogen wekken dat niet alleen zuiver stoffelijk belang was; dat we elkaar dichter en
dichter mogen naderen totdat onze werelden met elkaar verbonden zijn: de wortel en het
bladerdak. Wij spreken elkaar nog weer. Tot ziens.

75
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 5 – 2 maart 1954

2 Maart 1954

LES 5

Goeden avond vrienden,


Wij zullen vanavond allereerst beginnen met de onjuistheden, vragen etc. van de vorige keer,
misverstanden etc. uit de weg te ruimen. Dus zou ik U voor willen stellen om eerst met Uw
problemen te komen voordat we verder gaan.
Mag ik U wat vragen?
Gaat Uw gang.
Hier staat: in het vorige verslag hebben we het over de odd-kracht gehad.
Ja,
Wanneer wij natuurlijk odd-kracht willen gaan vertalen, dan komen wij voor de moeilijkheid te
staan dat deze kracht uitgaat, zeer ver uitgaat boven het normaal dimensionaal kennen van
deze wereld en dat brengt bij beschrijvingen enige moeilijkheden mee. Nu had ik U willen
vragen; wat beschouwt U als de grens van het normaal dimensionaal kennen, welke grootheid
of welke kleinheid beschouwt U als de grens daarvan en waarom ziet U dit als een
mogelijkheid dat wij dit zouden kunnen kennen?
Ik geloof niet dat U het niet zou kunnen kennen, maar dan zou U toch een ander wereldbegrip
moeten krijgen dan op het ogenblik nog het geval is. Wanneer wij zeggen: "een ander
dimensionaal kennen is daarvoor noodzakelijk", dan bedoelen we hiermede, dat bij odd-kracht
o. a. wordt uitgeschakeld het tijdsverband. Odd-kracht is een tijdloos iets. Dat is punt 1, voor
een mens moeilijk voorstelbaar. Ten tweede, het is geen vorm van kracht die bepaald kan
worden, het is een voortdurende fluctuerende vorm van energie die zichzelve gelijk kan
blijven, ondanks het feit dat zij zich aan kan passen aan allerhand mogelijke trillingen en
trillingsomstandigheden. Als zodanig heeft ze met het zuiver stoffelijke weinig samenhang, ter-
wijl aan de andere kant haar bron ten dele stoffelijk te noemen is. Dus dat werd hiermede
vooral bedoeld. Ik geloof dat bij U de lijn van het mogelijke moet worden getrokken daar waar
het kennen het voorstelbare der praktijk overschrijdt, en dan zou ik hier speciaal willen wijzen
op het begrip "tijdloos", op "projectie in tijd" en dergelijke procedure, die voor U absoluut nog
onvoorstelbaar zijn, en dan bovendien, iets wat ook niet uit te vlakken is, het feit dat een
groot aantal werelddelen parallel bestaan en sommige krachten de grenzen tussen die
werelden kunnen overschrijden en als zodanig in een andere wereld direct en acuut werkzaam
kunnen zijn zonder dat de inwoners daar de bron kunnen kennen, terwijl U anderzijds niet
kunt zien welke werkingen Uw kracht in deze andere wereld heeft.
Is het nu iets duidelijker geworden?
Ja, kijkt U eens, kort geleden hebben een paar van deze groep een lezing meegemaakt van
prof. Clay over de werkelijkheidszin en daar werd in naar voren gebracht dat wij eenheden
tot de grootheid van 10 tot de -8/10 niet meer konden kennen en wanneer wij die wilden
waarnemen, dat dan die grootheid ook veranderde door het waarnemen van ons. Dus dat
was bij de tegenwoordige gang van zaken van de wetenschap over de kernfysica kennelijk
voor ons de grens van de mogelijkheid van het kennen.
Inderdaad, maar op het ogenblik dat U Uw eigen toestand van waarneming kunt veranderen,
dus in een andere toestand waar kunt nemen, kunt U wel een reële waarneming doen, ook in
een gebied dat nog veel verder in het negatieve kan worden gezet, dus in het kleine. Het is
overigens de wereld van micro-kosmos waar we over spreken. Dus dat is nu juist de kwestie
en dat is een probleem dat zullen we telkenmale weer in deze materie aantreffen. Het kennen
wordt eerst dan mogelijk wanneer men zijn ogenblikkelijk en schijnbaar ego-centraal
standpunt kan verplaatsen in een andere verhouding tot de omwereld, tot de omgeving, en

76
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 5 – 2 maart 1954

wel op zodanige wijze dat men past in micro- of macrokosmos, en dus niet alleen in zijn eigen
wereld. Ook dat waarnemen krijgt dan ander dimensionale verhoudingen, zoals wij b.v. daar
zien een uitermate grote versnelling van de tijd en het tijdservaren in de microkosmos, en zo
kunnen we nog meer van die punten noemen. Het eigenaardige is dat, wanneer U het
standpunt in zou kunnen nemen waarbij U de kleinste eenheden van gevormde materie zou
kunnen waarnemen, dan zou U komen te staan voor het grote probleem dat de omwenteling
van het electron rond de kern b.v. ongeveer gelijk is aan een jaar van Uw tijd; er zijn bepaalde
problemen dus mee verbonden en dit weer voor een groot gedeelte door de relativiteit der
dingen. Dan hebben we verder natuurlijk te maken met een groot aantal van deze werelden en
er zijn werelden die voor U nog kenbaar en waarneembaar zijn, maar op het ogenblik voor U
gesloten, die toch reeds een volledig andere levensvorm en levensstructuur tonen en gelijk
aan Uw wereld, denkende vermogens en, ik zou haast willen zeggen, levende mensen kent, zij
het dan niet mensen zoals U die uiteindelijk beschouwt. U ziet, er zit heel wat aan vast en zo
gaan we ook weer naar het grote toe. U kunt maar een bepaalde afstand in de ruimte
waarnemen; ook met Uw beste kijkers komt U nooit verder. Daarbuiten is wel iets, maar het is
voor U niet meer waarneembaar, en wel door de bekende buiging der lichtstraling; het licht
loopt om het centrum van het Al heen en alles wat buiten een bepaalde norm komt treft U niet
meer, dat is voor U niet meer waarneembaar, het verliest zich in de ruimte. Zo kennen we een
hele hoop van die problemen, maar het komt inderdaad wel enigszins overeen met wat U ook
over odd-kracht hebt gezegd. Nou, ik zou zeggen: is er nog meer over te vertellen?
Op het ogenblik niet.
Juist, dan gaan we verder. Zijn er nog meer vragen?
Ik heb hier nog een paar dingetjes. "M. a. w. kan de geest het lichaam zodanig sterk
beïnvloeden, dat de van het lichaam uitgaande trilling voor de omringende materie
vervormend wordt. Op grond hiervan de stelregel: de geest is superieur aan alle materie,
ofschoon hij zonder die materie niet redelijk bestaan kan. Acceptabel?" Dat is wat de vorige
keer de spreker gezegd heeft. Dan komt hier nog een tweede kwestie:" dan hebben wij het
grote punt voor vanavond gemaakt en vastgesteld het voornaamste punt en dan kunnen
we nu overgaan tot de beschouwing ervan. Wanneer wij op grond van al hetgene wat wij
totnogtoe samen besproken hebben stellen: de geest is te allen tijde superieur aan de stof,
ofschoon hij zonder de stof geen redelijk zelfstandig bestaan kan voeren, dus wel een
onredelijk in die zin geïmpliceerd". Dus daar mag ik dan de volgende conclusie uit trekken,
dat wanneer hij daar een redelijk zelfstandig bestaan voert, dus dan schept hij in de
materie, dus dan moeten wij ook het bewijs van schepping van de materie als redelijk
beschouwen; dat meen ik daaruit te mogen opmaken.
Dat is inderdaad waar. Kijkt U eens, wanneer U geestelijk leeft en U heeft geen stoffelijke
ervaringsmogelijkheid ligt Uw hele kenvermogen in de beslotenheid van wat in U aanwezig is.
Aangenomen dat U nooit materie gekend heeft, kent U dus alleen Uw eigen zijn; andere
begrippen zijn voor U niet te realiseren. Van rede en een redelijk bestaan is zeker geen sprake.
U wordt doortrild door verschillende impulsen en gevoelens misschien, maar zult niet in staat
zijn deze te waarderen of te verwerkelijken. Eerst wanneer U, in de materie werkend, Uzelve
als het ware tot realiteit voor Uzelve makend, dus worden tot zelfbeschouwend wezen, iets
hebt leren kennen omtrent Uzelve en Uw zijnsmogelijkheid, kunt U een redelijk bestaan
voeren, waar U nu met redenen omkleden kunt datgene wat in U leeft en redelijke conclusies
kunt trekken uit hetgeen wat U doortrilt. Dus dan krijgen wij eigenlijk eerst te maken met
bewustzijn. Mij dunkt, dat is toch begrijpelijk.
Ja maar, kijk eens, dat staat ook in verband met de mogelijkheid van kennen van het
individu, dat beseffen van een werkelijkheid. Iedere werkelijkheid wordt bepaald door je
kennisniveau, nietwaar, dus iedereen die een bepaald inzicht en een bepaalde geestelijke
ontwikkeling heeft, zal altijd een andere werkelijkheid hebben.
Inderdaad, maar "kennis-niveau" vind ik overdreven, ik zou willen zeggen "ken-niveau", en
een ken-niveau dat treedt daar op waar de waarneming leidt tot conclusie en vergelijking,
daaruit wordt het kennen geboren. Heel veel van hetgeen U kennis noemt is doodgeboren en
heeft op de geestelijke vorming weinig of geen invloed. Als U duizend maal de problemen van
de kernfysica bespreekt met leken, dan kunnen zij zich dit voorstellen, goed, maar wanneer ze

77
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 5 – 2 maart 1954

de realiteit ontmoeten dan zullen ze haar niet herkennen om de doodeenvoudige reden dat ze
zich nooit daarin verdiept hebben. Het ken-niveau, houdt in het beleven der dingen en
vergelijken daarvan met andere gekende omstandigheden, om zo een oordeel te vellen over
het beleefde. U zult dus begrijpen dat dit eigenlijk de grondgedachte moet zijn. En nu stipt U
aan de superioriteit van de geest over de stof. Inderdaad, want de stof in zichzelve heeft geen
bewust vormend en vervormend vermogen. De stof ontwikkelt zich en zal in de reacties die
door haar aard en structuur zijn vastgelegd in een vast patroon handelend optreden, zonder
deze wetmatigheid zelve te kunnen verstoren, versnellen of vertragen. Op het ogenblik echter
dat de geest mede zich verdiept in het wordingsproces, kan de geest bepaalde factoren
remmen, andere bespoedigen en daardoor een werkelijke vormgeving, waarbij dus van een
leven gesproken ken worden, tot stand brengen. De geest kan dit ook vanuit het menselijk
lichaam doen en daarmee, en daarmee dan alle lager georganiseerde stof dus beïnvloeden en
eventueel zelfs veranderen. Dan krijgen we te maken met een wonder, tenminste dat noemen
de mensen zo.
En iets verder staat nog dit; "omdat wij een lichaam hebben dat wij een harmonische op
kunnen leggen dat stofvormend en bedwingend werkt direct in de wereld der materie,
maar ons daarvoor eerst een medium moeten zoeken, een middelstof of een middelweg,
persoon zijnde of niet". Nu is die middelweg via de persoon voor ons bekend. Mij is het niet
bekend dat dat ook mogelijk is zonder een persoon. Dat is een conclusie die ik hieruit meen
te moeten trekken.
Ja, dat is volledig juist.
En wat is dat dan, die bedwinging in de materie, of liever gezegd de lagere materie zonder
persoon?
Kijkt U eens, U heeft misschien wel eens gehoord van die punten op de aarde waar de
eigenaardigheid der stralingsverhoudingen - kosmisch en aards tegenover elkaar - vaak
veroorzaakt door het optreden van inwendige spanningen in de aarde, waarbij een zekere
uitlaat wordt gezocht, hoe daar allerhand fenomenen zich vertonen. Daar heeft U misschien
wel eens over gehoord. Dit is nu het werken van de geest, ofschoon vaak niet van de meest
bewuste geest, in de stof, zonder dat daarvoor een persoonlijk contact nodig is. Wat gebeurt
daar n. l. ? Het samen treffen van aardwerking plus kosmische werking veroorzaakt een
zodanige botsing dat een stroming ontstaat die ook voor ons harmonisch is, d.w.z. die in een
bepaalde verhouding staat tot onze eigen wereld. Wij kunnen vanuit onze wereld - door onze
wereld als kracht te doen werken dus - op deze straling, op deze stralingsverhouding beter
gezegd, een variatie van omstandigheden teweeg brengen en daarmee vormend werken b.v.
op de groei van sommige gewassen, de vorming van nevel, damp, wolken, het vormgeven
daaraan, het verplaatsen van voorwerpen, stenen etc. , dat is allemaal daardoor mogelijk. Dus
dit werd bedoeld als we een niet persoonlijk medium gebruiken. Nu kan het ook nog zijn dat in
een bepaalde materie, door structuur of omgeving waarin dit voorwerp geleefd heeft e. d. ook
een kleine verandering heeft plaatsgevonden, waardoor het net weer valt in een bereik dat
door ons direct beïnvloed kan worden. Het eigen wezen van een tafel, een stoel, een huis, een
stalen balletje, kortom neemt U maar wat, is zodanig dat het beïnvloedbaar is van onze kant.
U zou kunnen zeggen: het is een kwestie van magnetisme, waarbij dan de structuur zodanig
moet zijn dat de spanning in het voorwerp zelve op onze beïnvloeding reageert en daar bij die
krachten genereert op de wijze waarop wij ons dat voorstellen die in de aarde onmiddellijk, of
in de omgeving van de wereld dan, onmiddellijk bruikbaar zijn. Kunt U zich dat voorstellen?
Jazeker, dat kan ik mij voorstellen. Mag ik U naar aanleiding hiervan nog even wat vragen?
Gaat Uw gang.
U grijpt in op de materie. Nu is het ons bekend dat een stof bepaalde absorptiepunten
heeft voor energie en deze absorptiepunten liggen in dat gehele spectrum op zeer
uiteenlopende plaatsen. Nu heb ik gemeend dat het mogelijk is om energieën toe te voeren
op zeer bepaalde punten van deze absorptiespectra om op deze wijze de stof te
beïnvloeden. Is dat juist?
Dat is inderdaad juist, en als U het volledig absorptiespectrum beziet, dan zal het U misschien
opvallen dat sommige dier punten wel in overeenstemming zouden kunnen zijn o. a. met
menselijke gedachtentrilling en dan heeft U daar onmiddellijk het feit, nietwaar, wij
78
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 5 – 2 maart 1954

beïnvloeden als we als mens op de wereld leven, bewust of onbewust door daaraan energie te
ontnemen ofwel energie daarin op te slaan. Wanneer dit tot een bepaald verzadigingspunt is
gekomen, zal de gedachte sterk waarneembaar zijn voor anderen, daar een uitermate
suggestieve kracht wordt losgelaten op ieder die vatbaar is voor de eenmaal geabsorbeerde
energie, die echter een zodanige verzadiging in de stof bereikte dat ze wederom uiting
verlangt, en dan krijgt U spookhuizen. Ook dit duidelijk genoeg?
Ja, dank U wel.
Nu, dan moeten we maar weer verder gaan. Nog meer vragen?
Mag ik U misschien nog iets vragen.
Jazeker.
U heeft - dat gaat eigenlijk niet over het verslag van de laatste keer maar van de
voorlaatste keer - gesproken over die drie-dimensionale ruimte, die als een bol moet
worden voorgesteld met driehoeken. Nu heeft een van onze vrienden hier een bol
meegebracht. zou U misschien kunnen zeggen hoe of die driehoeken en die vierhoeken
daarin gelegen moeten zijn, of is dat te moeilijk?
Dat wordt betrekkelijk moeilijk, ja.
Kijkt U eens, mijn bedoeling was n. l. - U hebt dat toen uitgelegd - om die gedachte uit te
werken in een doorzichtige bol met doorzichtige vlakken en die punten in die bol met
gekleurde punten aan te geven, zodat wij in onze gedachten ook met het oog ons kunnen
orienteren in de vorming, hoe die vlakken liggen, omdat U indertijd gezegd heeft, dat
wanneer twee punten daarvan kenbaar zijn, dat wij het derde punt ook kennen, en zo
daarin een vierhoek ontstaat dat wij dan komen tot natuurwetten. Dat is natuurlijk
ontzettend belangrijk, en om dat zich even goed te kunnen realiseren, heb ik hier een
doorzichtige bol, die er net uitziet als glas, en zou ik dergelijke punten daarin dan kunnen
construeren of doen neerzetten.
Ja, het eenvoudigste wat U dan kunt doen dat is: begint U met twee elkaar kruisende
driehoeken, zoals bekend bij de zespuntige ster.
Dus in één plat vlak?
- In één plat vlak. Dit herhaalt U dan in, laten we zeggen, vijf verschillende vlakken. Nu zult U
ontdekken dat door het verbinden van de lijnen binnen één plat vlak, een vierhoek
geconstrueerd kan worden, die in verbinding met de andere vlakken in één, maar ook slechte
in één bepaalde verhouding, een perfecte kubus geeft. Daar heeft U dan de onderlinge
verbinding tussen deze verschillen de vlakken dus gerealiseerd.
En de kruising van die vijf vlakken, met die vier vlakken die U noemt, is dat de as van het
punt van kruising met het eerste vlak, ligt dat op één as of is dat op verschillende punten
die kruising van die vlakken met dat andere vlak?
U kunt ze op één as nemen, dat is het eenvoudigste voor de voorstellingswijze. Dus U stelt
voortdurend één punt als beginpunt in de bol, trekt daardoor als het ware een loodrechte as,
ofschoon U zich die niet hoeft voor te stellen, en gaat vandaar voor elke driehoek uit totdat U
bent gekomen tot precies het midden van de bol, nietwaar, dus de middellijn. En daar heeft U
dan de lijnen zelf, die elkaar kruisen, liggen op ongeveer één derde, en boven één derde krijgt
U dan de constructie van een perfecte kubus en U krijgt verder een constructie waarin
bepaalde perfecte vijfhoeken voorkomen. Uit de vijfhoeken zelf valt dan ook weer een
constructie te maken, dat als U datgene hebt gedaan wat ik U nu voorstel, dat U voorlopig wel
voldoen beschouwingsmateriaal hebt, want het is dan n. l. mogelijk uit alle meetkundige
figuren, voorkomende in de bol en de verhoudingen t. o. v. elkaar te ontdekken dat, wanneer
wij deze vijf werelden nemen, want die worden voorgesteld door deze zespuntige sterren, twee
keer een drie hoek dus, dan zult U zien dat er tussen deze werelden een bepaalde relatie be-
staat. Deze relatie kan in een formule worden uitgedrukt, een zuiver meetkundige formule
zonder meer, en deze kan onmiddellijk worden betrokken tot elk der driehoeken, onverschillig
in welke der wereld geraakt door de meetkundige figuur, dus door de constructie deze
voorkomen, maar zij moeten in onmiddellijk lijnverband daarmee staan. En dan krijgt U dus
een verhouding, waarbij de ene wereld t. o. v. de andere in een vergelijkingsformule uit kunt

79
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 5 – 2 maart 1954

drukken en tot een berekening komen van de figuurwaarde in een andere wereld van Uw
wereld. Is dat niet te ingewikkeld zo? Dan moet U het maar nalezen.
Dus dat zijn vlakken die t. o. v. elkaar in een hoek staan van 36°Gr?
Ongeveer ja. Pardon, we hebben gezegd: vijf.
180 : 5 = 36.
Ja, dat kunt U zeggen. U hebt eigenlijk te maken met een volledige cirkel, dat is 360°.

Ja, 360 : 5.
Maar daarin krijgen we inderdaad een verhouding van 10, waar elk geprojecteerd vlak aan
twee zijden de bol beroert. Dus 36 is inderdaad juist.
Ik had U nog een kleine vraag willen stellen, die eigenlijk hier buitenom gaat en dat is n. l.
: U hebt de laatste tijd bij de inleiding nogal uitdrukkelijk naar voren gebracht dat wij onze
eigen hersens behoren te gebruiken en een behoorlijk inzicht over de problemen moesten
zien te vormen. Ik kreeg de indruk dat dit de laatste tijd nogal nadrukkelijk naar voren
werd gebracht. Is het misschien de bedoeling dat, door de wijze waarop U bepaalde
problemen stelt, ons tot een zekere actie en een zeker denken te dwingen om deze
problemen op een andere manier te zien, of liggen de problemen eigenlijk anders en tracht
U op die manier kritiek te wekken?
Inderdaad. Eén van de bedoelingen die wij hebben - en dat kunt U ook zelf voortdurend weer
vaststellen als U zich de moeite geeft om alleen maar Uw eigen verslagen na te zien - dan zult
U ontdekken dat steeds in elke redenering en elke bewijsvoering punten zitten die in zichzelve
niet onwaar zijnde, toch in een zodanige relatie worden gesteld dat zij onmiddellijke kritiek op
moeten wekken, en dit gebeurt met opzet, want wij kunnen U een hele cursus in
bewustwording geven, maar al doen we dat honderd keer, dan bent U nog niet in staat om
daarmee verder te komen. Eén punt dat U kritisch overdacht en overwogen heeft dat ligt vast
in U, daar heeft U voor gevochten, daar heeft U 10, 12 keer moeten bekijken, want U wilt niet
met onverantwoorde kritiek komen. Nu houden wij hier die inleiding niet, omdat we overtuigd
zijn dat U in doorsnee voldoende kritisch bent. Het kan hier en daar nog iets beter, maar het
gaat. Maar in de openbare bijeenkomsten b.v. en in sommige andere bijeenkomsten ook, valt
nu reeds kenbaar waar te nemen onder de aanwezigen de vluchttendenz die in de mens op het
ogenblik heerst. Men beschouwt ons niet als een mogelijkheid om zichzelf te ontwikkelen,
maar als een kracht waarin men vluchten kan voor datgene wat men vreest, en dit is een
misverstand, want wij kunnen U niet beschermen tegen dat wat U zou vrezen; wij kunnen U
alleen verklaren dat Uw angst onredelijk is en dat U zelve, door Uw eigen wezen en de in U
aanwezige krachten, al deze machten te allen tijde onbevreesd tegemoet kunt treden, waar
geen dier machten die U vreest U verslaan kan. Dat is het enige wat wij kunnen doen en juist
daarom gaan we op het zelfdenken meer en meer de nadruk leggen. Dat is toch begrijpelijk?
Mag ik in dat geval nog iets vragen? U heeft gesproken van de verplaatsing van de geest
voor afstandswaarneming. Nu is dat buitengewoon moeilijk, tenminste ik vind het vreselijk
moeilijk. Kunt U ons misschien dat nog nader toedichten of zeggen welke fouten zitten erbij
die wij over winnen moeten?
Eén van de grootste fouten die men maakt is te beginnen “nu ja, ik zal het maar weer eens
proberen". De tweede fout die men maakt is over het algemeen dat men begint met punten
waar te nemen die niet gekend zijn, en dan blijkt het vaak onmogelijk om enige reële
waarneming te doen. Wanneer U dit doet, moet U het beschouwen als een spelletje van de
fantasie; begint U zo maar en bouwt U voor zichzelve in gedachten op. U gaat, nietwaar, naar
een bepaald punt, laten wij zeggen U wilt van hier naar Uw eigen woning gaan. U gaat niet
onmiddellijk dat huis binnen, in een bepaalde kamer, want dan zou U in het gevaar komen dat
U werkelijk teveel U bezig gaat houden met de constructie van mogelijkheden. U bevindt zich,
zo stelt U zich voor, voor het huis in de straat, beweegt zich daarnaartoe, U gaat binnen door
de deur, U gaat, laten wij zeggen, eerst in de benedenvertrekken kijken of alles in orde is, U
gaat dan naar de bovenvertrekken, U gaat zien wat daar allemaal aan de hand is. Dan gaat U
misschien nog een etage hoger en dan gaat U zien hoe het daar staat en dan stelt U zich er
speciaal op in om dus de normale dingen die U kent, te zien, en hun toestand op het ogenblik

80
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 5 – 2 maart 1954

dat U dit doet, voor Uzelf vast te stellen. En dat is natuurlijk mogelijk om te doen. U kunt b.v.
zeggen: hé, gisteren om zo en zo laat werd die en die kalender aangestreept, want ik
concentreerde mij erop en juist toen ik er was gebeurde het. Ik ga kijken en ik zie dat deze
kalender is aangestreept, dus kan ik met redelijke zekerheid aannemen dat het ongeveer juist
is wat ik gezien heb. Hoe meer zelfvertrouwen U krijgt, hoe kleiner het contact is wat U nodig
heeft om tot een bewuste uittreding en een verplaatsing in de geest te komen. Dus, op zichzelf
is dit betrekkelijk eenvoudig. En als U het lastig lijkt, dan wil ik U alleen maar dit zeggen: dat
lastige dat komt niet tot stand doordat U het niet kunt, maar doordat U zichzelf vaak een klein
beetje toch ridicule voelt of aan Uzelve wantrouwt, U gaat zeggen "nu ja, ik zal mezelf wel
weer zitten te bedriegen". Wanneer U dat doet krijgt U geen resultaten. Ook hier, nietwaar,
geloof is nodig voor alle dingen. Dat klinkt voor de exacte wetenschappen vaak tamelijk
vreemd, maar wat wij nodig hebben dat is eerst een overtuiging, de overtuiging "dit is
mógelijk": wij vragen niet verder "hoe"' "het is mogelijk, het is zo en ik kan dit". En met deze
zelfverzekerdheid zult U, vooral daar waar het zuiver geestelijke processen betreft, vaak
onverwachte successen boeken. Zeer zeker zult U ook voor problemen komen te staan waarbij
U zegt:"hé, hoe moet ik dit nu aanpakken, heb ik het nu eigenlijk niet lelijk verknoeid?" en dat
zult U ook heus wel doen, maar aangezien er nog geen school bestaat waarin men in staat is U
voldoende te trainen in de stof, zult U door fouten wijs kunnen worden. Er zijn mensen op
aarde die zeggen: "ja, dat kan ik toch niet, daar begin ik niet aan", anderen die zeggen- "ik zal
het eens overleggen en ik probeer het". Eigenaardig genoeg zijn het de laatsten die veelal daar
slagen waar de anderen, met enige nijd toekijkend, zeggen:" hoe komt die nu weer daaraan,
hoe heeft die het nu weer zover geschopt?", terwijl wij ook weten dat deze zelfde mensen vaak
door fouten die zij begaan, het verworvene weer verliezen, maar dan toch het vermogen
hebben om het weer terug te winnen, wanneer te maar zelfvertrouwen hebben. Dus daar ligt
dit eigenlijk werkelijk in.
Dank U wel.
Zijn er nog meer vragen?
Dan mag ik U nog één vraag stellen misschien? Dat is de volgende: op pag. 15 van het
verslag heeft U het over antibiotica en U vertelt daar ongeveer van, dat daar veel gevaren
in zitten, waar het de mens weerlozer maakt. Daar kan ik me een voorstelling van vormen.
Maar U gaat zelfs nog verder en U zegt dat het gebruik van antibiotica op het ogenblik
eclatante successen geeft, maar een vatbaarheid voor bepaalde ziektekiemen schept die
erfelijk is. Nu is ons wel bekend dat het gebruik van antibiotica op een gegeven moment
een vatbaarheid kan scheppen voor bepaalde ziekte, maar niet dat deze ziekte erfelijk zou
zijn. Misschien kunt U daar iets over vertellen.
De ziekte zelf is niet erfelijk, maar de vatbaarheid is erfelijk. Wanneer het anders werd
uitgedrukt, is het een fout onzerzijds geweest. Maar er werd dus bedoeld hier te zeggen dat de
eigenschappen in het wezen, in feite dus een afwezigheid van bepaalde afweerstoffen, wordt
overgebracht bij het scheppen van een nieuw lichaam en als zodanig in het kind wederom een
vergrote vatbaarheid met zich meebrengt.
Juist. Dus dat komt ook overeen met het probleem wat wij bij de tuberculose b.v. hebben,
dat hoe groter het aantal mensen wordt dat nooit tuberculose gehad heeft, hoe groter de
kans wordt op de uitbarsting van een ziekte, wanneer daar een infectie van buitenaf
ingebracht wordt.
Inderdaad, en dat is heel begrijpelijk, nietwaar?
Dus is het daar ook regel dat men probeert het volk zoveel mogelijk door te vaccineren
met het B. C. G. -vaccin.
Dat zou m. i. althans wel juist zijn. Het lijkt mij beter om een afweerbereidheid te scheppen,
daar waar de ziekte zelf nog niet voldoende beheerst wordt - al wordt die beheersing met de
dag groter, ze heeft vooral de laatste tijd enorme schreden gemaakt -, maar zolang men die
ziekte niet zo beheerst dat men, haar snel herkennende of haar niet snel herkennende, in elke
fase van het ziekte proces praktisch in kan grijpen en in redelijke tijd kan genezen, lijkt het mij
beter om de afweer in de mensen te stimuleren. Ook dit zal erfelijk toch zeker ook
voortgeplant worden en daaruit kunnen wij dan inderdaad zien dat een lange re tijd, b.v. drie
geslachten; wanneer iedereen nu gevaccineerd zou zijn, dan zouden we een vergrote afweer
81
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 5 – 2 maart 1954

kunnen zien die ongeveer drie geslachten lang blijft bestaan. Daarna treedt de oude toestand
weer op. Zou men dus verder gaan, dan zou men uiteindelijk een toestand scheppen waarin de
ziekte zelf praktisch niet meer optreedt. En het aardige is, U kunt dat nagaan aan de hand van
de koepokinenting, waarbij ook heel eigenaardige dingen naar voren zijn gekomen zoals U
weet, vooral op het gebied van erfelijkheid. Dat heeft men zo niet bekeken waarschijnlijk en
zich niet gerealiseerd zo, maar toch is dat waar. Voldoende beantwoord?
Ja, dank U zeer.
Mag ik nog wat over die antibiotica vragen?
Gaat Uw gang.
Bij de behandeling met Penicilline zijn er bepaalde bacteriesoorten, stammen die niet meer
bevattelijk voor het gebruik Penicilline. De bacterie gaat dan Penicillinase ontwikkelen en
dit neutraliseert het Penicilline als zodanig. Nu krijgen we een bacterievorm die deze stof
kan opwekken die Penicilline onwerkzaam maakt, dus dat is een andere bacteriesoort, ook
naar vorm en ook naar levenswijze. Nu is zoeven over afweerkracht gesproken. Ontwikkelt
het lichaam dan ook niet tegen deze nieuwe vorm van deze bacterie een bepaalde
afweerkracht?
Inderdaad, dat doet het ook, maar een dergelijke stam heeft over het algemeen een veel
grotere levenskracht en daarom kunnen wij dan zien dat cultures die resistent zijn geworden
tegen bepaalde giften, over het algemeen eigenschappen vertonen die voor het menselijk
lichaam moeilijker te bestrijden zijn met de huidige aanwezige middelen. In de loop van enkele
geslachten zal de mensheid ook wel weer resistent worden tegen deze sterkere cultures.
Dan had ik ook nog wat willen vragen over deze bacteriestammen. Ik heb U zoeven
gevraagd over dat punt van die absorptiespectra in de materie. Wij hebben hier nu een
levend systeem; die bacterievaste stam die moet toch ook bepaalde trillings-
absorptiespectra hebben. Met een mede-onderzoeker ben ik daar mee bezig geweest voor
het opwekken van bepaalde trillingen, specifieke trillingen, die specifieke bacteriegroepen
zouden aanvallen in het lichaam. Er is een biologisch systeem van die bacterie die anders is
dan het biologisch systeem van de gastheer waarin die bacterie aanwezig is. Nu heb ik dat
nog niet tot een eind kunnen voeren. Nu had ik U willen vragen: is deze gang van zaken,
deze manier van zoeken juist en zal ik daar tot een resultaat in kunnen komen door
specifieke trillingen toe te gaan passen die de bouw van deze bacteriestammen bemoeilijkt
of op het ogenblik dat deze cellen zich delen, kunnen ingrijpen, want dan zijn ze zwart voor
alle mogelijke uitwendige invloeden.
Op den duur zou U misschien enig resultaat kunnen behalen, maar het lijkt mij dat, gezien de
ontwikkeling van de wereldomstandigheden, U op het ogenblik toch niet in staat zult zijn een
dergelijk onderzoek tot een werkelijk bevredigend einde te voeren. Het is dus niet onmogelijk
wat U wilt, maar ik wil wel zeggen: U zult waarschijnlijk een jaar of vijf nodig hebben om
werkelijk tot goede resultaten te komen, en wanneer die periode eenmaal gekomen is, over
vijf jaar, dan zal er waarschijnlijk weer heel veel van verloren gaan, dus ik geloof niet dat dat
op het ogenblik als een rendabel object moet worden gezien.
Dank U wel.
Wilt U misschien iets duidelijker zijn met dat "heel veel verloren gaan", wat bedoelt U
daarmee?
Precies datgene wat ik zeg, waarde vriend, dat er dan omstandigheden op zullen treden
waardoor een aantal dan in ontwikkeling zijnde processen van wetenschappelijke aard, voor
langere tijd onderdrukt zullen worden, niet meer en niet minder.
Dat ziet er nog niet zo vrolijk uit.
Ach, het ziet er heel vrolijk uit, wanneer U het goed wilt bezien, want uiteindelijk, de
wetenschap is schitterend, maar zolang als de mens de wetenschap als een soort tweesnijdend
wapen hanteert, enerzijds om te redden, anderzijds om te vernietigen, dunkt mij elke
vooruitgang in de menselijke verhouding van meer gewicht dan elke vooruitgang in de
wetenschap, want ik geloof dat inderdaad de eenheid van vele volkeren juist in die kritieke
periode, zeer sterk in de hand gewerkt zal worden. Zijn we uitgevraagd?
Ik heb geen vragen meer.
82
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 5 – 2 maart 1954

Dan wil ik voor vanavond, omdat wij tamelijk veel vragen ook weer behandeld hebben, een
betrekkelijk eenvoudig onderwerp aansnijden, dat ook wel samenhangt met de vorige
lezingen. Wij hebben n. l. gesproken over de ontwikkeling van bepaalde geestelijke gaven. Wij
hebben toen ook de nadruk gelegd op een bepaalde ritmiek van ademhaling, wij hebben U
gewezen op de mogelijkheid hierdoor bepaalde dingen te verwerven. Ik mag aannemen dat
meerderen onder U, echter niet allen, inderdaad ernstig getracht hebben deze aanwijzingen in
de praktijk te brengen. U zult daarbij gestoten zijn op de volgende verschijnselen. Wat voor A
een buitengewoon gunstig resultaat bracht, bleek voor B absoluut onbevredigend te zijn, C
daarentegen heeft niet alleen een bevredigend resultaat, maar hij heeft een aantal belevingen
gehad, die hij rangschikt tussen de klasse van droom en werkelijkheid en die voor hem enige
betekenis beginnen te winnen. U zult zich afvragen; hoe kan het zijn dat men zo verschillend
reageert op dezelfde oefening? Ik wil nu trachten U dit duidelijk te maken een ogenblik. Wij
zijn, mijn waarde vrienden, in een periode waarin veel storingen optreden. Eén van die
storingen op deze aarde is op het ogenblik een sterke invloed, die astrologisch gezien Saturnus
genoemd zou kunnen worden. Wij hebben verder ook te maken met een steeds groter
wordende heerschappij, ook weer astrologisch uitgedrukt, van Uranus. Ik gebruik dit, omdat ik
denk dat U die begrippen kent. Dit betekent dat wij op het ogenblik staan in een periode vol
van tegenstrijdigheden, maar met onverwachte resultaten en ontknopingen, verder dat de
tendenz, hoe verder het jaar gaat, voor de wereld gunstig wordt waar de mensen trachten een
geestelijke bereiking tot stand te brengen, doch daar, waar men zuiver stoffelijke resultaten
vraagt, men wel zeer voorzichtig moet zijn, waar hier onaangename aspecten zich vertonen.
Wanneer U bezig bent met Uw oefeningen, dan zal de één zich gemakkelijk voegen in een
bepaald ademhalingsritme, de ander zal dit niet kunnen. Dit ritme is echter noodzakelijk, wil
men in contact komen met bepaalde krachten. Wat doet U nu? U zoekt voor Uzelve een
ademhalingsritme dat U past. Wanneer U dit doet, dan zullen veel van de bezwaren die bij
sommigen op het ogenblik nog bestaan, weg kunnen vallen. Degenen die resultaat geboekt
hebben bij onze aanwijzingen, die zou ik raden om verder te gaan, ook wanneer deze
resultaten na korte tijd lijken te verslappen en weg te vallen. U kunt over het algemeen het
best als volgt handelen. Wanneer U bij de door ons aangegeven, voor de meesten hier
aanwezig redelijke ademhalingstechniek, geen resultaten hebt, dan moet U Uw ademhaling
zodanig regelen dat zij traag wordt maar diep, dat bij elke inademing een ogenblik van pauze
optreedt, dat de uitademing te allen tijde langzamer is dan de inademing. Dit is de eerst
noodzaak. Maar de tweede, die U misschien nog niet beacht hebt, is deze. Door Uw
verandering van ademhaling wordt ook de functie van het hart beïnvloed. U zult ontdekken dat
Uw hart een ander ritme gaat volgen. Dit ritme nu moet regelmatig blijven. Wanneer Uw
hartklop, Uw bloed, te sterk gaat volgen het ritme van Uw ademhaling, in die zin, versnelling
tijdens de inademing, vertraging, tot een aarzeling zelfs gaande bij het inhouden van de adem
en dan een langzaam opkomen bij de uitademing, tot een zeer zware en langzame klop, dan
heeft U daarmee geschapen voor Uzelf een wijze van bloedsomloop die ongunstig werkt. Uw
hart wekt dan krachten op in onregelmatige volgorde en werkt daarmede prikkelend of zelfs
storend op het zenuwgestel; het kan dan geen ontspanning brengen. U zult dus dan moeten
trachten om een zodanige wijze van ademhaling te vinden dat U, ofschoon U traag ademhaalt
en een korte rustpoze na de inademing handhaaft, toch geen last krijgt van een grote
onregelmatigheid van de hartklop. Wilt U dit op een eenvoudige wijze controleren, dan zou ik
U raden: neemt U een metronoom of desnoods een klok die een behoorlijke luide tik heeft en
langzaam, een pendule b.v. , en controleert U, tellende de tikken van de pendule, de variaties
die bij deze ademhaling ontstaan in Uw pols. Dat kunt U zelf doen en is betrekkelijk eenvoudig.
En dan heb ik nog iets voor U. Het wordt zo langzamerhand tijd dat wij ons gaan bemoeien
met meer geestelijke invloeden die direct op U werken en tot U spreken. Wij stellen ons voor,
in de komende drie maanden, regelmatig pogingen te doen om diegenen onder U, die voor ons
bereikbaar zijn en die wij inderdaad kunnen helpen, een sterke inspiratieve invloed te doen
ondergaan. We zullen bovendien trachten - wat in sommige gevallen noodzakelijk is - om
lichaamskrachten aan te vullen door U te bewegen tot die wijze van handelen, het aanvaarden
van die houding etc. , die voor ontvangst van krachten uit de U omringende atmosfeer
bijzonder gunstig zijn. U moet goed begrijpen dat van onze kant uit deze kring nog steeds een
experiment is, dat wij in dit experiment zeer zeker zullen trachten de gunstigste resultaten te
verkrijgen. Wij hebben langzaam maar zeker gezien hoe de kring zichzelve purifieerde en wij
83
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 5 – 2 maart 1954

zijn met het resultaat tevreden, en wij zijn ook met bepaalde andere resultaten als Uw denken
en belangstelling op het ogenblik zeer tevreden. Wij willen het experiment nu verder
doorvoeren en trachten te komen tot een zodanige verhouding dat een bijeenkomst met het
medium als bevestiging, vereenvoudiging van de procedure nog steeds aangenaam is, maar
dat onmiddellijke referentie van U aan ons en onmiddellijk contact onzerzijds met U, meer
wordt dan alleen een fictie. Ik hoop dat wij in deze op Uw medewerking kunnen rekenen. Dan
gaan we nog even verder. U merkt, het wordt vanavond een beetje allerhande en we zullen
dan ook niet aan een groot onderwerp toekomen, althans mijnerzijds. U zult in de komende
drie vier maanden ontdekken dat sterk suggestieve krachten in Uw omgeving, suggestieve
krachten van aardse oorsprong wel te verstaan. U zult ontdekken dat een verbittering bij velen
Uwer medemensen niet slechts ontstaat maar in de hand wordt gewerkt. Wanneer dit gebeurt
wil ik U een raad geven. Onthoudt U van elk direct ingrijpen daarin. Geeft Uw hulp geestelijk
en stoffelijk aan diegenen die er U om vragen, maar ook alleen aan hen. Het is op het ogenblik
niet de tijd dat U uit kunt gaan om de mensen te helpen zonder meer. Degenen onder U, die
zich met genezing bezig houden, zullen ontdekken dat in de komende 9 tot 10 maanden een
aantal ziekten van nerveuzen aard, en klachten vooral van nerveuzen aard, ontstellend
toenemen. Maak U daarover geen zorgen, help daar waar U helpen kunt, zonder Uzelf
daarvoor op te offeren tot het uiterste. U zult niet in staat zijn op enigerlei wijze hier in deze
komende tijd, in de tendenzen die optreden, een werkelijke wijziging te brengen. Daar waar U
ontdekt dat een individu inderdaad aanspreekt, op Uw behandeling, wees erop voorbereid dat
een terugval in de komende maanden mogelijk is. Diegenen die zich onder onderzoekers
zouden kunnen noemen die trachten, hetzij zich bewegend buiten hun eigen levenssfeer, te
bekwamen in bepaalde geestelijke waarheden, dan wel diegenen die zelf experimenteel werk
doen op het ogenblik, ook hen wil ik waarschuwen. Er zullen perioden komen dat U denkt dat
de hele boel U tegenwerkt en tegenloopt. U zult op een gegeven ogenblik zeggen; de hele
wereld heeft me bedrogen en ik bedrieg mezelf erbij. Er zullen momenten komen dat U geen
weg meer ziet. Wanneer die ogenblikken er zijn, werp niets weg maar leer om de dingen te
laten rusten tot de tijden daarvoor beter zijn. Slechts wanneer U op deze wijze te werk gaat,
kunt U inderdaad goede resultaten verwachten. En dan verder voor U allemaal: de mensheid
heeft op het ogenblik behoefte, niet zozeer aan personen die als magnetiseurs genezend
optreden, maar wel aan personen die een persoonlijke sfeer, die uiteindelijk ook een
magnetisch karakter heeft, weten te bouwen, die vóór alles harmonisch is. Wanneer Uzelf geen
vrede kent, kunt U op deze periode in deze tijd niemand helpen. Zoek voor alles vrede met
Uzelve. Wanneer Uw werk meer vraagt dan U kunt geven en daardoor de vrede in gevaar komt
in Uzelve, offer desnoods een deel van dat werk, handhaaf de vrede en de harmonie in Uzelve,
dat is de grote eis. En daarmee kunt U ook de wereld de grote diensten bewijzen die nodig zijn
in deze periode. Zo, nu hebben we nog een ogenblik om wat rustiger te praten. Ik heb U al
gewezen op de mogelijkheden die de geest heeft wanneer hij het lichaam kan verlaten,
wanneer hij zijn bewustzijn naar buiten projecteren kan. U zult zich waarschijnlijk realiseren
dat elke werkzaamheid die geestelijk kan geschieden, dus buiten het lichaam door de geest,
evengoed en vaak beter verricht kan worden dan in de stof. Wanneer U studeert dan is het
vaak dienstig om bepaalde problemen ter zijde te leggen, waar Uw geest ze voor zichzelve op
zal lossen. Op het ogenblik dat U, laten we maar zeggen slaapt, of rust of ergens anders aan
denkt, dat U leeft in een tweeheid en deze tweeheid is een stoffelijke en een geestelijke. Uw
stoffelijke persoonlijkheid wordt bepaald door twee elementen, de liefde en de vrees, vrees in
al haar vormen, dus ook in de vorm "haat", meteen erbij gezegd. Daardoor treedt bij elke
gedachte die vanuit het stoffelijke komt, bij elke lering die U stoffelijk verwerft, een zeer
persoonlijk element mede op. Uw eigen stoffelijk wezen komt tot onredelijke aanvaardingen en
onredelijke verwerpingen. Uw geest zal dat corrigeren. U zult echter nooit in staat zijn om
stoffelijk gezond te blijven, wanneer U één dier elementen in Uzelf elimineert. U kunt niet
leven zonder angst als tegenwicht voor Uw liefde. En deze liefde kan desnoods een eigenliefde
zijn, zelfs een ongezonde, een liefde voor het leven, maar U heeft ze nodig en U heeft een
angst nodig als tegenwaarde. Wanneer U zich dit realiseert, zult U begrijpen dat elke zuiver
stoffelijke redenering, handeling zeer zeker complex moet zijn. Zij kan nooit zuiver geboren
worden uit de omstandigheden, maar wordt mede bepaald en vaak zelfs bestemd, door de in U
aanwezige affecten, affecten waarvan U zich niet bewust bent. Daardoor kunnen vele
handelingen, door U gesteld, vele bestrevingen Uwerzijds, onzuiver zijn. En er komt een
84
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 5 – 2 maart 1954

ogenblik dat U zich dit realiseert. Er zijn mensen die dan in zak en as gaan zitten en zeggen,
had ik dit maar nooit gedaan, of was ik maar nooit zo dwaas geweest. Dit is dan weer de vrees
voor het verlies van eigenwaarde, het meest beminde "ik" dat het toch zo goed doet. Een
dergelijk berouw heeft geen zin. Wanneer U zich echter aanwent om de impulsen - die van het
onderbewuste uitgaan dus, of onbewuste, en dus ook van de geest uit, plus de belevingen,
door de geest zo mogelijk bevrijd van de stof gedurende rustperiode dan zult U kunnen komen
tot een correctiefactor die het U mogelijk maakt binnen de redelijke grenzen, die U een
stoffelijk gezond leven waarborgen, te komen tot een bereiking die niet meer subjectief is in
zijn geheel, maar het objectieve in vele gevallen benadert of bereikt. Uw geest moet U het
werk laten doen, niet van een opknappen wat U stoffelijk niet tot stand kunt brengen, maar
van het corrigeren van Uw lichamelijke daden en handelingen en denkwijzen. Als U Uw geest
wilt gebruiken als corrigerende factoir, dan zult U daarvan groot nut kunnen hebben. Uw
geest, wanneer hij vrij is van het lichaam, heeft bovendien een andere mogelijkheid die de
meesten Uwer nog niet bekend is; ik zeg uitdrukkelijk; de meesten en iet allen en dat is nl.
deze; men kan uittredende, voortdurend contact hebben met vele andere personen in wat men
noemt een andere wereld of sfeer. Dit contact betreft niet alleen, wat men wel in Uw kringen
ook noemt: overgeganen of gestorvenen, maar betreft ook levenden, personen die op aarde
leven. Wanneer er persoonlijke problemen zijn van een persoon waarin U niet kunt
doordringen, bestaat dus de mogelijkheid zich te concentreren op deze persoon, de geest tot
de geest van die persoon te doen spreken, en zult U een inzicht kunnen verwerven, dat U
anders wordt onthouden. Wanneer U regelmatig werkzaam bent op deze wijze en de geest die
lijdt, geestelijk tracht te helpen en zo mogelijk ook stoffelijk gevolg geeft aan de eisen die U
geestelijk worden gesteld gedurende deze periode, dan kan ik U verzekeren dat voor U de
ogenblikken komen dat U zich terug kunt trekken in oorden die men dan wel noemt: oorden
van heerlijkheid, maar die in werkelijkheid betekenen een rustperiode waarin een volledige
stilling van verlangen, begeren en angst, geeft levenskracht in zodanige mate dat zeer veel
kan worden gedragen en verwerkt. Zo, mijne vrienden, en dan heb ik daarmede voor
vanavond het mijne gezegd. Heeft U nog vragen?
x Ja, ik heb voor U nog een vraag. . U sprak zoeven over Saturnus en Uranus. Daar zijn
daar de z. g. mystieke vierkanten van deze planeten en in deze planeten, deze mystieke
vierkanten, daar zijn getallen genoemd en deze getallen, de sleutel zou daarvan in de tarot
staan. Kunt U mij mededelen wat deze getallen betekenen in deze mystieke vierkanten van
de planeten Saturnus en Uranus en waarom het mystieke vierkant van Saturnus de kleinste
is in vergelijking met de maan, die heeft het grootste mystieke vierkant.
Mystieke vierkanten zijn uiteindelijk niets anders dan invloedsvergelijkingen. De waarde van
de beïnvloeding, de geaardheid daarvan, komt in het getal tot uiting. Maar ik mag er U
opmerkzaam op maken dat dit niet thuis hoort bij de tarot of rota. Tarot oorspronkelijk, is niet
gebaseerd op astrologische waarden, maar die zijn er later aan toegevoegd. Vooral in Frankrijk
en Duitsland is dat zeer gebruikelijk. Men voegt daar verder nog andere symbolen aan toe en
krijgt dan in plaats van werkelijke tarotkaarten een soort waarzegkaarten. Maar U kunt wel,
wanneer U dat wilt, bepaalde trappen van beïnvloeding vergelijken. En dan kent U de
dubbeltelling tot twaalf, die voorkomt in de kernkaarten van het tarot. Trekt U uit het vierkant
de waarde en vergelijk die met de kaart van de invloed, dan zult U zien dat Saturnus
overeenkomt met de tovenaar en dat Uranus overeenkomt óf met de wijze óf met de
gehangene, naar gelang de invloed valt. En daarmee is dus gezegd dat Saturnus een invloed is
die het occulte, maar tevens het demonische bevordert en aanleiding geeft. . . . . (band loopt
af waardoor een enkel woord wordt gemist).
b.v. dat vierkant van Saturnus daar zijn 3 getallen boven en die zijn tezamen 15, dus 7, 20
en 5 en in een kruis is het 15 en dwars opgeteld is het ook 15.
Ja, dat is een gewoon magisch vierkant, dat heeft met deze trillingswaarde, in een directe
aanduiding van trilling, niet veel te zeggen. Maar ik zou U aanraden, als U iets verder wilt
weten daaromtrent, herleidt U ze dan tot hun naamwaarde, U zult dan zien dat in het vierkant
bij ontleding, althans dit vierkant, een bepaalde naamzegging ontstaat. Deze naamzegging
kunt U dan aan de hand van Kabbala en o. a. de geslachtsnamenlijst, weer terugbrengen tot
een bepaalde ontwikkelingstrap en ontwikkelingsbeïnvloeding. Maar dit zijn dus niet de
beïnvloedende getallen zelf. Ik dacht een ogenblik dat U bedoelde getallen zoals daar genoemd
85
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 5 – 2 maart 1954

zijn, in sommige gevallen dan wordt dat voor Saturnus 592 en 1613. Wanneer deze beide
getallen daarin genoemd zouden zijn, dan heeft U n. l. te doen met een trillingsverhouding dat
is n. l. aarde t. o. v. Saturnus, waar de aarde het kleinste getal is overigens, hoor.
Want ik dacht bij mijzelf, gezien de ontzagwekkende kleine energieën die ons eigenlijk
toegestraald worden, dat de enige mogelijkheid zou zijn om via deze resonantiepunten,
invloed uit te kunnen oefenen.
Het is niet onaardig gevonden, maar in de praktijk komt het hierop neer dat de U toegevoerde
invloeden niet zo klein zijn, want zij betekenen een medebestemming van baanvarianten van
de aarde zelf en hebben dus een directe werking op de aarde en de krachten in de aarde. De
aarde werkt als een versterker, een regenerator en vergroot de invloeden vooral wanneer ze in
bepaalde verhouding optreden, zeer sterk. U moet dus niet denken dat het direct Saturnus is
of direct Mars of Venus of de Maan die de aarde beïnvloeden, maar het zijn reacties die zij in
de aarde wekken, die deze beïnvloeding tot stand brengen.
Dus het zijn eigenlijk evenwichten die enigszins verschoven worden.
Inderdaad. En U weet dat de wet van compensatie daar altijd dus onmiddellijk een kracht
tegenover stelt. En deze kracht die er tegenover wordt gesteld is over het algemeen juist de
kracht die de mens beïnvloedt n. l. verandering van electrisch magnetische verhoudingen rond
hem.
Want juist in verband met deze evenwichten heb ik mij zeer verontrust over die proeven
die op het ogenblik gedaan worden met de waterstofbom, omdat daardoor de mens
ontzagwekkende krachten worden losgelaten, dus daar zijn natuurlijk
evenwichtsverstoringen en die zullen dan toch ook wel ontzaglijk zijn.
Ja, die zijn inderdaad ontzagwekkend, maar op een andere manier dan U zich voorstelt. Kijkt U
eens, een verandering van de hogere luchtlagen, de Ionosfeer vooral, die kan fataal worden
voor de aarde waar ze de eigen verhouding t. o. v. de zon verandert. En een voortdurend
experimenteren met deze atoombommen zou ten gevolge hebben een scherper doordringen
van de zonnestraling in de aardatmosfeer, en daar is op het ogenblik noch de vegetatie noch
het leven op aarde werkelijk tegen bestand. Dan zouden we dus een mutatievorm te zien
krijgen die heel veel ongelukken met zich meebrengt in het begin voordat die weerstand
ontwikkeld is. En dan ten tweede: deze uitstralingen zijn in sommige gevallen zo gericht dat ze
inderdaad de zon betreffen, men doet dit bij het opkomen van de zon, en wanneer het in de
ochtend gebeurt, dan zijn die krachten betrekkelijk onaangenaam, waar ze inderdaad een
onmiddellijke relatie vormen mét de zon. Daardoor wordt het optreden van zonnevlekken iets
groter. En dan verder mogen wij niet verwaarlozen dat wanneer men dergelijke explosies,
hetzij onder de waterspiegel of direct op de bodem van de aarde tot stand brengt, dat men
daarmee vaak scheuringen in de aardkorst teweeg brengt. Op het ogenblik is die aardkorst al
aanmerkelijk dik en houdt daardoor eigen krachten in de aardkern binnen bedwang. U zou
kunnen zeggen: de aarde is een stoomketel, waarin radio-actieve krachten werkzaam zijn en
geen uitweg meer vinden, althans geen voldoende uitweg. Het zou mogelijk zijn dat op een
dergelijke wijze een uitlaat wordt geschapen voor die krachten - vooral omdat het toch al
verwante krachten zijn, die voor sommige werelddelen catastrophaal kan worden. Dat zijn dus
mogelijkheden. Nu ben ik daar op ingegaan, vrienden, maar U moet het mij niet kwalijk
nemen dat ik dan toch verder op het ogenblik afscheid van U neem. Voordat ik het medium
vrij geef, wil ik nog eenmaal de nadruk leggen op dit, het voornaamste punt wat ik met U
besproken heb: indien U U de moeite wilt getroosten om, ondanks teleurstellingen en
tegenvallers die op blijven treden natuurlijk, Uw oefeningen, zoals die reeds meerdere malen
zijn aangegeven, te herhalen of een variant daarop te zoeken, zoals nu is aangegeven, zullen
wij onzerzijds trachten om in den beginne inspiratief, later op zuiverder wijze contact met U te
krijgen en hopen over 3 maanden daarmede een aanmerkelijk resultaat bereikt te hebben. Wij
verwachten van U dat U mede zult werken en wij geloven dat wij daardoor zowel het streven
der Orde als in vele gevallen Uw eigen streven sterk kunnen bevorderen. Ik dank U voor Uw
aandacht. Goeden avond.
Goeden avond vrienden,

86
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 5 – 2 maart 1954

Nu het eerste gedeelte dat is eigenlijk een klein beetje allerhand geweest en voor het tweede
gedeelte kunt U, zoals U weet, zelf ook een onderwerp stellen of Uw eigen problemen naar
voren brengen. Dus vertelt U maar: waar willen we over spreken vanavond?
Zouden we dan misschien het probleem waar we de vorige keer mee begonnen zijn over de
acupunctuur nog wat uitgebreider mogen horen?
Nou, ik zou het in ieder geval kunnen proberen. Ik heb gelukkig nog wel een spiekbriefje in de
buurt, dus. . Kijkt U eens, zoals U weet is deze methode van punctures aanbrengen een oud
Chinees systeem en het berust uiteindelijk in zijn eerste ontwikkeling op ervaringen plus een
zeer gedegen kennis van het zenuwstelsel van de mens. Nu blijkt de grondslag te zijn:
wanneer iemand een bepaalde prikkel krijgt dat hij in zijn lichaam daarop reageert. Als U pijn
hebt dan gaat er een prikkel naar de hersenen toe en U reageert daarop. Dit is in de eerste
plaats een reflexbeweging, maar in de tweede plaats ook, vooral wanneer het zenuwpijnen
zijn, een instelling van het lichaam waardoor vaak in een heel ander deel van het lichaam
eigenaardige resultaten tot stand komen. U weet misschien nog wel, nietwaar, dat er mensen
zijn die op een gegeven ogenblik wanneer de tandarts met boren een zenuw raakt pijn krijgen,
maar eigenaardig genoeg b.v. in de buurt van hun maag. "dat schiet naar beneden, het schiet
in de maag", zeggen ze, dan. U weet ook hoe een plotselinge schrik, dat is nu weer andere
reactie natuurlijk; het is dan wel geen puncture - dat die bij de mensen een plotselinge
loomheid in de ledematen kan veroorzaken, ja zelfs een tijdelijke verlamming. En daarop
berust het nu eigenlijk; het hele systeem is uitgekiend op deze manier: wanneer ik deze
prikkel toevoeg dan krijg ik dát resultaat. Wanneer ik nu een aantal prikkels gelijktijdig of bijna
gelijktijdig toevoeg, dan kan ik door een aantal zenuwpunten te raken, komen tot een reactie
in de hersenen waardoor het lichaam b.v. in zijn interne afscheidingen, in andere gevallen in
ontspanning van bepaalde spieren, ontspanning van bloedvaten, verhoging van de
omloopsnelheid van het bloed etc. reageert en daarmede actief helpt aan de bestrijding van
een kwaal. We zouden het primitief als volgt voor kunnen stellen - als ik het tenminste juist
afneem hier, hoor, want ik moet dit even afnemen -: wanneer een mens ziek is dan is er in
zijn lichaam een tegenweer altijd tegen de ziekte aanwezig. Op een gegeven moment eigenlijk
zou deze tot volledige ontwikkeling moeten komen - dat noemt U de crisis - en in deze crisis
wordt dan door de volledige ontwikkeling van alle weerstandskrachten de ziekte overwonnen
ofwel wordt het totaal der krachten verspild en wint de ziekte. Over het algemeen gebeurt dit
eerst nadat er een heel lange aanlooptijd is geweest, een lange periode waarin het lichaam
zich eigenlijk opzweepte tot deze uiterste krachtsinspanning. Wat nu deze punctures doen is
niets anders dan onmiddellijk en wel door het scheppen van kunstmatige prikkels de crisis te
verhaasten en als het ware ogenblikkelijk tot stand brengen op een moment waarop het
lichaam nog zijn volledige krachten en weerstanden. zoveel mogelijk heeft. Vandaar dat
dergelijke punctures vooral van groot belang zijn wanneer een ziekte nog in het
aanvangsstadium is. Dan kan vaak een kwaal zeer snel en frappant genezen worden die
anders een ziekbed van maanden zou betekenen. Is de ziekte wat verder gevorderd, dan
krijgen we vaak resultaten die ook nog wel gunstig zijn, maar die toch niet uitgaan boven de
resultaten die met de normale geneeswijzen van het Westen kunnen worden bereikt. Dus
eigenlijk is het grote voordeel van deze punctures dat zij, op het juiste ogenblik ingrijpende,
de zaak brengen tot een snelle rijping en ontwikkeling. Nu weet U ook dat de zenuwen een
bepaalde serie verbindingen hebben. Ik zit het nog steeds af te nemen; er kan me een foutje
binnenslippen, hoor, dus let U a. u. b. zelf goed op. Maar het kan dan als volgt worden
voorgesteld wederom: er zijn in het lichaam verschillende zenuwknooppunten, deze
zenuwknooppunten beïnvloeden een aantal organen. Wanneer ik b.v. te doen heb met een
ziekte van de ingewanden, dan kan ik deze vaak genezen door punctures toe te passen in de
buurt van de ruggengraat, op de benen ofwel in de omgeving van de zonnevlecht. Wanneer ik
te maken heb met een longziekte daarentegen, dan zal ik de punctures voornamelijk
aanbrengen in de buurt van de keel, op de schouders, op de armen en in de hand. Wanneer ik
te maken heb met een betrekkelijk gecompliceerd geval als b.v. een infectieziekte, dan zal ik
gelijktijdig zoveel mogelijk alle afweerorganen moeten prikkelen en dus over moeten gaan tot
gelijktijdige punctures, die echter dan niet te sterk mogen zijn, zodat ik kom tot twee of drie
punctures b.v. in de hand, één of twee in de borststreek, één of twee bij de benen, en nog
twee in de rug etc. Zo kan, wanneer de diagnose gesteld is en dus de oorzaak van de ziekte

87
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 5 – 2 maart 1954

bepaald is, door deze wijze van prikkels scheppen, een genezing door het lichaam zelve sterk
in de hand worden gewerkt. Zoals U echter weet werkt de geneeswijze van de Chinezen niet
alleen hiermede, zij schrijft bovendien een aantal geneesmiddelen voor en deze genees-
middelen kunnen we weer scheiden in twee delen: het eerste gedeelte dat meestal, wanneer
ook de puncture wordt toegepast toch wordt gegeven, is een geneesmiddel dat in hoofdzaak
een suggestieve waarde heeft, het dient om de patiënt als het ware een zelfverzekerdheid te
geven tegenover de ziekte, waardoor zijn reacties sneller, gunstiger en meer beslist zullen zijn
in het lichaam dan anders het geval was; in het tweede geval kent men een aantal
geneesmiddelen, over het algemeen van plantaardige aard, in sommige gevallen ook nog wel
gemaakt uit bepaalde dierlijke extracten, die worden toegediend, speciaal om bepaalde
functies te verhogen. Men kan b.v. de nierfuncties sterk beïnvloeden, men kan de gal
opwekken etc Ook dit wordt gedaan en vaak wordt deze behandeling door een tweede
geneesheer doorgevoerd, maar dan in overleg met de, ik zou hem chirurg willen noemen, die
de punctuur toepast. Wij kunnen dan verder opmerken dat deze punctuur een groot voordeel
heeft boven vele andere geneeswijzen, waar ook een oud en verslapt lichaam op deze prikkels
vaak nog zeer sterk reageert, terwijl het op de toediening van prikkelstoffen niet meer of veel
minder sterk reageert. Het hele systeem berust op het in direct contact brengen van de nu op
dit moment aanwezige afweerkrachten met de nu op het ogenblik nog in ontwikkeling zijnde
kwaal, en daaraan zijn de grootste resultaten te danken. Is dat voldoende of moet ik nog meer
vragen beantwoorden?
Ik wilde eens vragen, de laatste tijd is op Europese wijze gebruik gemaakt van deze
acupunctuur met de Reizpunkte. Nu is de moeilijkheid die Reizpunkte te vinden; no. 1. En
no. 2 heeft een Italiaanse hoogleraar Caligaris, in de plaats van deze naalden genomen
koperen cylindertjes die dan op dat Reizpunkt gezet worden en dan ongeveer een gelijke
werking zouden uitoefenen. Ik kan me dat voorstellen, waar die huid onder dat cylindertje
natuurlijk een zweetsecretie heeft en daar dus eigenlijk - zo stel ik het me voor - een klein
galvanisch elementje maakt, dat vermoedelijk wel een zeer geringe potentiaal zal afgeven,
maar toch blijkbaar voldoende om dergelijke resultaten te bewerkstelligen. Kunt U
misschien aangeven een methode om die Reirpunkte te vinden? We hebben daarover
boekjes van een Franse hoogleraar, maar die zijn op zijn zachte gesproken onduidelijk, en
waar die punten natuurlijk niet bij ieder precies op dezelfde plaats liggen, moeten we dus
zoeken. Nu doet die Fransman dat met een percussiehamertje of zowat en vraagt of dat
hamertje op een zekere plek extra koud aanvoelt, want dan moet het daar zijn. Die
plaatsen schijnen dus wel neer temperatuurgevoelig te zijn dan de omgeving. Kunt U
misschien een methode aangeven waar we op, ik zou haast zeggen meer eenvoudige wijze
deze Reizpunkte zouden kunnen vinden?
Heeft U er bezwaar tegen dat ik het woord even aan een deskundige overgeef?
Helemaal niet.
Want dat wordt een betrekkelijk ingewikkeld betoog waarschijnlijk en ik voel me eerlijk gezegd
niet in staat om dat allemaal foutloos over te brengen. In ieder geval, ik zal hem dan even aan
het woord laten.
Goeden avond,
Als ik Uw probleem juist begrijp dan is voor U het vinden van de prikkelpunten het meest
belangrijke.
Ja.
Het zal U bekend zijn dat de geneeskunde voor behandeling al meermalen gebruik heeft
gemaakt juist van de electriciteit, en het aardige is dat, wanneer men de electrische bewerking
gebruikt - U weet ongeveer waar U moet beginnen met deze prikkel, met deze Reiz, nietwaar -
dan kunt U het heel eenvoudig zo doen: U plaats de patiënt op een electrode en neemt een rol
van, laten wij zeggen; ongeveer 10 cm die U kunt voortbewegen met metaal. Het beste lijkt
mij in dit geval om te nemen, een zeer eenvoudig voorbeeld, koperfolie, nietwaar, of misschien
zelfs aluminiumfolie - dat is zeer eenvoudig aan te brengen - en de cylinder zelf verbindt U dus
aan het andere eind van de leiding. U brengt daar op aan een zeer zwak potentiaal, zo zwak
dat het normaal door de huid eigenlijk niet ervaren wordt, een zeer lichte Rein geeft. Dan zult

88
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 5 – 2 maart 1954

U bemerken dat juist de Reizpunkte buitengewoon sterk reageren op deze electrische stroom.
Dat zijn n. l. ook de punten die men met vibromassage enz. eigenlijk heel vaak bewerkt.
Wanneer men bij een verlamming ertoe overgaat om de patiënt met vibromassage te genezen,
dan blijkt vaak dat men niet de eigenlijk verslapte delen moet behandelen, maar een beetje
verderop nog, men moet als het ware bij het gezonde beginnen en dan realiseert men zich niet
wat men doet. Men geeft in dit gezonde deel, gelegen nabij het verlamde gedeelte, door deze
vibromassage ook al een extra prikkel af, die door de Reizpunkte eigenlijk wordt opgenomen
en verwerkt. Daardoor kan een bepaald systeem van massage ook zo buitengewoon grote
voordelen brengen. En als U dus het probleem op wilt lossen: U heeft een ongevere kaart - U
zult toch wel ergens kunnen vinden de normale punctuurkaart zoals die gebruikt wordt door de
Chinezen -, U neemt deze als basis, U zoekt dan de Reizpunkte zelf even uit, door het
bepaalde lichaamsdeel met deze zeer zwak electrisch geladen rol te passeren en te vragen
waar men hem het sterkste voelt. Dan zal U meestal een klein deeltje worden aangegeven dat
ongeveer bedekt een halve vierkante centimeter. Dan is Uw terrein zeer beperkt en dan kunt U
daar werken. En als ik dan nog een kleine raad mag geven, waar wij toch werken met
electriciteit: een spanning aangelegd van, zeggen wij, 2 of 4 Volt gelijkstroom met een
stroomvermogen dat niet zeer groot is - het kan in micro-Amperes misschien nog uitgedrukt
worden - kan vaak zeer gunstig wat was dat, een koperen cylindertje, ja? en ook Uw naald, Uw
punctuur zelf vervangen. Voor de patiënt heeft het enige voordelen, omdat hierin een zeer
korte periode een Reizung bereikt kan worden die beter is dan men met die kleine koperen
cilindertjes in langere tijd bereikt. Ten tweede wordt de onaangename gedachte van het direct
ingrijpen door de punctuur weggenomen bij de patiënt en zal men, naar mijn idee, een sneller
reageren op de Reizung verwachten. Het is eigenlijk heel eenvoudig; ik had daarvoor niet
hoeven te komen, maar mijn vriend was bang dat hij juist hierin fouten zou maken, hij heeft
gezegd: wees zo goed, breng even zelf de bood schap over.
Ik ben U buitengewoon dankbaar.
Het was mij een grote eer en genoegen. Goeden avond.
Mag ik nog even U wat vragen voor U weggaat?
Jazeker als U wilt.
Ik heb deze zelfde punten opgezocht en ik heb daar ook gebruikt dat batterijtje, net zoals
U gezegd hebt, met een drie Volt met een micro-Amperemeter, en dan blijkt het dat
bepaalde punten die vreselijk scherp zijn, daar zie je ineens die stroom vermeerderen,
laten we zeggen, de weerstand wordt minder en dat komt heel scherp tot uiting. Is dat
hetzelfde?
Ja, dat is ongeveer hetzelfde. U moet goed begrijpen: de zenuwpunten, de Reizpunkte, zijn de
grotere zenuwgeleidingen, de grote zenuwbanen. Deze zijn op zich zelf sterk electrogeleidend
en zijn dus in staat grotere stroomdoorgang te verlenen dm de opperhuid, de weerstandlaag
wordt kleiner en op deze wijze kunt U dus ook - dat is mij niet bekend geweest dat U dit met
deze instrumenten zo gemakkelijk af kunt lezen - deze punten zeer scherp vast kunnen stellen
blijkt hier.
Ik dank U.
Ik hoop dat ik U van dienst heb kunnen zijn.
Als we nog eens iets hebben, moeilijkheden, zouden we U dan nog eens hier mogen vragen
later?
Als het zo is dat ik aanwezig ben, zal ik altijd zeer gaarne mij te Uwer beschikking houden.
Ik dank U zeer.
Goeden avond.
Zo, vrienden, daar ben ik tenminste van af. Ik hoop dat we dan het probleem toch wel
voldoende belicht hebben.
Dat was buitengewoon verlichtend.
Dat is buitengewoon prettig, nietwaar, en bovendien is dit een verlichting die U zeker niet op
de lichtrekening terugvindt. Maar, hebben we nog een ander onderwerp?

89
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 5 – 2 maart 1954

Mag ik U dit onderwerp voorleggen? Als wij uitgaan van het begrip dat wij mensen bestaan
uit ziel, geest en stof, dan in het probleem dat ons bezighoudt dit: wanneer neemt de ziel
bezit van de stof?
In de praktijk kunnen we zeggen: nooit. De ziel is een buiten de stof staande kracht, die in de
stof nooit verwerkelijkt wordt, maar zich wel in de stof uit. De geest neemt bezit, de geest is n.
l. het bewustzijn. En U moet dus heel redelijk begrijpen dat de vereniging van het bewustzijn,
de bewustzijnsvorm van de ziel, met een stoffelijk bewustzijn een totale bewustzijnsbinding
geeft. Dat is duidelijk, nietwaar? Dit gebeurt natuurlijk In het lichaam, en wel op dat ogenblik
dat het lichaam zover ontwikkeld is, dat van een redelijke bewustzijnsdeling door het ontstaan
van eigen prikkels en gewaarwordingen binnen het lichaam gesproken kan worden. Nu is de
ziel. . . . Ja, hoe moeten we dat eigenlijk voorstellen? Eens eventjes kijken of we daar een
gemakkelijke weg voor kunnen vinden. Wanneer U een, bloedtransfusie heeft en U maakt
gebruik van een donor of van een kunstmatige vervanging daarvan, nietwaar, dus zo
geconserveerd bloed dat tegenwoordig in de mode schijnt te zijn, dan brengt U de bron zelf
buiten aan, buiten het lichaam. Vandaar vloeit de levenskracht en vult daar de tekorten aan.
Het zou niet mogelijk zijn om deze bloedbron binnen het lichaam te brengen, want dan zou U
daar voor het lichaam zelve als het ware onschadelijk maken en dan zou er geen bron meer
zijn waardoor van buiten tekorten kunnen worden aangevuld. Kunt U dat vatten zo, ja? Nou,
verder kan de ziel ook nooit staan in het lichaam, want in het lichaam staan, dat zou
betekenen een sterke beperking t. o. v. de kosmische krachten, en laten we niet vergeten dat
de ziel vooral de kracht is die - en dat geldt in hoofdzaak voer de geestelijke vermogens -
bepaalt de hoeveelheid energie die wordt toegevoerd. Zij is dus de levenskracht, de adem van
de geest, laten we het zo zeggen. En door dat zij de adem van de geest is, kent zij het
bewustzijn van de geest en realiseert als het ware dit bewustzijn, dat voor haar geen reële
waarde heeft, maar alleen een functie van het eigen wezen is, het stoffelijk bewustzijn als deel
van het geestelijk bewustzijn. Hierdoor reguleert zij tevens de toevoer van energie aan het
stoflichaam, die uit de omgeving wordt ontnomen.
Dat is volkomen begrijpelijk, maar waar het mij om gaat is nu, te weten op welk moment
deze stof in zijn wording, bewust wordt en als zodanig in bezit genomen wordt door de
geest.
Nou, wij kunnen over het algemeen zeggen dat, wanneer het embryo een normale ont-
wikkeling heeft doorgemaakt, ongeveer in de vierde maand de eerste bewustzijnsvormen,
d.w.z. de eerste gedeelde sensaties, delen sensaties, van het moederlichaam in uitgesproken
vorm in het embryo optreden en daarmee de eerste, zij het nog betrekkelijk losse binding met
de geest, aan het ontstaan gaat. Naarmate de emoties, de emotionele belevenissen in het
embryo - er is verder geen ervaring, hoor, het is alleen emotie wat er beleefd wordt; het
bewustzijn bestaat dus niet uit het kennen der dingen of onderscheiden der dingen, maar het
doorleven der dingen zonder ze te kennen - heviger worden, en dat zien we over het algemeen
toch wel gebeuren in de zesde, zevende maand, dan kunnen we wel zeggen dat er een
absolute binding aanwezig is. Vóór deze periode kunnen we zeggen: in de eerste maand, nu
ja, dan is het helemaal niet zo erg, dan is dat lichaampje wel in ontwikkeling en er is als het
ware een belangstellende voelhoorn naar uitgestoken, maar de geest staat er buiten. Het
bewustzijn observeert de wording van haar later voertuig en heeft aan het voertuig zelf nog
geen deel. In de komende drie maanden dan begint deze binding eigenlijk meer te komen, zij
gaat dan in perioden, dat zijn zo van die golven, en er zit zelfs meestal een bepaald ritme in,
hoor. Wij zien b.v. bij de doorsnee in Uw landen -want dat varieert n. l. ook met de wijze
waarop de vrouw draagt, het varieert ook met de omgeving van de vrouw en de wijze waarop
zij zich beweegt; b.v. is ze werkzaam, dan zal een snellere binding ontstaan dan wanneer ze,
nu ja, laten we maar eerlijk zijn, een klein beetje haar gemak ervan gaat nemen, zich gaat
sparen - dat deze binding optreedt ongeveer om de tien, twaalf dagen. Is het eenmaal zover
dat de ontwikkeling het eerste vormstadium definitief gepasseerd is en er is nog geen volledige
binding aanwezig, dan zal deze zich versnellen en dan krijgen we meestal een maand tot
anderhalve maand van een sterk zevendaagse cyclus, en wanneer we die hebben gehad, dan
krijgen we eigenlijk pas de volledige binding. Nu is dat voor elk individu afzonderlijk iets
verschillend naar gelang de moeder, naar gelang ook de wijze waarop het lichaampje gevormd
wordt of geremd wordt in zijn groei etc. , maar wij kunnen veilig aannemen dat tussen de

90
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 5 – 2 maart 1954

vierde en de vijfde maand een levensbinding tussen geest en stof aanwezig is en we kunnen
als vaststaand aannemen dat in de zevende maand een volledige binding tussen het
bewustzijn van de geest en het emotioneel bewustzijn van het stoflichaam reeds bestaat en
een volledige verwerkelijking, een zelfverwerkelijking van de geest in het stoflichaam heeft
plaatsgevonden. Voor U voldoende?
Ja. Het is heel interessant, maar nu krijgen we de kwestie "leven". Per slot van rekening
heeft de zaadcel leven, de moederlijke eicel heeft leven en deze twee eenheden komen
samen en worden één. Kunnen we hier spreken van dat iedere cel geest heeft?
Ja, U zou het kunnen zeggen, maar dan in een zeer primitieve vorm, hoor. Maar inderdaad
heeft elke cel ook iets wat U "geest" kunt noemen, een zeer primitief
persoonlijkheidsbewustzijn, dat zit in elke cel. Maar ja, het brengt ons een hele hoop moeilijke
problemen, hoor, want op dezelfde wijze kunnen wij zeggen dat U een sterk ontwikkeld
persoonlijkheidsbewustzijn heeft allemaal, maar dat U tevens deel uitmaakt van een groter
bewustzijn, van een bepaalde groep, bevolkingsgroep etc. , en dat U dus uiteindelijk, al bent U
zich dat niet bewust, slechte cellen bent van een groter wezen, "het volk" b.v. En dat volk dat
is dan uiteindelijk niets anders dan een organisme van "het mensdom", en het mensdom op
zijn beurt is alleen maar weer een bepaald deel van de bewuste geest, en zo kunnen we verder
gaan.
Als ik dus een conclusie zou mogen trekken hierop, dan zou je dus kunnen zeggen dat
vanaf het moment dat er dus een bevruchting heeft plaatsgehad tot aan het moment dat
de geest werkelijk zich bindt aan de stof, dat wij hier te maken hebben met een
groepsgeest van groeiende cellen.
Inderdaad, dat is heel aardig uitgedrukt, dat is inderdaad juist. En nu kunt U zeggen
"groepsgeest", maar ja, wat is groepsgeest weer? Dat is erg moeilijk om dat allemaal te
definiëren, hoor.
Een clonus?
Ja, U kunt het zeggen, maar dan krijgen we ook weer dit. We vinden toch, vooral wanneer U
spreekt b.v. over zaad en eicel, een sterk karakter in elk dier cellen apart aanwezig, een zeer
specifieke persoonlijkheid, en deze persoonlijkheid verschilt zelfs in dezelfde zaadlozing - als U
mij het woord toestaat - bij de ene zaadcel en de andere zaadcel soms aanmerkelijk; ze zijn
niet eens allemaal aan elkaar gelijk. Dus er is hier ook weer sprake van een zekere
persoonlijkheid, maar die persoonlijkheid staat op een veel lager peil en wordt geregeerd door
bepaalde wetten die wezenseigen zijn daaraan, in het totaal gedrag en in de uiteindelijke
eenwording ook met een eicel, ook in een mislukking. Daar zijn bepaalde regels en wetten
voor en als U die als clonisch of als groepsgeest of iets dergelijke wilt aanduiden, nu ja, soit.
Het kind moet een naam hebben.
Dat zou dus eigenlijk in zich sluiten dat, als je aborteert tot de derde maand, je uiteindelijk
niemand stoort.
Dat is ook inderdaad zo.
Dank U wel, ik ben blij dat U het zegt, want voor mij was dat de consequentie van de
gestelde vraag.
Inderdaad.
Maar wat gebeurt er nu als b.v. een miskraam komt met de tweede of derde maand en dan
zien helderzienden toch dat het wezen verder is gegaan in ontwikkeling. Wat is dat?
Nou, dat is heel begrijpelijk. Dan heeft de moeder in dit geval een sterke binding gehad met
het wordend kind en dan krijgen wij een geestelijk contact dat in de plaats treedt van een
lichamelijk bewustzijn, een vereenzelviging van de geest met de moeder, waaruit een totaal
levensbeeld van de moeder verworven kan worden. Dit kan duren tot een jaar, anderhalf, twee
vaak zelfs, waarna de geest over het algemeen zich zelfstandig verder ontwikkelt en dan heel
vaak in zijn ontwikkelingsstadia, in de geestenwereld, zoals we dat wel eens noemen, dus in
een andere bewustzijnssfeer, volkomen imiteert de groei van dat kind op aarde.
U praat over de geest die dan nog geen bezit genomen heeft van het lichaam, in de
moeder.

91
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 5 – 2 maart 1954

Die in de moeder nog geen bezit heeft kunnen nemen van het lichaam, maar die zich zo sterk
vereenzelvigd heeft met de moeder en de levensbegrippen daarvan, dat tussen moeder en het
eventuele kind een geestelijke band zal ontstaan van zodanige kracht, dat het denkvermogen
van de moeder mede beïnvloedend wordt voor de geest die dan later kind geworden zou
kunnen zijn. Deze problemen zijn voor U misschien erg moeilijk, maar ze zijn eigenlijk erg
eenvoudig.
Nee, ze zijn niet ze erg moeilijk, maar ze zijn verwarrend omdat er op zo verschillende
manieren over gedacht en gevraagd wordt altijd.
Maar laten we nu eventjes, juist omdat we nu over deze punten bezig zijn, de puntjes op de i.
zetten. Vindt U dat goed?
Heel graag.
Allereerst, aborteren, afdrijven is m. i. niet goed en ik zal U zeggen waarom. Allereerst kan bij
abortie en afdrijving voor het lichaam van de moeder schade ontstaan en deze kan soms
aanmerkelijk zijn, terwijl bovendien een psychische schade aangericht wordt die meestal niet
te overzien is. Dan, ten tweede, heeft men het recht om een leven dat men uiteindelijk zelf tot
stand liet komen in zijn ontwikkeling te remmen, een geest zijn uitingsmogelijkheid te
ontnemen, ook al heeft, hij zijn woning nog niet betrokken? Dat is precies hetzelfde als
wanneer U een huis gehuurd hebt en een ander kaapt het voor Uw neus weg of hij zegt: nu ja,
het bevalt me niet, het is niet mooi genoeg, steek het maar in brand. Dat zou U ook niet
prettig vinden.
Dus dan is het toch niet goed om abortus te plegen?
Neen. Wanneer we echter de consequenties moeten gaan trekken, dan kunnen we op een
bepaald moment staan voor de keuze: moet de moeder b.v. definitief ongelukkig worden of
misschien zelfs haar leven offeren voor het komende kind, of zullen wij deze vrucht vóór zij tot
ontwikkeling komt maar verwijderen?
Ja, dan wordt het anders.
En wanneer deze keuze komt dan is het het beste dat inderdaad deze abortie gebeurt vóór de
derde maand. En dan wil ik er tevens nog dit aan toevoegen, dat men in de laatste tijd nogal
veel gebruikt in Uw wereld - ja, we zijn tamelijk goed op de hoogte, hoor - dat men zekere
middelen gebruikt, een zeker receptje als het ware, om in de eerste maand, wanneer de
dames - U neemt me de term niet kwalijk hoop ik, dames die hier aanwezig zijn - over tijd
zijn, dat men dan probeert om op een dergelijke wijze een mogelijke bevruchting tegen te
gaan. Dit is vaak absoluut foutief, want degenen die deze middelen meermalen gebruiken,
voegen zich daardoor vaak een organische schade toe die niet te herstellen is. Dus nu hebben
we het even precies gezegd. Dan komt er nog dit bij, dat een geboortebeperking op een
andere, eveneens acceptabele wijze, wel tot stand gebracht kan worden, want indien men
rekening houdt met de eigen periode van de vrouw plus de maanperioden, dan kan wel
degelijk voorkomen worden dat onverwacht of ongewenst een kind komt. zelfs zonder andere
voorbehoedmiddelen, waarvan er echter ook voldoende zijn. Wanneer, ondanks deze
voorzorgen, het toch gebeurt, dan blijkt hier wel duidelijk uit dat het nodig is dat het kind
komt. Dus er bestaat m. i. geen enkele reden, uitgezonderd op voornoemde medische en psy-
chische gronden, om over te gaan tot enigerlei afdrijving of abortie. En ik zou er dan tevens de
nadruk op willen leggen: wettelijk is dit niet toegestaan. Ook dit moet U mede in aanmerking
nemen, want als we zeggen:"het doet geen kwaad", zoals ik dat voluit zei, inderdaad, U doet
er geen mens kwaad mee, U gooit niemand zijn huis uit, nietwaar, in deze periode, maar aan
de andere kant heeft U de mogelijkheid dat U grote schade aanricht, niet voor het bewustzijn
dat zich met dat lichaam zou vereenzelvigen - dat is zo erg niet, dat redt zich dan nog wel in
die periode - maar juist voor de personen die anders met deze geest in binding zouden zijn
gekomen. U vergrijpt zich uiteindelijk tegen maatschappelijke regelen en wetten, die, al geeft
U heb misschien niet toe, toch wel een zeer sterke grondslag hebben, juist een geworteld zijn
als het ware, in de morele begrippen van een volk zelf. En ook hiertegen lijkt het mij niet goed
om in te gaan. Nou, dan heb ik de puntjes even op de i gezet.
Mag ik nog even wat vragen?
Zeker.

92
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 5 – 2 maart 1954

De methode die U aangaf bedoelt U daarmee de periodieke onthouding, laten we zeggen,


dat de vrouwelijke eicel bepaalde dagen vóór en na de menstruatie vruchtbaarheid heeft en
daarna niet meer?
Dat is niet volledig juist. Deze vruchtbaarheidsperiode staat n. l. mede in overeenkomst met
de maan-fase en kan dus niet zuiver berekend worden zonder meer. Wel is het eventueel te
berekenen aan de hand van de temperatuursgrafiek. Met de temperatuursgrafiek - het is n. l.
zo, een bepaalde temperatuur is, zoals U weet voor de bevruchting buitengewoon gunstig,
terwijl andere lichaamstemperaturen absoluut bevruchtingverhinderend zijn - en het is dus na
te gaan wanneer deze temperaturen optreden en dat is ook inderdaad periodiek. Men kan zich
dus in deze periode onthouden en dan krijgt U ook een periodieke onthouding. Maar het is niet
volledig afdoende, hoor, dat zeg ik erbij.
Nu geloof ik dat U het niet helemaal juist zegt.
Daar kunt U gelijk in hebben, hoor.
Ik meende dat die temperatuursvarianten bij de vrouw een gevolg waren van de ovulatie,
dat bij een ovulatie al even ervoor en even erna, een hogere temperatuur zich
demonstreert dan in de periode vóór en na de ovulatie, d.w.z. de afscheiding van het eitje.
Ja, dat is juist wat U daar zegt. Maar voor de bevruchting zelve zijn bepaalde temperaturen
inderdaad ook bijzonder gunstig, terwijl andere temperaturen praktisch verhinderend zijn.
Vandaar waarschijnlijk dat ook bij die ovulatie die temperatuur iets oploopt.
Inderdaad, dat vormt dus de meest gunstige omstandigheid.
Dan komen we toch weer samen.
Ja, ja, we komen wel bij elkaar, maar we bekijken het alleen vanuit een ander standpunt, of
bekeken, zullen we het zo zeggen? Maar inderdaad, het is dus voor ons duidelijk dat het
lichaam zelf dan de gunstige voorwaarden voor de bevruchting schept, en wanneer U daar
rekening mee houdt, dan heeft U dus een temperatuursmeter als het ware, U kunt zeggen: "ik
heb deze grafiek" en U kunt het desnoods regelmatig nagaan door de temperatuur op te
nemen. Het is betrekkelijk eenvoudig, hoor.
Hoe is het verband van de maanstand met deze temperatuur?
Nou, het is n. l. zo, dat wanneer de ovulatie precies b.v. valt in een nieuwe maansperiode - dat
klinkt misschien erg gek - maar dan kunnen we rekenen met minder bevruchtingsmogelijkheid
dan wanneer ze bij volle maan valt. In de periode wassende maan treedt grotere
vruchtbaarheid op dan bij afnemende maan. Dit is n. l. een kwestie van
aantrekkingsverhoudingen, waardoor het vrouwelijk organisme zeer sterk geregeerd wordt,
zoals U weet, en hiermede krijgen we dan inderdaad te maken met een vergrote vatbaarheid,
of anders gezegd, een sterkere doordringbaar heid van het omhulsel der eicel en een gunstiger
positie ook overigens van het geleidend fluïde, zoals U weet: de vloeistof.
Mag ik nog iets vragen?
Jazeker.
Ik kom even terug op het begin, het uitgangspunt van de vraag die hier gesteld is. U heeft
gezegd dat in de eerste drie maanden de groei van het kind bepaald wordt door de
persoonlijk-karakter-dragende levende cellen, maar is er niet een algemene vormstructuur
die toch iets op de geest wijst, die ook de structuur van het kind bepaalt, of wordt dat door
de afzonderlijke ceellen geregeld, automatisch als het ware?
Ja, kijkt U eens, dat is eigenlijk. . . . . We kunnen het zo voorstellen. Wanneer de bevruchting
heeft plaatsgehad, dan krijgt U celdeling. Bij deze celdeling zouden we kunnen spreken van
een gezin dat wordt gevormd. In het gezin heeft ieder zijn eigen taak toegewezen, dat is hem
eigenlijk ingegroeid. En daardoor krijg je dan ook inderdaad een symbiose waarin elk deel
apart vormend is en een eigen soort cellen verder genereert. Dus dat is een algemene wet die
daar wel in vastgelegd ligt, maar waarbij ik toch zou willen zeggen: elk heeft wel degelijk zijn
persoonlijk karakter en zijn eigen eigenschappen, ook dan, zoals in een familie de kinderen wel
sterk op elkaar kunnen lijken, maar over het algemeen toch wel zeer sterke verschillen tonen
in hun opvattingen, hun gedragingen etc. , zelfs wanneer ze lichamelijk gelijk zouden zijn.

93
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 5 – 2 maart 1954

Als we dat vasthouden, spreekt dan toch de persoonlijkheid van de geest die van dat
lichaam zal gebruik maken, geen rol in deze vormstructuur?
Nee, in de eerste periode niet. Daar werkt wel in mee de totale eigenschappen die werden
neergelegd in een, ik zou haast willen zeggen, een soort staafschrift in de cellen zelf, dus in de
zaadcel en in de eicel, en in deze beide kiemen komen dan die twee bij elkaar, waarbij de
elkaar versterkende invloeden onmiddellijk de vorming bij deling sterk beïnvloeden, terwijl de
elkaar opheffende praktisch verdwijnen, waar zij niet tot uiting komen, maar in de cellen zelf
bevat blijven.
En de aantrekkende eigenschappen, waardoor een geest zich aangetrokken gevoelt juist
tot dit?
Zijn over het algemeen de eigenschappen van begeerteleven der ouders.
Juist.
Ik bedoel, het is allemaal betrekkelijk eenvoudig, als U zich realiseert hoe dat gaat.
Ja, daarom. En daar zijn we nu een heel eind verder mee gekomen op het ogenblik.
Dan zou ik U nog willen vragen: kunnen twee ego's een strijd hebben om bezit te nemen
van het wordende lichaam?
Nou, dat is maar zelden het geval, heel zelden, het kan voorkomen, maar in een dergelijk
geval is het over het algemeen: wie het eerst komt wie het eerst maalt, d.w.z. wie het eerst
zich vereenzelvigd heeft met de moeder, heeft een zo sterk geestelijk contact met het
wordend lichaam, dat het voor een ander praktisch onmogelijk is om zo iemand eruit te
krijgen. In sommige gevallen zou je dan kunnen krijgen een kind met twee persoonlijkheden,
maar we kennen heel veel mensen die uiteindelijk leven, terwijl ze samengesteld zijn uit
meerdere geesten in één lichaam, en daar merkt U niets van, want in een dergelijk geval moet
er uiteindelijk een soort overeenkomst getroffen worden, waarbij dus de geestelijke ervaring
gelijkelijk opgedeeld wordt door degenen die daarin leven. Maar het kan inderdaad zij zijn dat,
fysisch gezien, meerdere persoonlijkheden schuilen in één lichaam en ook deze elk een
afzonderlijke geest hebben.
Zonder dat men kan spreken van bezetenheid?
Zonder dat men kan spreken van bezetenheid. Bezetenheid is iets anders, bezetenheid is,
wanneer het eenmaal gevormde lichaam met een daarin wonende geest gewelddadig wordt
overrompeld door een ander, waarbij dan de binding met de oorspronkelijke geest niet teniet
wordt gedaan, maar deze dan volkomen gekluisterd wordt door de macht van de bezitnemer,
of gedeeltelijk wordt gekluisterd.
Wanneer dan deze mogelijkheid bestaat, zou je daaruit de conclusie kunnen trekken dat er
geen hogere regeling is voor het toetreden van een ego tot een komend lichaam.
Ach, wat noemt U een hogere regeling. Per slot van rekening, als U over straat gaat, dan in er
ook een hogere regeling, nietwaar, dat is Uw wegen- en verkeersreglement. Maar als U op
straat loopt, dan weet U misschien hoe het hoort, maar U houdt zich er niet altijd aan. En zo
gaat het nu bij deze geest ook. Er is geen macht die zegt: en nu ga je precies de lijntjes die ik
getekend heb, want dat zou uitsluiten elke persoonlijke mogelijkheid tot bewustwording en
ervaring en zou alleen betekenen een gespeeld worden als het ware door een eeuwige kracht,
al ben je een elementje in een reageerbuisje van de eeuwigheid. En dat is niet de bedoeling en
daarom zijn deze dingen inderdaad mogelijk. Maar het eigenaardige is dat niemand ze krijgt,
deze ervaringen, wanneer ze niet ook tevens in het eigen lot zijn vastgelegd, wanneer men het
zichzelf dus als het ware op de hals haalt. Dus ze zijn niet zonder reden. Nou, dan gaan we
weer verder. Niets meer? Niemand meer?
Vertelt U zelf eens wat
Ach ja, ik wil U wel wat vertellen. Laten we eens een keertje gaan spreken over de
doodgewone cadans van het spreken. Per slot van rekening, een groot gedeelte van je leven
praat je met anderen, wanneer je op aarde bent, en dat is de enige methode om te vertellen
wat je bent en wie je bent en wat je bedoelt. Stelt U zich nu eens voor dat er mensen zijn die
ongeveer zo spreken: zij praten altijd door en ze hebben één toon en ze zeuren maar verder
(de intelligentie spreekt deze zin op één dreun uit). Wat is Uw reactie daarop? Verstaat U nog
wat er gezegd wordt? Neen, nietwaar? Het wordt tot één dreun, het raakt allemaal weg, ervan.
94
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 5 – 2 maart 1954

Uw bewustzijn blijft uiteindelijk niet veel over, U wordt zo langzamerhand helemaal


doodgeslagen door een monotone klank, die tegen Uw oor aanvalt en langzaam maar zeker U
doet inslapen. Wanneer U zo praat, dan kunt U de mensen als het ware in een duistere sfeer
brengen, het wordt eentonig, het is net alsof er geen licht meer is, het beklemt zeg het lijkt of
dat er een donkere mantel over hen heen word gegooid. (Ook deze laatste zinnen worden op
één dreun uitgesproken). Dat kunt U toch begrijpen? En stelt U daar nu eens tegenover
iemand die met een zekere affectie gaat praten. Dat vinden we b.v. bij zeer veel personen die
willen declameren. Dat wordt een soort holle pathos, die in zin onechtheid een zeker verweer
wekt. Dan spreekt men zó (intelligentie spreekt zeer hoogdravend) en gooit het woord eruit,
dan lijkt men wel een dominee die staat op de kansel en spreekt en preekt. Hier wordt wel iets
geschapen, er wordt wel degelijk een contact gelegd en de woorden worden begrepen, maar
het is net alsof die woorden niet op de juiste plaats staan, alsof ze verwrongen zijn. Kunt U dat
eruit horen, ja? En nu gaan we proberen om het echt te doen en om het zuiver te doen; dan
moet het uit je hart komen. Als we dat dan eens zó zouden zeggen: de hele wereld heeft
behoefte aan genegenheid, aan bevestiging van de reden van het eigenlijk bestaan. Men wil
weten waarom, en men vraagt zich af: hoe zal ik mijzelve vinden? En toch is voor dit alles één
weg gelegd, één grote richting getekend, die staat vastgelegd in vele heilige boeken van vele
verschillende godsdiensten, want het goddelijke spreekt in elke mens. (Dit laatste werd op een
duidelijke, maar niet overdreven toon voorgedragen). Heeft U iets gemerkt? Ik leg ook weer
nadruk, ik spreek ook weer iets bepaalde uit, maar wat doe ik? Heeft U op de sfeer gelet hier?
Uw eigen reactie erop was volkomen verschillend. Ik heb een heel andere sfeer tot stand
gebracht. En nu kunt U zeggen; het ligt in de melodie van het spreken. Neen, het ligt zelfs niet
aan de beklemtoning, maar het ligt aan de wijze waarop ik mijn cadans breng. Wanneer
woorden werkelijk wat betekenen moeten, dan zijn ze eigenlijk huppelende lammetjes die
overal links en rechts doorheen zweven en precies weten te vertellen hoe het moet en waar
het moet. Het is iets dansends, iets lichts. Hoe meer U dat kunt brengen in Uw spreken tot
anderen, hoe belangrijker Uw woorden worden en hoe beter U zult worden verstaan. Uit de
aard der zaak, wanneer ik tegen U zit te betogen, dan gebruik ik ook een zekere
spreektechniek, dat heeft U misschien wel gemerkt. En zo heeft elke spreker onder ons zijn
eigene. Er is er zelfs één die zich het monotone in zekere zin eigen heeft gemaakt, maar die
gebruikt een hele bijzondere soort van monotonie, die gebruikt de volkomen klankgelijkheid,
waarbij de cadans zodanig overheersend wordt, dat de woordbetekenis verloren gaat, maar de
sfeer blijft. Dat is ook een methode om te spreken. Dan spreek je eigenlijk met veel woorden
zonder woorden. En als U nu in Uw leven zo met de mensen praat, U moet iemand van advies
dienen b.v. , dan komt het er toch wel op aan dat U de juiste cadans weet te treffen. U wilt
van iemand vertrouwen hebben, U wilt iemand winnen, dan moet je niet beginnen met te
zeggen; ik ben hier je nederige slaaf en dienaar, ik lig aan je voeten, klaar, bereid om allee te
doen wat je wenst. Dat is dwaasheid. Dan moet je niet zo is mand vleien, je moet zo iemand
een rustige zekerheid bijbrengen, je moet tegen zo iemand kunnen spreken met een zekere
vriendelijk gedecideerdheid, zeggen: ziedaar, medemens, ik wil je helpen wanneer je jezelf
helpen wilt. Ik weet dat ik je helpen kan, ik weet dat ik alleen helpen kan wanneer jijzelf dat
wilt en daarom sta ik hier klaar voor je. Wil je mij accepteren op deze voorwaarden? Dat klinkt
misschien erg pathetisch als U het zo hoort en toch, wanneer U een vertrouwen wilt winnen,
dan is dit vaak het beste. Dan verder in er nog iets. Wees niet te opvallend geheimzinnig.
Ieder mens heeft bepaalde dingen die hij niet zeggen wil en dat heeft uiteindelijk het hele
leven zo gevormd, dat is noodzakelijk. Je kunt moeilijk tegen iemand zeggen: ik vind je een
idioot. Maar laat U dat dan niet blijken. Wanneer U wilt zeggen tegen iemand "je bent een
dwaas", zeg;" het dan rechtuit, maar zeg niet: "ach, onder gegeven omstandigheden, nu ja,
kan ik natuurlijk begrijpen hoe je erover denkt, maar redelijk gezien zou ik toch willen zeggen.
. . ". Voelt U het? Hoe vaak betoogt U niet juist op die manier? Als U iemand niet sympathiek
vindt, probeert U dan niet met Uw vriendelijkste glimlach iemand te overtuigen dat hij zo
welkom is. In de meeste gevallen schept U daardoor een valse sfeer, een valse verhouding, die
tot uiting komt in Uw eigen woorden. "Ach, wat vind ik het aardig van U dat U bij me bent
gekomen". De leugen ligt er bovenop en de mensen die nemen het misschien voor zoete koek
aan, maar ze voelen het. De hele cadans, de ritmiek van Uw woorden die maakt dit tot een
verwrongen, verbogen iets, iets afzichtelijks. Geloof me, U kunt alleen met de cadans van Uw
woorden, met de wijze waarop U ze plaatst, kunt U demonen bezweren, maar U kunt ze
95
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 5 – 2 maart 1954

oproepen ook. Je kunt de geladenheid tot stand brengen met je stem, je kunt met het ritme
dat je spreekt langzaam maar zeker de hele wereld klein doen worden, toehalen totdat ze één
beslotenheid is, vol met een demonische kracht, met een bedreiging, en je kunt de wereld
eigenlijk met een paar woorden openwerpen en haar maken tot een lachende speelplaats
waarin je, nu ja, toevallig eens een keer gevallen bent. En dat doe je allemaal met die gewone
woorden, weet U wel van "U nog een klontje suiker, mevrouw, en U drinkt U Uw koffie met of
zonder melk?" Dat weet U niet, maar U doet het, U uit altijd met Uw woorden Uw
persoonlijkheid, en op het ogenblik dat U die persoonlijkheid een masker aanmeet waarvan U
zich bewust bent, dan klinkt het vals en dan schept U dingen die niet prettig zijn. En daarom
zou ik zeggen: wat je ook doet en hoe gejaagd je ook bent, gun je altijd de tijd om
weloverwogen en gescandeerd te spreken. Laat het dan een seconde duren, je he-he-he-hebt
geen ha-ha-haast, want dat krijg je uiteindelijk. Je hoeft je woorden niet te verminken, maar
je moet wel zorgen dat die woorden dan ook precies dragen wat je zeggen wilt ermee, en als
je dat doet, vrienden, dan heb je een hele hoop bereikt. En er zijn er velen onder U die juist
aan deze, nu ja, laten we het maar magie noemen - dat is het uiteindelijk ook - wel degelijk
behoefte hebben. En U heeft het bij ons zo vaak in "het schone woord" gehoord. En wat is nu
het eigenaardige? Als we "het schone woord" op de keper gaan beschouwen - ik mag toch wel
daarover praten, nietwaar? - dan blijkt het heel vaak betrekkelijk los van structuur te zijn - we
moeten eerlijk zijn -, vaak is het een aardige berijming zonder meer van een gedachte die op
zichzelf grond heeft, maar de wijze waarop het gezegd en gebracht wordt, doet het in U
dringen of dat het werkelijk een prestatie is, een gedicht. En het is niet de afgerondheid van
vorm die het hem doet bij U, maar de overtuigingskracht waarmee het gebracht wordt. Dat
maakt "het schone woord" tot "het schone woord" en niets anders. En zo gaat het bij U ook, U
kunt van Uw spreken een voortdurend schoon woord maken, want het komt heus niet op de
buitennissige termen aan, en maakt U daar gebruik van, dan maakt U én voor zichzelf én voor
anderen het leven een heel eind gemakkelijker ook, hoor. Dit is nu zo'n heel klein licht
entremets, zoals het heet, een tussengerechtje. Nu, we zijn al betrekkelijk dicht aan het
dessert toe, dus mag er nog wel even een lichtere gang tussendoor, en daarom heb ik dit nu
eens een keer naar voren gebracht. U houdt zich toch eigenlijk de laatste tijd zo'n beetje bezig
ook, althans dat is de bedoeling, met bepaalde magische werkingen. Waarom zouden we dan
al die opvallend eenvoudige dingen over het hoofd zien? Wist U dat U met een enkel gebaar
vaak ook al magisch werkt? U realiseert het zich misschien niet, maar als ik ineens uit zou
vallen en ik zou zeggen "U daar", dan heb ik iets magisch gedaan. Door het wijzen heb ik n. l.
speciaal het totaal van mijn wezen tot U gericht een ogenblik en als ik zo'n gebaar maak van,
nu ja, iedereen en allemaal, ach, dan heb ik ook iets gedaan, dan heb ik geprobeerd U in een
eenheid te brengen. Dat ziet U b.v. als iemand zegent. Het is niet voor niets dat dat gebaar zo
is. Je begint een zegening met een vragend gebaar, goed. Dat is niet nodig, hoor, maar het is
voor jezelf het symbool van een openstelling. Dan zegen je en in dat gebaar omvat je alles en
allen. Als ik mijn handen zo beweeg, dan moet U als het ware de krachtstroom ook nog
kunnen voelen, al doe ik nu helemaal niets. Begrijpt U? Het zijn allemaal van die eenvoudige
dingen en in de kleine dingen van het leven daar ligt juist zo’n hele hoop waarmee je de
mensen kunt beïnvloeden, maar dat kun je alleen doen wanneer je met je hele hele
persoonlijkheid er achter staat. En wanneer je zegt; “nu ja, het is zo erg niet”’ en je bedoelt;
“het is verschrikkelijk”, dan klinkt die valsheid door en dan wek je én bij jezelf én bij de andere
aanwezigen iets wat niet goed is. Alleen wanneer er een overtuiging is “dit wat ik zeg is een
noodzakelijkheid die geeft zin aan de woorden, en dan kun je door ze op een juiste en rustige
manier naar voren te brengen, het hele leven meer kleur en betekenis geven en je
medemensen meer rust en meer geluk. Nou, en nu heb ik dat zo allemaal verteld, ik hoop dat
ook dit waardig beschouwd is om in de analen opgenomen te worden. (band loopt af, gelijk het
einde van het onderwerp).
Goeden avond vrienden,
We zullen vanavond wederom een kort ogenblik mediteren en ik wil met U mediteren, juist
omdat een lichtelijk verzet tegen het onderwerp mij getroffen heeft, over het gebeuren van
deze dagen, over carnaval. Carnaval in een kaleidoscoop van menselijke verlangens en
begeerten. Gehuld in een zotskap speelt de mens een ogenblik zichzelve. De meeste mensen
zijn alleen zichzelf wanneer ze trachten een ander te zijn. Waarom? De mens heeft zich
96
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 5 – 2 maart 1954

gebouwd een soort homunculus, een kunstmatige mens. Wat er leeft is een schijnbeeld, een
fantoom, bezworen uit de duisternis, en de geest gaat geketend aan deze gebruiken en
gewoonten. Maar kunnen wij, geestelijk en stoffelijk gezien, een carnaval goedkeuren voor
altijd? Ook dat, want wie om zichzelf te zijn de zotskap of het masker nodig heeft, is een
dwaas die voor zichzelve vlucht. En wanneer wij vluchten in de stof voor ons werkelijk wezen,
dan zullen wij ook moeten vluchten voor ons werkelijk zijn, wanneer wij in andere sferen
komen en niet meer onszelf kunnen bemantelen en bedekken met gebruiken en
gemeenschapssymbolen. Carnaval in een feest van ongebondenheid, maar ongebondenheid
betekent vaak ontbinding, de ontbinding van het wezenlijke, het verval van werkelijke
waarden in een dwaasheid van lusten en zinnen. Dat mag niet gebeuren, er mag niets
vervallen en ontbinden, maar wel moet alles ontdaan worden van de dwaasheid die in ons
woont. Wie, bevrijd van de stof, zichzelf althans ten dele kan aanvaarden, die dwaalt door
wonderlijke werelden, werelden als een sprookje van 1001 Nacht, werelden met een
schoonheid van bloemen, een pracht en statigheid van verre bergen en wuivende wouden,
werelden waarin klank en kleur samenvloeien tot een harmonie, die in haar zoetheid het
wezen haast doet springen. En toch zijn deze werelden ook maskerade en carnaval. Zolang als
wij nog de vorm rond ons vragen, zolang als wij nog verlangen naar bevestiging van ons eigen
wezen, zolang zijn we nog narren en zotten. We noemen ons dan misschien niet de
maremmen of een of andere andere fantastische naam, wij noemen onszelf de geheiligden der
sferen, we noemen ons de geestelijke bewusten, de verlichten, de gelukkigen, de gelukzaligen,
maar in werkelijkheid zijn ook wij nog dwazen, want er is maar één, één werkelijkheid en dat
is in eenzaamheid te staan tegenover de Schepping en de schepping te erkennen als deel van
het ik, om zichzelf te herkennen als een deel van de schepping. God vinden is geen zoeken in
lusttuinen, in herboren paradijzen, is geen duizelingwekkende vlucht tussen de sterren; God
zoeken dat is gaan in de al-dodende eenzaamheid. En eenzaamheid is een woestijn die zich
uitstrekt in alle richtingen, boven U, onder U, links, rechts, vóór, achter, overal, een
eenzaamheid waarin het lijden je blijkt te overweldigen haast, een eenzaamheid waarin je het
uit zou willen schreeuwen: ik kan en ik wil dit niet verdragen. En wanneer het laatste ogenblik
van vermogen, van nog kunnen, van nog willen eindelijk heeft geleid tot een laatste zucht en
een aanvaarden der eenzaamheid, dan, en niet eerder, vinden we God. En dat is het werkelijke
démasqué, een demasqé, waarin de wonderwerelden der sferen wegvallen, waarin de
bedrijvigheid der aarde wegvalt, een démasqué, waarin de sterren doven, een démasqué,
waarin alleen maar overblijft het eeuwig zijnde, de enige werkelijkheid en het eigen wezen,
dat, verlicht en vredig, opgaat in dit wezen. God vinden, betekent de werelden in jezelf te
blussen, God vinden betekent afstand doen van alles. Moge onze tijd een tijd van carnaval
zijn, een tijd van woeste maskerade, van lachen en verscholen lusten, van duizendvoudig
wisselend kleed, van vreemde omgevingen, van papieren paleizen en van een marmeren
grafzerk. Het is maar een maskerade, het is maar een carnaval van het leven, maar zoals in
het carnaval de mens zo vaak zichzelve onthult voor wat hij werkelijk is, zo onthullen wij
onszelve aan onszelve in het leven, en dat is de grote winst. Niet dat wij gelukkig zijn of lijden.
maar dat wij onszelve vinden. Wanneer wij onszelve vinden, dan zal de verwarring, geboren
uit de schijnbare veelheid der dingen, verdwijnen en dan zal de zekerheid terugkeren en de
vrede van het leven. En wanneer we dan ook dat leven nog kunnen missen, dan vinden we
eerst het werkelijke zijn en het werkelijke leven. Moge het ons gegeven zijn die moed eens te
vinden en te vluchten uit een carnaval der vormen, dat vreugde en smart kent, maar toch
altijd achterlaat een heimwee naar andere en betere oorden.
Ik dank U voor Uw aandacht. Goeden avond.

97
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 6 – 6 april 1954

6 April 1954

LES 6

Goeden avond vrienden,


Na de problemen die wij de vorige maal hebben opgelost, geloof ik niet dat het noodzakelijk is
om thans allereerst gelegenheid tot vragenstellen te geven. Bent U het daarmee eens, of heeft
U nog vragen te stellen?
Neen, er zijn niet veel vragen.
Die kunnen we dan eventueel naderhand afdoen. Wij hebben ons dan bezig gehouden met
beschouwingen omtrent odd-kracht; we hebben ons verder bezig gehouden met de relatie
waarin deze krachten op kunnen treden tot de wereld van de mensen. Het wordt nu tijd dat wij
ons gaan realiseren dat wij deze kracht ook zelf op kunnen wekken en ik stel mij voor U
hiervan een overzicht te geven. odd-kracht is levenskracht in primaire vorm, die aangepast
kan worden aan elke materiele trilling zonder daardoor haar geaardheid te verliezen; dat zult U
zich nog wel herinneren, neem ik aan. In U is dus odd-kracht aanwezig; ook rond U echter is -
zij het niet aan Uw persoonlijkheid aangepast - deze zelfde kracht aanwezig. Om deze le-
venskracht nu op de juiste wijze te gebruiken, is het dus noodzakelijk, allereerst de
mogelijkheid te scheppen krachten te onttrekken aan de omgeving en deze aan te passen aan
eigen behoeften en hoedanigheden. Wanneer wij op deze wijze ons gaan openstellen, d.w.z.
ons wezen afschermend van het normale denkproces, richten op een bepaald punt -
concentratie - en dan in contemplatie gaande, d.w.z. overwegende de aspecten van het punt
waarop wij ons concentreren, een tijdelijke verdieping van ons eigen denkwezen, gelijktijdig
een afsluiting van de buitenwereld verwerven, kunnen wij komen tot een toestand waarin wij
de werkelijke frequentie van de odd-kracht, haar werkelijke levenskracht als het ware
benaderen. Men kan dat doen door een concentratie op een klank. Doet men dat, dan krijgen
de kende woorden als ohm, als God en dergelijke, een grote betekenis. Voortdurend herhaald
zijn zij een stoffelijke uiting van een geestelijk proces, waarbij men zich ten opzichte van de
odd-kracht zo sterk mogelijk openstelt. Dit echter is niet voldoende. De mens, die zich slechts
openstelt zonder meer, zal niet in staat zijn doelbewust en meer dan normalerwijze in hem
aanwezig, deze kracht op te slaan. Het proces van concentratie, contemplatie, is dus wel in
staat om de bij U aanwezige energie wederom op te wekken, een stimulans te vormen voor
Uw normale leven, geestelijk zo wel als stoffelijk. Wil men met deze kracht meer gaan doen,
dan zal men er toe over moeten gaan zich allereerst dus met de wil te richten op een bepaalde
handeling. Uw eigen wezen vertaalt dit, als een soort rekenmachine, in benodigde energie,
zogoed als Uw lichaam elke spierbeweging ook in energie vertaalt. De aanwezige wilsdaad, de
vaststelling van; "hierom doe ik dit, hiervoor stel ik mij open, met deze reden wend ik mij tot
deze kracht", geeft U dan de mogelijkheid, binnen de capaciteit van Uw eigen wezen, een
grotere hoeveelheid van deze energie op te nemen en deze misschien zelfs tijdens de
contemplatie reeds te ontladen en voortdurend wederom aan te vullen. Wanneer men spreekt
over gebedsgenezing en hier bestaan inderdaad schijnbaar miraculeuze gebeurtenissen en
voorvallen dan kan dit alleen komen doordat het gebed in de plaats treedt van concentratie en
contemplatie, terwijl, zowel bij de bidder als bij degeen met wie gebeden wordt, een sterke
genezingswil aanwezig is. Hierdoor kan dus een extra kracht worden toegevoerd. Wanneer
echter een verder foutieve geestelijke houding wordt aangenomen, mogen wij meteen daarbij
bemerken dat deze kracht snel verbruikt zal zijn en de oude ziektetoestand in dezelfde, in
sommige gevallen door teleurstelling - psychisch effect - in ernstiger mate op kan treden. Wij
gebruiken natuurlijk, wanneer wij eerlijk en oprecht de mensheid willen dienen, de
mogelijkheid om deze kracht te onttrekken aan het Al, niet voor kleinigheden, wij gaan niet de
magie ermee beoefenen, een kopje van zijn schoteltje doen rijzen of misschien nog wat
absurder, onszelve door de ruimte doen zweven zonder dat dit doel heeft. Ook dit is met deze
kracht echter mogelijk. Wij zullen altijd deze kracht dus gaan richten op de mens. En hoe
98
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 6 – 6 april 1954

kunnen wij de mens het beste van dienst zijn, wanneer wij deze kracht genomen hebben, of
beter gezegd ontvangen? Wij richten in de eerste plaats onze gedachten. Niets is zo scherp en
gedefinieerd als een gedachtenbeeld, geen woord is in staat om een scherper begrenzing aan
te geven. Dus men denkt, men tracht niet om een daadwerkelijke handeling over te dragen,
dit is dwaasheid; men draagt een gedachte over en deze gedachte begint men natuurlijk
allereerst met het scheppen van een zeker gevoel, een soort houding. Wanneer U iemand wilt
terughouden van een bepaalde daad, dan begint U niet met het hypnotisch bevel: "dit kan
niet", dat is bij dit gebruik van odd-kracht absoluut foutief. Men begint eerst te scheppen een
onbehagen, dan te leggen een associatie tussen houding of daad die niet goed wordt gekeurd
en dit onbehagen, en daaruit als het ware de les te trekken: dit zal veel erger worden wanneer
ik dát doe. Hierdoor wordt een dreiging geschapen. Eigenaardig genoeg is de vreesreactie, de
angstreactie van de mens veel sterker. Wenst U een werkelijke beheersing dan zult U zeer
zeker, waar U negatieve dingen wilt voorkomen, er niet omheen kunnen deze negatieve
waarde eerst te creëren. U stelt als het ware angst tegenover begeerte of angst. Eerst
wanneer deze toestand bereikt is, kunt U de verdere handelingen leiden, kunt U ook - en dat is
misschien nog belangrijker voor sommigen - leiden de mens zelf, niet door een volledige
beheersing, nogmaals, dit keur ik uitermate af als een bezitname van een andermans leven.
Maar men kan de mens nu zo sterk stellen onder eigen gedachteninvloed, dat deze
gedachteninvloed suggestief wordt, tijdelijk beheersend voor het gedachtenleven en daardoor
een variant op eigen denken tot stand brengt waarbij de persoonlijkheid zelve, handelend
onder nieuwe omstandigheden en realisaties, komt tot een verbreken van bepaalde
gewoontehoudingen, tot het verbreken van totnogtoe niet goed gerealiseerde toestanden en
relaties en daarvoor in de plaats stelt een volgens Uw - hoger waarschijnlijk - bewustzijn juiste
toestand en situatie. Deze krachten zijn b.v. zeer goed bruikbaar in psychosomatica, waar men
dus de geest, de ziekten van de geest en de gebreken van de geest, kan opheffen en daardoor
de nodige stimulans voor genezing van het lichaam verschaffen. Zij is verder buitengewoon
geschikt om iemand die bepaalde problemen onderzoekt, in staat te stellen alle remmingen die
normaler-wijze optreden, ter zijde te schuiven. Men kan zelfs, indien juist gehanteerd, deze
kracht gebruiken als een sleutel tot onderbewustzijn waarbij het totaal stoffelijk geheugen en
niet slechts het z. g. waakbewustzijn ter referentie beschikbaar is. Men kan dus, zij het ook
tijdelijk, door deze kracht, mits op de juiste wijze door de wil gericht, een volledig kennen tot
stand brengen. Dit volledig kennen houdt in, allereerst een praktisch fotografisch
herinneringsvermogen van een groot gedeelte der levensomstandigheden en ervaringen, een
volledig kennen en ervaren van het eigen lichaam, waardoor diagnosen omtrent eigen leven,
levenshouding, ziektebeeld etc. plotseling mogelijk worden, verder een versneld
reactievermogen, waardoor beter dan anders een aantal proeven kan worden genomen, beter
dan anders een bepaalde taak kan worden vervuld, beter dan anders men ook kan komen tot
uitdrukking en vastlegging van datgene wat men ervaart en ondervindt. Ik geloof dat dit alles
duidelijk is. Nu moet U goed opletten. Wanneer wij op deze wijze met U trachten te werken,
wat wij sedert enige tijd doen, ofschoon de resultaten daarvan ons niet altijd vreugdig
verrassen, dan blijkt dat de inspiratietechniek wel de best bruikbare is voor U. Wij hebben U
genomen als een gemiddeld intellectuele kern en richten onze proeven en betogen daarnaar. U
kunt er dus op rekenen dat Uw eigen reacties op onze benadering ongeveer gelijk zullen zijn
aan de reacties van andere intellectuelen die door U in de stof op dergelijke wijze benaderd
zouden worden. Wij zijn voorlopig als volgt tewerk gegaan: wij hebben tijdelijk een zekere
atmosfeer rond U gecreeërd, daardoor een plotselinge rust trachten te wekken. In deze rust
hebben wij getracht het probleem duidelijk te stellen, dus Uw eigen probleem in Uzelf tot
volledige rijping en klaarheid te brengen, en U gedeeltelijk beschikking te geven over dat deel
van Uw denkvermogen waar- door een zelfstandige oplossing mogelijk werd. We hebben
verder getracht om U in het droomleven bepaalde beelden te tonen. Wij moeten helaas
bevestigen dat het niet mogelijk was de voornaamste van deze beelden in het waakbewustzijn
over te dragen, dat was nog niet mogelijk. U kunt dat wat wij doen als volgt doen: wanneer U
te maken heeft met een bepaalde persoon, een bepaalde groep, een aantal mensen, ja zelfs
bepaalde materie die U wenst te beïnvloeden, allereerst; men zij rustig, eerste vereiste,
ontspan het lichaam, wanneer het kan gebruikt U de ademhalingsoefeningen door ons U
aanbevolen. En dan; het spijt mij dat ik het zeggen moet maar wat intenser dan sommigen dat
over het algemeen plegen te doen. Verder: na deze ademhalingsoefening, althans deze rust,
99
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 6 – 6 april 1954

bent U gekomen tot een ogenblik van werkelijke ontspanning; Uw gedachten zijn
waarschijnlijk wat vaag; U stelt nu vast, U haalt U in deze vaagheid precies voor ogen wat U
zich voorstelt te verrichten. U houdt daarmee rekening met de eigen geaardheid van het
object, zover U bekend. Verder de ethische wet dat niemand in mag grijpen in het leven van
een ander en ten derde de grote kosmische wet dat alles alleen reëel is wanneer het positief is,
het negatieve is de ontkenning van het reële. Wanneer Uw stelling en instelling aan deze drie
voorwaarden voldoet en scherp geformuleerd is, dan raad ik U aan dit beeld, eenmaal
gevormd, en scherp omschreven en geformuleerd, los te laten. U heeft het voor Uzelve
vastgelegd, dit is voldoende, laat het met rust. En dan kunt U beginnen met Uw concentratie
of contemplatie. Het verstandigste lijkt mij, voor U althans, om een bepaald beeld te nemen;
desnoods een zeer simpel beeld; probeert U zich een schijf volledig voor te stellen of een
driehoek, of een kubus, dat zijn al heel eenvoudige dingen, misschien een bloem die U goed
kent, als U dat liever doet, Wanneer U zegt; ja, nu weet ik precies, ik zie als het ware, dan
gaat U het beschouwen, U gaat er als het ware omheen, U gaat zeggen, wanneer het een
driehoek is b.v. : waarheen is deze zijde gericht, waarheen is deze zijde gericht, waarheen is
deze zijde gericht? U vormt een totaal beeld. In dit totale beeld gaat U zichzelf bewegen, een
soort spel van de fantasie misschien, maar krachtens de concentratie die erbij te pas komt,
een tijdelijke verwerkelijking van een wereld binnen Uzelf. U heeft het totaal van alle functies
uitgesloten, het onderwerp waarmee U bezig bent, mag in U generlei begeerte of hartstocht
wekken, het moet dus zo onpersoonlijk mogelijk blijven. Hiermee heeft U een conditie
geschapen waarbij U deze kracht kunt onttrekken. Wanneer U die kracht onttrekt aan de
ruimte, kunt U dus later, en dat mag niet te lang duren; U kunt niet zeggen ik ga nu eens even
concentreren want over een maand of over een week wil ik dit of dat doen, U kunt dit ten
hoogste doen 12 tot 14 uur tevoren, en zelfs dan heeft U in het laatste deel der periode te
rekenen met een verzwakking van de ontvangen kracht die door Uzelf als extra vitaliteit werd
opgebruikt. U gaat dan dus zo spoedig mogelijk over tot het volbrengen van Uw daad. Indien
U echter een onmiddellijke geestelijke werking verlangt, dan zult U bij de instelling bovendien
U het object volledig moeten voorstellen en de wil uitdrukken dat tijdens Uw contemplatie
bepaalde gebeurtenissen die U omschrijft, inderdaad plaatsvinden, bepaalde reacties optreden
etc. Wanneer U op deze wijze dus van tevoren hebt vastgesteld wat U wilt doen, dan zal deze
kracht inderdaad, tenzij Uw wens en wil tegengesteld is aan de geaardheid en grondaard dezer
kracht, vervullen wat U wilt tijdens deze contemplatie. Na afloop van een intense contemplatie
zult U zich waarschijnlijk licht duizelig gevoelen, althans wat lichthoofdig - ijlhoofdig kan ook,
inderdaad - deze lichte roesstemming mag U zeer zeker niet ontmoedigen of gevaarlijk
voorkomen. U heeft in een totale verdieping de relatie met de buitenwereld verbroken. Het
terugkeren van deze relatie vraagt enige tijd voordat een normaal evenwicht weer hervonden
is. Daarom, nadat de contemplatie beëindigd werd, waarvoor ik een duur van ongeveer een
half uur aanbeveel, is het verstandig om 5 tot 10 min. te rusten, gewoon te rusten en de
gedachten het vrije spel te laten, ondertussen luisterend naar wat er misschien in de wereld
gebeurt rond U, langzamerhand eens kijkend hoe laat het al is, langzamerhand ontwakend en
dan eerst volledig contact opnemen. Is daar iets over te vragen of iets over te zeggen?
Die contemplatie, moet je daar je ogen bij sluiten?
Dat is wel verstandig. U kunt natuurlijk ook contempleren waarbij U een bepaald punt fixeert.
Waar dit echter over het algemeen een sterke vermoeiing van de oogzenuw teweeg brengt,
lijkt het mij niet de aangebrachte methode. U vervalt dan in de fout die vele kristalkijkers
maken, die eerst een lichamelijke vermoeidheid, en wel speciaal een vermoeidheid van de
optische zenuw nodig schijnen te hebben, voordat zij in staat zijn de beelden die in hen reeds
bestaan - een resultaat van een willen tot waarnemen - te aanschouwen en te verzichtbaren.
Wanneer je een doel gesteld wordt - en nu heb ik persoonlijk nog niet de uitwerking en de
mogelijkheden - dan is tussen deze twee punten een zekere onzekerheid, men weet niet
wat vermogen is, wat Uw vermogen is, dus het is vreselijk moeilijk om dan te zeggen: "dat
is het doel en dat wil ik doen", maar hoe je dat moet doen.
"Ik ben sterk" zei de dwerg en hij trachtte een boom te ontwortelen. "Ik ben zwak" zei hij en
de boom bleef staan. "Ik ben sterk" zei de dwerg en de struik te ontwortelen, "ik ben zwak zei
de dwerg" en de struik bleef staan, "ik ben sterk" zei de dwerg en hij plukte een bloem
dragend als een grote schat zei hij "zie zo krachtig ben ik". Probeer in vol vertrouwen van Uw
100
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 6 – 6 april 1954

vermogen en U zult vanzelf de grens gesteld zien. Dit vermogen dat U heeft is afhankelijk van
Uw eigen concentratievermogen plus Uw eigen capaciteit om odd-kracht te bevatten. U kunt
het zelf proefondervindelijk vaststellen. U kunt gaan van het kleine naar het grote, U kunt ook
beginnen bij het grote en dan naar het kleine gaan. De eerste methode brengt eerst
bevrediging en later teleurstelling, de methode door mij kort omschreven daarentegen brengt
misschien in het begin enige teleurstelling, omdat men zich overschat, maar uiteindelijk de
bevrediging dat men nu precies weet wat men doen kan. Ik hoop dat het duidelijk is. Geen
vragen meer hierover?
Ik zou U nog willen vragen of het altijd geoorloofd is die methode te gebruiken b.v. in de
praktijk van de rechtspraak?
Voor de rechter zeer zeker en voor de verdediger of aanklager daarentegen lijkt het mij een
bedenkelijke praktijk, waar hier vaak eigen wens en eigen renommée mede op de voorgrond
komen. Wanneer men echter deze kracht gebruikt om een absolute eerlijkheid en onvermogen
tot liegen bij getuigen en aangeklaagden naar voren te brengen, dan geloof ik niet dat er veel
bezwaar tegen bestaat. Wanneer het een beïnvloeding van het geheel zou zijn, dan zou ik mij
daartegen moeten verzetten op grond van het feit dat, zij de menselijke rechtspraak ook geen
rechtspraak in eeuwig of kosmische zin, zij toch gebonden is aan de menselijke regels en het
mij niet juist schijnt tegenover de maatschappij, in te grijpen in tegenstelling tot de wetten die
zijzelve gesteld heeft. Voor U duidelijk?
Ja, dank U zeer.
Juist, dan kunnen we dit als besloten achten. Ik wil echter nog wat verder met U praten. Het is
U bekend dat wij gezegd hebben: wij zullen contact met U opnemen. Enkelen Uwer hebben dit,
zij het vaag, gemerkt. Denkt U niet dat wij hiermede genoegen nemen d.w.z. nu hebben we
het wel bewezen bij een paar, dit is voldoende. Wij zullen inderdaad trachten verder te gaan,
tot wij hier uit deze kring een aantal personen gevenden hebben met wie wij een onmiddellijk
en reeel contact kunnen nemen, en wel speciaal die personen die voor ons te ontwikkelen zijn
in een voor ons ook waardevol milieu. U weet dus,niet denken dat het onze bedoeling is alleen
maar een sensatie te creëren, maar wij willen ons werk ook voortzetten op aarde. U kunt
ervan verzekerd zijn dat, wanneer U begint te dromen, waar te nemen, wanneer plotseling
deze inspiratie die sommigen van U reeds gekend hebben, naar voren komt, dat dit nooit ten
kwale is; wij zullen U te allen tijde volledige vrijheid van handelen en waarnemen laten. Maar
indien U op deze wijze met ons mede werkt, dan zult U zeer zeker sneller dan anderen in staat
zijn om ook zelve werkdadig van de odd-kracht gebruik te maken en toegang verwerven tot
dat deel van het totaal menselijk bewustzijn, waar zeer veel van waarde verborgen ligt voor
een ieder die daarin zoeken kan, de totale gedachtensfeer kan dan voor U leesbaar worden.
Wanneer we dat alleen al kunnen bereiken is het veel. U zult ontdekken dat in de komende tijd
Uw kritisch vermogen aanmerkelijk scherper gaat worden, ja U zult dat misschien in de laatste
dagen reeds gemerkt hebben. Ook dat is een ontwikkeling die wij gaarne in de hand verken.
Wij verwachten, neen wij verlangen van U, dat U vóór alles kritiek kunt uitoefenen,
verantwoorde, niet persoonlijke kritiek. Kritiek hebben in de gunstige zin ven het woord,
betekent de fouten der dingen erkennen, de fouten erkennen betekent de mogelijkheid te
openen om te gaan herstellen, om de zaak weer in orde te maken. Er is op het ogenblik zeer
veel te herstellen in de wereld. Geloof niet dat wij U zomaar en zonder meer uiteindelijk hier in
deze kring bijeen gehouden hebben. Er bestaan tussen bepaalde elementen nog lichte
controversen, ofschoon een behoorlijke harmonie bereikt kon worden. Die harmonie is
noodzakelijk en U moet zich ervan bewust zijn dat een ieder op zijn wijze ook voor zichzelve
werkend, toch tevens werkt voor het totaal, voor het geheel, het geheel waarin het streven is
naar een bewustwording van de mensheid en een verbetering voor de mensheid. Dan zult U
mij nog toestaan een kleine opmerking te maken. Het scheen dat het, door gebrek aan tijd
etc. U niet altijd mogelijk is om de materie die wij met U trachten te behandelen, volledig na te
slaan. Ik heb hiermede vanavond rekening gehouden en U zult dan ook niet veel
referentie-lectuur behoeven na te slaan, voor dit wat ik hier gesproken heb. U kunt echter,
wanneer U de behoefte gevoelt om wat verder te studeren, met alle vrucht het verslag van
twee maanden geleden - dat is het eerste verslag over odd-kracht,- nalezen en dit
verduidelijkt door de vragen die de vorige maal gesteld zijn, nogmaals van alle kanten bezien
en belichten. Wanneer U dit doet, zal het U tevens een hulp zijn bij het in praktijk brengen van
101
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 6 – 6 april 1954

datgene wat ik getracht heb U vandaag te leren. Nogmaals: wij menen van U te mogen
verwachten dat U niet alleen komt om hier op deze avond iets te leren, maar dat U werkelijk
ook, zover de mogelijkheid daarvoor in Uw leven aanwezig is, eerlijk tracht om verder te
komen dan dat, zelf verder te komen. Het is niet ons doel om tot Uw geestelijke leiders te
worden Het is juist ons doel Uzelf te maken tot zelfstandigen, tot zienden in het land der
blinden, die zelf leiden kunnen, beter dan wij dit misschien kunnen doen in deze wereld. Wij
zullen altijd Uw vrienden blijven en U helpen en steunen. Maar leiden kunnen wij U slechte tot
een bepaald punt. Onthoud dit, dat, wanneer wij eenmaal klaar zijn, wanneer we moeten
zeggen: deze cursus, de leergang, heeft voorlopig zijn eindpunt bereikt, dat wij ook kunnen
zeggen: ziet, in deze mensen is iets gegroeid, in deze vrienden van ons, dat vrucht zal dragen
op de aarde en wij hebben niet getracht het beste van ons kunnen en weten in
mensenwoorden om te zetten voor niets als een klein, klein, onbewust begrip, een kleine
onbewuste verheffing van de persoonlijkheid. Dus doet U ons het genoegen, werkt Uzelf zoveel
U kunt ook aan Uw geestelijk welzijn. Wat hier gezegd wordt is geen dwaasheid, wat wij U
vertellen - al gaat het misschien nog zo gemoedelijk - is van belang. De komende paar maar
den zullen uitwijzen in hoeverre wij met ons programma totnogtoe gevorderd zijn. Dat kan
niet in een enkele dag, er zijn zelfs in Uw telling maanden voor nodig. Maar wanneer we dit
weten, dan zullen we daarnaar onze houding bepalen en vaststellen of het nut heeft op deze
wijze met elkaar verder te gaan. Ik hoop dat dit van hier, heb ik dat als zeer aangenaam
ervaren, maar daarna is dat niet meer gebeurd. Wat denkt U hierover, hoe beziet U dat, vindt
U dat ook noodzakelijk dat dat gebeurt? Noodzakelijk is het niet, maar het kan nuttig zijn,
maar het is alleen dán nuttig wanneer dit inderdaad gebeurt als een handeling van de kring en
niet als van een kleine groep daarvan. Wanneer deze groep buiten de kring en
studiekringverband om, misschien zelfstandig nog bepaalde onderzoekingen wil voornemen of
bepaalde dingen bepraten, zal niemand daarvan iets kunnen zeggen, maar zover het directe
belangen van de kring aangaat,dus; zou een dergelijke bespreking dan een bespreking van de
kring als zodanig moeten zijn. Ik hoop dat U begrijpt wat ik bedoel in deze.
Dat begrijp ik zekert maar nadat de kring zich gepurifieerd heeft, lijkt mij dan daar niet het
minste bezwaar toe, is dat natuurlijk altijd veel beter. Misschien begrijpt U dat ook wat ik
hier zeg.
Ja, ik begrijp wat U bedoelt. . maar ik laat deze dingen in Uw handen over, want hier komen
wij terecht in aardse opvattingen die helaas nog altijd zekere onzuiverheden vertonen, o. i
althans. Het zij voldoende om vast te stellen dat de harmonie en sfeer in deze kring van
zodanig gehalte is, dat wij menen met de meer gevorderde experimenten te kunnen beginnen
of reeds een maand beter gezegd, meenden hiermede een aanvang te kunnen maken. Het
betekent dat voor ons de periode van voorbereiding is afgelopen, de inleiding voorbij is en dat
we aan het werkelijke werk beginnen. Ik hoop dat zal blijken dat. onze voorbereiding niet ijdel
was, nogmaals. Ik geloof dat hier verder niet veel meer over te zeggen is. Dan zal ik dit korte
deel, deze bijdrage van mij aan deze avond, hiermee besluiten. Geloof mij, vrienden, wanneer
mijn stem ook misschien een ogenblikje hard heeft geklonken. Ik meen het goed met U, ik
beschouw U als broeders en ik ben ervan overtuigd. dat wij gezamenlijk ver zullen komen in
de kennis van de geest, dat we daardoor misschien een nieuwe weg kunnen openen op deze
wereld. Ik dank U voor Uw aandacht, goeden avond.

NA DE PAUZE.
Goeden avond vrienden,
Nou, we kunnen dan nu verdergaan met een door Uzelf te kiezen onderwerp, problemen of
vragen.
Wanneer de mensen er geen bezwaar tegen hebben had ik gaarne een bijzonder
onderwerp met U willen behandelen.
Gaat Uw gang.
Geen bezwaar tegen? U hebt de vorige keer gezegd:". . . U heeft misschien wel eens
gehoord van die punten op de aarde waar de eigenaardigheid der stralingsverhoudingen
vaak veroorzaakt door het optreden van inwendige spanningen in de aarde, waarbij een

102
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 6 – 6 april 1954

zekere uitlaat wordt gezocht, hoe daar allerhand fenomenen zich vertonen. . . Dit is het
werken van de geest, ofschoon vaak niet van de meest bewuste geest in de stof, zonder
dat daarvoor een persoonlijk contact nodig is. Wat gebeurt daar n. l. ? Het samentreffen
van aardwerking plus kosmische werking veroorzaakt een zodanige botsing, dat een
stroming ontstaat die ook voor ons harmonisch is, d.w.z. die in een bepaalde verhouding
staat tot onze eigen wereld. Wij kunnen vanuit onze wereld - door onze wereld als kracht
te doen werken dus - op deze straling, op deze stralingsverhouding beter gezegd, een
variatie van omstandigheden teweeg brengen en daarmee vormend werken b.v. op de
groei van sommige gewassen, de vorming van nevel, damp, wolken. het vormgeven
daaraan, het verplaatsen van voorwerpen, stenen etc. , dat is allemaal daardoor mogelijk.
" Nu heb ik hier al heel lang geleden speciale onderzoekingen mee gedaan en ik heb n. l.
dit gemerkt, wanneer wij een electro-statisch veld opwekken, dus wanneer wij b.v. een
plant hebben en boven deze plant wordt een positief potentiaal gebracht, door het regelen
van deze potentiaal onder bepaalde omstandigheden, kunnen wij hoogst merkwaardige
vormen krijgen. Nu is de situatie ook dit, dat ik gemerkt heb dat bepaalde luchtcondities in
de atmosfeer - wat men de z. g. "schönwetter Electriciteit" noemt, dat dit ook op de mens
een buitengewoon versterkende en krachtige invloed heeft en dat daardoor deze mens
electrische energie uit de ruimte tot zich kan nemen. Nu had ik hiervan willen vragen: wat
is dat van de mens die hier deze electrische energie tot zich kan nemen, is dat de geest die
door de bepaalde atmosferische condities deze mogelijkheid voor het lichaam mogelijk
maakt? Gaarne had ik dat U mij hier eens een antwoord op zou willen geven, of dit even
behandelen hoe dat eigenlijk in elkaar zit.
Nou, ik zal het proberen te doen en dan zonder die lintwormzinnen die de vorige keer gebruikt
zijn. Het is heel begrijpelijk dat natuurlijk het potentiaal van de lucht t. o. v. de aarde mede
een heel sterke invloed heeft op de mens. En nu is het eigenaardige dat wanneer de lading van
de aarde dus positief is, in niet electrische zin, dus negatief in electrische zin t. o. v. de lucht,
dan ontstaat er een sterk uitgaande stroming in de mens d.w.z. de kracht die uit de aarde
komt wordt in deze mens of in een plant als het ware opgezameld en daardoor heeft deze
mens dus een hoeveelheid kracht of vitaliteit meer dan normaal. Dit is heel begrijpelijk.
Deze vitaliteit is niet van zuiver geestelijke oorsprong, integendeel, het is de levenskracht die
b.v. in de Nerven optreedt, in de zenuwen, in het zenuwstelsel. Uw hele reactievermogen is
verscherpt, U heeft een zeker welbehagen omdat door die energie die U ontvangt, Uw hele
wezen als het ware makkelijker functioneert, daardoor krijgen we een stimulans van het
stofwisselingsproces, een versterking van de opbouw en ombouw in het eigen lichaam. Dat is
eigenlijk de hele kwestie. Nu is dit dus niet geestelijk, zeker niet zuiver geestelijk, maar toch
heeft die kracht wel een eigenaardigheid en dat is dit: wanneer wij werken b.v. door een
medium, dan maken wij gebruik juist van deze kracht, ook van de zenuwkracht die in zo'n
medium aanwezig is. Hoe hoger dus, ik zou haast willen zeggen, het potentiaal, hoe hoger de
statische lading in een mens, hoe prettiger wij met deze mens kunnen werken, hoe meer
kracht wij daaraan kunnen ontnemen, dat is inderdaad waar. Datzelfde geldt voor planten. Nu
is het voor planten echter zo dat we daar het potentiaal even los kunnen laten zelfs, voor een
plant is n. l. van groot belang de straling die ze ontvangt. En deze straling die normalerwijze
uit de hemel komende, haar een bijzondere welige groei kan geven, zeker wanneer de juiste
vochtigheidsverhouding ook aanwezig is, die kun je stimuleren b v. door een radioactief
element te nemen, dus iets wat radioactief is en dat op een hoogte van laten we zeggen 10 m.
boven een veld te zetten. Dan zult U ontdekken dat, wat er dichtbij staat een teveel krijgt, wat
op matige afstand staat dat krijgt nog net zoveel teveel dat de vorm verandert d.w.z. een
aantasting van de eigenschappen van de plant, de oorspronkelijke eigenschappen, ontstaan
van mutaties, varianten, variëteiten. Daarachter zien we een rij, deze rij planten - ik stel het
maar voor als rijtjes, het zijn in werkelijkheid natuurlijk bepaalde afstanden die in elkaar
overvloeien - zien we een buitengewoon welige groei ontwikkelen waarbij de gewassen groter
worden dan normaal en ook in verhouding grotere vruchten dragen nog weer. Zij zijn dus als
het ware veel beter. B.v. koren dat op deze wijze wordt geteeld en uit deze zone wordt
genomen, zal in korrel ongeveer 6 tot 7 maal het gewicht opleveren van een normale aar, in
de gunstigste verhouding natuurlijk. Daar staat tegenover dat wat teveel krijgt heeft helemaal
geen korrelzetting. Daar komen hoogstens wat zwartachtige, gruisachtige deeltjes, dragen

103
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 6 – 6 april 1954

geen vrucht. Wat verder weg staat en praktisch geen deel meer heeft aan de straling,
ontwikkelt zich langzamerhand normaal. Dus daar heeft U dan het bewijs - ik haalde straks
een proef aan die naar ik meen op aarde reeds meerdere malen genomen is - daar heeft U het
bewijs dus dat zekere spanningen in de lucht en vooral zekere straling, voor die planten zeer
stimulerend kunnen zijn en dat, als je op de juiste wijze die straling zult weten te doseren, je
inderdaad fantastische resultaten kunt krijgen, een aardbei zo groot als een kokosnoot dat is
helemaal niet fictief, dat is niet denkbeeldig. Zorgt U maar dat de plant voldoende voedsel en
vochtigheid heeft, geef haar de juiste straling die haar in haar groei stimuleert en U heeft het
resultaat. Alleen worden die plantjes dan zo groot als behoorlijke brandnetels. En zo kunnen
we verdergaan.
En hoe zit het met de voedingswaarde die erin zit, ook naar verhouding?
De voedingswaarde is naar verhouding, mits het voedsel aangevoerd wordt natuurlijk, dus in
een dergelijk geval zou je waarschijnlijk het verstandigst doen met hydropolische cultures te
gebruiken. Maar als de voedingsstoffen in dezelfde verhouding als normaal aanwezig zijn in de
aarde en bereikbaar zijn, dan zult U zien dat de voedingswaarde volkomen gelijk blijft, ja zelfs
verbeterd kan worden.
Dus als de voedingswaarde dan niet voldoende in de aarde aanwezig is dan krijg je wel een
grote vrucht natuurlijk maar met minder. . .
Ja, dan wordt de rest door waterdelen aangevuld, hé, dus dan krijg je een zekere voosheid,
daar moet je natuurlijk rekening mee houden.
Dit opent toch zeer bijzondere perspectieven voor de landbouw. Wij zouden, wanneer wij
die groeicyclus van deze plant zouden bestuderen en zouden zien waarin het nuttig was en
nuttig werd, zouden wij een betere en sterkere oogst in een kortere tijd tot stand kunnen
brengen, wij zouden dan langer braak kunnen laten liggen, wij zouden de biologische
bemesting van de bacteriegroei in de bodem ook daarmee kunnen stimuleren, zodat we
eigenlijk minder kunstmeststoffen nodig zouden hebben en we dan toch eigenlijk een veel
gezonder voeding voor de mensen tot stand kunnen brengen.
Ja, dat zou inderdaad waar zijn, indien de mensen geen mensen waren, want dan gaan ze
verder. En aangezien U op het ogenblik al weet dat men, gezien het feit dat men de prijzen op
een bepaald punt wil vasthouden, een daverende overproductie heeft bij gelijktijdige armoede,
geloof ik niet dat we het daarin moeten zoeken. Op een dergelijke wijze zouden alleen de
landbouwgebieden daarvan kunnen profiteren.
Maar ik bedoel dit, om een gezonder voedsel te krijgen, want er worden, het ogenblik
zoveel kunstmiddelen gebruikt om een sterker gewas te krijgen, dat zou toch so wie so
zonder meer belangrijk voordeel geven zonder natuurlijk de buitenwereld erop attent te
maken te zeggen: kijk eens mensen dat kun je, wij kunnen natuurlijk de factoren zo leggen
door te zeggen: kijk eens wij krijgen daardoor een beter gewas.
Ja, dat is allemaal heel aardig, maar ik denk niet, nogmaals, dat dat zou lukken. Weet U wat er
dan zou gaan gebeuren? Dan zal men grote fabrieken bouwen waarin, zonder dat er ooit
daglicht of zonlicht bijkomt waarschijnlijk, alles wordt geteeld wat de mensheid nodig heeft.
Ja, maar dat is onvoordelig, daar moet de mensheid nog fabrieken voor bouwen en alle
mogelijke geld investeren en moeilijkheden, en dit is met betrekkelijk niet al te
ingewikkelde middelen te realiseren waardig.
Ik betwijfel het of dat zo eenvoudig te realiseren is, want als U dit realiseert door b.v.
stralingsposten aan te brengen, dan bent U al meteen fout.
Neen, dat is ook niet de bedoeling, stralingsnetten.
Netten, goed, uitstekend. Gaat U dan eens rekenen wat het U kost om die netten te
onderhouden en aan te brengen. Verder heeft U dan toch nodig de bescherming voor de
stralingproducerende factoren, dus de apparatuur die daarvoor nodig is. U heeft toch voor
deze apparatuur ook - die betrekkelijk ingewikkeld zal zijn uit de aard der zaak - deskundige
bediening nodig en U kunt de apparatuur niet voortdurend rendabel maken, U kunt haar niet
voortdurend door laten werken. U moet de boel braak laten liggen; wilt U dan het net weer
wegnemen meteen? Neen, daarom, dus dan gaat de mens zeggen: hoe trek ik het meeste
voordeel eruit? En dan komt de mensheid uiteindelijk tot een fabrieksmatige productie van
104
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 6 – 6 april 1954

plantaardige voedingsmiddelen, waarbij kunstmatige voeding wordt toegediend aan de plant


en ze een dag geeft van ongeveer 20 u. tegen een nacht van 4 u. , begrijpt U? En dan gaat zij
daarbij stralingen gebruiken waarschijnlijk van een betrekkelijk grote hardheid, dan krijgen we
heel waarschijnlijk zelfs dat men dan gaat komen in het terrein van de röntgenbuis, dat men
die voor bestraling gaat gebruiken, dus dan krijgen we werkelijk daar wel heel eigenaardige
dingen en dan is het maar af te wachten of dat werkelijk goed zou zijn voor de wereld, ik
geloof het niet.
Ja, maar U gaat naar mijn gevoelens een beetje te ver. Ik wilde niet zo ver gaan, ik wilde
hier zeggen: kijk eens, ik heb op dat gebied enige apparatuur uitgevonden waardoor het
mogelijk is om die punten die ik hier naar voren breng, die deskundige bediening, volledig
te elimineren.
Goed, U denkt onmiddellijk aan de automaten, hé?
Ja, zo iets.
Maar automaten die hebben ook onderhoud nodig. En wat denkt U dat het zou kosten om een
volledig apparatuur plus automaten, zodanig op te stellen dat ze absoluut veilig zijn?
Vorstzeker, verzekerd tegen onweren die bij een optreden, en dat gebeurt nog wel eens,
vooral bij de wisseling van de jaargetijden, nietwaar, die dan toch zodanig heftig zijn en op
dergelijke netten een bijzonder sterke inslag zouden vertonen. Hoe wilt U dat allemaal
zekeren, hoe wilt U dat allemaal zo fijn herstellen dat er niets gebeuren kan?
Maar wij zijn gewend daarin, op dit terrein te werken, hoor. En dat kunnen wij volledig
beheersen.
Ja, aangenomen dat U dat kunt, dan blijft nog de vraag; wanneer op een dergelijke wijze grote
winsten te behalen zijn, want daar komt het op neer. . . . . .
Neen, dat is niet de bedoeling geweest, hoor. Neen, van U niet, maar van de mensen.
Kijk eens, de kwestie is dit, ik bezie de zaak uit een oogpunt van volksgezondheid. Als wij zien
welke enorme kapitalen er besteed worden om de zieke mens te genezen? dan zou ik bijna
zeggen: zouden wij niet eerst deze kapitalen kunnen beheersen, gebruiken, om het te
voorkomen? Ik wil U een aardig voorbeeld noemen: er lag een keer in Indië een grote schaal
met 60 eieren en de dokter, een vriend van ons, die kwam daar en die zei: nou dat is geen
halve maatregel. Toen zei mijn moeder zeer spontaan: ik geef het liever uit aan eieren dan
aan de dokter. Ja, kijkt U eens, dat is natuurlijk allemaal heel aardig en misschien zelfs tref-
fend voor de houding van veel mensen, maar weet U, in de praktijk heet het wel, of beter
gezegd in theorie heet het: degenen die het hardste werken om hun eigen beroep uit te roeien
dat zijn de doktoren, de rechters en de politieagenten. Maar wat denkt U dat er in de praktijk
van terecht komt? En U kunt natuurlijk zeggen: iedereen die dergelijke dingen in praktijk kan
brengen, die zal dat moeten doen om de volksgezondheid te dienen, maar wat is de
werkelijkheid over het algemeen? Dat men niet gaat vragen: hoe dien ik de gezondheid? maar
dat men gaat vragen: hoe kan ik zoveel mogelijk daaruit halen, hoe kan ik verdienen?
Dat ben ik met U eens, dat is meestal het geval.
Ja, en wanneer dit het geval wordt, dan zult U het toch met mij eens zijn dat er maar één weg
overblijft en dat is een absolute staatsbemoeiing, waarbij de staat dergelijke cultures regelt
door wetten, waarmee dan het initiatief zover weg wordt genomen en de mogelijkheid om er
beter van te worden, dat de mens met een zekere traagheid zich daaraan zal gaan wagen. Dat
zult U toch ook met mij eens zijn?
Ja, dat ben ik met U eens.
Dus U ziet er zijn vele bezwaren aan verbonden. Maar we gaan verder, ik ben nog niet
uitgepraat. Hebben we dit nu eventjes duidelijk gezet tegenover elkaar?
Ja, ja, gaat Uw gang.
Ja, ik bedoel ik wil helemaal niet ontmoedigen of zo, maar aan de andere kant, ja, mensen zijn
mensen en zoals de oud Schot zei, nietwaar: ik ben een heel goed man, maar als er een
dubbeltje te verdienen is dan vergeet ik een ogenblik dat ik een goed man ben. Zo zijn de
meeste mensen. Maar we gaan verder. Nu zult U begrijpen dat op bepaalde plaatsen die
condities, waar we nu over hebben gesproken als kunstmatig geproduceerd, geproduceerd

105
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 6 – 6 april 1954

kunnen worden door de natuur. Wat gebeurt daar? We hebben te maken met streken waarin
de vochtigheidsgraad van de lucht zodanig is dat zij precies een potentiaal doet ontstaan op
een bepaalde hoogte. Nu daar gaat het eigenlijk over, en deze hoogte is zo groot dat de
inkomende zonnestraling, bij klaar en helder weer dus, treft op een zeer sterke electrische
lading van gelijke soort, Weet U wat er dan gebeurt? ja natuurlijk, hé? Ze versterken elkaar op
één punt, maar werken elkaars oorzaak tegen. Dat is duidelijk, hé?
Ja zeker.
Nou, als dat gebeurt wat krijgen we dan dus? Dan krijgen we één sterk geladen laag die als
het ware door de tegenwerkende velden wordt geïsoleerd. Wat hebben we nu gekregen?
Hetzelfde wat we in een mens kunnen vinden die een lading heeft, wat in de mens is
opgenomen, is in zekere mate geïsoleerd tegenover de aarde, dus ook tegenover de lucht, hij
neemt langzaam een statische lading op en geeft haar langzaam af. Zo is dat hier met de lucht
ook. Ik heb hier dus als het ware een zekere hoeveelheid van die kracht, en als ik nu zelve het
wilsvermogen bezit om deze kracht te formeren, kan ik ze vanuit deze laag gebruiken. En
wanneer ik dan een steen zie liggen en ik denk: wat voor ding is dat? ik zal het eens even een
stevige schop geven, dan produceer ik dus niets anders dan een plotselinge uitschieter van
kracht van het totaal van mijn energie samen te drukken op één punt en dat in een bepaalde
richting te projecteren en hupla-kee, daar wordt die steen al verplaatst. En de geleerde wereld
staat ernaast en zegt: tjonge, tjonge, tjonge, hoe kan dat? Of je ziet een stelletje wolken, je
ziet nevel komen b.v. en je wilt uitdrukking geven aan een bepaald idee, wat verhindert je om
daar een, paar handen uit te boetseren? om de verhouding, de condities in de lucht daar rond,
zodanig te veranderen dat - en dat kan zelfs een tijdje blijven bestaan, hoor - daar een gezicht
of een paar handen uit voortkomen, nietwaar? Als er een mens komt, wat let mij om deze
mens plotseling een volledig welbehagen te geven of ook om hem ineens doodsbang te maken
d.w.z. hem zijn zenuwkracht zover te ontnemen dat al zijn reacties negatief worden? Dat is
toch betrekkelijk eenvoudig, ik bedoel, het is dus alleen gelegen in het feit: waar vinden wij
deze condities? En nu is het eigenaardige, deze condities vinden wij over het algemeen daar
waar we, of een zeer droog klimaat hebben met permanent zeer veel zonneschijn. Dat komt
dus in de woestijnen voor en in de woestijn zien we dan ook een aantal verschijnselen als
verplaatsing van dingen e. d. Vooral kan het ook voorkomen, en dan vooral meestal in de
buurt van de equator, omdat hier de aardstraling een bepaalde spanningsverhouding heeft t.
o. v. de krachtlijnen van het eigen veld. Is dat duidelijk genoeg? Er ontstaat als het ware een
zeker vacuum tussen de eigen magnetische polariteit van de aarde die door de aardas gaande,
buiten om de aarde zich concentreert als veld, maar de buitenlaag van de aarde niet in
volledige sterkte beroert. Is dat duidelijk?
Het is een beetje ingewikkeld, maar. . . . .
Nu in, ik wil het nog wel eens een keer zeggen. Let op, gaan we nog eens. De aarde is een
magneet, een magneet van ongelijksoortige samenstelling d.w.z. de materie in de kern is van
andere geaardheid dan die van de aardkorst. Aan de polen is in verhouding deze aardkorst
dunner dan aan de evenaar en wel omdat het totaal van de massa sterk naar die evenaar toe
wordt gedrukt. En nu bedoel ik met vaste materie ook wat U verstaat onder magma, dus
vloeibaar gesteente e. d. ; ik bedoel hier chemische samenstellingen dus die aan het normaal
van de aardkern die ontzettend veel nikkel, ijzer en koper bevat, ontkomt. Door dat middelste
nu loopt de grootste activiteit, hier wordt de kracht gewekt die de aarde tot magneet maakt.
Deze buitenste lagen zijn niet zo sterk magnetisch-geleidend en zijn ook niet zelf
magnetisch-producerend. Wat gebeurt er dus? Het eigenlijk magnetisme zoekt zijn weg, maar
buigt in deze uiterste uitpuiling van de aarde niet volledig mee, zodat de veldsterkte in de
buitenste aardlaag, bij de equator korter is, kleiner is vooral en dus per oppervlak minder
krachtlijnen dan normaal. Echter in de lucht uitgestraald ontstaat een bepaalde spreiding.
Waar die spreiding zeer intensief is, krijgen we lucht-electrische verschijnselen, die zie je aan
de polen veel. Hier zien we nu ontstaan, door dat vacuum wat er is, aardelectrische
verschijnselen. Is dat logisch?
Ja zeker.
Nou, kijk eens aan, dan hebben we dit in vaak in sommige tropische oorden waar de grootste
kracht optreedt, juist in die periode dat het net niet regent, ik bedoel dus dat alles drijfnat en

106
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 6 – 6 april 1954

druipnat is en de hele atmosfeer, als het ware geladen is met vochtigheid. En zo zien we dan
op en rond de equator, dus in de zuiver tropische zone, juist in bepaalde
vochtigheidsverhoudingen, die verschijnselen optreden die b.v. in de gematigde zone alleen bij
een zeer geringe vochtigheidsgraad van de lucht op kunnen treden, terwijl aan de Pool een
absolute afwezigheid van vocht in de lucht voor dezelfde verschijnselen noodzakelijk is. Ja, ik
hoop dat ik het niet te ingewikkeld maak, mensen.
Nee, nee. Dus je zou eigenlijk, wanneer je deze condities bij wijze van spreken in een
kamer zou weten te realiseren, ook voor een persoon de mogelijkheid om zich prettiger te
voelen en zich krachtiger te voelen, kunnen realiseren.
Dat zou inderdaad kunnen, en men probeert dit ook heel vaak. Ik weet niet of U zich wel eens
bezig heeft gehouden met de verschijnselen in Amerika waar op het ogenblik men met
aircondition zover is gevorderd, dat geen enkel zichzelf respecterend kantoor praktisch niet
een kunstmatige sfeer en atmosfeer schept. Maar dat heeft weer bepaalde bezwaren. Dit is
alleen van kracht wanneer de nor male bestanddelen van de lucht, dus ook de
geurprikkel-dragende deeltjes, aanwezig blijven. Wat wel weggezuiverd zou moeten b.v. in
een stad, dat is de koolstof-monoxyde die aanwezig is. Het is wel tamelijk stoffig, maar het is
nog geen koolstofmonoxyde. En niet normale stof dus dat zou moeten worden gezuiverd, maar
daarvoor in de plaats zou moeten treden niet alleen een zuivere toevoeging van zuurstof, maar
bovendien van bepaalde geurdragende dingen, ik denk hier b.v. , een heel eenvoudige
methode zou waarschijnlijk zijn om zeer kleine hoeveelheden chlorofyl mede te verstuiven.
Niet omdat die chlorofyl nu op het ogenblik mede als geurontnemend geldt, maar omdat ze
een zekere frisheid, vooral in uiterst kleine hoeveelheden, in de atmosfeer brengen. Het moet
niet teveel zijn, het is heel weinig. En dan denk ik b.v. verder, wilt U die condities verder
voortzetten, dat U b.v. de essence van pasgemaaid gras ook tevens doet verstuiven, dus een,
ja, en dan moet je het vooral doen als iemand in de buurt is die hooikoorts heeft, dan voelt hij
zich helemaal niet prettig natuurlijk; dat is weer een tweede.
Dat is niet het gras, dat zijn de pollen.
Dat zijn de pollen, inderdaad, maar zoals U weet, als ze de hooikoorts hebben en ze ruiken
zoiets, dan doet de suggestie de rest. Zo is het trouwens met veel kwalen. Wanneer iemand
een kwaal werkelijk heeft, dan kan vaak een kleinigheid een aanval brengen die in
werkelijkheid helemaal niet bestaat, alleen omdat men denkt: nou gebeurt dat en nou word ik
ziek. Neemt U maar het doodgewone geval van iemand die je geblinddoekt neerzet op een
bankje waar je een paar keer zo heel licht tegenaan tikt. Als je die persoon in de illusie kunt
brengen dat hij op betrekkelijk grote hoogte heen en weer schommelt en hij kan niet tegen
schommelen, dan wordt hij misselijk, alleen van die paar kleine tikjes, omdat hij denkt een
beweging te ervaren. En zo kun je verder gaan.
Ik heb eens gelezen dat in Amerika proeven genomen zijn bij ter dood veroordeelden, dat
men hun mededeelde dat zij op een prettige wijze zouden worden afgemaakt en de
persoon in kwestie werd op een bank gelegd en dan zou onder plaatselijke verdoving de
halsslagader geopend worden, dan zouden ze dus leegbloeden. Men deed dat op de
volgende manier: men verdoofde een bepaalde plaats aan de hals en maakte daar een
huidsnee, maar opende niet de halsslagader maar liet in een kan een vloeistof druppelen,
die de persoon in kwestie het gevoel gaf van: ik ben nou aan het leeglopen en die man
stierf.
Nou, dat is toch heel normaal, kijkt U eens
Maar het omgekeerde, dus U wilt dat toepassen als een therapie?
Ja.
Dus het omgekeerde dan van dit verschijnsel, niet om de dode weer levend te maken maar
wel om de zieke weer gezond te maken. Waar we het nu net hadden over die kwestie van
velden, van de spanning die daarvan afhangt, van die potentialen en van de afstanden, zou
U daar misschien nog even op terug willen komen, hoe dat uiteindelijk zo moet geschieden,
hoe hoog die geschiedenis moet zijn en vochtigheid. Als ik ergens een potentiaal heb dan
heeft die een zekere waarde, dus zou U ons ook enige inlichtingen kunnen verschaffen
omtrent die waarde?

107
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 6 – 6 april 1954

Nu, kijk eens ( band loopt af, waardoor enkele woorden worden gemist)- wij krijgen natuurlijk,
wanneer wij een bepaald potentiaal willen aanleggen, het volgende: Wij beginnen allereerst
met waar te nemen hoe in een normaal klimaat - bij U is dat b.v. het kustklimaat; dus de
mensen zijn gewend in een kustklimaat te leven - de luchtdruk is plus de normale
vochtigheidsgraad op een zwoele zomerdag, dus zo'n echt prettige dag dat je je jasje uit gaat
trekken en dat je zegt: hé ja, ik ga eens lekker in het zonnetje zitten, het is nog niet te heet.
Daar begint U mee. Dus U tracht qua temperatuur, qua lucht, zorgt U ten tweede voor licht dat
niet koud mag zijn, warm licht, warme tinten. Dat is ook van belang. En dan begint U b.v. - ik
kan me voorstellen dat je het als volgt zou doen, hoor; het is helemaal geen aanwijzing - maar
op mijn primitieve manier denk ik dat zo: je neemt horregaas, doodgewoon horregaas of iets
dergelijks; je rolt dat onder de vloerbekleding uit en je doet datzelfde ook in het plafond.
Verdek het rustig; het komt er helemaal niet opaan of daar wat om heen zit, als het maar
geïsoleerd is. Deze twee lagen zijn ten opzichte van elkaar dus volkomen geïsoleerd en
functioneren als de platen van een reusachtige condensator. En nu ga ik daarin dan de
spanning opvoeren. Ik begin met een spanning aan te leggen van ongeveer 100 tot 150 Volt
en ik ga na de reactie. En als ik nu de geneesheer was die een dergelijk experiment uit zou
moeten halen, dan zou ik zeer zeker hier rekening houden met een optreden van bepaalde
temperatuursverhogingen b.v. , dus variaties in de temperatuur die ongeveer een uur na het
aanleggen van de spanning optreden, en dat ga ik controleren. Dan ga ik zeggen: hé, de
temperatuur is bij verschillende mensen gedaald en niet gestegen Dat zijn degenen voor wie
deze spanning goed is, aangenomen natuurlijk dat er een temperatuur is. Ik ga verder zeggen:
hoe staat het met die mensen. Zijn ze prettig, ik bedoel, zijn ze wat levendiger geworden,
krijgen ze wat belangstelling voor de wereld, ja? Uitstekend, deze spanning is goed. Ik
vermoed dat het hier in Nederland zou liggen ongeveer op een spanning van 150 Volt, maar
dan liever met een hoger periodental, hoor. Dus als U de periodiciteit iets verhoogt met deze
spanning, krijgt U betere resultaten; verlangt U het dan heeft U wel kans dat we een te sterk
indringend veld krijgen en dat U de spanning zult moeten verlagen, maar met 50, 60 perioden
denk ik nog wel dat dat mogelijk is, 125 tot 150. Dat kunt U even met een resultaat kunt U het
uitproberen. Dan ga ik verder zeggen: "nu zijn deze mensen opgewekt, ik heb ze dus een
zekere stimulans gegeven. Wat moet ik ze nu geven, iets wat ze bezig houdt? En wat doet nu
een mens het liefst op een zomerdag? Dan droomt hij een beetje. Dus laat ik proberen heel
zachtjes, zodat je het bijna niet hoort, dat het luisteren haast moeite kost, dat je het net
waarneemt zonder direct apart te gaan zitten luisteren, laat ik daar een heel licht zomers
muziekje spelen. Wat heb ik nu gedaan? Ik heb een totaal gevoel van welbehagen geschapen
en nu ga ik suggestie toepassen, want ik heb nu eerst de meest gunstige condities geschapen
voor een lichamelijke goede bevinding, nu moet ik geestelijk eventjes de nadruk erop leggen.
En wat ga ik dan doen? Dan ga ik b.v. zeggen: nou, U merkt zeker wel dat U zich veel beter
voelt, hé? Het is echt, als ik hier binnenkom in die zaal, ik voel mezelf ook veel beter. Dat
komt omdat we. . . . "En dan geeft U maar de een of andere verklaring. "omdat we iets aan de
lucht hebben toegevoegd", zegt U maar, " dit is werkelijk een nieuwe uitvinding, we kunnen
het nog niet overal doen, maar hier voegen we nu dit speciaal eraan toe". U hoeft niet te
zeggen dat het alleen een beetje spanning is en een beetje kwestie van kleur kiezen en van
licht of van een beetje muziek. Geef er desnoods een erg wetenschappelijke naam aan, maar
verklaar deze mensen dat dat welbevinden komt uit een directe stoffelijke oorzaak, die ze
voortdurend met elke ademhaling inademen, die ze voortdurend door de poriën in zich
opnemen. Wat zal de reactie zijn? Deze mensen zeggen: o, dus bij elke ademhaling die ik doe
word ik sterker, word ik beter. Dus met de absolute overtuiging dat ze beter gaan worden
beginnen ze zichzelf door suggestie als het ware met alle zeer gunstige lichamelijke condities,
een beterschap te suggereren. Deze suggestie heeft dan ten gevolge dat geneesmiddelen die
eventueel worden gegeven, sneller en beter werken, dat het hele lichaam al zijn kracht en
energie aan het genezingsproces wijdt in plaats van, zoals heel vaak, aan willoze
pessimistische beschouwingen, die vaak drie kwart van de slechte toestand van de patiënt uit
maken. Verder, wanneer ik zorg dat in deze condities een zekere steriliteit van lucht bewaard
blijft ook nog, dan zal ik tot de conclusie komen dat ik een buitengewoon snel
wondgenezingsproces krijg. En elke patiënt die sneller geneest dan normaal, die leg ik er de
nadruk op: het gaat zo vlug, het gaat zo mooi, het gaat zo goed. De anderen die horen dat en
daar gaat het misschien niet zo vlug. Dan zeg je: ja, je kunt merken, het gaat hier veel beter
108
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 6 – 6 april 1954

in dit vertrek dan in het vertrek hiernaast, daar gaat het niet zo vlug. We zullen dat
waarschijnlijk binnenkort overal aanbrengen, al kost het nog zo veel. Weet U wat er dan
gebeurt? Uw patiënten, als ze nog te genezen zijn, genezen in de helft van de tijd.
Dat geloof ik graag. Zou je ook zo toestanden kunnen opwekken dat men zich slaperig gaat
voelen?
Dat geloof ik zeker. Wilt U de mensen slaperig hebben?
Ja
Nu. Dat is heel eenvoudig. Als U de mensen slaperig wilt hebben dan zult U ze eerst moeten
brengen in een vertrek dat zoveel mogelijk gespeend is, ik zou haast willen zeggen, van al
teveel trek en tocht. Er moet behoorlijk verse lucht aanwezig zijn, maar op een haast
onopvallende manier, zoals een avondwind op komt zetten. Ik gebruik de vergelijking maar, in
de hoop dat U begrijpt wat ik bedoel. Dan verder, in deze kamer mag de temperatuur niet
onbehagelijk warm zijn, maar ze moet iets warmer zijn dan normaal zijn haast, ze moet iets
zoals, iets weeks hebben. Dus als het buiten erg warm is, dan maakt U het natuurlijk koeler. U
moet net deze zomeravondkoelte hebben. Maar nu gaat U hier helemaal geen hoge
spanningen aanleggen, dat doet U niet, want daar heeft U erg weinig aan. Wanneer U
spanningen wilt gebruiken, dan zult U zeer lage spanningen moeten gebruiken en zelfs deze
zouden de activiteit kunnen prikkelen. Dat wenst U niet op het ogenblik.
Meestal draaien de spanningen om in deze atmosferische omstandigheden in de avond.
Ja, inderdaad, dus ?
Wij zouden dus met gelijke spanningen van een ander potentiaal maar heel klein deze
toestand teweeg kunnen brengen.
Goed, maar dan zult U toch een interruptor ertussen moeten zetten om een zekere periodiciteit
te krijgen, waardoor U een verdringingseffect krijgt. Dat zult U dan toch altijd moeten hebben,
nietwaar? Want wij moeten een zeker langzaam. . . .
Een zekere variatie hebben.
Ja, laten we zeggen een soort electrische massage. U weet toch dat je iemand met massage
ook slaperig kunt maken? Maar nu electrisch, het moet dus pulserend zijn, ze mag niet
volkomen gelijk. . .
Juist, en de methode van pulseren in ook zeer belangrijk, laten we zeggen de vorm en de
variatiesnelheid per tijdseenheid.
Nou, ik zou willen zeggen: een stroom die zoveel mogelijk een scherpe sinuide benadert, dus -
U weet misschien wat ik bedoel - een niet zo steile oplooptijd, een scherpe val en dan weer
verder, dus een zaagtand.
Een soort relaxatietrilling.
Juist. En dan deze zou ik voor een dergelijk geval een periodiciteit geven van 30 tot 40.
Zouden we dat kunnen toepassen in. . . U weet wel, ze hadden indertijd die allergeenvrije
kamers, en zo had ik me eigenlijk voorgesteld dat je zo'n hokje hebt waar je iemand inlegt
of inzet en hem zo in een toestand van ontspanning kunt brengen.
Dat kunt U inderdaad, maar mag ik dan verder nog een paar suggesties erbij geven?
Ja, graag.
Gebruikt U zoveel mogelijk niet te felle kleuren, b.v. pastels waarin blauw zit, blauw.
Geen blauw?
Wel blauw, maar, hoe moet ik het zeggen, dat tere. Heeft U wel eens zo’n hemel gezien zo
tegen de avond als hij wat verkleurt? Dat zijn zo allemaal van die mooie tinten, niet gelijk, niet
alles in één kleur, maar zo rustig vloeiend, zo van donker naar iets lichter b.v. als U het nu
handig doet, nietwaar, dan begint U bij het venster met iets donker aan te zetten, en U laat
het naar achteren iets lichter lopen, om daardoor de illusie van volkomen gelijke verlichting te
verwekken. Wanneer U de kans heeft om de zaak - dat wordt natuurlijk iets duurder - af te
breken, gebruikt U dan rustig bijkomstig wat blauw licht, niet te scherp, laat het een beetje
gedempt zijn, zoiets wat een beetje gezelligheidssfeer geeft misschien met één enkel lichtje
waarin het rood naar voren komt - ik denk b.v. aan een rood schemerlampje - en de rest van
109
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 6 – 6 april 1954

de kamer in een bijna maanblauwe schemer. En laat zo'n persoon dan rustig daar zitten.
Misschien dat U ook nog de kans krijgt om te beïnvloeden via zachte muziek, en dan zou ik
voor een dergelijk geval aan een traag preluderend orgel of iets dergelijks de voorkeur geven,
dus een rustige gedragen diepe toon het geen al te indelicate tendenz, dromerig. Schept U
maar rustig een sfeer waarvan Uzelf zegt: hé, wat voel ik me hier nu eigenlijk even op mijn
gemak. Ik moet eventjes rusten. (Het medium geeuwt hierbij). En wanneer U die sfeer
geschapen heeft, dan zult U ontdekken dat de meeste mensen die wat overspannen zijn in het
begin, op deze atmosfeer wat onrustig reageren. Dus wat moet je allereerst doen? Geef ze een
kleine bezigheid, laat ze een klein testje maken of iets dergelijks, iets wat niet teveel
inspanning kost, maar wat welt laten we zeggen een minuut of vijf vraagt, en laat ze dat rustig
doen, heel kalmpjes aan. Wat gebeurt er dan? Ze komen, eigenlijk doordat ze geconcentreerd
zijn op wat anders, onder de bekoring van de atmosfeer, zonder dat ze het merken en dan
worden ze slaperig, maar als je een opgewonden standje ineens van het daglicht uit, daar in
die kamer brengt, dan breken ze zo uit als je ze niet bezig houdt, houd daar rekening mee.
Dus, nou, dat was dat hé?
Ik vind het zo merkwaardig dat U bier die kleurenkwestie naar voren brengt, want in mijn
studie heb ik daar rekening mee gehouden. Ik heb juist daarvan, van deze diverse
atmosferische omstandigheden, kleurenfoto's gemaakt, juist van deze merkwaardige
stemmingen. En dat is inderdaad ook zoals U het hier zegt dat je dat inzicht, dat gevoel
krijgt wanneer je dat zo ziet.
Ja, inderdaad. Het is heel eigenaardig b.v. dat felgroen te allen tijde stimulerend werkt, dat
blauw over het algemeen wat kil werkt wanneer het te scherp is uitgedrukt, dat het in fijne
pastels, vooral verenigd bepaalde oranje-rode of rode effecten daarentegen kalmerend en
rustig werkt. Zou je het zonder meer blauw laten en zelfs hardblauw, dan krijg je daarentegen
het effect van kilte. Zou je het bijvoegen bij grijs dan krijg je een ruimte waarin je je wel thuis
voelt, maar waarin je je niet wilt ophouden, stimuleert om door te gaan. Het zou b.v. ideaal
zijn voor die cafetaria's en vertrekken waar men erop rekent dat de patiënt zo snel mogelijk
weer ophoepelt; daar zouden dergelijke kleurenschema's inderdaad zeer goed voor passen.
Omdat de mens krachtens zijn leven en zijn ervaringen op aarde bij elke kleur een bepaalde
ervaring en gedachte heeft, die hij dan niet uit, maar die als een sensatie naar voren komt,
krijg je automatisch dat de mensen op die wijze erop reageren. Dan hoeven we nog niet eens
te spreken van het feit dat elke kleur een andere defractie voor licht geeft en dus als zodanig
weer een andere beïnvloeding, dat kunnen we er allemaal nog buiten laten, dus blijven we
alleen maar bij de psychische kwestie op dit moment. U zult zien dat deze kleurencombinaties
absoluut gebruikt kunnen worden om huiselijkheid te scheppen, illusie van gezelligheid, een
illusie van onrust, U kunt zelfs angst en paniek wekken als U kleuren in bepaalde vormen
tegenover elkaar gebruikt. Als U b.v. vlamrood gebruikt met zwarte omranding, dus een naar
zwart toelopende omranding, en U zet daartegenover geel en blauwgrijs, dan moet U eens
kijken, dat wekt paniek.
Ik heb juist op dit gebied van de kleuren een apparaat ontwikkeld door middel van
polarisatie door grote vlakken waardoor je licht kan projecteren, waar je deze kleuren op
een zeer eenvoudige wijze en kleurencombinaties kunt opwekken door eenvoudig draaien
van de materie die zich tussen deze polarscatie-apparatuur bevindt. Dat is wel hoogst
merkwaardig, want het effect dat heb ik eerst op mijzelf uitgeprobeerd en deze dingen heb
ik ook ontdekt.
Ja, en nu zult U natuurlijk U moeten realiseren dat het psychisch effect in de eerste plaats
belangrijk is. U kunt vertoeven in een kamer die werkelijk koud is, wanneer Uw psyche zegt:
"ze is warm", dan zal het lichaam van die kou niet zo veel last hebben. Toch is het werkelijk
koud. Zo kunt U in de kamer alle perfecte condities scheppen lichamelijk en zelfs voor het
zenuwstelsel, maar als U daarbij niet U aanpast in het visuele en het auditieve, dan zegt de
psyche: "neen het is niet zo". Dus dat is wel het belangrijke punt. Vandaar dat ik ook de
kleuren naar voren breng. Kleurentherapie daar beginnen ze tegenwoordig mee, maar ze be-
grijpen nog lang niet wat ze er allemaal mee kunnen doen. Werkelijk, een mens die daar
verstand van heeft, van werkelijke kleurentherapie, de indrukken die ze maken, die zal in staat
zijn om alleen door de plaatsing van kleuren b.v. een bepaalde winkelstraat tot een
graagbezochte of tot een gemene straat te maken. U kunt door de kleuren van het plaveisel de
110
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 6 – 6 april 1954

voorkeur van degenen die de weg berijden, bepalen, U kunt zelfs het verkeer lokken en
afstoten, U kunt b.v. bepaalde vlakken en kleuren gebruiken die een bepaalde voorkeur bij
voetgangers hebben, anderen die zullen een bepaalde voorkeur vertonen juist, b.v. de
wielrijders, weer voor een andere kleur. Waarom? Associatie, voortdurend. Begrijpt U?
En zo zal je dus door het gebruik en het mengen van de juiste kleuren alleen een hoop van die
door-elkaar-loperij die er is, eigenlijk zeker in goede banen kunnen leiden. Verder een goed
toepassen van de kleurverhoudingen in de steden b.v. zou aan de steden een heel ander
karakter kunnen geven. Het benepene wat men nu vaak in vele stedenstraten ervaart - als ik
tenminste af mag gaan op de reacties die ik waarneem -, het benauwde dat zou je alleen al
door kleuren weg kunnen werken. Eens kijken, nu moeten we eens even een voorbeeld zien te
vinden. Ja. Wat zou U b.v. ervan zeggen als men nu eens de Spuistraat - is druk hé? klopt
dat? - een drukke straat die niet al te breed is, wanneer we die eens gingen voorzien ten
eerste van een donker, b.v. donkerrode vloerbedekking, donkerrood en dan zo weinig mogelijk
gebroken. Dan gaan we daar tegenover zetten huizen die van onder, tot ongeveer kniehoogte,
tot schouderhoogte eventueel een kleur vertonen die afloopt en die ik mij kan denken b.v. als
normaal steenrood. Daarboven ga ik via enkele tinten van rose over tot het felste wit dat ik
heb, wit waar blauw als het ware doorheen zit en dat zet ik op de bovenverdieping. Dan moet
U eens kijken. Die huizen die gaan van elkaar wijken. In plaats van een smalle steeg met
weinig ruimte krijg je nu een brede goot, die als het ware zo (intelligentie geeft het aan)
schijnt te lopen, en van onderen dus voldoende voetruimte schijnt te geven en aan de andere
kant een veel wijdere blik naar de hemel schijnt te geven. Het is illusie, maar in deze illusie is
de straat lichter. Dat is punt één. En ten tweede is de ervaring van de mens "ik heb meer
ruimte," ze voelen zich meer op hun gemak en ze zullen er op een prettiger en aangenamer
manier slenteren. Was de straat iets breder geweest, dan had ik gezegd: nou, spuit de zaak,
b.v. de binnenweg grasgroen en leg daarnaast gewoon betonkleurige trottoirs. Dan had je ook
weer een heel aardig effect gekregen. Al die dingen toe te passen is natuurlijk een kunst en op
het ogenblik zijn ze nog niet zover. Maar geloof me, voordat het veel verder is, zal er wel de
een of ander zijn die in een of ander proefdorp op staatskosten en voorlopig in abominale
kwaliteit, kleurproeven gaat nemen. Dan zullen die kleurproeven wel van een zodanige
geaardheid zijn dat de kleur met de regen wegwast, want er moet aan verdiend worden, maar
in ieder geval, men zal ermee beginnen. En het eigenaardige is dat, ofschoon men niet beseft
wat men doet, b.v. in Mexico deze kleurtherapie al ontzettend veel wordt toegepast en zelfs in
Spanje al enige tijd hier en daar. Daar maakt men n. l. kleursamenstellingen, mozaïeken e. d.
en daardoor wekt men bepaalde indrukken. Maar die voorstellingen worden meer en meer
onderdanig gemaakt aan kleurschakeringen en kleurverhoudingen. En wanneer men nu
begrijpt dat men de gehele omgeving best in kleur daartegenover kan zetten - als omlijsting
zal men dat misschien eerst doen - dan zal men uiteindelijk plaatsen gaan scheppen waar de
mens zich op zijn gemak voelt, omdat zij een illusie scheppen. Ja, maar nu zit ik eigenlijk over
dingen te praten waar we helemaal het niet over hebben. Neen, in vind het toch wel aardig om
er even over te praten, maar laten we maar weer terugkomen op het eigenlijke onderwerp,
vindt U niet?
Het was buitengewoon interessant; het is één van de aspecten hiervan, nietwaar?
Het zou zelfs zaak zijn om dat in alle ziekenhuizen toe te gaan passen. Ja, maar ik stel mij ook
absoluut voor dat men in ziekenhuizen toch zeker af moet gaan wijken zo langzamerhand van
alle harde kleuren, ook van het felle wit. Men zal over moeten gaan tot pastelkleuren en dan
bij voorkeur kleurschakeringen die wat opwekkend zijn, d.w.z. wat rozigs hebben. B.v. ik kan
me voorstellen een ziekenhuiskamer waar men gebruik maakt op zeer knappe wijze van b.v.
een donkergroen zeil, of wat men tegenwoordig daar neerlegt, dat bijna smaragd is,
waartegen ik zet een lichtgroen bed b.v. weer met lakens die een gele kleur hebben, zo dat
hele oude van een theeroos, weet U wel, oud bleek geel, en dan b.v. een zonnig plafond met
een muur die daar ook weer langzaam in overgaat. U zult zeggen: het klinkt erg fantastisch,
maar waarom niet? En waarom dan een verpleegster met een stijf schort en een blauwe jurk
aan, waarom niet een verpleegster met b.v. een donkergroene jurk aan en een daarbij
passend ook weer theerooskleurig schort of zoiets? Ja, U zult zeggen: "het is mode", maar ik
geloof dat dergelijke dingen stimulerend werken. En dan, waarom iedere zuster precies
hetzelfde kleden? Dat is ook nog een grote vraag. Uniformiteit? Best, maar een kleine
111
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 6 – 6 april 1954

afwisseling in kleur, vooral op de mannenzalen, zou me erg stimulerend lijken en op de


vrouwenzaal zou misschien een klein verschil van detail van kleding ook weer de modelust erg
stimuleren en daardoor ook afleiding verschaffen, want U zult het toch met me eens zijn dat
één van de grote problemen in de ziekenhuizen is het verschaffen van een zodanige afleiding
dat de patiënt, zonder schade te doen aan anderen, zichzelf zodanig bezighoudt, dat hij van
zijn eigen probleem wordt weggeleid. Dat is toch wel erg belangrijk. Nu ja, dat hebben we ook
al weer gehad. Wie volgt, wat volgt? Nu, het schijnt dat we over de kleurentherapie zo
ongeveer uitgepraat zijn.
U had nog even het onderwerp willen voortzetten van zoeven in verband met die
spanningen. Ik meende dat U dat zoeven opmerkte.
Ja, ik heb het ook inderdaad even voortgezet, maar we zijn toen op medisch terrein gekomen
en daarin heb ik al heel veel gezegd wat ik zeggen wilde. Ik wilde n. l. nog dit vertellen. Ja, zo
brengt U me dan toch - heel netjes, hoor, want deze keer ben ikzelf werkelijk het afgedwaalde
schaap, nu ja, schaap, zo schaapachtig voel ik me nu ook weer niet, ik blaat tenminste niet en
dat kun je van alle mensen niet zeggen - op mijn onderwerp terug. Enfin, nu moet U eens
goed luisteren. Als wij natuurlijk dergelijke condities zien, dan is het begrijpelijk dat juist die
genen die aan een lichaam gewend zijn, voor deze in een lichaam normalerwijze in meer of
mindere mate aanwezige energie een speciale aantrekkingskracht hebben. Die zeggen: hé, ik
voel me net alsof ik in mijn lichaam zit, ik kan weer wat doen. En daarom zijn het over het
algemeen natuurlijk niet de hogere krachten die zich daarmee bezighouden. Per slot van
rekening, een kind zwemt graag in een modderpoel, maar een volwassen, die heeft toch maar
liever zuiver water. En zo gaat het met die geestjes ook - laten we ze maar geestjes noemen;
hoe moeten we ze andere noemen? Intelligentjes kunt U ook zeggen, ofschoon ze dan nog niet
zo erge intelligente intelligentjes zijn, want anders zouden ze anders doen - die gaan dan met
deze krachten. spelen, en krijgen we een eigenaardig ietsje, dat eigenlijk niet helemaal bij het
onderwerp hoort, maar dat ik toch erg belangrijk vind. Ja, U zult zeggen: "nu wijk je af", maar
dat was niet mijn bedoeling; het was het enige wat ik nog te zeggen heb daarover. Kijk, nu
komt er een mens en deze mens ziet het verschijnsel. Deze mens gaat nu een relatie aan met
deze geest die via het krachtveld het verschijnsel produceert. Wat gebeurt er nu? Deze geest
vindt het erg prettig om contact te krijgen met een mens en zal vaak deze mens met weldaden
overladen. Ja, dat bedoel ik nu niet als een gekheidje, hoor, maar ze zullen zo'n mens
gezondheid kunnen geven in vele gevallen, ze zullen zo'n mens meer veerkracht geven, meer
optimisme, ja, ze zullen zelfs een zekere stimulans geven om datgene te verrichten, te doen of
te vinden wat hij juist op het ogenblik nodig heeft, ze zullen hem de dingen wijzen, maar
wanneer deze zelfde mens komt op een moment dat het krachtveld niet aanwezig is of zeer
zwak aanwezig, dan is die geest er ook en die zegt; ik heb jou zoveel gegeven, ik krijg wat van
je terug. Dan nemen ze wat van die menselijke kracht, en daarom zijn dergelijke gebieden
gevaarlijk voor diegenen die in een natuurcontact met deze geesten treden. Deze geesten zijn
over het algemeen niet onwelwillend - U moet er niet aan denken als aan demonen, hoor - ze
zijn niet onwelwillend, ze willen het wel goed en ze willen U graag een plezier doen, maar ze
hebben toch zoiets in zich van "voor wat hoort wat", en wanneer ze dan iets tekort komen, dan
zoeken ze vaak juist de dingen die U eigenlijk zelf zo hard nodig hebt, n. l. Uw levenskracht en
ze kunnen U die ontnemen wanneer U niet oppast. En daarom, wanneer je in die buurten gaat,
kijk uit, scherm jezelf zoveel mogelijk af en ga niet aan de geesten in de omgeving vragen om
bepaalde dingen te doen, ja, wees zelfs voorzichtig wanneer je een wens uitspreekt. Wens
alleen datgene wat je normaal zelf vervullen kunt, maar nooit iets wat je niet onmiddellijk
vervullen kunt, want je hebt kans dat het verwerkelijkt wordt en dan is de relatie geschapen.
Maar is dat van blijvende aard dan?
Die is niet van blijvende aard. Wanneer U uit het invloedsgebied weggaat verzwakt ze. Ze
verdwijnt niet helemaal, maar verzwakt toch zeer sterk.
Het is toch ook mogelijk dat de atmosferische omstandigheden zo zijn dat ook deze geest
deze electrische energie kan opnemen. De geest is toch ook een electrisch wezen.
Ja, natuurlijk, maar kijkt U eens, ik zei U juist: wanneer deze atmosferische omstandigheden
er niet zijn een keer en U er toch komt. U moet goed luisteren wat ik zeg. Ik stel juist het feit,
nietwaar, wanneer men deze kracht als uitingsmogelijkheid gevonden heeft, geen hoger

112
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 6 – 6 april 1954

bewustzijn heeft en daardoor nog niet in staat is om zelf op een andere wijze kracht te
onttrekken aan de omgeving. Men wil zich met alle geweld uiten, men wil leven, zoals men dat
zegt, en dan komt men ertoe deze krachten overal te nemen en dan kunnen we daar,
uiteindelijk een soort geestelijk vampirisme uit voort zien vloeien en dat is niet zo mooi. Maar
dan moet er altijd een persoonlijke relatie bestaan. En wanneer dat heel veel van die geesten
dan ook erg goedgeefs zijn, werkelijk. Als ze de kans krijgen om U te helpen, dan zullen ze het
onmiddellijk voor U doen, maar U zult ervoor betalen als U niet oppast. Vandaar ook dat het
oude Ierse sprookje zegt: wanneer je de kruik met goud hebt gevonden, aarzel niet langer,
neem haar en vlucht in de veiligheid van je eigen huis. Eerst daar mag je de schat tellen.
Waarom? Omdat anders voor hetgeen je genomen hebt je iets terug moet geven. En ja, dan
vertellen ze, dan dwaal je soms je hele leven verder rond met het kleine volk. Dan bedoelen
ze: dan ben je lichtelijk getikt. Dan kost het je een hele hoop aan geestkracht en misschien
zelfs aan bewustzijn. Nu ja, er zijn niet geesten, alleen maar geesten die je met goud gek kunt
maken. De meeste mensen die hebben er geen geest bij nodig, daar is het goud alleen al
genoeg voor. Nou, de meesten? Nee, gelukkig niet - eigenlijk erg pessimistisch - nee, gelukkig
niet allemaal, hoor. Ten eerste, er is niet zoveel goud meer en ten tweede er zijn een hele
hoop mensen die gelukkig iets hebben wat ze nog hoger stellen dan goud, hetzij goud wat in
papier wordt uitgeteld, papieren goud of werkelijk goud. Maar de hartstocht van het bezit kan
vaak de mensen zonder meer dwaas maken. Stop. Ik ga weer afdwalen. Wat zit ik af te
dwalen vandaag.
Mag ik dan even bij deze laatste afdwaling nog een vraag stellen.
Ja, goed.
Acht U op het ogenblik de conditie, zowel atmosferisch als qua trillingen, van dien aard dat
er eventueel gevaarlijke conflicten zouden kunnen uitbreken, dat de mensen zich niet meer
zouden kunnen beheersen en dat er dan beslissingen uit voort zouden komen, dat hier een
relatief grote toestand van gevaar aanwezig zou zijn?
Nou, hier op het ogenblik niet, hoor.
Nee, niet hier
Maar over het algemeen in de wereld.
Ja.
Nou, op het ogenblik zijn de condities zo dat we met ernstige prikkelbaarheid en geschillen
moeten rekenen in Noord-Amerika en het Zuidelijk deel van Canada. De zuidelijke staten
blijven er een beetje buiten. Dan kunnen we verder in Europa diezelfde toestanden verwachten
in Frankrijk, maar hoofdzakelijk in het noordelijk deel, niet in het zuiden, in een deel van
België. Dan kunnen we verder verwachten geschillen in Duitsland en we kunnen in bepaalde
delen van de Balkan ook weer geschillen verwachten. Daar zijn de toestanden zo op het
ogenblik, dat ze de prikkelbaarheid in de hand werken. Maar daar staat tegenover dat de
invloed op het ogenblik die Noord-Europa beheerst haast kalmerend genoemd kan worden. U
leeft op het ogenblik in een periode waarin de prikkelbaarheid wel iets groot is - een normaal
lenteverschijnsel - maar dat verdwijnt binnenkort, en vooral op het ogenblik de condities zoals
ze nu zijn, waarbij dus een grotere afkoeling en vochtonttrekking de atmosferische condities
wat stabieler maakt, die beloven voor het Noorden op het ogenblik wel veel goeds. Ik zou
zeggen: voor het noordelijk deel van Europa - en daar bedoel ik ook mee Rusland, maar dan
Rusland met lijn getrokken zo vanuit Letland rechtdoor tot de Oeral, zo precies een lijntje
doorgetrokken - dat gedeelte en een deel van Europa, daar zien we op het ogenblik zelfs een
stimulans die vooral ook fantasie en optimisme aanmoedigt, en fantasie, mits in de relatie
beproefd, is één van de kostelijkste gaven die een mens heeft. Datzelfde zien we ook in het
Noorden van Canada optreden, waar we dan ook wel verschillende nieuwe ontdekkingen
misschien mogen verwachten. Verder kalmerende invloeden In het Zuiden, zodat de geschillen
in b.v. de Arabische landen langzamerhand afnemen. Er zal even een adempauze gaan komen.
Het zelfde zullen we waarschijnlijk zien met die Man-Mau-beweging. Nu ja, Mau-Mau? Maart is
bijna voorbij, nietwaar? Dus dan verder krijgen we natuurlijk ook datzelfde te zien in
Zuid-Amerika voor een groot deel en in Australië. Deze werelddelen die staan - o, ook
Zuid-Afrika natuurlijk - op het ogenblik onder een invloed die even kalmerend is, en daarom
zou je kunnen zeggen dat de eerste paar maanden, twee, drie maanden, de beslissingen zeker
113
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 6 – 6 april 1954

niet met zulke hete gemoederen zullen worden genomen als kort tevoren. Daarentegen
kunnen we in Amerika, in Frankrijk, in het Zuidelijk deel van Rusland, in de Balkan rekenen
met verschillende hartstochtelijke geschillen. Laten we het zo maar zeggen. Dat is natuurlijk
onbeheerstheid. Dat is ook atmosferisch voor een gedeelte. Nou, ik hoop dat het duidelijk is.
U hebt mijn vraag goed beantwoord. Dank U wel.
Heb ik die vraag goed beantwoord? Nou dat vind ik erg prettig. Hebben we nog iets meer,
vrienden, of kan ik zo langzamerhand aan de laatste spreker het woord overgeven? Ja, U staat
volkomen vrij op het ogenblik, U mag vragen wat U wilt. Nou, niemand maakt meer van de
gelegenheid gebruik. Dan dank ik U weer voor de genoten aandacht en ik hoop dat ik met al
mijn gepraat en gebabbel toch ook een paar dingen heb mogen zeggen die voor U van belang
zijn, al is het alleen maar dat U begrijpt dat er een samenhang tussen de dingen bestaat en
dat je nooit één ding alleen kunt gebruiken om een resultaat tot stand te brengen dat
meerdere dingen betreft. Het is altijd een combinatie van omstandigheden die een andere
omstandigheid kan wekken, in een complex tenminste. Dus, dan heeft U daar al een heel
eenvoudig lesje gehad, misschien wat U allang wist, maar het is toch wel aardig om weer een
keer op te halen. Nu, dan dank ik U allemaal voor de aandacht nogmaals, hoor, en nu ja, we
zien elkaar wel weer. Ik hoop Uw inziens althans ik op het ogenblik mijn taak wat competenter
heb vervuld dan de vorige maal. Daar heb ik wel zo, nu ja, geen grote, maar heel kleine
mopperingetjes over gehoord, hé, dat ik misschien een klein beetje aan de te scherpe kant
ben geweest. Ik heb het vandaag geprobeerd te vermijden. Dus, dan geef ik het woord maar
over aan de volgende spreker.
Dank U zeer.
Goeden avond vrienden,
Wij zullen dan gaan besluiten met een meditatie. Nu laat ik het aan U over om het onderwerp
van deze meditatie vast te stellen. Heeft U een bepaald probleem waarover U gezamenlijk met
mij wilt mediteren? Wilskracht. Wilskracht. Uitstekend.

Wilskracht
Wat betekent het eigenlijk wanneer wij zeggen: ik wil? Is de wil wapen, is de wil een wet? Wat
is dat dat ons in staat stelt onszelf te dwingen tegen ons denken en verlangen in te handelen,
wat is het wat een beheersende kracht wordt, wat stelt ons in staat om daden te steller? De
wil is dunkt mij het wezen van de mens. Hoe een grote wilskracht hebben niet de groten der
aarde gehad? Jezus was vooral groot door Zijn wilssterkte, Zijn wilskracht. En al die grote
uitvinders, al die groten der wereld, ras het niet juist hun wil die hun zoveel mogelijk maakte?
De wilskracht is het vermogen om een bepaald beeld te verwerkelijken. Wilskracht is dus
uiteindelijk de werkelijke schakel tussen de stof en de geest. In de geest bloeit een bloem op,
wonderlijk schone gedachte, die, zich ontplooiend als een rijpe lotus, wijsheid en kracht en
waarheid brengt. En de geest, hervattend en grijpend, zet haar om. De mens zegt; Ik zou dit
willen doen, ik zou willen. Neen, niet ik zóu willen, "ik wil, ik kan". Niets kan U verhinderen te
bereiken wanneer ge wilt. Wanneer ge werkelijk wilt dan wijken de bergen, wanneer gij wilt
dan schrijdt ge over het water. Dan is de zee kalm, wanneer ge wilt dan vliegt ge door de
lucht. De wil, de concentratie van alle kracht van de geest, alle energie van het lichaam
saamgebundeld en gericht op één doel, dat in een wonder wapen, dat is het wapen waarmee
de mens zich verheft boven zijn instincten, boven zijn dierlijk zijn, boven de wereld, ja, vaak
boven de geest. Wilskracht. Waar komt dan die kracht vandaan? Kracht, wie heeft er kracht?
Hebt ge niet altijd kracht? Hebt ge geen kracht om Uw genoegens na te jagen wanneer de
lusten vragen, wanneer de slaap zoekt, hebt ge dan niet de kracht om alles af te breken en te
zeggen:"ik wil nu gaan slapen, ik wil nu dit, ik wil nu dat", en het te doen? 0, de kracht hebt
ge wel. Uw hele wezen is één sidderende kracht, één kleine begrenzing van de oneindigheid,
waarin de goddelijke kracht doortrilt en siddert. Maar de wil, de weg van Uw werkelijk denken,
die in vaak niet in orde. Ach, dat is ons allen zo gegaan en het zal altijd wel zo gaan. De wil,
ach, die wil die is niet aanwezig in de geest, ze sluimert in de spieren en de organen die het
hunne vragen. Wanneer we in de stof zijn, dan is de wil van het lichaam het instinct? meestal
de drijfveer van de helft tot driekwart onzer daden. En toch, toch kunnen we die hele kracht

114
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 6 – 6 april 1954

binden en ketenen. En zeg nu niet: "ik kan niet", zeg niet: "het is mij onmogelijk"; wanneer al
Uw gedachten gericht worden op één doel, al Uw handelen en streven op één doel zijn gericht,
waarmee ge geconcentreerd zijt op dat ene, dan valt de wereld weg, dan blijft er niets meer
over dan dat ene, dan is er geen lust meer en geen begeerte, geen gevoel van onbehagen of
welbehagen, dan is er maar één ding: "ik wil, ik wil". En wanneer ik dat zeg dan vloeit mijn
wezen uit in deze ene gedachte, mijn lichaam vorm ik om tot een automaat, functionerend
alleen om dit te verwerkelijken, mijn hele geest sluit ik af behalve dit ene : dit wil ik. Weg alle
gedachten, alle gevoelens, de wil is de meester. De wil put uit de krachten van het lichaam, de
gedachten gesteld op dit ene, grijpend uit de oneindigheid en slingerend de kracht door het
lichaam heen. Rond het lichaam wordt de ruimte geladen; er kan een wonder gebeuren, er is
een wil. De kracht uit de kosmos is gericht en gebundeld; de wilskracht, geboren op aarde,
kan wonderen doen. Maar dan mag men niet aarzelen, dan mag men niet twijfelen, dan mag
men zich niet afvragen:"ja, maar kan dat nu wel"? Zeg: "ik wil. ik wil" en dit is het enige. "Ik
wil en indien God wil dat mij dit gelukke, zo zal niets mij hinderen. " Vraag het desnoods In Uw
hart aan God, ofschoon alleen de uitdrukking van Uw wil een bede is aan de goddelijke kracht.
Zeg:"Vader, ik wil dit, geef het mij", en ga dan aan de gang, verwerkelijk het, schakel alles uit,
de hele wereld. Dan is een kracht die de kosmos schept, het wapen geworden van Uw begeren
naar wijsheid, naar verder gaan, naar bereiking. De wilskracht heeft krachten ter beschikking -
deze kleine wil, dit onnozele punt van bewustzijn in een goddelijke wereld - die groter zijn dan
die van de zon, die meer kunnen doen dan een hele melkweg. Heel het Al en al het leven kan,
gericht door die wil, stromen en verwerkelijken, herscheppen, opnieuw creëren, Indien er één
zou zijn die werkelijk wilde, hij zou de wereld kunnen herscheppen. Maar een mens, ja, zelfs
de hoogste ingewijde weet dat in iedere mens de mogelijkheid schuilt om eens met dit wapen
der wilskracht te ontvluchten de bekrompenheid en de benepenheid van een haast instinctief
bestaan, van een streven in gedachten dat geen daden baart. Daarom blijft de wereld wat zij
is, ofschoon de ingewijde willend en kennende de kracht die U de wilskracht noemt, tot een
berg zegt: "ga opzij", en ze gaat, tot de zee; "kom", en zij komt, want de wil is het richtsnoer
waar de krachten der oneindigheid door vlieden. De wil is onze persoonlijke uitdrukking van de
goddelijke kracht die in ons leeft, het werkelijke leven. En daarom; vraag niet of het mogelijk
is, zeg: "ik wil, eerlijk en oprecht, hiervoor zet ik alles opzij, dit en anders niet. " En indien ge
U niet wendt met Uw wil tegen God - want ge zou ondergaan - dan wordt U gegeven de
vervulling van Uw begeren. De wilskracht is de kracht Gods, de wilskracht is datgene wat
geschapen en alles in stand houdt. En de persoonlijke wil die wij hebben is niets anders dan
dat ene kanaal van het goddelijke dat wijzelf zijn, waardoor Zijn grootheid en volheid zich kan
openbaren. Dit heb ik U te zeggen over wilskracht en hiermede besluit ik de bijeenkomst.
Broeders" vrienden, ook gij kunt, ook Uw wil kan dit worden indien ge slechte wilt. Ik dank U
voor Uw aandacht.
Goeden avond.

115
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 7 – 4 mei 1954

4 Mei 1954

LES 7

Goeden avond vrienden,


Wij moeten allereerst vandaag toch een klein beetje rekening houden met wat er zo allemaal
gebeurt op de wereld, vooral hier in Holland, en in vele andere landen trouwens. Men is op het
ogenblik bezig met het herdenken van de gevallenen. Ik kan daar helaas niet veel commentaar
op geven, alleen dat het soms schijnt dat het bloed van de gevallenen de mest is voor de
akker van de oorlog, en dat in treurig. Deze dingen zullen natuurlijk in de toekomst gaan
veranderen, want stilstand is er nooit in de -wereld en op het ogenblik kan het mensdom
alleen ver terugvallen of ver vooruitgaan. Laten we echter in dankbaarheid gedenken het feit
dat velen al in staat zijn de gevallenen te herdenken zonder haat. Dat is één van de dingen die
ons het meest getroffen heeft in de uitstraling van de wereld en wij zijn er dankbaar voor. Nu
hebben we dat gezegd en nu kunnen we eens even verder gaan. Zoals U weet zijn we nu van
plan om spijkers met koppen te gaan slaan, d.w.z. ik ga nu proberen om in een versneld
tempo verschillende dingen te doen, te brengen, en dat zal dan steeds zijn in het eerste deel
van de avond. Welke resultaten hiervan zullen komen weten wij niet definitief. We hebben wel
verschillende gunstige resultaten met U gehad, maar het beantwoordde niet altijd volledig aan
onze verwachting, zoals dat trouwens al door ons gezegd werd. We moeten dus afwachten wat
het wordt, en wanneer het blijkt dat dit niet door te voeren is volledig, dan zullen we, althans
in deze vorm, voorlopig van deze groep afscheid moeten nemen, maar we willen het proberen.
Er zijn veel vragen voor U in het leven en één van de voornaamste is wel het leven zelf.
Wanneer wij het probleem van het leven begrijpen en doorleven en doorvoelen kunnen, kan
vandaaruit het totaal van alle takken van kennis, wetenschap, doorvoeld en doorleefd worden.
Vandaar dat ik U wil verzoeken om thans met mij allereerst - waarbij ik terug zal grijpen op
sommige reeds uitgesproken redevoeringen in deze kring - een ogenblik de oorsprong van het
leven na te gaan.
Het leven is een vorm waarbij bepaalde grondstoffen - allereerst onder ideale omstandigheden
- tot leven komen door straling.
Dat is punt 1. Straling, activiteit, die vergelijkbaar is met magnetisme of electriciteit mag dus
de kern genoemd worden van elk stoffelijk organisme.
Dat is punt 2. Echter buiten dit zuiver stoffelijk bestaan, blijkt een organisatievermogen te zijn,
vastgelegd in de cellen.
Men spreekt dan daar over de chromosomen (voortplanting van eigenschappen e. d. ). Dat is
punt 3.
Punt 4: deze alle kunnen echter gevarieerd worden indien een bewuste geest zich daartoe
stelt. Wanneer een bewuste geest dus, wetend waarom en hoe hij leeft, zich zet tot het
veranderen der stoffelijke condities, is hij in staat dit te doen krachtens zijn wezen; dat is de
conclusie. Is er op deze conclusie iets aan te merken? Voorlopig niet? Uitstekend. U leeft. Wat
betekent leven voor U? Wat is Uw leven? Is Uw leven het feit dat U een organisch geheel bent,
dat zich kan bewegen en dat functioneert? Dat is een deel van Uw leven, meer niet. Het leven
zelf is uiteindelijk niets anders dan een bewustwording, ontstaand uit het totaal van alle
gewaarwordingen. Leven is dus in de eerste plaats bewustzijn. Geen commentaar? Leven is
bewustzijn. Dan is het ook begrijpelijk dat het bewustzijn in het leven te richten zou moeten
zijn op elke zijde van leven die begerenswaard is, ontkennend elke andere waarde. De
doorsneemens nu echter is niet in staat dit tot stand te brengen. Daarom zoekt deze mens
naar de zin van het leven, terwijl het leven zelf deze zin inhoudt; de zin van het leven is het
bewustzijn. Commentaar? Wanneer de zin van het leven het bewustzijn is, is het begrijpelijk
dat wij niet terug mogen schrikken voor een totale bewustwording, onverschillig op welk

116
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 7 – 4 mei 1954

gebied. Wij mogen niet het kwaad verwerpen zonder het te kennen, wij mogen niet oordelen,
tenzij over de waarden in onszelf, waar wij zelf bewust geworden zijn. Wij kunnen echter
krachtens het oordeel dat in ons bestaat - door onze eigen ervaring en bewustwording dus tot
aanzijn gekomen - ingrijpen in de materie die lager georganiseerd in of geestelijk lager staat
dan ons eigen leven. Om dit te doen moeten wij gebruik maken van de verschillende
oerkrachten. Eén daarvan heb ik met U kort geleden besproken: de odd-kracht. Wij kunnen
dus werken met spanningen en spanningsvariaties. Deze echter kunnen vanuit de persoon
worden opgelegd. Al het andere uitschakelend - stem, gebaar - alleen latende de gedachten,
moet het dus mogelijk zijn met deze gedachten het eigen leven te beïnvloeden. En wanneer
een mogelijkheid bestaat om ook deze gedachtengang, dit willen te veruiterlijken, bij een
ander een gelijksoortig bewustzijn te wekken, waarbij de feitelijkheid, de realiteit tussen deze
beiden geschapen is volgens de gegeven gedachte. Is dat’begrepen? Wanneer U dus gaat
werken - wat U hoop ik zult willen doen - dan zult U allereerst moeten leren om een
kunstmatige eenzijdigheid toe te passen, het totaal van Uw wezen te concentreren op één
punt. Dit ene punt echter houdt in de verwerkelijking van Uw wil; daar mag U niet aan
twijfelen, dit is een feit. Wanneer U staat voor een probleem van technische aard en U zegt;
"ik wil dit probleem oplossen", dan lost U het op, niet door Uw wilsvermogen, maar door het
feit dat U een bewustzijnstoestand schept in Uzelve waarin deze verwerkelijking bestaat.
Wanneer U zegt; "ik wil deze mens genezen", dan geneest U die mens, niet omdat deze mens
genezen wordt, maar omdat U tussen U en deze mens een gezamenlijk bewustzijn vormt, een
gezamenlijk bewustzijn waarin de fouten die U gerealiseerd heeft, wegvallen en dus Uw
geïdealiseerd beeld van de persoon tot werkelijkheid wordt gemaakt. Is dit begrijpelijk? Dit
werk dat betekent een hele hoop inspanning. U zult moeten leren om nog veel eenzijdiger te
worden dan U, in de uitoefening van Uw beroep, noodgedwongen moet zijn. U zult moeten
leren in Uw privéleven eenzijdiger te zijn# U zult kort en goed moeten leren om gericht te
leven. Dat is de eerste taak die ik U moet opleggen. Onzerzijds zult U alle steun en alle
bijstand krijgen die U nodig heeft, daar kunt U van overtuigd zijn, maar U moet zelf beginnen
met gericht te leven. Wanneer U één doel heeft, dan bestaat de rest van de wereld niet op dat
ogenblik, Wanneer U dat doel volbracht heeft, bestaat dat doel niet meer en daarmee het
totaal der handeling niet, die is verwerkelijkt en kan blijven liggen. U schouwt nooit en te
nimmer terug, alleen vooruit en zelfs dat slechte zover als de ogenblikkelijke gang van zaken
op dit ogenblik wettigt. Denkt U dat U dat kunt volbrengen, al is het zo nu en dan maar voor
een ogenblik?
Dat is een moeilijke opdracht.
Het is een moeilijke opdracht, dat geef ik onmiddellijk toe, maar zij is noodzakelijk en ze is
voor Uzelf zeer nuttig. Allereerst kunt U ervan overtuigd zijn dat dit zowel voor Uw persoonlijk
leven als voor Uw beroepsuitoefening en Uw medemensen een grote stap vooruit zal
betekenen. U doet het niet voor niets. Deze dingen belonen zichzelf onmiddellijk. Ten tweede
kunt U daardoor een inzicht krijgen in het scheppen van de kunstmatige stromingen binnen
het eigen wezen, waarbij de geest, selecterend uit het voorhanden zijnde materiaal, een
zodanig richtvermogen verwerft, dat hij elke maximum prestatie, op elk gewenst ogenblik kan
leveren in elke richting. Wanneer U zich bovendien dit aanwendt, dan zal U verder blijken dat
lichamelijke bezwaren teruglopen. Dat is zeer eigenaardig, maar wanneer U zich richt op één
punt, schakelt U elk conflict en elke controverse in het verdere leven uit; U leeft op één punt,
maar daarin volledig bewust en over het algemeen volledig harmonisch. Dit op zichzelf is een
zeer grote gave. U hoeft dit niet onmiddellijk te besluiten of U dit wilt proberen of niet. Wij
zullen nog trachten U verder te geven iets van de rust die U hard nodig heeft, en wij zijn door
de omstandigheden zelfs in staat om de laatste dagen krachtdadiger op te treden dan
voordien. Wij zullen zeer zeker van onze kant dus de condities scheppen waaronder U het
ondernemen van dit experiment mogelijk is. Dan gaan we even verder met het leven. Leven is
een bewustzijnstoestand, leven is bewustzijn. Het doel van het leven kan niet anders zijn dan
het volledige levensbewustzijn verwerven, dus het bewuste leven, waarbij men zich realiseert
wat men is. Het hoe en waarom, de grote vragen die overal liggen, kunnen weggevaagd
worden wanneer men leert dat het leven alle antwoorden in zich draagt. Er is geen enkel
probleem dat U stellen kunt, dat voor U onoplosbaar is. Wanneer U werkelijk wilt, kunt U elk
probleem oplossen, want met het stellen van het probleem heeft U tevens - zo vreemd als het

117
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 7 – 4 mei 1954

U misschien klinkt - U gerealiseerd de oplossing daarvan. Er bestaan dus geen onoplosbare


problemen. Dit lijkt voor vele mensen eigenaardig, omdat ze gewend zijn het op een bepaald
punt op te geven, om te zeggen:" dit zijn technische moeilijkheden", of, omdat ze vastlopen in
een bepaald denkspoor en zeggen: "alleen op deze manier", daarbij zichzelf dus als
nevenwaarde stellend: "ik moet mijzelve bewijzen in dit probleem". Dat mag niet. "ik los dit
probleem op, ongeacht mijzelf", dan kan dat allemaal. U zult dan verder leren, zoals wij hier
reeds meerdere malen betoogd hebben - ook de laatste maal in daar, meen ik, nog over
gesproken - dat een groot aantal uiterlijke omstandigheden, dus indrukken, sterk beïnvloedend
zijn voor Uw zielenleven en tevens Uw gezondheidstoestand, Uw lichamelijk welbevinden.
Hieruit blijkt dus, dat het bewustzijn dat men van zijn omgeving heeft, mede aansprakelijk is
voor de daadkracht die schuilt in lichaam en geest. Waar wij weten dat het leven een
bewustzijn is, moet het mogelijk zijn het onaangename bewust uit te schakelen door dit niet te
ervaren of te realiseren. Ik zou m. a. w. van U willen maken optimisten. Niet optimisten die de
dingen niet zien, maar die voor alle onbelangrijke en hunzelf eigenlijk niet rakende problemen
en probleemles, onaangenaamheden, met de persoonlijkheid niet strokende gebeurtenissen en
handelingen van anderen e. d. gewoon niet waarnemen, deze verwerpen, zeggende: dit zegt
mij niets; me er over ergeren is dwaas. En wanneer U deze opgave zou krijgen, dan geloof ik
dat die moeilijker zou zijn dan de eerste. Toch is dit een noodzaak; U zult uiteindelijk zover
moeten komen. U kunt zelfs Uw omgeving scheppen tot iets dat voor U persoonlijk alleen
bestaan in deze vorm, maar voor U persoonlijk dan ook volledig krachtgevend en
krachtbevestigend is. Wanneer U dit heeft bereikt bent U in staat, door deze verwerving en
door deze gaven, anderen evenzeer op te leggen een beperking van waarneming, waarbij veel
disharmonie wegvalt. In de kunstmatige harmonische beschouwing die de mens dan op zo'n
ogenblik heeft van de wereld, is het mogelijk om deze mens zelve tot een harmonisch zijn te
doen komen, waarna de beperking kan worden weggenomen en de harmonie over het
algemeen blijft voortbestaan. Alleen de slechten, de werkelijk slechten, kunnen in deze
harmonie niet aarden, m. a. w. U kunt iets van het Christus-werk voortzetten op aarde, niet in
de religieuze zin maar in de zuiver praktische; U kunt aan wanhopige mensen steun geven, U
kunt zieken genezen, U kunt de wereld vooruit helpen, U kunt remmingen wegnemen die
bepaalde technische oplossingen op het ogenblik onmogelijk maken, U kunt de mensheid leren
op een geheel andere wijze te leven, zich te voeden etc. Natuurlijk verwachten we niet dat
deze kleine groep dit voor de wereld zal doen, maar wanneer U enkele van deze punten
althans weet te benaderen, dan zullen we ons ruimschoots beloond achten. Ik vraag U dus:
bent U bereid om gericht te gaan leven? Dit gericht leven houdt niet in dat U iets hoeft na te
laten wat U op het ogenblik doet, ongeacht of het volgens de burger-opinie goed of slecht is, of
U het zelf aanvaardbaar vindt of niet, maar met deze conditie dat U elk ding wat U doet - al is
dat maar op één dag van de week voor twee uren - doet met de volledige inzet van Uw gehele
persoonlijkheid, al het andere uitsluitend. Dus niet denken: "nu kan dadelijk de telefoon gaan"
en niet denken: "ja, ik zou eigenlijk een sigaret op moeten steken", neen, "ik ben hier mee
bezig en dat doe ik". Of dat nu tennissen is, nietwaar, of golfspelen of experimenteren, of
werken of consult geven of wat dan ook, dit moet geheel zonder enige beperking worden
gedaan met volledige inzet van de persoonlijkheid. Wilt U dat, wilt U dat proberen?
Jazeker.
Uitstekend. U heeft gemerkt dat we op het ogenblik een ander spoor inslaan. Vanaf dit
ogenblik ga ik proberen U een opgave te geven, een taak te stellen, een taak die U niet
gemakkelijk kunt verwerkelijken misschien, maar die U zeker ten dele kunt verwerkelijken. Als
U dit probeert dan kunt U binnen een maand de eerste resultaten reeds aan Uzelf ervaren
hebben en dan hoef ik niet meer te spreken, dan zult Uzelf dit gericht leven verder voort gaan
zetten, maar het kost offers en moeite in het begin, houdt U daar rekening mee. Ik heb
daarmee dan voor vandaag mijn deel gezegd en ik heb het genoegen U thans te introduceren
een vriend die in dit gezelschap nog niet is geweest; U kunt hem noemen - indien U dat wilt -
in de naam Abraham, het is een zoon van het oude ras, ofschoon het niet zijn werkelijke naam
is. Met hem kunt U alle problemen, rijzende uit de voorschriften die ik U voorleg, niet
dwingend maar raadgevend, bespreken. U kunt elk probleem uitrafelen, U kunt zeggen:"ja
maar zo en zo staat het" en dan kunt U erop vertrouwen dat hij aan de ene kant door zijn
wereldse ervaring en misschien ook wel zijn ervaring in het omgáán van gevaarlijke punten,

118
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 7 – 4 mei 1954

kan hij U misschien een hele hoop raad geven die U van nut kan zijn. Mijzelf zult U regelmatig
terugzien wanneer er iets te zeggen is omtrent levensvoorschriften en beschouwingen. Verder
kunt U van mij verwachten - althans voor de volgende keer - een voortzetting over; "het
leven", daar ben ik nog niet over uitgepraat, maar ik vind dit althans voorlopig voldoende.
Waarmee ik U dank, vrienden, voor Uw aandacht en het woord overgeef aan onze nieuwe
vriend in deze kring. Goeden avond.
Goeden avond vrienden,
Ik ben al voorgesteld, dat hoef ik dus niet meer te doen. Nu meet ik niet of er vragen zijn op
het ogenblik, die U graag beantwoord wilt zien.
Ja, ik zou wel een vraag willen stellen; er is straks gezegd: men kan een ander opleggen
een zekere harmonie, door b.v. een wanhoopsgedachte of iets dergelijks uit zijn geest
tijdelijk te verbannen. Daar zou ik gaarne een nadere toelichting van hebben, over de
werkwijze.
Hoe dat moet, ja. Nu kijk eens: als een mens zich volledig instelt op een ander mens, dan is
het begrijpelijk dat je aanvoelt op den duur wat er in zo'n mens leeft. En wat zijn nu de dingen
die je het snelst in een ander mens kunt voelen, zeker als je een klein beetje de gevoeliger
kant uit bent gegaan met je waarnemen? Dat zijn de conflicten van zo'n mens. Wat bij een
mens harmonisch is, wat goed is, dat voel je als een geheel aan, dan zeg je: dat is aardig, dat
is goed. Maar het blijft in de mens, het is net een lampje, je ziet niet waar de pit zit, je ziet
alleen het licht wat er uitkomt. Maar heeft de mens een conflict, dan zie je al die punten en al
die stekels, omdat er geen voldoende tegenwicht is gevonden, die zie je tegenover elkaar
staan. Dus je ziet bij zo'n mens: hé, deze mens heeft wanhoopsgedachten b.v. hij is iemand
kwijt geraakt, die is doodgegaan of die is weg, of hij heeft ruzie gehad, of deze mens ziet zijn
zaken ten gronde gaan, of deze mens kan een wetenschappelijk probleem niet oplossen; je
ziet waar die moeilijkheden liggen. En wanneer je dat dus ziet, dan kun je heel rustig zeggen:
ja maar dat is wel niet in orde, maar Ik ben er. Dus je zegt als het ware% kijk, hier zit ik nou,
en wat jij niet kunt, dat doe ik. Dat moet je niet met woorden zeggen, hoor, want dan zeggen
ze: die vent is gek. Maar denk dat nou maar, zeg dat nou maar met je gedachte, zeg het met
je daden en laat vooral niet merken dat je de baas bent. Wat gebeurt er nu? Dat probleem
voor die mens heeft een tegenwicht, dat is niet meer het enige belangrijke punt, dus hij kan
de andere dingen in zijn leven een beetje beter doen. En dan komt er een moment dat hij zich
met dat probleem bezig moet houden, maar dan heeft hij door al het andere wat goed is
gegaan, waar hij ineens weer de kracht, de fut voor gevonden heeft. . . . .
Zelfvertrouwen.
. . heeft hij het zelfvertrouwen terug, heeft hij de moed terug en dan is het zo donker niet
meer, dan ziet hij dat niet zo zwart meer in, dus dan is zo'n mens in staat om, zelf puttend uit
die positieve suggestie, die positieve waarde die U gegeven heeft, aan zijn eigen wanhoop te
gaan werken, hij zegt; dat past niet meer, ik ben eigenlijk wel wat te hard van stapel gelopen.
En dan zie je langzaam maar zeker dat zo'n mens je niet meer nodig heeft, die mens heeft het
dan gewonnen. Je ziet, het is allemaal eigenlijk niets anders dan de mensen helpen zonder dat
ze het merken, want als je een mens helpt zo dat hij het merkt, dan denkt hij altijd dat je er
wat voor moet hebben, of dat je het ergens om doet en dan neemt hij die hulp aan met een
zeker wantrouwen. Maar op deze manier kun je zo iemand helpen, terwijl hij denkt dat hij het
zelf doet. En daardoor is zo'n mens dan in staat om wat tot stand te brengen. Daar gaat het
toch maar om, om de mensen gezond te maken. Niet gezond, dat ze niet meer verkouden zijn
en dat ze geen laat meer hebben van asthma of van bronchitis, maar zuiver en alleen gezond
te maken in de geest; dat ze niet meer uit datgene wat een vlieg op de spiegel achter heeft
gelaten, een verduisterde stad proberen te maken. Want een mens in zo: als hij zo'n klein
spetje ellende op zijn eigen leven heeft, dan kijkt hij door dat vlekje en dan zegt hij: wat is de
wereld donker en somber. Maar kijkt hij nu naar een ander, dan mag die vlek veel groter zijn,
dan zegt hij: ja, ja, maar er is toch nog zoveel in de wereld. De mens kijkt altijd door zijn
eigen noden naar de wereld. Als je dat nu wegneemt, dan gaat hij die wereld wel zó bekijken
en dan ziet hij vanzelf dat het zo erg niet was. En als hij ziet dat het zo erg niet is, dan durft
hij het naar buiten te brengen, dan durft hij het aan te pakken. De meeste mensen die lijden
juist aan wanhoop, omdat ze niet in staat zijn voor de wereld te zeggen en te leven wat ze
119
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 7 – 4 mei 1954

eigenlijk van binnen voelen; ze durven het niet. Als het eruit is, dan zijn ze het kwijt. Wat dat
betreft dus is in vele gevallen zo'n hulp een geestelijk braakmiddel. Het kwaad wat erin zit
moet eruit. En dan een ogenblikje benauwdheid misschien, maar dan ook de opluchting en
zeggen: nou, nu kunnen we tenminste weer verder. Nu, is het een beetje begrijpelijk
geworden zo?
Ja, denk U zeer.
Nou, dat doet me plezier. Hebben we nog meer vragen?
Ja, straks werd er gezegd: leven brengen door straling. In welke zin was dá bedoeld? Was
het leven er niet voordat die straling begon?
Neen, tenminste niet het stoffelijk leven.
Het stoffelijk leven, o ja; ja, ja.
En aangezien we natuurlijk van het stoffelijke uit moeten gaan, komen we vanzelf bj het
stoffelijk leven. En het stoffelijk leven dat is eigenlijk het ontstaan van proteïne, nietwaar,
onder ideale temperatuursomstandigheden, waarbij dan indringende straling vervormend en
uiteindelijk levenvormend werkt. Dat geldt nog voor elke cel. Elke cel van een menselijk
lichaam kan in haar aard en geaardheid veranderd worden en beïnvloed worden door straling;
dus dat blijft nog steeds.
Ja.
Nou, is het raadsel opgelost?
Ja, ja.
Volgende rebus dan maar.
Hoe is de techniek om vanuit de persoon die straling op te wekken, om dat vervormend
geheel tot stand te brengen?
Die techniek die is zo eenvoudig dat U me toch niet gelooft als ik het U vertel, maar ik zal het
U zeggen. Dat is met je gehele persoonlijkheid, zonder meer, zon der ergens anders aan te
denken, zonder wat anders te doen, precies je te richten op dat ene punt. Dus je bent net een
werkman, je gaat eerst de fout waarnemen; heb je die fout waargenomen, dan zeg je: nu is
dat hele ding er voor mij niet meer, deze mens bestaat niet voor mij, er bestaat één fout en
die fout moet weg, ik wíl die fout wegnemen. En dan heeft U heel Uw persoonlijkheid erop ge-
richt, dus ook het totaal van de straling in Uw eigen persoonlijkheid. U kunt - ja, daar zal wel
over gesproken zijn; ja, er wordt hier gezegd; er is al overbodig is om die straling te wekken.
En dan moet je heus niet gek kijken, want dan kun je van een tarwebroodje mooie witte
Semmel maken als je dat wilt, dat kost helemaal geen moeite. En dan kun je ook heel rustig
zeggen; hier heb ik een kip, ik wil er een konijn van maken. Dan maak je er een konijn van.
Maar dan moet je ook helemaal niets anders meer denken of beleven dan dat ene feit, en dat
wil zeggen: als je er zelf mee gemoeid bent dan gaat dat niet, want als je een kip cadeau krijgt
en je denkt: "ik wil liever konijn eten", dan denk je niet dat die kip konijn moeten worden,
maar dat jij konijn wilt eten; dan gaat het niet. Begrijpt U?
Dat is een waar woord.
Zou het nu zo erg goochem zijn om een onwaar woord te spreken hier?
Dat zou het zeker niet zijn.
Daarom. Laten we nu maar bij de eenvoudige waarheden blijven, want als we die allemaal
nagaan, dan hebben we toch meer tijd nodig dan een mensenleven, dus die paar die we eruit
nemen, laten we die dan maar zo kalmpjes en simpeltjes mogelijk bekijken.
Dat opnemen van die energie, is het noodzakelijk dat daaraan bepaalde atmosferische
omstandigheden aan verbonden zijn, zodat het voor ons gemakkelijker is?
Nou kijk eens, zoals mijn voorvader in de woestijn zei: er is geen water nodig om je te
wassen, je kunt het met zand ook doen, maar geef mij de Jordaan maar. Dus als de
atmosferische omstandigheden gunstig zijn, d.w.z. dus dat je een niet al te vochtige atmosfeer
hebt voor U hier - dat is in elk land anders, dat is zoals je het gewend bent - maar als het nu
hier erg gezellig is, net zo zomers dat je zegt: "kon we gaan een eindje lopen", en niet na 5
minuten "fft, wat is het heet, waar is de schaduw?" nietwaar, zonder dat er direct onweer in de

120
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 7 – 4 mei 1954

lucht zit, dan voelt U zich het beste. Dan kunt U ook het beste kracht putten. Maar ja, als je
eenmaal daar overheen bent gekomen, per slot van rekening, dan kom je ook tot het moment
waar je wil zegt:" ik wil kracht ontnemen", en daarmee het geheel van het lichaam plus het
geheel van het geestelijk bewustzijn dat met het lichaam onmiddellijk verknoopt is, ineens
richt op de bestaande omstandigheden, en zo omstelt dat daar, onder de meest gunstige
afname of opname, hoe U het noemen wilt, die kracht genomen worden kan. Daagt het?
Ja, het daagt wel, maar ik had nog even wat verder daarover willen vragen. Wanneer
iemand moe en uitgeput is door het vele werk dat hij gedaan heeft en aan een vakantie toe
is, zou hij dan in een kwartier in staat zijn, wanneer hij dit kent, om deze energie uit de
omgeving op te nemen om zichzelf op die manier weer helemaal op peil te brengen?
Ach, wat zal ik zeggen? De mens die dit kent neemt geen vakantie meer. Daar heb je geen
kwartier ook voor nodig. Als je weet hoe je dit moet gebruiken, dan is eigenlijk vijf minuten
even stilzijn genoeg voor je en dan heb je de kracht; dan heb je meer kracht dan iemand die,
zoals het gebruikelijk is, op vakantie is gegaan om zichzelf eens op een andere manier extra
op te maken. Maar U moet één ding onthouden: vakantie dat mag nooit beteken rust, want
dan kom je niet meer aan de gang, maar vakantie moet zijn een inspanning die zodanig
gericht is, dat ze precies tegengesteld is aan hetgeen wat je altijd doet. Als je de hele dag in
een bureau zit of op een kamer, dan zou ik zeggen: "kom, ga er eens uit en ga de buitenlucht
in en maak je rustig maar moe, dat hindert niet, zeg maar rustig 's avonds; nou, ik heb een
fijne dag gehad, maar ik ben blij dat er nog een bed op me staat te wachten. En zit je de hele
dag buiten, ga dan niet buiten wandelen, blijf dan eens een keer binnen, thuis, ga naar een
theater, ga naar een bioscoop, lees eens een goed boek en zeg niet: nu ja, ik loop al de hele
dag buiten voor mijn beroep, nu ga ik voor mijn plezier nog eens lopen. Dat zou alleen maar
kunnen als zo'n mens zijn beroep eigenlijk als zijn genoegen aanziet, dus de kracht elke keer
uit de uitoefening van zijn beroep zelf put. Dat is bij de meeste mensen tegenwoordig niet het
geval, helemaal niet. Dus, laten we zeggen; het is met het opnemen van kracht alleen maar
een kwestie van "weet je het of weet je het niet", en als je het weet, dan heb je geen vakantie
nodig. Nou, en dan zou ik zeggen: als je dan tijd wilt sparen, begin maar te trainen, want hoe
gauwer je het kunt, hoe beter het gaat. Nietwaar, als een ander zegt: "kom, ik moet even een
uurtje zitten en een kopje koffie nemen", dan zeg ik: “ ik ga even op het bankje zitten,
eventjes concentreren, ik heb geen koffie nodig, ik ben veel fitter dan toen ik de morgen
begon". Begint het daglicht nu al een beetje door te stralen?
Laat ik U zeggen; ik heb Uw adviezen al heel goed opgevolgd, want ik heb al in geen 26
jaar vakantie gehad.
Nou, kijk eens, dat vind ik toch werkelijk aardig; ik krijg elke keer gelijk uit het publiek. Nou,
hebben we nog meer op de benarde bezoems?
Mag hier ook een vraag gesteld worden over een bepaald onderwerp?
Nou, U kunt het proberen en als het in relatie staat met de onderwerpen, waar ik dan een
beetje meer vanaf weet, dan zal ik U graag antwoord geven.
Ik had n. l. willen vragen over de magische evenwichten als verband tussen de Schepper
en het geschapene.
Het magisch evenwicht tussen Schepper en geschapene kun je in een paar woorden
uitdrukken. Wanneer het totaal van het geschapene de Schepper zoekt in de Schep per in
harmonie met het geschapene, wanneer door het zoeken de Schepper leeft in het geschapene,
is het geschapene in harmonie met de Schepper. Zij die God zoeken, -hoe ze Hem ook noemen
- en die Hem niet zoeken alleen maar in een theorie, maar in hun leven, die komen in deze
magische harmonie. En wie eenmaal in dit evenwicht tot de Schepper staat, is niet te
overwinnen door enige kracht, behalve de Schepper zelve, en uiteindelijk ook niet meer door
de Schepper zelve, omdat er een moment komt, waar het volledig evenwicht tussen de
Schepper en geschapene de noodzakelijkheid is voor de Schepper als zelferkenning en voor
het geschapene de God een noodzaak is als eigen bestaansvoorwaarde, waardoor deze beiden
onverbrekelijk met elkaar verbonden worden. En alle magie, van welke aard en soort ook, is
uiteindelijk hieraan verwant, want je kunt zo gek niet komen met de magie of altijd weer is
elke magische handeling een zich richten op het tot stand brengen van, of verstoren van een

121
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 7 – 4 mei 1954

evenwicht dat bestaat tussen een persoon of een toestand en de Schepper, nietwaar? Moet ik
daar nog wat verder over gaan?
Ja, U kunt er rustig verder over gaan.
Nou.
Mogen er ook nog andere vragen gesteld worden?
U krijgt dadelijk toch nog de gelegenheid. Laat ik dan niet té ver gaan, laten we ons dan even
bij de magie houden. Kijk eens, ik stam uit een volk dat de magie tot hogere roeping heeft
opgevoerd, want de wijsheid van de grote kenners van de geheimzinnige evenwichtswetten,
die het voortdurend bestaan der dingen betekenen, is in ons volk overgeleverd tot aan deze
dag toe. Er zijn niet veel ingewijden meer en de scholen zijn niet meer beperkt tot ons ras,
maar ik weet wel iets van deze dingen af. En wanneer we God gaan aanschouwen en
beschouwen, dan moeten we allereerst voor onszelf weten dat de God altijd is in onze eigen
voorstelling, maar dat onze eigen voorstelling in voortdurende relatie staat met elke
Godsvoorstelling. Zo kunnen we dus de magische toren bouwen waarin volgens de moderne
zegging het eindwoord is "te deo Sabaôtth". We kunnen ook bouwen - wat nog veel duidelijker
is - het vierkant, het vierkant van de negen stenen, dat later door een misverstand is gewor-
den het hoogpriesterlijk tablet van twaalf stenen. Elke schepping is onder te verdelen en elke
uiting zoals die ervaren wordt, in negen factoren. In ons leeft over het algemeen één factor
van deze negen, maar wij staan met het grootste gedeelte van de andere factoren in een
onmiddellijke - als rechte lijn weer te geven - verbinding. Dat betekent dus dat wij, kiezende
uit alle aspecten des levens die wij kennen, uitgaande van de in ons aanwezige waarde, in het
leven van iemand die in een ander vierkant leeft, altijd invloed uit kunnen oefenen. En nu weet
U waarin het magische van bepaalde vierkanten is gelegen: zij bestaan dit een ontwikkeling; ik
denk b.v. aan een jaarvierkant, waarbij uit het cijfer, het kaballistisch cijfer, de jaarnaam en
als het enigszins kan, ook de volgende jaarnamen worden getrokken,zodat ze tezamen vier
zijn, waarbij elke naam dan onmiddellijk herhaald wordt, horizontaal en verticaal. Dat is
begrijpelijk. Dit betekent nu eigenlijk niets anders dan dat vandaag een bepaalde invloed
regeert. Deze invloed is in bepaalde hoofdlijnen te splitsen. Als magiër moet ik weten in welk
dier vierkanten ik thuishoor. Nu moet ik een ander vierkant benaderen. Ik heb nu de directe
macht, d.w.z. kan vanuit mij een rechte lijn getrokken worden door dat vierkant der
stromingen totaal. het punt dat ik wens te bereiken, dan treed ik op als onmiddellijk magiër en
is het mijn eigen kracht die het magisch gebeuren bewerkt. Kan ik dit echter niet, dan kan ik
toch altijd een invloed bereiken die wel lijnrecht met mij in verband staat, maar die ook
lijnrecht met het door mij gezochte punt in verband staat. Als resultaat krijg ik dan de z. g.
secondaire ofwel zuiver ceremoniële magie. Dat zijn de twee magische hoofdvormen. Elke
magische vorm berust dus op het kennen van een aantal stromingen of feiten. Dat houdt in
dat iedereen zijn eigen magie kan toepassen en dat is erg belangrijk, want de ene mens weet
van de menselijke geest, de andere mens veel van de politiek, een derde veel van economie of
handelswetenschappen, een vierde van het recht, een vijfde van de techniek op een bepaald
gebied of de geneeskunde; ieder van hen kan, uitgaande van zijn eigen wezen, de daarin
bepaalde tendenzen, gaande volgens de ontwikkeling die hij zelf heeft doorgemaakt, een
zodanige invloed richten tot een voor hem bereikbaar punt, dat hij praktisch overal in Uw
wereld en zelfs in onze werelden, zich kenbaar kan maken en zijn wil kan doorzetten, in
zoverre er geen sterkere invloed zijn invloed afwijst, waardoor zij terugkeert in versterkte
mate tot de afzender. Vandaar dat het altijd verstandig is om alleen witte magie te bedrijven,
want spreek ik een zegen uit en oordeelt de Heer niet waardig degeen die ik de zegen
toespreek, valt ze op mijn hoofd terug, verzevenvoudigd. Maar spreek ik een vloek uit ten
onrechte, zo valt ze zeven maal zeven keer versterkt op mijn hoofd terug, want in mij is reeds
de negatieve kracht die mij tot vloek brengt en daaruit komt dus al de versterking van de
eerste zeven keer. En dan is het kwaad dat in mij leeft niet maar zeven duivelen sterk, maar
zeven keer zeven keer zeven en dat is heel veel, dat in de helft van een aardperiode, heel
veel, en daarom moet je altijd voorzichtig zijn. Maar wanneer je de mensen wilt helpen, dan
kun je dat allemaal doen, en wie dat doet op een agressieve manier, omdat hij alleen agressief
kan leven, zijn hele leven en wezen agressief is, dan kan die mens door zijn agressiviteit te
richten als een steun voor anderen, daarmee magische werkingen tot stand brengen. Ook de
negatieve kan precies hetzelfde doen, en zo ziet U dus dat er in magie een hoop zit. En als ik
122
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 7 – 4 mei 1954

nu bij gelegenheid nog een keertje wat tijd over heb, dan wil ik graag nog wat verder met U
op de magie ingaan.
Dat zal hogelijk gewaardeerd worden.
Nou, ik ben werkelijk overstelpt van geluk met zo'n publiek, maar ik ga toch afscheid nemen.
Vrienden, we zullen elkaar nog meer spreken en tot op dat ogenblik, om magisch te spreken,
mogen zijn Uw voeten licht en de wegen recht en lang, want dan is het doel nabij. Goeden
avond.
Goeden avond vrienden,
We kunnen dan op het ogenblik een onderwerp gaan behandelen naar Uw eigen keuze, vragen
beantwoorden etc. Dus vertelt U maar wat Uw interesse is, dan gaan we die kant uit vandaag.
Vorige keer hebben we ons heel gezellig bezig gehouden o. a. met de kleurentherapie, dat
herinner ik me nog heel goed. Misschien zijn er vandaag weer van dergelijke interessante
dingen.
Zoudt U als onderwerp willen behandelen; de wisselwerking tussen wil, emotie en intellect?
Ja, dat is natuurlijk een betrekkelijk veel omvattend onderwerp, maar we kunnen het in ieder
geval proberen in de korte tijd die we daarvoor hebben. De emotie is de wekker van het
verlangen, het verlangen is de wekker van de wil, het intellect is de kracht die aangeeft hoe
het gewilde - dus het verlangde der emotie - volvoerd kan worden. Daar hebben we eigenlijk
in een nutshell het hele geval bij elkaar. Nu moeten we dus allereerst nagaan: wat zijn de
emoties? En dan kunnen we wel zeggen: 9/10 van datgene wat emotie heet bij de mensen,
dus in Uw wereld, dat komt voort uit stoffelijke wisselwerkingen. Dat betekent dus dat een
heel groot gedeelte van Uw wensleven zuiver materieel gebaseerd moet worden geacht; dit
bestaat uit stoffelijke prikkels. Nu komt erbij het intellect en het intellect matigt zich een
oordeel aan over het wensleven. Dit geeft opnieuw geboorte aan een emotie, en wel een
emotie die in hoofdzaak gericht is vaak tegen het emotionele zijn, dat zuiver stoffelijk bepaald
is. Dus we krijgen hier een wisselwerking van tweeërlei emotionele aard. Als ik niet duidelijk
ben of U zegt: " vertél het eens even een beetje anders", met genoegen, hoor. Ik herhaal het,
of alles wat U wilt, dat weet U. Nou, let op. Ik ken dus de stoffelijke emotie en daarnaast de
emoties die door het intellect tot stand worden gebracht, d.w.z. de wensdaden en -dromen
worden vaak beoordeeld door het intellect en daardoor wordt een emotie van zelfbevestiging
-wederom stoffelijk - vaak gericht tegen de oorspronkelijke eerste emotie. Hier krijgen we een
balanswerking die het reëel werkzaam zijn van de wil in vele gevallen belemmert. Anders
gezegd: de eenvoudigste mensen hebben de meeste wilskracht. Accoord zover? Als een
eenvoudig mens de meeste wilskracht heeft, dan komt dat natuurlijk omdat deze mens
onmiddellijk voortgaat om, zonder overweging, zijn stoffelijk verlangen te verwerkelijken; hij
offert daar alles voor op.
Dat is nu niet het soort wilskracht dat ons erg aantrekkelijk lijkt. Nu zou er ook een ander
soort wilskracht kunnen bestaan, n. l. bij de mens - en dat is een hypothese, hoor, want dat
komt praktisch nooit voor - die volledig zijn stoffelijk begeren ondergeschikt kan maken aan
zijn intellect, dus aan zijn denkvermogen. Deze mens wordt dus tot zijn wilsdaad door zijn
intellect gedreven. Hij kan alleen zich richten met zijn wil tot datgene wat hij begrijpen,
omschrijven en nauwkeurig definiëren kan. Hierbij heb ik de geest eigenlijk voortdurend buiten
beschouwing gelaten. Maar nu blijkt er in deze emotionele factoren toch ook nog een derde
invloed te zijn en dat is n. l. het geestelijk kennen of weten. Dit geestelijk kennen of weten ligt
achter het z. g. onbewuste nog of onderbewuste; het is een ervaring van leven en
levenswetten, die uit een prenatale periode stammen. En nu moet ik even erbij definiëren - er
zijn artsen bij - ik bedoel hier dus een volledige prenatale periode en niet de prenatale periode
die loopt tussen het bevruchten en het uitstoten van de vrucht, maar dus een tijdperk dat
gelegen is vóór de ogenblikkelijke verschijning. Daarin worden een groot aantal waarnemingen
en bewustwordingen gedaan, men wordt zich van veel bewust, men redeneert en men krijgt
daarbij dus een geestelijk intellect. Dit geestelijk intellect, bewustzijn, kennen, weten, ligt op
een ander peil dan het stoffelijke, en de beoordeler die hiervoor staat, die zal onmiddellijk
zeggen: "hé, wat mij opvalt is dat het geestelijk intellect vaak lijnrecht strijdig is met het
stoffelijk intellect, dus dat de bewustzijnsvorm en het weten van de geest schijnbaar van een

123
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 7 – 4 mei 1954

geheel andere geaardheid is. Wanneer nu deze geest voldoende invloed heeft op het lichaam,
dan kan hij dus de emotie wekken en naast de emotie ook tevens het intellect zover
beïnvloeden dat hier een homogene werking ontstaat, en dan krijgen we de grote wilskracht
die - U heeft het daarnet over magie gehad, o pardon, over magie, laat ik het nu netjes
zeggen, anders klinkt het net alsof het een Engels meisje is of misschien zelfs een
Amsterdamse aanduiding voor iets - gericht kan worden b.v. bij de magie, en zeer zeker bij
diegenen die ingewijden zijn, leidt tot een volledige homogeniteit, waarbij een lichamelijk
ontstane emotie door de geest zodanig beïnvloed wordt en gewekt wordt, dat het lichamelijk
streven parallel loopt met de bewustwording van het stoffelijk intellect, waarbij de
premonitie(?)p het voorgevoel bevestigend werkt en als zodanig een zo groot mogelijke
wilskracht naar voren doet komen. Allemaal duidelijk? Geen protesten?
Zegt U dat nog eens.
Geeft U eens een voorbeeld daarvan.
Uitstekend. Kijkt U eens; wij kennen b.v. toorn, nietwaar. Nu zegt de mens:" ik mag niet
kwaad worden". "Als ik kwaad word" zegt mijn intellect, dan kan ik hier niet bereiken". Maar
mijn lichaam is het daar niet mee eens, want mijn lichamelijke emotie in tegenwerking, dus
verzet, drift. Deze drift kan weer verder worden teruggeleid tot bepaalde afscheidingen van
interne secreties o. a. , nietwaar, we weten dat de gal op het humeur een heel aardige
inwerking heeft en dat verschillende andere klieren er ook aardig aan mee kunnen doen. En U
begrijpt wel dat, wanneer de geest nu zodanig sterk is, dat hij een emotie kan wekken In het
lichaam die tegengesteld is aan de normale reactie, het lichaam op zichzelf reeds kalmerend
gaat werken. Dus zelfs wanneer het intellect toornig zou worden, is daar de lichamelijke
loomheid, laksheid of remming, die zegt: ik wil mij hier niet over opwinden, ik kan me gewoon
niet opwinden. Dan blijft over het intellectuele argument. Het intellectuele argument wordt ook
door de geest beïnvloed, die zegt: ja, dit is alles redelijk, maar b.v. alleen vanuit jouw
standpunt, dus je moet eerst de keerzijde van de medaille proberen te zien. Hierdoor wordt
ook het intellect beïnvloed tot kalmte en kan dus het gewenste, het voorkomen van een
toornige uitbarsting, volledig bereikt worden, ook al worden de meest grove beledigingen
gebruikt of al kom je in situaties die onmogelijk en ergerlijk zijn. Begrijpt U? Is dat als
voorbeeld voldoende?
Ja, als het niet zo is dan zegt U het maar. Nou, vrienden, als we dit dan duidelijk hebben
gemaakt, dan kunnen we dus nogmaals vaststellen: altijd weer wanneer de geest superieur is,
dan krijgen we een volledige beheersing van de lichamelijke drift, verder een beheersing van
het intellect, het stoffelijk intellect door een beperking die daar geestelijk aan wordt
toegevoegd en deze beide zijn dan in staat, samen met de geest, te komen tot een wensleven
dat uitgedrukt wordt in bewustzijn zowel als in lichaam, lichamelijke omstandigheden.
Daardoor kan de grootst mogelijke kracht gewekt worden om het gewenste te verwerkelijken,
dus het verlangen dat altijd primair is - Wil is secondair, hoor, vergeet U dat niet; U zegt wel
"ik wil" en "wilskracht", maar wilskracht dat betekent alleen je totale krachten inzetten om iets
te bereiken wat van tevoren is vastgelegd, dus uit een verlangen geboren wordt. Accoord toch
zeker, hé? Dan krijg ik dus een mens die één geheel is, die harmonisch is. Deze harmonische
mens heeft de grootst mogelijke wilskracht, want hij is volledig gericht op één punt. Op het
moment dat ik lichamelijk het één wil, stoffelijk het andere wil, en geestelijk aanvoel dat geen
van beide oplossingen juist zijn, ben ik niet in staat tot wil, tot willen, dan kan ik niet komen
tot het zeggen;" nu wil ik dit"; ik verlang misschien dit of dat, maar ik verlang daarnaast een
ander, die beide elimineren elkaar, wegen tegen elkaar op, ik ben niet in staat tot wilskracht
d.w.z. ik heb niet de daadkracht om datgene wat ik erkend hebbende in het verlangen, nu tot
werkelijkheid wil maken, ook te verwerkelijken. Het intellect is natuurlijk een heel aardige,
corrigerende factor, zover als het zuiver stoffelijke aangelegenheden aangaat, want het
intellect heeft in zich verzameld verzameld een grote hoeveelheid feitenmateriaal als basis,
een soort bibliotheek van gebruiken en stromingen, verder een dosis levenservaring en is in
staat -want daarom is het intellect - uit het totaal dezer feiten zijn houding te bepalen. Het kan
dus beredenerend overleggend, zeer scherpzinnig zoals dat heet, precies de conclusie trekken
die volgens eigen ervaring en bewustzijn, noodzakelijk is. Men kan met het intellect allerhand
dingen beredeneren, men kan doordringen tot in de diepste kern der dingen vaak, men kan ze
snel bevatten en begrijpen, omdat er een bewustzijn aanwezig is, waaruit geput kan worden,
124
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 7 – 4 mei 1954

om deze nieuwe ervaring op te bouwen. Wanneer mijn lichaam onverschillig is en mijn intellect
stelt mij een bepaald doel, dan kan ik dit wel verwerkelijken, maar alleen in zoverre het niet in
strijd komt met mijn normale lichamelijke behoeften en wensen. Bezit ik nu echter een
geestelijk overwicht op mijzelve en erken ik: dit is noodzakelijk, ten koste van alles; deze
bewustwording die ik stoffelijk heb gehad, is de moeite waard om doorgezet te worden, dan
kan ik, met deze gevormde gedachte, plus de kracht van mijn geest, mijn lichaam beheersen.
Ik ben dan een wilskrachtig persoon. En daar heeft U dan de relatie eigenlijk zo heel
eenvoudigjes uit elkaar gezet. Moeten we het verder uiteenrafelen, dan komen we in de
psychologische problemen terecht. Ik wil er natuurlijk graag op in gaan, hoor, maar dat laat ik
aan U over. De kern van de zaak heb ik geloof ik zo wel beantwoord.
Ik dank U wel. In verband hiermee zou ik nog een vraag willen stellen, hoe het dan staat
met onze vrije wil.
Kijkt U eens: als ik over een vrije wil spreek, dan is dat inderdaad waar, want ik ben vrij om te
willen wat ik mij voor kan stellen, nietwaar? Maar ik blijf in mijn vrije wil altijd beperkt tot
datgene wat voor mij voorstelbaar is en dat wil dus zeggen dat de vrije wil beperkt wordt door
de stoffelijke verlangens en mogelijkheden enerzijds en het intellect - als U het zo wilt noemen
- het bewustzijn anderzijds waarbij het totaal van de geestelijke bewustwording altijd
ondergeschikt gemaakt wordt, aan de stoffelijke condities, zodat in een stoffelijk leven alleen
datgene bereikt kan worden, wat ook inderdaad stoffelijk mogelijk is, waarbij een sublimeren
van de stof door de geest, praktisch tot de onmogelijkheden behoort, en slechts wanneer de
stof aan de geest is aangepast, op een werkelijke sublimatie kan worden overgegaan en deze
bereikt kan worden. Antwoord voldoende?
Ja, dank U.
Ik had U willen vragen of U zou willen spreken over de thaumaturgie.
Traumaturgie, dat is? Vertaalt U het eens in het Hollands.
Dat is de wijze voor het tot stand brengen van genezing.
Ja, inderdaad, van traumata?
Neen niet van traumata, het is thaumaturgie.
Thaumaturgie, nu daar heb ik eerlijk gezegd nog niet van gehoord. Ik zou natuurlijk even
kunnen vissen of ik daar hier of daar inlichtingen over krijg, maar als U mij precies omschrijft
wat U wilt horen, dan zal ik kijken of ik die inlichtingen vinden kan.
Het gaat n. l. erom dat iedere persoon een mogelijkheid heeft om een ander te genezen en
het gaat hier over de geestelijke methode waarop dat zou kunnen gebeuren.
Ah juist, nu ja, we zullen dat eens even informeren precies, want als U daar zo met een woord
komt wat mij op het ogenblik vreemd is, dan moet ik wel heel zeker zijn van mijn doel, dat Uw
uiteenzetting ook volledig en alomvattend is. Wat ik eerlijk gezegd vermoed aan Uw eigen
denken te merken dat deze uiteenzetting onvolledig blijft.
Ik heb me laten we zeggen, tot een bepaald gedeelte daarvan beperkt.
Ja, een zeer bepaald gedeelte zelfs hé?
Ja.
Nu ja, dat hindert niet, dat zullen we even bekijken. Hebben we ondertussen een ander klein
probleempje of vraagje daar tussendoor?
Ik zou U willen vragen, naar aanleiding van wat daar straks gevraagd is, of U misschien
nog iets kunt zeggen over de strijd tussen spitsvondigheid en rechtsbewustzijn en de
rechtsbedeling?
Weet U voor wie dat een schitterend onderwerp zou zijn? - hij komt niet op deze kring,
tenminste niet als spreker - voor onze vriend Henri, want die is zeer zeker spitsvondig en heeft
een ontwikkeld rechtsgevoel en kan over rechtsbeleving dus ook meepraten. Maar laten we
zeggen dat in doorsnee het z. g. recht is het bevestigen van onrecht, maar onrecht dat
geratificeerd wordt door het totaal van de menigte, waarbij het eigen rechtservaren veelal in
opstand komt tegen het recht en daardoor voor het gerecht gebracht kan worden. En wanneer
men dan berecht wordt, dan moet er een wapen tegen zijn en dat is spitsvondigheid. De

125
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 7 – 4 mei 1954

spitsvondigheid is dus uiteindelijk niets anders dan het zoeken van de fouten in het niet
rechtgevende recht, waardoor uit het niet-rechtgevende recht door onrecht tegen over het
recht, recht geboren kan worden. Ik word gesoufleerd hier op het ogenblik, dat merkt U
misschien. Vandaar dat ik het ook iets langzamer doe, hoor. Hij zou het zelf waarschijnlijk wat
vlugger afratelen. Maar U ziet dus, het komt eigenlijk hierop neer: spitsvondigheid is het
middel om in het recht, het eigen rechtsbewustzijn tegenover het aanvaarde recht te doen
zegevieren, of in andere gevallen, om eigen egoïsme tegenover de belangen van de menigte te
verdedigen. En als zodanig is spitsvondigheid m. i. toelaatbaar, zelfs een goed hanteerbaar
wapen op het moment, waar in een bepaalde zaak het z. g. recht, d.w.z. de wet met het
menselijk rechtsgevoel in strijd is, en dat komt heel vaak voor. Zodat men met de grootste
spitsvondigheid de wetten draait en keert totdat ze precies dat betekenen wat ze nooit bedoeld
waren als betekenis in zich te dragen. En dat is eigenaardig genoeg dat doen niet alleen de
advocaten, dat zou U misschien denken, maar dat doen bij voorkeur de rechtgevenden oftewel
de rechters. Is het voldoende zo in het kort?
Ja, dank U wel.
Nou, dan moet ik even terugkomen op dat genezen. Kijkt U eens, er wordt hier dit gezegd:
genezen kan een ieder uit eigen kracht; dat is inderdaad waar, indien de persoon in staat is
om deze kracht te richten. de wijze waarop deze kracht wordt aangewend, is afhankelijk van
de eigen vitaliteit, zodat de grootte van de levenskracht bepalend is voor de geneeskrachtige
werking die men zonder meer heeft t. o. v. elk ander mens. Daar komt verder bij dat de eigen
stromingen - Ja, het eigen trillingsgetal wordt hier gezegd; dat zal wel goed zijn nietwaar - het
eigen trillingsgetal dus - ik ken het wel in andere samenhang - volledig in overeenstemming
behoort te zijn met dat van de patiënt of een harmonische van het trillingsgetal van de patiënt.
En hoe moet dan laten we zeggen de medicus die dat zou willen toepassen, zijn
trillingsgetal aanpassen aan dat van de patiënt?
Ik geloof dat deze aanpassing praktisch niet mogelijk is voor iemand die niet tot de graden van
esoterische ingewijden behoort reeds.
Dus, laten we zeggen, deze methode is dan niet bruikbaar voor de arts.
Voor de doorsnee arts niet.
Maar wanneer men zich openstelt, en men hulp krijgt, geestelijke hulp krijgt, wordt dan het
trillingsgetal automatisch gejustificeerd.
Neen, dat is juist het eigenaardige, dat gebeurt niet. Dat kan tot een zekere mate gebeuren,
maar dan krijgen we de genezers die zich specialiseren op bepaalde kwalen, waarbij dus een
aanpassing in bepaalde zin, voor een bepaald deel van het lichaam als het ware mogelijk
wordt, terwijl het voor het gehele lichaam niet mogelijk is. Is dat begrijpelijk?
Ja.
Er zijn toch ook genezingen tot stand gekomen door een magnetiseur, of het kan niet
schelen hoe, waar de patiënten toch helemaal niet wisten dat ze behandeld werden en toch
genezingen tot stand kwamen. En dan moest natuurlijk de genezer wel het trillingsgetal
hebben dat overeenkwam met de patiënt zonder dat hij dat eigenlijk wist.
Ja, inderdaad, anders is het niet mogelijk. En dat is nu het grote gevaar dat veel mensen ertoe
overgaan om zichzelf te suggereren dat ze alles kunnen. Ik geloof dat het voor heel veel
magnetiseurs erg nuttig zou zijn om na te gaan bij welke gevallen ze inderdaad grote
successen hebben. En dan zullen we zien dat verschillenden van degenen die zich wagen aan
elk ziektegeval, uiteindelijk goede genezers zijn voor b.v. neurose, terwijl ze in elk ander geval
geen resultaat, of praktisch geen resultaat boeken. Er zijn sommigen die buitengewoon sterk
zijn b.v. in het opheffen van rheumatische aandoeningen, die verlammingen e. d. in orde
kunnen brengen, maar die zullen meestal ook weer niet in staat zijn om b.v. een oogziekte te
genezen, die zullen niet in staat zijn om doofheid te genezen of een aandoening van de
hersenen; anderen weer hebben een zeer gunstige invloed op kanker, maar diezelfde mensen
moet je niet gebruiken voor tuberculose. En wanneer elk van deze para-normale genezers zich
dus zou realiseren wat zin eigen specialiteit en mogelijkheid is, mits hij werkt met een
geestelijke kracht waardoor aanpassing aan elke patiënt mogelijk is - dat is ook nog de vraag
natuurlijk, in hoeverre dit gebeurt - dan zouden we uiteindelijk te maken krijgen met een groot

126
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 7 – 4 mei 1954

aantal specialisten op dit gebied, laten we zeggen meer materialistische specialist dan de con-
trole houdt en dus ook tevens alle bijkomende kwaaltjes zal moeten behandelen en verwerken
of zelfs één patiënt met een complex ziektegeval in handen is gelijktijdig van drie tot vier
genezers. En dat gebeurt helaas niet.
Mag ik in aansluiting hierop een vraag stellen? U had het over harmonischen en U had het
over trillingsgetallen. En naar aanleiding van hetgeen U nu op het ogenblik medegedeeld
heeft, dat genezers speciaal bepaalde ziekten kunnen genezen, zou ik hieruit willen
concluderen dat, als U spreekt van trillingsgetal en harmonische, dat bepaalde
ziektebeelden dan een bepaald trillingsgetal zouden hebben waarop deze genezers speciaal
een straling kunnen uitoefenen of een intensiteit kunnen uitoefenen om dat trillingsgetal
van een bepaald ziektewerkend agens te beïnvloeden.
Ja, dat is niet helemaal juist; ik zit voortdurend te spieken, om eerlijk te zijn dus ik zit
voortdurend eventjes te informeren.
Mag ik daar dan even wat van zeggen, want ik heb die vraag gesteld. Kijk, de kwestie zit n.
l. als volgt. Er is een bepaalde opleidingsmethode voor mensen met een wichelroede en die
hebben deze volgende methode: zij moeten de uitstralende kracht bepalen op diverse
organen, op een ziek orgaan en op een gezond orgaan en zij gaan dan met de diverse
geneesmiddelen na of de uitstraling van deze geneesmiddelen in overeenstemming zijn
met het gezonde orgaan. Is dat geneesmiddel goed met het gezonde orgaan, dan gaat dat,
want, laten we zeggen; in de normale wetenschap in de toepassing is daar op het ogenblik
vandaag aan de dag, hebben ze dit n. l. ook dit gevonden, dat wanneer ze regen willen
hebben, dan verdampen ze Chloorjodide in koolstofkorreltjes en die gaat in de lucht en die
veroorzaakt regen. Wat is nou het merkwaardige? Dat de kristalstructuur van Chloorjodide
volkomen gelijkwaardig is aan de kristalstructuur van sneeuw, van ijs. Dus daar gaat
blijkbaar een dusdanig trillings en krachtencomplex uit van dat kristal van Chloorjodide,
zodat die vormingskrachten zouden kunnen ontstaan in de ijskristallen. En ik had ook
gedacht dat op die manier misschien bepaalde genezers een dergelijke trilling zouden
kunnen opwekken, die voor dat orgaan goed is.
Neen, het eigenaardige is juist dit; de doorsnee genezer die specialiseert zich op een bepaalde
ziekte en wel omdat een ziekte van een bepaald orgaan, of een bepaald deel van het weefsel,
of een bepaald deel van het zenuwstelsel, betekent, een zeer specifieke afwijking van het
normale veld. Dus laten we zeggen, normaal in het tempo van pulsering 500; we nemen
natuurlijk volkomen fictieve getallen. Nu wordt het orgaan ziek en wordt gebracht tot 400; het
valt dus terug. Nu zou U zeggen; nu zou het beste zijn dus een genezer die de straling van
500 beheerst. Maar dat is niet waar, want die straling kan veranderen, want er is een andere
patiënt die heeft voor hetzelfde weefsel een pulseringsgetal voor de levensstroom van 700, en
daar valt het tot 600. Wat is nu het eigenaardige dus? Deze genezer past zich niet aan aan de
patiënt maar compenseert het tekort dat door de ziekte ontstaat.
De honderd.
De honderd in dit geval dus en diens trillingsgetal is dus eigenlijk 100 toevoegend, aan de
eigen. Het klinkt een beetje erg eenvoudig en het is logisch niet als helemaal juist, hoor, maar
ik geef dit dus als een heel grof voorbeeld. We kunnen het anders zeggen; er wordt op een
bepaald vlak normalerwijze een kracht uitgeoefend van 25 pond, er treedt ziekte op, daardoor
is die kracht maar 24 pond. Nu ga ik met mijn hand een druk uitoefenen van 1 pond en heb
daarmee de normale toestand weer doen intreden, waardoor de normale reactie mogelijk
wordt en uiteindelijk misschien het tekort weer wordt aangevuld. Dat is de kwestie dus van de
genezer die zich gespecialiseerd heeft. Wat U vertelt over die geneesmiddelen is trouwens ook
niet volledig juist. Ik neem heel graag aan. .
Dat was het verhaaltje uit een boek hoor dat ik als zodanig aanhaal.
Ja, ja, ik wil heel graag geloven dat men dat probeert en dat men dat doet, maar dan maak ik
onmiddellijk deze opmerking - altijd in commissie natuurlijk, hoor - als inderdaad een
frequentie-overeenkomst zou bestaan, een uitstralings- of intensiteitsovereenkomst tussen het
geneesmiddel en het gezonde orgaan, dan zou een toevoeging van dit geneesmiddel niet een
aanvulling maar een vervanging van het gezonde orgaan betekenen. Dit kan tijdelijk de
veerkracht sterk verhogen en in de rest van het lichaam de normale toestand weer tot stand
127
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 7 – 4 mei 1954

doen komen, maar zal niet in staat zijn om aan te vullen waar het de volledige taak van het
zieke orgaan overneemt# en dat dus niet sprake kan zijn van een recuperatie die aan is
gepast aan de behoeften van het lichaam, zodat een dergelijke genezing altijd tot oorzaak zal
hebben een verandering in het orgaan zelf, waardoor lichte afwijkingen toch blijven optreden.
Of er moet een juiste prikkel komen om het zieke lichaamsdeel zelf te laten genezen,
nietwaar?
Juist. Dus laten we het zo zeggen: we moeten het eigenlijk meer hebben van de homeopathie
als het er op aan komt dan van alleen maar de geneesmethode die zonder meer de oorzaak
wegneemt, want als je dat doet, dan schep je daarmee een verzwakking inplaats van een
versterking.
Ja, maar een ziek lichaamsdeel krijgt toch ook een andere kleur?
Ja, dat is een kwestie van waarneming, dat is weer de uitstraling die U waarneemt, nietwaar?
Wanneer daar een - laten we het maar weer een frequentie-verandering noemen - wanneer er
een frequentie-verandering optreedt, dan krijg je uiteindelijk hetzelfde als in het licht, de
lichtscala, die ook een glijdende schaal is, waarbij de verschillende kleuren geleidelijk in elkaar
overgaan. En zo kun je dus de grote of minder grote gezondheid van een persoon, aan zijn
uitstraling zien
In de aura.
Ja, natuurlijk.
En iedere kleur is een trillingsgetal, dus als je je daar op instelt. . .
Inderdaad, dus dat is volledig juist, daar behoef ik verder niets aan toe te voegen. Moeten we
nog verder met dit onderwerp, of kan ik de telefoon neerleggen?
In hoeverre zit U dan met het volgende. We hebben het hier over een ziek orgaan, maar
dat in toch eigenlijk een orthodoxe opvatting van ziekte, we hebben toch te maken met een
zieke mens en door ons dus maar alleen op dat orgaan te richten, dan zouden we ons toch
eigenlijk in die orthodoxe therapieën weer vastleggen, en niet dus dat we de mens in zijn
geheel beschouwen en ook reagerend in zijn geheel.
Ja, dat is inderdaad waar wat U daar zegt. Maar nu moeten we één ding niet vergeten, n. l. dat
de oorzaak van de ziekte over het algemeen niet zo gemakkelijk ontdekt kan worden dat de
patiënt inderdaad geneest voordat hij aan de ziekte onder gaat of zonder dat er al een
definitieve bevestiging van dit ziektebeeld is gekomen die blijvend is. Ik bedoel hiermede dus
dit te zeggen; met psycho-therapeutische middelen kan men een groot aantal kwalen
opheffen, maar nooit kwalen die van een, laten we zeggen, structuur-veranderende
geaardheid zijn.
Waar toch de geest de formerende eigenschappen heeft kan hij uiteindelijk toch de materie
ook beïnvloeden?
Dat ben ik volledig met U eens, maar dit veronderstelt dus als eerste voorwaarde een
bewustzijnskern, die bij het aanwezig zijn van een ziekte wel degelijk bewezen in niet te
bestaan. Kijkt U eens, dat is nu precies hetzelfde als U zegt: ja natuurlijk, wij kunnen die
voetganger nu wel op een ezeltje laten rijden een eindje,maar waarom zouden we hem niet in
een auto zetten want hij kan toch chaufferen. Maar als die man nu niet kan chaufferen, dan
kan hij met die auto niet vooruit,maar met een ezeltje wel.
Ik geloof wel dat deze vergelijking - nu gaat elke vergelijking mank. . . . .
Die gaat noodzakelijkerwijze mank.
. . . . noodzakelijkerwijze mank gaat, maar het gaat hierom, het was eigenlijk een
probleem, zoals ik het stelde, in meer principiële vorm.
Ja, kijkt U eens, als U het principieel stelt, natuurlijk, de geest is superieur aan de stof, maar
om deze superioriteit tot uiting te doen komen, moet de geest een zodanig bewustzijn bezitten
dat hij inderdaad de stof kan beheersen. En nu blijkt juist dat een groot gedeelte van de
ziekten, fouten bij de mens, gebrek aan weerstandsvermogen etc. voortkomen, als we het op
de keper gaan bekijken, uit een gebrek aan geestelijk bewustzijn of strijdigheid in de psyche.
En deze strijdigheid die kunnen wij niet onmiddellijk opheffen. Wanneer we haar opheffen, dan
kunnen we daarmee het ziekteverschijnsel doen afnemen en uiteindelijk genezen, maar wij
128
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 7 – 4 mei 1954

kunnen niet deze geest zodanig inspireren, geloof ik, dat hij onmiddellijk in staat is om na het
wegnemen van de ontstane remming zelve de volledig normale toestand zonder meer te
herstellen, daar acht ik hem niet toe in staat; dit acht ik alleen mogelijk voor een bewuste
geest.
En dat is ook niet te brengen via een suggestie van een persoon die het vermogen heeft
deze kracht te suggereren?
Toch wel, mits die persoon zodanig gevoelig is dat hij, inderdaad het conflict herkennende, ook
het gebrek, wat oorzakelijk is uiteindelijk weer voor het ontstaan van het conflict, kent en kans
ziet om dit, hetzij door suggestie of hypnose te neutraliseren - hypnose is een betrekkelijk
gevaarlijke methode daarvoor - of zelfs tijdelijk om te zetten in een positieve kracht. Wanneer
dat kan dan vallen alle voorafgaande dingen weg, maar dan moet vooropgesteld worden dat
deze geest dus tijdelijk geleid en beheerst wordt door een andere, wel-ingewijde geest.
En wat voor innerlijke oppositiekrachten worden er in de patiënt gewekt wanneer je deze
methode toepast?
De innerlijke oppositie wordt altijd gewekt, indien de suggestie tegengesteld is aan het eigen
verlangen tot zelfbevestiging van de patiënt, dus m. a. w. elke suggestie gegeven, die niet
strookt met de mentaliteit van de patiënt zal een strijd doen ontstaan, die, zo al misschien het
eerste ziekteverschijnsel verdwijnt, onmiddellijk andere ziekteverschijnselen naar voren
brengt.
Dat ben ik volmaakt met U eens, maar nu we het toch over dergelijke onderwerpen
hebben, heb ik de vrijheid om het volgende even door te vragen. Dit is een vorm van
therapie die ik toepas. Nu is het vermeend probleem: we hebben - met één van de artsen
hier - een jongedame onder behandeling. Nu hebben we het er vroeger al eens over gehad,
in andere zittingen, dat we ons af moesten stellen op Uw groep - in de geest dan - hetgeen
ik dan ook inderdaad enthousiast doe. Ik heb zo het gevoel gehad dat er inderdaad ook die
leiding aanwezig was. Nu in het merkwaardige van het geval: de ene maal zien we eigenlijk
na korte tijd optreden een toestand die dan uiteindelijk wenselijk is, of liever, die
noodzakelijk is. . . . . .
Ja, bevredigend.
. . . . en een andere keer niet, hoewel ik toch meen enige van Uw groep daarbij te kunnen
waarnemen. Nu is voor mij het probleem: hoe komt het nu dat, waar de patiënt precies
weet waar het hem om draait - want die heeft geen aangename ziekte - de ene keer de
resultaten zo'n hoop beter zijn dan de andere keer. Ligt dat aan mij, die daar toch tot op
zekere hoogte als intermediair zit? Ik heb ook getracht na te gaan of mijn eigen instelling
wel juist is, met, enfin wat er dan allemaal bij gebeurt; degenen die dan daarbij zijn zullen
dat weten. En nu wilde ik vragen, als daar fouten gebeuren van mijn kant, welke fouten dat
zijn?
Of van mijn kant. (Dr. V. )
Of van zijn kant.
Nou, dat kunnen we geloof ik wel heel kort stellen. Kijkt U eens, Uw houding tegenover het
leven is niet altijd volkomen gelijk, en deze reactie werkt ook door wanneer U een patiënt
behandelt - dat is logisch - zodat bij Uw instelling, zelfs bij beste vermogen, U toch een zekere
ongelijkmatigheid van instelling vertoont.
Ja.
En deze factor schijnt voor de patiënt in kwestie zeer sterk in te werken. U staat mij misschien
toe een paar vragen te stellen?
Erg graag.
U gaat uit van de veronderstelling natuurlijk dat deze ziekte in principe een neurose is.
In principe, of - als ik het zo mag beantwoorden - in de zin zoals Freud het gezegd heeft:
jede Krankheit ist eine primaire Sache. Volgt U?
Maar U weet zeer zeker dat er een tweede en uitermate stoffelijke oorzakelijkheid voor is.
Dat weten we zeker.

129
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 7 – 4 mei 1954

Juist. Nu weet U ook dat deze stoffelijke oorzakelijkheid een psychisch trauma heeft
achtergelaten, of niet?
Ik zou het liever omdraaien, want dit is opgetreden nadat die patiënte een sterk psychische
trauma ondergaan heeft, dus het is hier een litteken werkelijk.
Ja, inderdaad, dat is mogelijk natuurlijk. Wanneer zo het geval is, dan zou dus deze ziekte
uiteindelijk schijnbaar psychisch veroorzaakt zijn. Maar nu vraag ik mij af in dit geval - ja, het
is dus, laten we zeggen, gewoon een praatje onder ons, hoor, ik zit hier helemaal niet te
doceren - was deze ziekte niet-geuit aanwezig op het ogenblik dat het trauma tot stand kwam?
Bestaat die mogelijkheid?
De dispositie vermoedelijk wel. Het is een bronchi-ectasie. Maar nu hebben we hier de
somateus, die zit hier naast mij, uit wiens praktijk zij is, die kan U daar vermoedelijk over
toelichten. Ik ben n. l. de psycho-therapeut en hij is de somato-therapeut.
Volgens mij zit de situatie zo in elkaar, dat dit kind ook vermoedelijk congenitaal of tengevolge
van een kinkhoest of iets van dien aard, die bronchi-ectasie gekregen heeft, verdeeld over
beide longen, waardoor het al niet mogelijk is om operatief die zaak te behandelen, want als
dat aan één kant zit, dan willen we dat nog wel eens operatief proberen, ofschoon ik daar nu
ook geen bewonderaar van ben. Maar nu is het wel zeer merkwaardig dat, toen dat kind op
latere leeftijd een zeer sterk psychisch trauma kreeg, dat deze zaak ook werkelijk zeer sterk
verergerd is. Ja, en staat dit in verband. . U staat mij toch toe, nietwaar, om te vragen?
Ja.
Staat dit in verband met het begeerteleven?
Ja.
Direct, nietwaar?
Ongetwijfeld.
Is het niet van belang of de werkelijke wil tot genezen aanwezig is?
Ja, daar gaat het nu juist om. Kijkt U eens. Nu gaan we dus verder analyseren. Waarschijnlijk
heeft ook de oorzaak van de ziekte met, laten we zeggen, de zinnen onmiddellijk verband
gehad. Zij is aanwezig geweest vóór het psychisch trauma; zij heeft zich in die tijd niet of
beperkt geuit, omdat andere uitingsmogelijkheden bestonden. Het ontstaan van een
psychische schok heeft toen plotseling al deze toestanden, die dus in de vroegere periode
verankerd liggen, naar voren gebracht en daardoor is uiteindelijk deze ziekte-uiting tot stand
gekomen. Nu vraag ik mij af: ligt de periode kort vóór dit psychisch trauma soms in een
tendenz van een bepaalde stemming, een bepaalde sfeer?
Waar het hier een longkwestie is, kunnen we wel psychologisch al de sfeer aanduiden, waar
het hier natuurlijk een liefdeskwestie is geweest.
Juist.
Dus dat is in zoverre natuurlijk wel. En een liefdeskwestie, met een hoofdletter ook nog,
want anders had zij zich niet op een dergelijke manier hier juist op die longen vastgezet.
Dus in zoverre sluit het kringetje; het is een afgerond geval.
En wanneer dat nu afgerond ie, dan ga ik even terug naar -wat U daarnet opmerkte omtrent
het de ene maal niet en de andere maal wel resultaat. De perioden dat U daar wel resultaat
heeft, heeft U waarschijnlijk geschapen door Uw eigen houding, de wijze waarop U het leven
op dat ogenblik aanzag; Uw houding en ook Uw verzekerdheid, een sfeer die herinnerde op
enigerlei wijze aan deze periode voor het psychisch trauma, waardoor het herbeleven van
gunstige omstandigheden het mogelijk maakte om geestelijke invloeden sterk te doen werken,
en daardoor inderdaad een soms zelfs zeer aanmerkelijke verbetering in korte tijd tot stand te
doen komen. Wanneer echter de patiënt daarna deze sfeer niet meer ervaart dan treden de
verweereffecten in deze patiënt, die niet verlangt na dit gezond te zijn, treden onmiddellijk als
afweer in werking en wij krijgen een terugval, die dan bij een volgen de behandeling#
wanneer het effect herhaald kan worden, wordt opgeheven en een weer snellere verbetering te
zien geeft, maar is deze sfeer een ogenblik niet aanwezig, dan zal het effect veel minder zijn
en blijft alleen het vertrouwen in de genezende werking van de bijeenkomst psychologisch nog
enige invloed uitoefenen. Bent U het met deze analyse eens?

130
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 7 – 4 mei 1954

Ja, dat ben ik zeker. Het is alleen het lastige natuurlijk: je hebt je eigen gevoelens, en zo'n
patiënt ook, die heeft haar eigen gevoelens toch niet aan een touwtje.
Neen, het gaat hier om de oorzaak in de eerste plaats. Maar we gaan even verder, tenminste,
met Uw welnemen natuurlijk, hoor, -want we zijn nu eindelijk gekomen aan een geval dat toch
wel zeer aan het persoonlijke grenst, zij het dan niet egoïstisch
Het is wel belangrijk voor ons allemaal.
Ja, qua illustratie-materiaal geloof ik zelfs onvergelijkelijk. Ik heb hier tenminste op het
ogenblik een heel stelletje mensen om me heen van onze kant, die zich ook voor het geval
interesseren en dat is erg prettig, want nu heb ik tenminste de mogelijkheid om te refereren.
Het kan toch ook een vlucht zijn in de ziekte?
Inderdaad, ik heb met andere woorden hetzelfde beweerd.
Ja.
Bij de meesten is het toch een vlucht in de ziekte.
Ja goed, hier gaat het ons nu niet om, het gaat erom: hoe kunnen we deze vlucht tot stilstand
brengen?
Hoe kunnen we dit kind helpen, hoe kunnen we dit kind geestelijk helpen, dat het
geestelijk een andere levensinstelling krijgt, waardoor we komen tot een overwinning van
deze kwaal?
Laten we zeggen dat eerst het emotieleven tot kalmte gebracht moet worden.
Dat lijkt me in dit geval zeer moeilijk doenlijk, want kijk eens, deze patiënte heeft bepaalde
interessen. Deze bepaalde interessen die zouden bevorderd kunnen worden, ze zouden
gebundeld kunnen worden met een mogelijkheid om deze speciaal en juist te beleven wanneer
een verbetering optreedt. Accoord?
Zegt U dat nog eens.
Het is niet zo gemakkelijk te bewerkstelligen, maar men kan althans de suggestie in deze
richting doen werken, waarna het wilsvermogen zelve de verwerkelijking zelf misschien tot
realiteit kan maken. Maar men moet de suggestie leggen dus: al wat nu op het ogenblik
gebeurt, de toevlucht die je zoekt, die kun je nooit vinden zolang je vlucht in de ziekte, en aan
de andere kant, die toevlucht die staat voor je te wachten, die is er.
In de positieve eigenschappen van de persoon, van het meisje.
Daar praten we niet over, want als je dat aan de patiënte zelve zegt; dan ben ik bang dat er
nog een zwaardere ineenstorting komt. Maar dat hoeven we ook niet te zeggen. Per slot van
rekening, als we het geval analyseren - ik ben zo vrij om een klein beetje uit Uw gedachten
ook erbij te putten, nietwaar, dan spreek ik het maar meteen uit - de patiënte in kwestie heeft
iets van de klimop in zich,. .
Ja, ja.
. . . . . moet iets hebben om zich aan te hechten.
Is geneigd dat aan ieder te doen die haar vriendelijk tegemoet treedt.
Inderdaad,. . .
En vandaar dat ik er wel eens bang voor ben.
. . . Maar dit leidt wederom tot grote conflicten op zichzelf reeds. Is het nu niet mogelijk om in
de therapie een langzame suggestie zodanig te richten dat in plaats van "de wereld" als
houvast, een bepaald iets houvast wordt? Stel dit desnoods in abstracte zin, liever in reële zin
als daar een mogelijkheid toe is. Leg deze suggestie in haar vast: denk er nu om, dit kan
alleen pas werkelijkheid worden wanneer dit alles voorbij is, en het gaat goed, we kunnen dit
de baas worden, en je merkt het elke keer weer. Probeer dan voor Uzelve - neem me niet
kwalijk dat ik het zo zeg - een zo zonnig mogelijk humeur te hebben en laat de patiënte liever
een, laten we zeggen, met wat minder moeite, alleen met het hoogst noodzakelijke huiswaarts
gaan, wanneer U niet in een stemming bent dat U zich -werkelijk kunt geven. Zo zult U op den
duur een gunstiger resultaat hebben dan wanneer U Uw werking, ook met suggestie etc. ,
voortzet en komt tot de conclusie: hé, ik ben eigenlijk niet in stemming. Het kan zijn dat U een
andere patiënt behandeld hebt kort daarvoor, om maar eens iets te noemen, die een zodanig

131
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 7 – 4 mei 1954

strijdig geval was, dat het niet mogelijk is onmiddellijk over te schakelen. Laat dan liever zo'n
patiënt even wachten als het kan. Begrijpt U wat ik bedoel? En dan geloof ik dat U op den duur
op deze wijze grotere resultaten hebt dan wanneer U met de regelmaat van de klok als het
ware zegt: nu moet dit gebeuren, nu doen we dit. Dus houdt U niet alleen rekening met de
gewone noodzakelijkheid en knoop daaraan vast een totale behandeling. Nietwaar, laat het
liever een keer vluchtig voorbij gaan, maar zorg dat Uzelf in een zo zonnig mogelijke
stemming bent - en dat is wel hard nodig bij deze patiënte ook - en verder, laat U vooral niet
bang maken, wat soms Uw reactie zeer zeker wel zal zijn: " ja maar, alle mensen, als we zo
doorgaan. . . ", dan wordt ze ziek en dan blijft ze ziek om ons.
Er is een sterke binding gelegd uit de aard van de zaak, van het kind tot ons en die wordt
dan ook getoond, en wat we hier naar voren brengen is lang geen denkbeeldig gevaar,
maar dat sluit wederom de circulus vitiosus.
Nu ja, dat is helemaal niet nodig, want U kunt zeggen: op het moment dat ik de genezing tot
stand breng, los ik de binding op.
Maar zover zijn we nog niet.
Maar als ik het goed begrepen heb, is het de bedoeling, naast wat wij op het ogenblik doen
en wat we doen moeten in een zo goed mogelijke stemming, in een zo goed mogelijk
humeur, in een zo goed mogelijke zelfgerichtheid, dat we daarnaast ook de patiënte
trachten iets te geven wat haar leven kan vullen, waar zij haar aandacht op kan vestigen,
waardoor zij ook zelf een aangenamer sfeer in haar leven krijgt.
Inderdaad.
Iets materieels of geestelijks: ga óf Engels studeren óf ga b.v. sociaal werk doen 'of ga wat
anders doen, maar doe wat.
Maar houdt U dan vooral rekening met de mentaliteit van de patiënt, die waarschijnlijk wel
enigszins bijzonder is, en opper iets waarbij zeer zeker een resultaat bereikt moet kunnen
worden, dat voor de patiënt zelve iets betekent. Ik geloof dat we dit zeer zeker moeten zoeken
in een aanzien, een persoonlijke waarde winnen voor anderen. Dus de patiënt moet haar
persoonlijke waarde voor anderen verhogen en kan dit via deze weg en kan daardoor veel
verder doorgrijpen dan anders, zegt U desnoods maar voor iemand mogelijk is". Gebruikt U
rustig maar een beetje de stroopkwast bij de suggestie, dat hindert in een geval als dit heel
weinig, omdat uiteindelijk zoveel bitterheid en gal, geneutraliseerd moet worden, dat een
beetje honing geen kwaad doet. Nou, nu heb ik me daar heel erg mee bezig gehouden,
vrienden.
Zou dat emotieleven door middelen niet, laten we zeggen, getemperd kunnen worden en
zou dan de arts niet meer succes hebben met zijn methodes?
Als het zuiver stoffelijke emotionaliteit was wel, maar kijkt U eens, in een dergelijk geval krijgt
U te doen met een eigenaardig verdringingsverschijnsel. Wanneer op een gegeven ogenblik
een psychisch trauma ontstaat - meestal door frustratie, stoffelijk - dan krijgen -we hiervoor in
de plaats een idee-fixe dat zorgvuldig verborgen wordt gehouden, maar dat voortdurend het
gedachteleven blijft beheersen, ook wanneer de stoffelijke mogelijkheden zelfs niet meer
aanwezig zouden zijn. En dat is natuurlijk iets, dat kun je niet alleen met stoffelijke middelen
oplossen.
Maar ik bedoel als hulpmiddel, met, laten we zeggen panthopon, zodat ze wat gekalmeerd
wordt.
Ik zou er in dit geval zeer huiverig voor zijn om het te gebruiken
Geen opiaten alsjeblieft.
want als wij de kant uitgaan waar wij, laten we zeggen, de droombevrediging gaan stellen in
de plaats van de realiteit
Nee, nee, niet zoveel.
Niet zoveel?
Nee
Neemt U me niet kwalijk, dit zou het uiteindelijke resultaat worden

132
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 7 – 4 mei 1954

Ongetwijfeld.
…en dan verzwakt U het weerstandsvermogen en schept U nog een tweede trauma daarnaast,
eigenlijk inplaats van dat U het eerste helpt genezen. U moet me niet kwalijk nemen, hoor,
maar ik meen dat onze visie - ik mag niet zeggen "mijn" visie, want ik doe het niet alleen op
het ogenblik - in deze toch wel gezond is, hoor. Daar zou ik absoluut niet aan beginnen.
Die visie wordt van deze zijde nogal aardig gedeeld.
Nou, ik ben ervan overtuigd dat dat gebeuren moet, als je tenminste eerlijk staat tegenover de
dingen en niet jezelf in wanhopige avonturen op geneeskundig gebied wilt gaan storten, want
dan krijg je de proefneming, die wel eens een keer een éclatant succes kan hebben, maar die
in 9 van de 10 gevallen de patiënt inderdaad tot ex-patiënt maakt en ook tot ex-stofmens, en
dat is natuurlijk niet de bedoeling van de zaak. Deze dingen zijn niet zo gemakkelijk
experimenteel op te lossen, tenzij je een voldoende helder inzicht hebt in het zuiver
emotionele en psychisch leven en dat is erg moeilijk. Ik heb nu mijn oordeel daarover
gegeven. Ik zou zeggen: laten we deze zaak laten rusten. Is er nog één ander vraagje om af
te sluiten, of zijn we er werkelijk doorheen voor vanavond. . . . Nou, de rijstenbrijberg schijnt
inderdaad doorbroken, of moet ik zeggen "de rijstbarriére", een modernere term? Laten we
hopen dat ze U goed gesmaakt heeft. Ik geef het woord over aan de laatste spreker voor de
bekende sluiting. Goeden avond.
Goeden avond vrienden,
Wij gaan dan vanavond besluiten met een meditatie en wij zullen dat doen aan de hand van
een onderwerp dat Uzelf stelt, één onderwerp alstublieft.
Levensvreugde.
Levensvreugde.
Leven, doorstroomd voelen van de gebeurtenissen, te weten dat je bestaat. Leven, leven vol
van gebeurtenissen, leven dat altijd weer iets nieuws biedt, leven dat altijd weer kracht geeft,
leven dat altijd weer wonderlijk is en schoon en leven dat nooit het totaal van je voorstelling
var, leven echter weet te vervullen. Het leven reikt vaak dicht aan de volmaaktheid, maar wij,
dromend van de volmaaktheid, eisen soms van het leven dat het volmaakt zij en zien de
tekorten, en in bitterheid vergeten we te leven. We laten het goede van het leven sterven,
omdat het leven niet is zoals wij het wensen. Dan gaat het leven teloor en ten gronde. Maar er
is een andere manier om te leven, een betere vreugd, een beter bestaan, een beter leven kun
je voeren, wanneer het hele leven je doorstroomt en uit elke kleinigheid puurt, als een bij uit
de bloem de edele nectar der goden, puurt de vreugde die in alle kleine dingen gelegen is,
puurt de kleine lichte ontroeringen die het leven biedt, de kleine lach, de tevreden glimlach
van een ogenblik, de bezonken moeheid van loomgeworden spieren, de zuchtend schone
droom die bij het ontwaken nog een ogenblik navlindert. Levensvreugde, het gevoel van de
regen die in je gezicht gaat en die je voelt drijven het bloed naar de porién totdat de huid als
het ware gespannen en roodblozend, tintelend, levend zich biedt als een schild tegen het
neerstriemend water. Levensvreugde, elke ademhaling die je borst doet rijzen, voelen als
nieuwe kracht die bij je binnenvloeit. Levensvreugde, dat is de vreugde van het kleine; de
grote levensvreugde bestaat niet, want het leven zoals wij dit zien en kennen, is niet het
werkelijke leven, het is alleen maar een tocht naar een begrip van dat werkelijke leven, dat we
wel voelen, maar niet geheel kunnen zien, aanschouwen en begrijpen. Wij kunnen niet in het
grote gelukkig zijn, wij zijn geen groten, maar we kunnen gelukkig zijn in het kleine en we
kunnen uit de duizenden kleine diamanten die het leven elke dag neersprenkelt over Je
bestaan, bouwen een juweel van fonkelende, kostbare schoonheid. Zijn de stenen klein, de
schoonheid blijft. En zo kun je de levensvreugde vinden in alle dingen. De levensvreugde kan
tintelen in de klank van een stemt ze kan tintelen in de roep van een vogel ergens in een
vroeg voorjaar. De vreugde van het leven is altijd rond je, die ligt in een plant die bloeiend de
zon tegemoet gaat, ze ligt zelfs in het stervende woud van de herfst, dat in een gouden
schoonheid begraaft de groene schoonheid van een rijke zomer; altijd is er vreugde. Het leven
is vreugde omdat het leven is, maar wie van het leven wil maken de volmaakte droom die in
een onvolmaakt begrip ontwaakt is, die zal nooit levensvreugde kunnen vinden, die zal altijd
zeggen; niet werd mij gegeven dit en dat, ontnomen werd me zoveel, hoe kan ik vrolijk zijn

133
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 7 – 4 mei 1954

wanneer ik dit alles missen moet. Het is als de vrek die, tellend zijn goudstukken op de volle
kist, er enkele mist en niet meer kent het bezit van al dit wat hij nog heeft, maar alleen maar
weent over het verlorene, in bitterheid ten onder gaat. Het leven is een schatkist vol, vol van
kleine dingen, vol kracht en vreugde. In elk leven waart de goedheid rond, in elk leven is de
liefde, in elk leven is het geluk, vliedend misschien een ogenblik, maar wacht dan niet op het
moment dat het geluk op Je toe komt stromen, overweldigend groot als een poort tot de
nieuwe wereld. Uit druppels wordt de zee geboren, uit de druppels van een leven die men een
ogenblik doorvoelt, begrijpt en kent, de bezinning op het kleine, wordt de oceaan van
levensvreugd geboren, die ons kracht geeft om voort te gaan tot de oneindigheid. Zo, wanneer
de levensvreugde Uw doel is, zoek niet ver, zoek in het kleine, want de vreugde is rond U en
met U altijd, Maar ge moet haar zien, ge moet U nederig kunnen bukken zo nu en dan om haar
te rapen, ge moet soms Uw starende ogen van de horizon wegnemen en zien naar al datgene
wat rond U is. Die door het leven gaat, zoekend naar de kleine vreugden, die vindt zo'n zee
van geluk, zo'n zee van kracht, dat het leven een werkelijke vreugde is geworden, maar wie,
slechts strak blijft staren naar de horizon, die zal heel vaak de kleine vreugde niet zien, want
levensvreugde is niet slechts bereiking, levensvreugde is leven. En ik zou U allen willen
zeggen, vrienden; moge het leven druk zijn en haastig en gejaagd, wanneer er een klein
moment is van een lach en een vreugde, bewaar die kostbaarheid en haast niet verder, want
ge zult sneller en beter verder kunnen gaan naar Uw doel, wanneer ge een ogenblik aarzelt om
die kleine vreugde in U op te nemen. En aan zult ge zeker bereiken wat ge wenst.
Dit is de meditatie die ik U voor deze avond geef. Moge het U gegeven zijn om de
levensvreugde te vinden waar zij is, vlak nabij, altijd rond U. Dan is een groot deel van onze
taak door U vervuld.
Goeden avond.

134
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 8 – 1 juni 1954

1 Juni 1954

LES 8

Goeden avond vrienden,


Wij hebben de vorige maal gesproken over het leven en zoals ik U reeds gezegd heb, wil ik
daarover nog iets doorgaan. We hebben toen bepaalde voorwaarden opgenoemd, zoals U zich
misschien zult herinneren, die noodzakelijk zijn voor het bestaan van leven en o. i. oorzakelijk
voor de verschijningsvormen daarvan. Echter zult U het met mij eens zijn dat wij hiermee het
leven zelve nog niet omschreven hebben. Wij hebben hiermee slechts een deel daarvan, een
factor daarvan aangeduid n. l. het uitingsleven zoals we dat o. a. in de stof en in sommige
sferen kennen. Wij willen echter verder gaan en trachten te vinden waarin de wezenheid ligt
van leven. Dat is uiteindelijk voor ons zeer belangrijk om dat goed te doorgronden. Allereerst -
en U zult weer merken dat ik bepaalde dingen aanhaal die we reeds in den treure behandeld
hebben, maar in het kort ; wij weten dat alle leven slechts realiseerbaar is door een
bewustzijn, zonder een bewustzijn kan er geen leven bestaan in de zin waarin wij dit opvatten,
dus een bewust bestaan, waarbij een verschil tussen "ik" - het wezen - en de wereld wordt
ervaren. Hieruit mag ik hoop ik de conclusie trekken, dat ons totale bewustzijn, onze totale
psyche, als U het zo wilt noemen, uiteindelijk identiek is met het leven voorzover het voor ons
acceptabel, aanvaardbaar en beleefbaar is. Is daar commentaar op? Geen. Verder gaande:
wanneer bewustzijn identiek kan worden geacht met leven, moet elke uitbreiding van
bewustzijn identiek zijn met een uitbreiding van leven. Veel weten alleen echter blijkt niet
voldoende, want anders zou een geleerde langer moeten leven dan iemand die dom is op
aarde, dan zou iemand die lang en veel geleefd heeft, uiteraard een voortdurend sterker leven
moeten krijgen, terwijl iemand die een korte wijle op aarde geleefd heeft, zwakker moet zijn.
Dit nu blijkt op aarde en ook in de sfeer trouwens niet reëel. Wat is dan het bewustzijn dat
voor ons bepalend is voor ons leven, voor onze levensduur en onze levenskracht? M. i. - na
rijpelijke overweging, beraad en studie - moeten wij als volgt dit formuleren: Al datgene wat
door handeling d.w.z. verwerkelijking buiten onszelve, deel werd van ons eigen wezen en
ervaring, behoort tot het bewustzijn; al datgene dat als niet-verwerkelijkte theorie daarin leeft,
mag niet geacht worden te behoren tot het werkelijke bewustzijn. Kunt U het daar mee eens
zijn?
Mag ik aan U vragen; dat verwerkelijken buiten ons leven, om een voorbeeld te willen
geven.
Heel eenvoudig. U weet wat eten is, U kunt er honderd keer over denken, U kunt er alle details
over weten, maar eten wordt voor U pas een werkelijkheid wanneer U spijs tot zich genomen
hebt en deze verteerd. Begrijpelijk?
Ja.
Zo geldt dit dus voor alle dingen. Dit houdt in dat een groot gedeelte van de theoretische
kennis die een of andere geest bezit, ten aanzien van zijn leven, levensintensiteit en
levenservaring van nul en generlei waarde is. Alleen die kennis die gerealiseerd wordt door de
uiting - op aarde meestal de handeling, dus de daad - zal werkelijk deel worden van het eigen
wezen. Zo echter het leven beschouwend, zouden wij ook kunnen zeggen, dat met elke
handeling en daad, het leven zelf een deel van de buiten de ik-heid ervaren wereld, tot zich
neemt. Ik zou willen stellen dat het volbrengen van een daad is: het eten van een deel van het
leven dat buiten ons staat. Is dat acceptabel?
Ja.
Op deze wijze kan ik voortdurend mijn eigen leven vergroten. Naar mate echter mijn mening
d.w.z. mijn bewustzijn dus, zich meer uitbreidt en vergroot, wordt het totaal van de binnen dit
bewustzijn bevatte levenskracht ook vergroot. Deze levenskracht kan te allen tijde
geconcentreerd worden op een enkel punt van het bewustzijn, zodat onze daad- en
135
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 1 – 1 juni 1954

handelingsmogelijkheid groeit naarmate ons bewustzijn, door beleven geschapen, groeit.


Hierover vragen, opmerkingen? Geen. Wanneer wij deze grondslagen, mijne vrienden, willen
toepassen op onze eigen bewustwording, dan zullen wij ons dus moeten realiseren dat niets
voor ons waarde heeft wanneer het alleen berust op de ervaring van anderen. Wij zien
anderzijds, dat wij toch uit de voortdurende mededelingen van ervaringen, aan anderen en
van anderen aan ons, kunnen leren. Wat betekent dat het leren voor ons werkelijk bewustzijn?
M. i. is het leren slechts het scheppen van een voorwaarde waaronder de daad zo gunstig
mogelijk, zo correct mogelijk en zo reeel mogelijk gesteld kan worden. De kennis bestaat
alleen omwille van de daad en niet omgekeerd. Hieruit zou te concluderen zijn dat het slechte
dan van belang is om te leren d.w.z. door studie zich de meningen en ervaringen van anderen
tot eigen te maken, wanneer men in staat is de vergaarde kennis tot toepassing te brengen in
zijn eigen leven. Dit zou moeten wijzen op een veel doelbewuster streven dan totnogtoe, in de
opvoeding b.v. merkbaar is; dit zou ook moeten betekenen een veel meer verwaarlozen van
sommige zijden van de persoonlijkheid die totnogtoe zwaar en groot onder de aandacht
worden gebracht, die echter niets te betekenen hebben voor het werkelijke leven, waar zij
bestaan uit een waan die niet verwerkelijkbaar in daad of handeling. Ook voor U acceptabel?
Bedoelt U theoretische kennis?
Theoretische kennis en alle andere kennis. Ik wil hier b.v. dus met een kleine zijsprong
aanstippen, een droomleven dat zodanig verschilt van de werkelijkheid, dat daaruit geen
gedachtengang kan ontstaan die voor de mens een daadverwekelijking inderdaad mogelijk
maakt. Is dat duidelijk?
Dus een visioen dat zou je dan, laten we zeggen, in kleuren met een penseel en verf of zo,
op een papier moeten realiseren.
Inderdaad, en dan is het Uw eigendom, eerder niet. Al het andere is vliedend. Alleen wanneer
de waarneming concreet is, het beleven concreet is, zo concreet dat op grond daarvan tot
handelen kan worden overgegaan, kunnen wij spreken over een werkelijke waarde, een
bewustwording en tevens een vergroting van levenskracht
Bij die handeling behoeft toch niet altijd een derde betrokken te zijn?
Die handeling kan binnen het eigen-ik besloten liggen, maar zij moet toch geprojecteerd
worden buiten de ik-heid, niet ten opzichte van een derde; dit kan zijn t. o. v. het Al, zelfs t. o.
v. het eigen wezen, maar zij moet dus buiten het "ik" komen, het moet dus een handeling zijn
die middelijk is.
Mag ik nog even hier een vraag stellen? U had het over een concrete handeling.
Inderdaad.
Ik kan mij voorstellen dat een gedachte die abstract is, op een gegeven ogenblik wel
degelijk concreet kan zijn, dat U ook in Uw handelen, in Uw geestelijk handelen en
geestelijke verwerkelijking, deze bewustwording groter kunt maken.
lnderdaad, maar dat slechts dan wanneer ik buiten mijn wezen - daar moeten we het vooral op
houden - dus een bewustzijn in mijn wezen, buiten mijn wezen stel tegenover de wereld die ik
buiten mij erken, waarvan ikzelf deel uitmaak; ik kan het niet binnen mijzelf afhandelen.
Acceptabel?
Ja, dank U wel.
Uitstekend. Mijne vrienden, U begrijpt dat dit heel veel consequenties met zich meebrengt. Het
heeft geen nut om te theoretiseren alleen, het heeft geen nut om te luisteren alleen, het heeft
alleen nut wanneer een daad voortkomt hieruit, hoe klein die ook moge zijn. Elke handeling en
daad die wordt voortgebracht door een reeks van gedachten, bevestigt deze reeks van
gedachten in het bewustzijn, vergroot daarmee het leven. Zo krijgen wij een steeds meer
omvattend leven en ik zou willen zeggen; beschouwen wij dit leven als een kleine blaas, een
ledige blaas in de ruimte, die echter meer en meer de ruimte vult. Zij vervangt dus het
oorspronkelijke door haar eigen wezenheid. Stelt U zich heel eenvoudig voor; ik zal een
voorbeeld geven, nietwaar, een glas champagne, een klein belletje koolzuur, een klein belletje
gas. Stelt U zich voor dat deze bel de champagne als het ware steeds meer opzij dringt, zij
moet omringd blijven hierdoor. Uiteindelijk krijgen wij een soort luchtballon met een
buitenhuid champagne en een inhoud koolzuur. Begrijpelijk?
136
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 8 – 1 juni 1954

Ja.
Zo moet het nu met ons gaan - m. i. althans - t. o. v. het leven. Het totaal van het buiten ons
zijnde moet onze uiting, onze huid zijn, daarin leven wijzelf d.w.z. het bewustzijn van het
totaal dat ons omringt. Acceptabel?
Ja.
Wanneer wij dit geestelijk willen toepassen, dan blijkt dus dat mediteren, contempleren,
concentratie-oefeningen e. d. alleen dan zin hebben, wanneer ze inderdaad praktisch worden
gericht. U kunt niets bereiken dat niet tevens een praktisch doel heeft, een doel dat vandaag
te verwerkelijken is. En het spijt mij dat wij hier natuurlijk een ogenblik komen te staan voor
het probleem: waarom hebben jullie dat niet vroeger gezegd? U zult begrijpen dat sommige
waarheden, die ik thans naar voren ga brengen, niet geschikt zijn voor, wat wij noemen,
beginners en dat ze m. i. - en daar ben ik niet alleen in trouwens - wel geschikt zijn voor
diegenen die een zekere ontwikkeling doorgemaakt hebbende, met belangstelling verder ook
ons werk volgend, hierin uiteindelijk een waarheid vinden die teveel verzwegen wordt, die
echter voor henzelf van groot belang is; zij kunnen deze n. l. reeds begrijpen. Ik hoop dat U,
wanneer U het niet begrijpt, - en wanneer U het niet begrijpt dan zult U het er niet mee eens
zijn, dat zeg ik U meteen - wanneer U het niet begrijpt dus, terzijde zult stellen en voorlopig
handelen alsof deze woorden niet gesproken zijn. Voor degenen echter die het verstaan,
luister: Alles wat gij zijt is waan, al wat Uw wereld is is waan d.w.z. een vermomming van de
werkelijkheid. Al wat gij gelooft is waan, een vermomming van de werkelijkheid, al wat gij
denkt te weten is waan, een vermomming van de werkelijkheid. Er is wel degelijk een God,
maar niet een God die gij U voor kunt stellen; er is wel degelijk een echte wereld, maar niet de
wereld zoals gij die kent of die U zich zou kunnen denken op het ogenblik. Het totaal van Uw
streven moet dus gericht zijn op het erkennen van een werkelijkheid die voor U nog niet
kenbaar is. Dit kan alleen bereikt worden, door het totaal der waan te kennen. Het is niet goed
om teveel ter zijde te schuiven als ongewenst, teveel te veroordelen als niet bestaanbaar of
niet goed, wanneer men dit zelf niet heeft durven en willen ervaren. Dat is een heel gevaarlijke
theorie, daar ben ik mij van bewust, maar dat is een theorie die in de praktijk de enige
voordelen geeft. En wanneer ge het bevestigd wilt hebben, uit een andere bron, uit een andere
koker dan de mijne: "er is meer vreugde in de hemelen over één zondaar die bekeerd is, dan
over honderd rechtvaardigen". Een zondaar die bekeerd is weet, een rechtvaardige denkt te
weten d.w.z. : de rechtvaardige leeft in een schijnwereld, in een waan. De zondaar kent de
werkelijkheid en heeft op grond van de werkelijkheid zijn keuze en een oordeel uitgesproken,
zijn daad gesteld. Wanneer gij, mijne vrienden, werkelijk verder wilt streven, zoals te kennen
werd gegeven, naar een steeds groter geestelijk bewustzijn; wij zullen U daarbij helpen, maar
onthoudt één ding: ook dat wat wij U kunnen geven is geen werkelijkheid zonder meer, het is
een deel van de waan, het is een kleine variant in Uw voorstellingsvermogen en meer niet.
Echter door deze varianten, of wat totnogtoe voor U de werkelijkheid was - die wij zullen
trachten sterker en sterker naar voren te doen komen - zult U misschien langzaam zich bewust
worden dat onder deze wereld van U een andere schuilt en onder die wereld weer een andere,
dat het als het ware een groot aantal lagen verpakkingen zijn van de werkelijkheid. Wanneer
we zover zijn doorgedrongen, vrienden, dan kunnen we misschien gezamenlijk trachten de
kern te bereiken. Dat is alles wat ik voor vandaag heb te zeggen. Wanneer U over het LEVEN
nog meer te vragen heeft, vraagt U het aan onze vriend Abraham. Wanneer U een volgende
maal verder over het leven wenst te spreken, wendt U zich tot dezelfde spreker. Wanneer het
nodig is, dan zal ik ook zeker nog weer het woord tot U richten. Ik dank U voor Uw aandacht
en geef het woord over aan de volgende spreker.
Goeden avond vrienden,
Wij zullen dan allereerst maar eens beginnen met te vragen of dat er vragen zijn, naar
aanleiding van wat onze vriend daarnet gezegd heeft, naar aanleiding van wat er de vorige
keer allemaal gezegd is. Vertelt U maar eens: wat kan ik eigenlijk voor U doen?
Ik zou willen vragen, naar aanleiding van wat er zoeven gezegd is, of U ons het verband
van die dingen, met wat men wel noemt de realisatie of de eenheidsbewustwording, wilt
zeggen?

137
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 1 – 1 juni 1954

Ja, kijk eens, een eenheidsbewustwording is dat eigenlijk wel een bewustzijn? Het
eigenaardige is dat we maar één eenheid uit kunnen drukken en dat is het getal één. Deze
eenheid houdt in het niet-bewustzijn. Drukken we de godheid uit, wat dan overeen zou komen
met Uw al-bewustzijn, dan gebruiken we het getal twaalf. En dat is niet voor niets, want het
bewustzijn van al wat is, is uiteindelijk het kennen van de totale schijnvorm die overal
optreedt en dat houdt dus in dat de werkelijkheid identiek is met het totaal der schijn. Is dat
een beetje erg raadselachtig?
Neen.
Neen. Nou, wanneer we dus daar van uitgaan, dan krijgen we meteen de relatie van wat
daarnet gezegd werd tot deze totale bewustwording, want bekijk het zelf. Wanneer wij weten
dat alles waan is en dit voor onszelf realiseren dan kunnen - want dat zat in de redevoering
verborgen - dan kunnen we een daad stellen in een wereld van waan die gebaseerd is op de
wetenschap dat deze wereld waan is, begrijpt U? En daarmee stel ik mijzelf dus buiten de
wereld van waan, ofschoon ik ze beleef. En dat was nu eigenlijk de bedoeling van de spreker,
als ik hem goed begrepen heb; hij probeerde U wakker te maken door te zeggen: wat je nu
allemaal wel denkt wat er is, is er niet, tenminste niet zo. Wat je denkt te zijn dat ben je niet,
tenminste niet zoals je dat denkt te zijn. Wanneer je leeft, dan moet je dat natuurlijk zo
doormaken, daar kun je niet omheen, maar aan de andere kant ben je toch ook gebonden aan
het feit dat je weet: het is niet zo. Nu komt er een ogenblik dat je eigenlijk, volgens alles wat
je weet en wat je kunnen is en wat je hele wereld is, zus zou moeten handelen. Neen, zegt
onze vriend, denkt er nu om, dat zijn allemaal vormen van waan; ik heb jullie laten zien dat er
waan is, ik zal jullie trachten te bewijzen dat er in die waan variaties mogelijk zijn waardoor de
schijnbare normale orde die in deze geheimwereld bestaat, wordt verstoord of veranderd. Op
het ogenblik dat je gaat handelen op die verstoring, schep je dus een nieuwe werkelijkheid n.
l. een werkelijkheid die je eigen waan is plus nog iets. We hebben als het ware genomen onze
wereld, wereld nummer 6, en we hebben bij die zes gevoegd het punt bewustzijn, want we zijn
ons bewust van de dingen. Nu voegen we erbij het reageren op een bewustzijn dat buiten onze
werkelijkheid staat, het getal nummer 8; ik word van dierlijk mens tot priester. Als priester sta
ik dus in contact met wat men noemt de Allerhoogste. De Allerhoogste is het werkelijke, het
ware zijn. Of we dat nu God noemen, of het Al of ervaren, of we dat persoonlijk noemen of
onpersoonlijk, dat blijft gelijk. Op het ogenblik dat ik met de kern van het zijn mijzelf in
contact stel, heb ik een deel van mijn wereld-werkelijkheid verworpen. Dat is allemaal duidelijk
zou ik zeggen, klaar als een klontje. Nou, dan gaan we natuurlijk verder met te zeggen: en als
ik dan nog verder ga en ik realiseer mij de schijn van mijn wereld, dan kan ik misschien iets
van de werkelijkheid zien, dus de realisatie van de schijn in de handeling die al een verdieping
in van de eigen werkelijkheid, van de eigen wereld, maak ik mijzelf tot opperpriester; komt er
weer één bij, 9. De opperpriester kan voor God treden, maar hij kan ook nog niet meer doen;
hij kan dus als het ware God aanschouwen, maar is ervan gescheiden. Dat is dus nog geen
Al-ervaren, dat is een ogenblikje iets van de werkelijkheid zien, en met dat stukje
werkelijkheid teruggaan in een waanwereld. Maar nu komt het ogenblik dat ik zeg: uit wat ik
zie trek ik de consequenties, ik doe niet wat ik met deze kennis volgens mijn wereld had
moeten doen, maar wat ik erken te moeten doen uit het goddelijke. Dus ik baseer mij op de
enige werkelijkheid, en wat word ik? Mediator, ik word de verbindende kracht tussen werke-
lijkheid en de schijnwereld waaruit ik voort schijn te komen, ik word als het ware verlosser.
Dat betekent dat het totaal van mijn handelen elke logica ontbeert volgens de wereld waarin ik
leef, maar het betekent ook tevens dat ik 'in deze wereld een heel nieuwe waarde breng.
Wanneer ik nog een stap verder ga en deze werkelijkheid als daad mij tot eigen heb gemaakt,
dan word ik creator, de schepper. Eén en één. Uit de chaos rond mij en de chaos in mij schep
ik de vorm; ik kom tot dicht bij het goddelijke. En dan komt een moment dat ik zeg: maar ook
dit is nog schijn, wat ik voortbreng is wel mijn wezen, maar het is niet echt, het is maar
namaak. En dan komt het moment dat ik zeg: ik ben niet. Op het moment dat ik tot een
zijns-ontkenning kom, kom ik tot het Al-beleven wat U bedoelt; ik heb dan de eerste trap
betreden, ik sta op het getal 12 dat een is met 3 d.w.z. ik ben de chaos, de vormende
gedachte en de vorm in één, en daarmee beleef ik het totaal van de werkelijkheid en is het
geheel van de schijnwereld niets meer dan een uiting van wat in mij is. Nu hoop ik dat ik het
duidelijk heb gezegd, vrienden.

138
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 8 – 1 juni 1954

Mag ik ook wat vragen?


Ja, natuurlijk.
Die waan, waar hier over gesproken wordt, waarom is dat zo vreselijk moeilijk voor de
mensen, wanneer ze met deze waan geconfronteerd worden, om te erkennen dat het waan
is, dat het zo smartelijk is voor hen?
Ja, dat is toch eigenlijk zo eenvoudig. Wat heeft de mens het meest lief op de wereld? De
waan over dat wat hij is in de wereld, en hij voelt elk ontkennen van deze waan, of van enige
waan in de wereld die zich de waan omtrent zijn eigen wezen zou verbreken, als een misdaad;
hij voelt het als een sterven. Om het in een beetje populairder vorm te zeggen: het is zoals
sommige Joden in het Oosten vroeger: wanneer je eenmaal de kaftan hebt, aan hebt
getrokken en je draagt de rok daaronder, dan leg je die rok niet meer af voor het jaar om is.
Wanneer je dat wel zou doen, zou je daarmee een onwaardigheid tonen; je zou niet meer
horen in de gemeenschap. Zo zijn er geweest. En zo gaat het met de mens ook, onder de
uiterlijkheid die hij noemt "zijn leven" heeft hij de opvatting over zichzelf, de opvatting van;
dat ben ik en zo hoort het. Of dat nu werkelijk waar is, of dat gezond is of ongezond, of dat
waanzin in volgens de mensen, of verstand, hij ziet het zo en hij houdt eraan vast, en hij kan
het niet over zijn hart verkrijgen om dat opzij te zetten. Hij wil liever de hele wereld gek
verklaren dan zichzelf, begrijpt U? En zolang als je nog zoveel waanzin in je hebt, hoef je niet
te denken dat je de zin der waan begrijpt en de waan doorbreekt.
Wanneer iemand dat toch al één keer ervaren heeft, dat opzijzetten van die waan, moet hij
dat toch gaan beseffen door verwijding van bewustzijn?
Ik geloof dat heel veel mensen, op grond van hun eenmaal doorbreken van de waan, de waan
krijgen dat ze meer zijn dan de anderen in hun wereld. En dan scheppen ze met het verbreken
van de waan vaak niet de vrijheid, maar slechte een andere waan die vaak nog veel erger is.
Of om het anders te zeggen, in dokterstermen; vaak vlucht men uit de ene psychose in de
andere neurose. Nou, dus U begrijpt wel dat dat niet allemaal vrijheid kan zijn. De enige
vrijheid die U kunt aanvaarden is de absolute gebondenheid, dat is n. l. de enige vrijheid die je
blijft.
Dat zei Krishnamurti ook.
Ja maar, iedereen die iets begrijpt van het zijn, die moet dat toch begrijpen want je kunt nooit
iets van je afwerpen, dat kun je nooit vrijwillig doen, want wat je eenmaal op je schouders
wordt gelegd, moet je dragen. Maar je kunt wel vrijwillig een last erbij nemen. Dat is het
gekke, hoe meer last je vrijwillig op je neemt, hoe minder plaats er is om een last op te leggen
die je niet wenst. En zo; hoe meer je draagt, hoe vrijer je bent ion de keuze van de last die je
draagt. Het klinkt misschien een beetje Oosters.
Dat ligt me wel.
Ja, dat weten we. Dan kunnen we nog wel verder praten, want voordat ik hier als spreker
kwam, heb ik U wel zo'n heel klein beetje geobserveerd. En dan weet ik wel dat ook heel vaak
dit Oosten ook meespeelt in de waan die men heeft. Maar dat hindert allemaal niet, als je er
maar wat uit weet te putten. Nou, ik geloof dat we dat wel besproken hebben. Moeten we nu
nog een vraag aansnijden of een onderwerp?
Ik wilde nog wel wat vragen.
Nou, gaat Uw gang.
Er is inderdaad gesproken over die mogelijkheden om zich te manifesteren op bepaalde
gedeelten van de aarde, dat daar bepaalde krachten in aanwezig waren. En nu had ik U
willen vragen; deze krachten, die zich daar manifesteren, wat zijn dat voor krachten? Zijn
dat zwaartekrachten, zijn dat electro-magnetische trillingen of zijn dat radium-emanaties
die uit de aarde komen, die daar, doordat zij beïnvloedbaar zijn voor electro-magnetisohe
en electrische trillingen, tot een onderlinge vorming komen ?Kijk eens, dit is een fysische
uitdrukking over magische zaken, U weet wel. . .
Ja, ik weet het heel goed. Nou, eigenlijk, waarde vriend, zou ik je graag je zin geven d.w.z. ik
zou zeggen; "je hebt ongelijk", maar ik kan het helaas niet doen. Of Je het nu
radium-emanaties noemt, of wan anders. "

139
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 1 – 1 juni 1954

Energetische wervelingen.
Dat komt tenminste, zoals je denkt, veel dichter bij de werkelijkheid, want uiteindelijk is het
niet een directe straling, maar de toestand die als gevolg daarvan ontstaat en die uiteindelijk
voor de leidende krachtvelden van de materie aardveranderend werkt, waardoor dit totaal
inderdaad vatbaar wordt voor sterke veranderingen en een labiel evenwicht wordt geschapen,
waarbij elke daarin aanwezige functie daaruit kracht onttrekken kan; daar komt het eigenlijk
op neer. Zeg ik het zo netjes genoeg?
Ja zeker. Dus de geest kan ook als zodanig direct daaruit kracht onttrekken, ook de mens?
Ook de mens. Laten we het zo zeggen; elke mens - of beter nog elk levend wezen, organisme
in of uit de stof - onttrekt aan deze krachten uiteindelijk alle noodzakelijke dingen voor zijn
bestaan d.w.z. zonder dat bén je wel, maar je kunt je pas uiten wanneer je dat hebt. En als we
nu zeggen - hoe noemen we dat ook weer radium-emanaties, dan gaan we het heel erg
beperken, want deze, laten we zeggen deze. . .
Noemt U ze maar energetische wervelingen.
Nou, ook dat zou ik nog niet eens willen doen, want ik zou het nu eens een keertje normaal
willen zeggen. Ik zou zeggen: deze speciale toestand van het zijnde en van de ruimte, daar
komt het op neer, bestaat ook buiten de aarde in het Al, maar niet overal gelijk sterk. En dat
sterkteverschil dat kun je tot uiting zien komen in de voortdurende werveling die bestaat zowel
in de z. g. donkere als in de z. g. lichtende materie. Is dat nog allemaal duidelijk?
Ja.
Dus, en in die toestand, in die vorm, kunnen wij leven, U ook en ieder ander. Wanneer we er
niet in zijn# blijft ons bewustzijn bewaard, maar wordt niet meer gevoed, waardoor het dus
niet meer mogelijk is om te denken, want uiteindelijk is denken het combineren van een aantal
bewustzijnsgegevens, waardoor een bepaalde reactiereeks ontstaat, nietwaar?
Ja.
Waar geen kracht aanwezig is om in het totaal van de vastgelegde patronen een voortdurende
wisselwerking te doen ontstaan, is geen leven zoals wij dat beschouwen.
Dus het land van het onbewuste.
Dat zou je wel het land van het onbewuste kunnen noemen, maar dan raken we in de knoop,
want het land van het onbewuste dat is wel een term die wel eens gebruikt wordt voor die
sferen waarin het bewustzijn zeer laag is, maar waarin het toch nog bestaat, waar je je van
het onbewustzijn als het ware nog lichtelijk bewust bent. Begrijpt U wat ik bedoel?
Jawel.
En wanneer ik dus zeg: "van het onbewuste", dan kunnen we net zo goed zeggen: van het niet
bestaan, wel zijn, maar niet bestaan.
En in deze energiewereld treden daar onze geestelijke manifestaties in?
Ja, daar treedt het hele leven in. Deze kracht is eigenlijk de verbinding van alle dingen, dus
van geest en stof; maakt voor de geest manifestaties in de stof mogelijk wanneer een zekere
hoeveelheid als het ware van deze toestand aanwezig is, een zekere dichtheid van toestand.
Dichtheid, ja.
Nietwaar? En wanneer het erg wordt, ja, dan krijg je weer een toestand die meteen verklaart
waarom wij in de hogere sferen niet passen; daar is de dichtheid groter de uitingsmogelijkheid
is veel groter, maar we hebben niet de middelen om het te verwerkelijken.
Die bepaling van die dichtheid daarvan, had ik U willen vragen hoe dat gaat, omdat U zegt;
in de hogere sferen is een dichtheid daarvan groter.
Ja, ik zou haast willen zeggen met Salomo: waar men vraagt naar de dichtheid ervaart men ze
zelve, want zonder ervaren wordt de vraag niet geboren. M. a. w. , mijn waarde vriend, die
dichtheid is niet bepaalbaar, omdat hiervoor nog geen acceptabele eenheid bestaat. Er bestaat
een eenheid waarmee men sommige uitingstoestanden van dit wezen bepaalde, ja velden, hoe
moet ik het noemen, nietwaar, die kan daar wel mee worden aangeduid, maar nog niet eens
nauwkeurig omschreven. Hoe moet ik dan. . .

140
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 8 – 1 juni 1954

De electro-techniek noemt dat, of liever de electro-statische techniek noemt dat de


gradiënt van de lading.
Ja, maar die is beperkt, want er moet iets zijn wat de lading draagt.
Ja, precies.
Maar als er nu eens niets is wat de lading draagt?
Dan is er niets.
Dan is er toch de lading, zonder meer, begrijpt U?
Ja.
En hoe moet ik dat nu weer gaan bepalen? Want die lading en haar reacties verschillen
naar gelang de middenstof waarin ze optreedt.
Kunt U hieruit niet bepalen?
Is niet te bepalen, net zomin als het makkelijk is om te beschrijven wat de hemel is. Er bestaat
een verhaal, dat door sommigen in onze Rabbijnenscholen heel graag werd overgeleverd en
dat is dit: Toen de Koningin van Saba op bezoek kwam bij Salomo, toen was ze erg - hoe moet
ik zeggen - charmant en Salomo wilde haar gaarne voor zich winnen. En toen zei ze hem: Je
bent de grootmeester van de magie, nietwaar? Toen zei Salomo: ja, dat ben ik. Toen zei ze:
vertel me dan wat het is wanneer je in de ruimte staat, dat kun je toch, je kunt toch buiten
jezelf in de ruimte staan? Ja, zei Salomo, dat kan ik. En toen zei ze: vertel me dan, vorst, wat
is ruimte? En het eigenaardige was dat Salomo dat niet kon zeggen; hij kon wel zeggen: "als
ik iets als grens stel, is datgene wat er binnenin is. ", maar wat ruimte is dat kon hij niet
zeggen, hij kon het alleen maar ervaren. Dat is overigens een Kabbalistisch verhaaltje, hoor.
Maar misschien begrijpt U wel wat ik ermee zeggen wil. Je werkt met waarden die je wel
aanvoelt. . .
Maar die je niet absoluut bepalen kunt.
. . . maar die niet bepaalbaar zijn, die vaststelbaar maar niet bepaalbaar zijn, laat ik het zo
zeggen.
Wel vaststelbaar dan in de geest maar niet met middelen.
Kijk eens, wanneer ik iets ervaar, sterk voel dat het is, en of ik dat nu doe in de geest of in de
stof, op het ogenblik dat ik het ervaar is het vaststelbaar. U verwart het met omschrijfbaar.
Omschrijfbaar, ja.
Omschrijfbaar is het niet. En dat is nu weer het moeilijke natuurlijk altijd. Ze vragen van ons
altijd: geef nu eens een definitie van jullie wereld. Stelt U zich nu eens voor dat je een
ammoniakkristal zou zijn en ergens zou leven op een ster met verstand, met een zekere
handel en beschaving, dan zou ik U aan Uw verstand moeten brengen hoe ik als kristal leef.
Toch bestaan er werelden waar in het kristal als zodanig een bewustlevende structuur is; het
komt hier op aarde praktisch niet voor, maar op andere sterren komt dat wel voor, op andere
planeten dan.
U hebt zeker een reden gehad dat U net hier het ammoniakkristal neemt.
Ik heb er een reden voor, ja, n. l. ammoniakkristallen behoren tot één van de merkwaardigste
beschavingen die er bestaan in het heelal, onder bepaalde condities. En dat is iets dat roert
weer na aan het gebied waar U over spreekt, want het totaal van hun levensuitingen bestaat in
beheerste en voortdurend wisselende spanningen in het kristal, die daardoor een verandering
van daarbuiten bestaande toestanden kunnen scheppen en handhaven. En als ik dat nu alleen
maar zo zeg, dan wordt het al een beetje, laten we zeggen, erg hoog gegrepen, hé? Dan zult U
begrijpen, als ik nu nog moet gaan spreken over een wereld waarin helemaal geen kristal en
geen structuur meer is, waar alleen krachten zijn die omspoeld door krachten, tot uitingen,
krachtsuitingen kunnen komen en zonder dat alleen maar zijn als een steentje dat op de
helling ligt, door de zwaartekracht geketend, totdat iets het loswerpt, dood en toch in zich
dragend een bepaald vermogen van bewustzijn in dit geval. Nou, hebben we nu een klein
beetje antwoord gegeven op Uw vraag toch, Ja?
Jazeker. U begrijpt ook wel, dat ik U vroeg over dat ammoniakkristal; er is op het ogenblik
al iets bekend in verband met het Chloorjodide, in verband met de vorming van het, laten

141
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 1 – 1 juni 1954

we zeggen, het evenwicht vormen tussen water en sneeuw, met regenvorming, dus die
kracht die daar van dat kristal uitgaat voor de vorming van andere kristallen.
Ja, dat gaat nog heel wat verder, want het eigenaardige is, zodra een stof in gekristalliseerde
vorm optreedt, kan ze, mits het kristal vrij gevormd ie, dus onder normale condities, in zich
dragen een voor de omgeving bestemde eigen stralingen kracht. Het is niet voor niets dat ze
in de oudheid zo vaak stenen, edelstenen, kristalvormen dus o. a. van kool, het gebruikte van
koolstof dan, gebruikten om daarmee magische krachten vast te leggen en te bannen. Die
dingen hebben al in zichzelf iets van leven dat voor de mensen niet begrijpbaar is en dat toch
werkelijk bestaat. Dan komen we weer erg in de magie terecht en de magie is iets, een gebied
zou ik haast zeggen, dat me erg lief en dierbaar is; de magie is n. l. dat gebied waarop - om
met onze vriend te spreken - de werkelijkheid de waan vormt zonder dat de werkelijkheid
erkend wordt. En daarom is het een buitengewoon interessant terrein. Het vertelt iets over de
geheimen der materie zonder ze helemaal te onthullen. Het is niet voor niets dat er b.v. - nu
moeten we een bekend iets zoeken - Heeft U wel eens gehoord over Thomas Macaulay?
Ja,
Thomas Macaulay was zoals U weet iemand die heel veel experimenten deed en hij bezat een
klein beetje stof, een rood poedertje, het leek net rode klein, en als hij dat bij een bepaalde
drank voegde, dan werd deze drank voor iedereen tot een gevaarlijk iets; men zou
tegenwoordig zeggen: zij vertoonde plotseling een zekere radio-activiteit. En dan had hij ook
nog een poedertje dat was grijsachtig wit, en wanneer hij dat er ook bij deponeerde, dan trad
het totaal van wat zich bevond in die drank op in een gekristalliseerde vormt dat wij een kristal
benoemen. En hij maakte de grote fout dat hij daarmee uit lood, vloeibaar lood b.v. t uit
water, kostbare dingen wilde maken. En hij begreep niet wat de kostbaarheid was van
sommige kristalbloemen die hij op die manier verworven heeft, want deze eigenaardige
bloemen zijn bloemen die praktisch nooit te reproduceren zijn en een grote magische kracht
hebben. Er worden van deze kristalbloemen wel gebruikt, dat zijn b.v. tekens die sommige
geheime orden geven aan hun leiders en dan weten ze niet eens waar ze vandaan komen of
wat ze zijn. Maar wie zo'n teken heeft, die is welkom van de kleinste pestholen van menselijk
verderf af tot in de hof van vorsten en koningen. En het eigenaardige is, die macht die schuilt,
zegt men dan, in de bloem. Dat is niet waar, maar ze verleent aan de drager zekere kracht en
vermogens die hij zonder haar niet zou hebben; zij wordt n. l. tot een richtmiddel van
psychische krachten die uit het fysiek kunnen worden opgewekt. Maar laat ik niet verder gaan,
want ik zit hier te doceren over de magie, nu ja. . .
Ik zal U zeggen: ik ben net zo'n groot liefhebber van de magie als U.
Maar onthoud dan één ding: de magie liefhebben is goed, maar wie de magie gebruikt moet
voorzichtig zijn, want soms ontdek je een kanaal van wonderlijke kracht, maar vergeet niet:
vandaag tap je een gebied af dat jou geeft in volle rijkdom, maar morgen tap je een gebied
aan dat je uitmergelt. En zolang je niet weet te bepalen welk gebied je aansnijdt, wees
voorzichtig. Er is heel wat levenskracht verloren gegaan door de magie die, nog niet wetend
uit welke gebieden sommige krachten geput worden, in een experiment zichzelf verloren
moest geven; niet zoals de mensen denken dat de ziel ter helle wordt, helemaal niet. Maar een
gebied van zeer negatieve levenskracht, aangeboord door U, brengt U tot een ontlading van al
wat U van dat speciale krachtveld in U heeft. En eerst na zeer lange tijd ontwaakt U weer een
beetje. Dat kan duizenden jaren zijn zelfs. Onthouden?
Ja.
En dan ook onthouden: er zijn zegels die, wanneer ze op de juiste manier zijn samengesteld,
d.w.z. uit de juiste stoffen en op de juiste wijze gewijd zijn, niet om die wijding en niet om het
onderlinge precies, nu ja, dit is goud en dat is marmer, en dat is zus en dat is zo, maar om
wat ze samen zijn geworden, doordat hier met gedachtenkracht ook iets veranderd wordt, een
voortdurende bescherming zijn tegen de negatieve wereld, omdat n. l. deze zegels de
eigenschappen hebben dat bij het aanboren van een negatief punt, zij onmiddellijk het eigen
veld daarin werpen en dat veld dat is dodelijk voor het negatieve, sluit het af, begrijpt U?
Verder ga ik niet, want als je liefhebberij hebt in de magie, weet je waarschijn lijk wel welke
zegels ik bedoel. En dan, wie zich beschermen wil, drage het zegel van de Heer van de
zevende poort. Ja, dat is nu allemaal magie, maar dat is even tussen twee liefhebbers. Het

142
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 8 – 1 juni 1954

zegel van de Heer van de zevende poort, maar men hoede zich wel om de naam te schrijven
en het vuur te ontsteken, zonder dat men zelve zeer grote kracht bezit, want dan is het
gevaarlijk. Maar het zegel dragen op zichzelf stelt in contact met zekere werelden; waarom,
dat vertel ik U niet want dan kom je te ver in de magie. Laten we daar maar eventjes mee
uitscheiden verder. Nou, vrienden, ik geloof niet dat we verder nog iets te bespreken hebben
wat voor mij speciaal bestemd is. En zo onbemerkt krijgt U van mij zo'n heel klein beetje
magie mee. Dus laten we zeggen: tot het ogenblik waar we als broeder magiërs elkaar
werkelijk eens een keer de waarheid durven zeggen.
Goeden avond.
Goeden avond vrienden,
Nou, nu bent U zo'n beetje aan de beurt om een onderwerp te stellen, dus, ik ben benieuwd
wat het wordt; ik bedoel de vorige keer hebben we nogal diep op verschillende ziektegevallen
doorgedraafd, geloof ik. Misschien hebben we op het ogenblik weer een aardig stokpaardje, of
niet?
Het wordt zo langzamerhand een stokpaardje, want ik wou nog wel even terugkomen op
onze patiënte waar we het de vorige keer over gehad hebben. De kwestie in deze. Het is
deze week met deze jonge dame niet veel beter, maar eerder een stuk slechter gegaan, ze
heeft er een mergholte-ontsteking bijgekregen, ze heeft angina gekregen en ze is weer aan
het hoesten. Wij hadden de indruk, of liever gezegd mijn confrêre had de indruk, bij de
laatste zitting die we met haar hadden Vrijdag J. l. , dat U met Uw gezelschap, laat ik het
zo noemen, aanwezig was, en dat we ook een aanwijzing kregen voor bepaalde dingen.
Wat mij nu erg tegen gevallen is - ik zeg het maar ronduit - dat is dat de resultaten zo
volkomen in strijd zijn met de verwachtingen die we gekoesterd hebben. Weet U daar iets
van, kunt U er iets van vertellen; in welke impasse zijn we gekomen?
Ik geloof dat Uw grootste impasse op het ogenblik is de kwestie van te weinig geduld. En U
heeft uiteindelijk in het geval geduld genoeg moeten oefenen. Per slot van rekening, U kunt
geen wonderen verwachten in één keer, dus ik zou die ontwikkeling maar rustig even verder
laten gaan. Wanneer U hier de aanwijzing hebt gekregen - dat kunnen we volgens de
aanwezigheid van sommigen onzer inderdaad bevestigen - dan zult U ook begrijpen dat het in
zekere zin voor U een soort proefwerk is.
Ja.
Uit de aard der zaak krijg je vooral bij een dergelijk geval, bij verandering van om-
standigheden, eerst een terugslag, een terugslag die psychisch en ook fysiek wat sterk aan de
oppervlakte komt. En wanneer deze terugslag eenmaal overwonnen is, dan krijg je pan een
verandering. Weet U, als U een - mag ik een vergelijking maken?
Ja natuurlijk, hé? - Nou als je nu eens in een auto zit en je gaat remmen, dan word je op het
moment dat er geremd wordt, je veel sterker van je voorwaartse beweging bewust dan op het
moment dat Je op volle snelheid vooruitging. Begrijpt U wat ik daarmee zeggen wil? Dan
worden dus de verschijnselen der voortbeweging sterker kenbaar, ofschoon de snelheid op
zichzelf afneemt. Dus dat kan inderdaad wel enige weken aanhouden, hoor. Is het duidelijk
genoeg'?
Ja, alleen in de vraag: wat wij doen, is dat goed?
Wat dat betreft, dat zal ik even informeren, want ik ben er zelf niet bij geweest. Het lijkt mij
beter om dat even helemaal goed te belichten.
Want wij willen liever geen fouten maken! Geduld hebben we genoeg, want wij zien zelf
ook wel in dat dit iets is wat zich waarschijnlijk over een geruime tijdsperiode zal moeten
uitbreiden. Wij zijn zelf op het ogenblik een goed half jaar bezig, maar onze verwachting is
niet dat we binnen een jaar nu werkelijk een voorbeeldig gezond meisje voor ons zullen
zien.
Ja, kijk eens, ik ben bang dat U een volledig gezond meisje waarschijnlijk helemaal niet voor U
zult zien. Uiteindelijk zit er een bepaalde invloed uit een pre-natale periode bij, die ook
stoffelijk wel aanleiding hebben gegeven tot het ontstaan van enige afwijkingen, die je niet
alleen langs zuiver psychische weg, of zelfs door de geneeskunde zo zonder meer op kunt
143
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 1 – 1 juni 1954

heffen. Ik bedoel, dat zou een dergelijke toename van geestelijke veerkracht en gezondheid
veronderstellen, dat ik dat zeer twijfelachtig acht, gezien het karakter van de persoon. En zelfs
ook al, niet waar, omdat we helemaal niet durven zeggen; dat wordt helemaal gezond. Neen,
dus zover zou ik niet eens durven gaan. Overigens, er wordt hier gezegd: U bent goed
begonnen en voor de rest moet U zich wachten voor overhaasting. Ik weet niet waar het mee
in verband staat. Heeft U iets een beetje geforceerd misschien?
Nou, ik ben vandaag bij het meisje geweest en ik heb een medische therapie ingesteld,
waarvan ik de verwachting koester dat ook de infectie in de kortst mogelijke tijd
verdwijnen zal.
Wacht even; we zullen even nagaan. O ja, een modern algemeen middel, hé?
Ja.
Enigszins een helse naam met sulfur, zwavel en vuur, hé?
Ja (gelach).
Nu ja, het kan in ieder geval geen kwaad, geloof ik, hoor. Alleen moet U wel even oppassen
dat U niet te sterk doseert natuurlijk, dus kleine dosering, lange kuur, dat is wel het
verstandigste. Nou, dat is dan dat.
Nu wilde ik U, naar aanleiding hiervan, nu U toch iemand hebt die erbij geweest is, zeggen:
er werd daar een plaats aangewezen. Nu hebben we de plattegrond nageslagen en het
bleek een ganglion te zijn van de sympaticus naar het diafragma. Nu is daar, natuurlijk, de
werking van het diafragma is natuurlijk niet goed.
Is onregelmatig.
Ja. Nu is de kwestie, liever gezegd, kan er hier medicamenteus, nietwaar, door de
sympaticus wat af te remmen of wat dan ook, ik bedoel medicamenteus wat gebeuren?
Ik geloof dat U kunt neutraliseren. Ik bedoel wanneer U een neutralisatie toe kunt passen voor
enkele dagen, laten we zeggen een procent of 40, dat is voldoende.
Ja, hoe moet dat bewerkstelligd worden?
Ik vermoed dat U daar de medicamenten zelf voor heeft. Dat is nu op het ogenblik een kwestie
daar kan in niet onmiddellijk op ingaan, dat merkt U wel, want ik weet niet voldoende van de
zaak af. Het spijt me voor U, maar laten we het zo zeggen: ik heb geen spreekuur. Maar
inderdaad, wat U daar zegt dat is wel een onregelmatigheid, natuurlijk. En die
onregelmatigheid die komt m. i. toch voort uit een zekere overbelasting. En wanneer dat het
geval is dan moeten we dus de zaak desnoods eventjes op halve kracht laten werken, het
geheel desnoods. Als ik er geen grote vijand van was dan zou ik zelfs zeggen: nu ja,
neutraliseer niet alleen dat slechts, maar neutraliseer praktisch het geheel der afscheidingen
voorlopig even tot een noodzakelijk minimum en laat de persoon in kwestie eens een week of
drie doorbrengen in een gezegende apathie. Maar ja
Een slaapkuur?
Iets dergelijks, ja.
Want het in n. l. zo dat dit probleem mij natuurlijk intrigeert, dat ik voor mijzelf afvroeg, ik
meende daar n. l. bij waar te nemen: en let nu eens op. En het merkwaardige was dat
inderdaad die respiratie belangrijk verbeterde en volhield. Dus het is natuurlijk een zinvolle
daad geweest om ons het Reizpunkt aan te wijzen, waarop we dan ook weer naarstig op
onderzoek uitgetogen zijn wat dat uiteindelijk kon betekenen. We waren beiden met deze
mededeling, op zijn zachte gesproken, verheugd en we dachten,
Nu zijn we er.
Daar zit een therapie in, nu gaan we de goede kant uit.
Ja, dat kan ik me natuurlijk begrijpen, maar heeft U niet één fout gemaakt? Heeft U,
zeggende: "hier zit een therapie in. " niet vergeten dat bepaalde andere problemen, laten we
zeggen van meer psychische oorzaken ook, uiteindelijk de beslissende invloed hebben in het
geval?
Ja, maar alle beetjes helpen.
Natuurlijk, maar het is ook niet meer dan een beetje.
144
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 8 – 1 juni 1954

Juist, nu wachten we op de rest.


Ik krijg hier nog even door van één van degenen die aanwezig is geweest - één van de namen
kent U waarschijnlijk wel, dat is Reddingius, en die schijnt zich voor het geval te interesseren -
en die beweert: er worden nog wel meer steken onder water gegeven. Daarmee zal hij
waarschijnlijk een injectie van Uw onderbewustzijn of iets dergelijke bedoelen. Maar die schijnt
inderdaad van plan te zijn zich speciaal met U bezig te houden. Misschien is het hem ook
toegewezen, ik weet het niet zo.
U noemt hier de naam van psychische injecties. Dat gevoel had ik n. l. toen we bezig
waren met die behandeling, dat dat geschiedde bij die patiënte.
Ja, inderdaad. En daar zult U natuurlijk altijd rekening mee moeten houden. Kijkt U eens, dat
is met alle gevallen uiteindelijk, wanneer we het precies stellen. Daar waar de psyche
hoofdzakelijk de verschijnselen beïnvloedt, zal bij elke behandeling en poging daartoe, een
verzet van de psyche optreden tegen een ver storing van een door haar bereikt bestaand
evenwicht, dat volgens de mensheid "ziekte" is. En als zodanig zal elke onmiddellijk
geneeskundige uiting, dus een ingrijpen met succes, zoals U dat noemt, onmiddellijk gepaard
gaan met het opwekken van secondaire verschijnselen, die dan vaak zeer ongunstig zijn.
Ja.
En eerst langzaam bedaren, wanneer de psyche dus de nieuw geschapen toestand accepteert.
Ja, dan ben ik volkomen met U eens.
Daar heeft U het geval eigenlijk liggen op het ogenblik. En voor de rest: ik geloof wel dat,
wanneer onze vrienden zich daarmee bezighouden, dat U nog ettelijke verrassingen en
waarschijnlijk ook nog ettelijke kleine teleurstellingen te wachten staan.
Wij gaan verder.
Ach, per slot van rekening, U weet wel, er zijn bepaalde ziekten, nietwaar, die worden met een
geneesmiddel behandeld en de meesten die gooien het opzij wanneer ze het zo'n maand of. .
,. b.v. voor een bepaalde soort van blindheid staande behandeling, wordt meestal na 6
maanden ter zijde gelegd, wanneer het geen resultaat heeft. Toch duurt het vaak 2 tot 21/2
jaar voordat het resultaat merkbaar wordt. En zo zijn er meer van die dingen. U moet geduld
hebben, en als U doorzet dan komt U een heel eind verder. U moet niet iets ter zijde werpen
als het goed lijkt, goed blijkt, in bepaalde punten, geen schade veroorzaakt die onherstelbaar
is, dus iets wat niet uit te leggen is, dat is nu juist zo'n schade daar kunnen we niets meer
tegen doen", neen, het schaadt eigenlijk niet, het brengt wat begeleidingsverschijnselen mee
die onaangenaam zijn, goed, niet zeggen; ik gooi het opzij. Ik zou haast zeggen: daar moet je
een Friese kop achter zetten, oud Fries. Kou vrienden, dat was dan een klein stukje over het
stokpaardje, een klein beetje heen en weer gepraat daarbij. Wat is het volgende stokpaard?
Mag ik U nog wat vragen? We hebben in het eerste gedeelte van deze avond voortdurend
gehoord, nietwaar, dat deze wereld als waan onderkend moet worden. En nu is er een
bekende methode van een z. g. "sitting" van een half uur geestelijke rust houden, waarbij
we de verstandsdenkbeelden en het verstand moeten uitschakelen en waarbij het
super-ego of de ziel of hoe men dat noemen wil tot spreken komen vanzelf. Kunt U ons
over de waarde daarvan iets vertellen?
Laten we zeggen: "het is waan", maar heel waardevolle waan. En weet U waarom? Wanneer je
zegt dat de wereld waan is, dan moet je er in de eerste plaats rekening mee houden dat die
waan een groot gedeelte betekent de beperking van wat je werkelijkheid is. Ook wanneer die
werkelijkheid niet objectief maar subjectief gesteld moet worden, dan krijgen we toch nog
altijd weer een punt: in deze wereld die ik beleef, de hele wereld die ik beleef; is dit wel mijn
subjectieve realiteit? Dan moeten we zeggen: neen, dat is het niet. Wanneer we echter het
verstandelijk denken zoveel mogelijk uitschakelen, dan gaat automatisch dat deel van ons dat
niet bewust deelneemt aan dit leven, ook spreken. M. a. w. we komen tot een zelf-erkenning
en zelf-onthulling die het ons niet mogelijk maakt verder door te dringen in ons eigen wezen.
En wanneer we dit natuurlijk bereiken, dan krijgen we weer een zuiverder beeld van die waan,
of van die subjectieve werkelijkheid waarin we leven. En dat beeld hebben we toch wel nodig
geloof ik, willen we uiteindelijk dit subjectieve begrijpen en er wat mee kunnen doen. Kort en
krachtig, vindt U niet? Het is net als Liebig, je kunt er een hele koe van maken.
145
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 1 – 1 juni 1954

Ik moet U zeggen dat ik dat heel erg moeilijk vind, want als we uitgaan van het begrip dat
wij wezens hier op aarde, bestaan uit geest en stof, en er wordt gezegd dat alles waan is
Ja, dan is ook dat waan.
. . dan is geest waan en alles wat wij geestelijk beleven waan
Inderdaad, en ook de stof is waan.
Dat kan ik mij begrijpen, omdat we dat zintuigelijk waarnemen.
Kijkt U eens, zowel geest als stof zijn beperkt. En laten we nu dit stellen: alle beperking die
wijst op een zelfstandig leven is waan, dus elke uiting die daarmee in onmiddellijk verband
staat is ook waan. En dat is natuurlijk een erg pijnlijke conclusie voor ons, want dan moeten
we tot de conclusie komen: We denken nu wel dat we bestaan, maar we bestaan eigenlijk niet,
we zijn alleen maar een flard van een gedachte en waar die vandaan komt, dat weten we ook
nog niet eens.
Dus de waan is noodzakelijk om verder te komen.
Ja, natuurlijk, dat zal iedereen U bevestigen die experimenteert, die onderzoekt etc. Beter te
beginnen met een foute diagnose…. .
Een werkhypothese.
…. of een hypothese die onjuist is, maar althans de bekende feiten dekt, dan helemaal niet te
beginnen. En uiteindelijk, wat ons gegeven is van deze grote werkelijkheid, is juist de waan
waarin we leven; daar kunnen we tenminste meewerken, die kennen weg daaruit kunnen we
conclusies trokken. Die zullen uiteindelijk waarschijnlijk volledig onjuist blijken, maar daar
hebben we eigenlijk helemaal geen pijn aan, want we komen verder. Daar gaat het toch
uiteindelijk om.
Dus je kunt de waan niet loslaten voor je iets hebt om verder te komen.
Inderdaad, dat kun je niet, maar de realiteit dát het waan is, kan vaak helpen om, daar waar
uit de waan omstandigheden ontstaan die je anders niet onder de ogen zou kunnen zien, ze nu
wél te aanvaarden.
Ja.
Denkt U maar aan een angstdroom die onmiddellijk minder erg wordt wanneer je je realiseert:
ik droom, het is maar een droom. Dan zit die leeuw nog wel achter je aan en dan breken er
nog wel alle deurknoppen en dan brandt die hele zaak nog verschrikkelijk en je valt nog wel in
diepe putten, maar je hebt ineens de geruststellende verzekering: ja, maar het is niet echt, zo
meteen lig ik weer in mijn bed. Begrijpt U?
Ja.
En nu is het alleen jammer; wij kunnen niet zeggen natuurlijk: wat komt er dan wanneer die
waan ophoudt, wat is ons eigenlijk wakker zijn t. o. v. de droom waarin we leven? Dat weten
we niet. Maar het is in ieder geval een heel gelukzalig iets, wanneer wij weten dat dit allemaal
niet echt is, dat het voorbij gaat. Om het nu eens heel erg stoffelijk te zeggen: dan is het zo
erg niet als er een atoombom explodeert, of wanneer je verminkt wordt, of wanneer je voor je
leven lang ongelukkig bent, want het is toch niet waar. Het in niet zo, zo dadelijk wordt je
wakker en dan ben je weer gezond. Je moet er even doorheen bijten en dan is het voorbij en
dan komt de werkelijkheid. Begrijp je? Als je op die manier kunt leven dan neem je dus de
angst uit je leven weg. Ik geloof wel dat dat één van de voornaamste dingen is, en dat we
daarom die waan toch niet uit het oog mogen verliezen. Ik wil helemaal niet zover gaan als
onze eerste vriend hier, de eerste spreker, maar ik geloof toch wel dat ik er heel wat voor voel
om die waan niet helemaal uit het oog te verliezen.
Dat zal voor ons niet zo makkelijk zijn ook om dat uit het oog te verliezen, want je komt
met concrete dingen in aanraking, waarvan je wel kunt zeggen: het is er niet, maar dat het
er toch wel degelijk is.
Stoot je neus maar eens flink.
Inderdaad, dat ben Ik volledig met U eens. Maar als U droomt, dan kunt U ook lijden,
nietwaar, dan kunt U ook pijn hebben, dan kunt U ook angst hebben en het gaat toch voorbij.
Als U zegt: "ik droom" en je zegt het wanhopig tegen jezelf, helpt het niet, die pijn die gaat

146
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 8 – 1 juni 1954

door of die angst blijft nog wel even bestaan, maar het scherpe, het wanhopige element
daarvan is weg. Daar gaat het nu juist om.
Maar is er in het gebruik van het woord "waan" eigenlijk niet een zekere aanleiding tot
misverstand, omdat wij in het algemeen iets een waan noemen, het zonder betekenis
achten? En deze waan hier, is juist van de grootste betekenis om verder te komen.
Nu ja, goed, als U een andere naam wilt, laten we dan zeggen "begoocheling".
Dat is hetzelfde.
Kunnen we niet beter zeggen dat het leven hier niet werkelijk is, maar dat we naar een
ander leven toegroeien?
Ja, U kunt het zeggen, maar ik heb er één bezwaar tegen. Wij noemen dit "leven", weten wij
of dat andere waar wij naartoe groeien "leven" is zoals wij het opvatten? Wij groeien ergens
naartoe, inderdaad, maar ik geloof dat die toestand die dan misschien de realiteit zal zijn, zich
geheel aan ons kenvermogen onttrekt op het ogenblik, dat we ons dat niet kunnen voorstellen
of realiseren, zelfs in een zeer bekrompen vorm.
Het feit alleen al dat U zegt "groeien", dat is al een aanwijzing.
Inderdaad, dus ik heb een gevoel van onvolledigheid en ik verwacht dat deze onvolledigheid
op een gegeven ogenblik vervangen wordt door een volledigheid.
Juist, er komt een zeker geloof, vertrouwen, ook nog bij.
Inderdaad.
Maar als wij ons eens voorstellen dat iemand alle twee zijn benen verliest omdat hij door
de tram overreden wordt en hij krijgt een paar kunstbenen, dan kunnen we niet zeggen:
dat is maar waan want je hebt echt goeie benen nog. Deze man voelt zijn kunstbenen.
Ja, zolang als hij zich realiseert dat het kunstbenen zijn en dat die tram hem overreden heeft
en dat hij daardoor zin benen kwijt is. Maar ik zou er tegenover willen stellen, nietwaar,
wanneer hij dus de volledige capaciteit zou bezitten om te geloven dat hij geen kunstbenen
nodig zou hebben, dat hij nog goede benen zou hebben.
Ja, maar dat is praktisch in deze wereld niet mogelijk.
U zegt: dat is praktisch niet mogelijk. Wanneer U zegt "praktisch niet mogelijk" geeft U toe dat
het realiseerbaar zou zijn en daarmee geeft U ook toe dus dat de theorie die verkondigd is niet
zonder zin is, maar dat alleen de mensheid op het ogenblik nog niet in staat is om de
consequenties daaruit te trekken.
Neen, omdat ze de materie niet beheersen.
Dat ben ik volledig met U eens dat ze die niet beheersen, maar uiteindelijk, voordat we
beginnen met een boek te lezen, moeten we toch eerst leren spellen, moeten we weten wat de
letters zijn. En als we proberen om werkelijk te gaan leven, dan moeten we toch in de eerste
plaats geloof ik weten wat het leven is, voordat we het leven werkelijk leren hanteren zoals het
moet.
Maar nu is het wel erg moeilijk, geloof ik, dat, als die tram over je benen gereden is en je
ziet ze daar losjes naast je liggen, met een klein flitsje zo nog aan je verbonden, om dan
tot de ontdekking te komen: die tram is niet over mij heen gereden, of die tram heeft niet
het vermogen om mij mijn benen af te rijden, ze zitten er nog aan en ik wandel verder.
Dan ben ik volledig met U eens; dat het erg moeilijk is kan ik mij voorstellen. En toch geloof ik
dat het mogelijk is.
Ik zou het niet gaan proberen.
Dat is juist weer het feit, daarom bent U nog mens. Juist omdat U zegt "ik zal het toch niet
gaan proberen", bewijst U dat U nog mens bent.
Tot op zekere hoogte kun je iets bereiken. Ik heb zelf drie maanden in het ziekenhuis
gelegen met iets dergelijke en ik heb een klein gedeelte van dat lijden van mij af kunnen
schuiven, nietwaar?
Ja goed, een klein gedeelte, de volgende keer misschien een groter gedeelte. Per slot van
rekening, ook daar kun je niet beginnen met wonderen. Dat is nu weer het eigenaardige,

147
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 1 – 1 juni 1954

wanneer wij stellen dat het wonder mogelijk is, dan zegt U onmiddellijk: nu ja, dan moet het
voor mij ook realiseerbaar zijn, ik zie het nergens, dus is het er niet.
Hier wordt even het lijden aangeroerd, maar dat is heel wat anders dan een gedeelte van
je lichaam missen.
Een ander geval: de chirurg haalt je appendix eruit en je hebt hem in een flesje in de
alcohol naast je op de tafel staan. Nou, neem nu maar eens aan dat je nog wel een
appendix hebt en dat je over 14 dagen weer een appendicitis zult krijgen.
Ik geloof dat vooral de consequenties van dit laatste door niemand gaarne aanvaard zullen
worden en als zodanig vind ik het voorbeeld onzinnig, maar dat neemt niet weg dat het mij
mogelijk lijkt om onmiddellijk weer uit de bestaande weefsels een appendix te stimuleren en
deze absoluut tot een evenbeeld te vervormen en uiteindelijk tot de volledige werkelijkheid
van wat het geweest is.
Dus je realiseren dat het geen appendix is.
Inderdaad. (het medium hoest) Ja, en nu zou U natuurlijk zeggen: nu is het heel makkelijk om
deze hoestprikkels weg te nemen en de oorzaak daarvan. Inderdaad. Zolang als de persoon in
kwestie niet gelooft dat hij verkouden is, zal hij het lang zo makkelijk niet worden.
Ik heb een dergelijk geval, niet zo rigoreus als U, meegemaakt. Dat was een dame, dat is
de chef van de openbare verlichting en die is in het ziekenhuis opgenomen en die moest
een galblaasoperatie ondergaan, en die was er heel slecht aan toe, en die man heeft er
nooit over gesproken, maar toen las ik in de Bijbel, ik geloof dat het was in "Johannes" dat
het mogelijk was om met onze gedachte en zo en met het gebed te genezen. En daar is,
met zijn vieren hebben zij dat gedaan, met vier ouderlingen, en die hebben dat met het
gebed gedaan en de specialist die is toen, voordat hij tot een operatie wilde overgaan,
heeft nog een röntgenopname gemaakt en toen heeft hij gezegd: ik sta hier voor een totaal
raadsel. Hij zegt: de vorige dag zag het er nog allerberoerdst uit en op het ogenblik kan ik
niet anders zeggen dan dat de hele zaak totaal en volkomen normaal is. Dat is gezien,
wanneer de mensen dat willen, door die specialist en nog andere doktoren en ze hebben er
een aantal assistenten bijgehaald om het geval te constateren en te bekijken. Dus in die
richting is wel degelijk wat mogelijk, want ik ken deze mensen persoonlijk zeer goed. Dus
daar zijn mogelijkheden. Maar dergelijke rigoreuze zaken als het afrijden van benen en
alles wat dies meer zij. . .
Die zijn uiteindelijk ook realiseerbaar, tot zelfs het opwekken vanuit de dood, nietwaar, tot
zelfs het samenvoegen van een hoopje menselijke ledematen en ze tot mens maken.
Maar kunnen wij dat ook doen?
Als U geloof genoeg hebt, ja. En dat is nu juist het beroerde.
Het geloof hebben.
Het geloof. Dus het geloof, wat is geloof dan eigenlijk? Geloof is een weten dat zich richt tegen
de bestaande feiten.
Maar goed dan zal ik in die tram zitten. Dan zou iemand die ziet dat iemand overreden
wordt en zijn benen liggen er naast, kan hij dan uit de tram stappen en zeggen: geneest
benen en de benen komen weer op zijn plaats?
Waarom niet? Denkt U dat die dingen nog nooit gebeurd zijn?
Jawel.
Ze zijn gebeurd en dat ze in deze wereld niet zo vaak gebeuren, dat is begrijpelijk, want deze
wereld heeft geen geloof en geen vertrouwen. Maar ze zijn mogelijk. En per slot van rekening,
dat wat één keer mogelijk is kan herhaald worden, nietwaar? Dat bent U toch met mij eens?
Volkomen waar.
Maar nou kom ik terug. Waarom gaat het dan met Ria Y. d. Z. zo beroerd?
Is het niet hard om te zeggen tegen mensen die niet genezen of niet kunnen aanvaarden
dat ze nog benen hebben: "je gelooft niet voldoende"; terwijl die mensen toch wel een zeer
groot geloof hebben?

148
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 8 – 1 juni 1954

Het is misschien erg hard om het te zeggen, en toch is het waar. Je gelooft niet voldoende. Dat
moet je tegen die mensen niet zeggen, dat is erg hard. Maar als men op harde waarheden
staat, ja: U gelooft niet voldoende, inderdaad.
Ik ben het niet met U eens.
Dat U het niet met me eens bent kan ik heel goed begrijpen, en. . . nu ja, enfin, daar praat ik
liever niet over. Maar ik wil U toch wel zeggen dat met al deze gevallen het altijd weer zo is
dat uiteindelijk de vormende kracht en de instandhoudende kracht, ook voor Uw lichaam op dit
ogenblik is "de gedachte" en dat de enige gedachte die daar uiteindelijk beslissend voor is, Uw
eigen gedachte is en niet de gedachte van een ander of de kracht van een ander en dat alleen.
Indien iemand erin slaagt in Uw denken, Uw eigen bewustzijn dus, de overtuiging, het geloof
als het ware volledig te baseren en te doen heersen, kan het wonder gebeuren en niet vóór die
tijd.
Je kán het wonder gebeuren, maar. . .
Inderdaad, en gebeurt het dus ook, want elke mogelijkheid wordt gerealiseerd indien daar
geen remming tegenover staat.
Want kijk eens, de grote moeilijkheid zit hierin, daar moet een enorme innerlijke
geestelijke overwinning op volgen, want laat ik U zeggen, U sprak hier over opwekken uit
de dood. Ik had een katje, dat was dood van 's middags drie uur. En voordat je daar zelf
kunt zeggen: nou kijk eens, ik heb de macht om dat beest levend te maken, dus ik zál dat
beest weer levend maken, dat is onder een gewoon denkend gezelschap, niet mogelijk, dan
zeggen ze: die vent is gek. Maar wanneer je dan zo'n beestje op je handen neemt en na
een kwartier leeft dat beest, dan is dat een enorme sensatie. Dan heb je dat meegemaakt
en dat weet je dan, maar andere mensen die zullen zeggen: "die vent loopt met
molentjes", nietwaar, wanneer ik toevallig geen getuigen zou hebben, "want het beest was
niet dood, want het was zus of het was zo".
De wereld zal, zelfs wanneer U zoiets overtuigend bewijst, het nog niet geloven, omdat het
zich nu eenmaal richt tegen de gehele samenleving, de gehele gedachtengang van de mensen.
En dat is nu juist het moeilijke, daar moet U afstand van kunnen doen. U ook, U zegt: waarom
gaat het dan zo slecht met Ria v. d. Z. ? Omdat, mijn waarde heer, het probleem in haar ligt.
Ja, maar nu in er één van de vorige malen, ik meen de vorige maal, ook gezegd dat,
wanneer men een patiënt wil helpen, men hem kan helpen zonder daar eigenlijk over te
spreken
Inderdaad.
Dus de geest op hem te richten en de fout weg te nemen.
Inderdaad.
Dat gaat ongelovelijk goed.
Ja, dat begrijp ik wel.
En hoe gaat dat, hoe denkt U dat het gaat?
Ik kan me dat nog niet realiseren, ik heb daar over gepiekerd, ik heb gezegd: hoe moet ik
dat nu doen, want ik wil zo graag mensen beter maken, daarvoor zit ik hier.
Ja goed, dus U stelt de fout vast. Dat is punt 1. Of U die fout goed vaststelt weet U niet, maar
U bent er volledig van overtuigd.
Ja.
M. a. w. U kunt de suggestie overbrengen, zonder een woord te zeggen, op de persoon zelf:
dat is niet in orde en dat moet je verbeteren, dat zul je verbeteren, dan is álles voorbij. En dan
kunt U rustig behandelen, nietwaar, voor niergruis terwijl in werkelijkheid ergens een
ontsteking gaande is.
U bent bezig uit mij te putten, hé? U denkt weer aan een bepaald geval.
(Gelach).
Ja, ik ben even betrapt. Ik wilde hier onopvallend eventjes wijzen op bepaalde aspecten, maar
voor dat ik het weet, hebben ze me toch even te grazen. Dus

149
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 1 – 1 juni 1954

U neemt het mij toch niet kwalijk dat ik


Neen, helemaal niet.
Ik neem het U ook niet kwalijk dat U uit mij geput hebt, hoor, helemaal niet, integendeel, want
als ze er verder mee komen, dan ben ik er ook al blij mee. Ik probeerde het juist te illustreren,
maar ik had de hoop eerlijk gezegd dat U zich later zou realiseren wat ik gezegd heb. U heeft
het nu voordien gedaan en daarbij is een deel van de porté van wat ik wilde zeggen eigenlijk
wel verloren gegaan. Maar dat hindert niet, ik maak het af.
Graag.
Nu behandelt U op niergruis en niet op ontsteking. Maar wanneer Uw suggestie - want we
gaan geestelijk behandelen - goed is, zegt dat lichaam zelf: hé, heet dat nu niergruis? Ik heb
steeds gedacht dat het een ontsteking was; maar goed, noemen we het niergruis, we gaan het
opruimen. Die geest die zoekt de oorzaak van de ziekte. Wat voor naam U eraan geeft en wat
voor plaats U omschrijft, dat wordt gecorrigeerd door de geest. Ook zo kunt U dus met het
behandelen voor het één, het andere genezen. Iets wat in de geneeskunde soms ook
voorkomt.
Inderdaad.
Waarmee ik dus wil zeggen: het is hier een kwestie dus van een geloof als het ware, op te
leggen aan de geest, dat is Uw gedachtenkracht. Maar als U zich daarop gaat concentreren,
dan moet U weer teveel gaan denken. Dus U richt zich zeer spits precies op het punt dat U
genezen wilt en U moet die geest van de persoon in kwestie - en dat kunt U over een hele
afstand doen - zodanig sterk beïnvloeden, dat deze voor zichzelf begint te geloven: het is maar
een kleinigheid, als ik die kleinigheid nu maar in orde maak, dan begint het genezingsproces
zeer snel en dan krijgen we heel verbluffende resultaten. Wat U dus doet is niet genezen, maar
dat is eigenlijk de blokken onder de wagen van geneeskracht weghalen, die daar ergens in de
hersens op een helling staat en niet verder kan, want er zit dat vooroordeeltje, er zit dat
complexje in, er zit dat dingetje.
En dat geldt voor alles?
Dat geldt voor alles.
Maar het feit dat U straks zei, nietwaar: "dan kan het wonder gebeuren", dat houdt toch
ook in dat het niet iets gewoons is.
Een wonder is al datgene wat de mens niet verklaren kan en toch gebeurt.
Ja.
M. a. w. het is een wonder dat er nog geen wereldoorlog is, want als elk woord van haat dat
gesproken werd, slechts één geweerkogel zou zijn geweest, zouden er niet veel mensen meer
leven op deze wereld. Dat is ook een wonder, maar U beschouwt het niet als zodanig. Wanneer
U denkt aan een wonder, dan denkt U aan datgene wat zich onttrekt aan het normale.
Ja.
Nietwaar? En als zodanig spreek ik dus over wonderen.
Mag ik U eens iets zeer persoonlijks vragen? Dan hoop ik dat U zich eens instelt op mij en
dat ik weer goed kan gaan zien.
Dat zou ik kunnen. U heeft het nu - ik heb het daarnet vermeden - U heeft het nu naar voren
gebracht; ik wil U antwoord geven. Zodra U afstand heeft gedaan van de koppige kracht
waarmee U de dingen in het leven soms verwerpt, wanneer dat gebeurd is, zult U zien, maar
ik ben bang dat U dan al heel dicht bij het einde van Uw leven bent vóór het gebeurt, dat wil ik
erbij zeggen, want. . .
Kunt U dat nog eens verder verklaren?
(Andere vraagsteller) Kan een derde daarbij niet helpen?
Neen. Ik wil U dat verder verklaren als U dat wilt. . . .
Ja.
maar ik mag niet al te persoonlijk worden en zal mij dus beperken tot een paar hoofdzaken. U
heeft altijd gediend, dat is een feit. Maar in Uw dienen heeft U wel eens de zaak wat verkeerd
gezien in de relatie, in de verhouding. En dat was een kwestie voor U van geestelijke blindheid
150
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 8 – 1 juni 1954

of lichamelijke blindheid. En waar U nog zoveel streeft naar bewustzijn, heeft U de stoffelijke
blindheid aanvaard, geestelijk, maar U kunt ze nog niet tot een reële aanvaarding, ook stof-
felijk, kunt U zichzelve brengen. Zolang U dit niet kunt, zolang U niet aanvaarden kunt, U kunt
onderwerpen, maar nog steeds wilt domineren en heersen - U moet mij niet kwalijk nemen dat
ik dat zeg - maakt U het voor Uzelve onmogelijk om nog weer te zien, begrijpt U? En U maakt
het voor Uzelf soms nog veel erger, en dat weet U heel goed. U weet ook, wanneer U nadenkt,
de reden daarvan; dan weet U waarom het gebeurd is.
Slaat dit op vorige levens ook nog?
Op vorige en het huidige.
Ja, ja, maar toch ook nog.
Ja. En dan zult U misschien ook beseffen uiteindelijk, dat U de kracht tot genezing al dien tijd
in Uw eigen handen heeft gehouden, maar dat U ze niet heeft kúnnen en willen gebruiken,
omdat U de consequenties daarvan niet wenste te aanvaarden. Ik hoop dat U het mij niet
kwalijk neemt, ik sluit hiermee het incident verder. Wanneer U er over nadenkt, dan weet U
heel goed wat ik gezegd heb hier en dan weet U zelfs, dat wat ik gezegd heb over het einde: U
zult nog zien op deze wereld, ook al zegt men nu dat het onmogelijk is; U zult nog afstand
kunnen nemen van het licht, maar veel verder zal het niet gaan. En nu weet U dat óók, en U
weet ook waarom.
Ik dank U wel.
Dat was eigenlijk erg persoonlijk en ik hoop dat U het mij niet kwalijk neemt. In een besloten
kring kan ik het uiteindelijk wel eens een kéér doen. En voor U vriendin: U moet dit niet
nemen als een ver- of beoordeling, maar het is alleen even, nietwaar, we moesten even de
puntjes op de "i" zetten, dat is ook voor U wel eens nodig. Ik wilde er verder dus helemaal
geen onaangenaam accent in brengen, laten we het zo zeggen. Nou, en dan kunnen we
misschien verder gaan met wat anders, of niet? Moeten we nog op het onderwerp zelf
doorgaan?
Ja, het is wel interessant, ik ging er maar rustig op door op het onderwerp. Ik geloof, het
heeft ons aller belangstelling.
Ja, kunt U er iets meer van zeggen?
Ja, ik kan het wel proberen om het U duidelijk te maken. Kijkt U eens, het moeilijke altijd bij U
- en dat zal het wel altijd blijven ook, hoor, daar moet je je ook maar niet druk over maken -
dat is dit: voor U is deze wereld uiteindelijk de enig voorstelbare realiteit, alle andere
wereldbeelden die U heeft of die U in Uw gedachten vormt, alle voorstellingen van
oneindigheid, van sferen etc. zijn onmiddellijk verknoopt met deze realiteit.
Ja.
Het resultaat is dat U eigenlijk op een gegeven moment gaat zeggen; ja, maar het enige
echter dat is dit. En dan wilt U nog wel zover gaan dat U zegt: "het enige werkelijke ben ik, al
het andere kan schijn zijn, maar ik zoals ik mijzelve zie en ken, ik ben echt". En daar wil je
geen afstand van doen als mens. Maar dat maakt het nu juist zo lastig, want U bent niet wat U
denkt te zijn, daar zit het hele probleem. En wanneer U zich dat nu maar realiseert, dan zult U
ook begrijpen dat U eigenlijk een octopus bent, dus dat U acht armen heeft, maar dat U door
Uw illusie: "ik ben mens", er maar twee van gebruikt. Weet U wat ik bedoel daarmee?
Ja, ja.
Het is misschien een erg stom, onbeholpen voorbeeld. Maar U heeft dus veel meer
mogelijkheden, maar U beperkt zichzelf door Uw voorstellingsvermogen omtrent Uzelf tot een
paar daarvan. En deze zelfbeperking brengt met zich mee dat U juist, omdat U koppig toch
vasthoudt aan: "zo is het en dit ben ik", dat U daardoor, nu ja, Uzelf vaak ongelukkig maakt.
Wat U met één arm niet kunt tillen dat kunt U met drie armen wegsmijten, begrijpt U? Wat
met de kracht van, wat U nu op het ogenblik gebruikt, onvoorstelbaar is, dat is met het totaal
van je niets. En dat kunt U zich niet realiseren. U bent uiteindelijk allemaal zeer complex
opgebouwd en in die complexiteit. . . . laten we dit stellen: met de kracht, aanwezig in het
lichaam van één mens - en nu alleen nog maar stoffelijke kracht - kunnen we zelfs een
planeetje als de maan genereren; dat kunnen we eruit voort doen komen. Zoveel kun je eruit
maken, dus zeker een extra been of een extra arm als het nodig is. Wanneer U naar een
151
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 1 – 1 juni 1954

andere sterrennevel zou willen gaan, dan is nog niet de helft van de kracht die in U aanwezig
is, nodig om dat heen en terug te halen, miljoenen en nog eens miljoenen lichtjaren. Zoveel
kracht zit daarin, en deze kracht in te gebruiken zoals U dat zelf wilt, wanneer U zich bewust
bent van Uw zijn en daar komt het op neer.
Maar daarvoor is het kennen en hanteren van deze dingen noodzakelijk.
Ja natuurlijk, het kennen en hanteren is noodzakelijk, maar we moeten beginnen natuurlijk
met de grondregel voorop te stellen, want met die grondregel dan komen we terecht bij: het is
waan, het is niet zoals je je denkt; wat je ziet als de werkelijkheid dat is maar een heel klein
deeltje.
Maar het weten van die waan dat impliceert dat je in je normale leven met je me de
mensen in grote conflicten komt.
Ook dat is weer een waan, want nu komt U in de gevaarlijke waan terecht dat, wat U erkent
als Uw werkelijkheid, voor anderen een acceptabele werkelijkheid moet zijn. En dat is ook de
grootste fout die je maken kunt, want hoe enger en bekrompener een mens denkt, hoe vaster
hij vasthoudt aan zijn eigen overtuiging. En die bekrompenheid. die staat helemaal niet in
verband met veel weten of weinig weten, maar alleen met een persoonlijk waardebesef
hebben, een persoonlijk beeld van zich zelf hebben, dat in de huidige omstandigheden dan als
iets buitengewoon groots of waardevols wordt aanvaard en gezien. Nietwaar, er is eens
iemand geweest, die heeft gezegd: de grootste ezels die zie je op de katheder staan aan de
universiteiten. Die man die had in zekere zin gelijk, want met hun vele weten zijn ze vaak zo
overtuigd van hun eigen weten, dat ze voor het werkelijke weten, dat er misschien in die
tussentijd geboren wordt, gewoon niet toegankelijk zijn; dat ze geen andere conceptie kunnen
aanvaarden dan datgene wat zij concepiëren. Dat is misschien erg gevaarlijk om het zo te
zeggen, maar die man die had gelijk.
Dat ervaart je in je leven, dat zie je dikwijls, nietwaar? Dat is juist het beroerde.
Juist, en nu zeg ik dit over universiteits-professoren dus, en nu zegt U allemaal: ja, ja, jat ja"
maar het is met U toch precies hetzelfde? De één kan meer omvamen en omvatten dan de
ander, maar U zegt allemaal; "mijn conceptie dat is de enige, dat is het. Nou, en dat er
misschien nog duizend andere richtingen ermee parallel lopen, dat merk je niet. Dat is nou
juist het beroerde, daar zit de fout en daarom is het noodzakelijk dat U zich realiseert dat de
wereld waan is, want als U dat begrijpt, dan kunt U ook begrijpen dat naast Uw schijn, naast
Uw begoocheling duizend andere begoochelingen kunnen bestaan en dat ook al past dat niet in
Uw wereld, die andere begoocheling toch als reëel en echt kan worden aanvaard.
Van een ander.
Van een ander, juist. En wat voor een ander echt is, kan, wanneer ik aanneem dat wij geboren
zijn uit één God, voor mij niet onecht zijn, onjuist zijn. In de waan van een ander zit iets van
dezelfde kracht waaruit ik in mijn waan en mijn begoocheling leef. Dus uit die begoocheling
kan ik iets leren omtrent de oorzaak van mij zelve. ken ik de oorzakelijkheid, de kracht die in
mij leeft en werkt, dan kan ik ze hanteren en kan ik wonderen doen. Dan kan ik nog veel
meer, maar waar het uiteindelijk terechtkomt, ja, dat weet ik ook niet.
Wij kunnen van die andere ook altijd zeggen: hij is een zoon Gods.
Nou, laten we zeggen: "kind Gods".
Of kind Gods dan.
Want anders dan zouden onmiddellijk de feministen opstaan en roepen: de man vraagt voor
zichzelf het recht om de enige nakomeling Gods te zijn, we laten hem eruit smijten. Net zoals
ze gedaan hebben met verschillende kantoren, nietwaar? Ja, enfin.
Mag ik, in verband hiermede nog iets vragen over de drie grondstellingen die iedere
leerling van de esoterische wijsbegeerte het eerst te horen krijgt en waar hij mee
geconfronteerd wordt: wie ben ik, waar kom ik vandaan en waar ga ik heen?
Wie ben ik? Als we daarmee beginnen, dan komen we dus van de ene waan op de andere.
Wie ben ik? Deel ben het zijn. Vanwaar kom ik? Uit het zijn. Waar ga ik heen? In het zijn.
(Gelach).

152
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 8 – 1 juni 1954

Als U de gelezen drie begrippen met deze uitleg vasthoudt, dan is de voorstelling van waan
weer een waan.
Inderdaad, alles is waan, zelfs dat er waan bestaat.
En dan komt men dus van de ene waan, die men bewust wordt tot een andere waan.
Inderdaad. Maar wanneer ik van de ene waan in de andere kom, breid ik mijn conceptie der
waan uit.
Dus het wordt groter.
Dan krijgen we de totaliteit van de waan.
Juist.
Mag ik naar aanleiding daarvan nog eens even herinneren wat een paar dagen geleden een
collega van U, ons door hetzelfde medium heeft verteld en dat was een beeld dat me zeer
getroffen heeft, dat was volgende redenering: dat God als volmaakte God niet het
onvolmaakte heeft geschapen, maar het volmaakte; dat, ieder mens volmaakt is
geschapen en dat zijn hele levenstaak hierin bestaat geleidelijk van dat volmaakte zich
bewust te worden.
Inderdaad. Dat is ook een grondstelling waar ik het volkomen mee eens ben. Het is een
esoterische filosofie, zoals U merkt, maar ik ben het volkomen met deze grondstelling eens, n.
l. hierom: God is voor mij het totaal van het zijnde. Of deze God in zichzelf misschien weer een
mens is of een nog kleiner wezen in een andere wereld, interesseert mij niet. Hij omvat het
totaal van het voorstelbare en niet slechts het door mij voorstelbare, maar van het totaal van
het door mij kenbare en het daarin levend voorstellingsvermogen. Dat kunt U accepteren,
nietwaar? Dus is deze God volmaakt. Maar ik leef uit die God en in die God, ik ben deel van die
God, want anders zou ik niet bestaan. Dan ben ikzelf ook volmaakt. Alleen ben ik mij er niet
van bewust, omdat ik de grote fout bega van mijzelf te zeggen: "ik ben het", inplaats van te
zeggen: "ik ben deel van God". Daardoor sluit ik mij van het totaal van het goddelijke uit in
mijn bewustzijn en zal ik mij nooit het totaal kunnen realiseren. Maar, doordat ik in het
goddelijke voortdurend op een andere plaats terecht kom - ik ervaar als het ware voortdurend
een ander deel van de goddelijke volmaaktheid - kom ik op den duur tot het besef van mijn
eigen volmaaktheid; zo stel ik het mij voor. En dat houdt natuurlijk in dat ik volledig alle
kanten van het goddelijke moet hebben gezien, dus ik moet het duister en het licht hebben
gezien. Wat voor mij licht en duister is, is beide God. We moeten dus beide doorleefd hebben.
Wat vreugde is en leed is beide God, ik moet ze beide doorleefd hebben, wil ik tot een
conceptie van God kunnen komen. En in het zoeken naar God doe ik eigenlijk niets anders dan
in mezelf realiseren. Ik ben wel een deel ervan, maar een vezel van Uw vinger kan ook
zeggen: "ik ben mens", niet; "de mens ben ik", dat is niet waar, maar "ik ben mens". En zo
moeten wij dan ook eigenlijk ten opzichte van het goddelijke staan. En zolang als wij ons dus
stellen tegenover dit geheel en onszelf bepalen als iets verschillende van de rest, in plaats van
een functioneel verband hebben mét de rest, ja nou, waan. Dan komen we weer op hetzelfde
terecht. Overigens een interessante filosofie, vindt U niet? Daar zitten een hoop mogelijkheden
in.
Ik zou U nog willen vragen, in verband met het genezen van anderen: hoe staat U ten
opzichte van de wet van oorzaak en gevolg? Wanneer een ziekte een karma is, kan daar
dan toch ingegrepen worden?
Och, U kunt het altijd proberen, want op het ogenblik dat de mens zelve verandert in
geestelijk concepieren, in geestelijk opvatten, geestelijk begrijpen en geestelijk beleven, nou,
laten we het zo voorstellen; het is misschien het gemakkelijkste: hier heb ik oorzaak en
gevolg, dat is deze lijn, daarin zit hier een kenpunt. Nu kom ik op dit punt, en ik word mij
bewust, ik zeg: nu ga ik zo. Dan verander ik niet alleen mijn toekomst maar ook mijn
verleden. Oorzaak en gevolg liggen in een ander vlak en een totaal ander leven komt eruit
voort. Als zodanig kan ik dus ook genezen, mits ik een geestelijke genezing in de eerste plaats
tot stand breng d.w.z. een nieuw geestelijk inzicht schep. Niet dus Uw lichaam is genezen,
maar Uw zonden zijn U vergeven, het bekende argument, weet U wel? Nou, en dan weet U ook
precies hoe ik er over denk, of niet?
Ja, dank U.

153
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 1 – 1 juni 1954

Nou, hebben we nog meer af te doen, of wordt het zo langzamerhand tijd om U weer eens
eventjes wat verpozing te gunnen? Nou, dan kan ik alleen voor deze vrienden zeggen: we
zullen eens kijken wat het verder wordt, hé? En misschien zie ik wel kans om er zelf ook eens
een keer bij te zijn. Ik heb ander werk natuurlijk, ik ben in hoofdzaak spreker en die tussentijd
die heb ik toch heus wel nodig om zelf eens een beetje, wat men dan noemt, hogerop te
komen d.w.z. mijn waan wat uit te breiden, om in de term van de avond te blijven. (Hilariteit)
Vrienden, ik ben erg dankbaar voor de aandacht; ik wens U allemaal een goeden avond. Dan
krijgt U de laatste spreker, zoals U weet.
Goeden avond vrienden,
Wij zullen dan de bijeenkomst weer besluiten met een meditatie. Heeft één Uwer daarvoor een
onderwerp?
Het kristal.
Het Kristal
Gegoten in hardheid uit het vluchtige is het kristal. Bepaald door vele dingen,is het in een oude
vorm gegoten die het ingeschapen werd. En in zichzelf draagt dit trillend leven van
naamgebundelde stoflichamen die, niet wetend hoe te gaan, elkaar beroerend, barend een
leven, een zijn vol complexe mogelijkheden. Een kristal, zo beschouwd, is soms een klein
wonderwerk van de natuur. Maar ach, wat kunnen wij bevatten van hetgeen er in leeft? Het
kristal is een klein heelal, klein en beperkt misschien, maar vol van levende, sidderende,
trillende kracht van een geheel andere orde dan vóór het moment dat het kristal tot stand
kwam uit de materie. Kristal is een vorm, het in een structuur, het kristal is een wet die gezet
wordt voor het zijn, wanneer bepaalde omstandigheden optreden. Zo kristalliseert ook het
leven. Eerst danken we vrij te zijn, de chaos is onze moeder en vader, en dan trekken wij
verder ons voegend naar het vat waarin wij gegoten worden. En wij weten niet wat ons
voorland, onze voorbestemming is; wij weten niet vanwaar de chaos eens is ontstaan, die ons
heeft verder gedragen en nu dwingt in koele, strakke wetten ons te ordenen in de rigide
structuur van de vorm, van de wereld, het zijn van het kristal. Zodadelijk dan zal een vluchtige
kracht spelen, het kristal verdampend, wegsmelten en niemand weten waar de vorm gebleven
is. Maar de wet bestaat. En weer worden de delen uit het Al door omstandigheden
samengehamerd opnieuw, en opnieuw dezelfde vorm, dezelfde structuur en toch weer een
klein verschil in spanningen, heersend in deze kleine wereld. Wij zwerven van vorm tot vorm,
van oord tot oord en wij weten niet waarom wij thans in deze benauwdheid en benepenheid
geplaatst worden, dan weer vrijelijk kunnen gaan door de luchten, zwevend en spelend in een
wereld vol zoetheid, dan weer gebonden aan de wetten en de spanningen die ons haast pijnlijk
aandoen. Zijn wij misschien gekomen uit een groot kristal? Is misschien God de kristallijne van
het zijn. Heeft misschien God, als een kristal Zijn strakke wet ontbonden en met als vrije wil
begaafd, heengezonden al die kleine delen ergens een ruimte in, wetend dat zij dadelijk terug
zullen keren, dat dadelijk de omstandigheden opnieuw hen zullen hameren, opnieuw in
dezelfde vorm, dezelfde structuur, en toch met een andere, innerlijk misschien grotere en
edeler waarde. Veredelend laat God uit zich gaan en trekt God tot zich en in Hij de wet. Wie
weet zijn de omstandigheden die regeren, die God vormen en doen ontplooien, die Hem
scheppend doen uitgaan in het Al en terug doen vallen in de koude nietigheid van het kristal,
de wetten van een groter Heer. Wij weten het niet. Maar zijn wij niet geboren uit dit rigide
zijn, uit deze vaste vorm die in zichzelf, begaafd met sidderend leven, toch nauw begrensd
blijft. En streven wij niet naar het zelfde doel terug te keren, tot het kristal vanwaar we
uitgingen? Van welke wereld zal dat kristal een deel uitmaken? Wie kan het zeggen? Waar
eindigen de treden der oneindigheid? De gedachte staat stil wanneer ge tracht om dit te
bevatten. Maar één ding weten wij: uit het niet is alles voortgekomen, uit iets wat niet bestaat
in onze zin, ons denken, ons weten, stof noch geest in staat zijnde dit te bevatten. Terug
zullen wij keren tot dat wat voor ons niet is. Toch zal dit niet zijn een wet, een vorm, een
kracht, een spanning onbevattelijk voor ons, maar werkelijk. Ons hele warrelende spel, ons
hele leven en zijn, dient misschien slechts om ons in de structuur te doen dalen op dat punt
waar wij nodig zijn, opdat ons kristal in een luister als een magische edelsteen stralend,
betekent de zegenen de kracht des levens. Wat zijn we? Zijn onze gedachten niet een klein

154
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 8 – 1 juni 1954

kristal, een vastgevormde neerslag van vele stromingen die we niet mogen erkennen? Zijn niet
onze daden gekristalliseerde gedachten, die vast en onveranderlijk vorm kregen?
Ach, steeds weer lijkt het gehele leven te bestaan uit krachten die vastgevormd, volgens
vreemde, haast onkenbare wetten werden het kristal van het zijn, om zich weer te ontplooien
en op te gaan en hernieuwd neer te slaan keer op keer, en niemand weet waar het begin of
het einde is. Delen van een groter kristal? Delen misschien van een wereld waarin vele
kristallen (band loopt af waardoor het slot helaas niet kon worden opgenomen).

155
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 9 – 6 juli 1954

6 juli 1954

LES 9

Goeden avond vrienden,


U zult dan voorlopig een klein beetje genoegen moeten nemen met mij als eerste spreker,
want we zijn nu zo langzamerhand gekomen aan problemen die een klein beetje meer onder,
ik zou haast zeggen, mijn jurisdictie vallen. U zult zich herinneren dat het laatste onderwerp
dat wij beschouwd hebben, het onderwerp was van "leven", en dat we daar de misschien wat
treurige waarheid hebben gesteld: alles is uiteindelijk waan. En van dit standpunt zullen we
eerst eens een beetje verdergaan, want alles is waan hebben we gezegd; het in allemaal de
camouflage van een werkelijkheid. Maar even daarna, toen ik persoonlijk aan het woord kon
komen, toen hebben we zitten praten over magie, en toen zijn we terechtgekomen bij de
kristallen. Ik heb U o. a. wat verteld over de beschaving in de ammoniaksferen, de
kristalvormen die door hun innerlijke spanningen leven en ik heb U verteld van een magiër die
bepaalde kristalbloemen kon maken maar nooit de waarde daarvan begrepen heeft. En dat is
nu het punt waarvan we nu uit zullen gaan. Een kristal - zo hebben we gezegd - kan zich in de
wereld buiten het kristal kenbaar maken en invloed uitoefenen, omdat het door inwendige
spanningen in staat is stromen en velden te produceren, die de omgeving beïnvloeden. Maar
als we dat van een kristal zeggen, vrienden, moet dat dan ook niet waar zijn voor een mens?
We hebben nu al heel wat met elkaar geeproken over gedachtenkracht en wat dies meer zij;
we hebben geprobeerd de grondoorzaken daarvan te vinden, maar laten we toch even nog
heel eenvoudig teruggaan en proberen hoe we het van dit standpunt uit dan moeten
benaderen: Een mens is een complex wezen, vol van inwendige spanningen, spanningen die
niet alleen van fictieve z. g. emotionele aard zijn, maar die regel bestaan: spanningen in
weefsels, sterke overladenheid van het zenuwstelsel, waardoor, wat men in de wereld toch ook
overspanning noemt, dus te sterke gespannenheid tot stand komt. We zien de mens reageren
op alle dingen met een verandering van de spanningen in zijn eigen wezen. Dat is het eerste.
Als U buiten U iets waarneemt, dan verandert er door die waarneming meteen iets in U; dat is
Uw reactie op de buitenwereld. Maar nu is alleen de vraag: kan ik, zonder daadwerkelijk in te
grijpen, door de spanningen binnen mij te laten werken, iets tot stand brengen, kan ik
misschien buiten gerichte gedachtenkrachten al wat dies meer zij om, toch nog komen tot een
vormende werking op mijn omgeving? En dan zitten we natuurlijk meteen hals over kop in het
terrein van de magie, want magie is niets anders dan het toepassen van aanwezige
spanningen, om daardoor de verschijnselen en verschijningen van aard te doen veranderen. U
moet nooit denken dat magie een wezenlijke verandering van de werkelijkheid betekent, maar
zij betekent een verandering van de observering van die werkelijkheid, van de waarneming en
ervaring die die werkelijkheid bij U teweeg brengt. En dat lijkt me nu wel heel gemakkelijk als
we daar wat van weten. Wanneer een mens ontspannen is, werkelijk rustig, bedaard, dan
brengt zo iemand rust in zijn omgeving; zijn hele wezen drukt uit de gedachte "rust en vrede"
en het valt erg moeilijk om die vrede te verstoren. Als je lang genoeg in die sfeer bent, dan
wordt je meegesleept. Nou ja, dat heeft U toch ook wel eens meegemaakt, nietwaar, dat de
mensen door de stemming van anderen zo sterk beïnvloed werden? Nou, waarom kan dat nu
alleen bij stemming, waarom gebeurt het niet dat als een mens denkt "goud" dat er goud
komt. Waarom kan dat niet? Daar ligt het grote verschil; de mens kan rust, vrede, haat,
angst, opwinding geheel beleven; dat is niet iets waar alleen zijn gedachten maar aan
deelhebben, dat is iets dat wordt geleefd met elk spiertje, met elk vezeltje van zijn wezen. Dat
kunt U met de gedachtengang niet; U zou misschien de methode kunnen vinden om de
gedachte "goud" in Uw lichaam te verwerkelijken en dan wordt het buiten U werkelijkheid,
maar voordien niet, begrijpt U? Dat is toch allemaal, ik zou zeggen; nog zo klaar als een
klontje. In er iemand die er nog wat op te zeggen heeft? Neen. Nou, kijk eens. Vu moeten wij
natuurlijk uitgaan van het standpunt dat wij zelve in meerdere of mindere mate die invloed op

156
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 9 – 6 juli 1954

onze omgeving hebben, en naarmate wij onszelve meer leren in te leven en in te denken in de
wereld van anderen, zullen wij ook in staat zijn om die reacties van anderen in ons werkelijk te
maken en die beïnvloeding te versterken. Maar wij komen in de wereld maar heel zelden te
staan voor een probleem waarbij wij zeggen: we willen het aanwezige behouden en dus
versterken. Wij beginnen heel vaak wel te reageren op de omgeving, op deze begoocheling, in
een bepaalde vorm, maar we kunnen niet - en dat is het lastige - onszelf zo instellen dat wij
persoonlijk het tegendeel zijn. En toch moeten we dat kunnen. Er zijn een paar heel
eenvoudige trucjes op, het is niet eens kunst, het is een weet. Wanneer U op een gegeven
moment zegt; "ik ben bang", dan is er buiten U verschrikking. Dan moet U zeggen : "in mij wil
ik vrede hebben, alles wat buiten mij is interesseert mij niet, weg ermee; het is begoocheling,
het is waan, het kan heel reëel zijn voor ieder van de betrokkenen, mij gaat het niet aan, ik
ben kalm, ik ben rustig, ik ben niet bang, voor mij is deze hele wereld alleen maar een uit-
daging, die ik graag aanneem, dat is een stimulans voor me". En wanneer je die gedachte
doorzet in jezelf - dus eigenlijk zelfsuggestie - wat gebeurt er dan? Dan gaat je hele lichaam
langzaam maar zeker die gedachte uitdrukken. En wanneer die gedachte wordt uitgedrukt, dan
zult U tot Uw verbazing ontdekken dat de hele buitenwereld reageert, die hele buitenwereld
beantwoordt Uw denken. U kunt dat overal toepassen. Laten we het nemen - nu ja, al zijn we
dan met mannen onder elkaar grotendeels in een vrouwelijk voorbeeld: de melk kookt dadelijk
over; U denkt niet aan die melk, die melk gaat haar gang, ik sta te wachten of ze alsjeblieft wil
koken en ze gaat er net overheen, want ik sta gespannen op dat opkomen te wachten, ik
bevorder het. Maar nu zeg ik: die melk kan, wat mij betreft overkoken, maar ik heb liever dat
het niet gebeurt, het interesseert me niet, die melk die kookt niet over, behoeft niet te koken;
als ik erbij ben dan is het tijd genoeg. Dan is het eigenaardige, de huisvrouw die met een
dergelijke houding op haar melk staat te wachten, die zal zelden hebben dat ze overkookt,
want die draait zich net ernaartoe als de melk opkomt. Is dat nu maar louter toeval? Neen,
maar er is door die houding een onmiddellijke relatie geschapen tussen de persoon en de
melk, dat ondenkende gewone vocht, dat zo gezond is voor iedereen naar men zegt. Zo kun je
tussen elk ding in je leven en jezelf de relatie scheppen die het andere aan jou onderdanig
maakt. Om een voorbeeld te geven: je zit met een wetenschappelijk probleem, je voelt dat je
een bron van straling genaderd bent, je kunt haar omschrijven, je zou haar kunnen gebruiken.
De brekingsverschijnselen die optreden zijn bijna vastgelegd, maar het laatste stukje dat komt
niet. Wat zeg je dan? "Zo kom ik er nooit", en dan kom je er werkelijk nooit. Zeg je: "ik ga
door tot in het oneindige", ach, dan kun je soms heel lang zoeken. Neen, dan zeg je; kijk eens,
dat heb ik nodig, dat moet er zijn, ik heb het overwogen, zo moet het zijn, zo is het dus.
Waarom het zo is, voet ik nu nog niet; hoe ik het zo tot stand kan brengen weet ik niet, maar
zó is het en laat nu de boel maar eens even rusten; ik zal zodadelijk de zaak wel even in orde
maken. En dan gaat het je net als met de melk: op het moment dat je je dan weer tot het
probleem wendt, lost het zich op. Waarom? Omdat je je er niet druk over hebt gemaakt, maar
je hebt je wezen vereenzelvingd met het probleem; dat probleem bestaat niet meer buiten U,
dat draag je in je mee. En als je je nu maar normaal lichamelijk aanpast aan de spannings- en
stralingsverhouding die voor het probleem noodzakelijk is, verwerkelijkt zich de oplossing
buiten Uzelf. Een ander geval: je hebt te maken met een psychiatrisch geval, U weet wel,
zoiets moderns, een neurose of zo iets, U zegt ik wil dat genezen, waar zit nu toch de fout, wat
is er nu toch allemaal? Ik ga er helemaal in op. " De oplossing blijft nog steeds in de verte. Op
een gegeven moment zeg je: "nou, het interesseert me niet meer. Toch wil ik beter maken, ik
wil genezen, maar ik heb niet meer de interesse om dat helemaal door te nemen, want het
staat buiten mij. Om al die spanningen te gaan reproduceren in mezelf daar wordt ik
hoogstens een klein beetje getikt van. " Dus je laat de zaak over je heengaan, heel rustig,
keer op keer. En dan ineens dan krijg je een idee, dan zeg je; "nou, ik weet eigenlijk niet eens
waar het over gaat maar dat is de methode, ik wil dat het zo gaat en het gaat zo. " Dan heb je
in jezelf een veld geschapen wat op de psychisch zwakke, onevenwichtige mens een invloed
heeft en deze, al is het maar tijdelijk, boetseert in de vorm die U zich voorstelt. En heel vaak is
voor een zwakke mens dat voldoende om die vormen een tijd te handhaven. Het in hetzelfde
met een rechtszaak. Je moet een pleidooi houden. Ja, daar sta je nu met het hele zaakje, je
hebt 101 stukken van de jurisprudentie nagekeken, je hebt je er in verdiept en je hebt een
redevoering voor elkaar die klinkt als een klok, maar het gekke is, ze luisteren er niet naar,
want je bent steeds met die zaak bezig, maar die zaak die leeft niet in U. Maar dan ga je wat
157
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 9 – 6 juli 1954

anders proberen, nu ga je zeggen; wat is mijn belangstelling, wat zijn de aspecten, voor mij
belangrijk in die zaak? Daar ga ik op in en de rest die laat ik opzij. Wat gebeurt er nu? Het
klinkt misschien vreemd, maar dat pleidooi schrijft zich vanzelf, dat spreekt zich van zelf uit.
En wat meer is, het maakt een diepe en overweldigende indruk, omdat alle anderen op U
geconcentreerd moeten luisteren en U hebt hier op het ogenblik een beeld gevormd dat U op
de buitenwereld afdrukt. En als je nu advocaat bent en je hebt niet de pech dat er een officier
van justitie staat die precies hetzelfde kan doen, dan heb je de zaak gewonnen. Begrijpt U? En
zo gaat het met alle dingen. Nu hebt U op het ogenblik allemaal van ons al een tijdje zo wat
kleine aansporingen en krachten gekregen; we zijn aan het proberen en het lukt ook wel een
beetje, zo 60% soms al, om eens U te helpen, U eens te inspireren, U eens een klein beetje
kracht te geven wanneer het nodig is, U eens even over een dieptetje heen te helpen - elk
mens zit wel eens in de put - en daardoor hebben we met U al wat kunnen bereiken, maar nu
zijn wíj het die als sterkere werken in de waan van Uw wereld, wij verschikken de stukjes
camouflage een beetje, camouflage van de werkelijkheid. Maar er komt een moment dat U dat
zelf moet gaan doen. En dat is nu eigenlijk hetgeen waar we aan gaan beginnen; daarom heb
ik deze hele inleiding gehouden. Ik weet, er zijn hier een paar personen aanwezig die min of
meer in die richting gevorderd zijn, maar het is niet voldoende, want wanneer wij als
ingewijden op aarde willen leven, aan is één van de noodzaken dat wij leren de beheersing te
bereiken van onszelf om daardoor de wereld te beheersen.
Niet dat we allemaal nu dictatortjes moeten worden - uit de aard van mijn ras heb ik aan
dictators nogal de pé - maar je kunt zo onnoemelijk veel goed doen soms, als je maar één
klein stukje van die schijnwereld waarin de mensheid leeft, verschikken kunt. Je kunt voor
jezelf zo onnoemelijk veel geluk kennen, wanneer je in staat bent meer en meer de dingen
naar Je hand te zetten. En daarom, al is dan - en daar moeten we bij blijven - het leven
eigenlijk allemaal maar schijn, iets wat helemaal niet overeenkomt met de werkelijkheid, we
moeten eerst leren de schijn te hanteren en hoe meer we de schijn leren beheersen, hoe meer
onder de schijn de werkelijkheid uit zal komen. Nu, dat is dan de inleiding. U weet nu ook
waarom ik met U ga praten over magie. En als U nu over dat leven en wat ik nu net gezegd
heb, eerst nog eens wat te berde wilt brengen, dan kunt U rustig Uw gang gaan.
Ja, ik had graag wat willen vragen en dat is n. l. dit: Wanneer wij tot een inzicht zijn
gekomen hoe de goddelijke kracht zich openbaart in deze wereld van electromagnetische
en electrostatische verschijnselen, dan moet er toch ook een ogenblik voor ons aanbreken,
wanneer wij weten hoe wij dat hanteren kunnen, dat wij met onze gedachte een eeuwig
wezen kunnen scheppen. Want wij kunnen dat met onze gedachten, nietwaar? Het zo goed
als wij onderkennen dat het goddelijk beginsel in deze krachten iets scheppen kan en dat
deze krachten daarna de materie kunnen beïnvloeden, kunnen wij, wanneer wij dat weten,
voor ons ook onze geest gaan scheppen en tot een eeuwig wezen gaan scheppen. Ik had
dit eigenlijk Matthias willen vragen.
Ja, maar die zult U wel niet zoveel meer terughoren als voordien, want die heeft op het
ogenblik een tweede taak erbij gekregen, en U weet hoe het gaat, dan wordt gekeken wat het
zwaarste weegt.
U begrijpt, er is een heel prettig contact altijd geweest en we hebben elkaar bijzonder goed
aangevoeld en dat we hem nu zouden moeten missen is zeer pijnlijk.
Wie zegt missen? Maar U moet begrijpen dat hij nu niet altijd ter beschikking staat wanneer er
een avond is hier. Hij blijft deel uitmaken van de sprekerskring. Maar nu zullen we eens even
ingaan op Uw onderwerp, want al spreek ik misschien niet zo technisch, ik weet toch ook heel
goed waar het om draait, hoor. Natuurlijk kunnen wij scheppen. Wanneer het nodig is en we
zijn ver genoeg gevorderd, kunnen wij uit onszelve een mens, een mensheid, engelen en
duivelen scheppen, want dan zijn we in staat zoveel kracht in een gedachte te leggen dat die
gedachte, zolang ze deel uitmaakt van ons wezen, een zelfstandig bestaan buiten ons wezen
kan voeren. Dat was duidelijk, hé? En dat is nu niet een kwestie van leven scheppen lange de
technische weg. Dat kan ook, hoor. Wanneer je de juiste velden weet en de juiste spanningen,
dan kun je uit doodgewone z. g. dode materie, een levend wezen meercellig opbouwen. En als
je de wetten kent daarvoor, dan kun je dat heel snel muteren tot een mens. Dat is de oude
droom van de alchemist:

158
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 9 – 6 juli 1954

Een stukje van een manestraal,


Wat van de draak en wat van de rode leeuw,
Tezamen met de steen, Gelegd in het juiste nat
In 't alchimistisch vat,
Dat geeft een mens mijn eigen deel.
Dat is de geschiedenis van Homunculus, eeuwige waan van de mens om de kunstmens te
scheppen. En wie de steen der wijzen heeft, die kan dat. Waarom? Omdat hij de
gedachtenkracht heeft die vormend is en daaruit bezielen kan met zijn eigen gedachte elk
willekeurig gevormd krachtveld. Er moet een krachtveld zijn; U kunt niet uit Uzelve in het niet
creëren, omdat U alleen krachtens de velden rond U kunt bestaan. En U moet dus uit een
krachtveld ontnemen om een nieuw krachtveld te produceren; dat zal duidelijk zijn, ja?
Ja, maar het is voor ons vandaag aan de dag ook mogelijk om deze toestanden niet lange
magische weg, maar volkomen langs technische weg op te wekken, want ik weet dat de
geest bepaalde krachten nodig heeft en ik ben in staat deze krachten op te wekken lange
technische weg en het was mijn bedoeling eigenlijk om met Matthias hier eens over te
spreken in hoeverre de geestenwereld daarvan zou kunnen profiteren, om op die manier
deze krachten op te nemen, want de toestanden en omstandigheden zijn als je in de
geestenwereld bent, niet van dien aard dat je te allen tijde over deze krachten kunt
beschikken om dat op te nemen. Dus, wanneer wij dat lange technische weg zouden
kunnen opwekken, dan zou dat ook aan de geestenwereld ten goede kunnen komen.
Ja, maar aan welk deel van de geestenwereld?
Juist precies, en dat was juist de bedoeling van mijn vraag: op wat voor manier moeten wij
ons veilig stellen dat dat aan de goeden ten goede komt?
Ja, dat is nu een heel moeilijke kwestie, omdat U haast niet buiten Uw eigen stofwereld kunt
denken en dus ook heel moeilijk in staat bent om een afscherming te treffen, maar ik wil U wel
een paar raadslagen geven: deel noch bestanddeel van Uw werk mag zijn duisternis of licht
dat rood is, van de rode kant zelfs maar. Uw werk moet gedaan worden in wit of blauw licht,
dat is de eerste hoofdzaak. Ten tweede moet men zich reinigen van alle begeerte, maar ook zo
goed mogelijk lichamelijk. Daarmede weer een groot gedeelte opzij brengende van allerhand
stralingen die U misschien van anderen nog aan kunnen kleven, want de mensen begrijpen dat
niet zo, maar heel vaak zit b.v. in Uw kleding, door aanraking van anderen - U heeft ze ergens
in de vestiére gegeven - iets van de uitstraling van een ander mens. Dit is vaak veel
besmettelijker dan een bacterie als het daar op aan komt. Dus reinigen. Het vertrek waarin U
zoiets doet, moet zuiver zijn, rein, zo weinig mogelijk allerhand stemmingen daarin geweest,
dat moet schoon zijn geweest, dus schoongemaakt, wind, zonlicht. En dan heeft U
moeilijkheden geschapen voor de slechtere krachten. Ze zouden er toch nog doorheen breken
en daarvoor moet U weer Uzelf wapenen met een bepaalde concentratie en dat in de
concentratie van de derde trap. Men concentreert zich duo op de volledige eenheid met het
goddelijke en de buitensluiting van elke niet-goddelijke invloed in het eigen wezen. Dan heeft
men het vermogen, mits men vrij in van angst, om inderdaad het kwaad uit te drijven wat nog
zou kunnen komen en wat goed is binnen te laten. Maar ik geloof dat zelfs dan, behalve voor
séances op allerhand gebied, die methode toch weinig vruchtdragend zou zijn en wel omdat ze
schept, als ik U goed begrepen heb, de kracht waarmee wij werken, maar niet de kracht
waaruit wij bestaan. Nou, is het misschien een ietsje duidelijker geworden, vriend?
Een beetje wel, ja.
Ja, als U er goed over nadenkt dat zult U zien dat U Uzelf en Uw mogelijkheden overschat
heeft en dat is gevaarlijk.
Ik heb ze niet overschat, ik heb juist de nodige voorzichtigheid in acht genomen; ik heb
deze krachten niet willen gebruiken voordat ik met Matthias hierover overleg gepleegd zou
hebben. Ik ben in mijn werk altijd met deze krachten bezig, ik ben altijd in deze wereld
werkzaam, op ander terrein alleen maar, en deze terreinen van deze microkosmos dat is
voor mij dagelijks werk. Wat hier aan menselijke levenskrachten aanwezig is, dat is toch
honderden en duizenden malen sterker dan wat ik moet hanteren.
159
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 9 – 6 juli 1954

Ja, dat weten we.


En daarom is het natuurlijk noodzakelijk, dit wetende, om via iemand waar je vertrouwen
in hebt, dit te gaan hanteren. Kijk eens, hij heeft veel voor ons gedaan dus toen heb ik
gezegd, zou het nu niet mogelijk zijn dat van ons uit wij hier een en ander kunnen
opwekken en hanteren en dat op een dusdanige manier doen, dat zij daar iets aan hebben.
Wij zijn hier in onze technische wereld al zo ontzagwekkend ver, maar het onderling
verband wordt hiervan niet gezien en ook de magie bedient zich van deze krachten. En wij
weten dat en in het wetenschappelijk werk zijn wij al zover, dat kennen wij allemaal, maar
de betekenis daarvan kennen wij niet en de synthese kennen wij niet. En dat is nu juist
door de esoterische school mogelijk geworden dat hier een verband bestaat tussen de
kennis en de esoterische kennis.
Ja, ja, ja, ja, dat ben ik met U eens, maar U heeft toch de krachten op het ogenblik, die U zich
voorstelt te gebruiken, gelijktijdig overschat en onderschat, want die krachten zijn niet voor
alle sferen gelijk, zoals U weet; niet een ieder kan deze krachten ook in gelijke mate
verwerken, maar er is iets anders en daardoor in Uw werk uiteindelijk toch magie, al denkt U
dat het wetenschap is. Ik wil U ook wel aangeven waaróm het magie is. Wetenschap is het
realiseren van bestaande feiten in kenbare vorm en het bewijzen van nieuwe stellingen na
rijkelijk onderzoek. Dat doet U niet, U fantaseert en uit Uw fantasie en Uw droom creëert U
iets. Dat is heel wat anders, dat is al magie. Maar die kracht waar U het over heeft, die zou
waarschijnlijk bruikbaar zijn om gericht gebruikt te worden om onder de mensheid veel goed
te doen. Dat is weer een tweede. Maar wat dat betreft zal ik graag het oordeel aan Matthias
overlaten, aan wie ik dan ook deze boodschap, zodra hij bereikbaar is, zal doorgeven. Hij in op
het ogenblik ook voor mij niet te bereiken, dus zullen we het daar dan even bij laten rusten,
vriend?
Jazeker.
Zo, en wat hebben we nog meer voor vragen of zijn er geen vragen meer?
Mag ik U vragen over dat zegel van de heer van de 7de poort, is daar het kosmisch kruis
bij bedoeld?
Neen, daar zit het kosmisch kruis niet in verwerkt. U verwart dit met het 9de zegel en
misschien ook met het privézegel van Salomo waar het teken van de kracht, met het kosmisch
kruis gepaard, in het privé-zegel - niet in het magisch zegel - staat uitgedrukt.
Salomo heeft toch het zespuntig zegel?
Neen, dat in het magisch zegel, twee-kleurig zegel. Ik bedoel zijn persoonlijk zegel, dus het
zegel waarin niet voorkomen de 6 namen noch het grote woord. En het zegel dat bestaat uit
de drie naamgetallen plus het kosmisch kruis en daar doorheen lopend die bekende zigzag,
weet U wel?
Is dat het zegel van de heer van de 7de poort en aan de andere kant het magisch zegel
van Salomo?
Nee, nee, nee, nee. Als U nog niet weet wat het zevende zegel is, het zegel van de heer van
de zevende poort, dan moet U maar zoeken, want dat is een zegel dat gevaarlijk is, vooral
wanneer het op de juiste manier gebruikt wordt. Dat wekt n. l. de krachten, U zou zeggen, van
de afgrond. In werkelijkheid schept het condities waarbij de vulkanische kracht en de
kernkracht van de aarde gericht en geplooid kan worden. En daardoor krijgen we dan wel, ik
zou haast zeggen, gevaarlijke dingen. Dus als U dat nog niet weet in de magie, dan moet U
daar maar even naar zoeken. Ik wil U er wel bij zeggen; U vindt het niet in Elivas Levie, daar
staat het niet in.
Als je deze kracht op een verkeerde manier zou gebruiken dan zou je b.v. de levenskrachten
van een stad af kunnen snijden, dat zo'n stad helemaal teniet ging. Dat zou in de praktijk
mogelijk zijn, maar daar staat tegenover dat het mogelijk is om bepaalde ontwikkelingen te
remmen, vooral wanneer men zich altijd instelt op het bedrijven van de duistere factoren. Dus
men reinigt steeds elke zienswijze, spreekwijze van personen, b.v. van hoog politiek belang,
van eigenzucht, eigen zin, menselijk opzicht e. d. Wanneer men dat kan doen, dan kan men
heel veel bereiken. En men zou het ook kunnen gebruiken om mensen gezond te maken, men
zou dat kunnen gebruiken om mensen, die moreel eigenlijk niet in de maatschappij passen,
160
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 9 – 6 juli 1954

daar plotseling wel bij aan te passen, dus een verandering als het ware van denkpatroon van
een mens en wat er verder bijkomt. Daar zullen we later nog genoeg over te praten hebben,
denk ik zo.
Er zijn op het moment toch nog maar 13 mensen op deze wereld die het zegel kennen?
Er zijn er 13 die het ware grootzegel kennen, er zijn er ettelijke duizenden die verschillende
andere zegels kennen.
Ja, vanuit deze centra uit.
Ja, er zijn inderdaad de grootmogendheden, dat zijn de 9, waarvan er 1 blind is, die nu uit het
klooster weggetrokken zijn, die kennen het hoogste zegel dus, die hebben de volledige kracht.
Eén van hen heeft die kracht niet gerespecteerd zoals het moest en heeft daarbij het gezicht
van zijn ogen verloren. Ook dat is niet zonder gevaar, zelfs wanneer je het goed bedoelt. En
dan hebben we buiten deze nog de vier die de kracht dragen; dat zijn allemaal van die
uitdrukkingen, we zouden kunnen zeggen: de vier machthebbers die de praktische leiders zijn
van verschillende broederschappen en genootschappen op aarde. Die kennen ook een zegel
dat hen onmiddellijk met de 9 in verbinding stelt, maar dat hun toch nooit de macht geeft om
in het werk van de 9 in te grijpen. Dat zegel daar staan twee jota's anders, dat is het verschil,
maar het is een groot verschil.
Maar die 13 die werken nu toch op deze wereld om het ergste te voorkomen?
Ja ze werken op deze wereld. Als het nog te voorkomen in dan zullen zij het voorkomen, dat is
een feit en dat heeft ook met magie te maken. Maar voordat we te ver afdwalen naar het
geheim-esoterische genootschap, wil ik toch wel even graag terugkeren naar het probleem
"het leven". Wat is daar nog over te zeggen? Heeft U er van Uw kant nog vragen over? Neen?
Nou, den moet U eens goed luisteren. Wij hebben nu zo alles vastgesteld, zelfs de noodzaak
van ervaring. We hebben vastgesteld dat je in jezelf toch eigenlijk een krachtcentrale bent die
scheppen kan. Nu komt de grote vraag voor U weer: ja, maar wanneer merk ik daar nu wat
van? Nietwaar, vrienden? Want al die woorden en die verhaaltjes die zijn erg mooi, maar in Uw
hart zegt U; ja, voordat ik het zelf gedaan heb, dan wil ik het wel geloven, maar het lijkt me zo
vreemd. En daarom gaan we nog even over dat leven verder. U leeft allemaal Uw eigen leven
en U moet dat doen zoals U dat zelf wilt. U mag en U kunt alles doen in Uw leven wat aan
geen ander mens leed of schade onnodig berokkent. Dat is het enige waar U zich van
onthouden moet, dat mag U niet, al het andere mag U. U moet proberen om met die
mogelijkheid voor Uzelf een leven te creëren dat U in de eerste plaats genoegdoening geeft, U
moet als het ware de zonnige punten uit Uw leven halen en die versterken zoveel als dat maar
mogelijk is. Daar begint U mee. Er zijn geen slechte dagen meer en er in geen moment meer
dat we het werk niet aan kunnen, we kunnen het allemaal. En wanneer het niet meer zou
kunnen dan kunnen we dat opzij zetten, dan komt er een moment dat we zeggen: nu kan ik
niet meer dus valt mijn verantwoording ook verder weg. Begrijpt U? Niet zeggen tegen een
ander; "ik zorg er wel voor" en dan zeggen, "de verantwoording valt weg", dat niet, maar
zeggen " meer kan ik niet". Dus leef voor jezelf zo harmonisch mogelijk, maak je geen zorgen;
alles wat zorg in vermijdt dat maar. Je krijgt toch al problemen genoeg die je niet ontlopen
kunt, maar maak je alsjeblieft geen zorgen, het komt allemaal zoals je het hebben wilt, tot
zelfs als je zegt: "ik heb vakantie, nu wil ik mooi weer hebben, dan is het mooi weer, geloof
me dat. Dat kan. Ja, als je dat doet, je dat sterk indenkt, voor mijn part noemt U het
"inbeelden", dan heeft U factor één geschapen, U bent wat zeker van Uzelf. En dan komt er
een moment dat U zegt; ja, maar nu weet ik toch werkelijk niet hoe ik dat varkentje nu eens
moet wassen, hoe ik dat nu eens een keer op moet lossen. Op het moment dat U het zegt
maakt U de oplossing moeilijk, dat doet U niet. U zegt: "op het moment schiet de oplossing mij
niet te binnen, laat ik nog even de gegevens nagaan, dat weet ik. . . Zo, afgesloten de
rekening, dadelijk komt het antwoord wel. " Een buitengewoon handige methode om in weinig
tijd veel te presteren, een buitengewoon prettige methode om overtuigd te worden dat je toch
wel wat betekent en wat kunt, en buitendien een prettige methode om nieuwe dingen te
ontdekken, want nu kom je tot allerhand realisaties die je voor die tijd eigenlijk met al je
zorgen opzij hebt gedrongen. Wanneer je dit kunt bereiken, vrienden, dan ga je natuurlijk
verder met andere dingen. En nu hebben wij in het begin natuurlijk, zoals dat overal gaat - ik
heb wel eens meer zo'n cursus geleid tijdelijk - gezegd: denk erom, ademhalingsoefeningen,

161
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 9 – 6 juli 1954

denkt erom concentratie en contemplatie, alleen wanneer je ertoe in staat bent. In het begin is
dat nodig om je in een bepaalde gedachtensfeer te brengen. Wanneer je op het ogenblik zover
bent dat je het grootste gedeelte van wat we vertellen gemakkelijk kunt volgen en begrijpen,
dan heb je het niet meer zo nodig; daar komt wat anders voor in de plaats: dat leven waar ik
over spreek. En wanneer je nu denkt: vandaag heb ik nu eens een buitengewoon goede dag.
Natuurlijk ook allemaal camouflage en schijn; er zijn geen goede en geen slechte dagen, maar
daar merken wij niets van als we op aarde zijn; wij hebben onze goede of onze kwade dag,
waar of niet? Nu denk je, "nu heb ik een goeie dag, het gaat me meelopen" en dan zeg je op
een gegeven ogenblik: "ik voel nu, ik word gedragen door de gebeurtenissen, ik ben rustig, ik
ben gelukkig, hier is mijn probleem dat oplossing vraagt'! En dan komt ze, dan komt ze. En
dat begint natuurlijk niet meteen met bergen te verzetten. Ten eerste je weet niet wat voor
een last je zou kunnen krijgen met de staat als je met een berg op stap gaat, en ten tweede,
vertrouwen en geloof moet je eerst in jezelf winnen. Maar de kleine dingen; zeg maar rustig
tegen jezelf "het is nu slecht weert het valt me vandaag allemaal meet nu wil ik dat over een
uur wanneer ik uitga het opklaart. " Dan klaart het op, dan zeg je " hé, toch wel leuk. Nu ja
het zal toeval geweest zijn. " Dan zeg je tegen jezelf"ja, nu wordt het tijd voor een kopje thee,
nu wou ik eens dat ik een gezellig restaurant zag. " En daar is het gezellige restaurant. Toevalt
natuurlijk het is allemaal toeval. En dan zeg je: hé, nu krijgt mijn vrouw, of mijn man of mijn
neef of mijn nichtje, mijn zoontje, mijn dochtertje ineens hoofdpijn of een beetje wagenziekte
of wat er dan toevallig is, ik wil dat dat over gaat. En het gaat over. Dan denk je op het laatst
van jezelf: kan ik het nu of kan ik het niet? En wanneer je die stemming hebt van; "kan ik het
nu of kan ik het niet", en niet eerder, dan neem je één ding wat je allang hebt willen doen en
dan zeg je tegen jezelf- "is dat goed, doe ik er geen mens kwaad mee, is dat in orde, doe ik er
goed mee voor de wereld of voor mezelf? Ja? Dan is dat nu waar, dat is werkelijkheid, dat
vervult zich nu. " En voor we 24 uur verder zijn heeft zich dat vervuld. Probeert U het maar
eens. Nu, dat is, zou ik zeggen; genoeg voor een lesje vandaag. Als U dat eerst eens gaat
verwerken, dan kunt U misschien over een maand zeggen; of over een paar maanden: ik weet
nu zo langzamerhand wat die magie betekent waar hij toen zo aardig over zat te smoezen. En
nu kom ik nog even terug: ik heb met Matthias gesproken, terwijl we hier zaten te praten, kort
want hij heeft niet veel tijd. Waarde vriend, wanneer U dat bewuste, niet te ingewikkelde
instrumentje af hebt, dan kunt U dat rustig gebruiken onder leiding van óf Matthias óf die
broeder die er is op dat moment en zich namens hem kan aandienen. U zult die proeven zeer
moeten beperken en mocht U niet voorstellen dat er nu ineens alles gebeurt. Maar wanneer U
leert om de juiste richtmethode voor de kracht te gebruiken, dan heeft U, Matthias zegt, een
machtig wapen voor de vrede geschapen. Dus, hij ziet er nogal wat in zo, en hij heeft erbij
gezegd: ik bemoei me nog wel met de zaak. Als er wat geks gebeurt dan weet U wie het is.
Nu, vrienden, nu heb ik dan mijn deel van de avond wel ten genoege volbracht. En nu ga ik U
toch nog weer even introduceren bij een ander van onze vrienden, die misschien over enige
tijd ook tot de vaste sprekers zal kunnen gaan behoren, een specialist op enigszins ander
gebied en dat zal hij U zelf wel meedelen. Ik voor mij ik neem afscheid van U omdat ik het
lichaam moet verlaten, maar denk niet dat ik U zomaar verlaat, want als er experimenten zijn
dan wil ik er graag bijzijn. Goeden avond.
Goeden avond vrienden,
Ik ben een expert, zoals ik dan word aangekondigd hier, op het gebied van de psyche en dit is
wel speciaal vanuit Oosters standpunt. U kunt mij, wanneer U dat wilt, Ameth noemen en ik
zal trachten om U sommige problemen vanuit ons standpunt te belichten. Nu blijft mij
daarvoor deze eerste maal nog niet veel tijd en gelegenheid over, maar ik zou de nadruk
willen leggen op een paar feiten. wij weten allen dat de menselijke psyche een
complex-samenstel is van stoffelijke, van stoffelijk-motorische en electrische invloeden,
gecombineerd met de geest. Wanneer we dit benaderen vanuit een zuiver stoffelijk standpunt,
zullen wij te allen tijde komen te staan voor de moeilijkheid om de geest als geheel te
betrekken in ons probleem. Wanneer wij van de geest uitgaan, dan staan wij voor de grote
moeilijkheid om de stof en de materie als nog te verwerkelijken waarde te kennen in ons
probleem. Echter zou ik U voor willen stellen Uw geest en stof uit te beelden als een piramide.
Denkt U aan de piramide van Cheops volmaakt met één topsteen die volledig past. De
topsteen is één eenheid, t. o. v. het totale lichaam is zij klein, maar zij is één en daardoor de
162
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 9 – 6 juli 1954

grootste van de gebruikte stenen. Zij bepaalt de totale vorm en de afheid van de piramide. Om
echter de piramide te kennen in het niet voldoende haar van buiten gade te slaan, maar moet
men binnen in de piramide gaan door de verschillende kamers. De kamer der chaos staat,
volgens lichamelijke impulsen en invloeden; de grote gang en de koninginnekamer staan voor
bewustzijn en lering, de koninginnekamer is dus de theoretische en praktische kennis die
verworven werd, dank zij de andere. Daarnaast de koningskamer, de koningskamer die bevat
de wijsheid, d.w.z. de eigen, nu door het gevoel ook uitgedrukt door het uit de loodlijn staan
van deze kamer, door het eigen gevoel bepaalde waardering van de kennis en deze wordt
bekroond door de drie vlakken die onmiddellijk de geest steunen, de z. g. kamers, gesloten
kamers, die niets anders zijn dan verschillende lagen van onderbewustzijn, die onmiddellijk
grenzen aan de geest. Zij zijn in staat de invloed van de geest door te brengen tot in de
koningskamer, zodat de wijsheid in de mens te allen tijde bepalend is voor het nut dat hij kan
doen met de kennis. Wanneer U zich deze voorstelling enigszins heeft eigen gemaakt nu, wil ik
U voorstellen om een ogenblik met mij te beschouwen de mogelijkheid van de
diepte-psychologie. Wanneer wij af moeten dalen in de psyche van een mens, gaan wij,
beginnende bij het probleem, staande dus in het midden van het mentale, plus fysieke, naar
beneden. Wij moeten altijd eerst naar beneden gaan voor wij op kunnen gaan. Wanneer wij
echter de verkeerde weg vinden, dan komen wij terecht in de wereld van chaos en vinden
daarin de complexe samengesteldheid van Freudiaanse complexen en problemen. Zij kunnen
ons niet tot een uiteindelijke oplossing voeren. Wij moeten dus gaan, wanneer wij een
psychologische benadering van de mens trachten te doen plaatsvinden, tot op het punt waar
wij ons bewust zijn dat lusten en hartstochten vlak onder onze benadering zijn, ze zijn vlak bij.
Wij verdiepen ons daar echter niet in. Vastgesteld hebbende dat zij aanwezig zijn en de
heftigheid daarvan te bepalen in de stijlte van daling die men doormaakt, tevens te bepalen in
de felheid waarmee zij tot uitdrukking komt - in de piramide zou men zeggen: de mufheid van
de lucht - gaan wij de nu hellende gang op. Deze hellende gang stelt ons allereerst voor een
slot, een poort die wij niet zo gemakkelijk door kunnen gaan en dat is n. l. het psychisch blok
dat elke mens voor die problemen die zijn eigen kernwezen uitmaken, hij wil voor zichzelf
zichzelf niet kennen. Wij moeten dit dus niet forceren; wij kunnen daar de méns ten hoogste
mee schaden, wij kunnen echter nooit voor onszelf een volledige kennis bij deze vernietiging
van het blok bereiken; wij omgaan het blok, wij slippen als het ware als geesten daardoorheen
en bevinden ons nu in de opwaartsgaande gang die al spoedig hoog wordt. Wij vinden daar
een drempel; deze drempel in de drempel die bewustzijn en onderbewustzijn scheidt, zodat
hieruit blijkt dat het psychisch blok niet onderbewust maar bewust is, in tegenstelling met het
vaak aangenomene. Men wil, en is daar zich van bewust, bepaalde feiten niet realiseren en
drukt ze daardoor terug in het onderbewustzijn. In feite echter kunnen zij bewust gerealiseerd
worden. Wanneer wij de drempel echter overschrijden, dan komen wij aan het gebied waar
niet alles meer bewust realiseerbaar is. Wij ontdekken nu daarin allereerst een groot aantal
gevoelens en impulsen, daarnaast zien wij dat de opvoeding plus de verworven kennis en
levenservaring - koninginnekamer - van buitengewoon groot en vormend belang is. Wanneer
wij deze hebben gadegeslagen, dan zijn wij in staat om de gevoelens van de mens, dus de
daarin levende wijsheid te vinden. Het zal ons dan heel vaak blijken dat bij de mens deze
wijsheid niet voldoende tot uiting komt als het ware de sarcofaag in de koningskamer is
gesloten. De mens kan zich zichzelf niet realiseren. Het is nu onze taak om de mens zelf te
brengen tot de uiting van levenswijsheid. Niet wij hebben wijsheid te uiten voor de mens, deze
wordt hoogstens en ten hoogste verwerkt als vermeerdering van kennis. Wij moeten echter de
mensheid uit de complexheid van het probleem brengen tot wijsheid, hoe klein die ook zij. In
de mens eenmaal op bepaalde punten tot wijsheid gekomen, dan zal hij zelve verder in staat
zijn sarcofaag open te maken en op te staan in de koningskamer; hij komt tot een
bewustwording en realisatie. Wanneer deze echter bereikt is, bestaat de geheime uitgang, die
uitkomt vlak onder de top van de piramide, de geheime weg waardoor de geest in zijn wijsheid
de onmiddellijke verbinding van geestelijk- stoffelijk bestaan met de buitenwereld bewust
geregeld tot stand brengt. Dit is tevens de opheffing van het psychisch probleem, waar hier de
onmiddellijke verbinding met de top, de geest, tot stand komt. Bij de doorsneemens is nog
geen hechte verbinding tussen stof en piramide aanwezig, echter door vergroting van wijsheid
kan versterkte binding bereikt worden tussen geest en stof, waarbij de geest dus een steeds
meer kronend en bewust deel uitmaakt van het stoffelijk bestaan. Uit dit beeld kunt U verder
163
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 9 – 6 juli 1954

concluderen - en dan zal ik besluiten voor vandaag - dat de mens niet volmaakt is zonder
geest, maar dat de geest niet bestaan kan tenzij hij op de materie wordt gewaardeerd en
gebaseerd. En hiermee, vrienden, wil ik deze eerste kennismaking besluiten. Ik weet niet
wanneer het mij gegeven zal zijn verder op deze problemen door te gaan, daar ik met broeder
Abraham in overleg moet treden t. a. v. zijn bijdrage tot Uw verdere bewustwording.
Mag ik U een vraag stellen?
U kunt dat doen, ja.
Heeft U in Alexandrië gestudeerd?
Ik heb de bibliotheek nog gekend voordat zij ten onder ging.
Mag ik U nog een brutale vraag stellen? Werkt U door één van de mannelijke aanwezigen
hier, inspireert U die?
Somwijlen.
Ja, ja, ik dank U wel.
Het was mij een genoegen U van dienst te kunnen zijn, een kleine wederdienst als het ware.
Vrienden, ik hoop U bent niet teleurgesteld met mij. Wij zullen met elkaar in ieder geval
hopelijk zeer concrete problemen kunnen bespreken. Nu echter geef ik U de gelegenheid tot
pauze, daar totnogtoe voor mij niet ligt de mogelijkheid om verder te gaan. Goeden avond.

NA DE PAUZE.
Goeden avond vrienden,
Nou, U heeft nu weer de kans om aan mij allerhande onderwerpen en vragen te stellen, dus
gaat Uw gang maar. Nu weer Uw beurt. Overweldigend de hoeveelheid problemen die ineens
op mij afstormen, maar er is geen mens die ze formuleert. Helemaal geen liefhebberij?
Als U nu eens voor de variatie zelf een onderwerp gaf.
Nou, voor de variatie, enfin. . .
Een enkele keer doet U dat ook wel eens, nietwaar?
Nou goed, maar moeten we dan niet een klein eindje dichter naar de aarde toe een ogenblikje?
Ja, dat is altijd wel gezellig, dat is weer onze wereld.
Ja, wat zou U zeggen over DE ACHTERGROND VAN HET MANDEMENT VAN DE BISSCHOPPEN
b.v. , aardig onderwerp?
Ja, dat is buitengewoon interessant.
Ja, als U er geen interesse in heeft dan zegt U het maar, hoor.
O, ja, ja, ja.
Kijk eens, per slot van rekening is natuurlijk in de eerste plaats politiek, hé? En de politieke
kant ervan, daar heeft U meer dan genoeg over gehoord, maar er zitten andere drijfveren
achter en die moeten we eigenlijk onder de loupe nemen. Kijk eens, het is begrijpelijk dat op
het ogenblik het communisme een zeer streng geregeerd regime is geworden. U weet hoe dat
op het ogenblik is, de partijbanden zijn buitengewoon scherp gesteld, elke politieke actie etc.
wordt beheerst. En zoals het katolicisme uiteindelijk de grootst georganiseerde en best
georganiseerde vertegenwoordiger is van het geestelijk denken, zo in natuurlijk het com-
munisme de vertegenwoordigster of vertegenwoordiger van het materialisme. Het is dus
begrijpelijk dat juist de katholieke kerk zich geroepen voelt om het communisme te bestrijden
op een buitengewoon praktische manier en dat daarnaast - en dat mogen we ook niet
vergeten - een veel strengere organisatie noodzakelijk is. Dit weten natuurlijk die krachten die
op het ogenblik bezig zijn de wereld een klein beetje weer op haar pootjes te zetten, als ze
tenminste de kans nog krijgen voordat de grote bom barst, die hebben zich dat heel goed
gerealiseerd en die hebben gezegd: kijk, wanneer we beginnen dan moeten we beginnen aan
de top van de grootste organisatie en de beste organisatie die we op het ogenblik bereiken
kunnen. En nu is het eigenaardige dat deze katholieke hierarchie, deze Rooms katholieke
hierarchie wel behoort tot de meest omvattende en best georganiseerde lichamen op de
wereld. Daarom heeft men, naast overigens b.v. bepaalde Chinese geheimbonden ook het

164
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 9 – 6 juli 1954

katholicisme ingeschakeld in een werking die speciaal anti-communistisch bedoeld is. Nu zult U
zeggen; ja, maar hoe komen ze dan b.v. tot maatregelen als b.v. het mandement van de
bisschoppen? Wel, moet U eens goed kijken, het oommunisme is uiteindelijk gebaseerd op een
plotselinge en algehele socialisatie. Elk socialisme dat een absolutistische vorm aanneemt,
zoals in sommige landen reeds zeer sterk het geval is en op het ogenblik ook in Uw eigen land
een werkelijkheid dreigt te worden, dat leidt eigenlijk tot een effenen van de weg voor
communistische tendenzen, want dan wordt langzamerhand de staatsverantwoordelijkheid als
iets normaals gevoeld, de vrijheidsbeknotting door de staat evenzeer gemakkelijk
geaccepteerd en zou een ontevredenheid met het huidige staatsbestel zeer zeker betekenen,
niet een terugkeer tot de vrijheid, maar een zich voegen bij de bolsjewistische,
communistische groeperingen. En juist dat wil men natuurlijk voorkomen, want op het
ogenblik is er een evenwicht van machten dat erg wankel is. En zo heeft dan het Vaticaan be-
sloten in te grijpen en dat is op een heel eigenaardige manier gebeurd. Ja, stelt U er prijs op
om die kleine finesses te weten, of alleen de grote lijnen?
Ja. (er wordt nog iets gezegd wat niet te verstaan is).
Nou, kijkt U eens, de zaak heeft zich ongeveer zo afgespeeld: Er zijn in het Vaticaan enkele
priesters, waaronder een archivaris, die gelden als zieners, als begenadigden. Wanneer U de
voor U gebruikelijke term daarvoor zou zetten, dan zou dat betekenen: behoorlijk ontwikkelde
mediums. Eén van degenen die in de stof overigens zich bezighoudt met deze zaak, heeft kans
gezien om deze persoon te onderwerpen aan zijn wil, tijdelijk, en heeft daardoor een serie
profetie en en uitspraken gegeven die zodanig gesteld waren, dat noodzakelijkerwijze bij de
katholieke inzichten die vaak wat bekrompen zijn, zeker in het Vaticaan - en nu bedoel ik niet
de politieke inzichten, hoor, maar de religieuze inzichten - dat daar bepaalde maatregelen uit
voort moesten vloeien. Dit heeft geleid tot een aantal vergaderingen waarbij ook O. a. een
groot aantal kardinalen tezamen is geweest en verder, vooral in Vaticaanstad, de eigenlijke
regering plus verschillende pauselijke internuntiussen samen zijn geweest en die hebben daar
eens even de zaak uit de doeken gedaan. Die hebben gezegd: kijk eens, bij ons in het land
gaat het zo, en daar gaat het zus en daar gaat het zo, kunnen we dat nog accepteren? En toen
is er een tegenvraag gesteld, want toen heeft Zijne Heiligheid gezegd; ja, maar hoever reikt
onze invloed nog bij onze kinderen? Zo spreekt men n. l. heel graag over het volk, men
beschouwt ze nu eenmaal als kinderen in de kerk, dat weet U, de kinderen van de grote
moederkerk. En daarop in een antwoord gekomen dat in vele gevallen sterk verschilde. In
Frankrijk b.v. werd gezegd; de invloed van de kerk is praktisch nihil; voor België? Die invloed
van de kerk is zeer groot. Voor Nederland? Door een strijdbare houding kan de katholieke kerk
haar invloed waarschijnlijk teruggewinnen; voor Engeland? Invloed miniem; voor Amerika? Op
het ogenblik steeds afnemend, waar de katholieke krachten op het ogenblik bij gebrek aan
spectaculaire leiders, niet meer op de voorgrond kunnen treden. En toen zijn de volgende
directieven dan uitgegaan; Voor Uw eigen land o. a. sterke sociale en politieke reorganisatie
van de katholieken, zonodig door dwangmaatregelen binnen de kerk; voor België wen sterk de
nadruk leggen op wonderen en wondergebeurtenissen, verder een vergroting van de pronk en
praal, het ceremonieel als het ware van de katholieke godsdienst, het gebruik maken van
populaire personen binnen het kader der plechtigheden, om de aandacht op de katholieke kerk
te vestigen en verder vergroting van de sociale werkzaamheden van de katholieke
geestelijkheid; voor Frankrijk ben terugnemen van elke actie die onmiddellijk, zich bezighoudt
met de arbeiders, daar dit betekent een onbetrouwbaar worden van priesters en
geestelijkheid. Daarentegen een van boven opgelegd programma waarbij het sociale welzijn
sterk wordt bevorderd, men richte dit vooral op de ongelovigen. Dat is dus heel aardig gezien,
men wil daar het katholicisme langzaam aanzien doen gewinnen door in de eerste plaats de
ongelovigen te betrekken bij de acties van de katholieke kerk; voor Amerika? Uit de op het
ogenblik in Amerika spelende controversen kan, vooral via bepaalde organisaties als de
Knights of Columbus, nut worden getrokken, propagandistisch vooral in het midden en het
Westen. Deze invloed moet worden uit gebuit, zodat de invloed vooral binnen de republikeinse
partij van de katholieke fracties, sterker en sterker wordt en een invloed kan worden
geschapen die de op het ogenblik sterk propagandistische inslag van de reformanten, zoals
men ze noemde, dus de verschillende reformatievormen van het Christendom, een beetje de
kop kan worden ingedrukt. Voor het Zuiden van Amerika krijgt men een bevordering van de

165
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 9 – 6 juli 1954

dictatoriale houding, waarbij echter de dictators beperkingen worden opgelegd door met
bepaalde sancties te dreigen op economisch terrein. U ziet dus, er is een veel omvattend
programma ontworpen, waarvan uiteindelijk Uw mandement - veel water als het heeft doen
lopen onder de brug der rede, nietwaar, tot het redeloze toe - toch uiteindelijk deze
Nederlandse brug der zuchten van weinig betekenis is. Dit betekent eigenlijk niet veel, het
betekent alleen maar een ogenblikje stelling nemen, niet zoals men misschien denkt in de
eerste plaats tegen het socialisme, maar wel tegen elke staatsvorm die door een ver
doorgevoerd denkbeelden die overigens niet werd geïnspireerd, maar voortvloeide uit één van
de hoge geestelijken in het Vaticaan was deze: In de nood leren de mensen zich tot God
wonden; laten wij God bidden dat Hij de mensen nood zendt. Het is niet erg vriendelijk
gedacht, maar religieus misschien wel juist. Persoonlijk ben ik het er niet mee eens hoor, maar
ik vond het toch wel heel spitsvondig gezegd.
Daarom is het zeker zo slecht in Italië, hé? Het zou wel eens kunnen zijn dat ze dan naar
het communisme gaan inplaats van naar de kerk.
Ja, daar zou het inderdaad heengaan, -wanneer de katholieke kerk op het ogenblik niet een
groot aantal industriële projecten aan het steunen was, en deze industriële projecten zoals U
weet, die zijn er vooral op gericht om door het deelhebben van de arbeiders allround grote
voordelen, als bijzonder goedkope winkels die voor het werk inkopen, het verstrekken van
woonruimte, eventueel auto's, radio's etc, dus een groot aantal mensen weg te trekken van de
linkse partijen, de linke georienteerde partijen. Daarnaast heeft men o. a. overwogen om in
Turijn en Milaan in te grijpen tegen de op het ogenblik daar zijnde regeerderen en dus het
gemeentebestuur eens een klein beetje overhoop te gooien. Maar dat zijn allemaal kleine
dingen en die blijven eigenlijk in de wereldpolitiek een beetje buiten beschouwing, hangen ook
met de actie zoals het mandement die op het ogenblik treft, weinig tezamen. En dat is heel
begrijpelijk, want in Italië is - in de Povlakte vooral - op het ogenblik sprake van een zeer
opstandige beweging. Wanneer we naar het Zuiden toegaan - een veel armer land overigens -
dan kunnen we zeggen dat het communisme hier weinig voet heeft en dat de mensen
uitermate conservatief blijven, ondanks hun armelijk bestaan. Dus in ltalie zelf geloof ik niet,
hoor, dat we daar zo buitengewoon sterk rekening mee behoeven te houden. Bovendien blijft
Italië altijd een pand van twee partijen n. l. van de Ver. Staten zowel als van de Russische
kánt, die beide daar een soort politiek spel spelen, en die zullen geen van beide tot geweld
overgaan, omdat ze nu juist daar zo'n heerlijk centrum hebben gevonden vanwaar ze kunnen
penetreren in de organisatie van de andere partijen. Wat dat betreft is het misschien de
moeite waard om na te gaan hoeveel Italianen er op het ogenblik bij de nieuwste
spionage-processen in Canada en de Ver. Staten betrokken zijn - het zijn er betrekkelijk veel
die van Italiaanse origine zijn - en bovendien ook hoeveel ondergrondse organisaties als
smokkel e. d. ook evenzeer door Italianen worden gedreven. Wat dat betreft is de Maffia zeer
actief, maar er is nog een tweede groep die ook erg actief is. Nu ja, dat is dan zo ter zijde. Nu
moeten we ons eens een ogenblik proberen te realiseren wat deze politieke houding en
handelingen van het Vaticaan eigenlijk betekenen voor de wereld, want per slot van rekening,
we kunnen nu wel zeggen"het mandement keuren we af" of "we keuren het goed", maar daar
zijn we er niet mee. Wat is het totale politieke beeld en wat is de verandering die daarin kan
komen? Een drijven naar uiterst rechte, een drijven dat in zich houdt het gevaar voor een
dictatuur op semi-religieuze basis; dat zullen we niet mogen ontkennen. Maar daartegenover
staan op het ogenblik zoveel invloeden die zuiver socialistisch zijn, dat we rustig mogen
spreken van een komend evenwicht van krachten, waarbij een te ver gaande socialisering
wordt tegengehouden door de katholieke partijen, de politieke belangstelling sterk wordt
verlevendigd, de politieke apathie dus een beetje de wereld uitraakt. Dat is ook een heel
gevaarlijk iets dat apathisch zijn op politiek- en sociaal-gebied van de mensheid. Wanneer de
mensen zich laten leven door enkele drijvende krachten, dan zijn ze al heel gauw niets meer
dan Slaven. En dat past op het ogenblik niet, want de komende tijd die brengt een hele hoop
problemen waar geen staat oplossingen voor kan vinden; die moeten de mensen zelf vinden.
En zo is op het ogenblik dit wakker schudden op verschillenderlei gebied, deze bestreving van
de rooms-katholieke kerk om zich politiek en economisch te doen gelden, uiteindelijk zo'n
beetje het opfrissertje dat men krijgt voordat de volgende ronde van het grote wereldgevecht
om het leven gaat beginnen. U ziet dus, er zit heel wat meer aan vast dan U oorspronkelijk

166
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 9 – 6 juli 1954

zou denken. Daarbij zit nog een aardig - ja, het is ook eigenlijk een soort anecdote, net als het
andere dat ik daarnet vertelde over het Vaticaan - maar men is hier natuurlijk in
bisschoppelijke kringen tezamen gekomen en heeft zelfs verschillende leden van de K. V. P.
erbij geconsulteerd, ofschoon de heren bij de bespreking niet zelf aanwezig mochten zijn. Dat
heeft ze erg gekwetst overigens, hoor$ dat kan ik U er wel bijvertellen, ze voelden zich
lichtelijk op hun teentjes getrapt, maar toen hebben de bisschoppen onder elkaar uitgemaakt,
dat het niet goed zou zijn om op het ogenblik nieuwe controversen te scheppen en ze hebben
daarom besloten, reeds bestaande tegenstellingen sterk te accentueren, onder de aandacht
van de bevolking te brengen, hopende dat dat voldoende zou zijn Dat is niet voldoende en U
kunt dus rekenen over een maand of drie-vier met een nieuwe oekase vanuit het
hoofdkwartier, zover het Nederland betreft. Nou, dan heeft U een kleine beschouwing
daarover. Geen commentaar verder?
Is dat serieus te nemen deze z. g. actie van de K. V. P. ?
Ja, die is wel heel serieus te nemen.
Want ik bedoel dit, zowel aan de rechtse kant als de KNP en de Partij van de Arbeid en die
groep die naar de partij van de Arbeid is gelopen, die voelen er op het ogenblik nog
helemaal niets voor om het contant op te nemen, want door dit merkwaardige spel van de
K. V. P. is in de goede katholieken, waarvoor deze instelling om helemaal met de P. v. d. A.
mee te gaan, een groot innerlijk conflict, geestelijk, gevormd o. a. omdat het niet in
overeenstemming was met de beginselen die ze al tientallen jaren gekregen hebben,
omdat de P. v. d. A. anti-godsdienstig is en de andere groep die laten we zeggen
uitsluitend verbonden werd door deze geestelijke instelling en toen ze zagen dat hun
leiders dat loslieten, toen hebben ze gezegd: nu ja, waarom wij niet, laten we naar de P. v.
d. A. overgaan, nietwaar, de moeilijkheden hebben ze dus zichzelf bezorgd.
Allemaal tot Uw dienst. Mag ik even één bezwaar opperen. Ik zou de P. v. d. A. niet
anti-godsdienstig willen noemen, wel niet-godsdienstig.
Ja, goed, goed, dat is de laatste tijd geworden maar dat was in den beginne. . .
Is de P. v. d. A. altijd geweest; we spreken niet over de S. D. A. P.
Nu ja, dat is een voortvloeiing daarvan nietwaar? Op het laatste congres hebben zij zich
toch ook niet kunnen weerhouden om dat socialistisch lied te zingen, dat kwam hun ook als
het ware naar de keel. . .
Goed, die zitten erin, maar er zitten ook een hoop anderen in. Maar ik geloof dat U op het
ogenblik de zaak verkeerd ziet. U denkt op het ogenblik dat er een volte-face wordt gemaakt
door de K. V. P, maar dat is niet waar; de K. V,P. wordt getemd door een temmer met een
mijter en een kromstaf, want de K. V. P. heeft zich politiek meer en meer onafhankelijk willen
maken van de directe invloed van de geestelijkheid. Dat is een politiek spel wat er gespeeld
word> dat mag U niet vergeten. En in dit politieke spel, laten we maar eerlijk zijn, is een
handel met waarde gedreven die m. i. , zoals U zeer juist formuleerde, voor een goed
katholiek afzichtelijk moet zijn geweest. U behoeft dan ook niet te denken dat dit reveille nu
plotseling een andere K. V. P. te zien geeft, maar zij dwingt de K. V. P. om nu haar eigen
houding te herzien. Daar zal ze heel wat mensen mee verliezen misschien, maar ze zal veel
actiever worden. En die activiteit zal haar, wanneer we - ik wil natuurlijk niet voorspellen -
maar wanneer ik het goed zie, maken tot een gevaarlijke, ofschoon wat kleine oppositie in de
komende kamer. Ze zal wel wat verliezen, daar behoeft U niet bang voor te zijn, maar het
wordt dan een sterke oppositie. En er is niets gezonder in de democratie dan een sterke
oppositie, weet U waarom? Omdat hier geen of praktisch geen oppositie is. Ik meen dat U hier
in Nederland één persoon heeft die zich nu en dan als zodanig gebaart, een mijnheer Oud,
maar dat het daar dan ook zo'n beetje bij blijft, en dat in dan nog met gebaren, dat is meer
poppenkast dan werkelijkheid.
Omdat ze niet over de kennis beschikken.
Ja, dat gaat nog niet eens omdat ze wel over de kennis beschikken of niet, maar dat gaat
hierom: Nederland wordt op het ogenblik binnenskamers geregeerd en de kamerzittingen zijn
over het algemeen niet veel anders dan een soort komedie die wordt opgevoerd waarbij
eventueel de kleine puntjes tevens kunnen worden vastgesteld, terwijl de grote al vantevoren,

167
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 9 – 6 juli 1954

via de partijbesturen, redactioneel werden vastgelegd. En juist dat heeft belemmerd een waar
beeld van de situatie in Holland. Weet U wel dat er in Nederland misschien maar 200 mensen
zijn die volledig op de hoogte zijn met de ware toestand van Nederland? Dat zijn er niet veel
die werkelijk weten hoe Nederland ervoor staat economisch, dus sociaal, militair. En dat is heel
wat slechter dan de meeste mensen denken.
Als het publiek wist wat het was, dan was er morgen opstand.
U formuleert het alweer heel aardig. Tot een opstand zal geen van de partijen het laten
komen, dat is duidelijk, maar juist omdat het gevaar voor opstand dreigt, zoals U toegeeft,
omdat er een reuze rommel van zou kunnen komen, heeft een partij, die bovendien oppositie
zijnde, zich kan distantiëren van elk nieuw regeringsbesluit en vaak zeer sluw aan kan vallen,
vroegere besluiten die nog niet geheel onder de aandacht van het publiek werden gebracht,
die heeft een wapen in de hand dat niet te verachten is, en zou dus zeer zeker de P. v. d. A.
kunnen forceren in het opene te treden. Maar wanneer deze heren dit binnenskamers blijven
doen, ondanks hun oppositiehouding, dan krijgen we weer te maken met de geestelijkheid die
dit niet langer wil tolereren. En zo geloof ik dat heel langzaam en heel voorzichtig de mummie
van Nederland uit zijn windselen zal worden gedaan, dat men eindelijk eens zal lezen wat er in
de boeken staat, of het een boek des levens of een dodenboek is.
De kwestie in n. l. dit, en dat is het merkwaardige, dat de oppositie, niettegenstaande de
nodige gegevens verschaft, eenvoudig niet bereid is en niet over de kennis beschikt om
door te tasten. Ik ben toevallig bij deze zaken zeer nauw betrokken geweest en ik heb deze
mensen toevallig gezegd: kijk eens mensen, ik zal jullie in ieder opzicht wetenschappelijke
steun verschaffen om hier deze oppositie door te zetten en ik heb hier grote
regeringsinstanties achter mij gehad en die waren ook bereid om samen hier tegenop te
treden. En toen het moment supréme kwam, toen hebben ze zich met een vrij tam betoog
als oppositie gedragen en hebben het hoofd in de schoot gelegd toen de minister daar hen
aanviel.
Ja, maar wat wilt U dan? Wanneer ze niet het hoofd in de schoot hadden gelegd had men hun
hoofd op een schotel opgediend á la Johannes de Doper, dan waren ze politiek onmogelijk
gemaakt. Nederland wordt geregeerd door een politieke machine, waarde heer, niet door een
democratie, niet door een democratisch bestel, het is een politieke machine die hier op het
ogenblik de staat regeert en daar is nu op het ogenblik een beetje zand in de verschillende
belangrijke raderen gekomen en dat zal betekenen dat die machine op het ogenblik niet zo
vlot meer loopt en misschien ook een reëler standpunt in vele zaken noodzakelijk maken voor
deze politieke heren. Per slot van rekening, je kunt geen contracten blijven sluiten en geen
kapitalen uit blijven geven als iedereen weet dat je failliet bent, ondanks je stijve valuta. En
dat is nu juist de kwestie, de waarheid komt dus een eindje meer naar voren en dat is erg
belangrijk. Maar voor mij was dit nu niet het belangrijkste deel van mijn betoog om eerlijk te
zijn, waar wij per slot van rekening, de uitwerking daarvan en de doorvoering daarvan reeds
meerdere malen besproken hebben, ook op andere bijeenkomsten. Maar het ging juist
hierover - in een beperkte kring kun je dat makkelijker doen de achtergrond daarvan. Dat
vond ik nu wel erg interessant.
Ik maak mij zeer ongerust dat hier zeer prominente figuren volkomen fout zijn, want ik ben
zelf persoonlijk betrokken geweest hier in verband met de bewapeningsprogramma's die
hier in Nederland voltrokken zouden willen worden.
a, mag ik even interrumperen? Kijk eens, dat is zuiver persoonlijke verhouding in deze. Ik
meen dat ik genoeg geïmpliceerd heb en wanneer U zo na betrokken bent geweest, dan kunt U
op Uw vingers uitrekenen wat er werkelijk gespeeld is. Als U dat nog niet weet, nu ja, dan
weet U het over een jaartje zeker. Dus ik zou zeggen, laat ons dit zuiver persoonlijke even
buiten beschouwing laten, want anders dan kan iedereen met zijn eigen problemen ten
opzichte daarvan komen.
Het in helemaal geen probleem, het is alleen maar een kwestie dat ik hier gezien heb dat
hier bepaalde figuren er volkomen naast waren.
Nou, dan vind ik het erg prettig dat U de zaak bevestigt, nietwaar? Nou, vrienden, dat wam
dan nummertje één. Ik heb nog even tijd over, hebben we nog nummertje twee, hebben we
nog een paar vragen?
168
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 9 – 6 juli 1954

De tegengestelde kant daarvan, wat doet het communisme hier?


Wat het communisme doet, mijn waarde heer? Dat zal ik U vertellen; Het communisme zit op
het ogenblik heerlijk te genieten van de zenuwen die er heersen in het Westen. Maar er zitten
aan de andere kant een paar kluitjes in de communistische pap, en dat zijn wel de
satellietstaten. Het communisme heeft in Rusland zelve, ondanks de vele onlusten die ook daar
heersen op het ogenblik en de sterke strijd om de hoogste plaats die nog voortdurend gevoerd
wordt in de buurt van het Kremlin, toch wel een redelijke wereldpositie op het ogenblik en men
weet - daar in trouwens al meerdere malen over gesproken, nietwaar - dat deze beide
partijen: Rusland en de Ver. Staten, proberen tot een compromis te komen, waarbij ze elkaar
misschien uiterlijk aan zullen blijven vallen, maar een non-agressie van een aantal jaren zullen
sluiten. Overigens niet iéts wat verwerkelijkt wordt omdat beide partijen er bijbedoelingen bij
hebben. Het verdrag zal misschien getekend worden in stilte en dan blijft het nog een geheim
verdrag totdat één van de beide partijen het noodzakelijk vindt om de andere aan te klagen en
dan komt vanzelf het beschuldigde materiaal voor de dag, om door de andere partij natuurlijk
onmiddellijk als vervalsing te worden uitgekreten. Dat is de gebruikelijke procedure in de
politiek. Maar, het communisme heeft op het ogenblik dit grote voordeel dat het overal, maar
dan ook werkelijk overal, een groot aantal mensen krijgt dat sympathiseert met het
communisme, omdat ze de felle aanvallen die er tegen gericht worden niet kunnen verwerken.
Dit is heel eigenaardig, dit is dus een dosis geestelijk gif die zo zwaar werd toegediend dat het
tegendeel van het verwachte resultaat naar voren kwam. Ik zou zeggen, een slaapmiddel waar
je zoveel van inneemt dat je er wakker van blijft. Dit heeft dus voor de communisten een erg
voordelige situatie geschapen en daardoor zijn ze op het ogenblik behoorlijk goed ingelicht
over alles wat er in het buitenland gebeurt. Ze hebben praktisch deel aan elke ontwikkeling,
zijn technisch zelfs, dank zij een aantal krachten ook die ze uit het buitenland hebben gekre-
gen, buitengewoon ver gevorderd. Wat dat betreft geloof ik wel dat de Ver. Staten in vele
gevallen achterstaan bij de communisten, omdat het onderzoek daar minder eenzijdig werd
gevoerd, meer ik zou zeggen meer op zijn Teutoons. Dus U zult begrijpen, dat is allemaal heel
prettig, maar: in Roemenië toenemend ver zet tegen het communisme, in Hongarije
ongeregeldheden, vooral onder de boeren bevolking, een verval van het kolgostelsel en
daarvoor een terugkeren van het vrije initiatief, de onmogelijkheid zelfs om daar onmiddellijk
de zaak in de hand te houden. In de randstaten: Estland, Letland, Oost Pruisen, Litauen,
voortdurend toenemend zien naar het Westen, waarbij overigens ook de radio-programma’s
van sommige Westelijke zenders een grote invloed schijnen te hebben. Dan hebben we verder
te maken met Polen dat op het ogenblik met toenemende nationalistische tendenzen zich
innerlijk begint te distantiëren van het Kremlin en van de direct-bolsjewistische leiding. Daar
heeft ook de dood van Stalin waarschijnlijk heel veel mee te maken. Dan Mao die op het
ogenblik in grote moeilijkheden zit, hij heeft n. l. te maken met verschillende zeer grote legers
van opstandelingen -vroeger noemde men dit rovers, tegenwoordig zijn het rebellen - maar in
ieder geval zij strijden tegen het regime, binden de grote krachten en maken de industriele
ontwikkeling van bepaalde gebieden onmogelijk. Daarnaast een opstaan der verschillende
geheimbonden en in China op het ogenblik profetie dat een zoon der oude wijsheid binnenkort
het heft in handen zal nemen en China zal voeren naar een zeer grote toekomst, het
domineren van Azië. En dat is ook weer een eigenaardig iets, want dat wordt door velen
gevoeld als een combinatie met Tsjoe En Lat. Ik geloof niet dat het zo bedoeld is, die profetie,
maar ze werken in ieder geval ook in het voordeel van deze staatsman en stelt hem in staat
om de zo'n beetje simplistische en ruwe vriend Mao erg goed aan de touwtjes te houden.
D.w.z. Mao die heeft in vele gevallen iets van een pekingeesje dat aan de halsband wordt
uitgelaten door een zeer deftige mandarijn. Dus ook dit is niet zo erg plezierig. Dan de eisen
van Korea, Indo-China en Rusland direct, worden steeds groter. Van andere kanten worden
onmiddellijk benaderingen gedaan, ik denk hier o. a. aan Indonesië, bepaalde groepen op
Malakka en de Philippijnen, verder enkele groepen In Pakistan - niet zozeer in India, meer in
Pakistan die onmiddellijk benadering plegen tot het Kremlin, zich gaarne tot het communisme
zouden willen bekennen, maar vragen om de middelen te verschaffen, zowel wapens, gelden
als technische middelen, om niet alleen een opstand door te kunnen voeren, maar ook een
staatsbestel in te kunnen richten naar hun eigen inzichten. Iets waarbij men voldoende
nationale trots heeft om een absolute dominatie door de Russische deskundigen af te wijzen.
Dit betekent dat een zeer voorzichtig politiek spel in Azië moet worden gevoerd. Dan verder,
169
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 9 – 6 juli 1954

men heeft te lijden onder het uiteenvallen van verschillende z. g. spionageringen. Overigens
mag ik erbij voegen dat deze spionagegevallen zeer zeker niet onder de werkelijk belangrijke
behoren; de werkelijk grote spionageringen zijn nog steeds onaangetast voor de communisten,
Maar toch heeft dit uiterlijk vertoon door zin aantal overlopers - heus niet altijd de besten, in
sommige gevallen werkelijk mensen die zich t. o. v. de Russische staat veel te schulden
hebben laten komen, die naar het Westen komen als politieke vluchteling n_ die hebben een
hele hoop propaganda ontplooit die voor de Russen in de buitenlandse politiek vernieuwde
moeilijkheden scheppen. Dan verder, het wapen dat Rusland totnogtoe gehanteerd heeft in de
UNO wordt steeds minder machtig, de UNO zelf neemt meer in betekenis af en daardoor kan
het veto van Rusland veel minder uitwerken dan voordien. Vandaar ook al die pogingen van
Rusland om deel te hebben aan verschillende niet-aanvals- en verdedigingspacten. U zult dus
begrijpen dat over het algemeen voor het communisme zelf - en wanneer we zeggen,
communisme, zeggen we Rusland op het ogenblik - de toestand ietwat verward en zeker niet
buitengewoon gunstig is. Hetzelfde geldt overigens ook voor de Ver. Staten uit een ander
standpunt, hoor. Dit communisme moet nu overgaan tot een nog straffere organisatie van zijn
gelederen in de verschillende staten waar de aanval tegen socialisatie e. d. op het ogenblik
wordt ingezet. En dit speelt zich als volgt af; Besloten werd om een groot gedeelte van de
werkelijk communistische organisaties op te heffen en hun leden te doen opgaan in
socialistische organisaties waar ze zouden trachten door hard werken en veel geduld langzaam
maar zeker bepaalde sleutelposities te bemachtigen. Dit is o. a. in Nederland inderdaad
gebeurd. U zult dus begrijpen dat op het ogenblik de communisten eigenlijk sterk geïnfiltreerd
zijn in verschillende partijen, maar geen onmiddellijk vrije politiek kunnen voeren. Wat zij aan
werkelijke communisten voorhanden hebben dat zijn een stel schreeuwers en een heel klei)
maar uiterst select ondergronds net dat hoofdzakelijk dient voor communicatie en
waarschijnlijk niet in staat is werkelijk grotere gebeurtenissen te organiseren. En dat in op het
ogenblik ook wel erg jammer, want men zou in sommige landen heel graag betogingen naar
voren zien komen, o. a. in Frankrijk heeft men het weer meerdere malen geprobeerd, maar
het lukt niet meer. In België precies hetzelfde; in de buurt van Serein (?) heeft men
geprobeerd een opstand te forceren, een grote staking beter gezegd. Het is niet doorgegaan.
En ik zou U meer van die voorbeelden kunnen noemen. Daar staat tegenover dat tegenwoordig
een zeer gunstig object is geworden voor de communisten: de Engelse marine. In de Engelse
marine zijn op het ogenblik een groot aantal communistische cellen en die zullen steeds
werkzamer worden. Dat in begrijpelijk omdat de Engelse marine qua levensvoorwaarden die zij
biedt aan de gewone man, niet direct uitmunt door moderniteit. Wanneer echter daar ook
voldoende wordt ingegrepen en de mensen een beetje meer vrijheid en een beetje meer
welvaart gunt, al zijn ze dan maar gewoon soldaat, gewoon matroos, dan geloof ik dat ook
daar het werk toch wel zeer ernstig belemmerd wordt. Dat is op het ogenblik de toestand zo'n
beetje voor de communisten. Daar nog vragen over?
Is het nodig, neen ik wil het zo stellen: Deze chaos die praktisch in ieder land heerst, is dat
niet belangrijk voor de geestelijke groei van de mens, dat hij zelf gaat denken, dus
ontwaakt?
Ja natuurlijk. Kijkt U eens, als je een serie oude beeldjes hebt, klein, en je wilt een nieuw,
mooier beeld, wat je nu in gedachten bent gaan boetseren, wat doe je dan? Dan sla je eerst de
boel in elkaar en dat is op het ogenblik wat er hard gebeurt.
Ja, ja,
De mensheid droomt reeds van nieuwe dingen, ze droomt van een andere wereld en ook van
een geestelijk veel betere wereld. Maar om die droom te kunnen verwerkelijken, moet er eerst
een hele hoop kapot geslagen worden, er moet een hele hoop vernietigd worden. En dat is op
het ogenblik het proces wat U ziet. Een verval overal.
Ja.
Maar een verval dat niet die consequenties in zich draagt die velen daarin willen lezen. Het is
nodig dat de mensheid in deze onzekerheid komt, dat de mensheid dit verval van bestaande
waarden voortdurend aanziet, om daardoor te komen tot een geestelijke rijpheid, behoefte tot
geestelijk leven die een lange tijd zoek is geweest.

170
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 9 – 6 juli 1954

En een geestelijk ontwaken zou je kunnen zeggen, van de mens, is gepaard aan een grote
strijd.
Ja, maar dat is altijd zo.
Ja, maar het in nu over de hele wereld heen.
Natuurlijk.
Maar kan de Westerse wereld deze crisis nog doorstaan t. o. v. het optredend
communisme?
Wanneer het werkelijk gaat om de reserves, dan geloof ik dat deze wereld juist moreel,
geestelijk grotere reserves heeft dan de Oosterse wereld, het Oostelijk blok, want vergist U
zich niet in de tekenen. Wanneer het erom gaat dan kunnen die mensen van het Westen nog
heel veel presteren. U moet niet beoordelen naar de oorlogsprestaties van het ogenblik, want
die zijn uiteindelijk maar middelmatig. Het gaat erom: wat kan de burgerbevolking doorstaan?
En ik durf te zeggen dat op het ogenblik een paar grote bombardementen in Rusland zouden
betekenen een totale ontsporing van de gehele industrie, terwijl daarentegen een betrekkelijk
regelmatig bombardement in de Ver. Staten en Engeland alleen zou leiden tot hernieuwde
improvisaties en zelfs uiteindelijk een verbetering van productie en leveringstoestand, en dat is
voor een leger van buitengewoon belang. Nou, wat hebben we nog meer?
In aansluiting op de vorige vraagsteller: er is een oude katholieke voorspelling dat er niet
meer Pausen zouden zijn als er nissen zijn in de St. Pieter. Nu is mij verteld: er is nog
maar één nis over. En de laatste Paus die zou moeten vluchten uit angst met de cardinalen
en vermoedelijk weer gaan naar Avignon, dus waar ze vroeger ook al eens zijn geweest.
Nu hebben ze mij verteld dat er nog maar één nis over is. Nu bleek U daar erg goed thuis
te zijn als ik het zo zeggen mag en zou dit dus de laatste Paus zijn, althans in Rome, dat
dan toch wel zou impliceren dat het katholicisme een erge toekomst zou krijgen.
Ja, maar die klap die komt niet in het geloof, die komt alleen in de organisatie.
Ja.
En dat gaat nog heel wat verder, want die Paus die vlucht niet naar Avignon, hoor, die vlucht
nog verder, die zal waarschijnlijk in de buurt van Valladolid vluchten, maar dat heeft nog even
de tijd. En dat zit weer samen met een andere bekende zou ik haast zeggen, voorspelling, dat
is n. l. : er komt een tijd dat het gevaar uit de bloedrode zee stijgt tot aan de bergen, en daar
werd mee bedoeld: de Pyreneeën. En wanneer de toppen van de berg beroerd worden door de
vloed, zal ze keren en een nieuwe wereld achterlaten.
Dus dit houdt toch in een derde wereldoorlog, deze voorspelling.
Dat zegt U, U interpreteert, ik niet hoor. Neen, weet U wat het inhoudt? Een totale
verandering, waarschijnlijk gepaard met bloedbaden en revoluties over heel Europa. Het zou
mogelijk kunnen worden geïnterpreteerd zelfs als een prijsgeven van Europa b.v. door de
Amerikanen en een tijdelijk optreden van een Russisch domineren over het Europese
vasteland, maar het behoeft niet te impliceren een wereldoorlog, dat is weer wat anders.
Nee, nee, dat is ook niet direct mijn bedoeling maar toch wel het terugtrekken tot de
Pyreneeën.
Och, als U weet dat men op het ogenblik al besloten heeft in geval van aanval om Nederland
geheel prijs te geven en dat de Generale Staf daarvan volledig op de hoogte is, nu ja, dan kunt
U wel begrijpen. . .
Ja, en wij zeker 5 milliard betalen, hé?
Och, kijkt U eens, er moet toch verdiend worden?
Ik geloof dat prijsgeven toch nog beter is dan dat hier de strijd gestreden wordt. ,
Het zal ongeveer overeen uitkomen. Ik ben bang dat ik daar niet te optimistisch ben, hoor.
Maar dat is nu weer een tweede, U behoeft voorlopig althans niet pessimistisch te zijn, U heeft
nog een paar jaar de tijd en als die paar jaar verder zijn, dan staat U er - tenminste als die
ontwikkeling hier van U zo verder gaat, geestelijk zo voor, nu ja, dan wacht U op een heel
Russisch leger en een atoombom die vangt U zo even op en die gooit U terug en zegt: dat
hoor, hier niet thuis, bestelling retour aan afzender.

171
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 9 – 6 juli 1954

U hebt gesproken over de katholieken en over het communisme, maar kunt U misschien
ook nog iets zeggen over de krachten die de nieuwe tijd moeten voorbereiden voorzover
die dan op aarde te verwerkelijken zou zijn?
Die krachten zijn onaantastbaar, want dat zijn krachten die hebben de chaos niet meer nodig
en staan dus reeds zelf in de ordening. Dat is toch duidelijk zou ik zeggen. Maar het in alleen
de kwestie, het zijn op het ogenblik maar betrekkelijk kleine centra waarin ordening optreedt,
waarin een geestelijke heroriëntatie plaatsvindt. Daar zult U misschien om lachen als ik het zo
zeg, maar U maakt zelf met dit groepje ook zo'n soort centrum uit, want U zit nu hier gezellig
met ons te luisteren en te spreken, maar wat denkt U dat uitstraalt hier? Hoe ver denkt U dat
dit doordringt als gedachtenkracht? Een aardig eindje. Als U zo doorgaat, kunt U misschien een
hele wijk bekeren. Maar zo zijn er natuurlijk erg veel van die groepen. En dan wil ik U
herinneren aan de Openbaring: zij die het zegel dragen, hé, die kunnen handelen, maar zij die
door de engel des Heren getekend zijn, die zal niets gebeuren. Dus U kunt er zich op
voorbereid maken dat, wanneer het zover komt, dat het wel eens een keertje zover zal zijn dat
U Uw beroep niet uit kunt oefenen misschien; het kan zover komen dat U zich uit de
openlijkheid terug moet trekken, maar niets kan U deren, U bent onaantastbaar, U behoort bij
een nieuw rijk dat al bestaat, en dit rijk beschermt zijn onderdanen heel wat beter dan de
oude rijken dit ooit hebben kunnen doen. Hou, nu hebben we zo langzamerhand geloof ik wel
genoeg gepraat over al die dingen, hé? Ja, ik heb dit eigenlijk aangesneden, ik wil U ook
vertellen waarom en dat is misschien erg prettig, dan weet U tenminste hoe ik, nietwaar, in
mijn waardigheid als spreker na de pauze mijn taak opvat. U heeft m. i. zoveel direct
geestelijk materiaal gekregen vóór de pauze, dat het mij verstandiger leek om een wat
gemakkelijker te verwerken en meer aotuele stof na de pauze te behandelen, vooral waar U
mijzelf de keuze heeft gelaten. Ik hoop dat U niet ontevreden bent, en nu gaan we dan even
de spreker voor de meditatie aan het woord laten en dan is onze bijeenkomst weer ten einde.
Ik wens U allemaal veel sterkte en kracht met de experimenten.
Goeden avond.
Goeden avond vrienden,
Wij zullen dan ook vanavond met een meditatie besluiten. Welk onderwerp wenst U hiervoor te
stellen?
Mag ik U vragen om te willen behandelen: Wijsheid.
WIJSHEID
Wijs zijn, is wijs zijn weten? Maar niet ieder die weet is wijs. ZO moet wijsheid meer zijn dan
weten. Is wijsheid doorleven? Velen doorleven veel en zijn niet wijn. Zo moet wijsheid meer
zijn dan dat alleen. Wat kan wijsheid zijn? Wijsheid is die soms als een vonk ontspringt en een
nieuw vuur van geestelijke bewustwording aanwakkert? Wijsheid die soms met een gebaar een
storm beveelt zich te leggen. Wijsheid is de kern van het innerlijk weten, wijsheid is de kracht
van de ziel, de kracht van het werkelijk zijn die tezamen nemen het totaal van leven, het
totaal van bewustwording en totaal van weten drukt hierop het goddelijk stempel. Wijsheid in
de goddelijke wet, erkend in het gebeuren der dagen, toegepast in eigen denken en leven.
Wijsheid is de harmonie in ons met de kracht die ons voortbrengt, want zij die wijs zijn kennen
niets van het goddelijke, zij kennen die kracht als een drijfveer tot handelen, ze beschouwen
die kracht als een stem in zichzelve. En in hen ruist voort de voortdurende stroom van
kosmisch beleven. En wanneer de feiten naar voren komen, wanneer handelingen zich opdoen,
plotseling realiseert men zich het verband, men ziet verder dan de ogen kunnen zien, denkt
verder dan gedachten kunnen gaan. En in simpele eenvoudige vorm formuleert men de
waarden der schepping. Zo laat ons samen de wijsheid dienen, want is niet ons begeren de
wijsheid, het begrip der dingen, het beleven des zijns? Zo is dit dan wijsheid: Door te leven
zijn wij deel van het leven en het leven draagt ons door alle dingen, door alle tijden tot het
leven zelve zal moeten sterven. Wijsheid is dit: De dwaas staart in de wereld en roept ieder
beeld toe: broeder, welkom! De wijze ziet scherper en erkent zichzelve. En dit is wijsheid. De
gedachte die sluimert in de mens is een werkelijkheid die uitgedrukt is, ergens in het Al, want
al het kenbare moet gekend zijn, alle voorstelling moet voorgesteld zijn, alle mogelijke
verwerkelijking verwerkelijkt zijn. Zo denk niet; ik heb een weg, of ik weet de waarheid, denk

172
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 9 – 6 juli 1954

niet: mij is de kennis of mij is de macht, denk niet: mijn droom voert tot vervulling, want
vervuld zijn reeds alle dingen en gij leeft in een droom. Maar groter wijsheid dan al dit: Zijnde
in men met God, met God zijnde is men volmaakt. Wanneer men zichzelve in de schijn
verliest, verliest men de volmaaktheid. Die de schijn verliest echter is volmaakt in het
volmaakte.
Zo wij deze sleutels kunnen bergen in ons hart, kunnen wij de grendels ontsluiten die leiden
tot een diepe kern van ons wezen. Dat onze wijsheid zij, niet de vonk die in een moment van
overlading springt naar de materie, naar de geest, maar een gestage stroom van bewustzijn
die ons voortstuwt door de oneindigheid.
En daarmee sluit ik voor U deze bijeenkomst. Vreugde zij U. Goeden avond.
Naar aanleiding van een vraag die aan het medium gesteld wordt zegt deze toe die even voor
te leggen aan de geestelijke broeders en gaat in trance.
Het schijnt dat er nog behoefte aan mij bestaat. Vertelt U dan nog maar eens,wat wilt U
precies?
De eerste behoefte is om U, ook namens de aanwezigen hartelijk dank te zeggen voor de
lessen die wij tot nu toe hebben mogen genieten. Ten tweede is wat ik zou willen weten of
wij de maand Augustus, deze vakantie-maand, zouden mogen overslaan en U zouden
mogen vragen om deze bijeenkomsten in September te willen vervolgen.
Ja, ik zou zeggen; het wordt toch warm, al gelooft U dat nu niet, het komt wel, de vakantie zit
zo in de hoofden, dan staat het hoofd toch niet naar ernstig werk. En daarom lijkt het mij wel
verstandig als wij de officiële bijeenkomsten dan maar even stopzetten voor die ene maand.
Zijn er onder U die toch nog denken: we willen het contact graag opnemen, dan kan dat
binnen deze kring desnoods nog informeel gebeuren, waar we dan op een beetje beter peil
kunnen blijven staan, maar dat moet U allemaal zelf beslissen. Van ons uit: we werken liever
een keer niet met U dan dat we eigenlijk voor niets met U werken, wat dan toch misschien
wel, wanneer het zo zomers is, zou kunnen gebeuren.
Het lijkt mij niets (?)
Wel ja, het is altijd zo dat de geest willig is, maar 0 dat vlees, dat vlees. Dus ik geloof dat U
dan wel weet wat U te doen staat, dat kunt U dan zelf heel rustigjes bedisselen en beregelen.
U heeft in ieder geval onze zegen erbij. En nu zullen we het medium ook maar de kans laten
eventjes een dosis vergif te nemen want anders is hij ook niet gelukkig als dat voor niets
opsmeult.
Goeden avond.

173
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 10 – 2 september 1954

2 Sept. 1954

LES 10

Goeden avond vrienden,


U zult allemaal wel een klein beetje uitgerust zijn na alle inspanningen van de laatste dagen.
Daarom zal ik maar meteen verder gaan met het onderwerp dat we de vorige keer zo terloops
hebben aangesneden. In de eerste plaats kunt U daar vragen over stellen en in de tweede
plaats kan ik U mededelen dat Matthias mij, na kortere tijd waarschijnlijk reeds, zal vervangen
voor het eerste deel van de bijeenkomst. Dus als U vragen heeft over hetgeen we de vorige
keer hebben behandeld, aangaande de magische werking van eigen onderbewuste geestelijke
krachten en de frustratie van verlangen die voortkomt uit bewust wilspogen, dan kunt U die
thans stellen.
Ik had U wat willen vragen.
Ja.
Er is op een van de vorige bijeenkomsten gesproken over die kwestie van het
electrostatische en zwaartekrachtveld en het electromagnetische veld, gecombineerd met
deze bepaalde krachtvelden op de aarde, dat daaruit alle levende schepsels hun
levensenergie putten, en wanneer dit niet aanwezig was, dan zou alleen maar de kiem, de
impuls, de levensimpuls als zodanig blijven, maar niet het leven.
Inderdaad.
Nu had ik U willen vragen: wanneer de mens overlijdt, dan is de mogelijkheid dat hij zich
manifesteert in deze trillingswereld, maar na die tweede manifestatie, wat gebeurt er dan?
Wanneer deze krachten onttrokken daar zijn en deze besturende pulsen zijn aanwezig, wat
gebeurt daar dan?
U bedoelt waarschijnlijk te zeggen: wanneer ik dood zou zijn, volgens menselijke opvatting,
dan kom ik tot een hernieuwde wereldbeleving, echter in een andere wereld waar ikzelve door
mijn wezen - wat U levenstrilling of levenspuls noemt - bepalend werk op de structuur, zowel
van mijzelf als van een deel van mijn omgeving. Dat was punt één van Uw vaststelling, ja?
Ja.
En dan was het tweede punt waarschijnlijk: wat gebeurt er nu wanneer deze krachten, waaruit
ik mijn wereld opbouw, wegvallen? Was dat de bedoeling?
Ja.
Nou, dat is eigenlijk betrekkelijk eenvoudig, want de levenspuls blijft en het verschijnsel gaat
teniet. Nu heeft echter de levenspuls, zoals U dat noemt, de levende kracht, in zich een eigen
herinneringsvermogen. Zo zal deze kracht nu in zichzelve gaan reconstrueren wat zij buiten
zichzelve niet meer beleven kan. Hier door echter brengt zij binnen haar wezen bepaalde
krachten in werking waarvan we kunnen zeggen dat ze op den duur wederom statische en
magnetische velden produceert. Dan wordt dus dit wezen tot schepper in zichzelf en zien wij
uit de verdeling van de levenskracht een aantal verschillende verschijnselen voortkomen waar
in een hernieuwde beleving mogelijk is, maar dan wordt dit wezen zelf dus tot creator.
Is dat de creator van een oorspronkelijk wezen of een creator van een andere grote orde?
Dat is een creator van een andere grootte. U weet misschien - ik wissel onder dezelfde naam
met een andere broeder - dat wij gesproken hebben over magie. En nu is één van de magische
principes dit: In het begin staat dé levende kracht. Deze levende kracht baart - dit is allemaal
symbolisch natuurlijk - uit zich, dus door eigen voorstellingsvermogen, de zeven grote heren
der schepping. Deze zeven grote heren elk voor zich produceren wederom hun eigen wereld uit
hun deel van het voorstellingsvermogen, en zo wordt het Al gebouwd. Hieruit volgt dat het
geheel dus een originele schepping is van de oorspronkelijke levenskracht, maar dat als

174
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 10 – 2 september 1954

schepper van een deel dezer kracht optreedt één van deze grote heren, één van deze
grootmeesters van kracht. En wanneer dezen hun werk dan weer verder geven, dan zien we
b.v. voor Uw eigen zonnestelsel dat een heer optreedt die weer 1 is uit 49 en die op zichzelf
wederom 7 invloeden naar voren brengt, uit zichzelf, en deze 7 invloeden tezamen creëren de
12 werelden. Ik zeg nogmaals: het is magie. Nu wordt natuurlijk de vraag voor ons, wat is de
origineel scheppende kracht? Want t. o. v. deze wereld is dus de wereldgeest de scheppende
kracht, maar zelf geschapen zijnde zit hij verschakeld met de hogere kracht waaruit hij is
voortgekomen en zo verder gaande, totdat wij komen aan een punt waar we aan kunnen
nemen dat het misschien nog verder gaat, maar het niet meer kunnen begrijpen of overzien.
Bedoelt U de wereld van negatief bestaan?
Inderdaad, maar dat is voor ons een onvoorstelbaar iets, ofschoon de wet der
evenwichtigheden ons leert dat het waarschijnlijk is dat zoiets bestaat.
Dus die ligt achter ether?
Ja, inderdaad. U kunt hier dus zelf wel uit concluderen dat het moeilijk is om te zeggen; "nu
ben ik schepper, nu ben ik creator van het Al, dus ook zelf scheppend", want ik bouw mij
weliswaar een beeld van mijn eigen wezen, maar zolang als mijn eigen wezen wordt
geproduceerd als het ware voortgebracht door een andere wezenheid, kan ik nooit voor mijzelf
zeggen dat ik geheel creator ben, maar voor de wereld ìn mij word ik tot schepper. Kunt U dat
nog volgen?
Ja zeker, dit is mij bekend.
Dit is niet zo'n ingewikkelde manier. Nu bestaat er echter één eigenaardigheid - als U deze
dingen onderzoekt, zult U dat waarschijnlijk ook bemerken - en dat is dat wij te maken hebben
telkenmale t. o. v. onze eigen sfeer en onze eigen levensruimte en bewustzijnsruimte, met
positieve en negatieve werelden. Nu is het eigenaardige dat deze positieve wereld, wanneer zij
aangeboord wordt door onze wereld, krachtgevend is, d.w.z. dan kunnen we met die kracht
allerhand dingen doen die buiten ons eigen vermogen liggen, maar wanneer we de negatieve
wereld aanboren dan verliezen wij onze kracht aan deze onder ons liggende wereld.
Bedoelt U daar de klippoth mee?
Niet geheel.
Of zijn het de negatieve krachten?
Neen, want in dit negatieve krijgen wij hier een - ja, hoe moeten we dat zeggen? - een
verscheidenheid waarbij ons eigen standpunt bepalend wordt. Deze werelden zijn nog wel
positief in de absolute zin; zij behoren dus niet tot de negatieve wereld. Maar aan de andere
kant zijn zij voor ons zodanig negatief dat onze levenskracht voor hen een veel grotere waarde
heeft. Dit schijnt in alles tot uitdrukking te komen, tot zelfs in het ervaren, het tijdservaren
b.v. , in de duur van bestaan, de tijd dus dat een vorm wordt gehandhaafd, de waarde der
krachteenheden die gepresteerd kunnen worden, en al die dingen meer. Wat dus in onze
wereld b.v. normaal is, dat is een voortzetting van Uw wereld en ligt als zodanig nog in één
vlak. Maar daarnaast bevinden - althans zo nemen we aan - zich andere vlakken, waarvan wij
weten dat één ons kracht geeft, ofschoon wij ten hoogste de grens bereiken kunnen en zo de
kracht putten zonder dat wij dit andere gebied kunnen om vamen, begrijpen of betreden. Maar
aan de andere kant hebben wij een negatief gebied, waar voor ons het bestaan ook praktisch
onmogelijk is, maar waar wij althans iets meer over kunnen weten, omdat het mogelijk is de
kracht die wij uitgeven In deze wereld, althans enigermate te bezien en de reacties daarop
volgend gade te slaan. Dus dat is het eigenaardige wat je hebt. Er is niet één grote negatieve
wereld, maar er schijnt buiten het negatieve zijn een sterke differentatie in bestaansvorm
aanwezig te zijn, waarbij het mogelijk blijkt van elke hoger gelegen sfeer krachten te
ontvangen. Daarnaast staat echter dat we aan elke onder ons gelegen sfeer krachten afstaan,
en, vooral wanneer dat niet beheerst gebeurt, vaak op zeer gevaarlijke wijze. Daar komt ook
nog het leuke bij dat die krachten dan zich op de meest verschillende wijze kunnen uiten. Ik
kan mij voorstellen dat onder zekere omstandigheden, uit een positieve wereld getrokken
kracht, in Uw wereld zich kan manifesteren als electriciteit, maar zij kan zich evenzeer als odd-
kracht of genezende kracht manifesteren.

175
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 10 – 2 september 1954

Dus dat is afhankelijk van de modulatie die deze kracht heeft, de trilling die deze kracht
heeft?
Ja, inderdaad.
En ligt die trilling in een bereik boven het ultra violette?
Ja, ik durf dat niet precies te zeggen, want ik ben er geen specialist in, maar ik weet wel: deze
trilling wordt aangegeven als ik mij niet vergis met een getal van 7 cijfers. Dus, ik ben zelf
geen specialist, misschien dat broeder Matthias, die overigens op het ogenblik zich reeds heeft
aangemeld en dus binnenkort mij wel vervangen zal, daar schijnbaar wel van op de hoogte is.
Ik heb tot mijn spijt dan eigenlijk niet veel tijd meer over, vrienden, om op deze laatste lezing
terug te komen, maar misschien kunnen we daar een middel voor vinden, om dat toch nog in
het tweede deel van de avond te belichten. Ik hoop dat U het mij niet kwalijk neemt dat ik na
deze korte inleiding reeds afscheid van U neem, maar belofte maakt schuld en in deze had ik
beloofd niet langer te blijven dan deze broeder Matthias dan van mij wenste. Allemaal een
goeden avond. Misschien vind ik nog tijd om even terug te komen.
Goeden avond vrienden,
Ik meen dat er bepaalde problemen met mij speciaal te bespreken waren en ik geloof dat met
het aanboren van die problemen reeds een klein begin gemaakt werd. Het schijnt dus dat wij
vanavond een ogenblik nog moeten spreken over levenskracht en haar werkingen. Wilt U de
punten die U belicht wilt hebben op het ogenblik stellen?
Ik had U dit willen vragen: bij die levenskrachten die zich vanuit de mens gedurende zijn
leven manifesteren, hoe is de verhouding tussen de magnetische en de electrostatische
krachten? Is daar de electrostatische kracht de draaggolf en is de modulatie daarvan
electro-magnetisch of ligt dat anders?
Nee, het gestelde is inderdaad volkomen juist voorzover het levensuitingen op Uw eigen vlak
aangaat. In ons vlak ligt het iets anders, waar dan de verschijnselen, zowel als de vormen,
belde van electromagnetisch karakter zijn, waarbij een modulatie van de eigenlijke
levenskracht door de eigen persoonlijkheid plaats vindt, die in dit geval als electrisch gezien
kan worden, waardoor wij uiteindelijk krijgen een doorstroming van ons eigen wilsvermogen
door kracht die niet de onze is, waaruit wij, elk naar eigen bekwaamheid en vermogen, onze
wereld en omgeving kunnen moduleren. Is dat duidelijk?
Ja, dat is me duidelijk, dank U viel. Dan had ik nog willen vragen: de grote orde van deze
trillingen liggen die boven het ultra-violet, de trillingen van het ultra-violet liggen dus van
ongeveer 31/2 millimicron?
Er zijn zelfs in onze sferen enkele trillingen die daaronder gaan, ofschoon die betrekkelijk laag
zijn.
Dus dat is de reden waarom mij de raad gegeven is deze experimenten uitsluitend in blauw
licht te doen.
Inderdaad. De reden is m. i. duidelijk genoeg. Hiermee werd gepoogd om elke aantrekking van
de langste krachten zoveel mogelijk te voorkomen. Daarvoor is nu eenmaal een blauw licht, of
bij ontstentenis een wit licht over het algemeen goed waar het voor de lagere krachten een
duplicatie is van enkele eigen vermogens, waardoor het hun niet mogelijk is gemakkelijk door
te dringen. Vinden zij daarentegen b.v. rood licht, dan is hierin voor henzelf een gemakkelijke
modulatie met hun laagste krachten te vinden en kunnen zij als zodanig zich duidelijk en zelfs
zeer hinderlijk manifesteren.
Dus het heeft ook voordeel om, wanneer iemand een persoon magnetiseert en zijn
krachten overbrengt, dit ook in een bepaald soort licht, in een bepaalde atmosfeer gebeurt?
Daar zouden inderdaad voordelen voor te vinden zijn, ja.
Heeft het zin om de magnetiseur op een potentiaal te brengen en dan de patiënt daarmee
in aanraking te brengen, zodat met een grotere kracht deze levenskracht onttrokken kan
worden en op de patiënt overgebracht?
Dit heeft alleen dan zin, wanneer een duidelijke diagnose te stellen is. Waar wij n. l. te maken
hebben met zenuwaandoeningen die behandeld worden door de magnetiseur, zal dit
uiteindelijk zeer weinig uitmaken. Hier doet het suggestieve zoveel, dat voor de werkelijke
176
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 10 – 2 september 1954

krachtwerking maar een heel klein gedeelte overblijft; de moeite zou groter zijn dan de 'baat.
Daar waar wij te maken hebben met directe weefselkwalen e. d. , dus reële
ziekteverschijnselen echter, zou een dergelijke methode m. i. wel aan te bevelen zijn. Ik heb U
trouwens al enige beelden daarover getoond.
En b.v. een kankerpatiënt? Nu is de kwestie zo, dat een magnetiseur heeft mij verteld, dat
wanneer hij tegenover een kankerpatiënt komt te staan, dat hij de in druk krijgt dat dit een
kracht in die veel groter is dan de zijne, dat hij zijn kracht niet over kan brengen en dat
zelfs die kracht; die van die kankerpatiënt uitstraalt, op hem overgaat en hij al deze kwalen
en al deze moeilijkheden persoonlijk ervaart. Toen ben ik op het idee gekomen om,
wanneer ik bij deze magnetiseur kans zie hem op een dusdanig potentiaal te brengen, dat
dit veel en veel groter is. Dan kan hij dat met zijn magnetische kracht moduleren en kan
op die manier toch een genezende invloed uitoefenen die sterker en groter is dan die
levensverschijnselen van de kanker.
Ja, dat heeft echter enige bezwaren. Kanker n. l. vloeit terug tot de oerkracht, dus de kanker
is een ziekte waarin een terugval tot primaire krachten plaatsvindt. Dat zal Uw magnetiseur
dan ook aanvoelen en hij zal niet in staat zijn de muur van dit primitieve te doorbreken.
Genoemde magnetiseur zal dan ook zeer zeker met een verhoogde kracht niet in staat zijn
deze weerstand zonder meer te verbreken en te verdringen. Zolang zijn concentratie gericht
blijft op kanker of op vermindering van pijnen ofwel op genezing in het algeheel, zullen wij hier
deze zelfde weerstand vinden. De enige mogelijkheid die er overblijft voor de magnetiseur is,
om met een hoog potentiaal geladen - dus daar komt Uw werk inderdaad op de voorgrond -
een correctie te nemen, waarbij de suggestie wordt uitgezonden dat alle afscheidingen van
levensvochten weer normaal worden. Wanneer kanker ontstaat, zien wij n. l. een verandering
in de interne afscheidingen, waarbij de ziekteverschijnselen bevorderd worden en de
weefselwoekering ook wordt bevorderd, n. l. door een onttrekking van krachten aan
omringende weefsels, waardoor het opnemen door de zich niet meer normaal delende cellen
mogelijk wordt.
Dus het doen overgaan van de maligne vorm in de benigne vorm.
Inderdaad.
Dit gebeurt ook wel eens spontaan.
Het is ook spontaan gebeurd. In een dergelijk geval krijgen we in de eerste plaats een
inkapseling van de ziekte zelve. Zij blijkt latent maar blijft aanwezig en kan te allen tijde
uitbreken. Eerst echter wanneer zij geneutraliseerd is en de rest van het lichaam normaal
functioneert, kan een verdere aanval op het kankerweefsel zelve worden gedaan.
Mag ik in verband hiermede vragen of dit een enzymwerking is?
Het is inderdaad een werking waarbij wij van enzymwerking eventueel kunnen spreken,
hoewel sex-hormoon hiermede gemoeid is. Dat wordt ook door de kanker sterk beïnvloed. Wij
zien die werking ook bij verschillende andere ziekten, soms in negatieve, soms in positieve zin.
Wij zien b.v. een sterke vergroting -van afscheiding en daardoor een verstoring van het
interne evenwicht bij vergevorderde t. b. Wij zien daarentegen bij de meeste kankergevallen
een absolute negatie van de sexe, waarbij het denkbeeld zelve, het idee blijft bestaan, maar
alle andere vormen langzaam maar zeker teloor gaan. En niet alleen zoals men denkt door het
lijden zelve, maar eenvoudig omdat elke handeling op sexueel gebied in een dergelijk geval,
geestelijk maar niet meer lichamelijk bevrediging kan schenken, dit zonder dat potentie
verloren gaat. Trouwens er bestaan nog meer van dergelijke ziekten, die niet algemeen
worden erkend. Er bestaat zelfs een klein ziektebeeld, dat ook door een sterk magnetiseur te
genezen zou zijn, waarbij een omvorming van de normale enzymen aanleiding geven tot liet
ontstaan van moederinstincten b.v. bij de man. Dit wordt dan geperverteerd en omgezet in
homo-sexualiteit. In dergelijke gevallen kan de ziekte aanleiding geven tot een ontstaan van
grote genegenheid voor het eigen geslacht plus voor kinderen en kan in een dergelijk geval
ontaarden in een leven lang durende, niet te beheersen homo-sexuele drang. In andere
gevallen kan het leiden tot een perversie, waarbij alleen de aantrekkingskracht tot het jonge
kind wordt gevoeld en daaruit vaak voor de samenleving zeer schadelijke gevolgen ontstaan.

177
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 10 – 2 september 1954

Nu heeft U hier net het woord "enzym" gebruikt, maar een enzym daar verstaan we toch
eigenlijk iets anders onder. U heeft het hier gebruikt in de betekenis van een
hormoonwerking?
Een enzym is toch een deel van de hormoonwerking en als zodanig te extraheren en zelfs te
kristalliseren wanneer U dat wilt doen.
Ik wilde nog even terugkomen op die kwestie van kanker. Wat die kanker verwekt bij mens
en dier is niet bekend, maar nu wilde ik even terugvallen op wat er nu ongeveer een
twintig jaar terug is gebeurd in het kankerinstituut in Parijs met Madelle Choucroun, die
proef op zeeëgeleieren, waar uiteindelijk weer dat stuk van kankerachtig hout dat besmet
was met de meest beruchte van de kankerverwekkers bij de planten, de bacillus
Tumofaciens, dus dat die rondcellige kanker op deed treden in die zeeëgeleieren. Dan kan
ik meer voelen voor een enzyme werking, hoewel het natuurlijk niet het enzym op zichzelf
is, maar het is dan toch uiteindelijk iets, een straling, dat als enzyme werkt.
Ja, dat kan Ik nog wel met U eens zijn.
Ja, zo kunnen we dat wel opvatten.
Dat kan als term inderdaad aanvaard worden.
Wat ik even zou willen opmerken is, dat het kankervraagstuk wel zeer in de aandacht
staat.
Ja, het kankervraagstuk staat natuurlijk in het centrum van alle belangstelling, ofschoon,
wanneer we het nagaan, de kanker toch niet in grote mate is toegenomen, de kankersterfte,
maar alleen de aandacht van de wereld meer op de kanker is gericht. Er zijn m. i. andere
ziekten die voor het mensdom fataler zijn en meer slachtoffers maken, meer ellende
veroorzaken.
Ja, dat geloof ik ook. Maar nu we het toch nog even hebben over die kanker en waar we
het net hebben gehad over die stralingsgebieden, wilde ik nog even spreken over het
kankervraagstuk Gurwitsch, die ook omstreeks die tijd, omstreeks dertig is hij er althans
mee begonnen met zijn mito-genetische stralen - wat vermoedelijk dàt is waar we het in
het begin van de avond over hadden - die dan wat verder in varnolagen, nietwaar, en
ongeveer uitkwamen op een 1750 Angström. Nu werd er wel bijgezegd dat het zo
buitengemeen lastig was om dergelijke golflengten te bepalen, omdat die uiteindelijk
geabsorbeerd werden door de dunste luchtlaag, en dat het dus zou moeten gebeuren onder
een zeer sterk luchtledig, waarbij dan toch uiteindelijk die cel, de celwanden zouden
ploffen, dus dat die cel zou overlijden. Ik heb juist hiernaar nogal met grote interesse
geluisterd, omdat U hier ook vertelde dat het weefsel dat aangetast zou worden door
kanker inderdaad hier met de mitogenetische stralen ook zeer heftig oplicht en dat als die
kankerdeling eenmaal aan de gang is, dat het dan uiteindelijk reageert in zijn stralings-
gebied als dood weefsel. Dat zijn die proeven die eigenlijk weer vergeten zijn, wat wel heel
erg jammer is, volgens mij althans.
Ja, zolang men op het ogenblik nog wetenschappelijke stokpaardjes verdedigt en aan de
levenskracht uiteindelijk veel te weinig aandacht geeft, behalve in enkele speciale gebieden,
dan geloof ik ook wel dat men dat nog verder zal blijven vergeten. Maar het weefsel reageert
hier als dood weefsel in de straling om de doodeenvoudige reden dat het feitelijk dood is,
d.w.z. het bezit geen levende meer, het krijgt geen levende kracht meer toegevoerd, zodat het
stelselmatig verzwakt, en daardoor is het juist voor de kanker aantastbaar geworden.
Dus het is toch wel belangrijk om via publicaties op heel voorzichtige wijze de denkwijze
van de wereld te gaan beïnvloeden in de richting van deze levenskrachten?
Mits "voorzichtigerwiijze" dik gedrukt kan ik het accepteren, ja.
Het merkwaardige is dat Gurwitsch, een Rus, die hier in '36 is geweest en in Leiden voor de
medische faculteit over kankervraagstukken en in Utrecht voor de biologen over eiwitten en
melksuikers heeft gesproken. Nu weten we van die lieden in Rusland hier betrekkelijk
weinig af, en het verwonderde mij dat toen er kort geleden in Zuid Amerika een medisch
congres was, dat de Rus die er was o. a. zei dat roken met kanker niets te maken had en ik
heb zo'n idee dat die lieden aan de andere kant van het Gordijn op dat punt eigenlijk
verder zijn dan wij hier, aan deze kant van het Gordijn.
178
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 10 – 2 september 1954

Ja, dat zijn ze inderdaad, maar helaas gaat hun streven meer de negatieve, dus de
verwekkende kant uit, dan de positieve, de genezende kant. Maar als het U interesseert, de
medische faculteit daar is inderdaad juist op dit gebied verder dan het Westen. Men heeft daar
verschillende levensstralingen ontdekt en men kan daar ook al reeds een zekere prolongatie
van het leven tot stand brengen, zonder gebruik te maken van vreemde substanties die aan
het lichaam worden toegevoegd, alleen dus door activering van het lichaam zelve. Er komt
zelfs geen zuurstoftoevoeging of iets anders bij te pas. Het is een kwestie van een bestraling,
samengaande met een zekere reeks van oefeningen; en het eigenaardige is dat hierbij voor de
cellen en wel speciaal voor de aderen een renovatie, een verjongingsproces plaatsvindt,
waarbij vergrote veerkracht wordt gewonnen. En wij krijgen een sterker opvangen van
vervalstoffen in bloedsomloop en stofwisseling, waardoor een regelmatiger afvoer ontstaat.
Dat heeft men inderdaad bereikt en dat op het ogenblik gepraktiseerd in enkele van de hogere
kringen, maar ik denk niet dat de heren er veel profijt van zullen hebben, gezien het feit dat
de ouderdom geloof ik niet hun grootste vijand is. Maar men is inderdaad dus daar wat verder
en men gaat er inderdaad van dit stralingssysteem uit. Dat dit juist in Rusland gebeurt is
begrijpelijk, waar de mythische inslag van het Slavisch ras door een mystische inslag wordt
geëvenaard en zij als zodanig oude overleveringen hebben nagezocht, en getracht hebben
deze mede in te passen in het bekende kader der wetenschap en daardoor inderdaad tot veel
nieuwe ontdekkingen zijn gekomen. Dus van categorische ontkenningen der wetenschap is
daar weinig sprake. Wanneer de wetenschap daar iets categorisch ontkent is dat een politieke
en niet een wetenschappelijke kwestie.
Ik dank U zeer.
Tot Uw dienst. En, vrienden, hebben wij nog meer te bespreken?
Ik had U nog wat willen vragen. Dit opwekken van deze levenskrachten dat is alleen nuttig
wanneer dat toch gebeurt met een zekere intensiteit, en wanneer de atmosferische
omstandigheden van dien aard zijn dat hier factoren optreden die dat onmogelijk maken,
dus ik bedoel dit: wanneer het aantal geladen deeltjes in de normale atmosfeer waarin we
leven groter wordt dan een bepaald getal per cm3, dan wordt de hevigheid van deze
verschijnselen belangrijk vergroot.
Inderdaad.
En wanneer is dat dan schadelijk voor liet individu, in welke grootte-orde, want op het
ogenblik variëren die deeltjes van 9 tot 11 per cm3, en nu ben ik zo ontzettend bang dat
door deze uitgebreide atoomexperimenten, waar deze ladingsdeeltjes niet homogeen in de
omgeving zich verspreiden maar in slierten en wolken, zodat we door merkwaardige
atmosferische condities veel en veel grotere concentraties kunnen verwachten op totaal
verrassende punten, eventueel complicaties zouden optreden voor het leven en dat hier
natuurlijk mogelijkheden moeten geschapen worden om dit teveel te kunnen onttrekken.
Maar nu is de kwestie: wanneer is dat teveel daar?
Dat teveel dat ligt pas bij getallen van 90 tot 100. Wanneer U het viervoudige van het
normale, dat regelmatig met kleine tijden van normaliteit terugvalt tot het normale, moet
doorstaan, kan Uw weefsel zich daar nog aan aanpassen en Uw lichamen treden geen
uiteindelijke schadelijke gevolgen op.
Treden er ook geen spontane mutaties in het biologische stelsel op?
Dat inderdaad, dat is een logische reactie van het aanpassen, en wat dat betreft kunt U dus
inderdaad met heel veel mutaties reeds nu rekenen, waar mutaties reeds kunnen ontstaan
wanneer de blijvende stralingsdichtheid en de blijvende dichtheid van geladen deeltjes het
tweevoudige wordt van normaal.
En welke mutatievormen kunnen daaruit ontstaan?
Deze mutatievormen kunnen lichamelijk zijn en kunnen dan elk deel van het lichaam in het
bijzonder betreffen. Over het algemeen zullen wij zien dat een afweer wordt geschapen,
waardoor een verandering van intern evenwicht plaatsvindt. Dit zal zich uiten in een
abnormale ontwikkeling van bepaalde lichaamsdelen. Een dergelijke mutatie zou dus b.v.
kunnen brengen bij een mens, om het nu heel normaal te eggen, een verandering van de huid,
die schaalachtig schilferig wordt. Wij zouden verder de mutatie kunnen krijgen waarbij het

179
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 10 – 2 september 1954

gebit zelve aangetast en gevaarlijk door zijn constructie vervangen wordt door een harde laag
als het ware vereelt tandvlees. We kunnen mutaties krijgen waarbij de gezichtszenuw is
aangedaan en geen normaal onderscheiden bij daglicht meer mogelijk is doch slechts in
duister of het omgekeerde. Wij kunnen veranderingen krijgen waarbij b.v. de
evenwichtsorganen kunnen worden aangedaan, zodat een andere voortbewegingshouding
noodzakelijk wordt, om nog niet te spreken over de vele misvormingen die zeker evenzeer
mogelijk zijn. Dit geldt natuurlijk voor de mens, maar voor elk wezen kan dit gelijkelijk
plaatsvinden. Wij zullen verder over het algemeen, als deze mutaties plaatsvinden, een deel
dier mutaties normaal vinden in proporties, maar abnormaal in afmetingen, zodat wij te maken
krijgen met meer reuzen en meer lilliputters.
Gaat dat over de planten en de dieren ook?
Dat gaat ook over de planten en de dieren.
Is daar geen bewuste afweer mogelijk?
Neen, daartegen is geen afweer mogelijk. Men kan zichzelve daartegen beschermen, maar
men kan niet de zaadcellen daartegen beschermen, zodat dergelijke mutaties eerst kenbaar
worden in de geboorte en juist daardoor moeilijk te controleren zijn, behalve natuurlijk
wanneer eenmaal het kind geboren is, en zelfs dan zal men nog niet altijd weten of hier sprake
is van een mutatie tot in het vierde, vijfde levensjaar. Dan worden die delen eerst kenbaar.
Wat dieren en planten betreft kan de mutatie soms vier, vijf geslachten nemen om
eigenschappen in zich te verzamelen, waarna het komt tot een plotselinge uiting daarvan, dus
een totale uiterlijke verandering.
Dus met kennis van de luchtevenwichten, electrische evenwichten, zou het mogelijk zijn
deze electrische evenwichten kunstmatig te verschuiven, zodat hier dit teveel van de
materie onttrokken wordt, want ook deze geladen materie, deze geladen deeltjes, hebben
een electrische lading, en dat zou dan dus ook mogelijk wezen
Ja, ik wil alleen maar één tegenwerping maken. Dit is theoretisch juist, maar praktisch niet te
verwezenlijken en wel gezien de huidige structuur en stand van de wereld en de wetenschap
der wereld.
Dus hieruit zouden we dus moeten concluderen dat het gebruik van de atoomsplitsing een
foutieve greep is van het mensdom.
Als U het mensdom als de hoogste ontwikkelingstrap tracht te beschouwen: inderdaad. Maar
wanneer U aanneemt dat het mensdom in zijn huidige vorm slechts één schakel is in een
bewustwordingsgang waarbij wij een stoffelijke evolutie zien die gelijke tred houdt met de
evolutie van het eigen-ik, dan geloof ik dat we aan kunnen nemen dat dit een zeer goede
handeling is geweest, al heeft men het misschien niet zo begrepen, omdat men hierdoor
activiteiten ontwikkelt die anders nog vele duizenden jaren zouden slapen en dus voor het
mensdom het mogelijk wordt om met zeer rasse schreden verder te gaan naar de volgende
trap van bestaan, want uiteindelijk zullen we uit deze mutaties wederom een vaste, tegen deze
stralingsinvloed bestendigde mensheid zien groeien, die dan echter door de verworven
capaciteiten hoger zal staan dan deze mensheid en zo dus wel wat lijkt op de "Uëbermensch".
Hoofdzakelijk zullen dit mutaties zijn waarbij de structuur van de hersenen licht veranderd is
en daardoor krijgen we een grotere mogelijkheid tot kennis vergaren, o. a. door fotografisch
vermogen en zeer scherp combinatievermogen.
Ik heb n. l. gemeend - op het ogenblik wordt daar ook veel naar gezocht - dat de
electrofysische katalyse en anti-katalyse, dus het lange electrofysische weg opwekken van
bepaalde trillingscombinaties om stoffen te vervormen en te maken, toch een minder
schadelijke methode was om tot het doel te geraken. We kunnen op die manier het
molecuul bouwen en breken.
Inderdaad, maar voor de wereld op het ogenblik is dat niet aanvaardbaar, omdat de wereld
niet vraagt om het gestadige succes maar om het eclatante succes. En als zodanig geloof ik
niet dat U hoeft te hopen dat deze katalytische problemen op de voorgrond zullen komen. Ik
denk wel dat we nog de eerste honderd jaar te maken zullen hebben met absoluut
kernfysische problemen, waarbij de kernontbinding en de winning van kracht daaruit en de

180
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 10 – 2 september 1954

nuttige winning van kracht daaruit wel het hoofdbestanddeel van de studie uit zal maken,
tenzij men zich voor die tijd daardoor vernietigt, maar ik neem dit niet aan.
Mag ik nog even terugkomen op deze mutaties die U hier net aangestipt heeft, de
afwijkingen of veranderingen die organisch zouden kunnen plaatsvinden? Kunt U ons ook
nog vertellen welke invloeden deze mutaties op het geestelijk of psychisch vermogen van
de mens kunnen hebben?
Er is natuurlijk een zekere categorie van idioten die hieruit voortspruit; dat zal begrijpelijk zijn.
D.w.z. een deel van de mensheid zal in de mutatie een vorm vinden die niet meer boven het
dierlijke bewustzijn uit kan komen. Wij zullen daarentegen veel vreemde vormen zien, die,
zoals ook reeds tegenwoordig de misvormden, een soort compensatie zijn voor een intensere
hersenwerking en tot een grotere geestelijke vitaliteit kunnen komen. Daarnaast zullen we een
aantal personen zien die juist door hun mogelijkheid inzicht te verwerven plus een afschuw
voor datgene waar ze hun ontstaan uiteindelijk aan hadden te danken, althans in deze vorm,
een gerichte, geestelijk gerichte activiteit zullen gaan ontplooien en in een dergelijk geval
kunnen we wel spreken van zeer gunstige resultaten, geestelijk.
Als ik het goed begrepen heb dan is dus het evenwicht, dat in de natuur altijd heeft
bestaan, ook na het ontstaan van deze mutatie ook nu weer in evenwicht, want er zullen
meer mensen zijn die psychisch veel verder komen dan wij nu zijn en er zullen ook veel
meer mensen zijn die naar de kant van de idiotie gaan.
Inderdaad.
Dus dat evenwicht dat zal ook door deze mutatie weer hersteld worden.
De natuur herstelt altijd het evenwicht, dat is haar ene grote functie, en alleen een hoog
bewustzijn kan met behulp van een zekere cultuur, die psychisch of fysisch kan zijn - nu is het
fysisch -, dit evenwicht tijdelijk verstoren maar nooit volledig en nooit voortdurend. Ik geloof,
vrienden, dat er voor mij niet zo bijzonder veel eigenlijk te beantwoorden en te zeggen is
vanavond, maar dan wil ik nog zelf even een paar punten aanstippen. Ik heb bij enkelen Uwer
een paar aardige kleine experimentjes meegemaakt en ik ben tot de conclusie gekomen dat,
zover de tijd reikt, het voor U interessant is deze experimenten van hieruit voort te zetten. Ik
zal U teruggeven zodadelijk aan de spreker die ingeleid heeft en die voor U verder zal
vervolgen dan het thema "magische werkingen". Enkelen Uwer heb.
ben daar reeds pogingen toe gedaan en ik weet dat enkelen Uwer reeds de gedachte hebben
"dit is onzin" of althans "ik kan dat niet", terwijl een paar van de aanwezigen bemerkt hebben:
"Hé, dit is alsof ik het altijd al geweten heb; nu ik erop ga letten klopt het juist altijd; wanneer
ik iets als vaststaand aanneem, vervult zich deze aanname". Degenen onder U die dit
meemaken kan ik wel zeggen: U zult nog lang verder moeten experimenteren voordat U een
werkelijke beheersing bereikt, maar dat neemt niet weg dat deze proeven voor U althans
veelbelovend waren. Indien U in deze richting verder wilt gaan, dan zult U van onze kant uit en
zo mogelijk ook van mij uit - wanneer de tijd daartoe reikt; ik heb n. l. zo U weet andere
bezigheden - de nodige inspiraties ontvangen, waardoor vanzelf Uw aandacht wordt gericht op
die punten die van belang zijn. Dan wens ik U verder alleen nog toe een aangename hervatting
van deze studiebijeenkomsten. Goeden avond.
Goeden avond vrienden,
Hier ben ik dan weer en we kunnen dan nog een ogenblikje praten over het onderwerp dat op
het ogenblik eigenlijk op deze avonden aan de orde is. Het gaat hier in de allereerste plaats
over de wil als remming voor de magische werking. Dat heeft U, meen ik, de vorige maal al
duidelijk begrepen, nietwaar? Nu moet U eens opletten. De wil zelve kan nooit beschouwd
worden als de werkelijk motorische kracht die tot verwerkelijking van bepaalde wensen en
verlangens drijft. Het is alleen maar de startmotor, het is alleen de eerste beweging die moet
worden gemaakt, waardoor het gehele apparaat van Uw bewustzijn in werking wordt gesteld.
En nu heb ik die vergelijking speciaal gekozen omdat ik U, als bekend met autorijden en wat
daarbij hoort, zeer zeker nooit de fout zal zien uithalen door te rijden terwijl Uw startmotor
nog voortdurend in werking wordt gehouden, wanneer dit althans technisch mogelijk ware.
Integendeel, U gebruikt Uw startmotor om Uw werkelijke motor aan de gang te brengen.
Wanneer die loopt dan denkt U aan die starter niet meer. Uw wilsvermogen is uiteindelijk niets
181
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 10 – 2 september 1954

anders dan de startmotor. Wanneer U iets wilt, dan moet U zich goed daarop kunnen
concentreren, U moet het voor Uzelf precies kunnen omschrijven "dat wil ik", en dan zeggen-
"mijn hele persoonlijkheid stel ik daarachter, basta. En nu heb ik dat gedaan, ik heb alles
omschreven, ik heb dus door mijn wil mijn totale bewustzijn aan de gang gebracht,
geactiveerd, laat nu dit totale bewustzijn, ook al merk ik daar zo direct niet veel van, zijn werk
volbrengen. Dat was het punt waar het eigenlijk om ging". Heeft U daar eerst wat over te
zeggen of op te merken?
U bedoelt: als we het eenmaal aan de gang hebben gebracht, dan gaat de werking voort.
Ja, althans gaat zij buiten Uw waakbewustzijn om. Maar wanneer U iets wenst, dan
verwezenlijkt U dat. Naarmate de wens intenser is en de wil tot vervulling van die wens groter,
komt U tot een spoediger en vollediger bereik.
Dus het is eerst noodzakelijk dat je voor jezelf weet wat je doet om attent te worden op
hetgeen wat je bereiken kunt.
Ja, kijk eens, wanneer U iets wilt, dan begint U met Uw doel te omschrijven. Dat is punt één.
En dan moet U weten dat dat doel binnen Uw mogelijkheden ligt, d.w.z. U moet aan de
mogelijke verwerkelijking inderdaad geloven, anders bereikt U het niet, want dan kunt U Uw
hele wezen niet daarvoor inzetten. Wanneer U dat heeft gedaan echter, dan zult U merken dat
het totaal Uwer handelingen, ook wanneer U er helemaal niet mee bezig bent en niet aan
denkt, toch op deze verwerkelijking gericht zijn. Begrijpt U? En dan krijg je automatisch een
aanvulling van de bewuste processen door de onbewuste processen, geleid door geestelijke
processen, die op hun beurt uitgrijpen in de geestelijke bewustzijnswereld, zowel dus het
bovenbewustzijn - zover geestelijk van de mensheid de totale bron van alle dingen; voorzover
als de mensen een gezamenlijk bewustzijn bezitten dan - en natuurlijk de geestelijke sfeer die
binnen Uw bewustzijnsmogelijkheid ligt. U activeert dus een groot aantal gebieden en trekt uit
al die gebieden impulsen. Dit leidt tot schijnbaar irrationele handelingen. Wanneer U zegt,
redelijk gezien: "ik wil dat bereiken", dan zult U nooit de dingen doen die U, geleid door het
intuïtieve proces, doet; U kiest heel andere wegen en U weet eigenlijk niet eens waarom U ze
kiest, maar het lijkt U zo goed. Zo verwerkelijkt U met Uzelve reeds een klein wondertje. Maar
het eigenaardige is; wanneer je dat, zonder je daar veel van aan te trekken verder, zo beleeft
en het als normaal beschouwt, dan gaan de anderen het ook als normaal aannemen, juist door
de intensiteit waarmee U het zelf beleeft. Door die wederkerige beïnvloeding brengt U dus de
omgeving tot een medewerking. Maar waar U speciaal iets wilt en die wil de boventoon laat
voeren, of Uzelve stelt als afgezonderd van de anderen, dan werkt dat niet. En dan krijgen we
dus de tegenwerking van de anderen.
Dus die wil is eigenlijk een zekere spanning die de eigenlijke zaak tegenwerkt?
Ja.
En die neemt veel energie in beslag?
Dat niet alleen; was het dat alleen nog maar, maar de wil betekent niet alleen een richting van
de persoonlijkheid, maar een scherpe begrenzing en daardoor wordt de persoonlijkheid, juist
in de sterke wilsdaad, belemmerd in. . .
zijn mogelijkheden, in de ontplooiing van energie. . .
Juist.
. . . omdat de ontplooiing niet zo groot kan worden, omdat je nog niet de totale ontplooiing
kunt bezien en kunt overzien.
Inderdaad, dus Uw bewustzijn, dat Uw wilsvermogen richt, is niet groot genoeg om alle
mogelijkheden bewust in te schakelen. En waar dat het geval is dus, moet deze wilsdaad als
richtinggevend worden gestart en het hele proces zich dan verder afspelen als een soort van
lawine.
Feitelijk zou je dus met een wensgedachte moeten beginnen in plaats van met een
wilsgedachte.
Nee, nee, nee, De wensgedachte houdt in de niet-vervulling. "Is het misschien. . . ?" Dus de
twijfel, het ongeloof. De wilsgedachte stelt de verwerkelijking als reëel, die bidt niet "Geef ons
heden ons dagelijks brood", maar "Gij geeft ons heden ons dagelijks brood", en dat lijkt een

182
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 10 – 2 september 1954

heel klein verschil, maar in die vaststelling is in de persoon als realiteit iets gevormd dat ook
morgen werkt. Als ik zeg tegen mezelve: "morgen zal ik volledig gezond en prettig en licht van
zin zijn", dan schep ik daarmee een positieve waarde. In mij is dat reeds aanwezig en
daardoor zullen alle ontwikkelingen onbewust op dat punt gericht worden. Maar wanneer ik
zeg: "ik wou maar dat ik morgen -weer gezond was en dat ik morgen dit en dat", dan stel ik
dit als twijfel. Ik richt dus niet mijn capaciteiten op wat anders, maar ik richt ze ook niet op de
vervulling van de wens. Begrijpt U het verschil tussen de wens- en de wilsgedachte? De
wilsgedachte stelt een verwerkelijking als zeker "ik wil dit", en dat betekent: "dat gebeurt".
Ja, ja.
Maar uiteindelijk wordt de wilsgedachte natuurlijk een andere gedachte, zij wordt n. l.
herscheppingsgedachte, waarbij een totale omgroepering in het voorstellingsvermogen
betekent dat de realiteit zich daar automatisch bij aan moet passen; dat staat vast. En dan is
hier geen wil meer maar alleen een vaststelling. Nu ja, het is niets bijzonders. Jezus heeft het
ook gezegd: "Vraagt en U zal gegeven worden", maar natuurlijk niet als je niet gelooft dat de
gevraagde het ook geeft onmiddellijk wanneer je vraagt. Dus de vraag of de uitdrukking van
de wens plus de vervulling zijn één en de wil drukt zich dus uit in deze wens, waar hij deze
wens als noodzaak ziet; "dit is zo en dat zal zo en dat moet zo", en dan gaat het hele wezen
zelf tot verwerkelijking over. Komen we nu een klein beetje meer erin, in de gedachte? U kunt
het er ook wel mee eens zijn geloof ik.
Ja, ja, zeer zeker.
Hoe werkt dit op de wil van degeen die dat niet wil?
Over het algemeen verlammend, dat is heel eigenaardig, want iemand die dit niet wil voor
zichzelve, negeert automatisch alles wat daarbij hoort en zal dus voor zichzelf die
verwerkelijking niet beleven, want hij ziet het niet, hij is er als het ware blind voor. Maar de
persoon die krampachtig wil en dus niet als ingewijde wilg die heeft in deze wilsacte gezegd:"
en zo zál het worden", en die staat tegenover een ander die met een zekerheid zegt: "maar
het 'is zo als jij wilt dat het niet zal worden". En U weet : er is niets zo erg als vechten tegen
iemand die zeker in. Daar helpt geen reden, daar helpt geen betogen, "zo is het". En dan kun
je jezelf hoogstens de kop inlopen tegen zo'n muur, maar verder kom je niet. En daarom werkt
dat verlammend. Al die wilsenergie als gerichte kracht op U gaat teloor, wordt hoogstens nog
een versterking van Uw eigen wezen, omdat de tegenstand bij U een verhoogde activiteit
veroorzaakt op alle gebieden. Maar wordt de wilsgedachte in de persoon geuit en gebruikt als
stimulans om de verwerkelijking van iets in het ik mogelijk te maken, door het accepteren van
deze zaak als vervuld, dan betekent dit dat zo'n mens zich op alle gebieden, in alle sferen
waarin hij bewust lat afsluit van andere mogelijkheden en dan stoort U elkaar niet meer, dan
raken Uw werelden elkaar tijdelijk op dat punt niet. En dan zult U zeggen: ja, maar wanneer er
nu een intense gebondenheid is tussen twee mensen b.v. - de man die zegt: "ik wil kinderen
hebben" en de vrouw zegt: "nee" of omgekeerd; dat komt voor - dan zou je zeggen dan
moeten ze toch allebei eigenlijk gefrustreerd worden of één van de twee moet teleurgesteld
worden, maar het eigenaardige is dat hier een vervangingswaarde wordt geschapen en die
vervangingswaarde die wordt zo regel ervaren dat wij óf zien dat de betreffende partner met
de wens, deze wens, buiten de partner, van wiens wereld hij gescheiden is en waarmee hij dus
niet volledig meer leeft, toch verwerkelijkt 'of het andere: wij zien dat een transsubstantie
plaatsvindt, waarbij de wens op een ander plan wordt overgebracht,en dan worden de
kinderen een auto of een werkje of misschien wel een paard of een grote hond. En bij vrouwen
wordt dat heel vaak zo'n klein keffertje; U kent ze wel.
Ik had U nog een vraag willen stellen. Voor U ligt een staaf van een hoogst merkwaardige
stof, waar ik zeer merkwaardige verschijnselen aan heb ontdekt. zou U die misschien in Uw
hand willen nemen?
En wat wilt U daarvan weten?
Ik heb n. l. gemerkt dat deze stof hoogst merkwaardige aantrekking heeft t. o. v. alle
mogelijke voorwerpen. . .
Neemt U ze liever terug; ze is op het ogenblik wat storend voor me.

183
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 10 – 2 september 1954

. . . alle mogelijke voorwerpen wat aantrokken en waarvan wij niet weten waar dat
vandaan komt en wat de eigenlijke verschijnselen daarvan zijn.
Ja, dat kan ik U zo niet zeggen. Het spijt me erg, maar dat ligt een beetje buiten mijn eigen
terrein.
En wat voor ervaring kreeg U, toen U zei dat het storend wan?
Ik kreeg de indruk dat op dit moment mijn beheersing over het lichaam minder werd en wel
speciaal de beheersing over de stembanden, waarschijnlijk omdat ik me daar het meest op
concentreer, en ten tweede kreeg ik de indruk dat, laat ik zeggen mijn wilskracht, mijn
uitingskracht werd afgeleid in een andere richting.
Ik zal U zeggen, ik heb hier gemerkt, of liever. dat was mijn idee, dat deze stof,wanneer
die op een bepaalde manier gewreven werd odd-kracht zou onttrekken aan de omgeving.
Dus het zou dan natuurlijk ook mogelijk zijn dat daardoor de beheersing ver het medium
verminderd werd.
Ja, dat is wel mogelijk, vooral natuurlijk omdat we in dit geval te maken hebben met een
beheersing waarbij de bezitname ietwat vluchtiger is, ofschoon daarentegen het contact
natuurlijk zeer goed is juist, doordat je een zekere afstand bewaart. Maar het eigenaardige is,
wat daarnet werd gedaan dat trekt door. Als ik het zou moeten beschrijven in het lichaam van
het medium, het trekt door tot aan de nek toe. En nu weet ik dat ik hier aanzit, dus dat
betekent(Band loopt af)
. . . ook op deze verschijnselen uitwerkt, want zo moet je eigenlijk stap voor stap
vooruitgaan, om een inzicht te krijgen in deze electrostatische, electromagnetische wereld,
waarin eigenlijk deze krachten tot uiting moeten komen en in welke grootte-orde deze
liggen.
Ja, dat kan ik begrijpen. Maar ik kan U in ieder geval één ding vertellen: U zou deze stof
waarschijnlijk kunnen gebruiken als afweermiddel tegen elke bezitnemende geest die geen
volledige beheersing heeft, want U maakt het inderdaad wel enigszins moeilijk daarmee. En
dat is natuurlijk in ons geval nu niet zo wenselijk, maar in andere gevallen kan ik me
voorstellen dat het zéér wenselijk is.
Bij krankzinnigen, bedoelt U?
Bij krankzinnigen etc.
En bij bezitneming?
Ja, en misschien zelfs - dat klinkt nu een beetje eigenaardig, maar als U de methode zou
kunnen vinden, die kracht gaat als het ware om een hoekje; weet U wat ik daarmee bedoel?
Ja.
. . . . als U nu de methode zou kunnen vinden om om dat hoekje een reservoir neer te zetten,
dan zou U daar misschien een evenwicht mee kunnen bepalen, want die kracht gaat ergens
naartoe; die wordt niet zo maar veranderd en weggetrokken zonder meer, en dan zou je
misschien de ideale omstandigheid hebben dat je de versterking of de verzwakking van
bepaalde tendenzen bij elk mens in de hand hebt. Dat zou b.v. bij zenuwoverspanning en
hysterie ook wel eens aardig kunnen zijn.
Daar ben ik ook n. l. mee bezig geweest om deze krachten daaraan op een bepaalde
manier te kunnen onttrekken en te regelen. Maar denk erom: alleen onttrekken gaat niet
goed. Het is zoals Vader zegt: alleen maar betalen en niet verdienen. . .
Ja, maar alleen aan de stof onttrekken de werking, en U hebt hier zoeven gezegd dat die
kracht ergens naartoe gaat en dat is inderdaad zo, die kracht die trekt zich naar het
midden van deze staaf.
Dat denkt U, maar dat is het nu juist, daarom zeg ik: ze gaat een hoekje om, ze blijft niet in
die staaf, ze wordt omgezet. Ik zal er toch eens een keer over praten. Matthias is er niet meer.
Joseph misschien. In ieder geval, ik ga nu op het ogenblik eindigen, want ik voel mijn eigen
beheersing al wat minder en als we dan verder doorgaan, dan moet ik heel veel van de kracht
van het medium gebruiken en dat is nu niet de bedoeling. Dus zeg ik voorlopig: allemaal
goeden avond. Dit is dan een klein beetje vakantieachtig begonnen, maar een volgende keer
dan gaan we toch werkelijk weer aan het werk. Goeden avond.

184
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 10 – 2 september 1954

Goeden avond vrienden,


Nou, het tweede deel van de avond dat is natuurlijk Uw eigen deel, dus ik zou graag willen
weten waar we over spreken. U heeft eigenlijk toch wel grotendeels het woord gevoerd, maar
is er een bepaald onderwerp dat U interesseert op het ogenblik?
Ik geloof dat dit een reden temeer is om het onderwerp aan U over te laten. ,
Nu, ik wil het natuurlijk wel doen, maar waar zullen we over spreken? Over de krachten die op
het ogenblik op de wereld ontketend zijn nog eens een keertje of wilt U het een beetje
esoterischer zoeken, willen we een beetje filosoferen?
Een beetje filosoferen.
Een beetje filosoferen? Nu is filosofie een heel moeilijk iets, want als je gaat filosoferen, dan
heb je heel vaak een zwerm van citaten nodig en in die zwerm van citaten gaat vaak de
werkelijke filosofie teloor. Dat is net als een glas water dat goed voor je is, maar als je dan
een hele zee uit moet drinken, dan kun je dat niet, dan verdrink je. En zo gaat het hiermee
ook. Maar ik geloof dat we een ogenblikje na kunnen gaan denken over iets dat een beetje in
verband staat met alles wat we vanavond al besproken hebben, n. l. over kracht. Uiteindelijk,
dat er krachten zijn en veel krachten, dat weten we allemaal. Wij kunnen uitrekenen op aarde
wat potentiële, wat actieve kracht is, we zien de omzetting van de ene kracht in de andere en
we vinden het heel normaal dat dat allemaal zomaar gebeurt. Wij vragen ons helemaal niet af
waarom bij een chemische reactie b.v. kracht vrijkomt en we vinden het eigenlijk heel vreemd
wanneer een lichaam eens een keer geen kracht heeft en we zeggen: nu ja, als een mens
maar genoeg te eten heeft, dan heeft hij vanzelf kracht genoeg. Maar aan de andere kant
staan we soms voor verbluffende feiten. Laten we b.v. eens denken aan een mens, een mens
die op een gegeven moment met een minimum rantsoen van levensmiddelen, dus een
minimale omzetting in zichzelve komt tot krachtprestaties die zijn normale prestaties ver te
boven gaan. En wat moeten we dan gaan denken van al deze eigenaardige gebeurtenissen die
op aarde plaatsvinden regelmatig, zonder dat we weten waarom, want waarom, om nu eens
meteorologisch te spreken, staat een bepaald hoog de ene keer zus en de andere keer zo,
waardoor het ene diep na het andere diep U wel of niet bereikt. Er moet iets zijn dat al deze
kracht regelt. Dan weten we verder, of althans is men toch wel geneigd om aan te nemen dat
kracht de kern is van alle materie; dat geloven we allemaal graag, maar we kunnen het ons
niet voorstellen, zeker niet wanneer we in de materie zelve leven. Als al die kracht nu eens een
keer te realiseren zou zijn voor ons, wanneer we al die verklaringen zouden weten, dan staan
we voor het grootste raadsel aller raadsels, want wanneer kracht aanwezig is, hoe komt het
dan dat deze kracht niet evenwichtig is, dat deze kracht voortdurend verschijnselen en
beweging produceert, waar- bij we dus moeten rekenen met een voortdurende uitwisseling
van de ene energetische vorm in de andere? Ja, en dan komt eigenlijk de filosofie, de poging
om door beredenering en redelijk overleg een oplossing te vinden die buiten de normale
feitelijke kernvermogens ligt. Wanneer ik spreek over deze kracht als primair, dus als zuivere
krachtvorm, dan weet ik maar één ding; die kracht kan nooit verminderen of vermeerderen,
maar ze kan in een groot aantal vormen optreden. Hoe komt zij hiertoe, moet die kracht door
een andere kracht beroerd worden? Dat lijkt me onwaarschijnlijk, want dan zou ik een dubbele
reeks verschijnselen krijgen, een dualiteit, waarbij twee heel verschillende werelden gelijktijdig
en waarschijnlijk althans voor elkaar merkbaar - ik wil niet zeggen zichtbaar of voelbaar
moeten bestaan. Mij dunkt dat deze theorie ons teveel stelt voor het raadsel: waai is die
andere wereld? Want natuurlijk is het heel aardig om te spreken over de negatieve en de
positieve kant der kracht en de negatieve en de positieve wereld, maar zelfs wanneer die
bestaan, waar is eigenlijk hetgene dat deze kracht tot uiting dwingt? Dat kunnen we niet
zuiver natuurkundig doen. Dan moeten we dus aannemen dat er iets is dat anders is dan deze
kracht werkzaam kan zijn met of in deze kracht. Nu gaan we weer een ogenblik terug naar de
mens. We zien dat de mens, onafhankelijk van de op aarde bekende vormen der energie, kan
komen tot denkprocessen, waarbij hij beïnvloedend werkt op de kracht in zijn omgeving en de-
ze dirigeren kan en daarmee zelfs kan creëren. U heeft er daarnet al het een en ander over
gehoord, dus daar behoef ik niet verder op in te gaan. Hieruit zou ik de conclusie willen
trekken, dat denkend vermogen als zodanig niet te identificeren is met kracht in haar normale
vorm of zelfs in haar primaire vorm. Het moet iets anders zijn. Kunt U het met mij eens zijn

185
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 10 – 2 september 1954

zover? Geen fouten ontdekt in het betoog? Dan gaan we verder. Wanneer ik nu aanneem dat
er dus een kracht is en een zijn - ik noem dit nu maar "zijn" - dat deze kracht dirigeert en
richt, dan moet dit zijn in zichzelve onevenwichtig of t. o. v. het totaal der aanwezige kracht
zeer klein zijn, zodat de verschillende indrukken, gemaakt door het zijn op het totaal der
krachten, een groot aantal onevenwichtige toestanden tot stand kan brei, gen, waaruit dan de
normale reacties en omzettingen van kracht en vermogen plaats kunnen vinden. Ook nog geen
bezwaren? Nu moet dit "zijn" aanwezig zijn in alle dingen of in alle dingen aanwezig zijn
geweest, want wij kunnen niet aannemen dat een gehele reeks ontwikkelingen zich volledig tot
tegendelen kan ontwikkelen wanneer alleen maar één stimulans aanwezig is. We zouden dan
wel het tegendeel af kunnen leiden als mogelijkheid uit het zijnde, maar we zouden nooit het
tegendeel als realiteit kunnen zien. Mag ik dan misschien aannemen dat de denkende of
leidende kracht een tweede wereld is, te zien als één denkend vermogen, dat het geheel van
alle kracht doordesemt, dat daarin dus in opgenomen en door tijdelijke concentratie, nu op dit
dan op dat punt, een voortdurende reeks van verschijnselen niet alleen tot stand brengt maar
ook dirigeert? Is dat aanvaardbaar?
Kan de kracht ook als eigenschap bewustzijn hebben?
Dat is nu juist het probleem dat ik probeer te ontwikkelen, want U zult zelf de conclusie
alreeds getrokken hebben waarschijnlijk, dat, wanneer ik spreek over een doordesemde
kracht, pardon, een doordesemd zijn, dat de kracht dirigeert - we moeten erg voorzichtig zijn
dat we ons niet verspreken nu, hoor, want we hebben tijdelijk een bepaalde terminologie
aanvaard om deze twee verschillende wezenheden van elkaar te scheiden, n. l. "energie" en
"het zijn". Als ik aanneem dat het zijn dirigerend is voor de kracht en alle verschijnselen die in
en door de kracht tot uitin komen, dan kan ik aan de kracht zelve als zodanig geen bewustzijn
toekennen. Bent U dat met me eens? Want indien deze kracht zelve een bewustzijn zou
hebben, zou zij in zichzelf processen tot stand kunnen brengen. Waar wij echter aannemen dat
zij gedirigeerd wordt door het zijn, moet zij als niet-bewuste aanwezigheid voortdurend haar
vorm ontlenen aan de indruk daarop gemaakt door het denkend vermogen. Nu noem ik dit
denkend vermogen God, want daar moesten we uiteindelijk naartoe; dat begrijpt U allemaal.
Ik stel dus een naam. Ik zeg niet: "het is dé Godheid of de Alvader", ik zeg: "ik noem dit God",
voor de eenvoud. God moet dan alle dingen beïnvloeden, ook ons, want wij bestaan ook uit
energie. Wij zijn dus wel degelijk direct creaties, schepselen van die God. Maar wanneer ik zelf
denk in mijn wereld komt dat zo duidelijk tot uiting, duidelijker dan in de Uwe - en ik creëer
hierdoor, dan blijkt het dat het wel past in het totale schema van het groot-denkendvermogen,
maar dat ik in mijn beslissingen meerdere mogelijkheden had oftewel een keuze, een keuze
die veronderstelt een bewustzijn, want zonder bewustzijn wordt die keuze niet gemaakt,
nietwaar? Ik ben dus ook bewust. Dan ben ik ook mijn waarde vrienden, heel eenvoudig en
simpeltjes een deel van God, van het zijn. Als ik mij nu voor moeten stellen dat ik als deel van
het zijn deze krachten dirigeer, dan moet mij toch wel duidelijk worden dat ik, binnen de
mogelijkheden mij gegeven, volledig scheppend vermogen heb. Dat kan ik echter zeker
wanneer ik in de materie, die toch een totaal van energetische vormen vertegenwoordigt en
voortdurende krachtomzettingen, niet tot stand brengen. In de wereld van de geest kan ik dit
slechts beperkt tot stand brengen. Waar ligt deze belemmering? Heeft deze kracht dan
misschien een eigenschap die ons totnogtoe ontgaan is? Is deze kracht misschien niet vatbaar
voor een druk zonder meer, maar kan deze kracht alleen gedirigeerd worden door met deze
kracht zelve harmonische tendenzen? Kan het goddelijke zich in de kracht dus alleen tot uiting
brengen wanneer het volledig harmonisch is en daardoor een verandering in
evenwichtsverhoudingen tot stand brengen? Wat denkt U ervan?
Het zal wel mogelijk moeten zijn.
Ja, en dan hebben we meteen een puntje van ons betoog gevonden dat erg belangrijk is.
Want, aannemende dat ik dus zelf deel van het goddelijke ben op enigerlei wijze in mijn zijn,
dus in mijn plaatsing temidden van het totaal der kracht beperkt maar met de volledige
goddelijke scheppingskracht in mij, dan kan ik dus alle kracht naar mijn eigen inzien dirigeren
en omvormen, mits ik met deze kracht harmonisch ben. Aanvaardbaar, nietwaar?
Ja, dat is een normaal verschijnsel, ook op trillingsgebied, normaal trillingsgebied. Wanneer
je b.v. een bepaalde klank uitspreekt, zal alles wat resoneert, deze trilling in zich opnemen.

186
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 10 – 2 september 1954

Inderdaad. En daarmee gaan we dan weer verder. Wanneer ik dus als mens of als geest mij
bevind temidden van een wereld die mijzelve niet past en niet bevalt, dan ligt dit in de t. o. v.
mij onharmonische werking der krachtverhoudingen rond mij. Ook acceptabel?
Juist, ja.
De fout schuilt dan echter niet in deze krachtverhoudingen, want op het moment dat ik mijzelf
harmonisch met deze krachtverhoudingen af kan stellen, kan ik ze beïnvloeden en ze volledig
maken tot een uiting van mijn eigen denken en bewustzijn. Het is dus noodzakelijk, om de
kracht werkelijk tot uiting te doen komen, dat wij ons instellen op het wezen der kracht.
Wanneer wij het wezen der kracht zien, dan moeten wij dit in alle verschillende
verschijningsvormen kennen. In de materie zien wij, dat een groot gedeelte der krachten
inderdaad gerealiseerd wordt, zelfs wanneer men het niet volledig eens kan zijn, of een
volledig voor de mens redelijk aanvaardbare uitleg kan geven van deze verschijnselen, die
inderdaad door alle feiten bevestigd wordt en bewijsbaar is.
Dus zoals met de tien sefirots?
Het is magie, maar het is inderdaad waar. Wanneer wij nu aannemen dat een normaal
chemisch proces ons een vrijmaking van verschillende soorten krachten mogelijk maakt, -
wanneer ik op een bepaalde wijze chemicaliën bij elkaar breng dan krijg ik warmte, doe ik het
op een andere wijze, doe ik op een andere wijze stoffen bij elkaar dan kan ik electriciteit
krijgen, doe ik het op nog een andere wijze, dan kan ik een warmteonttrekking verwerven -
hoe zit dat dan? Wat doe ik dan eigenlijk? Ik stel een relatie tussen twee krachten die elkaar
tegengesteld zijn en in elkaar overvloeiende, tot een nieuwe verbinding komen, tot een nieuwe
kristallisatievorm van kracht en daarbij juist datgene verrichten wat ik van ze verwacht. Dat is
toch juist, nietwaar, geen protest?
Jazeker.
Dan vloeit hieruit voort dat ik alle krachten in het leven kan beheersen, mits ik in staat ben de
juiste tegendelen tot elkaar te brengen en daardoor hun onderlinge werking te doen worden
tot vereenzelviging van mijn gedachte met werkelijkheid. Juist?
Jazeker, maar dan in het ook noodzakelijk dat wij die kracht leren kennen, om daar in
harmonie mee te kunnen zijn.
Juist. En nu kom ik weer tot het volgende deel, want ik heb nu op het ogenblik getracht om
deze persoonlijke relatie tot kracht vast te stellen, en ik meen dat ik daar op een redelijke
wijze in geslaagd ben, zij het dan misschien dat sommige van mijn stellingen voor U
acceptabel maar niet bewijsbaar genoemd kunnen worden. Wat is het wezen der kracht? Dat is
de grote vraag en wanneer wij dit op kunnen lossen, dan hebben wij de totale oplossing, want
in elke materie, in elke krachtuiting hebben wij een speciale vorm, die onmiddellijk wanneer
wij aangrijpen op het oerthema, terug moeten vallen tot de rudimentaire kracht, tot het
primaire verschijnsel "kracht". Kracht uit zich in verschillende vormen. De meest voorkomende
echter zijn die van straling, trilling en, eigenaardig genoeg, vorming der materie. Kunt U dat
aannemen, die drie, ja?
Hoe omschrijft U dat, vorming der materie?
Vorming der materie doordat wervelende kracht, in zichzelf een besloten veld vormend t. o. v.
de buitenwereld, zich voordoet als één hecht en homogeen geheel. Is dat acceptabel?
Ja.
Ik weet, trilling. Wanneer ik weet dat trilling beheersend is, dan kan ik uit mijzelve
onmiddellijk concluderen dat ik door trillingen bepaalde mensen aan kan spreken. Op het
ogenblik b.v. gebruik ik, zoals U misschien gemerkt heeft, een zekere methode van
voordragen. Deze methode van voordragen heeft het voordeel dat ze U betrekkelijk sterk
boeit. Verder heeft ze het voordeel dat ze U praktisch dwingt tot meedenken met mijn denken.
Aan de ene kant is dat gevaarlijk wanneer men dat doet, want daardoor wordt U onttrokken
aan de mogelijkheid tot een zelfstandig oordeel en worden alle twijfels door de wijze van
brengen alleen reeds onderdrukt. Maar ik heb mij nu dus in harmonie gesteld met Uw wezen,
maar eigenaardig genoeg met Uw stoffelijk wezen, want door de gebruikte wijze van voor-
dracht heb ik wel het totaal van Uw stoffelijk zijn in mijn ban gebracht en daardoor wel
speciaal en zeer speciaal de bewuste denkprocessen tijdelijk onderhevig gemaakt aan een
187
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 10 – 2 september 1954

zodanige reactie op alle inkomende prikkels, dat hieruit noodzakelijkerwijze een gebondenheid,
een vaste patroonvorming resulteert, maar ik kan niet U ontnemen het zelfstandig denken. U
hoort liet nu, U kunt het nu volgen en accepteren; op het ogenblik dat U weggaat zult U 1001
bezwaren kunnen vinden, dan kunt U plotseling Uw eigen stelling bepalen t. o. v. wat ik
gezegd heb. Nu bent U in een ban. Nemen we aan dat dit voor de materie ook zo is en dat ik,
wanneer ik een bepaalde trilling aan de materie opdring, haar tijdelijk in een toestand kan
brengen die volgens mij wenselijk is en die, zolang ik deze trilling handhaaf in de gestalte die
door deze trilling word vastgesteld en opgedrongen, in de kracht inderdaad blijft bestaan, dat
op het moment dat de gedachte niet meer aanwezig is, oftewel zoals hier dus de uitzending
van de trilling en de tendenz die wordt gebracht, dat dan ineens de hele vorm terugvalt tot zijn
oorspronkelijke bestanddelen. Echter aannemend dat ook in de kracht een zekere traagheid
bestaat, mag ik aannemen dat zij niet volledig terugvalt tot haar oorspronkelijke vorm, maar
dat zij bijbehoudt, een kleine variant, waardoor zij gemakkelijker vatbaar wordt voor de
trillingen die ik uitzend voor een volgende keer. Is dat acceptabel?
Ja.
Hiermee is dus bepaalbaar dat kracht voor golven en reeksen van kracht zeer ontvankelijk is.
Is zij echter zelf een golving? Ik meen dit te mogen ontkennen, want het tweede verschijnsel
wat wij kennen is de straling als zodanig. De straling betekent een voortdurende en
betrekkelijk regelmatige uitwerping van partikelen, grotere en kleinere, die alle op hun beurt
een bepaalde baan beschrijvend, komen tot een oplossing op een gegeven moment, waarna zij
door deze oplossing een overvloed aan kracht tot stand brengen, waaruit uiteindelijk nieuwe
materie gevormd kan worden, materie die dan over het algemeen een zeer andere geaardheid
heeft, in vele gevallen zelfs betekent een opbouw van een geheel nieuwe vorm of een geheel
nieuw evenwicht der materie. In alle kracht is dit zo, want ik kan ditzelfde doen wanneer ik
bepaalde impulsen tezamen breng. Ik emitteer stralen van verschillende hardheid, ik breng ze
op een bepaald brandpunt en dan zal ik in dit brandpunt een aantal verschijnselen zien die
nergens anders te vinden zijn en waarbij dit samentreffen leidt tot een veranderen van
geaardheid in een zeker gebied van de totale werking der stralen. Acceptabel?
Ja.
Dan concludeer ik hieruit dat straling en evenzeer intensiteit van straling oftewel de versnelling
der partikelen, dus de daarin aanwezige eigen kracht, ook van groot belang zijn. Dan ga ik
over naar punt drie. Alle materie, tot het kleinste toe - en nu moet ik natuurlijk iets gaan
zeggen wat op het ogenblik nog niet geheel aanvaard wordt - is kracht die in verveling is
geraakt. Moet ik dan kracht stellen als materie? Neen, dat kan ik niet. Moet ik kracht stellen
als een golving? Dat kan niet. Een golving die in werveling geraakt is onzin. Een emissie,
nietwaar, een straling die in werveling geraakt is evenzeer onzin. Dan blijft mij slechts over
kracht te zien als een veld. Is dat acceptabel?
Ja.
Wanneer ik echter kracht zie als een veld, dan moet er ergens een oerveld zijn.
Een veld dat in beweging is, bedoelt U?
Ja, dat bedoel ik inderdaad. . . . een oerveld zijn, dat in zichzelf latent zijnde, in twee delen te
splitsen moet vallen, twee delen die t. o. v. elkaar in voortdurende beweging zijn en daardoor
de voortdurende krachtverschijnselen mogelijk maken. Is dat ook acceptabel?
Ja.
Ik geloof dan dat wij te maken hebben met een normale benaming, waarbij wij kunnen
spreken over het negatief en het positief krachtveld. Goed?
Ja.
Negatief en positief krachtveld uiten zich dus op elk moment. Op het moment dat één dezer
beide krachtvelden ophoudt te functioneren of te bestaan, is geen realisatie van kracht meer
mogelijk, noch een omzetting. Dan krijg je een totale verstarring: de dag des oordeels. Een
positief veld en een negatief veld betekent een verschil in waarde. Er moet dus een waardering
zijn die voor beide velden vaststelbaar is. Nu weet ik dat het denkend vermogen beïnvloedend
is en dus verwant moet zijn met deze beide velden. Is dat ook acceptabel?

188
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 10 – 2 september 1954

Ja.
Dan zou ik willen stellen, dat het positief veld is de gevormde gedachte en het negatief veld de
niet-gevormde of negatieve gedachte, de ontkennende gedachte. De gedachte, ook de
gedachte van U als kleine mensen, als de werkelijke oorsprong aller materie. Is dat
aanvaardbaar?
Moeilijk te begrijpen, maar wel aanvaardbaar.
Dan gaan we verder. Niet alleen de materie, maar alle krachten en alle verschijnselen zijn als
resultaat van de gevormde gedachten in haar werking t. o. v. het negatieve te beschouwen.
Ook nog aanvaardbaar?
Ja.
Dan moet hier m. i. uit voortvloeien dat, wanneer wij kracht en haar verschijnselen willen
formuleren, wij moeten zeggen dat het totaal is slechts alleen de werking van de gedachte, die
zichzelf, doordat daartegenover een ontkennende gedachte staat, een uiting mogelijk maakt.
M. a. w. er zijn twee denkbeelden nodig om te komen tot een uiting van kracht en in deze
uiting van kracht krijgen we een totaliteit van verschijnselen. En nu moet ik weer even terug
naar God. Het spijt me wel, ik kan U nog niet loslaten: U heeft me om een onderwerp
gevraagd en U krijgt het. God nu, kan ik mij niet voorstellen als een tegenstelling. God is het
zijn als zodanig, het zijn een realisatie, want zonder realisatie is er geen zijn. Op het moment
dat ik ophoud mij te realiseren dat ik ben, ben ik niet meer. Dan is er nog wel iets, maar ik
niet. Op het moment dat God ophoudt zich te realiseren dat Hij is, is er dus helemaal niets
meer, blijft alleen God als een potentie ergens liggen, maar die kunnen we niet omschrijven,
die kunnen we niet vangen. Wanneer ik nu aan ga nemen dat deze God wilde scheppen, moest
Hij komen tot een deling van Zichzelve in twee uitingen. Kunt U dat accepteren?
Ja.
En wanneer ik nu eens ga stellen dat Hij zichzelve uitte als gedachte en als tegenstelling als
het Woord, twee dingen die elkaar tegengesteld zijn, omdat ze op een verschillend plan van
uiting liggen. Is dat voor U ook nog acceptabel?
Ja.
Dan komt door het verschil dat tussen gedachte en woord ligt, dus het totale zijn en alle
verschijnselen uiteindelijk tot stand, nietwaar?
Ja.
Dan is hieruit te concluderen, dat, waar gedachte en woord als tegenstelling moeten worden
geacht, het hele zijn in zijn verschijnselen een leugen is en alleen in zijn bestaan zelve een
werkelijkheid. Mijne vrienden, daar heeft U het onderwerp. En nu is het Uw beurt om er
eventueel kritiek op te leveren. U kunt het ook de volgende keer doen, hoor.
De gedachten zijn er toch altijd eerst, voordat het woord er is.
Inderdaad, maar dat komt omdat bij ons woord en gedachte in een direct verband staan en als
zodanig het woord de uiting is van de gedachte m. a. w. gedachte en woord zijn één of
behoren dit althans te zijn. Maar op het moment dat ik tussen gedachte en woord een
tegenstelling schep, dus mijn gedachtenbeeld bewust vals weergeef, krijg ik de schijntoestand
waarin het totaal der complexen optreedt. De psychologie kan dit overigens ook beamen,
geloof ik.
Ja, dat is ook zo. Ik wilde gaarne de waarde bepalen van "het woord" zoals U het
gebruikte, want in den beginnen was het Woord, dus de logos en de daad.
Inderdaad.
Ja, ik ben het n. l. - daar voel ik mij door gevleid - geheel met U eens.
Nou, mag ik zeggen dat dat gevleid zijn wederkering is. Ja, inderdaad, en ik heb juist de daad
hier niet genoemd. Normalerwijze stelt de mens het woord en de daad tegenover elkaar; denkt
U maar aan Goethe. Maar woord en daad zijn twee eenheden die niet onderling vergelijkbaar
zijn, omdat zij uitingen op een verschillend plan zijn. Echter gedachte en woord zijn een gelijke
weergave, of behoren althans een gelijke weergave te zijn, want het woord is de geuite
gedachte.

189
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 10 – 2 september 1954

Maar de gedachte ligt dan in een ander trillingsgebied dan het woord…. .
Inderdaad, maar wanneer ik tussen deze beide dus, tussen deze beide trillingsgebieden een
verschuiving tot stand breng. . .
. . dan heb ik weer een harmonisch verband.
Juist. En dan krijg ik daardoor een evenwichtsverstoring, en door die evenwichtsverstoring
krijg ik het verschijnsel.
Er kan toch ook een binding gemaakt worden tussen het woord en de gedachte.
Die binding kan inderdaad gemaakt worden, maar op het moment dat woord en gedachte éé
zijn, is het hele zijn één, en wanneer het hele zijn één is, dan valt elk verschil, elke
tegenstelling weg. Wanneer elke tegenstelling wegvalt, valt elke krachtsuiting weg en blijft de
kracht misschien als potentieel bestaan, maar zal zij nooit meer geuit worden en valt als
zodanig het zijnde weg.
Ja, in zekere zin.
Neen, in definitieve zin; al hetgeen tegenwoordig als zijn wordt beschouwd, en dan blijft over
het goddelijke. En het goddelijke, dat is eigenaardig genoeg
Alléén de Godskracht blijft over.
Ja, inderdaad, maar de Godskracht is dan een potentie en geen uiting en blijft dus over "het
zijn" als bewust zijn zonder bewuste uiting.
Dat is dan ook de werkelijkheid.
Dat is de werkelijkheid. Dus als U het helemaal lijnrecht door wilt trekken, dan kunt U zeggen;
de werkelijkheid is het niets waarin het goddelijke zich bewust is.
En dan is alle waan weggevallen.
Inderdaad, maar waar ik uit ben gegaan van het begin "kracht", moest ik natuurlijk ook
uitgaan van het standpunt wanneer ik kracht kan bepalen. Als geaardheid moet ik komen tot
het tegendeel van kracht en dat is hier inderdaad gebeurd, waarmee dus logischerwijze de
filosofie inderdaad in zichzelf besloten is, want zij gaat van het één tot het tegendeel en komt
daarmede tot de aanduiding dat beide, als eenheid beschouwd, de twee verschijningsvormen
die opgetreden zijn, volledig wegvagen en alleen de potentie overblijft. God is de potentie die
altijd is, maar die slechte geuit wordt in Zijn schepping zoals we dat uitgedrukt hebben, dus
met een verschil tussen beide.
Dan heeft U ook bewust, voordat U Uw rede begon of Uw betoog begon, een straling
"uitgegooid", zou ik kunnen zeggen, niet verschillende vertakkingen.
Inderdaad.
Het waren twee kleuren.
Ook dat klopt, want ik heb inderdaad - ik heb U er trouwens op attent gemaakt - een bepaalde
techniek gebruikt. Dat is meteen aardig, omdat U tegenwoordig zo'n klein beetje les krijgt in
magie. En dan heeft U misschien gemerkt hoe je inderdaad bepaalde tendenzen en
redeneringen de mensen voor kunt leggen en een ogenblik werkelijk ze ermee kunt
overrompelen op een zodanige wijze dat hun denken helemaal wordt meegesleept. En kun je
dat denken nu maar meeslepen, dan krijg je althans een begrip voor je eigen standpunt. Maar
op het moment dat ik U wil misleiden, kan ik dat op deze manier ook doen, zolang als deze
misleiding niet strijdig is met Uw eigen bewustzijn, maar dan zal de realisatie altijd pas komen
nadat de ban is weggevallen.
Dan gebruikt U een andere kleur.
Dan gebruik ik een andere kleur, natuurlijk. Op het ogenblik doen we dat al, U ziet het toch,
op het ogenblik hebben we even dat intense dat we een ogenblik geschapen hebben,
weggedaan. Juist omdat U zei: "brengen jullie nu maar eens wat", daar bedoelde U eigenlijk
mee:" we voelen zelf ook wel dat de vakantiestemming nog wat door heeft gezeten met al
haar probleempjes en zo, en nu ja, nu moet er eigenlijk weer eens een beetje vaart in komen".
Die vaart die heb ik er eventjes ingebracht. Het eigenaardige is, dit kunt U ook verder
handhaven en U kunt voor Uzelve ditzelfde tot stand brengen, wanneer U in staat bent om de
ritmiek van Uw eigen denken te bepalen. En dan komen we weer op hetzelfde onderwerp

190
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 10 – 2 september 1954

terecht waar we het over hadden, maar alleen van een andere benadering. Op het moment dat
U Uw denken weet te stellen in een zeker ritme, in een zekere harmonie met Uw eigen wezen,
komt U tot een zódanige vergroting van Uw kenvermogen, dat Uw bewustzijn plus Uw weten
plus Uw wijsheid ongeveer vertienvoudigd schijnt. Zolang U die toestand in stand kunt houden
heeft U dus al het inzicht dat met een tienvoudig intellect inderdaad gepaard gaat. Daarna valt
het weer terug. Overigens ook een bekend verschijnsel, hoor. Alleen heeft men er dan meestal
andere namen, als Überleistung enz. Nu, vrienden, dat was mijn kleine bijdrage. Als U er
verder iets over te praten of te zeggen heeft, vertelt U het maar, anders dan ga ik de laatste
spreker aan het woord laten. Ik hoor alleen een diepe zucht.
Het is bijzonder goed geweest vanavond.
Nu, dat vind ik altijd erg prettig dat U het ook goed vindt, want per slot van rekening, wij
vinden het zelf wel goed, anders zouden we het niet brengen, maar als U het nu ook goed
vindt, dan betekent dit dat er een ogenblik werkelijk contact tussen ons is geweest en dat we
dus als een harmonische eenheid samen waren en dat is erg belangrijk. Dat hebben we
daarnet trouwens ook betoogd, nietwaar: de harmonie als hét belangrijke punt om tot een
gezamenlijk beleven en kennen te komen en bovendien om het totaal van het zijnde, het
totaal der krachten beter gezegd, in het zijnde te beïnvloeden op een zodanige wijze dat het
ideale beeld in ons meer en meer rond ons verwerkelijkt wordt.
Ik had U nog wat willen vragen over de harmonie van de kleuren en de trillingen, ik bedoel
de geluidstrillingen, tussen de geluidstrillingen en de kleurtrillingen.
Nou, het is ongeveer zo, dat een bepaalde toon, aangeslagen op aarde, dus een beeld wekt,
een harmonie als het ware, enkele octaven hoger in de kleurscala.
Hoeveel octaven ongeveer hoger? De toonhoogte van de a-toon komt overeen met welke
kleur?
Nou, laten we dan ongeveer het midden nemen: de g, en alles dus wat in de g-sleutel staat in
zekere zin, is onmiddellijk verbonden met goud en blauw, goud en heel licht blauw. Al wat
daarentegen begint bij wat U de do noemt, of ut - hoe heet het tegenwoordig? - dat heeft over
het algemeen tendenzen die dichter liggen bij de natuur en dan vinden we hierin vaak de kleur
groen terug. Vinden we dit echter in een zekere atonaliteit uitgedrukt, dan zien we het zelfs
met een heel vuig en vuil rood samenhangen. Maar aangezien we veel meer kleuren kennen
dan U, is het natuurlijk niet mogelijk om die graduatie voor U helemaal duidelijk te geven, en
we kunnen over het algemeen zeggen dat de verhoging van g met een octaaf betekent dat alle
bijwaarden wegvallen en dat ze inderdaad een stralend goud kan geven. Voor sommige
persoonlijkheden daarentegen kan het teruglopen en dan krijgt men een verlaging in de eigen
persoonlijkheid, waarbij het goud dus voor de persoonlijkheid niet aanvaardbaar is. En dan
krijgen we dat stralende blauw wat je soms hebt op een zomerdag. Misschien herinnert U het
zich niet, maar U weet toch wel ongeveer wat ik bedoel. Dus U ziet, daar zit wel een zeker
evenwicht bij. <aar nu moeten we altijd één ding onthouden; dat de tonen nooit zo kunnen
worden beleefd en dus geassocieerd door elke mens als ze worden gespeeld, maar dat bij een
ieder wel degelijk de eigen vatbaarheid voor bepaalde trillingen en oadansen bepalend is voor
de wijze waarop de associaties worden ervaren, zodat van een hele melodie die gespeeld
wordt, voor sommigen meer dan de helft wegvalt en slechts de rest een mogelijkheid tot
associatie met kleuren overlaat, terwijl anderen daarentegen het volledige overzien en dun het
totaal van alle kleur schakeringen zelfs zien. Is dat duidelijk genoeg?
Ja, dank U wel.
Ja, het is niet in getallen uitgedrukt, maar …
Nu, goed, die kan ik wel vinden?
Nu, vrienden, dat was dan één vraag. Heb ik er nog meer?
Ja, mag ik U even een persoonlijke vraag stellen, tenminste niet voor mij persoonlijk?
Heeft U in de stof een Franse esoterische school bezocht?
Ook.
Ik dank U,

191
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 10 – 2 september 1954

De dank is wederkerig. Niet teveel over praten. Nou, dan hebben we geloof ik alles gehad, dus
dan zeggen we maar: goeden avond.
Goeden avond vrienden,
Wij willen dan de bijeenkomst besluiten met een meditatie. Heeft U een bepaalde voorkeur
voor een bepaald onderwerp?
Poezie.
Helaas blijven we hier bij de mediterende vorm in deze kring. Indien U geen onderwerp noemt
Rust.
Rust. Ik dank U.

Rust
. . . Alle rumoer ebt weg, verflauwend steeds meer, tot het wegvaagt in een blauwe stilte.
Rust. Steeds trager wordt de warreling der gedachten. Langzaam, langzaam vloeit het hele
zijn rond mij tot een eenheid samen, en toch ben ik alleen. Klank noch kleur kan ik
onderscheiden. Rust. . . Rust en ik weet dat ik rust en toch doortintelt mij een stroom, die
schijnt te zijn de hoogste vrede die ik mij maar voor kan stellen. Zo gij rusten wilt, rust dan op
deze wijze, rust in het goddelijke. Laat wegtrekken alle gedachten, laat wegtrekken de
geluiden, laat wegtrekken de kleuren, laat vervagen al wat is, zon en maan en sterren en
wereld laat wegvallen stad en dorp en land en laat blijven de stille eenzaamheid, waarin men
toch gebonden is met het oneindige. En dan, rustend, willen wij tezamen zijn met de kracht
die wij niet kennen, de kracht die in ons leeft en die wij voelen als een werkelijk leven dat
klopt en jaagt, dat bouwt en stuwt en sterkt en toch niet beroert ons bewustzijn. Eén willen wij
zijn met het gouden licht, en in het licht tekent zich toch vaag in de stilte van ons
onbewustzijn een lichtende gedaante, een lichtend wezen, want wij kunnen nog niet de
volledige rust en vrede aanvaarden. Nog vraagt deze kracht ons om gestalte en de gestalte is
de enige met wie wij zijn en in de rust schijnt het of woorden over en weer vlieden. En toch,
men hoort ze niet en voelt ze niet en ziet ze niet en weet ze toch. In de rust komt ons een
-weten, een weten dat geen woorden kent, een weten dat heilig is en stil. En dan komt de
wereld terug. Vaag beroeren ons de geluiden, de stille droom van zijn rond ons verwaast en
scheidt zich wederom in nevelen en kleuren en wordt tot vorm en neemt gestalte in de Al-dag.
Voorbij de rust, roepend wederom de taak. Maar in ons blijven de stille woorden en het schijnt
of onze kern nog gescheiden is van al dit. We zijn ons bewust der dingen, maar in ons blijft de
gouden rust. De voeten gaan, de handen gebaren, de mond spreekt woorden. . . In ons is de
bezonkenheid van een gouden stilte. Rust, rust die om de wereld gaat, rust die door het heelal
gaat. Rust, stroom van wonderbaarlijke kracht, die een ieder tracht te beroeren. Wij zien haar
niet maar wij weten van haar bestaan. Wanneer het ogenblik komt, om een ogenblik in stilte
te zoeken naar nieuwe kracht, dan willen wij trachten te vinden deze rust, de eenzaamheid
waarin de goddelijke kracht ons roert, waarin de wereld ons niets zegt, waarin wij sterk zijn en
kracht ontvangen voor vele jaren soms. En deze rust en deze vrede blijft steeds tot ons keren.
Wie eens doorstraald is door de lichtende kracht van een goddelijk bewustzijn> kan niet meer
eenzaam zijn en kent toch de stilte die de wereld eenzaamheid noemt. Zo, schrede na schrede
gaand, leven na leven, wordt meer en meer dit grootse deel van onszelf, maar uiteindelijk is
ons handelen en streven slechts een uiterlijkheid, terwijl in ons meer en meer leeft de rust, de
vrede die het zijn maakt tot een onuitsprekelijk geluk. En de vorm treedt weg en het licht
blijft, de stem zwijgt, en wij weten tot onszelf gesproken te hebben, eens, in het gouden licht.
En nu zouden we de stem der wereld kunnen horen, maar wij vragen niet meer daar. De rust
en de vrede, dit zijn in een onmetelijkheid van kracht, wordt tot een gelukzaligheid die geen
storing meer verdraagt. En dan is er geen vorm en geen bewustzijn, maar alleen de vrede, de
onbeschrijfelijke vreugde en vreugde van één die rust in de kracht die al omgeeft.
En hiermede zullen wij dan deze avond besluiten. Ik wens U sterkte en vertrouwen op Uw pad.
Goeden avond.

192
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 10 – 2 september 1954

193
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 11 – 5 oktober 1954

5 Oktober 1954

LES 11

Goeden avond vrienden,


Wij zullen dan maar meteen van wal steken. Wanneer U vragen heeft over wat er de vorige
maal besproken is, dan kunt U dit naderhand wel doen, nietwaar? De vorige keer hebt U een
inleiding gekregen waarbij o. a. de Heren der schepping etc. een ogenblik naar voren werden
geschoven. We zullen thans trachten om dit in zichzelf magisch principe terug te vinden in de
mens, want hier gaat het uiteindelijk om. U zult zich misschien herinneren dat wij bezig zijn
geweest met de psychologie op zichzelve en de verschillende magische banden die daarmee
bestaan. Wanneer wij aannemen dat de kwestie van "heer der schepping" met zijn
onderverdeling in verschillende getallen juist is, dan mogen wij voor de mens deze zelfde
onderverdeling als juist veronderstellen, op grond van het feit dat de mens in zijn beperktheid
een volledige weerkaatsing is van het kosmische. Dit laatste is niet wetenschappelijk
bewijsbaar, maar ik moet U verzoeken dit aan te nemen. Wij zullen nu trachten om even na te
gaan welke beïnvloedingen wij magisch het beste tot stand kunnen brengen. Allereerst: we
gaan onszelf beïnvloeden. Beïnvloeding van het eigen wezen langs magische weg wordt
meestal gebaseerd op incantaties. Deze incantaties worden gericht tegen een vergoddelijking
van de eigen persoonlijkheid. Dit klinkt misschien eigenaardig, maar het is terug te leiden tot
oude gebruiken, o. a. uit het oude Egypte, waar de mens, zoals U weet, gestorven zijnde
wordt Osiris en de mens zichzelve, wanneer hij zich onder een betovering wil zetten en
bepaalde prestaties leveren, begint met de incantatie: "hoor, o Osiris, ik die U breng Uw
voedsel, Uw leven, ik die ben in U alle tijden. . . " Dit is een incantatie dus, die gericht wordt
tot de vergoddelijking, het hoogste ideaal, in de eigen persoonlijkheid. Hierbij zien wij een
uitsluiting van verschillende elementen der rede, wij zien verder gedurende deze incantatie
optreden een absolute verdoving. Deze verdoving werd vaak veroorzaakt door het afsluiten
van een groot gedeelte der normale denk- en realisatieprocessen in het lichaam. In deze
incantatie werd tot stand gebracht een absolute eenheid met één onderwerp. Dit ene
onderwerp was dan een wilsacte, werd in de incantatie vastgelegd, en na afloop van de
plechtigheid, meestal gevolgd door offer en reiniging, uiteindelijk dan geheel terzijde gelegd in
de handen der goden. U zult zich herinneren dat wij reeds meermalen erop hebben gewezen
dat verwerkelijking, zoals die nu eenmaal door ons allen, geest of stof, te gelegener tijd wordt
verlangd, alleen kan worden bereikt, indien wij de wilsimpuls redelijk, dus in ons directe
bewustzijn stellen en dan het onbewuste deel van ons leven en wezen en deze impuls verder
laten overnemen en tot haar vervulling voeren. Hier hebben wij dus te maken met een
magisch proces, waarbij wij onszelf afsluiten. Nu wil ik echter nog een ogenblik teruggrijpen
naar de oude magische praktijken en wel speciaal de Egyptische in dit geval, om te trachten U
duidelijk te maken wat eigenlijk gebeurde, want aan de incantatie zelf, aan de grote spreuk
dus, plus bijbehorende plechtigheid, ging vooraf een reiniging van de persoonlijkheid. Deze
reiniging ontstond doordat men zich allereerst op de eerste dag hiervan, lichamelijk reinigde,
d.w.z. men zorgde dat het lichaam volledig zuiver was. Er werden in ieder geval schone, zo
mogelijk nieuwe kleren aangetrokken. Dit heeft een bepaalde betekenis: een totale uitademing
van de mens, ook die opgenomen in zijn kledingstukken en zijn omgeving, is van sterke
invloed op hem en brengt regelmatig weer bepaalde gewoonteprocessen in de herinnering en
doet deze continueren. Hierom werd dit alles dus afgeschaft. Dan, men leefde zo mogelijk in
afgezonderdheid gedurende deze negen dagen van reiniging, men gebruikte alleen plantaardig
voedsel en zuiver water, waarbij zo mogelijk de eerste dag, de derde dag, de zesde dag en de
negende dag een volledige vasten, dus ook van water, werd gehandhaafd. Degenen die dat
niet konden volbrengen, volbrachten op deze dagen over het algemeen een daglichtsvasten,
waarbij het laatste werd genoten vóór zonsopgang en daarna eerst weer na zonsondergang
voedsel en drank werd genomen. Dit had de bedoeling om het lichaam algeheel te zuiveren.

194
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 11 – 5 oktober 1954

Dan, sexuele onthouding gedurende deze periode, dus geen contacten en zo mogelijk zelfs
geen contacten met leden der andere sekse, dit om het totaal van het sexueel vermogen dat in
elke mens kán worden overgezet in een hoger esoterisch vermogen, op te sparen a. h. w een
zo dadelijk als versterking van eigen krachten en vermogens tijdens de incantatie naar voren
te schuiven. Wanneer wij dit alles redelijk en recht beschouwen, dan blijkt ons dus, dat niet
alleen een geestelijke maar ook een lichamelijke voorbereiding noodzakelijk was voor de
magische praktijken. Dat gedurende deze magische procedure een deel van het eigen wezen
a.h.w. werd uitgeschakeld, zoals er zijn bij de voeding, dus bepaalde voedingsbegeerten
worden uitgeschakeld, overwinning van de behoeften van het lichaam, vasten, onthouding op
sexueel gebied, onderdrukking van de lusten etc. , de reiniging op zichzelve evenzeer. Al deze
dingen wijzen erop, dat reeds in het oud magisch principe men begon met zowel lichamelijk als
geestelijk een groot aantal dingen te elimineren in het normale gebeuren, vóór men kon
komen tot een werkelijk aanvaardbare magische handeling. Nu kennen wij in onszelf ook een
groot aantal persoonlijkheden en heren, zoals reeds gezegd, en het is voor ons de grote kunst
om datgene naar voren te brengen, dat juist op een bepaald moment ons de gelegenheid geeft
het bereikte te versterken of het onbereikbare tot mogelijkheid in onszelve te maken. Wat ik U
hier vertel klinkt U misschien wat eigenaardig, wat ik nu ga zeggen. Sommigen Uwer weten
het misschien, maar in de praktijk komt het hierop neer, dat men bepaalde functies lichamelijk
achter moet zetten, dat men bepaalde geestelijke functies moet uitschakelen dus tijdelijk
worden zelve tot voertuig van een bepaalde begeerte of mogelijkheid in het wezen. Deze
begeerte of mogelijkheid mag niet worden gezien zonder meer als deel van de persoonlijkheid
zelve, van het geheel, zij moet worden gezien en geaccepteerd als één van de scheppende
goden binnen de persoonlijkheid. Wij moeten dus alles wat in ons een bepaalde richting
uitwijst a.h.w. als één persoonlijkheid zien, daarnaast alle andere factoren uitschakelen. Dan
blijkt ons dat binnen deze persoonlijkheid, in ons opgewekt, een aantal factoren worden
versterkt en verhevigd gedurende de voorbereidingsperiode. Dit maakt het ons mogelijk
daarvan wederom enkele elementen te elimineren. Denkt U aan de tweede onderverdeling,
nietwaar, uit de heren der schepping - de kosmische heren, de heren der schepping - krijgen
wij dan automatisch de engelen der schepping. De engel der schepping is het symbool van een
bepaalde planeet, zoals U weet. Deze engel der schepping moeten wij in onszelf zoeken en
vinden. Hebben wij deze gevonden, dan kunnen wij, door deze persoonlijkheid binnen ons
gehele wezen op te laten treden, de verhoudingen die binnen ons wezen de verwerkelijking
mogelijk maken van alle factoren die, buiten ons geprojecteerd, én voor onszelf én voor de
wereld van groot belang zijn.
Wanneer wij nu dit eenmaal tot stand hebben gebracht, dan zijn wij op dit moment niet meer
onszelf in de zuivere zin des woords. Op dit moment verenigen wij ons met andere principes.
Deze andere principes zijn de principes in de aarde, dus de factoren in de aardengel, zoals U
dan vertoeft hier op deze wereld, die volledig harmonisch zijn met U, met door U voorgestelde
voornemens en de persoonlijkheid die U in Uzelve hebt gewekt. Wanneer U dit gedeelte
volledig in overeenstemming krijgt, blijkt dat elke psychische factor plus elke geestelijke
bewustwording gepaard moet gaan met een lichamelijke drang, oorzaak, verwerkelijking etc.
Hierdoor was het in de oude tijd mogelijk dat bepaalde rituele plechtigheden plaatsvonden die
een zeer eigenaardige betekenis hadden. Ik denk hier aan het meer primitieve: de
tempelslaap. Deze was een onthulling van het wezen aan zichzelve. Wij kennen er echter
meerdere. Wij kennen het delen der persoonlijkheid, waarbij langs, wij zouden haast zeggen
telepathische weg, een groot aantal elementen wordt overgedragen aan een andere
persoonlijkheid. Vandaar dat in sommige tempels van de oudheid het sexuele contact gelijk
werd gesteld met het eerste moment van inwijding. Dit betekende doodgewoon dat dus
gedurende dit contact door de bijzondere omstandigheden die daarbij optraden, een zeer sterk
geestelijk contact kon worden bereikt en in dit geestelijk contact een voorbereiding kon
worden gegeven voor de verdere inwijding, die anders niet te realiseren was. Wij zien in
andere gevallen bepaalde lichamelijke martelingen of pijnen optreden, martelingen en pijnen
die ook wederom een inwijdingsbetekenis hebben en die gebruikt worden om magisch alles uit
te schakelen behalve enkele factoren in het lichamelijke, en wel speciaal de wilskracht, die,
gesteund door de moed, de doelbewustheid moet richten. De proeven door pijn zijn over het
algemeen de proeven die worden genomen om een mens juist lichamelijk sterk en volwassen

195
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 11 – 5 oktober 1954

te verklaren. Dit is een plechtigheid die bij de zeer primitieven speciaal wel op de voorgrond
komt. Dan kennen wij daarnaast een nog andere methode, die symbolisch nog heel lang
bewaard bleef, en dat is het doodsgevaar, dus het afwerpen van alle dingen. Dit betekent
uiteindelijk dat in de mens een opzeggen van alle persoonlijk gerichte begeerten als noodzaak
wordt gesteld. Wanneer dit gerealiseerd wordt, zo mogelijk onder indrukwekkende, ook
stoffelijk aanvaardbare omstandigheden, krijgen wij wederom een harmonie met een bepaald
deel van de aardkracht of de levende engel der aarde. Al deze dingen zijn ook heden ten dage
voor een groot gedeelte nog terug te vinden, en sommige daarvan zouden voor U inderdaad in
de praktijk nog aanwendbaar zijn. Er zijn echter zekere dingen die op dit moment niet meer te
accepteren zijn, waaronder o. a. horen het religieus sexueel contact. Wanneer dit plaatsvindt
n. l. krijgen wij op het ogenblik een volledige strijd met de levensopvattingen van deze tijd en
daardoor verdeeldheid. Waarbij nooit het werkelijke doel meer bereikt kan worden. Zo zijn er
dus meer van de factoren. Wanneer U wilt komen - zoals ik toch aanneem dat U allen wilt - tot
een hoger geestelijk bewustzijn, is het dus noodzakelijk dat U voor Uzelf de mogelijkheden
nagaat, en daarvoor zal Ik U gaarne enkele vingerwijzingen geven, althans wanneer het
voorgaande U duidelijk genoeg is. Allereerst, probeert U om een bepaald denkbeeld, een
bepaalde voorstelling in Uzelf te bevatten. En nu doen we dit niet meer, zoals we dat in het
begin hebben gedaan, met een willekeurige voorstelling, maar wij nemen een bepaalde
voorstelling. Wij nemen een voorstelling die zekere lusten wekt. Dat kan dus zijn een kwestie
van eetlust, drank of iets dergelijks, iets wat begeren wekt, een begeren dat onmiddellijk met
het eigenlijk lichamelijk contact in verband staat, Uw lichamelijk welbehagen. Wanneer U dat
heeft gedaan, dan zal na deze concentratie een hele wirwar van gedachten op U afkomen. De
wirwar die uit deze concentratie volgt die moet U proberen vast te houden. Wanneer U dit
doet, dan zult U hieruit een idee krijgen hoe het eerste huis van Uw persoonlijkheid a.h.w. ,
dus het behoefte- en begeerteleven, ongeveer geconstrueerd is. U herhaalt deze proeve met
verschillende onderwerpen ongeveer zeven maal. Daarna neemt U daaruit de leidende
factoren. Dan blijkt dat enkele gedachten voortdurend op de voorgrond komen bij elk dezer
zeven verschillende concentraties, dat enkele dezer gedachten a.h.w. gelijkluidend kunnen
worden opgeschreven en genoteerd en een betrekkelijk scherpe indruk achterlaten. Wanneer U
deze gedachten nu neemt, zijn zij Uw concentratiepunt voor een lichamelijk magische
handeling. Wanneer U dus magisch wilt handelen en U wilt Uzelf concentreren, dan kunt U
daar deze zinnen voor gebruiken. Zij betekenen dat U zich volledig op het stoffelijke afstelt en
hiermede krijgt U dus ook een harmonisch contact met al bet stoffelijke, en wel in zoverre het
in verband staat met alle begeerte- en driftleven. Dat betekent dat b.v. een medicus op deze
wijze vaak gemakkelijker zijn patiënten kan begrijpen, onderzoeken en aanvoelen; dit
betekent dat voor een normaal mens, die te maken heeft met anderen, wier belangen
mogelijkerwijze met de zijne in strijd zijn of die hem willen gebruiken om hun eigen belangen
naar voren te schuiven, hierdoor in staat is een zodanig sterke harmonische te wekken in
zichzelve, dat hij daaruit hun eigenlijke drijfveren en gedachten, zelfs diegene die zij niet
bewust in zich dragen, kan aflezen. Dit betekent dat een richtend vermogen te geven is op de
stoffelijke basis. Dan nemen wij een andere concentratie-oefening en deze zullen wij negen
maal herhalen. In deze concentratie-oefening beginnen wij met een geestelijk iets voor te
stellen. Er zijn bepaalde factoren in Uw leven die op U een buitengewoon grote indruk maken.
Enkele daaronder zouden kunnen zijn: vrede, universele liefde, God als zodanig, al datgene
dus wat met het esoterische en religieuze in verband staat. Of U dit groot of klein neemt, of U
een enkel bijbelwoord neemt of een citaat van een of andere ingewijde of alleen maar een
begrip, is van minder belang. U concentreert U daarop. U moet dit voor U zien, dit moet als
een werkelijkheid kosmisch uiteindelijk voor U geprojecteerd worden. De oefening op zichzelf
zal waarschijnlijk vragen qua concentratie: 20 min. voorbereiding, 1/2 uur concentratie en
daarna een periode van ongeveer een uur waarin nog verschillende indrukken opkomen. De
indrukken die naar voren komen zullen wederom bij de herhaling, 9 maal, verschillende
gelijkluidende punten te zien geven. Deze punten zijn bruikbaar zodra men zich op kosmische
geestelijke krachten wil afstemmen. Zij kunnen dus gebruikt worden wanneer men buiten
zichzelve om, machten wil bezitten voor een moment vooral om anderen te helpen. Wil men
het doen om anderen te schaden dan kan dit alleen via het demonische en deze methode zal ik
U niet vertellen; daar is een andere wijze van concentratie voor mogelijk. Wij kennen dan
verder een gebied - en daar zal ik het dan bij laten voor vandaag - en dat is n. l. het gebied
196
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 11 – 5 oktober 1954

van het persoonlijk-geestelijke. Om het persoonlijk-geestelijke tot uiting te brengen, zou het
interessant zijn om 2 x 3 oftewel in het geheel 6 maal te concentreren en wel in 2 reeksen,
dus 2 reeksen van 3 concentraties die liggen, laten wij zeggen, binnen een week, met dan een
week tussenpauze. In deze concentraties zult U zich op Uw eigen persoonlijkheid concentreren.
U zult trachten Uw eigen leven te beschouwen, U zult trachten, wanneer U dit heeft gedaan,
b.v. te nemen de mogelijkheid van vroegere verschijnings- en levensvormen, dus vorige
bestaanswaarden, Uw eigen geestelijk peil, U kunt nemen al datgene wat onmiddellijk met Uw
persoonlijk leven in verband staat en Uw persoonlijkheid in haar geheel omschrijft. Wanneer U
dit doet, kunt U de persoonlijke krachten in U, door ook hieruit weer een gemiddelde te
trekken, in Uzelve zeer sterk richten en opwekken. En wanneer U deze dan gebruikt, evenals
in andere gevallen, voorafgegaan door een sterke en intense wilsakte, zult U hierdoor in staat
kunnen zijn, de mensen uit Uw eigen vermogen te helpen. U zult in staat zijn om uit Uzelf
gemerkt hebben dat we vandaag met een tamelijk stormtempo bezig zijn, want uiteindelijk,
Uw vakanties zijn nu wel voorbij, en ik geloof dat wij bepaalde dingen op het ogenblik goed
kunnen gebruiken. Ik wil hier nog één ander ding aan toevoegen. Er zijn problemen waarbij
speciaal de scheiding tussen stof en geest op de voorgrond komt. Waar dit het geval is, is het
voor Uzelf het beste om een uittreding te bewerkstelligen. Hoe U dit kunt doen, heb ik U reeds
enige malen getracht te beschrijven, of hebben andere broeders van mij op deze avonden
uiteengezet. Wanneer dit niet mogelijk is echter, zou de suggestieve methode kunnen worden
gebruikt d.w.z. , wanneer U iemand, onder suggestieve drang, kunt krijgen tot een volledig
ontspanning van eigen wezen, terwijl anderzijds, hetzij door recente gebeurtenissen, het
vertonen van een portret of iets dergelijks, de concentratie dus volledig gericht is op één
persoonlijkheid, zal in 9 van de 10 gevallen een belevenis plaatsvinden, waarbij inderdaad
contact met die persoon wordt gemaakt zo dit enigszins mogelijk is. Het geheel wordt over het
algemeen als een droombeeld teruggevonden in het bewustzijn en kan in deze veel klaarheid
schaffen. Dat is mijn deel van deze avond voor vandaag, vrienden, ik moet helaas nog elders
spreken en ik verzoek U dus om hiermede genoegen te nemen. Ik geef het woord over aan
een andere bekende van U.
Goeden avond.
Goeden avond vrienden,
Nou, dan zullen we maar eens gaan kijken wat U allemaal misschien nog heeft over wat er de
vorige keer behandeld is. Is daar niets over te zeggen? Dan gaan we verder. Is er wat te
vragen over wat er zoeven behandeld is? Ook niet hé? Nou, dan kan ik van mezelf nog wel
even van wal steken. Kijk eens. . . eens. . .
Ik had U dit willen vragen: die heren of engelen, die wij in onze persoon moeten wakker
maken, moeten we die als volkomen zelfstandige grootheden zien, of onafhankelijk van
onszelf?
Ja, kijk eens, wanneer er een levensboom staat, die heeft vele takken. Wanneer aan bepaalde
van die takken vruchten hangen, moeten wij dan die vruchten beschouwen als deel van de
boom, of als een product van de boom?
Beide, ja.
Ja, en dat is nu ook met deze heren waarover wordt gesproken en deze engelen in Uw eigen
wezen. Ik geloof dat het misschien aardig is om daar een ogenblikje op door te gaan, ja?
Ja.
Kijk eens, wanneer een mens voor de eerste maal als deel van de grote Adam tot
zelfstandigheid komt, dan is deze mens één-zinnig, d.w.z. hij is als een zaadje waaruit een
hele boom kan groeien, maar in zichzelf nog een absolute eenheid. Wanneer die mens zich
gaat ontwikkelen, dan zie je net als bij een plantje, dus in het bewustzijn, in het wezen, één
sprietje naar boven komen, één sprietje met een paar blaadjes, dat is dus dé persoonlijkheid
met haar uitingen. Maar hoe meer dit boompje groeit hoe meer er takjes aan komen. Al die
takjes streven wel naar de hemel toe, maar hetgeen wat werkelijk hemel en aarde verbindt is
altijd bestand, dus dé persoonlijkheid. Maar wanneer we nu heel goed gaan kijken - en dan
nemen we daarvoor de originele luchter, de originele joodse luchter, die kent U, dus dat is de
zeven lichten, één los licht en zes vaste lichten - dat is n. l. ook een symbool van de
197
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 11 – 5 oktober 1954

levensboom. Wanneer een mens bewust is, dan branden de zeven lichten, omdat zijn
persoonlijkheid als geheel het licht draagt. Maar uit deze persoonlijkheid als geheel zijn
voortgekomen bepaalde bewustzijnstoestanden, bepaalde voertuigelijkheden als ik het zo
moet zeggen, die elk in zichzelve een licht kunnen dragen op een bepaald gebied. En nu kan
het zijn, dat bij U b.v. ontwikkeld is het laatste licht ter linker zijde. Dan wil dat zeggen dat Uw
redelijk verstand buitengewoon goed ontwikkeld is, maar als alle andere lichten gedoofd zijn,
dan bent U niet de ware levensboom, want dan dreigt de stam af te sterven terwijl alleen de
loot voortbestaat. Wanneer we dat nu uitdrukken in de term van "heren", dan zeggen wij:
zonder evenwicht heeft de engel van de materie de overhand, en wanneer die overhand er is,
dan gaat dus deze levensboom kapot, tenzij er een tegenwicht komt. En dat tegenwicht dat er
ligt, dat is dan het aanvoelen ofwel het super-sensitief ervaren. Dat is n. l. de laatste arm te
rechter zijde. Zijn die twee er, branden ze allebei, dan is er een evenwicht, de boom kan
blijven staan, maar in zichzelf heeft hij verder nog niets tot stand gebracht. Dit is het symbool
van de doodgewone mens nog. Elk van deze twee heren, van deze twee delen van de
persoonlijkheid, hebben op zichzelf het vermogen om uit het totaal van de kracht der stam te
putten. Zij kunnen naar buiten toe een deel van die persoonlijkheid lichtend uiten. Vandaar dat
als de rituele kandelaar, goed wordt aangestoken, men begint met de eerste lamp te linker
zijde, dan met de eerste lamp te rechter zijde en zo weer terug tot op het laatst het losse
middellicht wordt aangestoken. Dat heeft deze betekenis: er zit nog een arm aan. Deze arm
staat weer voor iets anders, dat wat wij noemen "de geest. Maar die geest op zichzelf die heeft
geen waarde, ook al is hij zich van zijn eigen persoonlijkheid bewust, of hij moet kennen het
geestelijk ervaren en bewustzijn. Dus hier zit de mogelijkheid om jezelf te realiseren, maar
daar zit de mogelijkheid om boven je en buiten jezelf uit te komen tot een grotere
bewustwording. En dan zitten daarin nog weer twee armen. En deze twee armen die
betekenen de zielekracht. Eigenaardig genoeg de eerste keer dat de kracht aan de linker kant
zit en het bewustzijn der ziel aan de andere kant, dus rechts. Wanneer al deze lichten
branden, is de persoonlijkheid op alle drie bestaansplannetjes, bestaansvlakjes, gelijktijdig
dubbel bewust en wel in de praktijk a.h.w. en in de theorie, zoals U het zou noemen, ofwel in
het materieel uitdrukken en in het geestelijk bewust zijn, om het aards te zeggen. Wanneer nu
deze zes lampen branden, kan daaruit geboren worden de realisatie van de kern van het
wezen. Wanneer die ook brandt, dan brandt de zevende, de losse lamp. En dat die lamp los is,
is ook niet maar zo. Die lamp is los, omdat de mens eerst tot een groot zelfvertrouwen, maar
ook gelijk tot een zelfopofferen moet kunnen komen vóór bij de volledige religieuze betekenis
van de zes armen kan begrijpen. Wanneer dat zevende licht brandt, betekent dit, dat het
geheel van de stoffelijke uitingen in één bewustzijn werd opgenomen. En dat ene bewustzijn,
dat is eigenlijk de hoofdzaak, daar gaat het om, dat is Uw persoonlijkheid. Al de andere lichten
dat zijn a.h.w. delen van Uw persoonlijkheid die zich door speciaal ervaren, door speciaal leven
en denken in U ontwikkelen. En wij noemen elk van deze lichten een heer of engel, omdat hij
een deel is van hét grote evenwicht en in God als zodanig ook geuit is, omdat alleen door deze
veelheid de vlakken en mogelijkheid, een schepping kan bestaan. Heb ik het nu voor U toch
wel redelijk duidelijk gemaakt, ja?
Ja, dank U.
Nou, is daar verder geen vraag op?
Uit die zes armen ontstaan daar ook nog andere stralingen uit?
Ja, elk van de zes armen behoort in zichzelf te dragen de negen lichten en uit elk der negen
lichten behoort voort te komen het twaalftal der kleine lichten. En dat zit n. l. zo. Wanneer wij
in onszelf in één van deze gebieden bewustzijn hebben gevonden, dan blijkt ons dat deze
factor van het bestaan niet zonder meer ervaren wordt, maar wordt opgebouwd uit een aantal
andere factoren; a.h.w. de hoofdtak van de levensboom draagt kleine takken. En wanneer
deze lichte takken stuk voor stuk gevolgd worden, dan blijkt het dat ook zij nog niet zonder
meer recht blijven, ook zij zijn vertwijgd, en in het symbool zijn dan twaalf twijgen. Die twaalf
twijgen betekenen de daadwerkelijke realisaties die uit het oorspronkelijk bewustzijn van de
eerste tak is voortgekomen. En het mooiste wat wij kunnen zien van de levensboom is dus
wanneer elke tak van de zeven draagt negen maal twaalf vruchten. En als we dan de ouden
mogen volgen hierin, dan betekent dat ook tevens, dat wanneer dat vervuld is, het leven als
zodanig gesloten is en de boom zelve onmiddellijk staat in het hemels-Jeruzalem, in het huis
198
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 11 – 5 oktober 1954

van onze Vader dus, en wordt vaak vereenzelvigd dan met Abrahams schoot in onze duiding.
Dus dat betekent dat elke keer dat je leeft, kun je zo'n tak tot ontwikkeling brengen, elke keer
dat je zo'n tak tot ontwikkeling brengt doe je iets, maar je bent pas klaar wanneer die tak in al
zijn aspecten vrucht gedragen heeft. En ofschoon dat bij ons nooit zo hardop wordt gezegd, is
dat eigenlijk de mystiek joodse opvatting van reïncarnatie als noodzaak.
En kunnen wij vanuit die straling, vanuit die zes armen en dan de negen of twaalf
stralingen in verbinding komen met een andere boom die dezelfde - ja, hoe zou ik dat het
beste kunnen zeggen - hetzelfde streven heeft?
Dat staat weer in verband met wat anders, maar ik zal proberen om het U toch ook
verklaarbaar te maken zonder dat ik dat direct behoef te tekenen.
Ja, ik hoop dat ik het goed aanvoel zoals U het bedoelt en zoals de werkelijkheid dan is.
Laten wij zeggen: alle bomen staan in de aarde en alle bomen reiken tot de hemel, maar tot
een bepaald deel, tot een bepaalde wolk. Dat is het simpelste voorbeeld.
Ja, menselijk gezien
Op het moment dat één van hun takken de gelijke wolk raakt die een andere boom met zijn
takken beroert, terwijl ze gelijktijdig hun voedingsbodem, de aarde, gemeen hebben, bestaat
tussen deze twee een geslotenheid waarbij de persoonlijkheden, zover het zich deze bepaalde
tak betreft, volledig kunnen aanpassen, volledig kunnen uitwisselen en dus tijdelijk tot een
volledige eenheid komen. Dat is het simpele voorbeeld. Het bij ons gebruikte is wat
ingewikkelder en dat heet dit: Wanneer men gebruikt de lettertekens en men zet naast elkaar
aleph en schien, dan blijkt dat schien en aleph tezamen in de levensboom alle parallellen
verbinden, dit betekent dus dat elke gelijksoortige ontwikkeling in leven, de kleine
levensboom, een direct contact brengt door aleph en schien - U weet dat zijn twee symbolen
voor godheid - een tijdelijke eenheid vormen. Aleph en schien zijn de verbindende factoren die
al het gelijke brengt in het bewustzijnsvlak, waardoor zij wat dit betreft tot eenheid worden.
En wanneer deze eenheid bevestigd wordt binnen dit vlak, krijgen wij een absolute realisatie.
Dat is eigenlijk de. . .
Ja, U spreekt over tijdelijk, maar
Eeuwig, eeuwig.
U sprak over tijdelijk.
Ik nam het tijdelijk voorbeeld, maar in het tweede heb ik de eeuwige factor aangesneden.
Ja,ja. Is het ook mogelijk dat je dan zo, laten we zeggen, de boom staande in de stof, ook
binding kunt hebben met één van de twijgen of meerdere in de sfeer of op een andere
planeet?
Inderdaad, want de levensboom op zichzelve is een boom die één voedingsbodem moet
hebben, maar wat is de levensboom? De levensboom is het goddelijke, de uiting van de
schepping, vergeet dat niet.
De waarheid.
Ja, symbool voor vele waarheden die in de waarheid schuilen. Als het dé waar heid zonder
meer was, zou het geen boom zijn.
Mag ik U hierop wat vragen? Heeft ieder mens of iedere geest zijn eigen levensboom?
Ja, in de voorstelling zoals wij die geven, wel. Wij nemen aan dat ieder een eigen levensboom
heeft, tot het moment dat de delen, deze kleine bomen, en die moeten dan inderdaad bloeien,
zoals dat heet, of branden zoals een andere uitdrukking zegt - denkt U maar aan een
kandelaar - kunnen worden samengesmolten tot een deel van de grote levensboom. Dat hangt
weer in verband met de voorstelling van de grote Adam, waar we ook al meer over hebben
gesproken, de grote Adam die is de personificatie van de totale ontwikkeling "geest en stof" op
deze planeet, maar in werkelijkheid verdergaat en kosmisch gezien mag worden gesteld als
het symbool van alle geest die in eenheid en gebondenheid, eenheid én gebondenheid dus,
met de materie het bewustzijn bereikt. Er gaat een legende, zoals U weet, dat op het moment
dat de laatste vonk, dus de laatst tot licht gekomen levensboom met de grote levensboom
wordt vereend, het oude paradijs weer zal bestaan. Dat is niet zo dwaas, al is het dan
symboliek. Nou, vrienden, hebben we daar nog wat over te zeggen?
199
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 11 – 5 oktober 1954

Is het daarom mogelijk dat - laten we het zo plastisch eens zeggen - dat de ene
levensboom al zijnde in een andere sfeer of planeet, hoe je het noemen wilt, toch zo'n
vaste binding nog kan hebben met een levensboom die nog in de stof is of op deze planeet,
wat wij dan stof noemen, terwijl ze elkaar misschien niet gekend hebben, zoals wij elkaar
kennen? Komt dat door een zekere trilling of een zelfde kleur die ze bezitten?
Als U het zou zien als helderziende ja, dan zou U zeggen; "dezelfde kleur" en technisch gezien
dan zou men waarschijnlijk moeten zeggen "dezelfde trilling", symbolisch zouden we zeggen
"de gelijke ontwikkeling, dus gelijke concentratie in een bepaald deel van eigen levensboom".
En het eigenaardige is dat op het moment dat Uw wezen dus ligt in dat deel van de
persoonlijkheid of van dé levensboom, waar hij staat uiteindelijk, voor de persoonlijkheid,
terwijl een andere kracht in de volheid van zijn, daar ook in geconcentreerd is, dan kan er con-
tact ontstaan. Is dat contact tot stand gebracht, dan vinden we dat op dit gebied vaak een
zeer intens samengroeien ontstaat, waarbij een simulatie zelfs van omstandigheden op kan
treden. Dus het lijkt net of er naast het voor U b.v. zuiver stoffelijke en voor de andere het
zuiver geestelijk beleven, een derde beleven is gekomen waarin de waarden én van stof én
van geest gelijktijdig hun vervulling schijnen te vinden. Voor de mens is dat een soort van
droomleven; voor de geest evenzeer. Het is een afzondering van eigen werkelijkheid. Daarop
is b.v. gebaseerd het hele principe van bidden. Als U bindt concentreert U in een bepaald deel
van Uw wezen, bepaald door de intentie van Uw gebed plus de intensiteit van Uw gebed, Uw
eigen leven en U zult dan in contact komen met al datgene in het leven, het bewuste leven,
dat de gelijke afstemming op het moment heeft, zowel in de geest als in de stof. En daaruit
kan dan de verwerkelijkende kracht geboren worden, die eerst in U en dan pas buiten U
bestaat.
Dus al deze dingen kunnen gebeuren zonder dat je het jezelf bewust behoeft te zijn, alleen
doordat je dezelfde trilling hebt ben je in contact?
Ja, natuurlijk. Wanneer dus het contact bestaat, kan het voorkomen dat U denkt iets zelf te
doen, terwijl U het helemaal eigenlijk niet zelf bent, maar alleen in sympathie met een andere
persoonlijkheid, die precies zo is afgesteld, komt tot een beleving en uiting op een moment: zó
en niet anders. Dat is dus inspiratie. Nietwaar, precies hetzelfde zoals ik nu hier zit, de naam
delende met een andere broeder, en de taak. Maar dan ben ik in contact met een hele hoop
anderen, maar juist met degenen die het nodig hebben. Heeft U zich wel eens af gevraagd hoe
dat kan zijn? Alleen door mijn afstelling. dus mijn ingesteld zijn op dit moment, ben ik in
contact met een groot aantal anderen, en ik heb nu de gave, of het bewustzijn misschien
beter, waardoor ik bewust dit contact gebruik om krachten daaruit te putten en krachten te
geven.
Dus dan worden de mogelijkheden ook veel groter?
De mogelijkheden zijn groter, omdat het toeval niet meer zo op de voorgrond komt. Maar over
het algemeen, juist in het begin, is er ook geen toeval, maar het is een natuurwet dat datgene
wat in U het sterkste is op het gelijke vlak, het sterkst wordt opgevangen en het sterkst In de
persoonlijkheid wordt verwerkt, wordt opgenomen.
U zendt dus aan alle kanten Uw trilling uit?
Ja, U zou kunnen zeggen: eigenlijk is dit wat ik nu op het ogenblik doe, een soort
sultimentaan-seance - Ik hoop dat Ik het goed zeg
Ja, ja.
(bedoeld werd hier door de intelligentie: simultaan-seance). want er zit één man aan het bord,
maar er zijn, als ik hier met U spreek, niet één maar misschien wel een paar honderd of een
paar duizend meespelers. Sommigen geven mij een deel van hun kracht alleen, anderen geven
mij hun steun, dus de verzekerdheid "dit is goed, ga verder", anderen geven mij de veiligheid,
de geborgenheid. Er zijn er ook die geven mij, zover Ik dat nodig heb, de gedachte-impuls
waardoor ik beelden kan brengen die niet alleen in mijzelve liggen. Duidelijk nietwaar?
U zou ons dus ook eens een avond kunnen vertellen over de oude kaballistische leer?
Zou ik kunnen doen, ja.
Want dat is toch zeer interessant als wij daar eens iets van krijgen te horen door iemand
vanuit het oude volk.
200
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 11 – 5 oktober 1954

Ik geloof dat mijn mede-Abraham van plan is wel om U te gelegener tijd - het is altijd een heel
eigenaardig woord - maar te zijner tijd zou ik haast zeggen, bepaalde kaballistische waarheden
te leren, maar die zijn gebaseerd op een betrekkelijk ingewikkeld iets zoals U weet
Ja.
Want om de kaballa werkelijk te kunnen volgen, moet men beginnen met elk der letters van
het alphabet in zijn goddelijke en esoterische betekenis, in zijn stoffelijk-symbolische betekenis
en in zijn getalbetekenis te ontleden. En als je dat voor één letter goed wilt doen, met
eventueel bijkomende vragen, omdat er altijd een probleemstelling aan verbonden zit, denk ik
dat je daar ongeveer een 40 minuten voor nodig zou hebben per keer.
Ja, maar het zou voor ons, moderne mensen, zeer zeker toch een grote waarde weer
krijgen als wij de betekenis kregen van de letters, al was het alleen maar met het geven
van een naam aan een kind.
Ja, maar dan zit je weer met de moeilijkheid dat de kaballistiek eigenlijk is opgebouwd niet op
Uw alpbabet maar op het joodse ook, zodat er in Uw lettertekens een aantal waarden zijn die
nooit volledig gelijk kunnen worden gesteld.
Nee, nee, maar we zouden er toch wel rekening mee kunnen houden.
0 zeker. Om eens wat te zeggen: zo is b.v. elke naam die in zich draagt een a een s en een t is
goed, omdat deze symbolen alle drie staan voor goddelijke tendenzen en invloeden. Wat U dan
verder kiest als klinkers of medeklinkers is niet zo erg, maar ik zou vermijden om een dubbele
o te gebruiken. Die factoren die zijn weer minder prettig. Maar de moderne naamgeving -
enfin, dat krijgt U vanzelf nog wel wanneer wij verder gaan met de magie van de
persoonlijkheid waar U vanavond al wat over gehoord hebt - is eigenaardig genoeg niet
persoonsbepalend maar de persoon is naambepalend.
Ja.
En het eigenaardige is dus dat er heel veel mensen zijn die naast de naam waarbij ze
geroepen worden op aarde, een tweede naam dragen of kiezen.
Ja.
En juist die tweede, die geheime naam, die is veelal de eigenlijke persoonlijkheid, die geven ze
weer. Vandaar ook dat soms mensen die een geestelijke bewustwording ondergaan, een
andere naam kiezen. En nu is het natuurlijk zo, dat juist omwille van het plechtige gevoel ze
dan heel vaak een, nu ja, laten we maar zeggen, buitenlandse naam kiezen, nietwaar, b.v.
Annekenanda of zo iets. Maar in sommige gevallen zou het evenveel betekenend zijn om, als
je Sara geheten hebt, je Marie te gaan noemen, want daarin zit eigenlijk eenzelfde verschil
verborgen. Maar ja, het staat niet deftig genoeg denk ik, en deftigheid is ook wat.
Maar ik geloof toch dat alle aanwezigen het interessant zouden vinden en leerzaam, als wij
daar ook enige lessen van U over kregen, over de ondergrond van het kaballisme.
Nou, U krijgt er toch wel zo tussen neus en lippen door genoeg over te horen, want wat ik U
vertelde over de levensboom en de kandelaar, weet U wel dat dat ook de kaballistische basis is
met het joodse ritueel waar we over spreken?
Ja, ja, ja.
En zo krijgen we natuurlijk nog meer van die dingen.
Ja.
Maar op het ogenblik geloof ik dat het in de bedoeling ligt om eerst af te gaan maken de magie
van de persoonlijkheid, juist omdat nu door een hernieuwde benadering van een probleem dat
al eens behandeld is in andere zin, nu ja, de hoop bij ons bestaat, dat we het voor U niet
alleen begrijpelijk, maar ook praktisch realiseerbaar maken, daar gaat het eigenlijk om. En dan
krijgt U vanzelf de bijkomstigheden als de kaballa en, enfin wat U nog meer interesseert. U
heeft ook altijd nog het recht om zelf een onderwerp te stellen, nietwaar, dus.
U hebt zoeven gezegd dat het erom gaat om praktisch realiseerbaar te maken in onze
levens en dat is ook volgens onze gevoelens de hoofdzaak. Maar dat is ook tevens voor ons
de grote moeilijkheid omdat we allemaal met onze aardse levens zitten en onze aardse
werkkring die ons betrekkelijk weinig tijd laat. zou U ons misschien, wat dat probleem

201
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 11 – 5 oktober 1954

betreft, nog iets kunnen zeggen op welke wijze wij dit zouden kunnen oplossen, de
moeilijkheid die daarin schuilt?
Ik geloof dat de oplossing die daar zoeven werd gegeven wel niet zo erg veel tijd vraagt, want
je kunt dit uiteindelijk praktisch alles, behalve de derde factor, doen zoals je wilt, je kunt het
doen desnoods met één uur in de week. Maar heb je die resultaten eenmaal, dan kun je met
een beetje oefening die elke keer toepassen in zeer korte tijd, want daarvoor worden juist de
kernzinnen gezocht van een persoonlijkheid, nietwaar? Dus dat wordt op een gegeven ogenblik
de kernwaarde van Uw wezen, en door die in Uzelf plotseling scherp te stellen, krijgt U
automatisch de aansluiting die U hebben wilt. U leert a.h.w. de telefoonnummers van Uw eigen
gemoed kennen, en heeft U die eenmaal, dan krijgt U heel gauw aansluiting. Maar U begrijpt,
we konden daar nooit direct mee beginnen want, stelt U zich voor dat we in het begin dit
hadden verteld, dan had U het erg mooi gevonden, maar U had zich niet die moeite getroost
die sommigen Uwer zich getroost hebben; anderen die laten het er een beetje bijhangen, nu
ja, zeggen: tijd, je vak, je gezin, er zijn altijd van die dingen. Maar U heeft een degelijke
voorbereiding gehad en U heeft een scholing gehad in een bepaalde wijze van denken. Ik weet
niet of U zich dat gerealiseerd heeft, maar met U allemaal, zoals U hier zit, is naar voren
gekomen een sterke verandering van Uw persoonlijk denken, niet zozeer in wat U denkt als de
manier waarop U het denkt; Uw reageren wordt anders, in vele gevallen scherper. En juist
omdat dat gebeurt, krijg je natuurlijk ook de mogelijkheid om de ezelsbruggetjes die U geleerd
worden, een beetje beter te gebruiken. En dan zou ik zeggen, vrienden, gaat U maar eerst
eens pauseren, want om nu een onderwerp aan te gaan snijden, dat is eigenlijk, al daar is te
weinig tijd voor. Aan de andere kant heeft U genoeg stof die U heus wel eens een paar keer
kunt nagaan en overdenken. Nou, goeden avond.
Hierna volgt dan hetgeen wij reeds aan de leden van de Studiekring als uittreksel uit het
verslag deden toekomen en wat we hier dus niet meer zullen opnemen.
Mag ik nog even terugkomen op een gezegde van één van de voorgaande sprekers?
Jawel.
Die had het over de symboliek die uitging van deze zeven armen-kandelaar en had het
over het evenwicht tussen stof en geest, en in verband hiermee de incarnatie. zou U ons
over dit evenwicht van stof en geest en het probleem van de incarnatie iets willen
vertellen?
Ja, ik zou het in ieder geval kunnen proberen. Kijkt U eens, wanneer wij natuurlijk een
evenwicht bereiken, stoffelijk en geestelijk, dan gaan we over verschillende trappen, dat zult U
begrijpen. Wanneer wij echter een evenwicht hebben gevonden in geestelijke bewustwording
tegenover de zuiver stoffelijke drijfveer, dan is het duidelijk dat wij niet meer geïncarneerd
behoeven te worden op een plan waarbij de lusten van het lichaam beperkend zijn voor de
mogelijkheden tot geestelijke uiting. Dat is duidelijk, nietwaar? Dus kunnen we verdergaan,
maar als we dit alleen maar in theorie bezitten en niet in de praktijk, dan blijft de
onbeheerstheid van de stof bestaan. En die onbeheerstheid van de stof bestaat meer In
eigenlijk, ja laten we zeggen, in voorstellingen dan in feite, want de materie, de stof zelf, het
lichaam dus, bevrijd van allerhand gewoonten e. d. die er eigenlijk meer psychisch worden
ingelegd, is over het algemeen geneigd om gezond zichzelve in stand houdend te leven en
kent in zichzelf bepaalde beperkingen. Dus dat lichaam op zichzelf is gezond genoeg, maar
geestelijk heeft men daar meestal allerhand impulsen bijgelegd, waardoor je de meest
fantastische dingen krijgt. Die geestelijke impulsen moeten dus weg, de gezonde praktijk van
het lichamelijk bestaan in evenwicht met het geestelijk bewustzijn moet gevonden worden. En
dat betekent dat het lichaam het natuurlijke evenwicht krijgt, waarbij geen sprake is van een
tekort maar ook niet van een overvoeding, waarbij geen sprake is van een tekort aan verdere
stoffelijke belevingen, maar ook niet van een overvloed, dus in het juiste natuurlijk harmo-
nisch evenwicht, wat in de natuur de levensvorm "de mens" past, en in het lichaam is
gevonden en in de praktijk wordt gebracht op basis van een geestelijk bewustzijn, dat deze
vorm als juist erkent en zich buiten alle, laten we zeggen, bijkomstige redelijke en psychische
bijvoegseltjes, afvoegseltjes e. d. houdt, dan krijgen we een evenwicht waarbij stof en geest in
een bepaal de vorm volledig harmonisch zijn. Is die bereikt, dan krijg je dat symbool van het
vruchtdragen, hoe het werd gebruikt, dan draagt dit leven vrucht, want doordat je een

202
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 11 – 5 oktober 1954

absolute harmonie weet te verkrijgen tussen geest en stof, krijg je ook de grootst mogelijke
uiting van geestelijke vermogens op stoffelijke basis en de grootst mogelijke hoeveelheid
stoffelijke ervaringen die in geestelijke bewustwording worden omgezet, nietwaar? Kun je op
deze trap niet verder. En wanneer je dus incarneert dan moet dat op de volgende trap zijn,
begrijpt U? En zo loopt deze wet van incarnatie dus, die gebaseerd is op het bereiken van een
volledig evenwicht. Op het moment dat Uw stoffelijk leven in evenwicht is met Uw geestelijk
bewustzijn, dan krijgen we een nieuwe vorm van incarnatie.
Wat bedoelt U met een nieuwe vorm van incarnatie?
Nou kijkt U eens, om het heel eenvoudig te stellen. Het ik-bewustzijn moet worden uitgebreid,
een geest komt in de wereld, die zal waarschijnlijk op het ogenblik worden een aapachtige of
een huisdier, begrijpelijk? Wanneer nu een totaal der ervaringen die in deze vorm te vinden is,
is doorgemaakt en in de praktijk wordt opgezet, dan zal dit wezen dus mens worden. Heeft
men dit als mens doorgemaakt, dan zal men opnieuw incarneren d.w.z. een taak krijgen
waarbij men gebonden is aan de stof, verantwoordelijk is voor de stof en werkt met de stof,
dat is uiteindelijk een incarnatie, nietwaar? Levenvorm. Maar die ligt dan boven het menselijk
peil. En om U dat nu precies te gaan vertellen dat wordt natuurlijk erg ingewikkeld, want dan
moeten we de werking van de verschillende krachten in de natuur nagaan, en in hoeverre de
geest daarin ook heersend kan zijn. Dan moeten we verder nagaan in hoeverre incarnaties op
andere planeten mogelijk zijn waar wederom een ander stoffelijk, geestelijk evenwicht bestaat
dan hier op aarde. Maar het komt dan toch wel daarop neer, dan incarneer je dus niet meer op
deze wereld als mens, maar je incarneert b.v. als de groepsgeest misschien als een wezen,
een soort mens, op een andere planeet, waar heel andere bewustwording bestaat reeds en
waar ook een geheel andere lichamelijke vorm een mogelijkheid geeft tot een totaal nieuw
ervaren en bewustworden waarbij de vroegere ervaring en bewustwording gebruikt kan
worden, maar tevens wordt uitgebreid.
En de incarneringen, gaan die automatisch d.w.z. als gevolg van je groei hierzo, of is daar
nog een bewust streven bij aanwezig?
Ja, daar zit natuurlijk wel een bewust streven bij, soms, en wel wanneer een zekere graad van
bewustzijn bereikt is en men zich dus volledig in de hand heeft, men weet: dat heb ik nodig en
dit ga ik nu op de meest eenvoudige en de kortste weg zoeken. Maar het is eigenlijk in zekere
zin ook weer een natuurproces. Wanneer U niet eet en U gebruikt energie, dan krijgt U honger,
dat is natuurlijk. Dat is nu bij incarnatie ook zo iets, dus op een gegeven moment komt de
behoefte tot incarneren zo scherp, dat een voortbestaan in de huidige vorm zonder te
incarneren praktisch onmogelijkheid wordt. Dat komt op den duur, maar voor die tijd kan dus
een bewust wezen reeds zeggen: nu is het tijd dat ik incarneer, want dan kan ik met een veel
kortere en doelmatiger incarnatie volstaan en kan dus met een grotere geestelijke gezondheid
en een grotere bewustwording in kortere tijd datgene volbrengen wat mij nu eenmaal als taak
is gelegd in mijzelf.
Gebeurt dat hier bij mensen die nog in de stof zijn ook al?
Soms wel. Het eigenaardige wat je krijgt als mensen die in de stof zijn, incarneren, d.w.z. een
verandering van geestelijke bewustwording en daarmee ook van stoffelijke praktijk en bestaan
doormaken is echter dit: op het moment dat dat bij iemand in de stof gebeurt, zien we vaak
gelijktijdig een verandering in de zuiver fysieke verschijnselen en mogelijkheden. Iemand die
dat dus overkomt, die kan van verlamd lopend of van lopend verlamd worden, die kan beperkt
denkend, orthodox denkend plotseling worden tot een grote vrijgeest etc. , maar dit kan ook
worden uitgedragen in zuiver stoffelijke vormen. Dus dat is a.h.w. een achter je gooien van
een bepaald milieu en dan het aanvaarden van een nieuw milieu waarbij het lichaam ook
tevens een rol meespeelt. Het komt niet zo erg vaak voor, in verhouding, er komen dus meer
normale reïncarnaties voor, dan hernieuwde incarnaties in de stof, maar zij komen ook voor.
Maar wat is het, als je iemand die je nooit gezien hebt en een hand geeft, dat je denkt: hé,
dat is een oude ziel, jij leeft niet lang meer, jij gaat hier weer gauw vandaan. Straalt die
persoon dat al uit of voel je dat hij klaar is hier in de stof?
Onbewust. Kijkt U eens, U moet altijd zo denken: ook een oude ziel op deze aarde kan een
zeer hoog bewustzijn hebben, maar is zich over het algemeen - ik moet weer zeggen

203
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 11 – 5 oktober 1954

"algemeen" omdat uitzonderingen mogelijk zijn - niet bewust van het moment dat deze taak
volledig volvoerd is, maar geestelijk is hij daar wel van bewust.
Nee, nee, dat dacht ik ook, maar hij straalt het wel uit.
Ja, geestelijk ben je je ervan bewust, dus weet je. Dat is met een hele hoop dingen zo. Als U
nagaat wat b.v. de kwestie van toekomstvoorspelling is, pronostic zoals dat heet, dat berust
voor een groot gedeelte op het puren van datgene wat in de mens ligt als een geestelijke
zekerheid en weten, maar bewust niet was doorgedrongen, uit de persoon zelf. En ook
wanneer we de wereld gaan bekijken en het wereldlot b.v. Wanneer ik U op het ogenblik zeg
dat Duitsland, beginnend met een betrekkelijk klein leger, dit leger binnen drie jaar zal
verviervoudigen, dan vindt U dat misschien heel vreemd, maar het ligt op het ogenblik al vast.
En zo zijn er meer van die dingen.
Ja, wat voel je nu eigenlijk?
Nu ja, je kunt het uitdrukken als gevoel, maar je kunt beter zo zeggen: geestelijk weet je.
Ja, en je brengt het over op je albewustzijn.
Als mens ben je niet in staat om dit natuurlijk in rede over te zetten, omdat je aan een beperkt
denken gebonden bent, daardoor kom je dan tot het idee: ik voel, ik voel aan of ik zie of ik
hoor. Heel bekende termen bij de mensen, terwijl ze in werkelijkheid zouden moeten zeggen:
ik weet of ik herken. Nou, dat is een heel aardig ter zijde zo eigenlijk eventjes, hé? Maar het is
een zeer interessante materie, want dan komen we op de verhoging van de sensitiviteit van de
mens. En nu is het eigenaardige dat een mens wordt sensitiever naarmate zijn
voorstellingsvermogen groter is, wist U dat? En een levendig voorstellingsvermogen dat gaat
over het algemeen gepaard met een betrekkelijk sterke fantasie. U zult zeggen: wat is
eigenlijk de relatie? Nu, dat is eigenlijk heel eenvoudig. Hoe sterker je voorstellingsvermogen
is, hoe meer je de gevoelsmatige impressies, tenminste wat de mens gevoel noemt, om kunt
zetten in beelden en situaties. Hoe sterker je dus bent in je voorstellingsvermogen en
beheerst, fantastisch. Niet onbeheerst, hoor, want dan krijg je die eigenaardige voorspellingen
die in de kern eigenlijk wel waar zijn, maar die bedorven worden door de veelheid van feiten
die ze erbij noemen. Ik heb eens een keer in Uw kring ook iemand gezien, die leed ook aan die
kwaal, dat was een helderziende. Maar enfin, wanneer je dit beheerst, dan krijg je dus dat je
jezelf bewust wel banden aan gaat leggen, je gaat niet zo maar er op los fantaseren, maar je
bent in staat om je gevoelens om te zetten in de redelijke voorstellingen, dus in denkbeelden.
En uit die denkbeelden kun je dan over het algemeen zeer sterk de waarheid puren. En dit
gaat zover, dat je komt tot een zien en kennen van feiten, toestanden etc. die jezelf eigenlijk
helemaal niet kent. Ik kan mij voorstellen dat iemand in een dergelijke toestand aanvoelt b.v.
een fout in een hart en voor zichzelf precies weet waar die fout zit en zegt: ik zie dit hart. Dat
is niet waar, dat hart wordt niet gezien, maar het totaal van de straling a.h.w. die daarvan
uitgaat, de totale tendenz wordt opgenomen en aangevoeld. Dat kan, wordt overgebracht naar
het bewustzijn als een gevoel, maar dit gevoel wordt zo verknoopt met bepaalde
voorstellingen, dat men ziet. Dat is hetzelfde met het licht. U zult heel vaak horen dat mensen
die helderziend zijn, of zelfs maar sensitief zijn, op een gegeven moment de indruk hebben dat
b.v. rond mij op het ogenblik een aura is, een uitstraling van een bepaalde kleur licht. Wan-
neer U die ziet of waarneemt, dan betekent dit eigenlijk niets anders dan dat U een zekere
trilling aanvoelt en die vergelijkt in Uzelve met een soort licht. Vandaar dat het aantal
schakeringen dat bij ons mogelijk is in Uw uitstraling, veel groter is dan wat U ooit in licht zou
kunnen zeggen, of in licht zou kunnen zien. U ziet het n. l. niet; U voelt het aan? U kent het
zoals de geest kent, met een veel grotere verscheidenheid van mogelijkheden, maar daarbij de
beperking van uitdrukking waardoor je blauw moet zeggen tegen zo ongeveer 2400 kleuren.
Wanneer je zou zeggen: ik voel het aan of ik weet het, dan zouden ze je voor gek
verklaren, dus je moet er een bepaalde naam aan geven.
Dat is nu allemaal een kwestie van een hocus-pocus. En dat ben ik volledig met U eens die de
ingewijde de oningewijde moet voormaken, om aannemelijk te maken de resultaten van zijn
waarneming.
Onze woorden zijn te "beschränkt".

204
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 11 – 5 oktober 1954

Zelfs wanneer dat niet het geval zou zijn, dan is het nog nodig, weet U waarom? Omdat je nu
eenmaal niet het geestelijk niveau, zelfs wanneer je de woorden hebt, aannemelijk voor kunt
stellen voor iemand die leeft op het z. g. redelijke.
Dat is zo.
Dat is onmogelijk.
Nu wil ik U een vraag stellen, misschien is het een idiote vraag, maar ik wil haar toch wel
eens beantwoord hebben van Uw kant. Ik weet niet of ik het goed zie. Die vraag is mij zelf
gesteld. Iemand, een geest, die reïncarneert bij ouders die van geestelijke of occulte
dingen niets afweten, dus ook niet van reïncarnatie, en zo'n geest moet, laten we zeggen,
zo'n vier of vijf stofjaren hier leven, dus als kind van vier, vijf jaar overgaat en daar de
ouders een ontzaglijk verdriet mee bereidt. Is dat nodig, kan dat? Zou zo'n geest dan niet
beter kunnen reïncarneren bij ouders die van deze dingen afweten en weten dat ze dat kind
maar te leen hebben? Vindt U dat een gekke vraag?
Ik vind het helemaal geen gekke vraag, ik vind het zelfs voor de stofwereld een betrekkelijk
belangrijk probleem, om eerlijk te zijn, tenminste als je aan dit denken gewend bent. Nu moet
U eens even goed kijken. Zou het niet mogelijk zijn - ik stel het als een mogelijkheid - dat een
occult-bewuste geest, of esoterisch bewuste geest zoals ik het moet uitdrukken, nietwaar, op
deze aarde incarneert bij ouders aan wie deze geest een zekere schuld heeft en dit korte leven
aanvaardt, niet in de eerste plaats voor zichzelve, maar om de ouders door dit leed tot
bewustzijn te brengen, daarmee beginnende een werk door een sterke verstoring te realiseren
in het leven dezer ouders, zodat ze uit hun gezapige gangetje van alle dag los worden
geslagen, om te trachten daarna als geest onmiddellijk, met impressies werkende, hen te
voeren tot het hoger bewustzijn. Dat zijn gevallen die voorkomen.
Daar zit wat in, ja.
Ja, dat is één kant, maar er zijn ook mensen die door dat verlies van dat geliefde kind
bitter worden, hard. Dan is er niets bereikt zou je zo zeggen.
Zou je zo zeggen, inderdaad, want het eigenaardige is weer, als een mens bitter en hard wordt
tegen de buitenwereld, weet U waarom hij dat is?
Omdat hij van binnen weet dat het toch goed is.
Omdat hij van binnen zo erg week is.
Ja.
Let U maar op, U kunt het in de natuur zien, aan een dier dat stevige spieren heeft, nou dat
heeft meestal maar een redelijk dun velletje, hé? Maar denk nu eens aan een weekdier; o zo
kwetsbaar, en daaromheen een schelp die zo vast is, dat als het nodig is, sommige daarvan
eenvoudig eventjes je een enkeltje, desnoods de nek afknijpen. Dat heb je nu met die
bitterheid ook; veel verbittering van de mensen komt voort uit het feit dat ze in zichzelf zo
week zijn, dat ze in zichzelf zo gevoelig zijn en dat ze bang zijn om door deze gevoeligheid zelf
gekwetst te worden, nog één maal, en daardoor in verzet zich anders voordoen. Het
eigenaardige is, dat de mens die werkelijk hard is van binnen, die zal zich over het algemeen
vlot, heel vriendelijk en heel plooibaar voordoen. Hoe onverzettelijker een mens lijkt, hoe meer
hij zich over het algemeen van zijn eigen bezwaren bewust is.
Ik kan mij voorstellen dat vele mensen met deze vraag worstelen.
Inderdaad, dat is ook wel het geval, maar laten we er ook even bijzeggen dat de meeste
mensen deze oplossing, ofschoon ze volledig juist en redelijk is, niet zullen aanvaarden. En dat
is nu juist de grote moeilijkheid. Kijk, je moet begrijpen dat, wanneer je leeft, dit leven
eigenlijk maar een fase is, meer niet. En wanneer U zegt: "U krijgt een kind ter leen`, is dit
ook nog niet eens waar.
Nee, dat is ook een verkeerde uitdrukking, ja zeker.
Nietwaar, maar je bent gebonden aan bepaalde personen en entiteiten en die binding blijft
bestaan. En nu is het maar de vraag: hoe ligt deze binding? Ik kan mij voorstellen dat op een
gegeven moment een kind incarneert met het speciale doel - dat komt inderdaad voor - om de
ander schade toe te brengen, een binding niet door liefde en genegenheid maar door haat. Dat
zijn niet de mooiste incarnaties, integendeel, die zijn heel erg schadelijk, maar ze komen voor.

205
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 11 – 5 oktober 1954

Nee, maar wel een bewijs dat de incarnatie vrijwillig is.


In een dergelijk geval zeer zeker. Dat zijn twee factoren die sterk bepalend zijn, ook bij het
incarneren en praktisch bij elke handeling voor de vrijheid waarin men zich beweegt, en dat
zijn liefde en haat.
Is haat de keerzijde van liefde?
Ja, haat is een geperverteerde liefde, want iemand haten wil vaak zeggen, iemand beminnen
om de voldoening van het lijden dat je die mens kunt toevoegen. En heel vaak betekent liefde,
iemand minnen ondanks het lijden wat je hem toevoegt. Ik weet niet of U met deze
generalisatie het eens kunt zijn, maar het komt heel sterk voor.
Ik zit er diep over te peinzen.
Het is zo, hoor. Wanneer je een mens liefhebt, dan heb je die mens lief ondanks het lijden dat
hij je aandoet. En wanneer een mens U liefheeft, is dat evenzeer het geval, nietwaar? Dus
hierbij wordt het lijden veredeld en in het "ik" gedragen als offer. Haat is precies het
tegenovergestelde. Hier wordt dus het lijden veruiterlijkt en de voldoening, de liefde a.h.w.
verinnerlijkt. Zo is zij het negatieve deel ofwel de omgekeerde waarde van de liefde, maar in
wezen en kracht precies dezelfde. Kunt U het begrijpen?
Ja.
Simpel zijn die dingen eigenlijk, hé? Zoals de boer zegt: je moet er maar op komen. Maar in
werkelijkheid weet U dat allemaal wel; wat ik hier zeg dat is helemaal geen nieuwe waarheid,
dat zijn dingen die U allang weet, maar och, het is wel eens prettig als iemand ze voor U onder
woorden probeert te brengen.
Ja, dat is het. U had het zojuist over de uitbreiding van het ik-bewustzijn. Het is wel eens
bij mij opgekomen, het was gezegd en het zal ook wel zo zijn, dat je langzamerhand je
"ik", je ego moet oplossen. Nu vraag ik mij af: als dat opgelost is, waar ageer je mee, waar
handel je mee?
Dan ageer je niet meer en dan handel je niet meer. Kijkt U eens, het is voor de Westerling een
zeer moeilijke toestand, maar weet U hoe de Oosterling een nirwana beschrijft, ja?
Ik kan het wel voelen maar ik kan het niet onder woorden brengen.
Als een volledig zijn en doorleven van alle dingen, toch zijnde in een stille zee van grote
gelukzaligheid, zonder beweging. En dat is eigenlijk het oplossen van je ego. En nu zien de
mensen dat vaak heel verkeerd, ze zeggen: "je moet je ego wegcijferen", dat is onzin.
Nee, dat kan niet.
Maar je moet je ego zodanig uitbreiden dat zoveel andere ego's deel uit beginnen te maken
van het ego, zodat meer en meer van een egocentrisch beoordelen der dingen sprake is; dat is
het begin. En ga je vandaar verder, dan wordt er zoveel van de schepping deel van je bestaan,
dat steeds groter evenwicht bestaat. Dat kunt U toch begrijpen, nietwaar? Dat is de wet van
gemiddelde. Heeft U wel eens van gehoord? Als ik tien kansen heb, dan heb ik een grotere
mogelijkheid van een onevenwichtige uitkomst, laten we zeggen, 2 op 8, dan ik heb wanneer
ik honderd kansen heb. En heb ik er duizend dan ga ik hoe langer hoe meer naar het
gemiddelde toe, en begin ik inderdaad met tienduizenden, dan kunnen we zeggen dat ik een
voortdurend evenwichtige waarheid behoud; die kan maar heel weinig variëren. Maar nu is
tienduizend maar een heel klein getal bij de hele schepping, nietwaar? Dus dit sluit eigenlijk in,
dat je zoveel leven, zoveel krachten, zoveel vreugde en zoveel leed gelijktijdig in je eigen
wezen ervaart, dat de handelingsbehoefte geheel wordt uitgeschakeld en dat de vrede, dus de
innerlijke evenwichtigheid, voortdurend blijft bestaan, terwijl dan door de veelheid van leven
datgene wat de mens normalerwijze nog niet zozeer heeft, de bewustheid van leven als een
geluk zonder meer, ook zeer op de voorgrond treedt en geeft de gelukzaligheid. Het zijn wordt
een gelukzaligheid, de ervaring wordt het medium waarin het evenwicht wordt uitgedrukt en
het totale "ik" wordt een kracht die niet zelfhandelend optreedt, maar welks handelingen,
instanties en impulsen volledig bestuurd worden door de uiting van het geheel die in het "ik" is
opgenomen. En aangezien de totalen der uiting door God worden bestuurd, is op dit moment
dus die ik-heid geworden tot niets anders dan een werktuig Gods. Mijn vriend Abraham zou
waarschijnlijk zeggen: Heer der schepping.

206
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 11 – 5 oktober 1954

Is dat dan het, dat je in het opene treedt, zoals in "De steen der wijzen". door Anker
Larsen wordt beschreven? en dat je je één voelt met de schepping en je alles in je op kunt
nemen?
Inderdaad, juist. Ú ziet, het is op zichzelf al weer niet erg moeilijk om het je voor te stellen,
het is zelfs met zuiver stoffelijke wetten en statistiek te bewijzen. Het is alleen maar zo, dat
het menselijk voorstellingsvermogen niet in staat is dit als realiteit, wel als theorie, maar niet
als realiteit in zich te bevatten, omdat de mens zelf gebaseerd is, zeker in zijn stoffelijk
bestaan, op een gebonden en beperkt wezen, en dit wezen ervaart, als gesteld zijnde
tegenover de wereld en daardoor zich nooit een volledige grote eenheid kan voorstellen en
realiseren. Vandaar dat dit voor U voorlopig wel theorie zal blijven.
Dan zou je haast zeggen dat Frederik van Eeden die "De kleine Johannes" schreef, dat
bijna ervaren heeft voor honderd procent, anders had hij het niet kunnen schrijven.
Neen, bij heeft het niet voor 100% ervaren, want wij mogen nooit vergeten dat de kleine
Johannes, Frederik van Eeden is, zodat in het totaal besef van werkelijk gebeuren, zeer
sprookjesachtig uitgedrukt, de ik-heid nog centraal blijft en als de werkelijke factor eigenlijk
leeft. En juist daar ziet U dan het aardige, hoe ver de mens kan komen in dat bewustzijn, maar
ook tevens hoe een mens dit bewustzijn kan misverstaan; dat leert het leven van Frederik van
Eeden.
Ja, het latere leven in ieder geval, maar toen hij het boek schreef, zou je haast zeggen dat
hij toch in het opene leefde, anders had bij toch die mooie passages niet neer kunnen
schrijven.
Hij kon, aan zichzelf ontrukt, een inspiratie verwerven die ver boven hem stond. En het mooie
is, hij kon deze omvatten, en door zijn dichterlijke geest, een vorm schone uitdrukking geven
die praktisch in zijn tijd hem eigenlijk geen ander had kénnen geven, uitgezonderd misschien
Couperus. Couperus die had het nu ook nog wel gekund.
Dus hij leefde boven zichzelf op die momenten.
Juist. Men zou het waarschijnlijk uit kunnen drukken met een sterke onderbewust
zijnstoestand, waarbij het waakbewustzijn sterk onderdrukt, de geestelijke factoren, zover op
de voorgrond komen, dat van een geestelijk contact in bovenbewustzijn kan worden
gesproken, waardoor een totale realisatie van in het totale bewustzijn levende factoren in de
persoonlijkheid mogelijk werd om tot uitdrukking te komen. Waar je al niet op terecht komt,
hé?
Zo leer je van elkaar.
Ja, dat is ook de bedoeling. Hoe meer U eigenlijk vraagt - U vindt het misschien vreemd dat ik
dat zeg - maar vooral in dit tweede gedeelte. het eerste gedeelte daar krijgt U Uw lesje
opgelepeld, en wanneer het ons niet past, krijgt U niet eens de gelegenheid om er ook maar
één woord tussen te zeggen; dat heeft U wel eens gemerkt. Maar in het tweede gedeelte moet
U aan de beurt komen. En wanneer U Uw eigen gedachten naar voren brengt, en deze op de
juiste wijze weet te poneren, dan heeft U ten eerste voor Uzelf gewonnen in
uitdrukkingsvermogen - het is moeilijk om Uzelf uit te drukken, nietwaar? en liet is erg moeilijk
vaak omdat in het begin te krijgen - maar hoe meer U Uw eigen gedachten naar voren kunt
brengen, hoe zuiverder een samenspel tussen onze krachten en gedachten en de Uwe
plaatsvinden en hoe harmonischer we dus als eenheid kunnen werken. Nou, dan de volgende
vraag of het volgende onderwerp maar weer, hé.
U heeft in het begin van Uw betoog iets verteld over de toestand in Duitsland, dat dat
militarisme nu weer, nu ja, in gang gezet wordt en dat het waarschijnlijk binnen een paar
jaar weer verviervoudigd zou zijn. Daar staat dit tegenover, zou ik zeggen, een dezer
dagen, misschien meerderen van ons, dat weet ik niet, hebben we een brochure ontvangen
over een Big-Ben-actie, die klaarblijkelijk al bestond voordat Eisenhower zijn woorden
gesproken had, waarbij hij tot uitdrukking bracht, dat wanneer het mensdom in zijn geheel
meer zou bidden om vrede, de vre de ook makkelijker in de wereld gerealiseerd zou
kunnen worden. En die Big-Ben actie die bestaat nu daaruit dat men om 9 uur 's avonds de
radio aanzet en men luistert naar de slagen van de Big-Ben en zich dan concentreert op
een gedachte van vrede, of, naarmate men protestant, katholiek, joods of wat ook is, bidt

207
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 11 – 5 oktober 1954

om vrede, waardoor een bereiking zou kunnen worden verkregen in de richting van een
betere wereld en van een wereld mét vrede. Gehoord hebbende deze kwestie, in tweede
instantie gehoord hebbende wat U vanavond hebt gezegd over de ontwikkeling van het
nieuwe militarisme in Duitsland, zijn daar m. i. twee controversen. Kunt U mij daar iets van
zeggen? Die actie die toch min of meer dan misschien verder ondersteund of ingezet is
door Eisenhower, is dat een inspiratoire kwestie geweest; heeft dit nut, heeft dit doel en
zou er iets mee bereikt kunnen worden, of blijven we toch weer het probleem houden van,
nu ja: wie de vrede wil bereidt zich voor op de oorlog?
Ik vermoed dat men het laatste inderdaad als inlegging en uitdrukking op aarde zou
gebruiken, maar in werkelijkheid is er dit: Er is op het ogenblik een sterke behoefte aan vrede
in verschillende staten en zij zoeken die langs alle mogelijke wegen te verwerkelijken, want zij
zitten met een groot probleem. Men heeft praktisch vanaf het einde van de eerste
wereldoorlog en ook gedurende de tweede en na de tweede wereldoorlog, de nadruk gelegd op
de sterke verschillen en scheidingen die tussen de staten aanwezig waren, en men heeft
voortdurend een zekere oorlogsdrang, een haatgedachte dus gezaaid in de mensen. Op het
moment lijkt het niet mogelijk, volgens de lijnen der politiek die thans wenselijk schijnen, te
komen tot een onmiddellijke vredesactie, men kan die mensen niet ineens kortsluiten. En nu
heeft men daarom gesanctioneerd van officiële zijde, een aantal acties ingezet, die betiteld
worden als: acties van stilte, gebedsacties etc. die in zichzelf echter niet anders zijn dan een
soort methode Couvée, waarbij de mens zichzelf de vrede zo moet aanbevelen dat hij voor de
verwerkelijking daarvan ook daadwerkelijk gaat streven. Maar de feitelijke toestand, wat ik
aanhaalde over Duitsland - als U het wilt weten, dan kan ik U wel vertellen hoe ik eraan kom,
hoor - dat is dit: Reeds voordat een beslissing daaromtrent was gevallen, had men een drietal
regimenten bij elkaar gebracht die een speciale officiersscholing doormaakten; drie regimenten
in officiersscholing, weet U wat dat betekent aan divisies?
Heel wat, ik ben geen militair.
Zes tot acht. En wanneer we dat dan uit gaan rekenen verder en we komen tot de conclusie
dat dit een begin is en dat men de bedoeling heeft een tweetal divisies zover als kader op te
leiden, dat ze opleiding onmiddellijk te betrekken, daarbij over het algemeen een voldoende
aantal leermiddelen reeds bezit en op wapens kan rekenen binnen zeer korte termijn - die
staan voor verscheping gereed op het ogenblik, dus wat men verder nodig heeft voor de
praktische oefeningen - kan daar m. i. uit geconcludeerd worden, dat een genoemd leger dat
waarschijnlijk tussen de vierhonderdduizend en de zeshonderdduizend man zal bedragen, in
werkelijkheid met bijna 2 miljoen zou kunnen worden vermeerderd op basis van het thans
opgeleide en op te leiden kader. Dat is logica, nietwaar? En dit geheel komt natuurlijk voort uit
de behoefte om een zeer sterke drang te stellen tegenover de acties op het ogenblik van
Rusland, speciaal in Europa en de Oost-zone. En dit is heel begrijpelijk ook al weer. Ik hoop
dat U het mij niet kwalijk neemt dat we even op iets anders zitten, maar misschien dat ik U
meteen iets van die interpretatie kan leren daarbij. Op dit moment, dat is heel aardig, zien wij
dat de grote belangstelling van Rusland speciaal uitgaat naar Azië en dat alle manoeuvres die
op het ogenblik in Europa worden ondernomen, van, nu ja laten we zeggen, secondair belang
zijn. Dit betekent dus dat de Russen op het ogenblik zeker niet geneigd zijn om grote
geschillen of offensieven in Europa te dulden. Echter hebben ze op het ogenblik, juist in
Duitsland, een sleutelpositie die o. a. de clandestiene Oost-Westhandel sterk in de hand werkt.
Dit nu, is niet te tolereren door de Amerikanen die wel wapens aan Rusland willen verkopen,
maar dan als ze het zelf doen; dat mag Engeland niet doen en zeker geen Duitser. Om dit nu
te kunnen bewerkstelligen als volledige zekerheid dat deze grens dicht is, heeft men behoefte
aan een veel groter leger. Men heeft veel behoefte aan een zekere autonomie die bovendien
een steun zou betekenen voor Adenauer. Adenauer die ondertussen, als we het nagaan, reeds
verschillende malen verraden en verkocht is en nu de laatste tijd weer. Wanneer we alleen
denken aan wat er hier gebeurd is met deze z. g. E. E. G. , waar Adenauer alles op had gezet,
dan zult U wel begrijpen wat deze moeilijkheden zijn. Aan de andere kant is het voor de Ver.
Staten buitengewoon belangrijk natuurlijk om iemand te houden die speciaal Amerikaans
georienteerd is, en dit is Adenauer. En elk van zijn tegenstanders op het ogenblik en de meest
aanvaardbare candidaten die op het ogenblik beschikbaar zijn, zijn over het algemeen
Duits-nationalistisch getint. Ook bier moest men dus weer iets toegeven aan de Duitse drang,

208
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 11 – 5 oktober 1954

begrijpt U? En dit geheel betekent dus in werkelijkheid, dat deze bewapening niet is een
poging om het oorlogspotentieel te versterken, maar wel een poging om de verdere vrede in
Europa af te dwingen, zo mogelijk zelfs een zekere vrede in de koude oorlog. En wanneer ik
juist interpreteer, dan kan ik, afgaande op al deze feiten, zeggen, dat op het ogenblik
ondergronds a.h.w. diplomatieke verhandelingen bezig zijn, waarbij een bevrijding van de
Oost-Westhandel voorop te zien staat. De zekerheid dat deze Oost-Westhandel volledig zou
kunnen worden genekt in, laten we zeggen 1 tot 11/2 jaar tijd, terwijl de Oostzones, de
Oostelijke gebieden op het ogenblik wel een noodzaak is, is alweer een argument meer. Men
probeert hier dus een ander overwicht te scheppen dan een zuiver militair. Dit houdt in dat de
huidige toestand zich toe zal spitsen in ten hoogste twee jaren. En na ongeveer twee jaar, dus
dat zal zijn, nu ja laten we zeggen, nou laten we het heel royaal nemen, tot maximaal 1958,
de huidige situatie volledig veranderd moet zijn en er tekening in is gekomen. En deze
tekening leidt dan óf tot onmiddellijke gewelddadigheden, noodzaak door de te scherpe
scheiding tussen deze twee groepen, óf wij zien een tijdelijke samenwerking van deze twee
groepen om een andere vijand, die ze beide zeer vrezen n. l. de onrust der massa's in de hand
te houden. En weet U nu - ik heb nu voor U geïnterpreteerd - wat daar de geestelijke
achtergronden van moeten zijn?
Nee.
Niemand die er een idee van heeft? Dat is toch heel begrijpelijk. Wat moet de geestelijke
tendenz zijn voor deze wereld? Bewustwording, nietwaar? Hoe ontstaat bewustwording?
Doordat tegenstellingen met elkaar in aanraking komen. M. a. w. dit geheel leidt ertoe dat op
het ogenblik zeer eenzijdige beschouwingen van theorieen etc. , voor de mensen moet
veranderen en dat ze een inzicht krijgen in de voordelen en bezwaren wederkerig, van
bepaalde regimes, bepaalde stellingen, bepaalde levenshouding. Dit wordt op deze wijze
bewerkstelligd, waardoor we aan mogen nemen dat de na 1956 volgende 10 jaren, dus
inderdaad betekenen een steeds grotere bewustwording der menigte, waardoor we over 10 of
20 jaar kunnen spreken van een mogelijkheid tot nieuw begin der mensheid. Begrijpt U?
Aardig, hé? Dat had Uzelf ook uit kunnen vinden. Wat ik U hier vertel, dat had U op het
ogenblik, met alles wat we U geleerd hebben, zelf uit kunnen vinden.
In welke richting gaat dat nieuwe begin der mensheid? Naar een grotere bewustwording?
Ja, natuurlijk, maar dus ook wel een veranderde instelling dunkt me.
Een veranderde instelling, inderdaad, een instelling waarbij het belang van de medemens en
vooral de vrijheid van de medemens, veel meer respect zullen genieten dan tegenwoordig. Wij
zullen waarschijnlijk komen tot een maatschappij, die op een gegeven moment een zodanige
morele dwang legt, dat de feitelijke en organisatorische dwang, die op het ogenblik de mode
is, geheel zal kunnen verdwijnen, begrijpt U? Ja. Dat is eigenlijk de voornaamste verandering,
die brengt met zich mee natuurlijk allerhand economische en sociale verandering, maar dat is
eigenlijk de hoofdzaak aan de hand van de zuiver stoffelijke verandering. Dus na de grote
gebondenheid waarschijnlijk zelfs eerst een drijven tot anarchie, dat is begrijpelijk, nietwaar?
Ze zullen uit de band springen, waar daarna een zeer snelle terugkeer tot een gematigdheid
van vrijheid, waarbij men door het oordeel der menigte a.h.w. beperkt blijft in zijn
mogelijkheden, door eigen vrije verkiezing dus, en niet meer geregeerd wordt in de eerste
plaats door dé wet.
Maar als je terugkomt op dat oordeel der menigte, dan kom je uiteindelijk weer terug op
dat oude dat we gehad hebben,
Dat we op het ogenblik hebben bedoelt U.
Nu ja, nu is het een wet, maar vroeger was het: men vond dit en men vond dat, dus dit
deed je niet om dat.
Ja, inderdaad, en daar komt U ook weer terug.
Vindt U dat een vooruitgang?
Inderdaad, want kijkt U eens, U moet niet vergeten, de mens is losgeschud uit de gezapigheid
voor een jaar, van wat ;'men` zegt. Maar op een gegeven moment krijg je dit: Men heeft
respect voor de behoefte van een ander. Een dief komt, wordt betrapt en wat zegt men tegen
die dief? Arme kerel, heb je geen werk? ik zal je werk geven. Voor een dief niet erg prettig

209
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 11 – 5 oktober 1954

waarschijnlijk, maar het heeft toch wel een zekere productieve werking, hé? Als iedereen komt
en zegt, "god kerel, dat jij gestolen hebt, je kunt bij mij gaan werken"; dan zal zo'n mens op
den duur gaan werken, alleen maar om aan deze vriendelijkheid te, ontkomen, of zij gaan de
menigte onttrekken. Beide mogelijkheden bestaan. Onttrekt men zich aan de menigte, dan zal
men juist door de elasticiteit waarmee deze menigte in haar oordeel U opvangt, genoopt
worden om ook de mensheid als zodanig te ver laten, begrijpt U? of' kunt U zich die
toestanden nog niet helemaal indenken?
Maar dan kan die toestand toch geen doel zijn, alleen maar een middel om tot iets anders
te komen.
Inderdaad, natuurlijk, elke toestand is op zichzelf een middel tot een volgende toestand, maar
dat is de eerste ontwikkeling.
Eerste ontwikkeling, ja, ja.
Ik kan mij nog niet voorstellen dat het mogelijk is dat wij, om nu maar bij Europa te blijven, in
10 of 20 jaar zo'n uniforme denkvorm erop na gaan houden, dat wij dat t. o. v. elkaar kunnen
rechtvaardigen, dat kan ik mij niet voorstellen.
Ja, die tijd lijkt kort; we leven snel, ja.
In één jaar tijd kwamen in Nederland de katholieken en de communisten tot een intense
samenwerking.
Onder druk.
Tegen een gemeenschappelijke vijand.
Inderdaad, en er is een gemeenschappelijke vijand, laten we dat niet vergeten. Die
gemeenschappelijke vijand is niet, zoals men dat misschien denkt de Rus of de Amerikaan,
nee, die is veel erger, dat is een vijand waar de mensen veel meer bang voor zijn: gebrek,
ziekte, daling van levensstandaard, begrijpt U? En dat is nu de druk die al deze dingen tot
elkaar brengt. U behoeft mij niet te geloven, maar de Europeaan is binnen vijf jaar tot een
hechte eenheid gesmeed onder druk der noodzakelijkheid, het kan niet anders meer, ze
hebben te kiezen: óf in hun eentje ondergaan óf allen met elkaar tenminste nog een kans
hebben.
Dus U denkt dat na 1955 de nieuwe lijnen zichtbaar zijn.
Inderdaad, daar ben ik van overtuigd. Ik had zelf waarschijnlijk als kroonjaar 1956 gezet en
als overgangsperiode de periode 1955-10,56, dan als opbouwperiode de - pardon 1966
natuurlijk, hé? En dan de opbouwperiode ongeveer van 1966 tot het jaar 1994-1995.
Dan helpen wij al mee aan de andere kant, meest.
U zult er nog voldoende van zien, maakt U zich daar geen zorgen over, hoor.
Zijn er nog andere mensen die aan deze mensen geïnteresseerd zijn? Je leest tegen-
woordig niets anders in de kranten dan over vliegende schotels die dan hier blijkbaar eens
komen kijken of er proeven zijn genomen met atoombommen. .
Dat is nu een onderwerp dat eigenlijk op deze avond niet erg thuis hoort, maar laten we
zeggen, die vliegende schotels komen ongeveer op de voorgrond als vroeger het monster van
Loch Ness, het is een aardige attractie, het houdt de mensen bezig. Dat ze in feite bestaan is
weer iets anders, maar daar kunt U voldoende over horen en lezen wanneer U de verslagen
daarover even na wilt slaan.
Maar dan krijg je de kernvraag, je kunt het wel begrijpen en die heeft wel iets te maken in
zoverre voor onze medebroeders deze avonden. We weten die dingen die zijn er, die dingen
die komen hier, dat staat vast, maar we zitten met één moeilijkheid: tijd. Want in onze tijd,
wat wij onder tijd verstaan, dan zijn die afstanden dusdanig lang, dat die personen die dan
hier niet overeenkomen Met de geschatte leeftijden. Nu is de moeilijkheid dus de kwestie
"tijd". Als we dus in een hoge dimensie gaan, die tijdruimtelijkheid, nietwaar, dan ben ik er wel
en dan kom ik helemaal op dit gebied, want dan kom ik in een volkomen correlatie met de
apporte, dus met de spiritistische, spiritische apporte. Dus nu zit ik hier met mijn
voorstellingsvermogen, met mijn voorstellingswereld, met de moeilijkheid dat ik heb, ze
komen hier met materie. Als ze overgaan, dus willekeurig, van tijd en ruimtewereld in een
tijdruimtelijke wereld dan, dan is die waardering er niet meer, ik heb geen Dat is niet juist.
210
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 11 – 5 oktober 1954

De ruimtelijke localiteit is weg.


De ruimtelijke localisatie is weg, inderdaad. En nu is de aardigheid dit: U kunt zich tijdruimte
ongeveer zo voorstellen als een bol; dat kunt U zich voorstellen, ja?
Ja.
En een bol die in sterke rotatie is. Ik kan langs de buitenkant van die bol reizen en ik kan langs
de middellijn reizen, langs de radius. Wanneer ik langs de radius reis, dan is mijn weg
onnoemelijk veel korter. Dan heb ik dus reeds een sterke bekorting en dat is het principe dat
op het ogenblik door deze wezens het meeste wordt toegepast. Dus dit is een kwestie waarbij
men de onderlinge veldwerkingen van de verschillende sterren zodanig tot één geheel
terugbrengt, dat men de preciese middellijn hier, de z. g. kortste afstand, inderdaad kan
afleggen; dat is niet de afstand van het licht, dat is een andere afstand.
Neen, dat is niet de afstand van het licht, dat is zo.
Dan krijgen we ten tweede daar dit bij: dat het mogelijk is om op een gegeven moment buiten
deze bol te treden. Wanneer ik buiten deze bol treed, dan blijf ik stilstaan, want ik sta buiten
de tijd en ik sta niet buiten de ruimte, ik sta n. l. in die begrenzing van het ruimtelijke. . .
Dat kan ik mij voorstellen.
Ja, maar wanneer ik nu in de ruimte ben en buiten de tijd, dan wil dat zeggen dat ik een
persoonlijke tijd heb en dat deze persoonlijke tijd gebaseerd is op mijn eigen verhouding tot
dat geheel d.w.z. dat in een dergelijke toestand een duizend jaar, dus voor mijn persoonlijke
tijd zou dit kunnen worden teruggebracht tot honderd dagen.
Ja, inderdaad.
En wanneer ik nu in staat ben om de verhouding tussen mijn eigen tijd en de kosmische tijd
vast te stellen, dan kan ik op een gegeven moment wederom a.h.w. door deze bol
heendringen en in de werkelijke tijd vallen. En val ik weer in deze werkelijke tijd, dan is daar
ondertussen zoveel duizend jaar voorbijgegaan, maar bovendien is de totale wending zodanig
geweest dat ik in een ander punt van de ruimte terecht kom, van de besloten ruimte, de
tijdruimte, dan ikzelf was. Het gehele geval berust n. l. hierop: er is niet slechts één tijd- en
ruimtewereld die dan onmiddellijk wordt gevolgd door een tijdruimtewereld, maar er zijn een
groot aantal onafhankelijke tijd- en ruimtewerelden die elkaar voortdurend beroeren, maar
elkaar niet doordringen. Op het moment dat ik kan doordringen in een andere wereld, dan
krijg ik, óf een zeer grote versnelling van mijn eigen tijd óf een grote vertraging van mijn
eigen tijd. In het eerste geval krijg ik een versnelling, dan leef ik honderd jaar, en ik kom op
aarde terug en ik ben pas één dag ouder.
Ja, op de aarde zeggen ze tegen mij: "je bent honderd jaar weggeweest," en dan zeg ik:
"nee, ik ben maar een dag weggeweest, kijk maar op mijn kalender en kijk maar op mijn
klok'-. Maar nu is de moeilijkheid, nu theoretiseren we erover. . . . . . . . moet het dus
bewust in die toestand kunnen verplaatsen.
Dat is betrekkelijk eenvoudig. Kijkt U eens, deze tijdruimtewerelden hebben ieder een eigen
veld en dit veld vertoont een eigen polariteit. Nu kent U bij Uw magnetische velden Noord- en
Zuidpool, hé? Zou U zich voor kunnen stellen dat ik op een gegeven moment een magneet zou
kunnen construéren met alleen een Zuidpool?
Ik zou dat kunnen voorstellen, ja.
Inderdaad. Op het moment dat ik dit doe heb ik een kracht geschapen, die mij plaatst buiten
de directe tijdruimteverhouding waarin ik besta. Wanneer ik nu dit veld van deze Zuidpool
zodanig kan bepalen, terwijl die polariteit uit het veld uitgaat, beter gezegd, dat ik mijzelve
met ettelijke andere dingen in het middelpunt bevind, heb ik mijzelf verplaatst in een andere
wereld, want ik weet een tegenpool hebben voor die Zuidpool en die is niet meer te vinden
krachtens hetgeen ik geschapen heb in mijn eigen tijdruimteverhouding, zodat ik zit op een
gegeven moment met een, laten we het maar Noordpool noemen; eigenlijk zou het dan een
Westpool moeten zijn, want het ligt a.h.w. om de hoek, nietwaar, waardoor, ja, het is een
lastige verklaring, maar laten we het nu eens proberen plastisch voor te stellen. (er wordt
even gewacht voor het opzetten van een nieuwe band) We gaan verder. Kijkt U eens, stelt U
zich voor dat ik hier een magneet heb en ik heb hier een magneet. Nu neutraliseer ik deze
pool; ik heb deze pool, die tegengesteld is aan die pool, wat zal er gebeuren? De onderlinge
211
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 11 – 5 oktober 1954

aantrekkingskracht zal bij een vrije beweging mij omdraaien en ik sta in een ander vlak. En
dat is nu eigenlijk wat er gebeurt. Ik word dus inderdaad, buiten mijn normale tijdruimte
gezet, maar omdat ik geneutraliseerd word in mijn huidige positie door deze andere pool
waartoe ik werd aangetrokken, heb ik een in zich besloten veld, en kan ik dus niet zeggen dat
ik mij in andere tijdruimte bevind, maar ik bevind mij tussen deze beide a.h.w. in, in een veld
waarin ik binnen de begrenzing van deze beide polariteiten een eigen tijdruimtelijke
verhouding heb geschapen. Begint het duidelijk te worden?
Ja, maar hoe gedraagt zich daar de materie dan?
De materie gedraagt zich daar volkomen normaal, met deze eigenaardigheid, dat er sommige
stoffen zijn die, en het zijn vooral samengestelde stoffen, hun geaardheid veranderen, en zo
zou het b.v. kunnen zijn, als U met normaal ijzer hierdoor zou gaan, dat dit ijzer zo bros en
breekbaar als glas zou zijn.
Dus de trilling. . . .
Ja, als U 't precies wilt uitdrukken: op het moment van verandering treedt een sterke
versnelling van moleculair-rotatie op, die betekent een interne evenwichtsverstoring in de
materie, waaruit ze zich vaak niet geheel kan herstellen, en daardoor in haar eigenschap
verandert. Dat is inderdaad waar.
En kunnen ze weer, wanneer ze uit deze materie komen, kunnen ze dan weer terug in hun
zelfde basis komen of moeten ze in die materie blijven, of kunnen ze zich weer
terugontwikkelen?
Men kan inderdaad wel teruggaan, maar de omzetting der materie die kan ik niet ongedaan
maken, omdat ik tweemaal een versnelde rotatie krijg, waarbij de eerste maal een versnelling
betekent in de eigen wentelingsrichting, terwijl ik in de tweede kant een remming krijg en een
tijdelijke omkeer in wentelingsrichting. En dat betekent dus dat de kwaliteit van de stof
verandert en daardoor alleen voertuigen bruikbaar zijn die een speciale afschermende
buitenhuid hebben van een zekere materie, die het veld binnen het voertuig zelf onderdrukt.
zou U die niet hebben, dan zou Uzelf ook tevens het slachtoffer worden, want U zou
waarschijnlijk wel levend naar de andere kant komen, maar niet levend terug.
Daarom stelde ik die vraag.
Maar door die afscherming is dat inderdaad mogelijk. Maar ja, dat zijn geen vliegende schotels
meer, die zijn niet zo simpel, die voertuigen. U vindt een vliegende schotel misschien wel een
hele prestatie, maar bij deze dingen vergeleken is het praktisch niets. Als ik U alleen vertel dat
voor veldopwekking wordt gebruikt in een besloten circuit een spanning van ongeveer 900
miljoen volt en dat deze in een zeer beperkt circuit wordt gebruikt voor een voortdurende
versnelling van bepaalde electronen. Kunt U zich dat voorstellen of niet?
Ongeveer.
Nou, laten we het heel eenvoudig zeggen. Stelt U zich voor dat U een knikker heeft in een
klein rond kommetje, zo groot. Kunt U zich voorstellen? en dat U daar een motor van 100 PK
zou zetten die voortdurend met volle kracht de snelheid van dat kogeltje verder drijft tot het
moment dat het zo'n grote snelheid heeft, dat het zelfs binnen de baanvorming niet meer in
staat is door deze materie gevangen te blijven en er eenvoudig doorheen barst.
Of er bovenuit vliegt.
Er bovenuit vliegen kan in dit geval niet, het is een bol. Maar U moet niet vergeten, we hebben
niet te maken met knikkers, we hebben hier te maken met electronen en een bepaald soort
protonen die beide versneld worden op een verschillende wijze in twee circuits en die op een
gegeven moment komen tot een uitbreken in een zeer krachtige straling waarbij ze elkaar
raken en daardoor nieuwe veldwaarden scheppen, die tijdelijk tegengesteld is aan de totale
veldwaarde van het eigen heelal, waardoor de afzondering van één pool uit de z. g. dubbele
polariteit, mogelijk wordt. En wanneer dit verschijnsel plaatsvindt, dat kan alleen plaatsvinden
in de ruimte, dus op een afstand van laten we zeggen ten minste veertigduizend km. ongeveer
van de planeet, anders komen er ongelukken van, zo groot zijn die krachten die ontwikkeld
worden, nietwaar, dan wordt het buiten het vaartuig ontwikkeld en het vaartuig zelve dat
wordt a.h.w. op dit moment vanuit die kern, die, ja, als je het voor zou willen stellen, laten we
zeggen het is een ei, dan zit het in de punt en kan daardoor een zeer scherp veld bouwen dat
212
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 11 – 5 oktober 1954

als een trechter daaromheen ligt. Terwijl het vaartuig zichzelf voortbeweegt in grotere snelheid
dan het veld terug kan vallen, wordt het a.h.w. door deze veldkracht heengedrukt en bevindt
zich dan in een andere tijdruimtelijke verhouding.
U zegt daar zo, heel eenvoudig "dan wordt dat zo gedaan". Is dat door de werking van de
wil?
Nee, dat is niet door de werking van de wil, maar dat is door de werking van de electronische
stuwkracht.
Maar die moet toch in werking gezet worden?. . .
Ja zeker. Daar zijn ook wezens voor nodig.
Ik noem het nu "wil", maar het is natuurlijk iets anders.
Het moet wel een groot intellect zijn dat daar aan het werk is.
Ja, in feite kunt U het voorstellen, beperkt aards, dat er een wezen is, een dergelijke
bestuurder, die is zeer gespecialiseerd, speciaal met deze dingen en doet ook niets anders, dat
deze mens ligt in een soort zetel, laten we het zo voorstellen, met een kap die enigszins doet
denken aan een kap die een zeer groot aantal electronen in zich draagt en onmiddellijk
tastbaar is voor de denk processen. En nu is het eigenaardige hiervan dit: de man die dit tot
standbrengt, bevindt zich in een soort van trance-toestand. Het wordt overigens door een
kunstmiddel veroorzaakt meestal, maar dat doet minder ter zake, dus in een toestand van
onbewustzijn eigenlijk, waarbij hij a.h.w. tijdelijk één wordt met het totaal van wat het schip
ervaart en volkomen automatisch reageert. Die reactie in die persoon: "dus nu is het tijd"
wordt omgezet a.h.w. in de reactie van de motor van het schip. Dat kunt U zich waarschijnlijk
voorstellen.
U beschrijft nog altijd een mens; doet U dat om het ons gemakkelijk te maken, of is het
nog een mens?
Nou, ik doe het om het U een beetje makkelijk te maken.
Wat is de reden dat ze het doen?
Wat is de reden dat Columbus naar Amerika wilde?
Ze hebben toch de menselijke vorm?
Er zijn inderdaad van die wezens met een humanuide vorm, maar dergelijke bestuurders
hebben die niet.
Nee, nee, dus dan komt het toch daarop neer dat het een soort denkkracht is die het doet
veroorzaken.
Ja, inderdaad. U moet niet vergeten, dat wat U denkt als zijnde alleen mens, bestaat eigenlijk
niet, hoor. Er zijn inderdaad humanuöiden oftewel mensvormigen genoeg in het heelal, maar
daarnaast zijn een groot aantal andere denkende wezens die hun speciale eigen capaciteiten
bezitten en in sommige gevallen komt het tot een samenwerking. En de piloten van deze
voertuigen zijn over het algemeen geen mensen. Men heeft het geprobeerd met een soort
robot, maar deze robots die hadden het grote nadeel, dat ze, wanneer er een kleine storing
optrad, niet verder te controleren waren, terwijl men hier een relais gebruikt van twee piloten,
waarbij de een iets meer is blootgesteld aan de krachten dan de ander, maar bij het wegvallen
van de absolute gedachte, onmiddellijk door volledige projectie van alle krachten plaatsvindt
op het denkvermogen van de ander en daarmee de uit wisseling normaal doorgaat. Men heeft
dus een dubbele zekerheid geschapen, die mechanisch niet voldeed. Daarom is men tot het
denkend wezen teruggekomen.
Wat ik niet begrijp is, hoe het mogelijk is dat dergelijke wezens, schotels van bepaalde
constructie, bestand zijn tegen de kosmische straling en de dreiging die plaats heeft in
deze kosmische straling, dat daar geen verbranding of sublimatie voorkomt, dat is mij
volkomen een raadsel, dat dat niet gebeurt.
Ja, bedoelt U nu deze ei-vormige voertuigen of de werkelijke vliegende schotel?
Deze ei-vormige vliegtuigen en deze schotels allemaal, alle voorwerpen die gebruikt
worden in de ruimtevaart.

213
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 11 – 5 oktober 1954

Dat is weer heel eenvoudig. Elke straling kan afgebogen worden, elke afbuiging is mogelijk
door een veld. Elk dezer voertuigen bezit in zichzelf een kracht die rond dit voertuig een veld
schept dat niet alleen tegenover materie, maar ook tegenover straling, meteorieten etc.
praktisch voldoende afwering is, tenzij er krachten worden aangewend die betekenen een
honderdvoudige versnelling tegenover de eigene, plus een verveelvoudiging, tenminste
vertienvoudiging van de massa. Dus als er een meteoor opaankomt die tien keer zo groot is
als dit voertuig zelve, en bovendien een snelheid heeft die honderd keer zo scherp is, dan zal
die door dit veld heen kunnen dringen, inderdaad. Maar de verbreking van het veld geeft dan
totaal een plotselinge verandering van beweging, waarmee dan over het algemeen aan het
gevaar nog wel ontkomen wordt.
Nu is het mij wel enigszins duidelijk. Om deze zaak enigszins populair weer te geven is op
zichzelf al erg moeilijk maar hoe is het bestaanbaar dat in dergelijke ruimtevaartuigen
zodanige krachten gebundeld kunnen zijn, opgestapeld kunnen zijn, dat zij ruimtestralen,
kosmische stralen tegen kunnen gaan. Dat is een begrip dat kunnen wij eenvoudig niet
vatten.
Ach, toch is het voorbeeld weer heel eenvoudig.
Gebruiken zij niet de rechte lijn die bier in de stof gebruikt wordt; gebruiken zij de
golvende lijn, de gebogen lijn met golving?
Ja, zegt U maar het oneindigheidssymbool. . . .
Wij gebruiken hier de rechte lijn.
Ja, maar. . .
Daarom heb ik wel eens gezegd dat zoveel straaljagers hier vallen, komt doordat hier de
rechte lijn nog gebruikt wordt; zij zullen tot een andere buiging moeten komen.
Voor de aarde is het belangrijk, natuurlijk, dat je de grote-kromme kent en deze aanpast in je
eigen bewegingen en die varieert bij elke snelheid.
Want zolang wij de rechte lijn blijven gebruiken, zullen er hoe langer hoe meer ongelukken
gebeuren met de straaljagers.
Ja ach, weet U hoe het is? De grote fout ligt eigenlijk hierin: Wanneer je een rechte lijn, of
tenminste wat je op aarde een rechte lijn noemt - het is inderdaad ook een gebogen lijn
natuurlijk - wanneer je die gebruikt met een snelheid die, laten we zeggen, de 5 a 600 km te
boven gaat per uur, dus daar behoef je niet eens een straaljager voor te hebben, dan krijg je
het eigenaardige verschijnsel dat er een hoekskracht ontstaat, d.w.z. een tweede kracht, die
onder een hoek staat van ongeveer 95 graden. Dus dat is betrekkelijk veel. En deze hoek
betekent dus een absolute tegenwerking die overwonnen wordt maar nooit volledig. Hierdoor
ontstaat een zij-stuwende kracht. En nu heeft U misschien wel eens ervaren dat U één
beweging goed uit kon houden, maar dan een tweeledige beweging voor een gedeelte van Uw
organisme te erg werd. Dat kunt U zich voorstellen. Wanneer nu deze krachten gaan werken
op een persoon die zich daarin bevindt in zo'n vliegtuig, dan krijgen we dus daar ook het fatale
resultaat van gebrek aan beheersing. En dit gebrek aan beheersing leidt tot reacties die niet
meer volautomatisch kunnen blijven; dat zouden ze eigenlijk moeten zijn, maar deze mens is
niet meer vol-automatisch en reageert foutievelijk. En dan krijgen we daardoor het ongeluk,
het onjuist afschatten, het onjuist begrip voor ruimteverhouding, hoeksverhouding etc. , dat
treedt dan op. En dat kan alleen wanneer men in de fout in de bouw, zelf deze fout volgens de
aardse geometrie, meteen mede verwerkt in de koers. Dan krijgt men ten eerste een zuiverder
op het doel aanvliegen nog, en ten tweede krijgen we bij een vermindering van wendbaarheid
een vergroting van zekerheid en een vermindering van druk op de piloot. Dus kan een grotere
versnelling worden doorstaan zonder schadelijke gevolgen.
Ziet U in de tijd dat wij, of de geleerden dan, van de rechte lijn af zullen gaan en de
gebogen golvende lijn zullen gaan volgen?
Ik meen dat in principe deze theorie reeds aanvaard is door sommigen. Maar voor dat dit tot
algemene kennis van de wereld zal worden, zal m. i. nog wel een 150 tot 200 jaar moeten
duren. De wereld is altijd achterlijk.
Jammer.

214
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 11 – 5 oktober 1954

Ja, kijkt U eens, eigenlijk is het zo, nietwaar: de oude Egyptenaren die hadden heilige katten
en als je een heilige kat oneerbiedig behandelde, dan was dat ongeluk op je pad, en daar
hebben ze later van gemaakt een zwarte kat en vandaar dat nog een hoop mensen bang zijn
voor een zwarte kat. Dat is vierduizend jaar, dan vind ik tweeduizend jaar zo lang nog niet om
van de rechte lijn af te stappen.
Nee, in de eeuwigheid is het niet lang, maar voor de mensen van deze tijd is het wel lang.
Maar ach, we leven snel, misschien komt het wel.
Mag ik misschien, nu U toch aan het teruglopen bent, ook nog even terugwandelen? Bij
deze vliegende-schotelsmaterie was natuurlijk ook de geschiedenis nagegaan voorzover die
ons voor de hand ligt en is men tot de ontdekking gekomen dat in diverse delen van de
wereld een zelfde soort sagen en legenden de ronde doet, die erop zou wijzen dat
inderdaad bier ook een ras geleefd zou hebben wat die materie beheerste en wat op een
gegeven moment in de loop van vliegende schotels verdwenen zou zijn. Zit daar iets in; is
daar iets van waar of is dat een puur fantasietje van de schrijver geweest?
Nou, het is geen puur fantasietje maar het was nu niet direct een kwestie van vliegende
schotels, d.w.z. de schotelvorm in die voertuigen, die kwam nog niet voor in die dagen. Maar
het is inderdaad waar dat in een vroegere beschaving, door U waarschijnlijk nog genoemd het
Stenen Tijdperk, omdat in die tijd vooral plastische steenbewerkingen plaatsvonden, men vindt
uit die tijd b.v. buitengewoon mooi gedraaide urnen uit één steen en vazen, maar die werden
z. g. met steen bewerkt en met zuren overigens. Maar in deze tijd had men dan een methode
gevonden om een voertuig te scheppen dat gebaseerd op sommige krachten in de materie
zelve, zich inderdaad van de aarde kon verwijderen en dat had een vorm die we het beste
kunnen beschrijven als een schildpad.
Dus een schelp.
Schelp ja, nog beter zelfs. En met deze voertuigen hebben zich inderdaad enkele mensen van
de aarde verwijderd. Maar dat is een betrekkelijk klein aantal geweest en ik meen dat het
geheel niet meer was dan 64. Ik zou het U niet met zekerheid kunnen zeggen. En de periode
waarin dit plaatsvond ligt ongeveer een dertigduizend jaar terug. Dus wat daarvan over is
gebleven moet wel zo schaars zijn. Ik vermoed dat dat niet meer redelijk is na te gaan en dat
een schrijver hierover tot een persoonlijke interpretatie komt, waarbij hij natuurlijk probeert
om zijn eigen argumenten te versterken.
Ja, of een van de intelligenties zou daar gedocumenteerd bewijs van kunnen leveren,of
gedocumenteerd niet, maar toch wel veel waarvan we zouden kunnen zeggen dat het op
waarheid berust.
Ach, er zou iets over te zeggen zijn. Er is m. i. op het ogenblik nog wel één plaats in de wereld
waar daar nog getuigenis over te vinden is, en dat zijn de z. g. bedolven tempels van
Tehuantepec. Ik kan het met deze mond niet eens gemakkelijk uitspreken; ik kon het vroeger
beter. Dat is n. l. een tempel die ligt in het vulkaangebied van de Andes en deze tempel is
ongeveer 14000 jaar oud. De uitbarsting die plaats heeft gevonden is ruim 8000 jaar geleden
gebeurd en daarbij is een deel overspoeld, maar niet is alle steen aangetast, dat begrijpt U
wel, vooral omdat een deel van die steen reeds bedekt was door vulkanische as. En zo
bevinden zich daar nog enkele vertrekken in, waar beeldtekeningen bestaan waarin deze tocht
wordt beschreven. Men noemde dit later n. l. een soort van goddelijk iets; dat waren goden die
waren weggegaan en die terug zouden komen. Dat is later hernieuwd gebeurd bij deze
volkeren en er is weer een nieuwe interpretatie van gebeurtenissen uit voort gekomen,
waardoor we dan komen tot het geloof van de tijd van de Inka's b.v. En het aardige is ook dat
in de tijd dat deze mensen nog op aarde bestonden, dat zij een groot aantal impulsen hebben
gegeven voor onderling vervoer en dat houdt in, dat zelfs nog 8000 tot 10000 jaar geleden
een regelmatig verkeer tussen alle landen plaatsvond, speciaal door mensen die een bepaalde
bekwaamheid hadden, zodat U b.v. vaatwerk, instrumenten e. d. - denkt U nu maar aan het
meest primitieve - aan de vuisthamer die gebruikt werd in het z. g. stenen tijdperk. Die vindt
U over de gehele wereld waar U ook gaat kijken in precies dezelfde vorm. Hetzelfde voor
vaatwerk, voor vazen, voor bepaalde grafgebruiken, voor sommige schotels. Al deze dingen
die zijn nog een overblijfsel uit deze periode dat het vervoer inderdaad mogelijk was. En
eigenaardig genoeg was dat geen vervoer over zee in deze tijd, maar door de lucht; het

215
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 11 – 5 oktober 1954

zeevervoer zien we pas later komen en wel in de periode ongeveer van het 7de Atlantisch ras,
het 6de of 7de Atlantische ras.
Maar vindt U het niet wonderlijk dat er zelfs nu in deze tijd in dit jaar zelfs in Amerika en
vanuit Nederland en nog meer landen, groepen zijn gegaan, professors met hun leerlingen,
naar het Andesgebergte om daar proeven te nemen omdat daar de beste plaats is voor
onderzoek naar kosmische stralen.
Ja, dat is inderdaad waar. Dat is ook heel begrijpelijk, die plaats wordt nog beter en ze zullen
daar op sommige punten toch niet zo erg makkelijk komen, behalve dan de ingewijden onder
hen, omdat een deel van het Andesgebergte, waar die kosmische stralen zo sterk zijn, maar
inderdaad ook bruikbaar zijn voor sommige dingen, dat wordt daar bijzonder afgeschermd.
Daar zijn andere krachten, andere mensen, andere broeders eigenlijk aan het werk.
Want ze zijn daarheen geweest, dit jaar zelfs nog en hebben daar ook gewerkt.
Maar er zijn nog andere gebieden waar ze nooit zullen komen.
Ja, dat begrijp ik. Totdat de tijd rijp is dat ze het wél mogen gebruiken.
Tot de tijd rijp is. Maar dat duurt nog wel even denk ik; dat duurt nog wel een paar jaar.
Maar het is zo typisch dat juist in deze jaren ze naar het Andesgebergte gaan om daar die
proeven te nemen. Ze weten er dus wel iets van. De wetenschap voelt toch dat het daar
moet zijn.
De wetenschap is op het ogenblik zo iets als iemand die in het donker loopt te tasten en meent
ergens een vonkje licht te zien, maar voor zichzelf het niet wil geloven omdat hij zegt: er
brandt geen licht in huis.
Maar het valt me op omdat U deze namen gebruikt en ik mensen ken die daar juist
vandaan gekomen zijn.
En die daar waarschijnlijk ook heel veel eigenaardige dingen hebben vastgesteld.
Ja, er zijn een paar mensen die veel van de occulte dingen afweten dus die voelen het
anders dan de gewone geleerden natuurlijk.
Ja, er zijn nog een hele hoop dingen op het ogenblik. Ja, we zitten zo gezellig te praten. Ik
hoop dat U het net zo gezellig vindt als ik.
We komen juist tot een uitwisseling van gedachten door dit praten.
Ik zal U zeggen: op deze wijze komen we tot het beroeren van een hoop onderwerpen, die U
waarschijnlijk zeer interesseren en waar we anders nooit aan toe zouden komen. Maar het
aardige is n. l. in dit gebergte dit: Daar heb je bepaalde wolkenformaties en schaduwformaties
die veranderen. Je hebt er het gebied van de steenregens en het dal van de wandelende
stenen, kortom je hebt er gebieden waarin deze krachten, deze bijzondere krachten zeer sterk
tot uitdrukking komen. En we hebben al eens meer gepraat over de mogelijkheid van deze
krachtvelden. Herinnert U het zich misschien? Het is U indertijd wel eens geleerd als ik me niet
vergis door Matthias. Dus past U dat daar nu maar toe. En U weet nu natuurlijk dat daar
allerhand fenomenen makkelijker voor konden komen dan ergens anders. En de periode
waarin deze kracht versterkt wordt is op het ogenblik komende. Over enkele jaren dan is het
maximum van kracht wederom in het Andes gebergte te vinden. En wanneer dit het geval is,
ja dan kan de wereld waarschijnlijk nog heel wat eigenaardige verschijnselen verwachten,
want de gehele tendenz moet gericht zijn wel op een groei van het occultisme in de mensen,
nietwaar?
Ja. Het wonderlijke was dat mensen die zo nuchter waren als mijn schoenen, daar dikwijls
vreselijke angsten hadden, terwijl ze niet wisten waarvan, waar het vandaan kwam. Dus er
zijn krachten die ze niet kunnen zien en tasten, maar wel voelen.
Ja, en krachten waar ze zo bang voor zijn, juist omdat ze zich niet kunnen realiseren dat er
andere krachten zijn.
Ze weten niet wat. Als je niet weet waar je tegen vecht dan is dat moeilijk.
Kom, vrienden, het was allemaal heel aardig. Hebben we nog iets anders?
Nee.

216
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 11 – 5 oktober 1954

Dan zou ik zeggen, laten we dan als laatste woord de meditatie een ogenblik uit laten spreken
en dan daarmede de bijeenkomst beëindigen. Ik dank U wel voor Uw aandacht natuurlijk, en
voor het werkelijk heel gezellig gesprek.
Wij danken U.
Goeden avond vrienden,
Ik mag vanavond de meditatie voor U uitspreken. Heeft U een bepaalde voorkeur?
Krachten.
KRACHTEN.
Wanneer er krachten zijn, moeten ze kenbaar zijn, want een kracht die zich niet uit, blijft een
potentie verborgen, onwezenlijk. Maar wanneer ik denk, dan is dit een kracht die de beelden in
mij schept. Wanneer ik leef, dan is dit een kracht die zich in mij uit. Wanneer rond mij een
wereld bestaat, moet deze uit krachten gebouwd zijn. Er is geen moment dat ik zonder
krachten kan leven. Er is geen ogenblik dat ik zeg: nu ben ik in een ledig niet, waarin geen
kracht geuit werd. Ik weet dat ik aan alle kanten word bestormd door krachten en machten die
tracht n zichzelf op mij af te drukken, waar ik ook ga in de sfeer, in de wereld. Of ga tot de
uiterste verborgenheden van de kosmos, of ik blijf in de innige bezonkenheid van mijn eigen
wezen, aan alle kanten zijn er krachten die aan mij rukken, die op mij indrukken en waartegen
ik mij tracht te verweren, want de krachten deren mij het meest in wat ik denk te zijn:
mijzelve. Maar ben ik mijzelve, vrees ik deze krachten, roem ik deze krachten, aanbid ik deze
krachten misschien alleen, omdat ik niet weet wat ik zelve ben? Ben ik wel? Of ben ik
misschien de plaats waarop in een hevig steekspel bepaalde krachten zich met elkander
meten? Meten deze krachten zich misschien om hun oneindigheid, en ben ik het resultaat van
de tegenstrijdigheid in haar stroming en beweging? Als ik dat zou zijn, dan zou ik het
hulpeloos kind moeten zijn, dat door het noodlot gedreven, zonder enige kracht en
persoonlijkheid in mijzelve. Maar ik leef en ik weet dat ik in mijn leven en mijn denken veel
zelf bepalen kan. Ik kan volgens mijn eigen wil mijzelve richten. Het idee "wil"; alleen reeds in
mij zegt dat ik een kracht moet hebben, hoe kan ik anders tot deze voorstelling komen? Zo
ben ikzelve een kracht, want dan is het begrijpelijk dat ik foutievelijk vaak, mij stel tegenover
het spel der krachten; dat ik een eeuwig steekspel probeer met dingen die ik niet begrijp, dat
ik afweer wat voor mij "leven" zou zijn en aantrek wat voor mij ;'dood" is. Ik moet leren de
krachten te bevatten, de krachten te waarderen op hun juiste waarde, ik moet mijzelve maken
tot een wil gedreven door eeuwige krachten die rond mij spelen. Ik moet het zijn die deze
krachten stuur en richting geeft. Dan ben ik meester niet slechts van mijzelve, maar van de
schepping. Dan kan ik gaan van sfeer tot sfeer en van wereld tot wereld, niets kan mij
tegenhouden, dan kan ik bergen verplaatsen, woestijnen tot vruchtbaar land maken en
vruchtbaar land tot zee. Wanneer ik weet hoe ik deze krachten moet laten stromen door
mijzelve. Wanneer ik de richting bepaal van al het grote dat hier samenkomt. Maar wanneer ik
weet hoe ik deze krachten mijn wil op kan leggen, als ik weet hoe ik ze in mij kan doen varen
totdat ik worde een reus, verduizendvoudigd hebbend mijn eigen kracht en wezen, boe kan ik
dan nog anderen naar mijn wil voegen? Want ik weet dat mijn weten beperkt is. Wanneer mijn
wil een kosmos kan bouwen, weet ik dat mijn voorstellingsvermogen tekort schiet daarvoor. Ik
voel de krachten rond mij en ik mag ze niet gebruiken zoals ik zou willen, zoals ik zou denken
te kunnen doen, omdat ik weet dat ik te beperkt ben en gebonden. Maar ik kan ze gebruiken
om mijn eigen leven te versterken, ik kan ze gebruiken om in anderen de levende kracht te
versterken, ik kan ze maken tot een zwepende gesel die als met schorpioenen voortjaagt het
bewustzijn der mensheid. Ik kan ze maken tot een lichtende kracht die wegvaagt de
zelfgesponnen nevelen van de lage sferen. Uit krachten kan ik bewustzijn scheppen door de
tegenstellingen te plaatsen daar waar men ze zou willen ontgaan. Ik kan de mensheid met de
krachten der eeuwigheid confronteren; ik kan mijzelve maken tot een maanstem dezer
krachten, maar niet heb ik het recht om ze zonder meer te regeren. Neen, hoe zal ik, die met
moeite en nood regeer de krachten der eeuwigheid, regeren? Maar in mij zijn ook krachten,
krachten die ik steeds meer tracht te ontwikkelen. In mij is een vermogen tot grootheid, tot
begrip, in mij is een vermogen tot scheppen, tot waarheid. Deze krachten kan ik zoeken en
kennen. En wanneer de wind uit het oneindige aanvaart, geladen met nieuwe kracht, met

217
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 11 – 5 oktober 1954

nieuw leven. met nieuw bewustzijn, zo kan ik trachten een deel daarvan in mijn wezen op te
nemen, totdat ikzelf moge zijn eens een kracht tussen krachten, een uiting van een ander, een
groter bewustzijn dat wél weet hoe te scheppen. Dat in mij het bewustzijn is geworden tot de
tweeling mijner ziel, tot het wezen, dat is mijn bewustzijn, mijn geluk en mijn begrijpen. Zo
zal het zijn tot eens de krachten in perfect evenwicht tegen elkaar afgewogen, alle uiting doen
verbleken, stilstand brengen in het leven en doden de sterren. Maar nog zal ik zijn een kracht
wanneer het woord klinkt dat het evenwicht verstoort. Ik zal verder jagen, trachtend te
scheppen een groter bewustzijn tot misschien eens in mij het woord geboren wordt, waarmee
ook ik in de verstarde wereld leven en nieuw bewustzijn kan scheppen. Ik dank U voor Uw
aandacht.
Goeden avond.

Uittreksel uit het verslag van de Studiekring van 5 Oct. 1954 No. 11

NA DE PAUZE
(In de pauze heeft een uitwisseling van gedachten plaatsgehad waarop de entiteit hier nader
ingaat).
Goeden avond vrienden,
Nou, we hebben zo de gesprekken al eventjes gadegeslagen en we hebben daaruit mogen
concluderen dat U met bepaalde problemen worstelt.
Inderdaad.
Kijkt U eens, van onze kant kunnen we er dit over zeggen - U heeft gelukkig nog over andere
dingen ook gepraat, dus we hebben er eventjes beraad over kunnen plegen: wij hebben er
persoonlijk geen bezwaar tegen wanneer de cursus als zodanig zou worden vervolgd, maar wij
menen dat er van Uw kant uit een ernstig bezwaar was; wanneer dat wegvalt, natuurlijk, dan
houden we ons er verder buiten. T. a. v. het uitbreiden van de kring: Kijkt U eens, wij willen
geen bepaalde personen aan gaan wijzen daarvoor, wij laten die dingen liever hun natuurlijk
beloop, maar wij zouden dlt voor kunnen stellen: wanneer U te lezen geeft aan deze personen
de eerste drie verslagen, dan het verslag van vóór de vakantie en dit ver slag; wanneer zij dit
kunnen verwerken en menen hier verder interesse voor te hebben, is er onzerzijds geen
bezwaar dat ze zich bij de kring voegen, maar op de volgende voorwaarden: dat wij ons tempo
niet behoeven te verlagen voor deze personen en zij dus de eerste twee tot drie maal van de
bijeenkomst, persoonlijk geen vragen, ten minste in het gedeelte vóór de pauze, naar voren
brengen; dat zij verder, wanneer zij zich hier volledig mee accoord verklaren en toch bepaalde
problemen voor zichzelve hebben, deze problemen willen stellen in een kleine tijdsruimte van
ongeveer 20 minuten, die dan speciaal voor deze nieuwelingen zullen worden ingelast elke
avond en viel na mij, dus nadat ik gesproken heb en voordat U met de meditatie het slot van
de avond krijgt. Ik meen dat dit een zeer redelijk voorstel is onzerzijds. En nu geloof ik dat we
nog verder even een ander punt hebben en dat is dit: U zit op het ogenblik met de zeer hoge
lasten voor het verslag. In hoeverre deze lasten redelijk of onredelijk te noemen zijn moet U
zelf besluiten, dat is een kwestie waar wij ons niet mee kunnen bemoeien, maar maar indien
bij de verkoop van aaneengesloten nummers van deze bijeenkomsten van af heden, dus vanaf
dit nummer - de andere willen we daar nog buiten laten, de andere nummers - een redelijke
verlaging van Uw kostende prijs kan worden verworven, bestaat er onzerzijds ook geen
bezwaar tegen. Wel menen wij dan voorop te mogen stellen dat deze verslagen niet aan iedere
willekeurige persoon geleverd worden, t. o. v. personen die U wenst te introduceren in deze
kring, zou ik willen zeggen dat elk van degenen die introduceert, dit alleen doet met
medeweten en goedvinden van de gehele kring. Ik geloof dat daarmee het probleem wel zover
besproken en opgelost is. Heeft U Uwerzijds nog iets naar voren te brengen?
Mag ik U nog de vraag stellen hoe U in de praktijk uit zou willen maken wie wél en wie niet
deze verslagen mogen lezen en deze verslagen zouden mogen bestuderen door verkoop
van deze verslagen? Wie maakt dat uit?
Ik zou in dit geval het volgende willen opmerken; Deze verslagen, mits verkocht aan vaste
abonné's - dit is nu maar een opmerking - van het blaadje wat U regelmatig elke week

218
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 11 – 5 oktober 1954

uitgeeft, het verslag van de Vrijdagavonden, zou over het algemeen wel redelijk verantwoord
kunnen zijn. Per slot van rekening, degenen die ongeveer een jaar lang geabonneerd zijn op
dit blaadj,g daarvan kunnen we aannemen dat ze ten eerste in dit blaadje reeds zeer veel stof
hebben gevonden en ten tweede, dat ze toch redelijk ver zijn doorgedrongen in een bepaalde
materie. Aangenomen dat zij het studieverslag niet kunnen verwerken, zullen ze het waar-
schijnlijk niet verder betrekken; kunnen ze het wel verwerken, dan staat daartegenover
natuurlijk het feit dat ze dan reeds tot een regelmatige afname over kunnen gaan. Ik zou
echter hier niet een volledig losse stukverkoop willen zien, maar een verkoop waarbij
tenminste een maand nadat het blad is uitgekomen, dus voor de kring - dus eerst de kring
beleveren en dan de anderen - het blaadje verder wordt verkocht, het verslag, en meen dat
dan op deze wijze een redelijke verruiming van afzet mogelijk is.
Mag ik U hierbij de suggestie doen om het uitzoeken van personen die zich daarvoor
interesseren, te willen houden op één van ons uit deze kring, die wij daarvoor zullen
aanwijzen om deze verslagen aan de betrokken personen uit te reiken, omdat er toch altijd
nog een zekere graad van inwijding in deze materie, in deze lessen ligt, en een tweede is
dat er ook nog een persoonlijk ding van de kringleden in aanwezig is. Ik zou U dus willen
voorstellen om één van ons de toestemming te geven om de personen die zich daarvoor
interesseren, aan te wijzen of deze verslagen uit te reiken aan diegenen die zich daarvoor
interesseren. Vindt U dat goed, gaat U daarmee accoord?
Onzerzijds geen bezwaar, dus dat is in Uw handen. We laten dit alleen toe, dat moet U zich
goed realiseren, om U dit gemakkelijker en eenvoudiger te maken, waarbij wij dus van onze
kant proberen om alle medewerking te geven, dat U althans stoffelijk de zaken redelijk kunt
regelen. Ik maak er U wel op attent natuurlijk, dat wij - en op het ogenblik is dat mogelijk -
zullen spreken zoveel mogelijk in een taal die voldoende versleuteld is. Ja, voor U klinkt het
niet versleuteld meer, wat wij U vertellen, U heeft geleerd ons te begrijpen, maar wie daar
wildvreemd tegenover komt te staan, zal waarschijnlijk heel veel onklaarheden en
onduidelijkheden daarin vinden; dat zeg ik vantevoren aan U. Wanneer nu de voorgaande
verslagen niet worden verkocht en dus niet ook ter inzage worden gegeven aan anderen dan
nieuwe leden van de kring, dan kunnen wij er wel zeker van zijn, dat degeen die een dergelijk
verslag inderdaad begrijpt, in staat is om het daarin gezegde volledig voor zichzelf te
waarderen en te gebruiken.
We zullen alleen dan in het vervolg ook tevens maatregelen treffen dat we de versleuteling
zodanig stellen, dat geen onbevoegd misbruik van bepaalde dingen plaats kan vinden. Dat is
deze keer nog niet gebeurd, maar een volgende keer zullen we dat wel doen. De waarde van
het gesprokene zelf zal er waarschijnlijk niet onder lijden en hoogstens zal de duidelijkheid van
het verslag voor onbevoegden iets minder worden, maar waar U het gesproken woord erbij
heeft gehad, nietwaar, is dat toch wel heel begrijpelijk. Wij maken onzerzijds slechte één
voorbehoud, dat we op bepaalde punten, bij beantwoording van vragen, mogen opmerken dat
deze vraag wél of niet voor verdere publicatie geschikt is.
Maar ik geloof, dat als deze kring uitgebreid wordt, al deze bezwaren opgeheven zijn, want
we hebben het totnogtoe steeds voor elkaar kunnen brengen.
Inderdaad, ja, en ik neem aan dat deze mogelijkheid ook verder bestaat.
Als je nu vier of vijf mensen erbij hebt.
Het maximum van deze kring, dat wil ik U wel zeggen, mag 20 zijn; meer in geen geval.
Met verdient de voorkeur de kring uit te breiden en de verslagen niet te verspreiden.
Dat is Uw eigen keuze. In dat geval, vóór U tot verspreiding overgaat, zou ik graag willen dat
U ons daarvan in kennis stelt. We weten het toch wel, hoor, maar we willen het graag officieel
horen. Nou, vrienden dat is het dan.
Ik geloof dat we ons allemaal opgelucht voelen dat dit probleem uit de lucht is.
Ja, op het ogenblik is het gemakkelijker dan het, laten we zeggen, twee á drie maanden
geleden was, want U moet niet vergeten dat wij op het ogenblik een nieuwe richting zijn
ingeslagen, dat heeft U misschien gemerkt. Wij hebben daar ook weer een kleine
voorbereiding aan vastgeknoopt, maar we zijn nu op het ogenblik zeker hard bezig met een
praktische inwijding, en dat kunnen we natuurlijk heel gemakkelijk handhaven op een
219
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 11 – 5 oktober 1954

zodanige manier dat een vreemde er niets of bijna niets aan heeft, tenzij de persoon in
kwestie reeds op de hoogte is met veel van deze materie. En is iemand werkelijk voldoende op
de hoogte, dan bestaat er onzerzijds natuurlijk geen bezwaar dat er gebruik van wordt
gemaakt; het zijn alleen de kinderen die vaak brandstichten zonder het te willen, de
geestelijke kinderen nog meer vaak dan de stoffelijke kinderen. Nou, vrienden, en dan kunnen
we een onderwerp aansnijden waar 'Uzelf interesse in heeft of vragen beantwoorden, precies
wat U wilt.

220
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 12 – 2 november 1954

2 November 1954

LES 12

Goedenavond vrienden, We zullen allereerst even afwijken van het gewone programma, omdat
het vandaag, zoals U misschien weet, voor ons een ietwat andere dag dan anders is; een
bijzondere dag n. l. de dag van Allerzielen en nu zullen we ons daardoor niet te veel in onze
cursus op laten houden, maar het is misschien toch goed om even op te merken, dat, juist op
deze dag, deze dagen van herdenken, zeer veel persoonlijkheden die anders wat verder van
de aarde afblijven, weer dichter naar die aarde worden toegetrokken en dat wij dus vanavond
werken a.h.w. in een groot gedrang. Nu mogen we dit zeer zeker niet onvruchtbaar noemen
want op deze dagen wordt er vaak zeer veel goeds verricht, juist doordat de gedachten van de
mens hierdoor een stimulans vormen voor het geestelijk leven voor diegenen, die sterk
aardgebonden zijn of nog bekrompen blijven in zichzelve. Het zou mogelijk zijn, dat wij
daardoor vanavond enigszins het normale karakter moeten wijzigen, waar wij door de vele
aanwezigen, misschien niet helemaal vrijuit kunnen spreken. Er zijn n. l. dingen, die we ook
niet graag bespreken, wanneer er wezens uit onze wereld zijn, die we daarvoor niet capabel op
rijp achten. Ik hoop, dat dit voor U geen teleurstelling betekent,daarvoor zijn er andere
waarden die weliswaar niet worden uitgesproken op deze avond, maar die voor U toch ook
zekere krachten, zekere steun kunnen betekenen. Dan wil ik even terug komen, op datgene
wat wij de vorige maal besproken hebben. Wij hebben daar n. l. verschillende
meditatie-oefeningen uiteengezet en er zijn er onder U, die zich daar inderdaad al een
gewaagd hebben, maar ik vermoed, dat daar wel enige bezwaren bij zijn gerezen. Wanneer
dat het geval is en U heeft daarover vragen te stellen, wil ik U daar eerst graag op
antwoorden,
lk wilde U vragen, ik heb die oefeningen verschillende keren beoefend en dan had ik
wanneer ik een concentratie van langere duur deed, dat de gedachten vrij snel aan het
afdwalen gaan en als men er dan mee ophoudt, den zou een wirwar van gedachten komen,
maar dan komt er helemaal niets.
Ik geloof, dat het een kleine vergissing is. De wirwar van gedachten komt op het moment, dat
de concentratie zelf stop staat en als zodanig, dus op het moment, wat U noemt, dat je
gedachten af gaan dwalen, wanneer je op dat moment natuurlijk steeds weer naar het
concentratiepunt teruggaat zonder de aandacht te schenken, aan datgene, wat je zelf doorleeft
als gevolg van deze concentratie, dan is het doel der oefeningen eigenlijk voorbijgegaan en
heeft men dat niet kunnen bereiken. Men moet dus we degelijk ook aandacht schenken juist
op de trant, de tendenz van deze afdwalende gedachten. Wanneer men begrijpt op welke wijze
de gedachten zich associëren, dan kan men komen, war gelang het onderwerp van
concentratie, tot een roalisatie van de waarden, die in Uzelf liggen. We moeten nog meer tijd
hebben om deze concentratie-oefeningen voor Uzelve uit te voeren, maar dan kunt U
uitvinden, wat de drijvende krachten zijn in Uw wezen. Zoals wij reeds gesproken hebben, o.
a. Broeder Abraham heeft U dat heel goed uiteen gezet, nietwaar, de kwestie van de
verschillende Heren en Huizen. Wij moeten komen tot een realisatie van bepaalde krachten in
ons zelf en nu is er in elke mens een bepaalde tendenz beheersend op een zeker moment.
Vandaar, dat als U er toe over zou gaan van deze krachten, van wie wij U thans de sleutel
geven regelmatig gebruik te maken, dat U, laten wij zeggen ongeveer 6 maandelijks deze
concentratie-oefeningen moet herhalen, om de nieuwe tendenz van Uw wezen vast te stellen,
maar wanneer U dit heeft gedaan dan grijpt U bepoelde oergedachten, bepaalde reacties
binnen de rede liggende, die op een gegeven moment Uw hele wezen beheersen. Die liggen
niet in het onderwerp der meditatie; het onderwerp der meditatie wordt gegeven, b.v. bij het
begin nietwaar, de zinnen prikkelende. U kunt dan zelf verder bepalen wat dit in Uw geval is.
Maar wanneer U daarmee begint, dan krijgt u automatisch dus een realisatie van Uw lustleven,

221
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 12 – 2 november 1954

Uw begeerte, Uw drangleven. Het betekent voor U een groot gemak, wanneer U weet zonder
zelfvergoding, in welke richting Uw begeerten, Uw drijfveren gaan.
Want nu kunt U de krachten, die normalerwijze gefrustreerd worden, wanneer men deze
begeerten voor zichzelf ontkent of tracht te benevelen), positief gaan gebruiken en men kan
door z. g. transsubstantintie, de oorspronkelijke kracht plus de oorspronkelijke begeerten op
een nieuw doel stellen en hierdoor in zichzelf grote krachten vrijmaken. Door komt bovendien
bij, dat elk van deze krachten, zoals trouwens ook reeds gezegd, in verbinding staat met
krochten buiten U en voor de zuiver stoffelijke tendenzen is dat de kracht der aarde. Deze
kracht der aarde betekent dus een versterking van Uw eigen pogen en wanneer U in harmonie
dit op deze wijze tot stand weet te brengen, krijgt U een grote verveelvoudiging van Uw eigen
kracht en daardoor een mogelijkheid tot versnelde bereiking van vele dingen, die voor U
belangrijk zijn. U moet dus goed onthouden: niet de meditatie - of de concentratie - oefening
op zichzelf is de hoofdzaak, de hoofdzaak is juist de gedachte die daaruit voortvloeit. Wanneer
U dus begonnen bent met deze oefening, dan houdt U eerst eventjes een tijdje vol. Een tijdje
roept U steeds weer die gedachte tot orde en dan op een gegeven moment, dan voelt U, dat
die gedachten haast niet meer te dwingen zijn. Dan laat U ze afdrijven, U laat ze dus rustig
afdwalen, maar deze afdwaling, die noteert U zoveel mogelijk en U weet, dat is dan voor elke
oefening eens wat anders, nietwaar, voor de één is het 7-malige voor de ander 6 malige- voor
de volgende 9 malige vergelijking. Ik weet niet, of de oefeningen in deze volgorde worden
gegeven, maar U kunt ze dan wel terug vinden in het verslag van die bijeenkomst waarin dit
besproken werd. Begint het U iets duidelijker te worden, hoe U het moet gebrui ken? (Ja. ) Nu,
dat is het dan.
Zoudt U willen toelichten die transsubstantiatie; als men nu gevonden heeft een bepaalde
gedochte of een bepaalde lust, of een bepaalde begeerte, hoe moet men nu die
transubstantiatie bewerken?
De transsubstantiatie, die komt onmiddellijk tot stand wanneer een associatie tussen het
gestelde doel en de drift in Uzelve wordt vastgesteld. Een voorbeeld. Op een gegeven moment
- nu blijf ik even in het dierlijke - is voor een bepaald mannetjes dier de paring belangrijk.
Hierdoor blijkt het wezen in zichzelve strijdlustiger, krachtiger, moediger te zijn dan onder
andere omstandigheden en zal niet slechts in een strijd, direct met het zinnelijke in verbond
staande, maar ook in verdediging tegen aanvallers en aanranders een grotere bekwaamheid
moed,en uithoudingsvermogen ten toon spreiden. Ik neem dit voorbeeld in de hoop, dat U uit
dit vergelijk met het dierlijke zult kunnen begrijpen, dat deze trznssubstantiatie praktisch
automatisch is, zodra een relatie bestaat tussen hetgeen men bereiken wil en de drijfkracht,
die aanwezig is. Het is nu mogelijk om redelijk praktisch elke begeerte op aarde te koppelen
aan elke angst op aarde en begeerten en angsten beheersen het hele stoffelijke. Elke
stoffelijke bereiking, drijfveer kan dus worden gevonden vanuit elk willekeurig punt in het
begeerteleven, of in het angstleven. Wordt het nu in de vrees, in de angst gevonden, dan is
deze bestreving negatief en wordt men geleid. Wordt zij in het begeerteleven gevonden
echter, dan leidt men zelve en beheerst men de angst. Is dat duidelijk? (Ja). Is door nog meer
bij, wilt U daar nog meer over weten? Of vindt U het voldoende zo? U krijgt later nog wel
nadere uiteenzettingen natuurlijk. Nog meer?
Mag ik nog een vroeg stellen? Wat ik graag zou willen weten is dit; dat de gedachte, die je
krijgt tijdens de concentratie - oefeningen telkens verschillen. Het zullen de ene keer deze
zijn en een andere keer andere gedachten. Is het nu de bedoeling, dat wij door het
schriftelijk noteren van deze gedachten,uiteindolijk van de ene gedachte en de andere
gedachte, bij ieder andere concentratie-oefening weer komen tot een concentratie-oefening
ten opzichte van deze verschillende ontstane gedachten?
Nee, dat is geen concentratie, dat is een overweging. Het is n. l. zo, dat elke
gedachtenassociatiereeks terug te leiden is tot bepaalde punten in de persoonlijkheid, die
steeds weer naar voren komen. Nu zal na een dergelijke concentratie-oefening, waarbij het
afdwalen der gedachten onwillekeurig is een groot gedeelte van deze onbewuste impulsen in
de lijn der gedachten geopenbaard worden. Er zal dan blijken een gelijke tendenz te zijn, soms
zelfs een uiteindelijk gelijke gedachtengang na een aantal concentraties. Deze punten, die
gelijktijdig met de concentratie regelmatig in Uw wezen aanwezig zijn, zijn voor U de sleutel

222
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 12 – 2 november 1954

tot bepaalde invloeden in Uw persoonlijkheid. Dit behoeft U trouwens von mij niet te geloven,
dat kunt U op het ogenblik aan elke analyst vragen. Elke psycho-onalyst kon U dit ook ver-
tellen. Maar de oefening, die U doet is er op gericht om i. v. m. de bepaalde dingen in U
associaties op te wekken, die niet worden beïnvloed, zoals dat ij een test b.v. gebeurt, door
testwoorden, nietwaar, reactiegroepen etc. U moet dus volkomen uit Uzelf komen tot,een
reeks van associaties. Uit deze reeks van associaties moet U voor Uzelf een overheersende
tendenz vinden. Deze overheersende tendenz zult U dan redelijk kunnen
terugbrengen,tenminste wanneer U niet Uzelf een volmaaktheid voor wilt praten, tot bepaalde
kanten van Uw wezen, die op aarde over het algemeen negatief worden genoemd, omdat ze n.
l. stoffelijk zijn en als zodanig de persoonlijkheid materieel uitdrukken. De materiële volledige
uitdrukking van de persoonlijkheid is meestal in strijd met de belangen van de massa en wordt
als zodanig meestal als immoreel of onwettig betiteld. Maar de kracht, die daarvoer gebruik
wordt, die deze begeerte in U opwekt, die blijft in U, is een reële kracht. Een kracht, die
normaler wijze wordt opgeslorpt door de innerlijke strijd en tweestrijdigheid tussen Uw redelijk
wezen, Uw opvoeding en milieu en Uw eigen drijfveer. Wanneer U nu echter deze kern voor
Uzelf realiseert en haar weet te transsubstantieren - ik kom weer op hetzelfde woord terecht -
dus eigenlijk te vervangen door een andere waarde, dit kan desnoods gebeuren door die
andere waarde als bereikingsnoodzaak te stellen zelfs. Dus om aan deze innerlijke wens van
mijzelf te voldoen moet ik eerst dit volbrengen; dan heeft men reeds een gedeeltelijke
transsubstantiatie. Het gestelde doel wordt onmiddellijk deel van het gehele bestreven en waar
het doel ligt binnen het voor het eigen-ik acceptabele, zou harmonie optreden tot het doel
bereikt wordt en de vereenzelving van de lust of dwang plus doel leidt tot een grote eenheid,
die pas wordt op gelost, wanneer het doel bereikt werd. Hierbij krijgen wij dus de harmonie in
het eigen wezen. Die andere tendenzen, die er bij komen van magisch karakter, zullen wij
later nog eens beschouwen, aangezien dit verhoudingen zijn, die op dit ogenblik iets te ver
gaan nog. Is dat, voldoende duidelijk geworden? (Ja). Als U het niet duidelijk vindt, zegt U het
maar.
Ik blijf erbij dat het voor een menselijk wezen een moeilijk ding blijft om jezelf te
analyseren. En deze zelf-analyse, die opgebouwd wordt zoals U zegt uit
gedachtenassociaties dat is één van de meest moeilijke problemen, die voor ons eigenlijk
aanwezig is en dit is een probleem, waar ik zelf op het ogenblik nog mee vecht.
Kan ik wel begrijpen, vandaar dat de methode ook zo werd gesteld, dat alles wat niet
meerdere malen optreedt. Aangenomen een getal dus van 6 concentratie-pogingen komen wij
tot een resultaat van 4 x voorkomen van een bepaald gegeven. Dit is den een gegeven, wat
kracht heeft; wat minder keren voorkomt kan terzijde gesteld worden, mag dus niet in de
totale associaties worden mee berekend. Wat 6 keer voorkomt is de eigenlijke drijfveer.
Wanneer wij de eigenlijke drijfveer kunnen vinden, dan hebben wij met de rest eigenlijk niet
zoveel van doen. De grote fout, die men n. l. vaak maakt in psycho-onalyse en vooral,
wanneer de mensen zichzelf soms als leken, proberen te analyseren wat meestal niet lukt,
zoals deze, is, dat men een te groot aantal bijkomstige factoren mee in beschouwing neemt.
Daar gaat het ons niet om, het gaat ons om een hoofddrijfveer, een hoofd-tendenz. Hebben
wij die gevonden, dan kunnen wij daarop verder opbouwen. We nemen aan, dat U voor het
totaal van die oefeningen, U opgegeven, die met goed gevolg moeten worden volbracht
natuurlijk, een tijd nodig zult hebben, die ligt tussen de 2 en de 3 maanden; In ons werk en
met onze betogen wordt doormee rekening gehouden. Wanneer U in deze tijd voor Uzelf de
zaak heeft vastgesteld en U komt hier, aangenomen dus dat U de moed heeft, want het vraagt
zelfs in deze kring een zekere moed om ons te zeggen: "Kijk dat en dat", nl is het dan ook
maar "Durch die Blume", dan willen wij U gaarne van onze kant verder helpen: Maar U zult het
zelf verder uit moeten zoeken. Dat is nu juist de moeilijkheid. Wanneer U het zelf niet uitzoekt,
dan helpt het niet. U moet zelf door eigen ervaring en overtuiging hiertoe komen. Heeft U
eenmaal deze analyses één of tweemaal gemaakt, dan zult U tot de conclusie komen, dat
zelfkennis makkelijker wordt en dat het gebruik van de eigenschappen in het eigen wezen, ook
aanmerkelijk vereenvoudigd wordt. Het is heus niet een onoplosbaar iets wat wij U voorstellen,
het is geen raadsel en is ook zeer zeker niet een methode, die veel speling laat voor grote
fouten. Wanneer U, zoals wij gezegd hebben, dus alleen de hoofdtendenz, desnoods alleen
datgene wat zes of vijf keer voorkomt, als van belang rekent en alle bijkomstige associaties

223
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 12 – 2 november 1954

verwaarloost, dan komt U zeer dicht bij de kernwaarde van Uw eigen wezen en die kernwaarde
kunt U dan omschrijven.
k geloof wel, dat dit Uw moeilijkheid voor een groot gedeelte oplost, wanneer U het in de
praktijk brengt. Na onderzoek en poging spreken we verder over, waarde vriend. Het is een
heel interessant probleem n. l. , maar een probleem, dat op het ogenblik even buiten onze
beschouwing valt. Nog neer vragen?
Als je nu b.v. tot de ontdekking komt, dat kern-problemen, of tenminste één daarvan, een
machts-tendenz is?
Machts-tendenz is zeer eenvoudig te gebruiken. Machts-tendenz is n. l. een tendenz om eigen
wil, om ten koste van alles door te zetten en eigen meerderwaardigheid te bewijzen- Wanneer
wij hierbij komen tot een associatie met b.v. "het dienen". Ik bewijs mijzelf, dat ik, meer ben
dan een ander, door meer te doen dan een ander, inplaats van de anderen meer te laten doen,
dan kan hierdoor dus ook al een hele verandering van instelling worden verkregen. Wil ik
echter met een bepaalde machtstendenz, en sterke machtstendenz, werken, dan moet ik altijd
rekening houden met het volgende: "Ik heb in mijzelf altijd de neiging, om te heersen. Een
neiging om te heersen kan alleen reëel gebaseerd zijn op een achterstaand bewustzijn. Eén
tendenz een probleem van eigen mindervaardigheid dus een voortdurend mij meerwaardig
tonen, macht accepteren, omdat ik mijzelf in feite onbelangrijk en nu je, minderwaardig vind,
of je deze machtstendenz een uiting van een voortdurend streven naar één bepaald doel, dat
in mijzelf tot uiting komt, terwijl ik overtuigd ben, dat waard ben dan ieder, dus voel ik mij in
deze uitoefening jan macht gerechtigd, of voel ik dit alleen maar als een, nu ja, compensatie".
Dat is natuurlijk eventjes erg lastig en dan kunt U altijd wel dit ven mij aannemen, wanneer
machtsuitoefening gebaseerd is op beter weten en kunnen, dan zal ze over het algemeen reeel
zijn, dus hebben we te maken met een werkelijke machtstendenz. Hebben wij te maken met
een machtstendenz, die gebaseerd is op het redeloze, dus alleen de lust tot heersen, is zij
gebaseerd op een minderwaardigheidscomplex. Vandaar dat zoveel van de regeerderen dezer
tijd minderwaardigheidscomplexen hebben. Hoe groter dat complex is, hoe ellendiger zij zich
uiten op de wereld, omdat ze redelozer zijn. Deze redeloosheid erkent U in Uzelve en U zult
dus niet meer gaan streven om door heersen anderen Uw meerderwaardigheid te tonen, maar
U zult een automatisch trachten een andere weg te vinden. Die andere weg ligt in het
daadwerkelijk je de meerdere tonen zonder heersen. Voor deze laatste tendenz, dus uit
meerderwaardigheidscomplex geboren wellust, altijd de gedachten richten op het heersen,
waarbij men zelf wordt gesteld als een centraal punt en eigen wilskracht de verwerkelijking
betekent, mits het gehele wezen de gedachte in zichzelf draagt, dus volledig aangepast aan de
mentaliteit, die in deze machtszin als compensatie als het ware naar voren brengt, tegenover
de minderwaardigheid van het eigen wezen. Het verlevendigen van het voorstellingsvermogen
brengt een totale poging tot compensatie in het wezen tot stond tot het tijdelijk harmonisch
boven zichzelf wordt verheven en in een totale krachtspoging, de totale fysieke en psychische
kracht uit in een bepaalde richting tot een gesteld doel. Het tweede geval ligt anders. Daar is
de kwestie van meerderwaardigheid, werkelijke in het eigen-ik ervaren meerderwaardigheid
aan de orde en hier krijgen wij iets anders. Wanneer dit moet worden gebruikt, U ziet dus, dat
ik dit moet splitsen in twee delen, don kom ik tot een uiting op de volgende wijze: ik realiseer
mij dat ik, ondanks het feit, dat ik meer weet dan een ander en beter in staat ben bepaalde
dingen te volbrengen dan een ander, niet in staat ben totaal de wereld, de schepping etc. te
verbeteren. Ik breng dus mijn machtszin terug tot een bereikingsdrang. Ik wil het totaal
kunnen bereiken en niet alleen het totaal beheersen; wat ik beheers is onvolledig en mijner
niet waardig. Hierdoor rek ik een zekere ontevredenheid in mijzelve en ik stel ernaast het doel,
dat ik wens te bereiken. Wanneer die ontevredenheid in mijzelf groot genoeg is, zal mijn hele
wezen fysiek, zowel als psychisch uitgaan naar dit ene punt. dat ik mij als voorlopig doel, als
voorlopige bereiking heb gesteld. In beide gevollen wordt de totaliteit van de krocht in mijn
wezen gebundeld op één doel, hierdoor reeds de maximale kracht bereikt, die ik als mens of
geest geven kan. Daarnaast echter kom ik in éénheid tijdelijk. Als ik éénheid ben, ben ik in
harmonie met gemeenssoortige waarden. Nu zijn voor deze beide waarden gelijkelijk de
zuivere aardwaarden, dus de vaste waarde van groot belang. U zult het totaal van Uw krocht
kunnen putten uit de eigen straling der aarde, waar het totaal dezer complexen gebaseerd is
op zuiver materiele structuur. Duidelijk?
224
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 12 – 2 november 1954

Als ik er nog eens over gedacht heb, waarschijnlijk wel.


Bestudeert U het maar eens een keer. Het is volkomen logisch en volkomen redelijk en
bovendien nog volkomen waar. Wanneer het dan als nog onduidelijk mocht blijken, kunt U zich
later tot mij wenden, dan zal ik U verder gaarne tekst en uitleg geven. Wel nog meer,
vrienden? Niets meer? Dan krijgt U van mij nog een paar korte mededelingen in aansluiting op
het onderwerp, de vorige maal behandeld. Wanneer wij er op uit gaan om de magische
krachten in ons zelf te wekken moeten wij ons realiseren, dat deze machten buiten ons zelf
werkzaam zijn en dat buiten ons zelf werkzame oorzaken niet meer kunnen worden geremd
door de persoonlijkheid zonder meer. Hoe groter onze concentratie, hoe groter onze kracht,
hoe groter de macht, die wij buiten ons zelve in beweging stellen en in vele gevallen zal deze
macht, vooral wanneer zij uit een harmonische kern voortkomt, als een lawine toenemen,
zodat zij in het beging eenvoudig te stuiten is, uiteindelijk echter niet meer op te houden is, al
had men ook duizendvoudige krocht. U dit realiserende, zou U zeer zeker niet trachten om
enigerlei magische krachten of tendenzen in Uzelf toe te passen als corrector op het leven van
anderen. We mogen dus het leven van anderen niet corrigeren. U kunt de uitwerking ervan
ombuigen voor anderen. U kunt verheldering in het bewustzijn dor persoonlijkheid tot stand
brengen, maar mag in geen geval in grijpen in levenswil, levensomstandigheden begeerteleven
etc. Zeer belangrijk dat U zich dit voor ogen stelt. Het tweede punt is het punt uittreding. Dat
wil ik ook gaarne even met U bespreken, omdat daar nu eenmaal een gegeven moment de
noodzaak voor Uzelve komt dit te verwerkelijken. Degenen, die dit kennen - er zijn er enkelen
hier aanwezig - die weten, hoe dat gaat - die hoef ik verder niets te vertellen. Het is voor de
anderen. Uittreding kon alleen plaats vinden, wanneer het lichaam zich in een volledige
trance-toestand bevindt. De trance-toestond echter kon worden opgewekt het eenvoudigste
doordat men het totaal van de levensfuncties laat verslappen, dus slaap. Als zodanig zou over
het algemeen de eerste uittreding het gemakkelijkste in de slaap plaats vinden. Later zal zij
gedurende elke rustige periode plaats kunnen vinden. Wanneer U uittreedt dan blijft een zeer
klein deel van Uw eigen wezen in contact met Uw lichaam. Hierdoor kunt U reageren op
prikkels, die dit lichaam bereiken, maar de gevoeligheid voor prikkels van dit lichaam is zeer
lang. Uzelf kunt natuurlijk U verplaatsen betrekkelijk willekeurig, in de ruimte en in de tijd. Om
echter in den beginne op een eenvoudige wijze tot uittreding te komen is het goed, het
onmiddellijk voorstellingsvermogen en fantasie-leven te verknopen met de richting, waarin de
poging tot uittreding wordt gewaagd. Men zal dus een vaste voorstelling moeten hebben eerst
van de punten waar men heengaat. Dit is al meermalen besproken. Nu wil U echter de
volgende raad geven. Wanneer er iets optreedt, vooral in den beginne, dat U onaangenaam
schijnt, dat U verschrikt etc. , laat U niet in paniek brengen en houdt voor Uzelve voorlopig
vast aan de slagzin: "Ik droom, ik lig in bed". Ook wanneer Uw lichaam niet in bed ligt, brengt
deze realisatie een onmiddellijk contact met het fysiek weer tot stand en bent U in volledig
contact met Uw lichaam. Daarbij valt echter de plaats van uittreding en de ervaring van
uittreding verder weg. Deze regel is zeer eenvoudig, ze kunnen U voor veel leed en
onaangenaamheden behouden. U hoeft niet bang te zijn voor uittreding. Uittreding is in
genendele gevaarlijk, wanneer zij op beheerste wijze geschiedt. Alleen diegenen, die zich in
angst en paniek laten verzetten zullen hier mogelijkerwijze schadelijke gevolgen van kunnen
ervaren. Ik zou U niet aan willen raden over te gaan tot pogingen om uit te treden, voordat U
ook de geestelijke factoren van Uw leven aan een beschouwing hebt onderworpen, dus de
negenvoudige concentratie. Nog een derde punt,wat ik met U te bespreken heb is van een
andere geaardheid. U heeft besloten enkele personen toe te voegen aan Uw kring. Naar U
weet heeft U onzerzijds de goedkeuring hiertoe, maar ik zou U erop willen wijzen dat wij,
althans voorlopig, zullen trachten allereerst normaal verder te gaan. Op de leden van de oude
kring rust dan de verantwoording tot nadere voorlichting - voor althansenigzins begrijpen van
de behandelde materie - van de nieuw toegetreden leden-
Ik hoop, dat dit voldoende is. En dan ga ik nu het woord overgeven aan een andere spreker,
waar wij verdere beschouwingen op het ogenblik, gezien de speciale dag gaarne uitstellen.
Mag ik U even iets vragen? (gaat Uw gang) Bij het begin van Uw betoog,heeft U ons
gewaarschuwd, dat wij ons niet mochten bemoeien met het leven, tenminste het innerlijke
leven, op wat gebied het ook lag van de andere mens. Ben ik volkomen met U eens. Maar
als je nu ziet dat een ander mens, doordat hun denken verkeerd gericht is, als je dan met
225
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 12 – 2 november 1954

concentratie van je gedachten deze mensen op een beter spoor kon brengen, vindt U dat
ook niet goed?
Dat vind ik ook niet goed. Zodra het hier n. l. kwestie is van een magische beïnvloeding door
gedachtekracht, waarbij dus een deel van de eigen persoonlijkheid wordt uitgeschakeld of
tijdelijk geblokkeerd, krijgt U zelf de verantwoording te dragen voor het totaal van de re-
sultaten en kunt U onbewust een uiterlijk beter leven met een grote innerlijke frustratie
veroorzaken. Het is dus alleen wanneer U Uw meningen kunt open leggen. U kunt heel goed
Uw kracht gebruiken om U gehoor te verschaffen. Dat iS wat anders, U kunt dus Uw eigen
uitstraling zodanig varieren dat een welwillend gehoor U praktisch niet geweigerd kan worden,
U kunt Uw analyse etc. voorleggen, U kunt Uw eigen denkwijze naar voren brengen. maar U
zult het toch aan de ander moeten laten, of hij dit wil accepteren of niet. Wordt geaccepteerd,
datgeen, wat U voorstaat, zonder beïnvloeding Uwerzijds dus, anders dan door middel van de
rede, dan is het Uw volledig recht, om de verdere handhaving te vergemakkelijken door
daarvoor additionele krochten of te staan. U hebt dus niet het recht een misdadiger te nemen
en deze misdadiger tot een goed mens te maken, wanneer in deze mens zelf niet de begeerte
om in een normale samenleving als een goed mens te leven aanwezig is. Anders zou U dus
ingrijpen in het karma van een ander en dit betekent, dan dat het totaal van de waarde, die U
vervangt door de persoon zelf toch moeten worden beleefd, terwijl anderzijds de ver-
antwoording voor daden, verkeerde daden of ongelukkige reacties van de persoon zelve
gedurende een periode van Uw beïnvloeding of als gevolg daarvan van Uw persoonlijke
verantwoording vallen en door Uzelf in dit of volgende levens moet worden verwerkt.
En ziet U dit nu ook zo op ziekte-gebied?
Ik zie dit ook zo op ziekte-gebied, ja.
Dus als iemand ernstig ziek is en je kan er door je gedachten iets dan doen om ze te doen
herstellen, vindt U dat fout?
Dat ligt er aan of het hier een kwestie is van een psychische of een mechanische kwaal.
Wanneer het lichaam ziek is, dan is ene dergelijk ingrijpen zeer zeker m. i. goed. In dit geval
doet U niets anders, dan voor de Geest datgene doen, wat ze zelf niet tot stand kan brengen.
Waar echter een kwestie is van een psychische kwestie, dus van een zielsziekte, is het zonder
meer bedwingen daarvan niet gezond, waar zij een deel van de persoonlijkheid
noodgedwongen weg moet sluiten, of zelfs moet verbreken, nietwaar, om deze resultaten te
bereiken. Vindt U het goed als iemand last heeft van angstdromen, angstpsychose, om door
goed als operatief ingrijpen een deel van de hersenen uit te schakelen, zodat deze
angstdromen niet meer voorkomen? Daar wordt dan ook een deel van het bewustzijn volledig
en onherstelbaar afgesloten. Wanneer U met Uw gedachtekracht werkt in een persoon, die
geestelijk ziek is op een dergelijke wijze, zonder daarbij rekening te houden met de eigen
tendenz van het wezen, zult U ten alle tijde een vernietiging van een deel der persoonlijkheid,
althans voor deze uitingsperiode tot stand brengen. Dit is onverantwoord, nietwaar?.
Misschien mag ik U nog oven dit vragen? U doelt hier toch zeker in hoofdzaak op het tot
stand brengen van een contact buiten medeweten van de persoon in kwestie? -
(Inderdaad). Niet het contact wat men rechtstreeks met de persoon heeft en tracht door
overtuiging e. d. de man op een onder spoor en een betere weg te brengen.
Dit valt binnen het gebied der rede en vindt plaats met goedvinden of zelfs op wens van de
patiënt in kwestie en plaatst ons tussen een geheel andere verhouding. Ik wil U een
vergelijking geven. Een patiënt heeft appendicitis, maar niet in een accuut stadium. De patiënt
is om een of andere reden niet bij bewustzijn. Men opereert zonder te vragen, terwijl geen
noodzaak tot operatie bestaat, niet ethisch verantwoord. De patiënt weet dit en heeft dit
verzocht, verder de zelfde omstandigheden en wel ethisch verantwoord. Een gevaar, dat de
patiënt zal succemberen als de operatie niet gebeurt, medisch gezien, ethisch verantwoord om
in te grijpen ook zonder toestemming. maar alleen dan. Geestelijk nu is dit laatste punt het
geheel ten gronde gaan niet aanwezig. Geest kan niet sterven. Als zodanig valt dit laatste weg
en moeten wij ons dus beperken tot het: wij werken met toestemming van de patiënt of op
verlangen van de patiënt. Wij kunnen nooit tegen de wil van de patiënt ingrijpen in diens
leven, vooral in diens geestelijk leven.

226
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 12 – 2 november 1954

Mag ik U misschien nog iets vragen naar aanleiding van wat U zoeven zei over de vorming,
of ik zou willen zeggen de nieuwvorming vsn onze kring. De vraag is n. l. gerezen, toen wij
kans zagen om enkele mensen, die ook met dit soort werk bekend zijn en die al vele avon-
den van de "Orde der Verdraagzamen" hebben bijgewoond, om dat wij die wilden inviteren
voor deze kring en dat men direct begon met te zeggen: ja, daar wil ik wel aan deelnemen,
mits ook mijn vrouw in die kring kan komen en toen zijn wij, even gestoten op iets, wij
meenden wat in de eerste cursussen op een van de eerste cursussen gezegd was, dat dit in
hoofdzaak een kring zou zijn bestaande uit mannen. Ben ik door fout? Ik heb geaarzeld dat
te accepteren, omdat ik in het eerste verslag al lees, dot bij afwezigheid van de één of
ander het minder gewenst is om een andere hem of haar in de kring op te nemen, die niet
op de hoogte was van de dingen, die hier gebracht werden.
Daar zegt U zelf hem of haar (Inderdaad), dus U betrekt het vrouwelijk gedeelte, zou ik
zeggen, wel in de kring. Is het ooit ons mogelijk geweest het vrouwelijk gedeelte te verwaar-
lozen? U moet mij dit niet kwalijk nemen, dit is geen kritiek, maar oorspronkelijk was de
afspraak, dat de dames als toehoorsters aanwezig zouden zijn. Inderdaad is dat ongeveer vier
avonden, althans ten dele, gehandhaafd, ofschoon zelfs zeer scherpe gedachtenreacties ook
toen niet uitbleven. Sedert dat moment heeft ook het vrouwelijk element min of meer van zich
laten horen, vooral bij monde van een bepaalde persoonlijkheid en wij kunnen dus zeggen, dat
reeds langere tijd vrouwen actief deel uitmaken van deze kring en door ons, zij het enigszins
noodgedwongen, zijn geaccepteerd. Ik meen dus, dat er geen bezwaar verder bestaat,
wanneer ook vrouwen tot deze kring worden toegelaten, Ik geloof, dot dit alles is.
Ik ben blij, dat U de zaak daarmee weer eens zuiver gesteld hebt. Dan weten wij ook waar
wij aan toe zijn.
Dan wil ik U voor vandaag een spreker laten, die niet tot de normale docenten van deze kring
in deze avonden behoort. Een onderwerp echter, dat in verband staat met de materie, die we
thans aansnijden, ongetwijfeld voor U van belang zal zijn. Ik mag daarbij de aandacht vestigen
op het feit, dat de spreker in kwestie op aarde levende is.
Goedenavond.
0-0-0-0
Goedenavond, vrienden, Ik wil met U vanavond spreken over de verschillende mogelijkheden
van de magie, zoals zij in het Oosten wordt beoefend en de basis waarop zij gebouwd is. U
bent op het ogenblik zelf bezig met een inleiding tot verschillende magische bereikingen. Ik
zou U gaarne het Oosterse standpunt daaromtrent uiteen willen zetten. Ik ben mij ervan
bewust dat de waarderingen in Uw wereld heel andere zijn dan in onze wereld op het ogenblik
nog mogelijk zijn, ofschoon ook de Heer der drie Werelden uitdrukkelijk heeft gezegd, dat met
deze laatste herboren DaLai Lama het Boeddhisme zijn ondergang tegemoet gaat in de huidige
vorm. Dat is begrijpelijk, want het Westen breekt meer en meer de leefwijze en gedachtesfeer,
waarop het Boeddhisme gegrondvest werd. Echter de magie, die, ouder dan het Boeddhisme,
verwerkt is in een deel daarvan, kent bepaalde woorden, die ook voor U interessant en
belangrijk zijn. Allereerst, ik bedoel hiermede niet alleen de rituele magie, want een
Lambodchen, die eigenlijk in Uw wereld Doctor in de Theologie zou moeten zijn, wordt bij ons
ook tovenaar genoemd. Dus de magie en onze wereld omsluit veel van hetgeen U hier
wetenschap noemt en vele der lama's zijn dan ook vanuit Uw standpunt eerder geschoolde
scheikundigen, zij het dan ook, dat hun scheikunde en vergiftenkennis een andere is dan de
Uwe en dat zij werkelijk magiërs zijn. Zij ordenen hun magische krachten dus niet aan een
stoffelijke bereiking, maar alleen aan een geestelijke gesteldheid. In het Westen wordt de
wereld bezien als minder belangrijk dan in het Westen. In korte momenten wordt de wereld
veel intenser en heftiger beleefd dan in het Westen mogelijk lijkt. De hartstochtelijkheid
waarmee op bepaalde momenten de mensen van onze wereld leven, is voor velen Uwer
onverstaanbaar, vooral omdat de eenvoudige feiten zo'n grote diepte en reliëf krijgen, terwijl
zij in het Westen vaak vervlakken en vervagen. Echter dit gevoel beneden, dit gevoel van de
kleine wereld wordt gezien als een betrekkelijk onbelangrijk iets, vergeleken bij de andere
grote werelden. Werelden, die wemelen van goden, van grote invloeden, van demonen. Deze
demonen, deze invloeden deze goden zijn de eigenlijke werkelijkheid van vele der oosterse
volken en zelfs wanneer wij zoeken naar de weg en de waarheid, wanneer wij trachten te
227
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 12 – 2 november 1954

ontkomen een alle gebondenheid aan stof en materie wij kunnen deze geestenwerelden niet
ontgaan. Zo moeten wij dan beginnen ons lichamelijk in te stellen op een voortdurend contact
met deze wereld, willen wij van daaruit kunnen komen tot verder en hoger bereiking. Ik hoop,
dat ik voor U begrijpelijk en verstaanbaar blijf spreken, aangezien ik hier gebruik moet maken
ven de capaciteiten van de persoon, die mij tijdelijk zijn lichaam afstaat. Ik zou allereerst dan
de opleiding kort willen schetsen. Naarmate men de magie intenser wenst te gaan beoefenen
is het noodzakelijk, dat men meer zijn eigen wereld achter zich laat, zodat afzondering,
althans afzondering van de normale gemeenschap, aan het begin staat van elke opleiding.
Deze afzondering van de gemeenschap gaat gepaard met rigoreuze lichamelijke oefeningen,
waardoor ook het lichaam in een zekere toestond van evenwicht en gezondheid wordt
gebracht. Wij zien b.v. het gebruik komen om de slaaphouding steeds meer die van een
zittend en overdenkend mens gelijk te maken. Dit staat in verband met de stromingen in het
lichaam zelf, die bij een zuiver liggende houding, plat op de grond, gunstig zijn, maar gehurkt
zittende houding, benaderend de houding van het embryo, zal beter zijn en dus nog meer in
staat stellen de mens om geestelijk te rusten en zich vrij te maken van het lichaam gedurende
de slaapperiode. Dan wordt verder de nadruk gelegd op een zekere onthoudzaaamheid. Men
moet meester zijn over zijn behoefte een voedsel en drank. Ook dit vraagt een zeer lange
training. Men moet meester zijn over de omstandigheden buiten het lichaam. Velen geen
hiermede zo ver, dat zij het lichaam zelf tot warmtebron kunnen maken in een zeer koude
omgeving, zonder daarvan zelf schede op te lopen. En wel door een buitengewone wijze ven
verbranding in het lichaam op te roepen. Het is geen geestelijk vuur het is lichamelijk vuur,
meer lichamelijk vuur, dat gedurende twee - drie maanden kan worden gehandhaafd op zeer
hoge temperatuur, zonder dat het lichaam hierdoor onherstelbaar beschadigd wordt. Wanneer
al deze lichamelijke oefoningen plaats vinden komt daarnaast natuurlijk ook het geestelijke
leven en de geestelijke overweging. De toekomstige magiër wordt in de eerste plaats
geconfronteerd met de vele goden en kentekenen, met de vele symbolische wapens, de
symbolische instrumenten, die bij de magie worden gebruikt. Ze worden allereerst in hun
normale schijnbare betekenis voorgesteld. Wanneer een bepaald soort fluit wordt voorgesteld,
den begint men met de leerling te vertellen; dit is gemaakt uit het schenkelbeen van een mens
en hier op worden tonen gegeven, die speciaal aantrokken de duistere demonen, maar deze
demonen ook gelijk enigszins bezweren door een bepaalde cadans te handhaven. De cadans,
die wij kennen in onze muziek tonen dan ook zeer duidelijk, dat zij in de eerste plaats op
psychische beïnvloeding, de tweede plaats pas op klankzuiverheid en melodiek zijn ingesteld.
Nu begint men met te zeggen; "Deze fluit dus is om demonen te bezweren'. Veel later bemerkt
echter de leerling-magiër, dat dit niet waar is. Deze fluit is niet om demonen te bezweren,
maar zij is met haar speciaal geluid en de speciale cadancering van de daaruit voortgebrachte
klanken, bestemd om een eenheid van wereld te scheppen tussen de mens en een demon,
waardoor de gedachte-invloed en reactie op klank ven de mens voor een demon wordt tot
muziek, zodat hier gedachtenwerelden worden gekoppeld en uiteindelijk zelfs zichtbaar worden
gemarkt. De geestendolk b.v. , die gebruikt wordt voor de rituele magie, die gebruikt wordt bij
het geestelijk offer is evenzeer in het begin een verdedigingswapen tegen de demonen. Later
wordt zij het symbool van bepaalde krachten en blijkt zij terug te vellen tot vroeg phallische
gebruiken, waarbij dus het totaal van de mannelijke krachten in de dolk wordt uitgebeeld en
als zodanig omgevormd tot geestelijk vermogen, dient om demonen te bezweren, om krachten
te binden enz. De leerling-magiër, die al deze dingen begrijpt en verwerkt -,nl op de duur
natuurlijk de vraag gaan stellen: 'Maar waar zit nu de waarheid van de magie, die ik bedrijf. "
Wanneer ik mijn geestenratel gebruik, wanneer ik op mijn tambourijn sla, dan roep ik
werkelijk geen geesten, ik roep alleen wat in mijzelve op. In hoeverre zijn die geesten reeel?
En nu is bij ons het klooster, dat zeer bekend is, (het klooster van Lambodchen), En in
Lambodchen worden studies gemaakt, nl bijna 1500 jaar onafgebroken op het gebied der
magie. Ik kon U natuurlijk niet alles vertellen van wat daar gebeurt, maar ik zou U toch wel
enkele van onze conclusies voor willen leggen, zoals wij dat ook doen aan leerlingen, die
beginnen te begrijpen over geestelijke waarden. De wereld van de geesten, van de demonen,
van de goden, moet niet zonder meer worden beschouwd als een werkelijke wereld; want zij
zijn er alleen voor ons in bepaalde omstandigheden. Anderzins mogen wij hen ook zeker niet
vereenzelvigen met de krachten, die in ons wonen, want zij leven buiten ons, zijn soms strijdig
met ons wezen, soms bevorderend, zijn grillig en kunnen nooit en te nimmer volledig in
228
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 12 – 2 november 1954

overeenstemming worden gebracht met de menselijke psyche, de menselijke geest en haar


werking. Zij zijn wel degelijk zelfstandig bestaande entiteiten Maar entiteiten, waarvan slechts
een deel voor ons bereikbaar is, waarvan slechts een deel der vermogens voor ons te richten
of te gebruiken. Deze werelden, die naast elkaar liggen of schijnen te liggen, zullen in
werkelijkheid wel deel zijn van een grote eenheid. Maar deze ene grote eenheid is voor ons
niet te benaderen en omdat wij haar niet benaderen kunnen, moeten wij dan ook, met zeer
grote moeite, proberen deze werelden, elk voor zich, te benaderen in eigen begrensdheid. Wij
kunnen dit op vele wijzen doen; wij kunnen dit doen door voor ons zelf iets te willen creëren,
voor ons zelf iets te toveren, zoals men dit op aarde in Uw westerse wereld noemt, wanneer
men komt tot dat gebied, waarbij men twee sferen gelijktijdig kan beleven, dan noemt men
dat niet meer toveren, dan noemt men dit gewoon gedachten - creatie. Maar wanneer deze op
het eigen - ik gericht is, (de fouten moet U mij vergeven; ik probeer zeer snel met het medium
te werken, met de persoonlijkheid maar ik kon wel even misgrijpen, zo nu en dan), dus op de
persoonlijkheid is, dan blijkt daarbij, dat wij ons eigen contact met deze andere wereld zeer
sterk beperken en vernauwen. Hoe meer wij dus op een zuiver met ons zelf in verbond staand
doel gericht blijven hoe groter de mogelijkheid wordt dat de andere wereld ook op ons inwerkt,
naarmate ons doel echter buiten ons zelf ligt en zo mogelijk door geen enkele
belangengemeenschap direct met ons gebonden is. Ik reken als directe belangengemeenschap
dus: onmiddellijk contact als directe verdienste daarvan afhankelijk, niet vergroting van eigen
reputatie of naam. De dingen zullen altijd meespelen, maar het welzijn van een andere
persoonlijkheid of personen moet op de voorgrond staan. Nu wordt ook een relatie met die
andere wereld tot stand gebracht, maar deze wereld gedirigeerd naar een ander deel van het
bestaan in het leven, dat niet onmiddellijk toegang geeft tot Uw eigen wezen. Deze daden
geven deze wereld geen macht over U, wanneer U dus werkt ten gunste van anderen met de
grootste demonen, dan zult Uzelf nog onaantastbaar blijven, wanneer slechts Uw macht in
staat is om het bevel op te leggen aan een demon. Dan merken wij vanzelf, dat deze wereld
een groot aantal moeilijkheden biedt, wanneer wij haar willen dwingen in een bepaald keurslijf,
want de wereld van de geest, de wereld dus van een demon van de goden is niet geheel gelijk
aan de wereld, waarin wij leven: De levensbeschouwingen en waarden, die daar bestaan zijn
anders. Wel ervaren wij een dupliciteit i. v. b. met functies, zoals zij op aarde bestaan. liet
blijkt ons, dat vele voorstellingen, sociale verhoudingen en verbindingen met benadering van
nauwkeurigheid kunnen worden uitgedrukt in de menselijke taal. Dus, vast te leggen zijn zelfs
in Uw concrete westerse taal, die niet de schone vaagheid van klank kent die onze eigen taal
brengt. Dit betekent, dat wij, wanneer wij werken met geestelijke woorden buiten ons zelf,
altijd rekening moeten houden met het feit, dat wij te maken hebben met persoonlijkheden,
die op hun beurt in hun eigen wereld verplichtingen en mogelijkheden hebben. Dit leidt ons tot
een onderscheid van grote krachten en kleine krachten. De grote krachten worden gekroond
door de sterke demonen en goden. De sterke demonen en de goden zijn voor ons machtige
factoren, maar voor de eenvoudige magiër moeilijk te benaderen. Wij moeten dus tot een
middelaarssysteem grijpen, een bemiddelingssysteem, waarbij wij één eenvoudige
persoonlijkheid uit de geestenwereld proberen te brengen tot het vervullen althans gedeeltelijk
van ons verlangen. Weten wij hieraan toe te voegen bepaalde beloningen, die voor deze
persoon de vervulling van onze wens aantrekkelijk maakt, dan kunnen wij hem natuurlijk, of
haar, bewegen om andere factoren, andere machten mede tot verwerkelijking te doen streven.
Wanneer bij een grote bezwering offers worden gebracht, kleine torentjes van rijst gekleurde
rijst en thee, verschillende andere offers, boter offers, dan is dit heus niet, omdat wij denken,
dat wij daar iets mee aan een geest te eten kunnen geven. Maar wij weten wel, dat de essence
van verschillende voedingsmiddelen zover doordringt, dat zij ook in hun wereld kenbaar is en
voelbaar. Wij weten dus, dat zij zich kunnen verlustigen aan hetgeen wij aanbieden, dat het
offer niet altijd zinloos is, dat het stoffelijk offer betekenis krijgt door de essence, die leeft in
de voedingsmiddelen en de gaven, die wij aanbieden. De wijze, waarop wij ze aanbieden is
hierbij echter zeer belangrijk. Vandoor dat een formalistische magie hieruit is voortgekomen,
waarbij op een bepaalde wijze de rijstkoeken, de meeltorentjes enz. moeten worden
aangeboden. Al deze rituele dingen krijgt de leerling voorgezet, volledig uitgewerkt. Echter
weet de leerling zeer goed, dat achter al deze dingen de mogelijkheid schuilt voor het eigen
wezen om beheerser te worden, ook over de goden, ook over de grote demonen. De kleine
machten kon men zeer snel leren beheersen; dan is men nog geen volleerd tovenaar-priester
229
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 12 – 2 november 1954

dan heeft men alleen inzicht in geestelijke verhoudingen en weet daar gebruik van te maken.
Ik stel mij voor, dat men ook voor U datzelfde tot stand wenst te brengen. De grote machten
zal men U niet kunnen leren beheersen. Deze grote mochten n. l. zijn op de wereld zo
belangrijk, dat alleen een leven van studie en afzondering, van bijzondere lichamelijke en
geestelijke beheersing ons in staat stelt deze grote machten tijdelijk te binden. De kleine
machten zijn voor U wel bereikbaar. Maar de mens, die verder ken gaan dan dat - en de
volledige onbelangrijkheid van alle waarden inziet wordt door deze onverschilligheid voor het
ene gebied, waarop zij ons beïnvloeden, de meerdere van zelfs de god en de grote demon. In
feite meerdere, omdat de grote god, de grote demon altijd iets verlangt van de menselijke
geest. Zij zijn wezens, die leven in een wereld staande tussen Bordo en deze wereld. Dit
betekent dus, dat zij hier, U zegt tussen de hel, klinkt erg vreemd, goden die leven tussen de
hel en de wereld, toch is dit waar. De hel is n. l. een toestand van gebrek; voor deze wezens is
de wereld vaak een plek, waarop zij dit gebrek kunnen aanvullen, zodat zij een volledige
eenheid vormen. Naarmate zij dit doen in goede gezindheid, of een zure, nijdige manier, zijn
zij god of demon in onze ogen; maar zij zijn afhankelijk van vele dingen, die de mens en
vooral de menselijke geest hen geven kon. Als zodanig wanneer wij vrij zijn van begeerte en
zij voor ons niets vervullen kunnen en ons ook niet dreigen kunnen, zijn zij van ons
afhankelijk, zijn wij meester. Op het moment echter, dat wij iets van hen verlangen zijn wij
hun slaaf. Wat nu degene, die neer magische bereiking streeft nooit en te nimmer zal mogen
doen, is zichzelf tot slaaf maken van een demon of god. Men mag nooit dienaar worden. De
magie betekent in vele der lagere factoren uiteindelijk een hendel tussen twee werelden,
waarbij bepaalde krachten worden uitgewisseld, zoals bij een normaal handelscontract, waar
men theetegels tegen boter ruilt. Natuurlijk zullen wij de goede relaties en goede betrekkingen
willen handhaven met de wereld ven de geest. Wanneer wij eenmaal immers met hen in
kennis treden zullen wij dus beleefd zijn; zoals bij ons nog zeer lang het gebruik is geweest en
buiten de grote stad toch nog wel het gebruik is veelal: men biedt, wanneer men komt de
gastheer een sjerp om. Men krijgt ook een sjerp terug, het is geen verlies, het is een hoffe-
lijkheid. Zo zal men dan ook de geest erkennen; men zal hen zekerwaardering tonen, een
zekere beleefdheid en eerbied, opdat zij ook ons een zekere achting en zekere eerbied zullen
tonen. Wanneer wij dus deze beleefdheden uitwisselen, dan is dit geen kwestie van angst. Men
moet zich realiseren, dat de geest in alle gevallen en alle tijden nu eenmaal thuishoort bij ons
en met ons in contact staat en dat men zoals men een goede buurman een groet waardig
moet achten, men ook de geest zijn groet niet mag onthouden. Voor Uw wereld klinkt dit
misschien alles fantastisch, misschien zelfs bombastisch. Ik kan U echter verzekeren, dat wat
ik hier beschrijf aan toestand, ook in de westerse wereld veel voor komt. Ook in Uw eigen
wereld bestaan nog steeds de geesten, de demonen van onze wereld en de goden van onze
wereld. Alleen U noemt ze in de spiritualistische kringen en ook in sommige
parapsychologische kringen anders. U noemt ze entiteiten, intelligenten of misschien zelfs
overgeganen. In vele gevallen is dit juist, niet altijd. Onder de demonen, zowel als onder de
goden bevinden zich vele wezens, die op aarde als mens, of in de voormenselijke periode
hebben geleefd. U zult begrijpen, dat juist deze zeer vatbaar zijn voor een zekere menselijke
achting en zeker rekening houden met hun wezen en bestaan. U bent echter in staat op Uw
wereld, zo leren wij dit ook aan de leerling-magiër, om deze wezens beter te begrijpen dan zij
Uw wereld begrijpen, omdat een sterk verschil in waarde bestaat. Dit sterke verschil in waarde
is voor U langs de psychische weg op te lossen. Voor hen echter, waar zij de fysiek van de
wereld niet meer kennen, onmogelijk. U kunt dus in de stof, dank zij Uw psychisch inzicht,
komen tot fysieke handelingen en daden, die voor deze wezens van groot belang zijn, die voor
deze wezens een bevrijding, een zekere gave betekenen. Men mag hen die niet onthouden.
Wanneer U in contact komt met invloeden, die U misschien zelfs maar verdenkt daarvan
-"geest" te zijn: behandel ze met achting, met eerbied. Ik vraag niet van U, zoals de leerling
bij ons moet doen, dat gij uit zult geen in de eenzaamheid naar een van de vervloekte
plaatsen om zich daar als vleselijk en lichamelijk offer aan te bieden voor de demonen. Het
kan in onze wereld nog wel en het is een beproeving van geestelijk zeer hoge waarde. In Uw
wereld kan dit niet meer. Maar U kunt wel U realiseren, dat waar U denkt een geest aanwezig
te vinden, een geest, die U gunstig of ongunstig gezind is, het voor U het beste is om hoffelijk
te zijn. Is dit vertoog voor U te langdurig of interesseert het U? (Ja). Men heeft mij verzocht
om deze onderwerpen te belichten voor U, juist omdat in Uw westerse wereld vandaag een
230
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 12 – 2 november 1954

dog wordt gevierd, waarbij men bij hoge uitzondering de geesten -en dan nog niet eens alle
geesten - gedenkt. Dit gedenken op een dergelijke wijze is voor ons een dwaasheid. Wie zal de
doden terugroepen tot het land waarvan zij zijn uitgegaan? Wie zal zeggen: "Hier is de woning,
waarin je gewoond hebt en ik ben de eigenaar". Dit is dwaasheid. De afgunst van de goden
mag men niet wekken, maar ook niet de nijd van de demonen. Men kan toch echter door zich
voortdurend bezig te houden met deze geesten zeer veel goed doen. En juist door wie of
misschien nl. langer werkt met deze krachten, zou ik dan van onze scholing uit een paar kleine
raadgevingen willen geven. Ook wanneer U ze dwaas vindt, probeert U het. De leerling en de
leerling is bij ons vaak zeer arm, heeft vaak niet veel voedsel en is aangewezen op de gaven,
die het klooster krijgt. Brengt voor zijn bescherm goden een offer en hij doet dit op een
eenvoudige wijze; hij is niet in staat grote offertorens te bouwen en neer te zetten voor de
beelden. Maar wanneer hij een maaltijd heeft, dan biedt hij een deel daarvan, wat hij op zijn
school of schotel afzondert, aan een de geesten en zegt: "Zo gij hongerig zijt, eet met mij. "
Hij deelt zijn leven met de geesten. Dit is misschien voor U wat dwaas, U hoeft het niet hardop
te zeggen. Bij ons zegt men het hardop. Bij U is dat niet nodig, want ook de gedachten worden
door de geest, wanneer zij gericht worden, zeker verstaan. Het is een kleinigheid. Toch kunt U
zich daardoor vaak de welwillendheid van menige geest, die voortdurend rond U is, sterk
verzekeren. En denkt U niet, dat dit alleen bijgelovigheid is. De ervaring leert ons, dat deze
krachten, althans voor de normale mens sterk beïnvloedend en sterk werkzaam zijn. Dan een
tweede iets, dat ook erg belangrijk is. Wanneer bij ons de leerling deze offers heeft leren
brengen en hij heeft een eerste kleine inwijding achter de rug, dan zeggen wij hem dit:
"Bedenk, dat je begint om deze wereld te betreden, die niet de jouwe is. Bedenk dus, dat je
hoffelijk moet zijn. Bedenk vooral, dat je niet moet vrezen, want je hebt machtige
beschermers. Zeg, wanneer je 's avonds te rusten gaat, tot je geest, ga vrijelijk uit en
betreedt de werelden, die gesloten zijn". Maar zeg ook tot je geest: "Tredend in deze
werelden, die niet de mijne zijn, zal ik trachten om niemand te kwetsen, niemand te hinderen,
zal ik trachten altijd weer ieder die ik ontmoet, iets te geven van hoger aanzien, hoger eer".
Voor Uzelf wanneer U,. . ,(ik hoor spreken over een cursus, waarin U ook wordt voorbereid op
uittreding), wanneer U tot uittreding zou overgaan in andere sfeer, vergeet U dan ook dit niet.
Het is zeer belangrijk. Dan nog iets. Wanneer U rustig bij elkaar zit, of U rustig alleen zit en U
wilt een ogenblik een bepaalde geestelijke sfeer rond U trekken, gebruik niet Uw electrisch
licht. Ook tegen onze leerlingen zeggen wij; "Wanneer ge kunt, neem een kaarsje, gevormd uit
zuivere was en brand deze in stilte, drink je thee en laat de geesten rond je zijn. " U zult rijk
worden aan kracht in de stilte van het ogenblik. Misschien dat onze wereld U primitief lijkt. Het
is een wereld van vervaging, een wereld, die over honderd jaar niet meer zal bestaan. Maar
het is een wereld, die haar wapen verder doorvoert naar andere landen. Het is een wereld, die
van plaats verandert, waarin geest gelijk blijft. Want het grote woord, dat in deze tijd
gesproken mag worden en vroeger een groot geheim was: "De naam van de Heer der drie
Werelden" wordt gesproken op aarde. Hij is geen god, maar zijn krocht, die ingrijpt in deze
wereld, dit leven, dit bestaan van U, zoals hij ingrijpt in alle andere werelden, wanneer het
noodzakelijk is, dat wij komen tot vrijheid en het grote pad. En wanneer U deze weg gaat
volgen, dan zult U altijd weer dezelfde basis ontmoeten, uitgedrukt in andere woorden: "De
Wereld is groot en wij kunnen op deze Wereld heel vrij zijn". Een lichaam zit op het ogenblik in
overpeinzing voor het grote beeld van de Boddhisvata. Rond dat lichaam hangen de grote
banieren, de gele en de rode banieren met de grote zin erin, die (hoe zegt U?) is: " O, Gij
Juweel in de Lotusbloem". Gebedsbanieren, die zachtjes wapperen. Het is stil altijd daar.
Daarom kon ik hier zijn en met U spreken. Wanneer U stil kunt zijn, zoals ik stil ben, waarom
zou U niet met mij zitten voor hetzelfde beeld in overpeinzing? Het is voor U mogelijk, dat de
Heer der drie Werelden de mens heeft gevormd en nog steeds geleid tot hoger bestemming.
Niet dat hij ons geschapen heeft, maar hij vormt ons geestelijk. Hij leidt ons van plaats tot
plaats en van oord tot oord en steeds wordt de geest vrijer en meer heersend tegenover het
lichaam. Dan zou de wereld zeggen: "Dit zijn grote magiërs" of "Dit zijn grote geleerden of
filosofen", maar wij zullen weten, dat wij alleen iets vrijer zijn geworden in deze grote wereld,
die zovele verschillende soorten van levens en bewustwording in zich draagt. Ik heb het
aangenaam gevonden op verzoek van één van mijn vrienden, die niet op aarde leeft een
ogenblik met U te kunnen spreken over deze dingen. Ze liggen mij zeer aan het hart en ik
hoop, dat ook in het Westen de Lotus openbloeit, dat ook in het Westen zielen vrij zullen
231
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 12 – 2 november 1954

komen, die uit kunnen gaan en zien de kosmos als een zestienbladige Lotus, waar in het
midden staat een zuil van vuur. Dit is het juweel en de grote schepping. Dat is de
werkelijkheid, die wij vinden, wanneer wij gaan tot aan de grenzen von ons vermogen. Het
was mij een eer met U te zijn.
0-0-0-0
Goeden avond, vrienden.
Nu, den kunnen wij verder gaan praten over een onderwerp, dat Uzelf interesseert. Vragen,
antwoorden etc. Wat hebben we nog? Of wilt U verder gaan met een bepaald onderwerp?
Ik geloof, dat het laatste erg wenselijk is. Ik hoop, dat de andere aanwezigen er ook zo
over denken
En welk onderwerp?
Als ik mij niet vergis, heeft U de vorige keer een filosofisch onderwerp aangesneden.
Misschien kunt U daarop voortbouwen?
(Discussie: welke avond en welk onderwerp). Toen hebben we o. a. een beetje over het
Goddelijke gesproken. Nu ja, als U mij vraagt om vandaag ook weer te filosoferen, vindt U het
dan erg, als ik een beetje over het Allerzielenfeest ga filosoferen? Of niet? (Integendeel). Per
slot van rekening, dat is eigenlijk ook wel iets waar we zo over na kunnen denken, want
vandaag of morgen staat U toch ook per slot van rekening allemaal zelf op het punt, waarbij U
ook met Allerzielenfeest nog eens op de aarde gaat kijken. Ik geloof wel$ dat het erg
interessant voor U is, als we dat eens even uit elkaar geen rafelen. Eens kijken, hoe dat
allemaal in elkaar zit. Het is wel niet allemaal filosofie, hoor. Maar dat komt er van zelf wel bij.
Dat zit toch altijd op de achtergrond. U heeft genoeg gehoord over onze wereld en over de
verschillende wetten, die het Al regeren om te begrijpen, dat gelijk gelijk kan aantrekken
onder sommige omstandigheden en dit vaak een harmonie, een verbinding tussen twee
oorspronkelijke gescheiden werelden tot stand brengt. Daar hebben we genoeg over gehoord,
niet? Nu, dat moet U zich eens voorstellen. Hier op de wereld, daar gaat het eigenlijk op een
semi-religieuze basis. Daar gaan de mensen ter kerke, daar gaan de mensen Allerzielenfeest
vieren. Dat is echt zo'n eigenaardige uitdrukking. Want ik vind het voor mijzelf overigens
helemaal geen gezellig feest, omdat ik mij niet kan voorstellen, dat er iets feestelijks in zit om
met bloemen naar het kerkhof te gaan b.v. , of om een kaarsje te gaan branden. Maar er zijn
toch wel dingen bij, die wel van belang zijn. Dus dit. Die mensen zijn door gewoonte zover
gekomen, dat zij op deze bepaalde dog van het jaar eigenlijk gaan denken aan al degenen, die
overgegaan zijn, aan degenen, die zijn gestorven. En dat is het leuke, dan ga je allerhand
herinneringen ophalen natuurlijk, dan denk je onwillekeurig o ja, zo was hij en zo was zij en ja,
dat was er toen ook nog. Dat mijmer je zo'n beetje voor jezelf heen en de meesten realiseren
zich niet, wat zij doen. Maar op dat moment stel je een gedachte op, die je gelijk hebt met
iemand in onze wereld. Dat is eigenlijk het begin van het hele geval. Wanneer n. l. deze
gedachten gelijk zijn, ontstaat er een tijdelijke harmonie tussen de zender, de mens op aarde
en de geest. Dit gebeurt natuurlijk het hele jaar door, maar lang niet in zo'n sterke mate. Nu
komt hierdoor een voortdurende stroming, tot stand dus, laten wij maar zeggen van
gedachten, vanuit onze sfeer naar de aarde toe. Het klinkt erg sentimenteel als het allemaal zo
wordt gezegd, weet U wel, van je lieve overgeganen, die allemaal komen, nietwaar en de zon,
die ondergaat op een door regen beweend kerkhof. Het klinkt allemaal zo fantastisch aardig.
Maar er zit iets van werkelijkheid in. Het ligt helemaal niet aan de kerkdiensten en het ligt ook
niet aan de kerkhoven, maar het ligt gewoon aan de gedachte. Dan komen die geesten, die
komen naar de aarde toe en nu heeft elke geest in onze wereld natuurlijk ook weer zijn eigen
contacten, zijn eigen gedachten. Die deelt zijn wereldje ook weer met anderen en wanneer je
dus contact maakt met één geest door deze herinnering, dan kun je soms tien, twintig, dertig,
misschien honderd geesten daardoor in de gelegenheid stellen om dichter te komen bij de
aarde en op aarde denken alle mensen, hebben alle mensen gedachtenuitstralingen. Daar is
een bepaalde tendenz van denken en daar vindt ieder van ons wel iets in, wat voor hemzelf
nog acceptabel is. Zo komt het, dat juist op deze dag eigenlijk het aantal geesten, dat in de
onmiddellijke nabijheid van de stofsfeer zweeft en doel heeft, vooral in het gedachteleven van
deze stoffelijke sfeer, onnoemelijk groot is. En dat brengt een hele hoop eigenaardige

232
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 12 – 2 november 1954

problemen met zich mee ook. Stelt U zich voor een soort van geestelijk "van der Dekken" die
daar jarenlang, eeuwen rond gedoold heeft in het duister, eindelijk contact heeft gekregen met
een paar verwante geesten en nu door middel van deze verwante geesten, waarvan er één
tamelijk recent is overgegaan, in contact komt weer met Uw wereld. Dat brengt een
fantastisch iets met zich mee, want deze mens moet zich nu gaan realiseren: er zijn trams, er
zijn auto's, er zijn lichtreclame's, want daar denken de mensen over en leert deze
associerende bepaalde indrukken. Zo is zo'n enkele ding een onnoemelijke verrijking en in
tegenstelling van wat de wereld denkt, dat is feest, vierentwintig uur, en dan is het afgelopen.
Duurt het veel langer? Dat kan soms nog weken naderhand duren, totdat het contact weer
verbroken wordt en dat gebeurt dus op het moment, dat je niet zo gauw weer een
gedachtecontact kan vinden, dat in je eigen sfeer ligt. Dat is eigenlijk de basis van dit
Allerzielenfeest en eigenlijk de techniek van dit geval; het is dus een gemeenschappelijk veld,
waarin je beiden met je gedachten op gelijke tijd harmonisch optreedt en waardoor een
verdere deling van de daaraan vastzittende gedachtenwereld mogelijk wordt. Nu ga je als
geest over die wereld heen en dan zie je, hoe de mensen met een vroom gebaar bloemen
neerleggen op je graf en je weet, dat ze je eigenlijk gehaat hebben. Dan voel je jezelf
plotseling erg geprikkeld en dan zou je die mensen, die zou je onheil aan willen brengen. U
kunt het controleren, hoor. U hoeft het niet van mij te geloven, dan moet U eens opletten. De
volgende vijftien, zestien dagen. Allerhand onaangename gebeurtenissen. Na de vijftiende
loopt het weer een beetje beter. Allemaal van die kleine ongelukjes, weet U wel, van die
strubbelingetjes, zelfs in het particuliere leven van de meeste mensen, ze zullen veel meer
pech hebben dan anders. Het resultaat van Allerzielen, juist omdat er vaak iets onechts bij
heeft gezeten en aan de andere kant worden juist er deze zelfde dag contacten gelegd, die
beiden werelden blijvend aan elkaar verbinden. En je kunt een mens, die je lief is geweest een
hele tijdlang vergeten en door dit vergeten raakt die mens steeds verder van je verwijderd, ze
willen je nog wel bereiken, maar ze kunnen het niet meer. Trouwens U kunt zich dit misschien
voorstellen, nietwaar, als je een tijd in verschillende landen hebt vertoefd en de briefwisseling
is steeds minder geworden, dan vergeet je elkaar zo langzamerhand; je denkt er nog wel eens
aan, maar het blijft allemaal zo vaag en oppervlakkig, het hoort niet meer bij je bestaan en
ineens ontmoet je elkaar weer, dan leeft die hele ouwe tijd weer op en alles komt weer naar
buiten toe. Nu zijn er natuurlijk ook heel veel geesten, die op deze manier, vooral bij oude
mensen komt dat voor, een contact leggen wat een hele tijd verbroken is geweest en ze zullen
dus naast deze periode van ongelukken in de komende maand, laten wij daar maar een maand
voor nemen ongeveer, ook zien, dat heel veel mensen een tijdlang verstandiger handelen, dan
je van ze zou verwachten, redelijker, reeeler. Er is een wisselwerking tussen twee werelden en
als we dat nu moeten uit gaan pluizen, dan komen we tot fantastische ontdekkingen, n. l. dat
heel veel van U onbesloten zijn, van Uw twijfelen, van Uw koppig zijn, van Uw ongelukjes
maken, onbeholpen zijn etc, van Uw kleine vreugden, eigenlijk afhankelijk zijn van die andere
wereld. Maar kan die andere wereld dat nu maar zo brengen, kan dat nu alleen van die andere
wereld uitgaan? En dan moeten wij geloof ik wel "nee" zeggen. Want wat die andere wereld
allemaal geeft, dat kan ze alleen maar geven, als je er zelf aan mee werkt en jezelf erop
reageert. En vandaar dat een mens, die voor zichzelf nurks, zuur, ongelukkig is, ontevreden
misschien, wel goede invloeden aan kan trekken, omdat er in elk leven wel bepaalde contacten
zijn, die goed zijn, maar die zal nooit de voordélen daarvan kunnen ervaren. Het moet in jezelf
zitten. Erg belangrijk. En hoe meer het in jezelf zit, hoe rijker het zich uit. Zo komen wij den
ook weer tot de filosofie. Nu ja, het hoort er bij. Alle dingen zijn in jezelf, ook die geesten en
die hele invloed van het Allerzielenfeest. Wij zijn stuk voor stuk eigenlijk een soort schatkamer
met vele schatten. Ieder van ons heeft een hoop kostbaarheden in zich. Hele grote
kostbaarheden vaak. En bij elk van ons is er een deur en nu is het het moeilijke, je kunt
meestal de schatten, die je in je hebt zelf niet naar buiten brengen, het is te zwaar en nu komt
er iemand, die je helpt en dan kan inderdaad het schoonste wat je hebt naar voren komen.
klaar ja, in menige grot, daar ligt geen schat, daar ligt venijn. Slangen, schorpioenen, al die
dingen. En nu komt er misschien ook wel iemand, die de mogelijkheid wil bieden om dat naar
buiten te brengen en nu verwachten wij allemaal van de buitenwereld, dat de buitenwereld ons
accepteert, bewondert, ons gelijk geeft. We denken: "Die buitenwereld moet toch eigenlijk
maar eens begrijpen, dat wij eigenlijk hele goeie mensen zijn" en we praten ons misschien zelf
wel een, dat nu ja, we zijn wel nederig en we begrijpen het Wel, maar in werkelijkheid vraag
233
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 12 – 2 november 1954

je dan toch wel, dat die wereld je accepteert als iets moois en als iets kostbaars. En daar komt
me zo'n onaangename invloed en die brengt je daar plotseling al het lelijke wat in jezelf zit
naar buiten. Zou je er zelf geen deel aan hebben, zou het je niet interesseren, wat de wereld
ervan zegt, dan zou je: er geen last van hebben. Natuurlijk niet. Maar op het moment, dat je
het je wel aan gaat trekken, dan kan het je in een verduveld onaangenaam pakket brengen.
Dat kan ik U wel vertellen. Met het mooie is het precies hetzelfde. Wij hebben onze vreugde
over het algemeen niet aan wat we zijn, maar om wat de wereld denkt wat we zijn. De wijze,
waarop de wereld op ons wezen reageert. Wij zijn gebonden aan een voortdurende uitwisseling
van indrukken, een voortdurende waardering, als het ware in de wereld rond ons. Dat is ons
eigenlijke leven, ons eigenlijk bestaan. En alle grote woorden, die wij erbij halen, God en wie
weet, wat nog meer, ach, die bestaan natuurlijk wel, maar die maken minder voor ons uit vaak
dan juist die kleine waardering, die de wereld ons geeft. Dat kleine beetje goedwillendheid of
dat kleine beetje verachting, dat wij erven van de mensen. Ja, als de geest dan daar in gaat
grijpen, dan is het ook begrijpelijk, dat er mensen vervloekt kunnen zijn. Dat er mensen zijn,
waarvan je kunt zeggen, nu, die worden eigenlijk helemaal opzij gedrukt, opzij gedrongen, die
worden door gewoon geboeid en geketend, want alles wat zij doen loopt ze tegen, ze kunnen
gewoon niet gelukkig zijn. Die mensen kun je miljoenen geven en als ze die miljoenen hebben
breken ze een been en nu kunnen ze niet genieten etc. Dat komt dus, omdat deze mensen in
zichzelf slechte waarden dragen en niet in staat zijn om de dingen te nemen zoals zij zijn,
maar ze onmiddellijk koppelen met de wereld, met invloeden van onderen en o wee, als daar
de geest tussen komt. Ik zal U vertellen van een millionnair. Er is zo'n meneer geweest. , die is
dood ongelukkig geweest het grootste gedeelte van zijn leven. Een heel erg machtig man, nl
was hij niet erg gezien, een zekere Zohoroff. Meneer Zohoroff was dood ongelukkig om de
dood eenvoudige reden, dat hoeveel kapitaal hij ook vergaarde, hoe machtig hij ook was, er
praktisch geen mens was, die hem om zichzelf waardeerde. Dat voelt niet iedereen. Het is niet
erg prettig, zelfs op een Allerzielendag. Als je daar eigenlijk de slaaf bent met je geluk en je
ongeluk van die invloeden van buiten af. Dat is niet prettig, dat is niet aangenaam. Wat
moeten we dan doen? We moeten ons van de wereld geen steek aantrekken, ja, begin er maar
eens aan. En toch moet daar ergens een waarheid schuilen en die waarheid, die kunnen wij
wel vinden als we even aanknopen bij hetgeen wij de vorige keer ook al besproken hebben.
D.w.z. twee maande geleden, dat eigenlijk de hele wereld in ons zelf schuilt. We kunnen in de
wereld zien, wat wij in de wereld willen zien, want die hele wereld rond ons is opgebouwd in
onze waarneming. Onze God, die een beperkte God is in zekere zin, komt uiteindelijk ook uit
ons zelf voort. Dan kunnen wij ons onze wereld gaan scheppen. Dan kunnen wij zeggen: "Ik
vraag niet om wat de wereld mij geeft of wat de wereld om mij geeft, ik vraag alleen maar om
zelf gelukkig te zijn". Erg egoïstisch, vindt U niet? Toch leidt filosofie ertoe. En wat meer is,
ook de rede en wat nog meer is, de drang in je hele wezen. Wij willen gelukkig zijn en niets
anders. Wij willen, dat de hele wereld ons accepteert, je, als het kan een klein beetje op een
voetstukje zetten. Wij willen tegenover die wereld goed zijn, maar willen weten, dat onze
goedheid gewaardeerd wordt, geaccepteerd wordt. Nu, dan is er maar een ding, Laten we dan
in die buitenwereld datgene zien, wat we er in verlangen. Den zijn we klaar. Gek he, er is nog
geen mens geweest, die dat heeft klaar gespeeld en er tevreden mee is geweest. Waarom?
Wat denkt U? Omdat wij zelf natuurlijk. . . het antwoord rijst daar ergens vaag uit de
gedachten op, maar ik zal het wel even onder woorden brengen. Omdat wij in werkelijkheid
wel onafhankelijk leven ten opzichte van die wereld maar ook gebonden zitten in die
harmonische velden, net zoals de geest samengebracht wordt in deze harmonie, zo is het met
ons ook. Wij verlangen niet alleen ons geluk, maar ons geluk is afhankelijk van het geluk van
degenen rond ons. Raar gevel, he? Je kunt niet gelukkig zijn als een ander ongelukkig is.
Zolang er ongelukkige mensen op de wereld zijn zal het geluk van de mensheid nooit volmaakt
kunnen zijn, omdat het beetje ongeluk dan altijd een zekere onevenwichtigheid schept en die
onevenwichtigheid in ons zelf niet verwerkt kunnen worden. En dan zit je daar zo met
Allerzielen opgeladen, met zo'n hele hoop ongelukkige geesten. Per slot van rekening als je het
goed hebt, laten we zeggen een emigrant, die naar Canada is gegaan, toevallig eens een keer
het rijk heeft gehad, nietwaar, één van de tienduizend, komt terug in Nederland en die vindt
het reuze leuk en die rookt een grote sigaar misschien en U zegt: "Hallo Folks, hoe gaat het
met jullie?, die is zijn taal ook al een klein beetje vergeten. Die vindt het buitengewoon

234
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 12 – 2 november 1954

interessant en die voelt zich eigenlijk thuis. Maar die gaat ook zonder veel leedwezen weer
weg, want die heeft daar een andere wereld. Zo gaat het met ons als je in een hogere sfeer
bent. Wij komen ook wel terug, natuurlijk, maar als wij zo met Allerzielen terugkomen, dan is
het eigenlijk om te zeggen: "Hallo, hoe gaat het met jullie? Ik vind het erg prettig om jullie
weer eens te zien. Wij hebben een eigen wereld een eigen geluk. Wij klampen ons niet vast
aan de wereld". 0 nee? Wij willen graag helpen, natuurlijk. Hoe gaat het met veel van die
mensen, die uit de vreemde komen en die hier in de wereld zijn. Die willen ook graag helpen,
die willen ook iedereen wat geven. Zo staan wij er ook vaak voor. Maat stel je nu iemand voor,
die terug zou moeten en die er alleen maar een hutje heeft. Die het hier een tijdlang beter
heeft en goed heeft; die wil niet zo graag terug. Die schept dus een gedachtenharmonie, die
ongelukkig is. Die mens is ongelukkig, hij blijft bij U in de buurt, zet U gevangen in dat veld. U
kunt dus Uw eigen geluk niet vinden, omdat anderen in Uw buurt ongelukkig zijn. Ik kom
eigenaardig genoeg weer op die oude waarheid terecht, dat je alleen maar geluk kunt vinden
door geluk te geven, dat je alleen maar vrede kunt vinden door vrede te geven. Maar dat je
het nooit voor je zelf kunt verwerven. Want als je het aan anderen geeft, dan wordt je
gevangen in het totale invloedsveld, waarin het ontstaat en zo krijg je langzaam moor zeker,
krijg je het in jezelf eigenlijk automatisch gegeven. Het is zo'n cadeautje, dat je krijgt. Maar
ja, hoe moet je nu al deze geesten bewustzijn brengen? het is voor ons nl een heel moeilijk
probleem en voor U praktisch onoplosbaar. Gedachtekracht gebruiken, natuurlijk; wanneer Uw
gedachten ook aan deze ongelukkigen een ogenblik zich wijden, is dat heel mooi, heel goed.
Daar kunt U een hoop goed mee doen. Maar wat van meer belang is, is dit: wij moeten
doodgewoon zorgen, dat wij althans voor deze invloeden, onaantastbaar zijn. Ons eigen
gedachteveld moet sterker zijn dan het hunne. Die onbevredigdheid, die ontevredenheid, die
zij uitstralen moet gewoon teloor gaan, omdat wij sterker zijn en wij hebben vrede. Wij hebben
kracht, wij hebben geluk, want wij verlangen niets van de wereld, wat die wereld ons niet,
geeft. Nu zitten wij weer met zo'n lastig ding. Een mens verlangt altijd meer, of de mens
denkt, dat hij meer verlangt. Nu komen wij eigenlijk aan de clou van het hele betoog. Want als
een mens denkt, dat hij meer verlangt zonder het te verlangen, dan gaat hij jagen naar
dingen, die hij niet nodig heeft. Hoe meer van die dingen die hij niet nodig heeft zijn eigendom
worden, binnen zijn bereik willen, hoe meer deze mens natuurlijk daardoor bezwaard wordt en
van zijn eigenlijke geluk en vrede wordt afgedrongen. We zullen het wel met elkaar eens zijn.
Dus nu gaat het er om uit te vinden, op welk moment je tevreden kunt zijn en op welk
moment niet. Niet gedacht, hé, dat dat met Allerzielen in verband stond. Toch is het zo. Voor
degenen, die misschien vinden, dat dit eventjes buiten het gewone kader valt: ik zit niet alleen
voor U aanwezigen hier in de stof te praten. Ik probeer ook onderen nog een klein beetje mee
te geven. Maar de grote kunst is dus om te weten, wanneer wij gelukkig zijn. Het gekke is, dat
de meeste mensen zich pas realiseren, wanneer ze gelukkig geweest zijn, maar niet wanneer
ze gelukkig zijn. Wij ervaren dus, zeker wanneer wij in de stofwereld zijn en vaak ook in de
geest, niet het moment van het geluk zelve, maar kennen alleen de herinnering eraan. En die
herinnering is dan irreeel geworden omdat zij niet meer overeenstemt met wat zij eens
beleefden. Dat is een listig probleem. Wat moeten wij daaraan doen? Moeten wij dan steeds
gaan denken aan het geluk? Nee, want als wij er steeds aan gaan denken, den is het ook al
weg. Want als wij gaan denken: "Zijn wij nu wel gelukkig" dan betekent dat al, dat wij het
geluk zelf niet ondergaan. U bent het toch met mij eens? Dus wij moeten leven zonder terug te
zien, zonder te vergelijken met het verleden en zonder droombeelden te bouwen voor de
toekomst. De meeste mensen leven op déze manier. Ze zeggen: "Wat was het toen goed! En
wat zal ik het morgen goed hebben". Maar wat zij vandaag beleven, dat gaat verloren in de
herinnering van gister en de verwachting van morgen. Je moet met de dag kunnen leven. Pluk
de dag zeggen ze wel eens. Daar zit een hele hoop in, vrienden. Er zit geestelijk veel meer in,
dan U zou denken. Want wat vandaag gisteren lijkt, wat vandaag morgen lijkt is eigenlijk
allemaal één. Er is geen scheidbare tijd. Je kunt die dingetjes niet in mootjes hakken. Je kunt
niet zeggen, toen was het zo en morgen zal het zo zijn. U kunt alleen zeggen: nu is het zo. Dit
nu, dit moment, waarin ik op het ogenblik leef, daar vloeit die hele boel in samen. Daar
hebben wij het ook over gehad, nietwaar? Dat weten wij ook, het verleden en de toekomst
vloeien in het heden samen. Als ik het heden intens beleef, den beleef ik daarmee toekomst en
verleden gelijktijdig. Ik verwerkelijk mijn toekomst op dit moment, ik beleef mijn verleden. Het
gekke is: de mensen, die dromen en zo niet denken vinden in hun herinnering heel vaak het
235
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 12 – 2 november 1954

geluk en ze vinden in hun verwachtingen heel vaak het geluk. Maar ze vergeten het heden te
zien. En toch, wanneer U in Uw herinnering geluk draagt, wanneer U verwacht, dat er nog
geluk komt, wanneer U verwacht dat er vrede zal komen voor U, en weet, dat er vrede voor U
is geweest, dan is het er nu, op dit moment. Dat is nu juist de aardigheid. Niet "het pluk de
dag" van "leef er maar op los" maar, "leef vandaag intens" en denk niet terug aan gisteren,
kijk niet vooruit naar morgen. Als het morgen Zondag is, neemt moeder de vrouw melk voor
morgen, dat is heel normaal; dat hoort bij de dag van vandaag, maar we gaan er niet over
denken, of we het morgen misschien anders kunnen doen. Je moet een agenda opstellen,
natuurlijk. Die agenda behoort bij het werk van vandaag en wijst tijdstippen in de toekomst
aan, maar we gaan niet overdenken hoe het wordt. Dat is niet nodig, want dat is er vandaag
al. En wanneer we het vandaag beleven, dan herkennen wij het morgen, in de toekomst,
onmiddellijk. Zijn wij onaantastbaar geworden, dan is er niets te veranderen voor ons. Dan
kan ook dat hele geestenheir ons niets aan doen. Denkt U, dat zij ons aantasten in wat wij
werkelijk beleven? Welnee. Zij tasten óns aan in de herinnering, dus in het verleden of in de
verwachting, de toekomst. Alle beïnvloeding, alle onderlinge beïnvloeding, alle velden, die
harmonisch zijn, zijn niet gebouwd op de werkelijkheid, maar op gedachtestromen. Tenminste
Uw werkelijkheid. Gedachten zijn andere realiteiten. Omdat zij op gedachtenstromen zijn
gebouwd en die gedachtenstromen zich zelden met het Nu bezig houden, maar altijd met
verleden of toekomst, kunnen zij U beïnvloeden door Uw verwachtingen naar beneden te
halen, door U ontevreden te maken met UW toekomst, of U terug te doen denken aan het leed
van het verleden. Die factoren kunnen dan in dit moment van Nu Uw zekerheid van handelen,
Uw opgewektheid, Uw veerkracht beïnvloeden. Ik heb niet voor niets gezegd, let U maar eens
op, in de komende veertien, vijftien dagen zult U een hele hoop dingen zien, die alleen te
wijten zijn aan de besluiteloosheid van de mensen. Kleine ongevalletjes, die alleen uit
persoonlijke onzekerheid voortkomen. Van die kwestietjes, die uiteindelijk allemaal psychisch
zijn, allemaal geestelijk. Al deze kleine dingetjes, vrienden, heeft U alleen te denken, aan het
feit, dat U met Uw verleden, of met Uw toekomst overhoop ligt niet met heden. Dus leven wij
vandaag en laten wij deze andere dingen als automatische invloeden meewerken in het heden
zonder ze speciaal voor ons te gaan halen om je aan vast te klampen, dan komen wij er. Dan
winnen we. Natuurlijk is dit filosofie. Er zit een hele hoop bij, dat de weten schap zeer zeker
als onmogelijkheid zou verwerpen. Verwerpen, nietwaar vooral die beïnvloeding. Ze zeggen:
"Er kan wel iets zijn, een invloed. maar geésten, neen". Dat komt zo vaak genoeg voor. Maar
hoe men het ook bekijkt, U bemerkt het zelf; U zult het aan den lijve ondervinden. Wanneer U
leert om Nu te leven, in dit moment, zult U ook heus wel eens een keertje ergernis hebben.
Waarom? Omdat U onwillekeurig toch vergelijkt met een beeld dat U in U draagt van wat zou
kunnen zijn, of met een beeld van wat geweest is. U zit natuurlijk toch wel eens even in de
knoop, maar veel en veel minder dan anders. Zo kun je jezelf gelukkiger maken. En nu is het
vreemde dat je dat gaat doen, ook anderen gelukkig maakt. Want wanneer Uzelf intens gaat
leven in het heden en U daarin intens alle waarden van verleden en toekomst samenknoopt,
dan heeft U in Uzelf een zeer harmonisch geheel gevormd. Het beleven van het ogenblik laat
n. l. geen plaats voor complexen. Vandaag in het Nu ligt er geen complex, dat ligt er alleen
maar, wanneer we de waarde van het verleden en de toekomst enten op het heden. Dan kan
er strijd zijn. Dus we zijn harmonisch geworden. Wij zijn een eenheid. Als eenheid hebben we
een heel grote invloed op onze medemensen en ook op de geest. Elke mens, die op zo'n
manier kan leven, kan voor duizenden uit het duister een houvast betekenen, omdat zij in zijn
leven van vandaag iets herkennen uit hun eigen dromen. En daarin een eenheid en een kracht
vinden, die zij voor zichzelf verloren waren geraakt. Dan kunnen ze zo geboeid raken door de
intensiteit van het bestaan, dat zij hun eigen twijfelingetjes een ogenblik vergeten. Zij laten
zich meeslepen. En door dat meeslepen komen zij dan vrij van hun eigen denkwijze, komen zij
meer in, wat wij noemen, de lichtere sfeer. Zij worden dus meer bewust. Wanneer U in het
heden zo intens leeft staat U onmiddellijk in contact met hogere sferen. Natuurlijk, wánt die
leven ook in het heden. Wij herinneren ons ons verleden wel, maar we verwerken het alleen
wanneer het een Waarde betekent in het heden. Wij gaan er niet aan terug zitten denken. Dat
doe je in het begin. Je gaat zitten dromen. Je weet het nog niet zo. Maar later ga je je meer en
meer op het Nu instellen, op dit moment. Dit moment, dat zich uitspreidt in het NU van, nu ja,
het begin van de tijd tot het einde van de tijd. Want wanneer wij ook zijn in deze totale
gebeurtenis, die wij tijd noemen, is het altijd Nu, en nooit anders. Het Nu. Dit is de aanduiding
236
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 12 – 2 november 1954

van de werkelijkheid, die ligt buiten de dimensies, die U kent. Het is één continue bestaan dat
niet begrensd kan worden, dat niet in tijd verloopt. Dus God. "De onmiddellijke uitdrukking
van het Goddelijke is het eeuwig durende Nu". En omdat dit een waarheid is, die als een paal
boven water staat kunnen wij ook zeggen, dat wij, wanneer wij het Nu beleven, ook aldoor
zien wij het niet in zijn totale waarde van eeuwigdurendheid, wij in elke intense moments-
beleving het Goddelijke nabij zijn. Want dan zullen we met uitschakeling van alle
schijnwaarden een ogenblik tot de kern van de werkelijkheid kunnen naderen, Wat zou U
daarvan zeggen? Ik hoop, dat ik het netjes heb gedaan.
U heeft het keurig gedaan, want U heeft het weer eens belicht op een andere wijze dan ik
het al jaren lang probeer toe te passen. Ik preek het ook vaak mijn patiënten voor:
"Interesseer je alleen voor nu. Laat het verleden liggen, je mag wel zorgen voor je
toekomst, maar nooit je zorgen maken over je toekomst".
Ja, En dat is eigenlijk nog fout. N. l. het zeggen: "Je mag wel zorgen voor je toekomst" is ook
fout. Datgene, wat in het heden zich projecteert als betrekking hebbend op de toekomst.
behoort tot het heden. Maar als je nu gaat zorgen voor je toekomst, dan maak je je zorgen
over je toekomst. Want als je voor je toekomst gaat zorgen, dan bewijs je alleen reeds door
deze zorg, dat je bezorgd bent over de mogelijkheden, die in de toekomst, naar voren zullen
komen. U vindt dit misschien een klein beetje spits? Maar het is zo. Wanneer je in jezelf zeker
bent dat je het leven aankunt nu, dan denk je niet aan morgen.
De melkfles op Zaterdag.
Inderdaad, maar die is niet een deel van het persoonlijk leven, maar een verschijnsel dat aan
de Zaterdag inherent is. (Gemompel). Net zo goed als een pensioenfonds voor de betaaldag.
(Wilde ik juist noemen). Inderdaad. En weet U, wat een pensioenfonds eigenlijk is? Een vage
belofte, dat je je geen zorgen behoeft te maken over de toekomst, die je elke week idem
zoveel kost. Of elke maand, naar gelang je gesalarieerd bent. Je moet niet gaan denken (zoals
sommige mensen: "Als ik mijn pensioen eerst maar eens heb". Denk liever; "Och ja, ik betaal
nog voor de toekomst". Dan denk je bij jezelf, ach ja, ik kan het geld wel anders gebruiken,
maar het hoort nu eenmaal zo. Dat is zo’n teken van de geest van vandaag.
Neemt U dan iets anders. Ik blijf toch volhouden, dat je moet zorgen voor de toekomst.
D.w.z. En je kunt, theoretisch althans, iets verder kijken dan je neus lang is. En wanneer je
nu op een gegeven moment ziet, dat je komt te staan voor een pensioen rijpe leeftijd, en
dat het met je baantje afgelopen is, dan moet je wel degelijk zorgen, dat je voor die tijd
geprepareerd bent. Om de tijd, die je hier nog in dit leven zit zo goed mogelijk door te
brengen en dat je niet maar alleen boodschapjes voor je vrouw loopt te doen.
Een typisch menselijke redenering.
Dus dan moet ik er vandaag aan de dag nl mee beginnen die toekomst voor te bereiden.
Dat vind ik helemaal niet nodig. Ik moet alleen maar verder gaan met datgene te doen waar
mijn hele wezen nu, op dit moment, naar haakt. De waarden, die zo dadelijk op die pensioen
gerechtigde leeftijd naar voren komen, waarde vriend, heeft U vandaag aan de dag al bij U. En
nu kunt U er wel over gaan dromen en piekeren; U kunt gaan zeggen, dan ga ik een landhuisje
kopen, ik ga studeren, enfin, noemt U maar een naam. Voor mijn part ga je poppenkast
vertonen, bukshag rapen, niet waar? Je kunt het zo gek maken als je wilt. Maar het gekke is:
U kunt dromen wat U wilt, over die tijd, U doet het toch anders. Waarom? Omdat de
omstandigheden, zoals U ze in het Nu van dan beleeft, anders zijn dan ze nu voor U
voorstelbaar zijn. Het gaat toch altijd anders dan je denkt. Zolang U bestaat, bestaat Uw
toekomst in U en Uw verleden in U. Wanneer U het heden intens beleeft zit daar dus ook in
vervlochten dat U Uw toekomst intens beleeft; of wel, dat U beeld en gestalte geeft aan deze
toekomst. Maar dat moet U niet doen met Uw voorstellingsvermogen, met Uw rede. Weet U,
dat is nu, ik hoop, dat U het mij niet kwalijk neemt, weer een van de beroerde dingen van
deze tijd. Ze maken statistieken, en dan vertellen ze: "0, de handel gaat nog best. En over een
maand of zes gaan de olieprijzen omhoog". Volgens alle statistische gegevens van heden, alle
gegevens die te putten zijn uit het verleden moet dat waar zijn, mar het klopt niet. Zo gaan er
weer een stelletje firma's over de kop, begrijpt U? Die mensen leven niet op wat er vandaag
moet gebeuren. Die gaan speculeren. En op het moment, dat U gaat speculeren over de tijd,
dat je gepensioneerd bent en niets meer te doen hebt, ga je dus speculeren op je toekomst.
237
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 12 – 2 november 1954

En nu weet U, met speculeren kun je wel eens een gelukje hebben, natuurlijk, het kan eens
een keer goed uitkomen, maar. . . . . dan zijn er mensen, die zeggen: "Nu ga ik grof spelen".
Die kopen alvast op hun vijf en vijftigste jaar een golfset, Zeggen ze: ik spaar het alvast zo'n
beetje bij elkaar. Ik ga het spel leren. Als ik dan vijf en zestig ben, ga ik golf spelen. En als zij
vierenzestig zijn krijgen zij reumathiek. (Gelach).
Ja, dat zie je maar al te vaak, maar dat is niet, waar ik op doel. Ik wil als ik vijfenzestig ben,
mij niet aan pleziertjes gaan overgeven, maar ik wil me nuttig blijven maken, zolang ik hier
rond mag lopen. Nu weet U wat dan het eigenaardige is? U heeft vandaag aan de dag een
belangstelling en op die belangstelling gaat U door. U interesseert zich voor een bepaald punt.
Op het moment, dat U meer tijd krijgt gaat U er automatisch meer tijd aan besteden. En dus
hoeft U zich geen zorgen te gaan maken over wat U dan zult gaan doen, want dat doet U
vandaag al. U bent vandaag als het ware het embryo van de gepensioneerde van morgen.
Nietwaar? Dus, net zomin als Uw kind zich zorgen gaat maken als het nog in de moeder is over
de neus, die het zal hebben, als het eenentwintig jaar is, zomin moet U zich in de schoot van
het heden zorg maken over wat U over enkele jaren of enkele tientallen jaren zult zijn,
wanneer zus of zo.
Maar nu gaan wij langs elkaar heen. Ik maak mij geen zorg, of dat lukken zal of niet lukken
zal. Dat laat ik liggen. Maar vandaag aan de dag wens ik mij te gaan voorbereiden op een
nieuwe situatie prepareren, maar ik maak er mij geen zorg over, of mij dat ooit lukken zal.
Het kon best zijn, dat ik met vierenzestig, drieënzestig of éénenzestig jaar in mijn kist lig.
Dat is best mogelijk. Ik denk het niet, in dat geval zweeft U wel. Wat er blijft liggen, daar zult
U zich weinig, voor interesseren. Maar nu zal ik U eens wat vertellen. U praat ook aardig langs
mij heen, Want U beweert zelf, U zegt, v a n d a a g, n u. (Hm ja, nu). Dus nu en dan droom ik
erover dat het later verder zal gaan. Maar is die droom noodzakelijk? Misschien voor U. Maar
die droom is nier reëel, onthoud dat. (Neen. ) En of die ooit werkelijkheid zal worden weet je
niet.
Maar wel het mogelijk maken, dat het werkelijkheid ken worden.
Het kan werkelijkheid worden. Maar die mogelijkheid schep je vanzelf.
NU en dat noemen wij voorbereiding.
Dat is geen voorbereiding. Weet U wat voor de mensen voorbereiding is? Een hele organisatie
maken, neem me niet kwalijk, dat ik met die eigenaardige voorbeelden kom voor een
tuinpartijtje op de volgende Zondag. Het regent, dat het giet. Dan moet alles binnenshuis
gebeuren en zit alles bekrompen en benepen in elkaar. Den zeggen ze allemaal: "Blij dat ik
weer weg kan" en daar gaat die hele droom. Indien de dame in kwestie had gewacht tot het
laatste moment, zouden haar inlichtingen over de mogelijkheden van het weer beter zijn
geweest. En dus had waarschijnlijk ook het werk beter gedaan kunnen worden. De tijd, die zij
heeft besteedt met het beredeneren van wat zij zou gaan doen, was over een veel te lange
periode uitgestreken. Begrijpt U, wat ik bedoel? Het was dus niet intens. Wanneer U werkt, ligt
Uw grootste arbeidsintensiteit op het moment, dat U in het heden bezig bent met het
probleem, dat zich nu voordoet. Op het moment, dat U er over gaat denken, wat dat probleem
morgen zal zijn is Uw arbeidsintensiteit weg, dan verknoeit U eigenlijk tijd, omdat U niet in
staat bent morgen geheel te overzien. En zo gaat het met alle dingen. Daarom wil ik juist dit
verdedigen: leef vandaag. En wanneer vandaag dus Uw gedachte is, ik zal later gaan studeren,
is zij goed. Wanneer U zegt: ik begin vandaag al vast te studeren en dan zal ik het later
voortzetten, ik vind het best, maar denkt U er niet over, hoe ver U met Uw studie komt, wat
het uiteindelijke resultaat zal zijn. Begin nu, en wacht af, hoe het gaat. Want wat er gebeuren
zal, ligt in U. Op dit ogenblik. Anders zou U nu niet denken over die studie. Dus begint U maar
rustig. Dat is een waarde van heden, van Nu. Maar als die waarde wordt voortgezet in een
droom, dus een irreeel beeld, dat over enige tijd verwerkelijkt zou zijn, dan houdt de gehele
waarde op te bestaan in het Nu wordt zij projectie in de toekomst. En als projectie in de
toekomst is zij irreeel omdat zij nooit een juist beeld geeft van wat in Uw persoonlijkheid leeft.
Het is n. l. of een droom, die ver boven de vermogens van het eigen ik uitgaat, of het is een
zoeken naar compensatie voor waarden, die men in zich zelve als onvolledig erkent.

238
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 12 – 2 november 1954

Maar wordt het in de stof niet verwezenlijkt, dan kon het toch in de geest verwezenlijkt
worden.
Dat is weer een tweede. Maar wat het eigenaardige is, ons wezen is ons leven en dus de
ervaring, die wij opdoen, de tendenzen, die in ons bestaan. Het klinkt misschien wel erg gek,
maar het leven omschrijft ons veel beter dsn wij het zelf kunnen doen. Dat bepaalt ook wat wij
in de toekomst in de sferen of elders zullen zijn. Vandaar dat men over Karma spreekt, anders
zou het zinneloos zijn, om over Karma te spreken, nietwaar? Nu zeggen wij helemaal niet, dat
Karma een noodlotsgebondenheid is, want als je vandaag aan de dag zegt: "Ziezo, nu zet ik
mijn schouders eronder en ga een eindje die kant uit", ligt de hele reeks van verleden én
toekomst in een onder vlak, dus met andere resultaten en ervaringen, maar in het moment
Nu. Altijd in het moment Heden en niet anders.
Maar het komt ook dikwijls zo, dat een mens hierover iets vast wil zetten. Dat hij graag wil
studeren als hij gepensioneerd zou zijn komt omdat de drang naar studeren er is, maar
geen tijd ervoor.
ja, En daarin dus zit het droombeeld over studie. Laat dit droombeeld over studie nu zijn een
waarde, die voor het ik betekent alleen maar het naar buiten brengen van woorden, die erin
zijn op dit moment, dus ik wil mijzelve uiten door mij te verrijken In kennis. Ben ik er?
(Accoord). Dat is geen toekomstdroom. Maar als het de Idee is van: zo zal ik mijn leven in
gaan richten, zeg ik stop. Dat is verkeerd, want dat kun je nu nog niet doen.
Neen. In zoverre kan ik dit deterministisch standpunt met U meevoelen. Maar: nu hebben
wij ook gehad, waarbij het nu twee keer terug onze vriend Abraham dat prachtige
voorbeeld nam van het gebruik van de wil. Dus dat wij onze bedoeling uitstippelen met
onze wil, en dat dan loslaten.
Dat we dan ook in de oefeningen hadden deze wil dan los laten en de inhouden uit ons
onbewuste uiteindelijk, nietwaar, die het oplossen -van het probleem te laten bewerkstelligen.
Nu is dat weer een ander aspect. Wij hebben het over de wijsbegeerte, dat is weer een ander
aspect, en dat is natuurlijk ook waar. Zo zien wij dat diverse. . . . Daar zit weer wat in. U zegt
weer zelf iets, waarmede U volkomen valt binnen het kader van wat ik besproken heb Alleen U
ziet het op het ogenblik zelf niet in, maar U zegt, "Ik vorm mij in de wil, ik moet het dan
loslaten, opdat het zich uit het onbewuste verwerkelijkt". Waarmede U dus Uw wilsdaad tot
een moment in het Nu maakt dat uit het Nu losgelaten zich in het Nu verwerkelijkt. (Ja, dat is
wel zo). Waarbij i verder op mag merken, dat ik absoluut niet voldeterministisch spreek.
Neen, dat doet U zeker niet maar er was toch wel een zekere deterministische tendenz in.
Pardon, de argumenten, die ik gebruik worden door de deterministen gaarne aangehaald, (Een
vita1istcche tendenz), Dat ben ik met U eens.
Iaten wij dan zo zeggen. Dat is inderdaad juist dit punt, maar. . . . eh. . . . Ja. . . . . Ja, ik
dank U wel.
(Gelach).
U heeft volledig gelijk. Maar een vitalistische tendenz Vita Leven. Wat hebben wij anders dan
het leven. Laten we het leven leven en niet onze droom. En vandaar deze hele tendenz, die
overigens, dat mag U niet vergeten, niet zuiver theoretisch is, maar gebaseerd op de realiteit,
die ik getracht heb U te projecteren uit dit Allerzielen, (En dat was ook zeer mooi). Nu
vrienden, ik geloof.
Nu ja. Zijn er nog vragen over? Ik wil niet zo ineens weglopen
U had het over gelukjes en ongelukjes, de eerste veertien of vijftien dagen of anders de
hele maand. Hoe ligt dat? Het goede of het verkeerde, het kan me niet schelen op wat voor
niveau dat staat, al het geluk of het ongeluk komt uit het innerlijk van de mens. (Ja,
natuurlijk). Wanneer een mens dus gelukkig is van binnen uit, dan kan dat geen invloed op
je hebben, maar dan trek je het geluk naar je toe, dus de gelukkige of bewuste
intelligenties. Maar ben je ongelukkig, dan trek je ook de ongelukkigen aan. Nu, dat was
mijn vraag.
Daar heb ik zelfs mijn hele betoog op gebaseerd, nietwaar? Ik wilde dus uitdrukkelijk naar
voren brengen, uitdrukkelijk stipuleren, dat elke mens, die in zichzelf gelukkig is, alleen maar

239
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 12 – 2 november 1954

geluk aan kan trokken, of geluk kan geven aan onderen. Verder niet. Terwijl degenen echter,
die in zichzelf onevenwichtig, ontevreden of ongelukkig zijn, invloeden aantrekken, die de
gelijke tendenz vertonen en de dan toch al verstoorde evenwichtigheid nadelig kunnen
beïnvloeden, waardoor natuurlijk, onzekerheid, onstabiliteit e. d. ontstaat. Deze uiting geeft
uiteindelijk aanleiding tot die uitwerking en aantrekking van ongelukjes, waar wij het over
hadden.
Mag ik U nog een vraag stellen? Heeft U een groep intelligenties meegebracht, om hier iets
van op te steken?
Ik heb wel Nee, meegebracht mag ik ook niet zeggen. Laten wij dan zo zeggen, wij hebben
wat loslopende geesten in de buurt hier opgevangen en gezegd: "Kom mee".
U hebt door aantrekkingskracht wel verschillende intelligenties meegebracht.
Ja natuurlijk. Kijkt U eens, per slot van rekening was m. i. het onderwerp wel geschikt om
verschillenden, die het zelf nog een beetje moeilijk hebben, tot een onder inzicht te brengen.
Omdat er hier een paar zijn, die een beetje obstinaat zijn. Daarom stel ik deze vraag. Dit is
anders in de groep hier nooit aanwezig.
Van die obstinatie moet U zich maar niets aantrekken. Dat heeft U trouwens in het begin
kunnen horen. Dit is nu eenmaal de tendenz van deze dag. En dat beïnvloedt zelfs
verschillende mensen hier in de kring op het ogenblik. Dus zult U wel begrijpen, dat wij door
rekening mee moeten houden. Dat hebben wij dan ook gedaan. Ik weet niet, of U het bemerkt
heeft, maar we hebben het programma op een andere manier opgezet, zodat wij niet teveel
hebben gezegd en toch niet te weinig. Ook dat is een kunst. Ik geloof, dat wij er zijn. Dus ga
ik het woord overgeven aan de laatste spreker. Goedenavond.
0-0-0-0
Goedennvond vrienden,
Nu is het mijn beurt om met een meditatie de avond te gaan besluiten. Heeft U een bepaalde
voorkeur? (Allerzielen). Dat had ik ook al verwacht.

ALLERZIELEN
Wanneer op een dog de geesten weer gewekt worden
Vrij komen om een moment in de wereld rond te dwalen,
Nacht van sombere invloeden, die over de wereld gaan;
Een dag van herinneringen, dan noemen de mensen het Allerzielen.
Ach, Allerzielen en de mensen begrijpen niet eens, dat je er zelf ook bij behoort.
Allerzielen. Welk wezen bestaat er ergens op deze wereld, dat geen ziel heeft?
Er is geen wezen, waarin die kracht niet altijd leeft en drijft,
Die uit het Grote, uit het Machtige, uit het Goddelijke komt.
Dus gedenken wij vandaag niet alleen de doden of de overgeganen,
Maar het zijnde, alles wat er is.
Vandaag willen wij een extra lang, een extra licht laten branden,
Niet alleen voor de wereld, maar ook voor ons zelf.
Wij willen vandaag eventjes los proberen te komen
Uit die eeuwige gebondenheid en de sleur,
Die er naar voren komt, wanneer je zo je eigen denken
En je eigen gedachten als een beperkt kringetje beschouwt
Waar niets uit los kan komen.

240
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 12 – 2 november 1954

Dat is erg onaangenaam, erg onprettig.


Je zit er zo vast en geketend in je gedachten, in je opvattingen, in je geloof,
En je weet niet eens meer, dat wet je licht noemt,
Eigenlijk maar een schemeringetje is.
Zo gaat het in de sferen, zo gaat het op aarde,
Zo gaat het overal!
Beperkt en bekrompen vergeet je naar de zon te kijken
En je denkt, dat je eigen schemerige lichtje veel betekend en krachtig is. .
Je verwacht iets van oneindigheid in jezelf te vinden,
Maar je vergeet te kijken naar de oneindigheid, die in je leeft
Naar je ziel.
Je denkt niet aan grote Krachten en Heren, die boven ons staan,
Je denkt eigenlijk zelfs niet meer aan de werkelijke God.
Je denkt alleen maar aan jezelf en aan het armzalige godje,
Wat je jezelf geschapen hebt.
En dan komt Allerzielendag en dan gaat er een lichtje branden,
We gaan eens een ogenblikje vergeten onze eigen wijsheid,
We gaan eens een ogenblikje vergeten,
Dat wij nu in onze wereld, het toch eigenlijk wel precies weten
En een ander niet.
We weten, dat de invloeden, die rond ons zijn
Vandaag aan de dag anderen zijn.
En daarom, daarom gaan we dan proberen
Om een klein beetje van dát licht te geven,
Om den te komen tot de ontdekking,
Dat ons lichtje, maar een heel klein lichtje is.
Maar zo klein kan het niet zijn
Of al die lichtjes bij elkaar
Die maken het helderder en helderder.
En pas wanneer die duisternis voorbij is
Wanneer al onze kleine lichtjes samen branden
Dan, dan komt er een vlam, die opstijgt tot aan do hemel.
Een lichtende Zuil, die het hele heelal doorkruist,
Het zevende Licht van de Kandelaar,
Het Licht van de bewust geworden Geest.
Want wij met al onze kleine streven en pogen,
Wij met al onze gedachtetjes en onze meninkjes en overtuiginkjes,
We hebben een ogenblikje ons zelf losgelaten.

241
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 12 – 2 november 1954

En omdat wij onszelf losgelaten hebben,


Is dat kleine lichtje van ons geworden
Tot een aantrekkingskracht voor het Hoogste en het Beste.
En dan mag het zijn misschien, dat het weer niet al te mooi is
En dat de wind scherp is,
Dan mag het zijn, dat een verlies niet gemakkelijk te verwinnen is,
En dat je wel eens een traan wegpinkt, als je nog een foto neerzet
Met een bloemetje erbij
Dan mag het wel zijn, dat je je ongelukkig voelt
In de bekrompen geborgenheid van je sfeertje,
Op dit moment valt het toch eigenlijk weg.
Er is een hogere en een betere krocht.
in, hoe moeten wij die nu omschrijven,
Hoe mogen wij nu daarover gaan denken? Is het God?
Ach' Wie zal de Heer omschrijven in Zijn Grootheid?
Wie zal zeggen, dit is Zijn Stem en Hij spreekt in de stilte of in de donder?
We weten niet, hoe Hij spreekt.
Maar wij weten wel dat het licht, dat in ons is, komt uit de ziel.
En wat uit de ziel komt als lichtende kracht, dat komt van God.
En nu kunnen wij wel begrijpen, dot zo'n grootse, schitterende, lichtende Zuil,
Zo'n Zuil, die niet alleen maar een kleine aarde omvat,
Maar die verder, verder gaat tot in de Oneindigheid,
Dat zo'n Zuil een groot deel van het Goddelijke in zich moet dragen,
Dan mogen wij ons een klein momentje geestelijk verjongen erin.
Wanneer wij ons dan erin ondergedompeld hebben,
Dan zouden wij kunnen gaan mediteren op Allerzielendag.
Waar blijft eigenlijk de scheiding? Waar blijft de ondergang?
Waar blijft de dood en de duisternis?
Ze zijn er allemaal natuurlijk, voor ons,
Maar in dit Licht brandt alles weg, blijft alleen het Zuivere over.
In het Schone en het Zuivere voelen wij onze Heer,
Die ons is tot Hoeder en Beschermer.
We weten niet, waarom.
We kunnen ons beelden maken,
Of we kunnen ons God voorstellen als een wolk drijvend tussen twee Cherubim.
Maar hoe het ook zij, Deze Kracht is meer,
Meer dan de wolk, meer dan het beeld.
Het is iets, wat je doortrilt en wat je doordesemt, wat je zuivert.

242
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 12 – 2 november 1954

Ontrukt aan jezelf kun je tot grootsheid komen.


Wat is eindigheid? Wat is de wereld? Wat is het leven?
Eén krocht.
Wat is de schepping in al zijn grootsheid?
Eén woord en één moment.
Wat is ons leven? Ons lijden? Wat is ons streven?
Het is alleen maar een grijpen naar een klein beetje van dat vuur.
We zien wereld op wereld gestapeld,
We zien de tijd zich reien tot een oneindigheid,
Wat is dat alles anders, dan één vonkje van de Goddelijke Zuil van vuur?
Er is een Licht en wie dot Licht een ogenblik bevat, een ogenblik grijpt
Die vergeet zijn hele bestaan, zijn hele zijn.
We willen er ook een ogenblik in ondergaan,
Want daarin ligt de zuiverheid en de waarheid.
Maar wie er in ondergaat, kon nooit meer terugkomen,
Zoals hij geweest is.
Want als je het krachtige en het Goddelijke neemt wie zal zeggen:
Dit ben ik? Wat ben ik in die grote, die oneindige kracht?
Een vonk in een vuur. Niets!"
Eigenlijk niets en toch zoveel
Want je draagt de kracht van die vonk in je.
Dat vuur zou niet zijn, als ik er niet was
En ik zou er niet zijn, als het vuur er niet was.
Oh, het vuur zou voortbestaan, wanneer ik nooit bestaan zou hebben,
Maar nu ben ik er deel van en ik kan niet wegvallen,
Eeuwig gebonden met die Zuiverheid en die Reinheid,
Eeuwig gebonden met die Elohim. Daarin vindt je de zekerheid.
Veel zullen wij moeten vergeten,
Veel zal erin ons moeten veranderen,
Maar wij zullen nooit ondergaan.
Wij zijn deel van het licht, dat wij op een Allerzielendag misschien een ogenblikje kunnen
beschouwen,
Maar wat wij toch altijd moeten beleven.
Daarom als wij mediteren over Allerzielendag,
Kunnen wij uiteindelijk maar één woord vinden:
"ALLE ZIELEN ZIJN EEN”
En het Licht, dat is het teken van Adonai, de Heer!

243
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 12 – 2 november 1954

Wij zijn allen deel Gods.


Oneindig. Onsterfelijk!
Nietig in onszelve, groots in Hem!
Moge de tijd komen dat wij de nietigheid verliezen
En in de grootsheid werkelijk in Alle Zielen leven!
Leven in het leven zelf,
Leven in de schepping en de scheppende kracht,
Want zo is de Wil van Hem, die de wet heeft gesteld en de sterren regeert.

Daarbij vrienden, zullen wij het voor vandaag laten. Ik mediteer voor U misschien een beetje
vanuit mijn standpunt, maar hoe wij tot God gaan hoe wij gaan tot het Grote, van welke kant,
het grote blijft gelijk.
Goedenavond.

244
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 13 – 7 december 1954

7 December 1954

LES 13

Goeden avond, vrienden, Vanavond moet ik dan maar waarnemen. En natuurlijk beginnen wij
nog weer met even te zien of er nog vragen te beantwoorden zijn aan de hand van het
voorgaande verslag, zou ik haast zeggen.
Ik denk wel niet zo erg veel. Nu, algemene stilte? Dan kunnen wij gaan beginnen. De
behandeling, die werd gegeven was, zoals U zich herinnert, er op gericht om het verband
tussen lichaam en geest wat meer in de macht te brengen van Uw eigen persoonlijkheid.
Daarvoor werden U oefeningen op gegeven. Sommigen proberen het inderdaad, anderen
denken; nu ja, laat voorlopig maar waaien. En als resultaat zal ik dan vandaag maar niet
verder gaan met de eigenlijke materie, maar een verhandeling geven, meer uit mijn eigen
standpunt over diezelfde materie. D.w.z. , wanneer U het er natuurlijk allemaal mee eens is.
(Ja. ). Geen verzet? Dat is erg prettig.
Wanneer wij komen tot de verhouding stof-geest realiseren wij ons, dat deze niet schijnbaar
zijn, dat geest alleen leger staat dan geest en stof: de zuivere geest als beginprincipe heeft
nauwelijks het dierlijke peil bereikt en leeft in de getallencyclus tussen de getallen 4 en 6. Bij
het getal 6 wordt de geest stoffelijk uitgedrukt en zij kan stoffelijk uitgedrukt de volgende
waarden, 6 tot 9, in zichzelf betreden en bereiken. Dat zal U misschien niet zoveel zeggen.
Maar wij hebben het als begin van het betoog nodig. Ik heb U al meer verteld over Kaballa en
kaballistische waarden, opdat we de voortgang kunnen gaan begrijpen. Want in elk geval zien
wij de mogelijkheid bij het bereiken van een bepaald punt, dat de geest leeft in drie
wereldmogelijkheden, n. l. de wereld onder haar, de wereld boven haar en in het plan van
haar eigen bewustzijn. Naar beneden zal zij over het algemeen niet graag gaan, want dat is
voor haar tamelijk, moeilijk en brengt grote problemen en innerlijke conflicten met zich mee.
Tussen twee haakjes, er wordt daar gedacht: "Abraham II, U heeft inderdaad gelijk,hoor". Dus
niet Abraham 1. Het doet niet ter zake. Vindt U dat leuk, ja? (Ja. ). Dat dacht ik. Maar om kort
te gaan, naar beneden gaan is pijnlijk, het naar boven gaan is over het algemeen een zo grote
in spanning, dat we dat niet langere tijd kunnen volhouden. We vallen altijd weer terug op ons
eigen wereldje, dat voor ons is de vrede en de harmonie. Nu is de grote fout, die menig mens
maakt, die gaat streven naar de magische bereiking, dat hij zich volledig en geheel probeert te
verplaatsen in een andere wereld. Dat is onjuist: wij moeten altijd en ten alle tijde uitgaan van
het eigen bereikte stoffelijke peil; onze wapens en onze middelen moeten gezocht worden in
dit zelfde gebied. Wij mogen niet vechten met de wapens van een sfeer boven ons, want dat
gaat niet, dat kun je niet handhaven.
Maar met een sfeer beneden ons, die wij geheel kunnen beheersen, mogen wij toch ook niet
altijd bezig blijven, want wij zouden ons eigen totale levenspeil, ons bewustzijn verminken,
zodat wij uiteindelijk in onze eigen sfeer niet meer passen. En nu willen wij dus beginnen met
de magiër, want daar gaat het uiteindelijk om. U kunt het een andere naam geven, noemt U
het bewustwording, maar het is magie. Dan kunt U, dan moet U blijven in deze eigen sfeer. De
magische resultaten die U kunt bewerkstelligen, liggen in Uw eigen sfeer. Op het moment, dat
U in een lagere sfeer magisch werkt, is het resultaat niet meer magisch, maar Goddelijk. En
wanneer U in de sfeer boven U magisch werkt, beweegt U zich op het normale levenspeil van
de wezens, die daarin bestaan. Dat is toch allemaal duidelijk? Ja? Dan gaan wij proberen, of
wij de verhouding tussen eigen sfeer en de bovenliggende sfeer nader uiteen kunnen zetten.
Wanneer ik bid of mediteer, schakel ik een deel van mijn eigen wezen uit.
Dit zelfde doet men in het geval van uittreding. Wanneer U uittreedt uit Uw lichaam laat U een
deel van de stof a.h.w. achter U. Wat U dan achter U laat is alleen maar de belemmerende
wezen blijft aan zichzelf gelijk en speelt met dezelfde gedachten en begeerten, waarmee ook
Uw stoffelijke wezen bij volledige stoffelijk bewustzijn speelt, U bent nog, niet uitgegroeid tot
245
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 13 – 7 december 1954

een volledig wezen van een volgende sfeer, U kunt zich daarin bewegen als een onvolledig
iets, Deze onvolledigheid wordt het aardigst uitgedrukt in de verhouding tussen de hoge
priester en de scheppingsmacht. 9 en ????16. De hoge priester treedt voor het aangezicht
Gods. De scheppende macht treedt in het Goddelijke. En de hoge priester kan dat een moment
verwerkelijken. Maar dan zou hij zich zelve prijs moeten geven en dat kan hij niet, Dus blijft
hij altijd, al draagt hij ook het tablet van de 12 waarheden en de 12 stammen, de hoge
priester, die niet verder kan gaan. Wanneer wij loskomen en een hogere sfeer betreden dan is
het ons onmogelijk om de waarden en waarderingen van onze eigen sfeer achteruit te zetten.
Wij kunnen ons niet zo reinigen, dat wij plotseling in die andere sfeer passen, is maar goed
ook. Stel je voor dat je niet terug zou kunnen Dat zouden ze kunnen zegen:"Het, is een goede
man geweest", of ; "Het is een goede vrouw geweest" en daarmee afgelopen, Want juist aan
degenen, die bewustzijn hebben is in zo'n lagere sfeer een grote behoefte. Kijk al deze dingen
bij elkaar genomen zeggen ons dus: "Ik kan nooit, ook wanneer ik geestelijk vrij ben een
hogere sfeer betreder en daarin als volkomen gelijkwaardig wezen optreden'". Ik zou zeggen,
dat kunt U toch wel met, mij eens zijn, Echter ken ik wel een groot gedeelte van mijn
eigenschappen die ik in mijn eigen sfeer en U in Uw stofsfeer bezit, zo danig sublimeren, dat
zij worden tot hogere krachten, dus krachten die meer aangepast zijn een de sfeer boven mij,
En ofschoon zij liggen in mijn eigen vlak en de daar heersende waarden en waarderingen zo
benaderen, dat ik daar een volledige contact bereiken kan met andere wezens, die volledig
reeds tot die sfeer behoren. Die sublimatie, er is al over gesproken, er zijn sublimeringen van
gevoelens. We hebben gesproken over de sublimatie van de sexuele kracht in sommige
gevallen, kortom, er zijn 1001 mogelijkheden, om het plan van je eigen bestaan zodanig in
zijn uitwerking en uiting te veranderen, dat het voor jezelf een voortdurend groter wordende
mogelijkheid tot benadering van een andere sfeer inhoudt, En hier hebben wij dan onmiddellijk
te maken met de magie van het witte, van het lichte. De wit-magiër moet wel eerst zijn eigen
wereldwaarden verhogen en sublimeren, omdat hij anders ich nooit duidelijk en volledig uit
kan drukken in de wereld, die hij tracht werkzaam te doen zijn, de wereld van het licht. Het is
goed om de demonen te dreigen met het zegel en de heilige naam, met het onuitspreekbare
woord. Maar uiteindelijk, dat geldt voor demonen en demonen kunnen wij soms als voertuig en
dienaar gebruiken, maar alleen voor het verrichten van bepaalde handelingen en deden en
nooit en te nimmer voor het scheppen van een geestelijke verlichting, die ook geestelijk
scheppend anderen meevoert tot beter begrip en inzicht. Daarom moet de magiër min
gestemd zijn en zijn eigen wezen gesublimeerd hebben op de sferen en naar de sfeer,
waarmee hij werkt. Het is echter heel erg moeilijk dat zo zonder meer te weten. Want zoals wij
al gezegd hebben, of beter gezegd, zoals de wijzere broeder het verteld heeft. Maar ach, U
weet het allemaal, ik hoef het niet helemaal te citeren, elk wezen moet streven naar een
steeds grotere bewustwording, die gewekt wordt door het voortdurend analyseren van de
stuwende waarden in het eigen wezen. Nu denken de mensen vaak, dat de magie een zuiver
materiele kwestie is. Dat is natuurlijk maar ten dele waar want zij kan zuiver stoffelijk alleen
daar optreden, waar zij berust op zuiver stoffelijke waarden en wetten. Wanneer dit het geval
is hoort zij onmiddelijk thuis in Uw eigen wereld en is onmiddellijk verknoopt met de wet, van
oorzaak en gevolg, zodat de ontstaande wetmatigheid, onafhankelijk van het ingrijpen door
wezens uit andere sferen of onzichtbare dienaren ten alle tijde zich volledig en in gelijke mate
zal kunnen verwerkelijken. Echter, de niet stoffelijke magie kan alleen onder zekere condities
tot stand komen.
Zij is een stoffelijke manifestatie van een innerlijke toestand. Wanneer wij begrijpen, hoe elk
wezen en elke mens voortdurend zich zelf verhoogt in bewustzijn, hoe echter boven alle
menselijke zijn andere sferen liggen, die liggen ook boven onze sfeer, waar al het menselijke
verblust is en daarvoor in de plaats is gekomen een grote, een sterke kracht, die niet meer uit
te drukken is in materie den begrijpen wij, dat alles wat gericht is op die sfeer, volledig
onzelfzuchtig moet zijn. Het niet zelfzuchtige kan de mens alleen bereiken, wanneer hij
innerlijke vrede kent. De innerlijke vrede bereikt de mens alleen maar, wanneer hij werkelijk
tevreden is. Hij ken dat op twee manieren bereiken. Door toe te geven aan het begeren van
het moment en daardoor de innerlijke rust te krijgen, ofwel door het wezen van zijn begeerten
zodanig te vereenzelvigen met hogere waarden, dat de bevrediging wordt bereikt, terwijl de
feitelijke verhouding anders ligt. Maar vrede en bevrediging zijn in de mens een noodzaak. Bij

246
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 13 – 7 december 1954

het gelden van deze innerlijke vrede krijgen wij dan de volgende verhouding: het wezen is in
evenwicht, een tijdelijk evenwicht met de wil en het verstand als directede waag
beïnvloedende machten en factoren. Dus Uw wezen is een soort wip, die in balans staat. Uw
wil en Uw rede kunnen die wip door doen slaan ter ener of ter andere zijde. In beide gevallen,
en dat moet U goed begrijpen, zult U een deel van Uw wezen moeten verlagen om het andere
deel van Uw wezen te verhogen. Is dat allemaal nog duidelijk? Dit verlagen om zich te
verhogen houdt dus ook wel weer in, dat een bepaald vlak voor ons altijd bepalend blijft. Het
vlák waarop wij leven. Op het moment, dat wij uitgrijpen naar het hoog geestelijke zal een
andere factor ons terug trekken naar het laag dierlijke. Altijd. Maar als we magiërs zijn, dan
weten wij, wat we daarmee kunnen doen. Wij beschouwen het laag dierlijke als een
noodzakelijkheid, die buiten de directe belangstelling ligt. Maar alle krachten van het leven
worden eerst naar de boven het levenspeil liggende delen van concentratie en mogelijkheid
gestuurd, wat overblijft gebruiken wij dan om het evenwicht weer te herstellen. Op deze wijze
leven vele magiërs. Zij bereiken altijd weer, dát hun concentratie in het hogere reikt, in het
grotere bewustzijn een werking uitoefent op het totale zijn, geconcentreerd misschien op
punten daarvan, of een gehele streek, een land of een volk omvattend. Zij houden er rekening
mee dat zijzelf, wanneer zij terug keren uit die toestand, het dierlijke zullen moeten betreden
om de evenwichtigheid te bereiken. Zo kan het voorkomen, dat zo'n magiër uit een zeer zware
bezwering terugkerend zich bedrinkt, zich overgeeft aan gulzigheid en al die dingen meer. Als
de magiër dat niet zou doen, zou de werking van de krachten, die hij in beweging stelt
daarboven nooit het stoffelijk vlak kunnen betreden. Zijn afdalen van het onstoffelijke tot het
zeer stoffelijke brengt de werking, die hij geschapen heeft door samenwerking, door
samenklank met de hogere sfeer op het aardse en brengt ze daar tot plotselinge uiting. Men
zegt wel eens, hoe groter geest, hoe groter beest. Dat ben ik er niet mee eens. Maar ik zou
wel willen zeggen:"Hoe groter geestelijke steiging, hoe groter stoffelijke inzinking". Stoffelijke
inzinking, alleen op te vangen door het scheppen van tegenwaarden. Nu is het hele spel van
de witte magie niets anders den een voortdurend zoeken van evenwicht. Evenwicht, waarbij
ons geestelijk naar boven streven, wij dat evenwicht compenseren door het stoffelijk
aanvaarden van wat geestelijk beneden ons directe peil ligt. Nu moeten wij dit natuurlijk wel
heel goed begrijpen: dit wil helemaal niet zijn een aanmoediging om met het voorwendsel: ik
ben geestelijk hoog gestegen om er nu maar even op los te gaan leven. Dat is helemaal niet
noodzakelijk en degene, die dat zou gaan doen, zou ik zeggen: Je bent hoogstens geschikt
voor de zwarte magie en misschien dat nog niet eens. Zwarte magie vraagt ook beheersing.
Maar ik zeg dit juist en ik breng het naar voren, omdat elke mens, die een geestelijk beleven
meemaakt, dat boven zijn persoonlijkheid staat, noodgedwongen een inzinking krijgt. Dat zult
U zien op elk terrein en op elk gebied. Wij overwegen op het ogenblik enkele dingen samen en
die bespreken wij. Op zeker moment zal het plotseling helder en duidelijk in je staan. Maar er
moet een tegenwaarde zijn.
Want een deel van wat wij bespreken staat soms op de grens van Uw geestelijk kunnen, Dus
moet daar vaak tegenover komen de twijfel, de vaak vernietigende twijfel en kritiek. Het
vinden van vele problemen, vragen, omdat eerst hierdoor het normaal stoffelijk peil hersteld
kan worden, Zo krijg je altijd en overal in al je streven een tegenslag voor elke keer, dat het je
gelukt. Nu zijn er mensen, die geluk hebben in dit opzicht, dat hun eerste slag er één naar
beneden is. Het is voor ons gemakkelijker om uit de onder ons liggende materie de
krachtenbinding naar boven te brengen, want in dat geva1 kunnen wij een deel van de
geestelijke exaltatie bewaren en terug brengen in het dagelijkse bestaan. Dan hebben wij
eerst de afgrond gehad. Maar beginnen wij met geestelijk op te stijgen dan moeten wij vallen.
Dat gaat niet anders. Wij moeten de boven ons gelegen en de onder ons gelegen sfeer
beroeren om te kunnen blijven wat we zijn: mensen die in onze eigen sferen leven. De magiër
weet daarvan. Uittredende en belevende in andere sferen kent hij het gevoel van
gebondenheid en benepenheid, dat de terugkeer op aarde met ziel meebrengt. Zoekende naar
wijsheid en bereikende harmonie, ontdekt hij onmiddelijk de disharmonie de onrust, de
verlatenheid soms, zelfs, die als resultaat van een geestelijk streven weer naar voren komt. En
dat is allemaal heel gewoon en helemaal niet erg, maar erger wordt het, wanneer een mens
zich dan in het negatieve gaat verbijten. Dat zich in het negatieve verbijten is een kwestie die
U door moet maken om het te begrijpen. Het is een probleem, dat niet alleen bij de magiër,

247
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 13 – 7 december 1954

maar bij elke mens voorkomt; omdat je het geluk hebt gekend, aanvaard je ook het normale
niet meer. En wanneer het even onder het normale ligt, wat je beleeft en doormaakt, wat je
bent op een moment, dan houdt je je daaraan vast, en zeg je: "Wat is het onrechtvaardig op
deze wereld. Wat heb ik het slecht. Wat is het ellendig". Daardoor verknoop je je eigen wezen
met een sfeer, die onder je ligt. Dat is een grote dwaasheid, een hele grote dwaasheid. En wel
hierom: door die grote dwaasheid verneder je jezelf zodanig voor jezelf, dat je op den duur de
moed niet meer hebt om te kijken naar de sfeer boven je vanwaar toch de kracht, groter dan
die van je eigen wezen, moet komen, Dan kun je alleen nog maar leven in het demonische. En
het demonische is de wereld van de vernietiging, van de afbraak. Dus, wanneer U dat
doormaakt en U denkt, dat het eens wat slecht of onplezierig gaat, tanden op elkaar. Het moet
even doorgemaakt worden om een evenwicht te vinden. Nu heb ik daarover, vooral in verband
met dat evenwicht, nog wel een paar dingen te vertellen. Wanneer wijzelf op een bepaald
moment een aantal eigenschappen bezitten en in ons zelf herkennen, dan zullen deze
eigenschappen altijd tweeledig zijn: een mens, die de kracht heeft, heeft als resultaat, daarvan
meestal ook de eigenzinnigheid, het zichzelf doorzetten. De mens, die meegaand is, zal over
het algemeen ook gemakkelijk te leiden zijn en makkelijker te verleiden. Dus de aanpassing
aan anderen op de juiste wijze baart en brengt in zichzelve mee slapheid. Het zoeken naar
esoterische waarden brengt vaak met zich mee een dêgout voor het stoffelijke, een afkeer van
het stoffelijke, waardoor uiteindelijk uitbarstingen van zinnelijkheid en lust op de voorgrond
kunnen komen. Waarheidslievendheid gaat zover, dat zij in zich draagt de noodzaak tot de
leugen. Zo kan ik natuurlijk verdergaan. Maar elk ding waarvan U in Uzelf vindt, dat U het
goed heeft. of dat U het goed doet, houdt in, dat U juist op dat moment, op dat gebied het
verkeerde kunt doen, Als je daar rekening mee houdt, kom je niet zo gauw tot een
zelfverheffing. Dan qa je niet van je zelf zeggen: "Ik ben priester of priesteres". Of: "Ik ben
hoge priester" Aan de andere kant zul je ook de valse nederigheid vermijden, die zegt* "Ik ben
maar een klein wezentje". Maar U gaat uit van het gezonde stendpunt:"Ik ben dat, wat ik ben,
omdat ik ben, wat ik ben". Wat niets verklaart en daardoor het enige antwoord is, dat een
redelijk mens kan aanvaarden. Heeft U daar soms commentaar op?nl. , dat wat ik ben? Wat ik
ben, kan ik nooit bepalen. Ik weet,ik ben stof, ik ben geest en ze vertellen, dat ik nog een ziel
heb, meer voor mijzelf ben ik alleen maar dat, wat ik ben, ofwel de uiting, die ik van mijzelve
ken.
Dus: ik ben, wat ik ben en niet wat anders. Het is heel belangrijk, dat je dat zo kunt
accepteren, went er zijn mensen, die dromen van zichzelf, U weet wel, zo met die vleugeltjes,
waarmee ze dan weldoend door de wereld zweven. Omdat zij denken, dat zij geest zijn en dat
zij als geest meer waard zijn dan als mens. Een grote fout. Want dan zeggen zij: `Ik bén niet,
wat ik schijn te zijn, om dat ik niet wil zijn, wat ik ben. " M. a. w. : ik ben een leugen in mij-
zelve, En nu verder: dat wat ik ben, ben ik, omdat ik ben. Ik ben een bepaald iets. Dat wordt
veroorzaakt door het nuchtere feit dat ik besta. Op het moment, dat ik niet meer besta, vallen
die waarden weg, Op het moment, dat ik tot bestaan kwam, onstonden die waarden.
Nietwaar? Nu komt daarbij" Vindt U het erg, als ik even in het magische wat afdwaal?. . . . . . .
komt daar bij, dat wij denken in de tijd te leven. Dat doe je in de sferen, tenminste de lage en
de middel sferen en dat doe je heel zeker sterk op aarde. Maar het is eigenlijk niet zo, dat de
mens zich beweegt door de tijd, maar door de ruimte, of beter ruimtelijke condities zich langs
de mens bewegen. U weet toch hoe het is, wanneer je in de stormwind staat en de wind gaat
langs je heen. Dan krijg je een bepaalde stuwing. Wanneer die stuwing je niet aangenaam is
en je maakt jezelf klein. . dan zal de wind veel minder stuwing op je uit kunnen oefenen.
Vandaar ook dat de nederigheid op het juiste moment eigenlijk niets anders is dan een
magische maatregel, waardoor men zich onttrekt aan de te grote stuwende kracht van de tijd,
die voorbij vliedt. Op het moment echter, dat wij iets willen gaan doen, moeten wij rekening
houden met de tendenz van deze tijd. Van deze stroming van tijd, die ons passeert, want wij
zijn niet de enigen, die daardoor worden, beroerd, maar alle anderen ook. Wij blijven
misschien staan en anderen lopen voor de wind, maar één ding is zeker, wij kunnen nooit iets
inhalen dat voor deze tijd uitloopt. Wij kunnen alleen ons omkeren en dat opvangen, wat ons
tegemoet komt. Dat is de kunst van de ware magiër: hij kiest zijn plaatsing in de stroom van
de tijd op zodanige wijze, dat, wat hij wil hem juist door de tijd tegemoet gedragen wordt. Dan
is de tijd niet alleen de helende factor, maar een werkzame factor in je leven, die je alles

248
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 13 – 7 december 1954

brengt, wat je hebben wilt, en alles verwerkelijkt voor je. Om dat echter goed te kunnen doen
moet je zelf klein kunnen blijven. Dat in iets wat de meeste mensen moeilijk valt en vooral de
magiër, die resultaten ziet in zijn eigen wereld van het magisch streven, is vaak geneigd om
zich hoog op te richten en te zeggen tegen de stormwind van de gebeurtenissen:'Hier ben ik",
maar als je dat zegt, wordt op dat moment een druk op je uitgeoefend, waardoor je, ondanks
jezelf, wordt gedwongen in een richting, waarin je niet wilt gaan. Een waar magiër begrijpt dit,
zal in het verborgene blijven. Om echter de magische handeling te stellen, moet je opstaan in
de tijd en in de tijd de handeling verrichten op het moment, dat de gebeurtenissen je
passeren. Kunt U dat allemaal volgen? Nu, den zult U daaruit voor Uzelf wel de nodige
conclusies willen trekken. U bent allemaal, zoals U hier bij elkaar zit min of meer in staat tot
magische handelingen. Maar U kunt dat nooit doen, als U achter de feiten aanloopt. Uw taak is
dus wat de normale mens zou noemen: het voorzien van de toekomst. En dan te handelen op
zodanige wijze, dat Uw wens en wilsuitdrukking overeensternmen met de feiten en
gebeurtenissen, die U in de toekomst voorziet. Om dit te doen zul je meer van die toekomst af
moeten weten. En hoe kun je dat nu bereiken? In de eerste plaats kun je je boven de stroming
van de aardse tijd verheffen. Boven de tijd van je sfeer verheffen. Dit doe je door je eigen
geestelijk standpunt te verhogen. Maar daar kun je je zware voertuig, je lichaam niet meer bij
gebruiken. Daarvoor is uittreding of projectie van eigen geestelijk wezen in een andere sfeer
dus noodzakelijk. Maar dan ben je nog niet klaar, dan moet je vanuit die sfeer je eigen sfeer
gadeslaan, omdat je dan overzicht hebt en zonodig tegen de tijd in kunt gaan; er zijn zelfs
stromingen, ik zou willen zeggen, tijdstromen, die volledig en regelrecht ingaan tegen wat U
op het ogenblik beleeft, die liggen zelfs vaak boven het aardse gebied. De doorsneegeest zal
daarin moeten vertoeven, tot zij zich althans haar eigen leven gerealiseerd heeft.
Zij gaat dus terug in de tijd. Nu dat kunt U ook doen" U kunt teruggaan in de tijd, Maar als U
iets hoger gaat. Dan gaat U vooruit in de tijd en als U nog wat hoger gaat, komt U pas in een
werkelijk andere, sfeer, Op het moment, dat je uittreedt zul je dus de tijdswaarden
ontmoeten, die uit het verleden opkomen, omdat je door deze stroming, die naar het verleden
trekt. dus gen versnelling van de eigen tijdsstroom eigenlijk, heen moet. Eerst dan kom je in
de stroom die in tegenovergestelde richting gaan. Wanneer U uittreedt en U brengt het beeld
met U mee, zult U in vee1gevallen,7 x 7 en 7 x 7 x 7, een herinnering, waarin tijdsfragmenten
van Uw eigen verleden mede verwerkt zijn. Het is dus onmogelijk om van hoger standpunt uit
waar te nemen, en dan vanaf de aarde eerst richting te geven aan je wil. Je moet dat al doen,
terwijl je daar nog bent, want het verleden, dat je passeert op de terugweg vooral, blijft in je
herinneringrsvermogen. Dan zie je soms een aantal factoren uit het verleden aan voor
toekomst en zou je je plsstding verkeerd kiezen, En dus met deze plaatsing een geheel ander
affect bereiken, dan je wilt, en verwacht. Daarom moet de wilsconcentratie bij de uittreding
gebeuren. Zij is dan het juiste instrument voor handelingen in de tijd. Niet in de ruimte, in de
tijd. Allemaal nogal begrijpelijk, zou ik zo Zeggen. Nu komen we nog hierop terug: hoe vinden
wij deze impuls, die wij in ons zelf geschapen hebben? Want wij weten uiteindelijk niets
anders, of het zit nu eenmaal allemaal zo, met een stukje verleden erbij. Onze impuls gaat dus
een andere kant uit dan onze droom over de toekomst. Heeft U misschien wel eens
meegemaakt, Als je dat meemaakt, ga dan die impuls na. - Die impuls is het resultaat van een
bewust richten van wils- en daadvermogen. Op het moment, dat eigen geestelijk wezen in een
hogere sfeer was en vandaar de aarde waarnam, of beter gezegd: eigen bestaanswereld. En
dan krijgen wij de magie in de ruimte. De magie in de ruimte komt in vele gevallen overeen
met wat wij U over het begin van een uittreding hebben medegedeeld Want U moet om uit te
treden een voorstelling hebben van althans een element, de persoon of de omgeving van de
plaats waarheen U wilt uittreden. Alleen op deze manier kun je zelf sturend en stuwend als het
ware bepalen, waar je terecht komt en waar je handelngen gebeuren. Je moet een contactpunt
hebben, dat heb je altijd nodig hoor een magische handeling, die zich afspeelt in de ruimte.
Een magische handeling in de ruimte, is een handeling, die altijd verloopt, binnen het eigen
tijdsgebeuren dus binnen Uw eigen tijdsstroom. Zij geeft een normaal verloop van oorzaak en
gevolg te zien. Is dat duidelijk? Als ik dat wil gaan toepassen, begin ik natuurlijk met mijn
contact te leggen. Dat kan ik doen aan de hand van een bepaalde uitstraling. Als ik een steen-
tje heb van de berg Sina"i, dan kan ik mij door het wezen en de uitstraling van dat steentje
inderdaad op de Sine! verplaatsen, daar waarnemen en daar handelen. Wanneer ik dat

249
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 13 – 7 december 1954

steentje niet heb en ik niet weet, waar Sinaï ligt, of wat voor eigenschappen die berg heeft,zal
ik er nooit kunnen komen; maar met dat steentje kom ik er wel.
Dat gebeurt nu juist zo vaak, wanneer de mens op aarde magisch gaat werken; hij stelt zich
niet cp de hoogte van zijn plaats, maar begint onmiddellijk zijn magische kracht te richten. Dat
is foutief Je moet eerst weten; wsar je tegenover stast, dan pas kun je gaan werken. De
zwart-magiër doet dat niet, omdat hij toch meestal dood en verderf zaait, of vernietiging en
afbraak wil brengen, ook al lijkt het wel eens een opbouw, Maar de wit-magiër moet weten
waar en waarom hij moet handelen. De waarneming van die plaats kan na uittreding als een
droom worden vastgelegd in het lichaam. Deze dromen zijn volledig juist, vaak ook volledig
bewust. Wanneer U dit bereikt kunt U dan in Uw stoffelijke vorm heel rustigjes Uw
maatregelen nemen. U kunt daarvoor een symboolhandeling gebruiken om eigen concentratie
te verscherpen. Maar hoe U het ook doet, U zendt Uw krachten uit naar hetzelfde beeld, naar
hetzelfde puntje, waar U zoeven de zaak waar heeft genomen" en dan verwerkelijkt zich daar
wat U wenst. want het totaal van Uw wilsconcentratie kan ook in de zijdstroom van grote
kracht zijn. Echter, de magische werking, die in de tijd plaats vindt, d.w.z. in de
tijdsverschuiving en dus een opvangen betekent van de gebeurtenissen.
De tijdsstroom zal altijd groter en meer spectaculaire resultaten bieden dan magie, die ligt in
de ruimte en dus in hetzelfde tijds-vlak zich blijft bewegen, zonder dat de daarbuiten liggende
invloeden, die op ons allen aanstormen, meewerken in de werking, die men zich voor had
gesteld. Nu, ook allemaal duidelijk? (Ja. ). Dan gaan wij een ogenblikje denken aan de mens
en zijn eigenaardigheden in verband hiermede. Zoals er geschreven staat zijn er vele wegen
om iets te bewerkstelligen. Maar eigenaardig genoeg kan elke mens het in doorsnee maar op
één manier doen, Hoe komt dat? Omdat elke mens maar één methode kent om zijn gedachten
in daden om te zetten. Wanneer die methode niet toepasselijk is op dát moment, blijft de
persoon heel rustig met de gedachte zitten, die een verlangen blijft en nooit in da daad wordt
omgezet. Echter zijn er meerdere wegen waarlangs de verwerkelijking van een gedachte
mogelijk is en als je dat goed begrijpt en dat goed in jezelve vasthoudt, kun je dus voor jezelf
uitmaken, dat je je varkentje niet op één maar op honderd manieren kunt wassen. Ofschoon
het daarmee nog niet tot een rein dier is geworden. De kracht in jezelf te vinden om de
gewoonte van het eenzijdig handelen en reageren te verbreken i5 werkelijk een grote
prestatie. Maar als je het klaar speelt, dan zul je altijd in staat zijn om aan je verlangens
tegemoet te komen, wanneer zij als noodzakelijkheid worden gevoed in je eigen wezen en
bestaan. Op het moment, dat dat gebeurt, krijgen wij vanzelf en vanzelf sprekend een zeer
grote en sterke reactie van volledige bevrediging, dus van volledige evenwichtigheid. Want als
wij meer wegen zien om te handelen en ons bij de keuze laten leiden door de mogelijkheid van
het moment, zijn wij misschien wat de mensen noemen, opportunisten. Maar als wij het op
een verantwoorde, voor onszelf verantwoorde manier zijn, zie ik niet in wat een ander daarop
tenen kan hebben. In dit opportunisme zullen wij de geestelijke vrede en evenwichtigheid
vinden plus de stoffelijke evenwichtigheid, die een klein beetje meer mogelijk maakt om "
Mens Sana in Corpero Sana" inderdaad te doen leven en bestaan. Want op het ogenblik
gebruiken ze deze slagzin wel, maar vaak is het een zieke geest in een gezond lichaam, of een
gezonde geest met een ziek lichaam. Omdat in het ene geval het gedachte leven goed is en
evenwichtig of het fysiek bestaan onjuist wordt gevoerd, in het andere gevel het fysiek door
lichaamscultuur en hoe dat verder mag heten, wordt opgevoerd tot het hoogst bereikbare,
maar de geest te kort komt. Je moet die twee factoren als eenheid laten werken en zo je
lichaam a.h.w. voortdurend ter beschikking stellen om je geestelijke wens te verwerkelijken en
te vervullen, de krachten van je 1ichaam, maar omgekeerd de geest en het denkvermogen
gebruiken om het lichaam geheel te geven wat het nodig heeft. De wetten, die er bestaan zijn
de wetten van het eeuwige. Wanneer wij op zo'n manier leven zijn wij deel van de levensboom
en stuwen de sappen van het eeuwige leven en de Goddelijke kracht zich uit de zeer stoffelijke
wortelen van ons bestaan tot in de kruin van het geestelijk hoogst bereikbare, dan zijn wij
levende wezens, dan zijn wij levende magiërs. En nu zal er waarschijnlijk een bezwaar rijzen.
Ik vang het zo in enkele gedachten op. Het is dit: "Je zegt dit wel heel aardig, maar waar is
dan de grens?" Die grens ligt, mijn waarde vrienden, bij Uzelf, want in Uzelf zijn een aantal
blokken, remmen, hindernissen geschapen, die bepaalde handelingen onmogelijk maken op

250
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 13 – 7 december 1954

een bepaalde wijze. U kunt dat eenvoudig niet doen, zonder in Uzelf een schuld besef op te
wekken.
Maar er zijn andere manieren om het te doen, waarbij dat schuldbesef weg blijft. En als je dat
uit kunt vinden, leef je evenwichtig, zonder te zondigen tegen de maatschappij. De wetten van
de maatschappij liggen ook in U; zonder U te vergrijpen aan geestelijke of kosmische waarden,
zonder U te vergrijpen aan het stoffelijke als zodanig. Dit is de basis van de goede magie. Het
is daarvoor, dat de oefeningen voor het bereiken van geestelijke
en lichamelijke zelfkennis U werden opgegeven. Nu geloof ik, dat ik het hierbij laat. Het is
nogal eenvoudig geweest, maar misschien dat wij hierover nog iets te zeggen of te vragen
hebben? Allemaal liever nog wachten tot zij het nog een keer bekeken hebben geloof ik. Dan
kunt U kiezen, wet wij nu zullen doen: Zullen wij nog een onderwerp behandelen of geeft U er
de voorkeur aan om eerst te pauzeren? (Eerst pauzeren maar. ). Nu, dan allemaal een prettige
avond verder. En o je, voor ik het vergeet: Houdt U er rekening mee, dat in de komende
Kersttijd een paar poginge zullen worden gewaagd om U wat nader te bereiken, door enkele
van de broeders. Dat had ik vergeten. Sommigen Uwer hebben toch al wat van dat contact
gemerkt maar in die periode is het vaak erg gunstig, ervoor, dus hebben zij besloten om in die
tijd nog eens een extra contact tot stand te brengen, wanneer het mogelijk is. En nu toch
werkelijk allemaal een goede en prettige avond verder. Goedenavond.
0-0-0-0-0
Goedenavond vrienden.
Nu kunnen wij weer eens verder gaan met een onderwerp naar Uw keu ze, tenminste als U
een keuze heeft voor een bepaald onderwerp.
Mogen wij het een U overlaten om een onderwerp te kiezen?
Ja, dat mag U wel, welke richting wilt U uit, noemt U maar een onderwerp, een richting.

De Filosofisch-esoterisch.
Filosofisch-esoterisch, wel, dat kunnen wij proberen ja. Dan kunnen wij weer eens een keertje
filosoferen over de heel gewone dingen van het leven, dat hebben we al eens meer gedaan.
Als je eigenlijk zo over al die dingen na zit te denken, dan valt één ding je ontzettend op en
dat is, dat naarmate het verkeer toeneemt, de afstanden kleiner worden, het leven van de
mens vaak oppervlakkiger wordt. Een heel eigenaardig verschijnsel, dat wij meerdere malen
en bij meerdere beschavingen reeds hebben meegemaakt op deze wereld, zodat het helemaal
niets nieuws is en niet iets juist van deze tijd. Maar hoe meer de mens afgezonderd leeft en in
een betrekkelijk kleine kring, hoe dieper hij doordenkt over al de kleine onderwerpen, de
kleine gebeurtenissen van de dag. In een zeer kleine kring kan een verloving, een geboorte,
een begrafenis een diepe indruk achterlaten, daar denken de mensen over na en zijn hun
stellingen misschien wat primitief en is hun geloof niet direct het ideaalste, den komen wij toch
tot de ontdekking, dat zij werkelijk deze dingen diep medeleven. Masr hoe meer het verkeer
toeneemt en hoe meer de mens een dit verkeer deel gast nemen, hoe meer ook het
onmiddellijke leven in de eigen omgeving gaat vervlakken en vervagen. Wat op een dorp haast
niet denkbaar is, zie je in een stad als natuurlijk : dat, je je eigen buren niet eens kent. Als je
daar je buren kent, is het iets bijzonders. In een dorp zou het iets bijzonders zijn, als er een
dorpeling was, waar je niets van af weet. En zo kunnen wij verder gaan van A tot Z en alle
verschijnselen noemen, die het verkeer te voorschijn brengt. klaar één van de op vallendste en
het meest onze aandacht waardig, geloof ik wel, Is,dat altijd weer de aandacht wordt
gevestigd op hetgeen veraf gebeurt meer indruk maakt en belangrijker wordt, dan hetgeen
thuis gebeurt. Daardoor wordt het eigen leven onderworpen, niet aan de werkelijke waarde
van een ander bestaan, een bestaan ergens op een andere plaats in de wereld, maar geleid
door bepaalde mode's, die worden overgebracht. Een aardig voorbeeld vindt U bij de Batavie-
ren, die nog nooit hadden gehoord van gouden ringen, maar toen de gouden ring of de gouden
spiraal als betalingseenheid werd ingevoerd, al heel snel begonnen om zich sieraden te
vervaardigen, die heel wat meer complex waren den wat zij tot op dat ogenblik hadden
gekend. Dit is ook de tijd, waarin b.v. barnsteen als persoonlijk sieraad het eerst wordt

251
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 13 – 7 december 1954

gebruikt. Dit is de tijd, waarin een gesp niet alleen een sierlijk, maar nuttig gebruiksvoorwerp
is, maar wordt tot een uitgebreid deel van de sierkunst. Van siersmeedkunst zelfs vaak. Wij
zien het in de Middeleeuwen, wanneer de mode, die uit het verre Oosten overwaait, eigenlijk
heel Europa, langzaam maar zeker begint te veranderen en de gehele trant van leven een
ander aanzien krijgt. U kunt het zien in Uw eigen land in de Napoleontische tijd, wanneer de
Franse mode zo sterk zijn invloed doet Je zou zeggen, dat je eerder zou zeggen, dat het een
dependance van Frankrijk is dan Nederland. Altijd worden de dingen veraf gehaald. En het
eigenaardige is, wat je veraf haalt en thuis probeert. te reproduceren, loopt meestal verkeerd
uit. omdat in Frankrijk begrijpelijk en hoofs ws, was hier een burgerlijke statigheid, een mis-
plaatste plechtstatigheid, die uiteindelijk het land meer schade den nut berokkende. Vanwaar
deze eigenaardige tendenz van de mens? Waarom zoekt hij dan iets zo veraf, terwijl het
dichtbij te vinden is? Ik geloof wel in de eerste plaats, omdat bij gewend is aan zijn eigen
omgeving en zich garne door de verandering, het nieuwe, laat prikkelen en leiden, en daarvoor
het gekende maar al te graag prijs geeft. Dit is in zekere zin noodlottig, want je eigen leven op
aarde, de wereld waarin je thuis hoort, vormt je karakter, dat vormt je denken, dat vormt
a.h.w. je hele persoonlijkheid en zal ten alle tijde een stempel drukken op je persoonlijk
beleven. Op het moment, dat je dat wilt gaan aanpassen aan een andere wereld én een
andere wereldbeschouwing, aan andere gewoonten en gebruiken, zul je noodzakelijker wijze
aan jezelf ontnemen de mogelijkheid tot volledig leven. En ja, je hebt wanneer in een periode
van snel verkeer en vlug en veel verkeer, de wereld steeds meer vreemde gebruiken en
gewoonten van anderen over neemt, krijgen wij dan noodgedwongen een vervlakking, want de
veelheid der nieuwe indrukken doet steeds weer haken naar iets anders, iets nieuwers, iets
beters, terwijl de eigen inhoud en eigen waarde meer en meer verwaarloosd worden. Is zo'n
periode eenmaal gekomen, dan zien wij ook geestelijk een zeer eigenaardige verschijnsel. Wij
zien n. l. in vele gevallen een volledige geestelijke afstomping, waarbij de veelheid der
verschijnselen tot een materie"ele sensatie-honger wordt, waarbij het geestelijk leven
eenvoudig wordt weggedrukt, wanneer het zich al eens een keer zou willen uiten. Daarnaast
zijn anderen door de veelheid zodanig overvoerd, dat zij het nieuwe tegen gegeten hebbende,
zoeken naar een geestelijke vervangirgswaarde voor het stoffelijk leven. In beide gevallen,
geloof ik, dat zij niet helemaal zuiver en juist zijn in hun beschouwing. Je kunt niet alleen
leven van het nieuwe, je kunt ook niet alleen leven uit het oude; je moet en zult leven uit je
eigen omgeving en uit je eigen tijd. Je kunt niet alleen je waarden in het geestelijke zoeken,
want als je dat doet dan vervreemd je van de wereld, je hoort in de mensheid thuis. Beide
groepen zullen in hun denken en handelen irreeel zijn en zij zullen verwaarlozen die geestelijke
maatregelen te treffen, die noodzakelijk zijn voor een gezond-stof en geestelijk leven. Zoals U
weet is juist de grote wet in het Al de wet der Evenwichtigheden. Evenwichtigheid en harmonie
spelen de grootste rol in het Al. wanneer je in een harmonische sfeer en tendenz leeft,
wanneer je evenwichtig bent op de plaats, waarop je staat, den eerst kun je geluk vinden, dan
eerst kun je geestelijke kracht en stijging vinden. Deze mensen vinden het niet en zij voelen,
dat hen iets mankeert. Dan gaan zij proberen dit op de één of andere wijze naar buiten te
brengen. Vreemd genoeg is het verschijnsel, dat in alle tijden door dit haken naar het nieuwe
op de voorgrond komt, niet een vermoeidheid, een zeker geblaseerd zijn, maar het zoeken
naar angst. Dat klinkt misschien heel erg vreemd, maar het is waar: de mensen hebben geen
reden om angstig te zijn en er zijn geen verschijnselen, die tot angst nopen en toch zullen zij
iets zoeken, waarvoor zij vrees kunnen hebben. Wanneer zij dat gaan doen, brengen zij
zichzelf dus in een voortdurende staat van geestelijke turbulentie, van geestelijke onrust, van
geestelijke verwarring. Daarmede scheppen zij den voor anderen ook een angstwaarde via de
suggestieve weg. Deze angstwaarden worden bij liet aanspreken van andere personen door
wederkerige beïnvloeding voortdurend vergroot. Zij worden tot dreigende spoken, die de
gehele wereld overschaduwen en eigenlijk niemand meer de kans laten tot een nuchter en
gewoon leven. Wat is eigenlijk de reden van die angst? Zou die mens bang zijn omdat er
werkelijk reden tot vrezen bestaat? Klaarblijkelijk niet, want wanneer wij diezelfde mens onder
werkelijk verschrikklijke omstsndigheden soms zien leven, blijkt, dat hij daadkrachtgenoeg
heeft en dat die angst een secondaire factor in zijn leven kan zijn. Zelfs terwijl de angst
supréme regeert in de vorm van ondragelijke tirannie en der gelijke, dan nog kan de mrns
zichzelf gelijk blijven en deze angst, van zich afzetten. Schijnbaar is dus dit zoeken naar angst
een verschijnsel, dat uit innerlijke leegheid voortkomt. De mens heeft behoefte aan emotie en
252
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 13 – 7 december 1954

hij kan zijn emotionele behoefte niet uiten op een andere wijze; zo zoekt hij daarvoor de
angst. Maar in het zoeken naar de angst verhevigt hij dit zelf geschapen demonische zo sterk,
dat het op de duur hem gaat beheersen. Wanneer de mens door de angst beheerst wordt, zal
de redelijkheid steeds verder weggedrukt worden van het dagelijkse be-staansplan. Dan
komen wij in de wereld van het onredelijke terecht en in het onredelijke is helaas ook geen
geestelijke vooruitgang mogelijk. Elke mens, die in deze angstpsychose gevangen is, is
geestelijk verlamd en is lichamelijk ontoerekenbaar. Stoffelijk moet ik zeggen,
ontoerekenbaar. Dit is begrijpelijk, went de stimulans van de angst, zelf gezocht in de beginne,
misschien zelfs omwille van de sensatie, neemt een zo grote plaats in het denken in, dat alle
normale handelingen worden getint door de angst die in hem leeft in de mens. Dat is een heel
bitter iets. Want de mens kan zo erg bang worden, dat hij een zelfvernietiging prefereert
boven de ontdekking, dat zijn angst geen angst behoefde te zijn, En in deze vlucht voor zelf
geschapen problemen, die de mens zelf op kan lossen, mits hij zijn stelling loslaat, zien wij dan
vaak hele werelddelen onder gaan, Dat heeft meegewerkt aan de vernietiging van Atlantis, dit
is de ondergang geweest van de grote rijken, die in Zuid-Afrika een tijdlang hebben bestaan.
Het is die ondergang en het verderf geweest van de grote rijken der Tolteken. Het is de oor-
zaak geweest van de voortdurende strijd tussen de stammen der indianen, die daardoor onder
zijn gegaan. Het is het teken van de ondergang, die vandaag aan de dag ook weer aan de
gang is, waar de blanke volken in voortdurende angst elkaar haten en belagen. En toch moet
ergens dat is er altijd, moet er ergens achter dit grote probleem, der voortdurende angsten
een bedoeling zitten, een betekenis. Het kan niet zo maar iets zijn. Wij geloven toch allen, dat
de totale uiting van het Goddelijk gelijk is aan het totaal der schepping, nietwaar? Als zodanig
moet deze angst dus een factor zijn, die binnen het Goddelijke zijn bestaansreden heeft. Zij
het, mijnentwege alleen maar als bewustwordingsproces, maar zij moet bestaan. Zij moet een
reden van bestaan hebben, anders zou zij er niet kunnen zijn. Daaruit zou voort moeten
vloeien, dat angst een negatieve waarde is van een zeer positieve bewustwordingsfactoren. Ik
geloof, dat ik tot zover duidelijk en redelijk genoeg ben geweest (Ja. ). Wanneer wij nu de
angst zien in haar kern, vloeit zij over het algemeen voort uit onzekerheid, zelfs uit een
verlangen naar een zekerheid. Zo geloof ik, dat de angst een verschijnsel is, dat optreedt,
wanneer het weten, dat de mens dreigt te overstelpen en dus de angst een reactie is op de
verworven wetenschap, die de mens in zo'n periode van verval, versneld en vervlugd vervoer,
van grote wetenschappelijke ontwikkeling doormaakt. Angst is het negatieve beeld van het
weten, dat zich ons positief voordoet als een ontwikkelingsbevorderende factor. Dit zich
inhouden, dat uit de angst voor de mens en de geest zeer veel te puren is, is een
bewustwording, want wanneer wij ons bewustzijn, waarvoor wij vrezen, in ons zelf kunnen
ontleden, kunnen wij begrijpen, dat de kennis van wat wij vrezen. dus wat wij weigeren over
het algemeen in ons op te nemen, het verwerven van kennis omtrent, wat wij vrezen, voor ons
moet betekenen een zodanige verruiming van denken, beschouwen en leven, dat wij hierdoor
alleen reeds geestelijk ver omhoog gaan. En wanneer deze wereld vandaag aan de dag dan
weer zo'n angstfase in is gekomen dan geloof ik, dat dit voortvloeit uit het feit dat de
mensheid niet in staat is het totaal der kennis, die op het ogenblik over haar wordt uitgestort,
de veelheid van weten en bewustzijn, de mogelijkheden, die thans voor iedereen open liggen,
te verwerken, dat zij daarom juist reageert met de angst als met een onbewust verweer tegen
de voortdurende vernieuwing van krachten. En zelfs in deze angst deze krachten tracht te
maken tot vernietigingswapens. omdat zij ze, althans nu nog niet, in positieve vorm kan
begrijpen en verwerkelijken. Hoe vindt U dit als eerste beschouwing? (Heel goed,
buitengewoon goed. ) Nu, als U het zo goed vindt gaan wij natuurlijk verder, want hier aan zit
een tweede kantje vast, dat is n. l. het geestelijke leven, wat U hier allemaal heeft kunnen
constateren als waarschijnlijk of waar, gaat natuurlijk verder met ons bestaan, want de
menselijke vorm is niet de uiteindelijke bestaansvorm van de persoonlijkheid of entiteit zelve,
die in zich, zoals U later zeer zeker vast zult stellen, op dit ogenblik reeds gelooft, veel verder
ken gaan. Die ongekende werelden betreedt, en in jaren onuitsprekelijke getallen zeker blijft
voort bestaan. Deze geest, dit wezen dus, komt, bevrijdt van de stof terecht in een wereld,
waarin ook vaak weer het demonische en daarmee de haat en de angst op de voorgrond
treedt. Op grond van hetgeen wij hier ontleed hebben zouden wij wederom deze angst en deze
haat moeten uit moeten drukken als een negatieve fase ven een erkennen in de
persoonlijkheid. Kunt U dat nog steeds met mij eens zijn, Ja? Wanneer dit het geval is, zouden
253
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 13 – 7 december 1954

dus de demonen, die wij vrezen in het geestelijke bestaan, de verschijnselen, die voor ons een
kwelling en een voortdurende onrust betekenen, terwijl wij als geest dwalen door de sferen,
indien wij ze durven aanschouwen en analyaeren, of beter herkennen, voor ons dus betekenen
een bevestiging van het innerlijkwezen, waardoor wij ons verre verheffen boven het peil der
sferen, waarin wij vertoeven en waarschijnlijk zelfs ver boven de sferen, waarin de demon
geen kracht heeft, maar de verlichting nog niet tot uiting komt. Echter is het moeilijk om de
kracht te vinden, de demon, oftewel de angst in het gelaat te schouwen en ons af te vragen:
"Wat zijt Gij. " Want doordat wij de angst en dus ook de demon altijd zo sterk op de voorgrond
schuiven, de wereld wordt meestal minder geregeerd door de liefde tot God dan door de vrees
voor de duivel, in theologisch opzicht. Zo wordt de wereld niet tot goedheid voor de
medemensen bewogen door zijn bewustzijn, zijn gemeenschapszin, maar door de angst voor
het wetboek. Deze angsten, dus dit negatief bekennen van het juiste, treedt steeds weer op de
voorgrond. Vooral in die geestelijke gebieden waar de gedachte scheppend wordt. Op het
moment, dat wij daar tegenover een angst staan, tegenover een demon en ons haar
realiseren, komen tot een erkennen van waarden,die in ons zelf schuilen. Want alle angst ligt
in ons zelf: de angst, die U vandaag heeft voor de atoombom of de vliegende schotels, voor
vergiftiging door fruit bespuiting, of andere dingen, komt voort uit Uzelf, uit Uw onvolledige
weten, uit Uw onvermogen om deze dingen te aanvaarden als werkelijkheid in Uw huidige
staat. Want zou ge ze geheel kunnen aanvaarden en begrijpen, dan zou U een oordeel er over
kunnen spreken zonder ze te vrezen. Hetzelfde gebeurt bij deze demonische krachten. Wij
moeten dus, wanneer wij in aanraking komen met de demon niet voor hem vluchten, maar in
tegendeel hem bestuderen. Dan zullen wij uiteindelijk waarschijnlijk tot de conclusie komen,
dat de demon van de diepste afgrond gelijk is aan de geest van het hoogste licht. Dit is dan
ook werkelijk ook wel esoterie, hoor. Het is niet zo maar een praatje, want het Goddelijke kan
zich alleen uiten in tegendelen, daar het zonder dat niet kenbaar is. Maar deze uiting in
tegendelen houdt in, dat elke positieve eigenschap een negatieve tegenover zich vindt en een
negatieve een positieve. Dat welk van deze eigenschappen wij ook leren kennen, daardoor ook
automatisch de andere eigenschap binnen ons kenvermogen valt. En, dat wij door het
erkennen van beide eigenschappen als zodanig, kunnen komen tot het neutrale punt, vanwaar
zij geuit worden. Dat is het onkenbare, of het Goddelijke. Wanneer wij natuurlijk beide
factoren kennen, heffen zij elkaar op. Wanneer wij de voordelen en de tegendelen, de nadelen,
volledig kennen in beide gevallen van een bepaalde handelingswijze, zal de handeling zelve
voor ons niet meer uitvoerbaar zijn, want voor- en tegendelen heffen elkaar op en blijft de
daad een verspilling van kracht, zodat een doelbewust zich richten op iets, deze daad buiten
beschouwing zal laten. Wanneer wij leven, leven wij dus krachtens de eenzijdigheid. De een-
zijdigheid van ons kennen en beschouwen en ons vermogen om in het negatieve ook de
positieve en in het positieve ook de negatieve waarden volledig gespiegeld te zien. Het feit 1
dat wij voortdurend in welke wereld wij ook zijn, worden geconfronteerd, of met het zeer
lichte, of met het zeer duistere, betekent voor mij wel,dat elke mens, elk wezen, dat naar
bewustzijn streeft, voortdurend kennis zal moeten maken met deze tegenstelling, opdat eens
het bewustzijn der volledige evenwichtigheid wordt bereikt, het volledig gelijk zijn der waarden
in het kernpunt en daardoor de mogelijkheid van de nadering tot het Goddelijke. Op het
moment, dat wij het Goddelijke benaderen, zullen wij ook voor ons zelve de tegenstellingen op
moeten heffen. Wij zijn echter in ons wezen zelf een verschijnsel. Wanneer wij nu de
tegenstellingen op heffen, houdt het verschijnsel als mogelijkheid op te bestaan en blijft alleen
de waarde van krscht, die zich zou kunnen uiten maar zich niet uit, over. Vandaar dat wij wel
nooit, zoals wij ons zelf thans kennen en beschouwen, het werkelijke opgaan in het Goddelijke
mee zullen maken. Maar wel hebben wij voor ons zelf de mogelijkheid, in deze
onevenwichtigheid, die ons bestaan, ons leven betekent, door het zoeken der tegenstelling in
alle feiten, waarmee wij geconfronteerd worden, m-aar vooral daar waar angst en haat, het
negatieve waarden ons benaderen, te komen tot een groter bewustzijn van de werkelijkheid en
de Alkracht. Wanneer wij dat bereiken zullen wijzelf wel zoveel vrede hebben, dat wij juist
daardoor kunnen ontsnappen aan de grote angst en misschien daardoor nog een tijdlang de
grote vreugde zullen moeten ervaren, omdat zij de tegenwaarde is van de grote angst.
Waardoor wij van uit een gelukstoestand kunnen naderen tot het Goddelijke en daar
uiteindelijk in opgaan. Het is erg gemakkelijk die weg te kiezen alleen maar door het lichte
heen. Dat is de makkelijkste weg, die er bestaat. En de geen, die haar nemen wil, kan ik dat
254
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 13 – 7 december 1954

zeker niet ontraden. Sommigen Uwer echter, daar ben ik van overtuigd, zullen deze weg van
licht en reinheid niet kiezen. Zij zullen daarentegen kiezen de poort van het leven, dus de
poort van de voortdurende tegenstellingen. in deze tegenstellingen zullen zij ze er veel zware
en moeilijke tijden door moeten maken. Maar juist omdat zij zoveel zware en moeilijke tijden
doormaken, hebben zij ook meer kans om een analyse te maken van de tegenwaarde, die in
elk feit geborgen zit. En in deze geborgenheid van waarden kunnen zij dan ook sneller tot
bewustwording komen. Vandaar dat men wel eens zegt, dat het rechte pad zo smal, moeilijk
en doornig is. Het recht pad, is het pad, dat gaat door alle belevenissen en dus alle tegendelen
wil realiseren of beleven. Het pad der bewustwording, dat licht en vrolijk is en gemakkelijker
begaanbaar, is de ontkenning van het negatieve. Ik weet niet, welke weg U wilt volgen. Ik
voor mij geloof in de weg, waarop wij ook de waarden van het negatieve steeds weer
ontmoeten, dus niet alleen uit het positieve leven. Want in deze voortdurende wisseling van
smart en vreugde van bewustwording op hoog peil en een ogenblik vrezen voor het
demonische, dat we ontmoeten zullen wij de Goddelijke waarde sneller en eerder geuit zien
naar mijn inzicht, dan op andere wijze mogelijk is en zullen wij eerder en vollediger één
kunnen worden met het Goddelijke, waaruit wij zijn voort gesproten. Nu, dat is mijn
beschouwing en als U er iets over op te merken hebt, wil ik gaarne daar op in gaan.
Ik heb met zeer grote belangstelling geluisterd naar dit knappe betoog. Ik geloof niet, dat
wij. . . . ik al op een zodanige trap ben, dat zeg ik voor mijzelf, dat ik de angst zoek. Dat is
voor mij nog een moeilijk probleem, het zoeken van een angst om daaruit een
tegenstelling geboren te doen worden en te kunnen spreken van vreugde.
Pardon. Mag ik even een opmerking 'maken? De mensen zoeken de angst juist uit hun
onberwustzijn. Want degene, die de angst zoekt, zal de angst niet vinden, die zal wel de
verschijnselen der angst, dus de verschrikking, of het demonische zien, maar zal niet daardoor
gevangen worden. Terwijl juist de vrees is, of de angst het gevangen worden door negatieve
gedachten of gedaanten, die men zelf versterkt. Wanneer ik hier heb gesproken over de angst
als een algemeen verschijnsel van o. a. Uw tijd, heb ik dit niet voor willen stellen als een
bewustwordingsproces, maar als een onbewust proces.
En ik heb dan later willen betogen, dat er mensen zijn, die ex-pres, dus met opzet, een weg
kiezen, die hen ook met de angst in aanraking brengt. Maar deze angst kunnen zij nier
ontwijken. Zij kunnen haar echter overwinnen, doordat zij in zichzelve een geborgenheid van
beschouwingswaarden bezitten. Dit maakt het hen mogelijk de angst-indruk als zodanig niet
naar buiten te uiten, maar in zichzelf te analyseren. Maar dat is heel iets anders. Ik wil U hier
herinneren b.v. aan Jezus, die ook de angst bewust heeft gezocht eigenlijk. En heeft
overwomnen. Denkt U maar aan de Hof van Ghetsemane: "Miin God, mijn God, waarom hebt
Gij mij verlaten?" Angst! Het angstzweet droop van zijn voorhoofd. Hij zweette water en bloed
zelfs. Maar daar achteraan de overwinning: het accepteren van het feit. Het erkennen van de
positieve waarde in de negatieve dreiging: " Heer, niet Mijn, maar Uw Wil geschiede,"
M. a. w. er moet hierin iets positiefs zijn, anders zou dit niet mogen geschieden. En daardoor
maakt Hij zich vrij en is Hij in staat om, trots en bewust zelfs, de vernederingen te dragen, die
men Hem aandoet gedurende de gehele nacht en ook later de kruisiging. En dit zijn toch alle in
zich negatieve gebeurtenissen. Maar zonder deze negatieve gebeurtenissen zou het positieve
niet realiseerbaar zijn voor de mens. Juist daarom wordt deze tegenstelling geschapen. Is het
iets duidelijker geworden.
Ja, dan heb ik het inderdaad verkeerd begrepen, dat wij zoeken naar het verschijnsel van
de angst en dat is nu duidelijk.
U zoekt niet naar het verschijnsel van de angst, maar U zoekt de ervaring van de angst. Enfin,
bij het nalezen kunt U dat zeer duidelijk vinden. Ik heb gesproken over het onbewust zoeken
naar emoties. Juist omdat men gewend raakt aan de verwaarlozing van hetgeen rond het
eigen wezen ligt, de eigen naaste omgeving, het zoeken naar steeds, nieuwe emoties,
ervaringen, sensaties. Het laatste woord heb ik uitdrukkelijk gebruikt? en daardoor uiteindelijk
het zoeken naar een angst als sensatie om aan zichzelve niet toe te hoeven geven, dat
hetgeen men gezocht heeft een nietswaardigheid is. Dus een verwerpen van hetgeen als
weten ontdekt en het terug zoeken van de oude toestand zonder afstand te doen van de
sensatie van het nieuwe als zodanig. Maar ik geloof, dat wij elkaar nu toch wel begrepen
255
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 13 – 7 december 1954

hebben. Dat was een heel betoog, vrienden. Helemaal geen commentaar meer? Geen vragen
meer? (Neen. ). Nu als daar niets te zeggen of te vragen is, den zult U zich toch nog een
ogenblikje moeten getroosten het aanhoren van deze op zichzelf misschien niet zozeer
betekenende spreker. (Gelach). Wat overigens valse nederigheid is in zijn wezen, want ik ben
ervan overtuigd dat ik U een ogenblik heb kunnen boeien, met hetgeen ik bracht. (Absoluut).
U bedoelt die valse nederigheid? Ik ben het volledig met U eens. (Neen, ik bedoel ). Ja, ik
begrijp U wel, dat weet ik wel. (Gelach). Kijkt U eens, nu is er nog een punt in het alledaagse,
dat onze beschouwing meer dan waard is, n. l. het eigenaardig verknopen van bepaalde dagen
en tijden met bepaalde sentimenten. Het is opvallend, en U kunt het ook in de komende tijd
weer waarnemen, hoe het menselijk gevoel verandert met het komen van de Kersttijd, die op
zichzelve een willekeurige datum is, door de Christenheid zo bepaald, omdat het
winter-zonnewende-feest er door moest worden vervangen. Toch dromen de mensen, met een
bekende crooner mee, meen ik,van een White Christmas. Zij dromen van een Kerstfeest met
beierende klokken en rood licht, van Kerstkransen en Kerstbomen met alle daaraan verbonden
gevaar van brandende kaarsjes enz. En in deze tijd zijn zij zachter en medelevender tegenover
de medemens dan anders. Zij zijn in staat om eens een ogenblikje een vijandschap op zij te
zetten en scheppen een sfeer, die een zekere wijding in zich draagt, Een sfeer van zoveel
wijding vaak, van zoveel vredigheid en blijmoedigheid, dat hierdoor, en niet door de tijd zelf in
de eerste plaats het mogelijk wordt gemaakt, dat de geest juist uit de gelukkige sferen thans
intenser en actiever kan werken onder de mensheid dan anders het geval is. Ik vraag mij wel
eens af, hoe zou dat komen? Want zoeven hebben wij het gehad over de angst, maar dit is
dus ook een gevoelskwestie. Een gevoelskwestie, die zich tamelijk positief uit over het
algemeen.
Waarom zijn de mensen op bepaalde tijden bij usance sentimenteel? Want: veel van de
liedjes, die U op Kerstmis met waar genot zingt, zou U op andere dag en als een soort misdaad
in de muziek in de oren klinken. En nu heb ik het heus niet over die liedjes;
"De herdertjes lagen bij nachte " etc- U heeft plotseling een stemming van: "Kom laten wij
maar gezellig bij elkaar gaan zitten" En zelfs de muzikaliteit gaat er in deze tijd op vooruit,
want als anders alleen de keukenmeid zingt zingt nu ook de vrouw des huizes mee. Dan klinkt
er een tweestemmig "Ades Fidelis" of iets dergelijks. Dus hier is absoluut iets gaande. En dat
kunnen wij toch niet alleen maar op de tijd en het tijdseigen betrekken. Wanneer wij het in de
jaarverdeling gaan zien, zeggen wij; "Het is natuurlijk een feest, omdat de lente gaat, komen.
Maar dat zit er helemaal niet meer in. Dat is al geheel vervaagd, wordt niet meer gerealiseerd,
dus dat kan de oorzaak niet zijn.
Zou er misschien in de mens een behoefte liggen een goedheid? Zou de mens misschien een
aanleiding zoeken om eens een keer zonder belachelijk te worden aan zijn gevoelens wat meer
de vrije loop te laten? Om even afstand te doen van wat hij denkt dat verstandig, nuchter en
zakelijk is en daarvoor onder te gaan in de betovering en bekoring van een wereld, waarin je
je uit vol zachtheid en waarin je de samenleving en het samenzijn ervaart met andere mensen
als een gunst, als een genade, waarin jezelf ook veel meer kunt geven. Zo'n tijd waarin het je
lichamelijk en geestelijk wel gaat. Wanneer dit het geval is namelijk, staan wij voor de vraag,
waarom de enkeling, die toch zeker meer behoefte daaraan heeft, dit niet vaker doet. Daar
kunnen wij op antwoorden dat dit inderdaad op aarde wel gebeurt en ook in de sferen wel
gebeurt. Zoals op aarde wel bij een verjaardag of een ander feestje plotseling kan worden tot
een demonstratie van gevoeligheden, die anders beter verborgen blijven. Althans volgens de
menselijke opvatting. Eb daaruit zou ik een conclusie willen trekken. Ik zou n. l. , zoals ik het
van mijn kant zie, willen beweren, dat de mens in zichzelf een wezen is, dat hoofdzakelijk
krachtens zijn uiting en gevoelens leeft. En dat alle nuchterheid en verstandelijkheid, die een
mens naar voren schuift een maaker is, dat hem niet eens altijd goed past. Dat de gevoel-.
intensiteit, waarmee de mens het leven benadert en tegemoet treedt voor die mens van veel
groter belang is dan al zijn nuchtere denkprocessen bij elkaar. Want wanneer wij afgaan op
onze betere gevoelens, zoals dat heet, wanneer wij afgaan op deze tendenz tot goed zijn, tot
liefde ontvangen en liefde geven, In de ruimste zin van het woord, dan zijn wij misschien niet
meer volgens de maatschappij goed, maar leven wij toch zeker wel in een lichtende sfeer. Een
sfeer, die ver ligt boven het normaal menselijke der samenleving. Wanneer wij leren om het
256
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 13 – 7 december 1954

geven en vooral ook het geven van onszelf, een deel van onszelf, ik bedoel dus je gedachten,
je zelfbeheersing, je zachtheid, je tegemoet komen aan anderen etc. , wanneer je leert om dit
te gebruiken als een uiting van je persoonlijkheid, dan breng je het beste in jezelf naar voren.
Hetgeen dat eigenlijk reeds in de lichtende sferen hoort. Dan zou ik U de vraag willen stellen,
zouden vele van deze feesten niet een poging van de mens zijn om te ontvluchten een iets,
dat hij geschapen heeft als waan, maar wat hij noemt: de werkelijkheid? De werkelijkheid van
het koude verstand en de nuchterheid van de koude rede, Zou misschien het Kerstfeest, zoals
sommige andere feesten ook, niet een poging zijn om terug te keren tot het kinderlijke, dat hij
in zichzelf draagt? Het kinderlijke van een geest, die intens leeft, die in een voortdurend
schenken en ontvangen een zodanige vreugde en bevrediging vindt, dat zij hierdoor ver boven
zichzelf verheven, iets van het Goddelijke mee ken aanschouwen en kan zien. Zou dat waar
zijn? Ik geloof voor mij, dat het waar is. Dat heb ik reeds gezegd. Dan zouden de mensen
verstandiger doen en ook de geesten, wanneer zij het koude en nuchtere van hun rede, hun
redeneringen, zo nu en den eens een klein beetje meer lieten doorstromen door deze volheid
van misschien kinderlijk gevoel, van kinderlijke vrolijkheid en misschien zelfs kinderlijke
strijdvaardigheid? Want een kind is strijdvaardig ook. Om juist daar door hun eigen wezen te
uiten en een sterker en beter bewustzijn te verkrijgen Zouden wij zo misschien niet dichter
kunnen komen naar het begrip van alle dingen? Zou de rede, zou de logica zelfs, niet in vele
gevallen een rem zijn, die ons terug houdt van het beleven van het bestaan zoals het in ons
wordt gedroomd, zoals het in ons eigenlijk is? De mens en de geest, zij leven beiden vaak
twee levens: een leven, dat van binnen zit en dat zij een droom noemen, een tweede leven,
dat naar buiten toe gaat, dat dan verstandig heet, zoals het hoort, comme il faut, weet U wel.
Kortom al datgene, dat verlangd kan worden van de mens. . Dat geloven wij in ons hart toch
allemaal wel, dat het leven van binnen belanrijker is dan alles wat naar buiten wordt gebracht.
Laten wij dan, in de geest gaat dat nog gemakkelijker dan in de stof, maar laten wij den
allemaal proberen om te leven, zoals wij zijn en niet zoals wij volgens de rede zouden moeten
zijn. Want onze rede is uiteindelijk veelal maar een drog-rede waarmee wij onszelf trachten te
bedriegen en zo onze eigen onvolkomenheid van levensmoed en levensbeleving wegcijferen.
Vindt U ook niet? Dit is dan de tweede beschouwing, die U van mij krijgt. Dan meen ik
hiermede voldoende aan de wens van degene, die het onderwerp stelde, voldaan te hebben.
Zo meen ik dus, tenzij natuurlijk U nog iets te zeggen of te vragen heeft, over te kunnen gaan
tot het Schone Woord, of het Schone Woord mag ik niet neer zeggen in deze kring. Tot de
laatste spreker van de avond dan. Geen commentaar? Goedenavond dan.
-0-0-0-0-0
Goeden avond, vrienden, Wij zullen dan met een beschouwing gaan besluiten en tenzij U
daarvoor een ander onderwerp naar voren zou willen brengen, stel ik voor daarvoor te kiezen
het onderwerp: "MIST".

MIST
Witte nevels waden, die wonderlijk draaiend en trekkend de werkelijkheid vermantelen en
maken tot een schijnwereld van eenzaamheid. Mist. Geheimzinnige dreiging, waarin U al het
onverwachte kan worden tot ramp en nood. Die mist en die nevel kan liggen over zee en over
land; zij ken doden, zij kan redden. Soms is de nevel voor ons een veilige vluchtplaats, een
moment van ons onttrekken aan de jacht van de werkelijkheid en misschien zelfs aan de
consequenties van eigen zijn en misdrijven. Een redding. Maar op andere momenten, en dat
komt veel vaker voor, is deze nevel onze grootste vijand. Nevel! Mist, die niet alleen in
laaghangende wolken over de aarde trekt met vochtige wattendekens, verstikkende alle
rumoer, belemmerend de ademhaling, maar ook in de geest. In de geest waar de mist der
gedachten ons soms een vluchtplaats is, maar vaak wordt tot een verstikkende nevel, die de
uitgeputte geest doet neervallen en vragen om alles, alles liever dan dit. Er zijn sferen, die
niets zijn dan grote kosmische nevelbanken, waarin geen klaar beeld en geen klare gedachte
door kan dringen. En toch, waar er nevel is en mist, zijn er altijd tekenen, waaraan de juiste
richting kenbaar is. Wanneer in ons de gedachten de totale werkelijkheid van het bestaan
zodanig omneveld hebben, zodanig verdoezeld en vervaagd hebben, dat overblijft alleen de
grauwheid van een onbegrepen bestaan, dan nog zijn er bepaalde tendenzen en stromingen

257
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 13 – 7 december 1954

merkbaar, dan nog klinkt in die stilte ergens een ver geluid, of wenkt van boven af een enkel
ogenblik een pinkende ster naar beneden om aan te geven, waar er een uitweg te vinden is.
maar we moeten dan verder durven gaan. Wanneer je versteend blijft staan in de dichtheid
van de nevel, kun je niet ontkomen. Wanneer je gebonden blijft in de voortdurende keten van
gedachten, die samengeschakeld worden tot een boei, die je hecht op een plaats van
onverrukbaar, onbegrijpbaar denken, wanneer je dit jezelf niet aan doet, wanneer je niet in
vrees of in onzekerheid blijft staan, dan trekt elke nevel op. Dan brengt elke nevel door de
begrenzing van haar zijn de mogelijkheid om uit te treden.
Adem te halen in een frisse vrije natuur. De gedachtennevel kan plaats maken voor de
inspiratie, waardoor een plotseling bewustzijn doordringt in het wezen en men kan op kan zien
tot ver in de sfeer naar het Goddelijke, begrijpen kan de wijds omvamende vlakten van eigen
zijn. Wij zijn ook vaak in de mist. Maar al te vaak vluchten wij in de mist voor een
werkelijkheid die wij niet kunnen aanvaarden. Wanneer de waan van eigen grootheid, wanneer
de waan van eigen kleinheid ook soms wordt aangedaan door de werkelijkheid van het
gebeuren, wanneer dreigend klinkende gedachten en de tendenzen van anderen en ons
dreigen te maken tot iets anders dan wij trachten te zijn ten koste van alles. Dan vluchten wij
in de nevel van verwarrende gedachten. Dan spelen wij een spel met de mist en vluchten door
haar heen. Maar dreigen vaak daarin te verdwalen. De nevel. De nevel, die blind maakt in de
geest. Een scherm van gedachten. Een scherm van gedachten, waarin de waarheid teloor gaat.
Die mist en die nevel komt, evenzeer als de mist en de nevel dezer aarde, voort uit
omstandigheden, die liggen buiten het gebied, waarin zij op het ogenblik optreedt. Hoe men
ook gaat, hoe men ook leeft of streeft, altijd zal er een plek zijn van vaagheid en grauwheid,
die men door moet worstelen, die men moet doorgaan en doorstaan om te komen tot een
veilig bewustzijn van eigen zijn en eigen plaats in het totaal der schepping. Zoals de mens kan
overwinnen de grauwheid van nevel en mist met hulpmiddelen, kunstmiddelen misschien, zo
kan de mens door concentratie en contemplatie, door meditatie en het stille luistern naar grote
stemmen, die spreken in elke mens, elke geest ontkomen aan de dufheid. De dufheid en
vochtigheid van de wolkende lijkwade, die de mist spreidt over alle leven. Slechts wanneer het
leven te bar is, wanneer het leven niet meer te dragen is op een moment, dan mogen wij voor
een ogenblik vluchten in de mist. Maar toch nooit er ver in doordringen. Integendeel gaan we
in de grauwheid moeten wij ons wenden en klaar staan om, wanneer de ademhaling weer
normaal is, wanneer de levensmoed herwonnen is, uit te breken hernieuwd in het licht.
Wanneer wij de nevel der gedachten overwinnen, wanneer wij de mist van wanverstand en
wanbegrip kunnen verwijderen uit ons wezen of uit de wereld dan vinden wij de waarheid, die
blinden ziend maakt. Dan vinden wij de waarheid, die doven doet horen, dan kennen wij die
waarheid, die klopt aan versteende harten, die klinkt daar waar geen andere klank anders
wordt gehoord, die zingt door alle sferen. De waarheid ligt als de zon achter elke nevel klaar.
Wanneer de mist weg zal trekken komt de zon weer. En is het de zon niet, dan is het de
weerkaatsing van de zon; een ander licht. Maar licht, dat toont waar te gaan.
Zo, mijne vrienden, nu wij op deze avond een ogenblik over de mist denken, moeten wij
vooral denken aan de mist, die wij in onszelve vaak scheppen. Wij kunnen dit demonische
ontgaan, wanneer wij tegenover onszelve eerlijk durven te blijven. Wij kunnen dit demonische
ontgaan, wanneer wij niet trachten te beredeneren, dat wat wij gedaan hebben of hadden
moetyen doen, maar trachten te zien de werkelijkheid; wat wij zijn, wat wij doen op dit
moment. Eerst dan zal de nevel der gedachten in ons wezen volledig optrekken. Dan zal de
geest bewust zijn, dan zal de geest bewust zijn, dan zal de stof ontkomen aan de benepenheid
en de bekrompenheid van de klamme mist en een zonnig licht van geestelijke kracht en
waarde vinden. Dan eerst kunnen wij gelukkige mensen worden. Zo als het licht breekt door
de nevel, zal eens de waarheid doorklinken in ons wezen.
Dan, maar ook eerst dan zullen wij weten, waar wij ons bevinden en waar onze plaats is
temidden van de schepping.
In dank U voor Uw aandacht.
Goeden avond

258
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 14 – 4 januari 1955

4 Januari 1955

LES 14

Goeden avond, vrienden,


Wij zullen dan vandaag proberen om verder te gaan wet het onderwerp, waarvoor indertijd wij
U opdracht hebben gegeven, althans de mogelijkheid, tot zelfonderzoek. Wij hebben toen, het
is nu al weer enige tijd geleden, zo U zich herinneren kunt, U verteld' dat U de drijfveren in Uw
eigen wezen op moest zoeken en daarbij vast gesteld, dat het noodzakelijk was deze eerst te
kennen, daar het slechts hierdoor mogelijk is richting te geven aan het eigen leven. Ik neem
aan, dat er over dat onderwerp ondertussen geen nieuwe vragen gerezen zijn. Wij nemen aan,
dat men zich uiteindelijk zover heeft geanalyseerd, met alle moeilijkheden, die daaraan
verbonden zijn, dat men twee of drie meest voorkomende punten in het afdwalen der
gedachten heeft gevonden. Wij hebben nu een beeld van de persoonlijkheid gekregen, zij het
dan ook een zeer schetsmatig beeld. Wij zullen er later nog op in gaan, hoe je ook in bepaalde
leemten nog aanwijzingen kunt vinden voor het richten van geestelijke kracht. Maar dit lijkt
mij op dit ogenblik nog niet nodig. Wij hebben twee of drie punten gevonden. Neem aan, dat
de persoon in kwestie heeft gevonden alle eerst muziek, in de tweede plaats leven, zaken
zorgen, in de derde plaats zeer grote belangstelling voor lectuur van een bepaald soort. Naar
deze onderwerpen zijn zijn gedachten voortdurend afgedwaald. Ik zou natuurlijk elke andere
willekeurige samenstelling kunnen nemen. De persoon in kwestie gaat zich nu afvragen: wat is
het dat mij hiertoe drijft? Hij komt tot de conclusie: ik voel mij aan getrokken tot de muziek,
omdat zij in mij sentimentele waarden schept, waaruit bepaald denken voortvloeit. Zowel de
sentimentele gebondenheid als de daarop volgende gedachtengang is mij aangenaam. Punt
twee. De zaken zijn voor mij stoffelijk op het ogenblik, zo al-beheersend, dat het totaal van
mijn stoffelijk leven ondergeschikt wordt gemaakt aan het belang van de zaken, omdat ik
hierin de enige mogelijkheid zie om mijzelf te handhaven, zoals ik wil. Het derde punt: ik voel
mij aangetrokken tot dit soort lectuur, omdat ik in mij een honger heb naar een bepaalde
kennis of bepaalde romantiek, die door deze lectuur althans enigszins bevredigd wordt. Ik
meen, dat deze stelling acceptabel is. Uit het gestelde gaat de persoon dan verder. Hij zegt
voor zich zelf: ik heb een tekort ontdekt. Dat tekort ligt in de literatuur. Ik heb voor mijzelf
gevonden een surplus aan waarden. Ik heb n. l. in het sentimentele, dat het muzikaal beleven
in mij wakker roept, gevonden een waarde, die mij schijnbaar verheft boven mijzelf en mij
vrede geeft. Ik zal proberen om die twee met elkaar in relatie te brengen. Nu krijgt U een
stukje, dat moeilijk in de praktijk zal zijn te brengen. U zegt: ik neem een boek en ik associeer
de hoofdgedachten daar uit met muziek. U gaat proberen om alle hoofdstukken van zo'n boek
terug te brengen tot zeer korte zinnen. U gaat dus alleen het werkelijk belangrijke lezen. Al
het andere laat U rustig gaan. U verbindt dit met muziek en vooral met muziek, die U gaarne
hoort, dan kunt U op elk moment, dat die muziek gespeeld wordt, dus deze gedachten weer
door associatie in U zelve zien oprijzen, maar nu in een sentimentsgebondenheid. D.w.z. in
een innerlijk beleven, dat gesymboliseerd wordt door de wijsheid, die U begeert. Is dit
duidelijk?
Niet dit gesymboliseerd worden door de wijsheid, die U begeert, U begeert een bepaald kennen
of weten. Wij zouden hiervoor een willekeurig iets kunnen nemen. B.v. het gebied "uittreding",
waar wij over gesproken hebben. U heeft nu alle gegevens over die uittreding geleerd. Maar U
beleeft ze niet. U gaat nu zeg en: die kennis wordt voor mij een soort lied, dat ik zeg op b.v.
een lied van Schubert. Of ik voeg het in als een bepaalde cadans in een werk van Beethoven,
of wat U dan ook voor muziek prefereert. Deze muziek heeft in U altijd bepaalde gevoelens
wakker geroepen, want we hebben de muziek primair gesteld, niet waar? Herinnert U zich de
analyse? Op het moment dat ik nu met mijn gevoel die muziek beleef, zal tevens de
verstandelijke associatie, mijn verstand heeft deze wijsheid hierin gelegd, mij de uittreding
voor de geest spiegelen. De muziek wordt dus voor, mij de bereiking van een gevoelstoestand,
259
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 14 – 4 januari 1955

waarin deze gedachte het eerste heerst. Duidelijk? U zult begrijpen, dat door een dergelijke
wijze van handelen de remmen der redelijkheid worden uitgeschakeld, In de plaats van het
denken of het worstelen met een probleem, komt een beleven. Door het beleven echter stel ik
mijn gehele persoonlijkheid in staat er deel aan te heb ben en niet slechts een enkel deel van
de psyche, Resultaat: ik zal op de duur door het gebruik maken van deze melodie tot uittreden
komen op een zeer eenvoudige wijze. Ik heb nu een heel eenvoudig voorbeeld genomen. Dit is
overigens de grond slag voor alle magie en alle magische beleven. Wanneer U dus op een
dergelijke wijze optreedt doet U dus niets anders dan de magiër voor zich zelf doet, wanneer
hij zijn formule pre velt en zijn incantaties zingt. U gaat echter deze incantaties mechanisch
voor U zelf vastleggen. U neemt een grammofoon plaat bijvoorbeeld. U zet al Uw verlangens
en begeerten plus hun redelijke bereikingsmogelijkheid en omschrijving om in bepaalde
emotionele gebondenheden Is dit nog redelijk aanvaardbaar en begrijpelijk? Geen protesten?
Dan gaan wij weer verder. Op het moment, dat U met een aantal van deze gedachten, ik zou
U raden met niet teveel te werken, drie of vier is voldoende, gaat werken, een bepaalde
richting te kiezen, die voor U tevens stoffelijk bevredigend is. De persoon van ons voorbeeld
dus, met zijn zakelijke zorgen, zal die uittreding richten in een waarneming van zakelijke
belangen en interesses. Hij zal de uittreding daarvoor gebruiken en daardoor zijn zorgen terug
brengen tot kleinere waarden. Langzaam maar zeker wordt het zakelijke dan opgelost in de
begeerte tot weten, wijsheid en daarnaast het emotioneel beleven, het surplus, dat in de
muziek wordt gevonden. Ook dit is duidelijk, nietwaar? Ik heb dan dus een hoofddeel van mijn
leven a.h.w. weggecijferd in twee andere delen. Deze twee hoofddelen heb ik a.h.w. gehuwd
en in hun samenwerking wordt daaruit iets nieuws geboren, n. l. de totale richting van mijn
volledige persoonlijkheid, die als eenheid het totaal der zorgen in zich draagt, verwerkt en
verandert; zo komt tot een eenheid, die de vervulling, stoffelijk en geestelijk, mogelijk maakt.
Wanneer U dit begrepen heeft, dan heeft U hier een les gehad ven buitengewoon grote
waarde, dat zult U zich realiseren. U kunt mij misschien zeggen, dat het zeer moeilijk is dit
alles tot stand te brengen, maar ik ben ervan overtuigd, dat elk Uwer in staat is, wanneer hij
dit wil en zich de moeite getroost om op deze wijze te komen tot een absolute, maar dan ook
absolute richting van de persoonlijkheid, op een bepaald doel, Het punt waar wij nu over
moeten gaan spreken, is het doel zelve. Ik neem dus aan, dat er over het voorgaande op dit
moment geen vragen te stellen zijn. Zouden er vragen zijn na lezing en bestudering, dan zal ik
de volgende maal als eerste spreker wederom U juist voor de beantwoording van vragen, te
woord staan. Ik moet een doel hebben. Ik moet een doel hebben, dat ik persoonlijk goed keur,
Dit doel staat mij volkomen vrij, want elke stoffelijke regeling of wet, in zoverre die in mijn
wezen niet onmiddellijk verknoopt is met mijn waardering van goed en kwaad, valt buiten
beschouwing. Ik moet een doel kiezen, dat mij zelve begerenswaardig en edel schijnt. M. a. w.
ik moet wit-magisch kiezen en mag nooit kiezen alleen in eigen belang. Ik moet een doel
buiten mij stellen, dat ik tracht te verwezenlijken Dit is het helpen der mensheid, het scherpen
van bewustzijn, het zelf stijgen tot hoog geestelijk bewustzijn om daardoor goed geestelijk
werkzaam te worden. Het doel is secundair: het ligt in de persoonlijkheid. Het vraagt enige
studie en van de wereld, van eigen persoonlijkheid én van de problemen, die zich daarin
voordoen om op de juiste wijze, te kiezen. Het is goed om al leen naar geestelijke wijsheid te
gaan streven, maar in vele gevallen zal men zich daarmede niet tevreden gevoelen, omdat de
mensheid daar niet onmiddellijk deel aan kan hebben. Deze onbevredigdheid in zich zelve
belemmert de vervulling van hetgeen, dat men wenst. Wij moeten dus zeer goed rekening
houden met het volgende, bij het stellen van een doel, alleen een doel. waartegen ikzelf een
enkel bedenken heb. Integendeel, ik moet het als iets zeer begerenswaardig zien. Ten tweede:
met moet vallen buiten mijn persoonlijk leven. Het mag er ten hoogste een extensie van zijn,
maar het is een projectie van mijn hoogst en edelst denken buiten mijzelve, waarin ik zoek,
een verwerkelijking, niet voor mijzelf, maar voor anderen, die deel uitmaken van mijn wereld.
Duidelijk? Dan moet ik zorgen, dat ik niet te hoog grijp. M. a. w. ik begin mij te richten op een
betrekke lijk nabij liggend doel en ga van dat doel uit mij een verdere voorstellingswereld
bouwen. Wanneer ik dit op deze wijze doe, is mijn werken wit-magisch, vergrotend voor mijn
eigen geestelijke kracht. Het is een verscherping van instelling voor mijn wilsvermogen
doordat ik volledig wens te verwezenlijken, dus de drang in mijn wezen gericht is op de
verwezenlijking van hetgeen ik buiten mij projecteer. Het is a.h.w. het innerste van mijn
wezen. Daardoor is mijn wil ook daarop gericht en die wil blijft daarop gericht, wordt dus
260
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 14 – 4 januari 1955

voortdurend versterkt door de voortdurende oefening in één richting. Ik breng een grotere
eenheid in mijzelf teweeg waardoor ik geestelijke en lichamelijk harmonisch werk. Ik
verwaarloos bepaalde waarden, die tot nog toe voor mij begerenswaardig waren, omdat zij
worden weggedrukt door het grote doel. Ik leef dus eenvoudiger en simpeler. Ik bereik, waar
ik buiten mijzelf projecteer en geestelijk gericht werkzaam ben ten bate van anderen,
geestelijk een veel hoger standpunt dan anders bereikbaar is. Wanneer deze voorwaarden zich
afspelen binnen mijn wezen, komen wij tot de vervulling van hetgeen wij reeds aanduidden,
nu drie maanden geleden, waar wij toen gewezen hebben op de mogelijkheid om te komen tot
een totale uiting van alle geestelijke capaciteiten, die in de mens wonen, waarbij het totaal der
geestelijke zintuigen langzaam wordt ingeschakeld. Een magisch werkzaam zijn op deze wijze
brengt met zich mee helderziendheid, vermogen tot uittreding, vermogen tot waarneming in
tijd en ruimte, uitstralen van kracht. aflezen van persoonlijkheid, aflezen van gedachten,
kortom al datgene, wat onder het "occulte"; wordt verstaan. Een dergelijk meesterschap wordt
niet onmiddellijk bereikt. De aanlooptijd, die U nodig heeft voor de verwerkelijking van
hetgeen ik U hier voorzet is ongeveer zes maanden tot de eerste fase. Van daaruit tot een
volledige verwerkelijking binnen U zelf naargelang de persoonlijkheid van drie maanden tot 2
jaar. Eerst daarna kan de geestelijke ontplooïing, waarover ik spreek, kenbaar worden en zich
uiten op alle gebied. Wij hebben in de afgelopen tijd verschillende experimenten met U
gedaan. Bij enkelen van U is het verloop zeer gunstig geweest, bij anderen was de uitslag
helaas nil. Wij kunnen daar niets aan doen. Wel hebben wij getracht om op een bepaalde wijze
Uw energie te meten. Enkelen van U hebben dat gevoeld als een lichte duizeling, of slapte.
Daarna hebben wij ook getracht U een zekere energie te geven, vooral ten opzichte van het
geestelijk streven. In de ietwat roezemoezige tijd, die nu achter U ligt, was het ons onmogelijk
om bij enkelen bepaalde blokken en remmingen weg te te nemen, d.w.z. het gedachtenleven,
dat door voorgaande belevenissen ietwat abnormaal geworden is, moet U dat niet als een
ongunstige term zien, is wat normaler geworden. Vandaar dat wij aannemen, dat het grootste
gedeelte dezer kring kan overgaan tot verwerkelijking van hetgeen wij voorstellen. Zijn hier
vragen over? Dan rest mij nog aan het einde van deze korte inleiding te zeggen: al hetgeen ik
hier in het kort heb voorgelegd, zal U door anderen herhaald worden in meer uitgebreide
vorm. U zult hierover kunnen denken en vragen zoveel U wilt. Onthoudt echter één ding,: het
is niet de uitleg, die het voor U mogelijk maakt om dit te benaderen, maar alleen de beleving.
Het experiment. Een experiment behoeft niet veel tijd te vragen, in tegenstelling tot wat U
misschien denkt. Dagelijks een kwartier is voldoende. Indien dit kwartier dan wordt genomen
in de concentratietijd, die wij hadden gesteld op maximum een half uur per dag, noodzakelijk
voor het harmonisch zijn van de mens, dan zal men begrijpen, dat, wanneer men streeft naar
een gezond geestelijk leven daaraan eveneens deze training toe kan voegen. Bij volledige
gebruikmaking daarvan kunnen wij resultaat garanderen. Dit is voor vandaag voldoende,
vrienden. Ik ga het woord overgeven aan onze Broeder Abraham, die verder voor U zal
spreken.
Goeden avond.
0-0-0-0-0
Goeden avond, vrienden,
Ja, dat was dan, laten wij zeggen, kort maar krachtig. En nu moeten wij dan wat verder gaan
praten over deze dingen. Misschien vindt U het wel vreemd, dat ik mij aangetrokken voel tot
het aspect van de magie. Juist het rituele, wat er bij te pas komt. Als het U niet hindert zou ik
daar nog graag een keertje over gaan praten. Zoals onze waarde Mathias vraagt, is het altijd
een binding van gedachten in jezelf met uiterlijkheden, die de waarde geeft aan het magisch
ritueel. U kunt bij wijze van spreken magie maken, terwijl U van
van-je-hela-hola-houdt-er-de-moed-maar in zingt, dat echt Hollandse lied. Dus het is de
aarde, die je in de dingen legt. En nu gaat U hele leven altijd weer door met het herhalen van
de dagelijkse handelingen. Waarom zou de mens daar ook niet bij denken verder dan wat je
normaal doet? Waarom zou je jezelf niet leren om daarbij een spreukje te zeggen, een
onopvallend klein spreukje, waardoor er een zin aan wordt gegeven? Want een magiër, nu ja,
U weet het, een magiër, die kan op een gegeven ogenblik zichzelf gaan reinigen, de purificatie.
Die reiniging bestaat uit vasten, onthoudingen, wassingen etc. En voordat hij begint met een
261
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 14 – 4 januari 1955

grote magische bezwering, dan zal hij die reiniging, altijd in acht nemen. Nu heb je op het
ogenblik in deze tijd heus niet de gelegenheid, al zou je nog zo graag magiër willen zijn, om te
zeggen: nu, ik neem drie weken en in deze drie weken ga ik mij reinigen. Dan ben je je
zomervakantie, snipperdagen en kwijt, dus dat doet de mens niet. Maar wat gebeurt er
wanneer die magiër zo die dagen bezig is? Natuurlijk hij denkt na. Maar hij probeert in zijn
denken zich vrij te maken van alle stoffelijke dingen. Och, dat kun je zo ook, op een ogenblik,
als je maar weet, hoe. Dan lichamelijk reinigt hij zich, gaat zover, dat hij purgeer middelen
neemt, om het hele lichaam schoon te maken, het hele organisme. Ik wil niet zeggen tegen U,
dat U met Haarlemmerolie, met wonderolie moet beginnen, dat zou ook weer onzin zijn. Maar
stel je nu voor, dat je gewoon je handen wast, dat doe je elke dag en dan tegen je eigen zegt:
ik reinig hiermee mijn lichaam en geest. Je zou zeggen "onzin", toch niet. Want als je het maar
vaak genoeg doet, geloof je het op de duur zelf. Zelfsuggestie! Een belangrijk deel van de
rituele magie. Maar dan geloof je zelf, dat je met die handeling niet alleen maar je handen
reinigt, maar je hele lichaam, je geest. Dus dat je rein bent en als je dan magisch wilt gaan
denken, is het ook genoeg je handen te wassen, dan is het ook voor elkaar, Dat zijn alle maal
kleinigheden misschien, maar ik heb U al gesproken over een toverstaf, we hebben het al eens
gehad over de magische formules. Als U dat nu tot huis--tuin-en-keuken termen terug gaat
brengen U heeft op een gegeven moment een probleem, een zakelijk probleem,
beroepsprobleem, en je zegt tegen je eigen: Hoe kom ik door nu uit? Dan zou een ouderwetse
magiër, die zou zijn lampen klaar maken, maar met zuivere was en niet bijgegeven reukstof,
hij zou zijn rookvaten klaar zetten, hij zou de formule uitschrijven, al die namen, dan zou hij
zien gaan reinigen. U heeft daar geen tijd voor. Maar wat kunt U wel doen? U kunt gewoon
beginnen met de reiniging, was je handen maar, en dan denk erom…. niet in onschuld, zoals
de Romein Pilatus deed. Zo zijn er ook wel mensen, die denken, als ze dat doen, dat ze de
schuld af kunnen wassen, maar dat gaat niet door.
God is een heel goeie schuldeiser, Hij geeft je de tijd om te betalen, maar betalen zal je en
moet je. Maar je kunt wel zeggen, nu ben ik gereinigd van al dat aardse, wat mij aankleeft en
nu ga ik ook ritueel worden. Ik neem één of twee minuten, ik ga in mijn stoel zitten, desnoods,
in je auto langs de rand van de weg en dan moet je iets hebben van een ritueel gebaar, als je
maar weet het juiste spreukje erbij gebruikt. Dan kun je heel eenvoudig een doosje lucifers
nemen, een lucifer afstrijken en zeggen: zoals dit licht brandt en dooft, zal het licht van mijn
geest opvlammen, voor het weer verdooft. Klaar ben je! Honderd andere methoden, maar net
zo lang doen tot het een gewoonte wordt, dat het vergroeit met je denken en persoonlijkheid,
dat het je persoonlijk ritueel wordt. En dan zeg je er achter, zoals de magiër het in zijn
bezwering doet, nietwaar. dat en dat is mijn doel, dat wil ik verwerkelijken. Dan zegt de
magiër het en hij roept duizend namen aan, die hij niet kent of waarvan hij de betekenis maar
half weet, maar die overgeleverd zijn. En al die namen in zichzelf, die staan natuurlijk voor
grote geestelijke krachten. Als je roept: Belel Herischem, dan roep je wel degelijk een
bestaande kracht op, maar die heeft duizend namen en die reageert niet op die naam in de
eerste plaats. Hij reageert op de gedachte en alleen kan die klank worden als je die geest voor
je wil hebben om hem dan te bezweren tot in de materie. Maar ja, wie zal dat tegenwoordig
doen? Er zijn zoveel demonen stoffelijk, in het dagelijks leven, vanaf de deurwaarder,
nietwaar, tot de baas in het leger, vanaf de baas, die je zaak regelt, tot de lastige patiënt, die
je niet aan kan, of de rechter, die een slechte bui heeft, die hoef je heus niet voor je te gaan
bezweren. Het is genoeg als je het geestelijk contact met die kracht krijgt en dus maak je je
een voorstelling van de kracht, die je aanvoelt. Zeg b.v. , dat je mij aan wilt roepen, waarom
zou je het niet doen. Dan zeg je: Abraham, help mij. Dan denk je aan mij, zoals je mij hier
hebt horen praten. Op dat moment zijn wij dan in contact met de gedachten. En wanneer je
dat magische schept, dus deze vrijheid voor het moment van je eigen wezen, die afzondering
van de wereld, dan krijg je vanzelf door dat contact de gedachtenimpulsen plus het stoffelijk
vermogen om die daad voort te zetten, zolang als hij ligt in de lijn van Abraham. Dus nu niet
denken; ik moet wat dubbeltjes hebben en dan Abraham roepen en zeggen: hoe kom ik aan
de centen? Je weet, niets is moeilijker als een Jood een paar centen afhandig te maken, Als je
iemand wilt helpen en je zit met een zaak, die meer vraagt dan het stoffelijke, dan zou ik je
misschien wel kunnen helpen, begrijpt U? En zo zijn er duizend krachten en elke kracht, die
jullie je geestelijk kunnen voorstellen, bestaat. Maar er bestaat nog heel wat, waar jullie

262
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 14 – 4 januari 1955

helemaal niets van afweten. Nu vrienden, dan is het toch duidelijk, dan kies je je eigen
geestelijke beschermheer en die verbindt je met die handelingen. Dan hebben wij het magisch
ritueel klaar. De reiniging, die een afsluiting is van de werkelijkheid, van de wereld, de
bezwering, het symbolisch handelen, waardoor de gedachte plus een lichamelijke handeling
tezamen streven naar een doel en de voorstelling, waardoor het contact kan worden gevonden
in de voor U onzichtbare wereld. Dan ben je er. Nu moet je niet denken, hoor, dat het gaat zo
maar een-twee-drie. Och, er is wel zo één bij, die weet het, als je op zo'n gegeven moment
het nodig hebt en je roept, dan zijn we er. Dan helpen ze en geven ze raad. En dan is het rare
dit. Praktisch elke mens, die geestelijk streeft, die heeft contact met een bepaalde geest. Een
geest, die je geleidegeest of contrôle of beschermer of anders zou kunnen noemen, maar die
voortdurend met Uw leven bezig is. Het is niet altijd dezelfde maar vaak een hele lange tijd
dezelfde, vooral wanneer je samen werken kunt, stoffelijk en geestelijk. Dus die geest, die zal
dan onmiddellijk zeggen: hé, dat zijn mijn eigenschappen, die verandert de voorstelling; je
krijgt contact eerst met je controle en vandaar ga je verder en je krijgt contact met degene,
die voor die controle bron van macht en weten zijn.
En dan ben je klaar met je magie. Dan heb je de rituele magische mogelijkheid gevonden om
voor je zelf geestelijke krachten aan het werk te zetten. Maar er is altijd een lastig ding bij, als
het zo goed gaat zou de mens op een gegeven moment willen zeggen; Tijd sta stil. Ik heb nog
zoveel te doen, of Zon begin te schijnen, regen houdt op, want ik heb zin om uit te gaan. Als
je dat nu zou doen, wat ik betwijfel, hoor, dan zou je krachten aan moeten roepen, die, nu ja,
niet zo hoog geestelijk zijn. Maar als je dat zou doen, dan zou je langzaam maar zeker je eigen
kracht uit gaan putten en dan kun je niets meer, U heeft niet de taak om als magiër de geest
te dwingen, dat komt misschien later eens. Als je volledig ingewijde bent. Maar ja, wie haalt
dat op de moderne wereld? Misschien twee op een miljoen. Wat zal dat zijn. Dus ik denk, dat
je daar niet zo gauw in terecht komt, maar met wat je kunt doen, kun je dus alleen de Lichten
de geest bereiken. Geest die verwant is met je eigen streven, Die dus ten koste van alles dat
streven ook zelf wil verwerkelijken. Dus is het niet eens nodig je de moeite te getroosten, die
geest te bevelen. Het is genoeg, als je het contact weet te bereiken en zegt; dat wil ik. Dan
zegt die geest. o ja, dat wil ik ook, en gaat je helpen. Dat kost is dus helemaal geen
inspanning en geen moeite verder. Wat zullen jullie, vrienden, daar zo van zeggen? Het klinkt
aardig. Er is niet veel op te zeggen? Kom, kom. En dat terwijl er hier al een paar mee ge-
ëxperimenteerd hebben. Al is het dan wat anders, dan ik nu hier gezegd heb.
Het was inderdaad wel niet geheel hetzelfde. Maar we hebben, mijn buurman en ik, door
aanroepen eigenlijk wel korte tijd, d.w.z. een keer en menen wel een resultaat daarvan te
zien. Maar de volgende keren hebben wij de resultaten niet kunnen zien. Ik meen dat, ik
weet niet, wie er hier van de vriendenkring bij geweest is, maar ik heb voor mijzelf wel het
vaste gevoel, dat als wij hier met ons beiden aan het werk zijn,dat er wel aanwezigheid van
de vriendenkring hier is. Nu is het zo en dat hebben wij juist gisteren of eergisteren
besproken, dat wij wilden graag in dit bijzondere geval, wat U vermoedelijk bekend is,
eigenlijk het is een beetje kinderachtig gezegd, een beetje meer hulp hebben.
Ja. Mag ik hier een opmerking maken? De hulp wordt wel gegeven, maar het vertrouwen is
niet altijd gelijk. En soms denken de vrienden voor zichzelf stilletjes: maken wij ons nu niet
belachelijk. Neem mij niet kwalijk.
Neen, dat is niet voorgekomen. Want wij hebben daar al eens voor hete vuren gestaan. Je
kunt je niet belachelijk maken voor jezelf, want die patiënt ligt daar zo, dat dat niet
waargenomen wordt. Waarom zouden wij ons dan schamen?
Voor jezelf. Om de doodeenvoudige reden, dat het zo bijgelovig lijkt. Als je dat op een moment
kunt doen in eerlijk vertrouwen, dan gaat het goed. Maar ga je het dan als experiment nog
eens doen, dan sta je er kritisch tegenover. Je hebt er geen deel aan. Wat er dan gedaan kan
worden is veel minder dan op een andere manier gepresteerd kan worden. Ik dacht wel dat die
moeilijkheid zou komen. Ik dacht het, wel. Ik ken mijn klanten wel. Maar probeer het nu eens
niet alleen in dat ene geval.
Neen, wij doen het wel met meer, maar wij zitten wel met de moeilijkheid, ziet U. En wij
hebben wel het gevoel, dat dat een gebrek is aan techniek, dat wij de post-toestanden niet
krijgen. Althans bij enige, die wij zo graag wensen te krijgen.
263
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 14 – 4 januari 1955

Ja, dat kan ik zo'n klein beetje begrijpen. Niet elke post-toestand, elke resultaat kunnen wij
het ook noemen, is precies, zoals je het je voorstelt, omdat het doordringen in het probleem
helaas niet altijd mogelijk is. Daar ligt dan natuurlijk het zere punt. En hoe meer de intuïtie
werkt, hoe meer je het magisch werken al benadert. En als U voor Uzelf, ja, misschien vindt U
mij maar een eigenwijze vent, wat ik nu gezegd heb over dat ritueel voor jezelf gaat
toepassen. Dan heb je gelijk als je zegt: het is een kwestie van autosuggestie. Het is
suggestie. Maar deze suggestie schept de voorwaarden, waardoor je kunt werken in een
bereik, dat normalerwijze niet betreedbaar is, Daarom zou ik zeggen: probeer het eens een
keer. Ik heb niet voor niets dit onderwerpje zo gekozen. Daar zit er nog wel één, die heeft er
een beetje nut van. Maar die komt nog niet voor de dag. Dat duurt nog wel even. Nu, ik
geloof, dat we dit nu toch wel met elkaar eens zijn? Dat deze methode van jezelf suggereren in
je zelf krachten kan werkzaam maken? Dan behoef je nog niet eens aan de buitenwereld te
denken of aan de geest daarboven, die in jezelf schuilen en die over het algemeen op de
achtergrond blijven. Dat is duidelijk? (Ja. ), Wat er dun aan geestelijke krachten bij komt is
extra winst. Maar als U verlangt naar de bewustwording en dat doet U, anders zou u hier niet
zitten, dan kunt U juist door deze kleine eenvoudige dingetjes, die ik U vertel, in toepassing te
brengen heel wat gemakkelijker ook wat Mathias vertelt, leren verwerken. Daarom doe ik dat
allemaal zo stilletjes aan. U moet maar denken: Mathias gaat voor en ik loop er achteraan om
te kijken, of ik jullie het trapje op kan helpen. Zo heeft elk zijn eigen werk. Ik ben gelukkig
nog geen verzorger voor geestelijke ouden van dagen. Maar laten wij zeggen voor de jeugd,
voor beginnende kinderen. Dit op zichzelf is ook magie. (Ja, dat is zo). Nu, deze twee stukjes
zijn wel genoeg, zou ik zeggen om het deel voor de pauze mee te besluiten Of vinden jullie het
beter, dat wij er nog wat aan vast knopen, vrienden? De tijd laat het toe, dus zeg het maar.
Ik wou vragen, het zeggen op bepaalde punten U heeft het hier zojuist over bepaalde
rituelen gehad, maar een bepaald gezegde in de vorm, van: iets goeds voor vandaag, 0
Heer, beschouwt U dit ook als eh. . . . . . . . .
Als magisch? Dat is buitengewoon magisch. Overigens vooral in de auto-suggestieve vorm,
want het is een kwestie, die uit de aard der zaak voor het "ik` het sterkst wordt aangevoeld.
Dus in de buitenwereld minder krachtig dan in het eigen "ik" wordt uitgewerkt. Maar door het
te zeggen en voor Jezelf te vertrouwen, dat het komt, schep je voor jezelf de mogelijkheid om
van elk goed, dat zich op die dag voor doet, geheel te verwerkelijken, om de volledige waarde
ervan te accepteren. Dus krijg je met dat gezegde een magische werking in jezelf. Naarmate
het gebed meer werkelijk tot God wordt gericht, dus intenser is en gelijktijdig meer voor het
geheel van de wereld wordt gezien, brengt het buitendien krachten in het spel uit de
geestelijke wereld, die mede werken in deze richting. En dan vaak U of Uw persoonlijke
krachten als middel nemen om hun eigen wil tot goed op deze wereld te verwerkelijken.
Dit geldt ook zeker voor de. . . . het gezegde; God is steeds in mijzelf
Neen, dat is geen magie. Dat is slechts de erkenning van een bestaande toestand, waardoor
voor het "ik" de werkelijkheid gemakkelijker benaderd wordt. Maar dat is geen magie. Het is
precies hetzelfde als je het dikwijls genoeg doet, leer je lezen. Hebt U nog meer van die mooie
spreuken te behandelen? Niet? Dan zal ik i er nog een doen en dan sluiten wij deze eerste helft
af, dat is deze:
"Alles wat is, kan ik zijn, dus ben ik alles, wat ik wens te zijn. He is een magische spreuk. Het
trekt nl. het totaal van bewustzijnskrachten en zelfs stoffelijke mogelijkheden tot jezelf,
wanneer je ze zelf opnieuw in de wereld kunt uiten.
Het is niet autosuggestief, maar een reëel aantrekken van krachten, om ze daarna door jezelf
weer te uiten. Een aardige spreukje als je van die dingen houdt.
Wilt u het nog een keer zeggen?
U kunt het lezen, maar ik zal het iets eenvoudiger zeggen:
"Alles dat buiten mij is, ben ik, en alles wat ik ben, kan ik uiten. Of moet U het nog,
eenvoudiger hebben? U krijgt het weergegeven, hoor, krijg je drie versies, krijg je er een
gratis. Let op'"Wat ik wil zijn, ben ik, anders, ZOU ik niet willen". Dat is weer een versie en die
volledig juist, want je kunt niets willen, wat je in jezelve niet bereiken kunt. Dat klinkt gek,
maar het is waar. Nu heeft U toch wel voldoende stof om over te praten en te denken, vind ik.
264
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 14 – 4 januari 1955

Nu neem ik afscheid, maar ik denk, dat wij op die -magie nog wel eens een keertje terug
komen,
Goeden avond.
Goeden avond vrienden,
Nu, dit wordt dan een onderwerp van U, als U er tenminste één heeft. Wie biedt?
Waarde vriend, mag ik U vragen om dit nog eens te behandelen: ik zou graag willen weten,
of de stelling, die ik- hier naar voren ga brengen de moeite waard is om een vraag eraan
vast te knopen. Dat is deze; iedere projectie en iedere uitingsvorm van ons menselijk
wezen is een waan. Mogen wij dat als stelling poneren?
Ja, onder het voorbehoud, dat de persoon deze waan als werkelijkheid beleeft.
Dan is de vraag, deze: is het daarom voor ons als mens levende in deze stofwereld en zich
uittende in waan juist nodig om zo langs de weg van het erkennen van de waan te komen
tot de bewustwording van de grote waarheid en werkelijkheid? Is dit het doel van ons leven
hier op aarde om deze waan te leren kennen als waan, deze erkenning te leren zoeken, te
vinden en uiteindelijk te komen tot een beleven en bewustworden in deze waan?
Ja, ik geloof, dat er op deze vraag heel wat te zeggen is, dus maak Uw borst maar nat.
Wanneer wij beginnen hiermee, is de eerste vraag: natuurlijk: is deze weg noodzakelijk? Dat
er een waan is en dat de waan is, wat wij beleven in de sferen of hier op aarde, ofwel, dat wij
door een onvolledig kennen der waarheid een foutieve voorstelling daarvan hebben is wel
zeker. Maar is nu de enige weg om dit op te lossen een erkennen van de waan? Dit moet ik
geloof ik, ontkennend beantwoorden. Er bestaat nog een weg, die veel gemakkelijker is voor
degenen, die hem kunnen gaan. Maar die de meesten niet kunnen of durven gaan, omdat zij
een prijsgeven van je eigen oordeel inhoudt. Dat is n. l. het geloof. U zult zeggen, waar kom je
nu mee aandragen? Het geloof. Maar het is toch werkelijk zo. Op het moment dat je in die
waan als enige werkelijkheid gelooft, breidt zij zich uit, Waar de waan gebaseerd is op een deel
van de waarheid, zal door een vergroting van de waan dus de werkelijkheid meer benaderd
worden. Op deze wijze wordt dus zonder dat men weet dat het de waan is, uiteindelijk toch uit
de waan de werkelijkheid geboren. Is dat duidelijk, ja? Daar staat tegenover, dat, wanneer wij
redelijk zijn en verstandelijk tevens en dus met onze vermogens en niet alleen met ons gevoel
de werkelijkheid willen gaan benaderen, er voor ons het grote bezwaar is, dat wij niet kunnen
geloven zo volledig. Wij kunnen doodgewoon al die projecties niet geloven, omdat de
projecties van anderen, die ons in de wereld tegemoet treden voor ons als waan kenbaar zijn.
Wij zijn redelijk genoeg, wij zijn verstandelijk genoeg onderlegd om in te zien, wat die ander
daar zegt, is niet helemaal juist. Wij kunnen dus niet alles voor zoete koek accepteren. En
daarmee staan wij dan voor het moeilijke punt dat waar wij de waan van anderen gaan
elimineren, wij ook onze eigen waan moeten gaan elimineren, willen wij niet in een totaal valse
verhouding komen, waarbij in plaats van een benadering van de werkelijkheid alleen onze
eigen waan groeit, Maar bij het weg nemen van wen groot gedeelte der waan buiten ons een
veel minder uitgebreid gebied kenbaar wordt dan voor de waar-gelovige. Is dat ook duidelijk,
ja? Als resultaat is het dus voor de doorsnee mens, niet voer allen, noodzakelijk om de waan
te leren kennen. Ook de eigen waan. Al datgene, wat een onvolledige voorstelling van de
waarheid is moet je als een onvolledige voorstelling erkennen. Eerst daar door wordt je in
staat gesteld om de aanvulling ervan te zoeken, Zodra je denkt, dat iets volledig is, zoek je
jezelf naar om de zaak sluitend te krijgen. Je zoekt je zelf gewoonweg gek. Het is net als bij
een legpuzzel. Ons hele leven Is eigenlijk een legpuzzel, waarbij alle deeltjes op zich een
bepaalde lijn zijn. Wij denken, dat wij in zichzelf betekenend en in zichzelf besloten zijn, maar
het is niet zo. Wanneer wij nu voortdurend deze stukjes gaan bekijken, ontdekken wij, dat zij
met een ander stukje sluiten. Wij vergroten dus deze waan en komen gelijk tot het kennen
van een groter gebied; maar verwerpen wij één der stukjes zonder meer en gaan wij niet de
vorm der andere stukjes bekritiseren, gaan wij dus niet proberen ze te kennen voor wat zij
zijn; bepaalde deeltjes, die, in een bepaald deel van de schepping thuis horen, dan zou het ons
kunnen gebeuren, dat twee of drie stukjes niet te vinden zijn. Dat wij door de kritiek, die wij
juist tegen de waan van anderen hebben ook nooit die stukjes zullen vinden, dan klopt de
legpuzzel niet, dan komen wij niet tot het beeld. , dat wij uit het geheel moeten lezen. Dit

265
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 14 – 4 januari 1955

voorbeeld is duidelijk genoeg zeker. U zult hieruit dus de conclusie moeten trekken, dat voer
ons het beschouwen van alle delen van ons leven elke projectie, elke uiting, elke beleving
noodzakelijk is. Wij moeten deze wel kritisch bezien om er uit te puren, wat zij werkelijk zijn,
wat de werkelijke waarde is. Net als bij die legpuzzel: je kunt meestal aan de vorm alleen niet
herkennen, waar een stukje thuis hoort. Maar op het moment, dat je de kleuren, de
schakeringen mede in aanmerking gaat nemen, kun je over het algemeen wel een plekje
vinden, waar het bij hoort, daar sluit het, of daar hoort het in de buurt althans. zo is onze hele
levenstaak, niet alleen gedurende het bestaan, dat U hier heeft op aarde, maar ook gedurende
het bestaan in de sferen en alle verdere bestaansvormen, die er geweest zijn of komen voor U
om voortdurend deze stukjes volledig te herkennen, al datgene, wat er niet bij hoort tijdelijk
ter zijde te vegen en zo steeds grotere hoeken van Uw legpuzzel af te maken, Eindelijk heb je
het hele raam gelegd. Dat is het eenvoudigste: de kantjes, die vindt je zo wel. Maar wil je
gaan beginnen met het middenstuk, met de kern, dan wordt het moeilijk. Niet om de
verschillende stukken te vinden, die erin thuis horen te vinden maar om de samenhang te
ontdekken. In de omlijsting van ons leven, dus de waarden, die zich aan ons als werkelijkheid
voordoen, moeten wij door een nauwkeurig bestuderen van hun werkelijkheid, dus het weg
laten vallen van alle uitingen en projecties, die niet onmiddellijk kenbaar zijn als reëel komen
wij tot een om schrijvende begrenzing er van. Hebben wij deze begrenzing een maal
gevonden, dan zullen wij de vorm ervan herkennen als pas send bij een andere uiting en zo
komen tot een totale vergroting van het bewustzijnsvlak. Is dat allemaal duidelijk, ja?
Nu, dan zult U begrijpen, dat, wanneer je een projectie buiten jezelf hebt en dat is het
grootste deel van je leven. U denkt natuurlijk dat U zich bezig houdt met anderen, maar in
werkelijkheid houdt U zich op Uw speciale wijze bezig met anderen ofwel; U zoekt in anderen
alleen wat in U zelve bestaat. Dat is ook duidelijk, nietwaar? Dus laat je altijd een groot deel
buiten beschouwing, Zo zul je dus nooit komen kunnen tot een erkennen van het geheel,
wanneer je niet ten minste weet, dat er delen zich aan je waarneming onttrekken, omdat je
jezelf projecteert in alle dingen. Ga je nu verder en zeg je deze zelfprojectie in alle
waarnemingen is de waan van het bestaan, dan geloof ik: dat wij heel dicht bij de realiteit zijn.
Is dat een voldoende beantwoording, zo?
Zouden wij dit dan een deel van de innerlijke opbouw kunnen noemen?
Ja, wij zouden dit een deel van de innerlijke opbouw kunnen noemen. Door het erkennen der
waarden wordt het beeld, dat je krijgt van de schepper, groter. En dat mogen wij er
bijvoegen: met de vergroting van het eigen kennen der waarheid wordt uit de aard der zaak
de hele waarheid groter en dus ook de kracht, die uit die waarheid geput wordt. Om het
anders uit te drukken: de projectie van het eigen "ik" staat in evenredige verhouding tot het
erkennen der waarheid in het eigen "ik". Behoef ik hier niet meer over te vertellen? Of wel?
Ik weet niet, of deze vraag hier op zijn plaats is. Als het niet zo is, ligt het aan U, om haar
niet te beantwoorden. Maar er is op verschillende avonden, er zijn er hier aanwezig, die er
bij waren, een vraag gesteld door een heer over het kankervraagstuk en dat werd, ook
volgens de medici, die aanwezig waren, prachtig beantwoord. Dezelfde vraag is door
dezelfde heer op een andere kring gesteld. Daar kwam een heel ander antwoord. Lijnrecht
tegenover de eerste vraag. Hoe is dat mogelijk?
Mag, ik een opmerking maken? Dat lijn-rechte zal, wel in de interpretatie, niet in het antwoord
zelve liggen.
Ik ben daar niet bij geweest de tweede keer, de eerste keer wel, maar die heer is daarvan
helemaal van ondersteboven. En hij vroeg aan mij om U die vraag te stellen.
Nu, ik wil ze wel beantwoorden, hoor. Tenminste als de anderen geen bezwaar hebben. Kijk
eens. Het kankerprobleem is een probleem, dat heel veel verschillende waarden in zich bergt
en gaan wij daar op door op een technische manier, dan kunnen wij er over het algemeen mee
rekenen, dat slechts één of twee van de aanwezigen ons inderdaad volgen. Zijn er o. i.
personen aanwezig, die in aanmerking komen voor zo'n uitleg, is het dus de moeite waard de
juiste waardering te geven. Maar het kan ook zijn dat er onder de aanwezigen een aantal
personen zijn, die de kanker-angst hebben. Ik weet niet, of U daar wel eens van hebt gehoord.
Dat zijn mensen, die hebben de speciale neiging om daar bang voor te zijn. In een dergelijk
geval wordt een uitleg, gegeven, die aangepast is aan de mentaliteit van deze personen. Net
266
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 14 – 4 januari 1955

zo goed als wij hier meer ronduit spreken in deze kring dan in een andere kring en zelfs hier
rekening houden met het feit, dat er soms personen aanwezig zijn, die er,nu ja, eigenlijk niet
bij horen of eigenlijk er wel bij horen, dat zult U wel eens gemerkt hebben. (ja ). Wanneer wij
dus hier rekening houden met degenen, die hier zijn, of zij in aanmerking komen voor de
volledige waarheid, of dat zij het nog met halve waarheden moeten stellen, begrijpt U, dat dat
in elke kring ook gebeurt. Wanneer U zich de moeite getroost om na te gaan, wat er gezegd is,
wat U veelal uit de archieven kunt doen zult U ontdekken, dat verschillende problemen in
verschillende kringen op een geheel andere wijze werden belicht. Dat voor de oppervlakkige
beschouwer sommige van die antwoorden een suggestie hebben, die bijna tegengesteld is aan
de waarheid en suggestie. Het wordt niet gezegd. Er wordt b.v. een bepaald probleem weg
gepraat. De waarheid wordt erkend, hoor, maar daar wordt licht over heen gelopen, terwijl
andere factoren scherp worden belicht. Dat wordt dan - gedaan, omdat die waarheid voor een
aanmerkelijk deel van de aanwezigen storend wordt geacht en dus de andere uitleg
waardevoller is. Maar zijn deze dingen schriftelijk vast gelegd? Ik weet natuurlijk niet, of dit
geval is in de kringen, die U bedoelt, (Neen). Dat is erg natuurlijk, want anders zou bij
nalezing blijken, dat de sprekers elkaar niet tegen spreken integendeel. Maar dat mij door een
verschillende benadering van het probleem juist die waarde naar voren brengen, die hun
inziens voor het gezelschap het meest gewenst is.
Volgens deze heer, was het lijnrecht tegenover elkaar. Het klopte helemaal niet, Ik zeg,
dan zal ik de vraag eens stellen.
Ach, U kunt dan aan de persoon in kwestie het volgende vertellen. Wanneer deze persoon in
een wat selecte kring, waar dus geen mensen bij zijn, die lijden aan suggestieve invloeden,
wanneer het gaat over ziekten e. d. , kan hij heel rustig zijn probleem uiteen zetten. En ik kan
U wel verzekeren, dat een volledige beantwoording van zijn probleem dan mogelijk zal zijn.
Maar ik vermoed, dat het grote verschil, dat er heeft gelegen in de beantwoording; ik zal het
even analyseren, ik weet echter niet, of het geheel juist is. (Ik zal de boodschap overbrengen.
) Doet U dat. Dan zal ik er nog dit bij zeggen: wij kunnen technisch het probleem benaderen.
Dan komen wij terecht op factoren in het bloed, die celwoekering teweeg brengen. Het is een
zekere armoede, een verstikking dus, waardoor een sterke kwetsbaar heid ontstaat. Bij
kwetsing van de cel valt de cel terug op het oertype. Wij krijgen dan een celwoekering. Deze
woekering kan bedwongen worden door inkapseling etc. Dat is het logische antwoord. Maar
het tweede antwoord is anders: Wij zeggen, kanker loopt zo'n vaart niet. Waarom? Omdat
zuiver mentale en psychische kwesties sterk bevorderend kunnen zijn voor het ontstaan van
kanker. Wanneer tenminste ook enkele van de andere voorwaarden aanwezig zijn. Zelfs
kunnen in sommige gevallen door de persoon, geest en lichaam, kankerverschijnselen worden
gesimuleerd zonder dat daarvoor een redelijke aanleiding bestaat. Gaan wij daar dan verder
op in, dan gaan wij zeggen kanker. Als je maar gezond leeft, als je maar zus en zo doet, dan is
het zo erg niet. De genezing van kanker, dat zal wel zus en zo gaan. Dan worden alleen de
gunstigste factoren aangesproken en niet de slechtste. Nu kun je het ook net hebben, dat er
mensen zijn, die het alleen maar goed vinden, als het heel erg is. Dan ga je een enkel op-
timistisch element door een hele hoop pessimistische beschouwingen werken, omdat je weet,
dat dat element voor die personen dan de storende factor is, dus daar gaan zij dan het meest
over denken; Dan wordt hun hele beschouwing van het probleem vanzelf optimistischer. Een
kwestie van toegepaste psychologie. Nu, de rest, die zullen wij dan nog wel zien, hé?
Ja, dan zou ik U wel iets willen vragen. Het is min of meer, zou ik zeggen, een technisch
probleem. Wij medici en psychologen in dit gezelschap voelen vaak behoefte aan een
intensiever contact van collega's van ons, die aan gene zijde verkeren op het ogenblik,
waarvan wij zelf weten, dat zij zich tijdens hun zijn hier op deze wereld ook voor deze
problemen geïnteresseerd hebben, waaruit wij het vermoeden kunnen koesteren, dat zij
ook geïnteresseerd zullen zijn in eventuele vragen op gebieden, die ons hier moeilijkheden
verwekken.
Ja, die mogelijkheid bestaat inderdaad. Kijk eens. Dit is voor ons op dit ogenblik nog zeer
moeilijk om op te lossen. Dergelijke verhandelingen en besprekingen zouden in zeer kleine
kring plaats moeten vinden, met een, neem mij niet kwalijk, dat ik daar de nadruk op leg,
maar met een garantie voor strikte geheimhouding, zowel voor degenen, die deze problemen
besproken, als voor het samenkomen als zodanig. Dat moet wel omwille van de buitenwereld
267
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 14 – 4 januari 1955

onder een soort, ja, biechtgeheim gebeuren. Dat brengt met zich mede, dat dergelijke
besprekingen alleen in aanmerking komen, wanneer de verruiming van onze werkzaamheden.
die wij inderdaad al enige tijd op het oog hebben, maar waar voor wij op het ogenblik de juiste
'mogelijkheid nog niet weten tot werkelijkheid wordt. Wij zouden op den duur gaarne willen
proberen om de mensen bij te staan van onze kant uit. Maar dat brengt met zich mee de grote
moeilijkheid, ik zal ze U maar met een voorleggen, zoals zij is, dat wij enerzijds veel
gemakkelijker en dieper kunnen analyseren dan voor U mogelijk is. Aan de andere kant, dat
een zeer groot deel van de oorzaken dezer problemen van een zodanig stoffelijke aard is, dat
het niet praktisch zou zijn voor ons om deze zelf in de hand te nemen, Wij zouden dan dus niet
verwijzing moeten gaan werken. Wij zouden dan de één moeten verwijzen naar de dokter, de
andere naar een richting van onderwijs, een derde naar sport en een vierde weer ergens
anders naar toe Dit is een kwestie, die waarschijnlijk zeer remmend zou werken. Wij hebben
daar nog geen oplossing voor. Maar dat komt natuurlijk wel. Dan zitten wij verder nog met het
volgende probleem. Om ons te kunnen uiten hebben wij behoefte aan een medium. Nu kunnen
wij op twee manieren werken. Wij kunnen werken in de trance-toestand. Maar daarvoor is een
zij het nog zo kleine kring noodzakelijk. Een belemmering, voor velen, ben ik overtuigd om
volledig eerlijk te zijn en voor ons een belemmering om ZO eerlijk onze mening te zeggen
zoals dat wel eens noodzakelijk zal zijn. Dus dat brengt ook weer dingen met zich mee, die
niet erg prettig zijn. Een methode, die op het ogenblik overwogen wordt en waar wij al enige
proeven meenemen, is de inspiratieve beïnvloeding van het medium, waardoor het mogelijk
zou zijn, dat het medium onder vier ogen een bespreking heeft en aan de hand van notities
plus inspiraties dan de nodige aanwijzingen zou geven. Dat zou een zeer voordeel hebben,
maar zou in de huidige omstandigheden wel een te zware belasting van het medium kunnen
betekenen. Zelfs bij beperking van het aantal te behandelen gevallen. Ook dit heeft dus zijn
nadelen. Nu menen wij, dat deze dingen geen haast hebben, dat wij waarschijnlijk zover
gevorderd zullen zijn met het ontwikkelen van bepaalde capaciteiten van het medium, dat wij
over, laten wij zeggen, twee á drie maanden, in staat zijn om in half-trance te werken. Hierbij
kunnen dan een groot deel der bezwaren, die op het ogenblik bestaan, worden ondervangen.
Blijft echter nog het grote probleem: hoe kunnen wij de personen, die om hulp vragen,
selecteren, zonder dat over willekeur gesproken kan worden. Zouden wij echter beginnen met
iedereen te helpen, dan ben ik ervan overtuigd, dat negen/tiende van de problemen, die naar
voren komen, gesteld worden door hen, die een oplossing in werkelijkheid niet begeren, maar
in de plaats daarvan een bevestiging willen hebben, dat het in de toekomst beter gaat. Iets
wat wij zeer zeker niet geneigd zijn te geven. Dit laatste zullen, hoop ik, nog eens verder in
een bestuursvergadering kunnen bespreken met degenen in het bestuur, die zich daar verder
voor interesseren. Wij hebben hier nu wel enige ideeën over, maar zou dit werkelijkheid
worden, dan zou o. i, geen bezwaar bestaan, om in zo'n vraagmiddag of avond, ik weet niet,
welke vorm dit aan zal nemen, een half uur of drie kwartier te reserveren voor de bespreking
van medische problemen, waarbij dan een kleine groep deel kan nemen en inderdaad ook
medici zich kunnen uiten Een volledige uiting zal voor sommige medici niet bestaan, waar zij
hun vaktermen niet door kunnen geven zonder daarvoor zeer grote moeite te doen. Dit zou op
de duur wel slijten en uiteindelijk zouden wij dus tot een volledige en vruchtbare
samenwerking kunnen komen. Er zijn er wel enkelen in onze sferen, die zich hiervoor zeer
zouden interesseren; o. a. is er bij onze groep één, die heet Pavlof. Ik weet niet, of U hem
kent. (Spreker lacht, doktoren lachen mee. Als het die is. . . . . . . ). Overigens die zijn eigen
theorieën weer voor een groot deel weer verworpen heeft, hoor, in onze wereld. Dat zal op Uw
wereld waarschijnlijk voor een klein deel ook al gebeurd zijn. (Wij bouwen er nog altijd mee).
Bouwt U er nog atijd mee? Maar er zijn enkele stellingen, die bij een verdere benadering, in de
diepte psychologie toch verworpen worden, volgens Pavlov. Daar staat tegenover, dat zijn
studies over reacties op geestelijke problemen in het lichaam, suggestieve werkingen etc. nog
steeds staan en ook zeer belangrijk zijn. U zou dan de mogelijkheid hebben om daar dan een
zienswijze te horen, die misschien wat ongebruikelijk is, waar U op het ogenblik met zijn
stellingen nog steeds bouwt en de spreker in soms zijn eigen werk afbreekt. Dat zal dan nog
eens tot verbazing leiden, denk ik. Weet U, hij heeft een groot voordeel. Hij kent zijn eigen
stellingen beter dan U ze kent. Daardoor is hij natuurlijk ook in staat om de fouten, die in zijn
eigen werk zitten, veel duidelijker naar voren te brengen en aan te tonen. Dat zou zeker een
voordeel zijn. Maar dan moeten wij ook weer voorzichtig zijn in deze, hoor. Moet U eens
268
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 14 – 4 januari 1955

luisteren: wij mogen geen paradoxen scheppen, d.w.z. wij mogen geen plotselinge
verandering van waarden buiten de logische ontwikkeling van de wereld om tot stand brengen.
we zouden waarschijnlijk toch sommige problemen wel op kunnen lossen. O. a. de conditionele
reflexen. (O. a. en nog heel wat meer). Zo. als wat zijn leerling Tunitalnikoff (?), die op die
bodem verder gaat en Spalter, die ook nog een leerling van Pavlov geweest is. Maar de
theorieën van Pavlov, hij is toch de geniale man geweest, die de basis gelegd heeft.
Inderdaad. Zoals Einstein ook een basis gelegd heeft. Maar alle bei hebben zij theorieën
opgebouwd, waarin steeds meer gaatjes komen naarmate men verder komt. Dat is altijd zo.
Een nieuwe theorie schiet gaten in een andere theorie om kort daarop zelf tot zeef te worden.
Ja, er zijn er nog wel meer die U misschien zouden kunnen interesseren o. a. Wessner. Dat is
een Wener, (Mesmer?). Wessner. Met een "N". Oorspronkelijk chirurg met een zeer grote
interesse voor hersenfuncties, o. a. proeven genomen met de frontale hersenlobben. (Daar
kunnen wij heel wat van leren). Ook nog een onderwerp, dat meer interessant is, heeft
iemand, die zich ook bij onze groep heeft aangesloten, ofschoon in de laatste tijd pas, hoor. Zo
hebben wij er nog wel een paar meer. Wij hebben heus wel een paar vakmensen. Maar die
hebben meestal weer een andere taak, dan speciaal het leiden van seances. Die zijn maar een
onderafdeling. Wij zijn eigenlijk in het Ministerie "O. D. V. " zoiets als de afdeling propaganda
en public-relations. Maar er zitton dus inderdaad wel mogelijkheden in. Eerst zullen wij echter
moeten komen tot een zodanige tijdsindeling, dat wij rendabel kunnen gaan werken. Die
rentabiliteit moet natuurlijk niet alleen liggen in het geestelijke, maar ook in het stoffelijke,
want zouden wij alles geestelijk rendabel gaan maken, dan ben ik bang, dat alles stoffelijk met
een over de kop zou gaan en zelfs het medium in grote wanhoop weg zou lopen, omdat hij zo
niet zou kunnen leven. Zo hebben wij nog wel meer van die problemen. Zo zijn wij indertijd
bezig geweest om iemand technisch op weg te helpen. Het beroerde was een gebrek aan
vermogen tot synthese trekken. Maar de persoon in kwestie maakte het ons op het laatst
onmogelijk om daar verder op in te gaan. Hij was n. l. zodanig eigenzinnig, dat hij wel de
verschillende waarden zag, maar weigerde te zien waar zij in elkaar grijpen. Maar dit gebeurt
kunnen wij die synthese wel gaan geven, maar dan leidt dit onmiddellijk tot een grotere zelf-
verheffing en groeiende eigenwijsheid. Waardoor werkelijke resultaten door de eerste synthese
worden tegen gehouden. Daarom kunnen wij de persoon in kwestie beter zelf laten scharrelen.
En zo komen er meer van die dingen voor. Het is voor ons ook niet altijd eenvoudig om de
juiste keuze te doen. (Is er voor die man niets verder te doen?). Neen, dat komt vanzelf in
orde. Hij zal zichzelf een paar harde slagen toebrengen. Hij is daar al aardig mee bezig, hoor
Hij werkt n. l. op het ogenblik onder enkele misvattingen in juridisch en sociaal opzicht en zal
daardoor waarden scheppen, die hem later wel eens zouden kunnen kraken en vernietigen, als
hij niet oppast. Wanneer hij daar niet tegen op kan, heb je kans, dat hij bekent voor zichzelf
dat hij een mislukkeling is. Wanneer hij dat erkent, kan hij geholpen worden, maar eerder niet,
U weet zelf, in hoeverre die mogelijkheden bestaan zonder dat de uiterlijke omstandig heden
sterk veranderen. De mogelijkheid is er echter. Zo hebben wij op het ogenblik nog een zeer
interessant Ik verveel U toch niet met mijn gepraat (Neen). Wij hebben een zeer interessant
object, dat is op zichzelf heel eigenaardig. Dat is een zekere meneer Sivananda
Kharawatha(?), een Indiër. Yoga, Deze man heeft het met de beoefening van de leer van Yoga
het zeer ver gebracht. Hij heeft methoden, die psychisch en psychologisch bepaalde effecten
wekken, die gunstig zijn. Nu hebben wij contact met deze man op kunnen nemen, doordat hij
zelve geestelijke capaciteiten ontwikkeld heeft. Het moeilijke is nu, dat deze man een leer
heeft gepredikt, een dogmatische leer bijna. Hij ziet zelf de onjuistheid van zijn dogmals in,
maar wil zichzelf niet tegenspreken. Op het moment dat deze man komt tot het inzicht, dat hij
zijn leer kan uitbreiden en daardoor veranderen, zonder dat zijn eigen aanzien daaronder lijdt,
of de grootheid van zijn werk, dan zullen wij daar ook weer goede resultaten mee kunnen
halen. Maar deze dingen moeten hun tijd hebben en ik ben bang, dat ook hij met zijn swamis
nog wel last zal hebben, voordat hij tot de totale verandering komt, die o. i. een grote
verbetering is. Maar laat ik daar niet verder over praten. Hebben wij nog andere dingen
vandaag, of niet?
Ja, mag ik eens vragen, wij hebben meerdere malen over het Aquarius-tijdperk gehoord.
Nu is het U bekend, dat Aquarius een onderdeel is van de Dierenriem en deze door
Pythagoras word beschouwd als een onderdeel van de beschouwing, die hij gaf over het Al

269
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 14 – 4 januari 1955

als een twaalf-vlak. zou U in dit verband iets kunnen zeggen, b. v, of dit juist is, waarbij hij
dan de verschillende vakken als positief en negatief beschrijft. B.v. Pisces tijd beschouwt
hij als negatief. Een tijdperk, dat naar voren brengt materialisme en het Aquarius-tijdperk
als een tijdvak van geestelijke herleving.
Ja, kijkt U eens. De Pythagoresche philisophie, want dat is het uiteindelijk, berust op de
waarde der getallen, die een volledigen passieve en objectieve uiting kunnen geven aan het
totaal van de zijnsvormen. De ruimte in zich is natuurlijk geen twaalf vlak, dat zult U
begrijpen. Maar er zijn een aantal onderling zeer scherp scheidbare factoren, die ons een
twaalfvoud van ontwikkelingsfasen geven. Deze fasen kunnen wij het best beschrijven als het
samentreffen van stromingen plus stralingen in een bepaald ruimtelijk deel, waarin men zich
beweegt in een bepaalde periode. Is dat duidelijk? (Ja). Nu heeft Pythagoras deze stromingen
ten opzichte van elkaar gewogen, hij heeft daarbij gebruik gemaakt van de oudere Dierenriem
aanduiding. Ik mag opmerken, dat deze aanduiding en stelling der Dierenriem een zeer oude,
maar betrekkelijk willekeurige is, zodat men willekeurig die bakens heeft genomen, die het
voorstellingsvermogen van de mensen prikkelden. Er zijn dan ook verschillende Dierenriemen,
als ik net zo moet noemen. De Chinesche hemeltekens b.v. verschillen wat groepering betreft
zeer veel van wat Europa daarvoor kent. Aardig is echter, dat de plaatsingswaarde in de
kosmos gelijk is. Nu heeft Pythagoras het twaalfvoud dan gekozen, hij had ook meer kunnen
kiezen om de volgende redenen: In de eerste plaats is twaalf in de leer der getallen het
voleindingsgetal, dat vermenigvuldigd met de drievuldigheid, ofwel met het drievoud der
bestaansvlakken en vermeerder met de 0, die in zich aangeeft het totale bestaan, uitgedrukt
de 360 gr. van de volmaakte cirkel. De volmaakte cirkel in de Pythagoresche gedachtengang
de doorsnede van de perfecte bol is de uitdrukking van het volmaakt Goddelijke. Is dat
duidelijk? (Ja). Door nu het getal twaalf als vectorverdeling aan te nemen voor deze cirkel, die
ons levenvlak aangeeft, komen wij tot een verdeling die de invloeden van het Goddelijke elk
als factor spiegelt.
Door de facetten van deze spiegeling onder te brengen in een meetkundige figuur krijgen wij
een twaalfvlak, waarbij elk vlak in gelijke relatie staat tot het middelpunt maar elk vlak op
zichzelf een bepaalde betekenis krijgt aan de buitenkant van dit vlak, zodat elk deel van het
twaalfvlak, elk facet van het twaalfvlak moet worden gezien als een uiting van bepaalde
Goddelijke vermogens binnen een volmaakte bol, die de totale Goddelijkheid is, ieder met een
andere, waarde. Nu ligt de waarde van deze vlakken steeds wisselend, zodat een vlak, dat wij
noemen geestelijk of positief in waarde omgeven is door andere vlakken, die negatieve of
materialistische waarden betekenen en op hun beurt weer omsloten worden door geestelijke
vlakken. Is dat nog duidelijk?
Positief en negatief is dus niet een reëele waarde?
Nee, het is relatief, dus een willekeurig oordeel gesteld door het criterium van de geest, die
naar vergeestelijking streeft en dus het materiële als benadering, van het geestelijke streven
aan ziet. In werkelijkheid is het een fase, die nodig is voor de verhoging van geestelijk
bewustzijn en sus de bereiking van het volgende geestelijk facet. Zo heeft hij dan in zijn
berekeningen ingevoeld het totaal van de stralende krachten, die werkzaam zijn o. a. voor
deze wereld. Degenen, die zijn oorspronkelijke geschriften misschien kennen, de
Pythagoresche geschriften en wetten, zullen tot de ontdekking komen, dat hij dezelfde
berekeningen maakt ook voor andere delen van het Al. Dus schijnbaar overtuigd is, dat de
voortdurende aanwezigheid van het totale twaalfvlak in de kosmos een volledige handhaving
van elk vlak op zich zelf door alle tijden noodzakelijk maakt. Maar daar behoeven wij ons, niet
druk over te maken, wij hebben met deze wereld te doen. Nu zegt Pythagoras dit: op het
moment, dat het veelvlak als facet van het twaalfvlak tot volledige uiting komt is het volledig
en scherp begrensd. Op het moment, dat uit het middelpunt naar één der zijden een
benadering plaats heeft, kan deze benadering vanuit het middelpunt willekeurig worden geko-
zen. Waar echter een vaste regel hier bestaat, die de mensheid bestuurt, deelneming aan de
esoterische waarde der heerschappij en, zoals U weet, is aanneembaar, dat de heerser bepaalt
de voortgang en dat deze voortgang afleesbaar is aan de weg, die de zon aflegt. Op het
moment, dat de baan van de zon binnen de kosmos wordt gewijzigd, zal het aantal der
veranderingen Wijzigen en dus ook het aantal de der verschijningsvlakken en de wijze, waarop
zij naar voren treden. Maar in zichzelf zal het facet voortdurend zijn vorm behouden en het
270
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 14 – 4 januari 1955

volledige twaalfvlak kennen. Dit is de stoffelijke of uiterlijke uiting, Zij speelt zich aan de
buitenkant der facetten af. Aan de binnenkant van de facetten zien wij de geestelijke
ontwikkeling. Waar echter sommige der vlakken naar ons oordeel ook stoffelijke en geestelijke
factoren aan de buitenkant vertonen, kunnen wij aannemen dat in het twaalfvlak zich een
nieuw veelvlak bevindt dat in zichzelf de waarde van twaalf verveelvoudigd uitdrukt en dus een
totaal van zesendertig facetten vertoont. Deze vertoning van zesendertig facetten is een onder
verdeling van de eigenschappen van de mens in zijn geestelijk vermogen en geeft uitdrukking
aan het totaal van zijn bevattingsvermogen. Op het moment, dat de mens staat in het
brandpunt van dit zesendertig vlak, dus in de kern en op gelijke afstand van al deze vlakken,
kan hij het totaal der waarden in zichzelf uitdrukken en komen tot het getal "pi". De waarde
van "pi" zal dan bij elke willekeurige uiting breken in een waarde, die gelijk licht aan die van
de Gulden snede! Bekende materie,hé? Wilde U hier nog verder iets over weten?
Ja, ik zou dit nog willen weten, of de afwijking die de magnetische pool van de aardas
vertoont, of die inderdaad gelijk is aan de afwijking, die zich in het hart vormt als de
centrale plaats in het lichaam?.
Neen, die is niet gelijk. De afwijking van de magnetische pool die beïnvloedt wel de vitaliteit en
de uiteindelijke bouw van het zenuwstelsel; naarmate dus de plaatsing van de magnetische
pool afwijkt van de aardrijkskundige pool zullen wij een vergroting zien van mentaal
vermogen. Dat is wel begrijpelijk. Plus het reactievermogen overigens, hoor, de versnelling
van reactie. Bij een meer samenvallen der beide polen, zal, zowel het mentaal
ontwikkelingsvermogen als het reactievermogen, terug vallen. De magnetische kracht van de
aarde werkt niet op het hart, maar op het hoofd. Iets daar nog aan toe te voegen?
Maar hoe zit dat dan? Want de afstand van de magnetische pool tot de geografische is
geen constante. Die magnetische pool loopt vrij snel rond. Dus als ik het nu goed heb
begrepen, hoe verder hij daar vandaan gaat, hoe meer de geestelijke waarde. . Nu
herinner ik mij dat niet meer precies, maar ik geloof, dat zoiets tijdens het carbon de
magnetische pool een heel eind van de geografische afstond. Als wij nu zien de geestelijke
waarden, die hier toen op aarde waren, die waren toch, geloof ik, niet zo bar groot.
De ontwikkeling. De ontwikkeling is zeer groot.
Want wij zagen toen toch nog een dierengeschiedenis.
Toen zaten wij toch nog in die sauriër. In de sauriërs zaten wij. Inderdaad en zelfs nog
daarvoor. Wij hebben nog een keer zo een periode gehad. In de tijd van de grote wereldzee,
toen de crustaceeën de enige bewoners waren. Maar die hebben toen ook een speciale
ontwikkeling doorgemaakt. Benadert de verstandelijke ontwikkeling een peil, dat te boven gaat
aan de capaciteit van het dier, dan veroorzaakt dit steriliteit door een te grote inspanning van
de hersenen en het zenuwstelsel, waardoor de vruchtbaarheid terug loopt. Dus overspanning,
die onvruchtbaarheid veroorzaakt e. d. Dan krijgen wij dus het uitsterven van de diersoorten,
die niet voor ontwikkeling geschikt zijn, terwijl, gelijktijdig andere diersoorten, die tot op dat
moment nog niet vol ontwikkeld waren zich nu wel ontwikkelen en in hun ontwikkelingsvorm
bepalen zij dan het verder verloop van de stoffelijke, maar ook van de geestelijke standaard
op aarde. (Dank U. . dat verheldert de zaak wel zeer. Ja, ja ja). Het is op zichzelf heel
eenvoudig. U had het zelf ook geweten, maar U staarde zich dood op wat U noemt geestelijke
ontwikkeling, U denkt dan aan een bepaald peil van beschaving. Maar het criterium ligt niet in
een vaststaand peil, maar in een vooruitgang. Dat was een denkfout. (Inderdaad). Nu, dat is
dan ook weer opgelost. Wie volgt?
Niemand? Denk erom hoor. U krijgt nog een stukje sauriër op Uw brood, als U zo doorgaat.
Dat is n. l. een onderwerp, dat zo per ongeluk aangesneden werd, maar wat ik wel interessant
vind. Ik hoop, dat U het daarmee eens bent, hoor. U heeft zelf niets voor te stellen, desnoods
moet U er maar in stilte onder lijden. Wij zien, dat bij elk wezen een bepaalde hersencapaciteit
aanwezig is en deze geheel gebruikt kon worden, maar in de ontwikkelingsperiode wordt
gemeenlijk maar een tot twee derde gebruikt. Nu is het opvallende, dat wanneer een
activering plaats vindt door een verandering in het stralingsveld der aarde een dier, een mens,
of een wezen een bepaalde denkcapaciteit heeft, begint om het totaal van de hersenfunctie in
dienst van het bewustzijn te stellen, m. a. w. het bewustzijn wordt vergroot. Deze vergroting

271
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 14 – 4 januari 1955

van bewustzijn gaat verder tot de lichamelijke grens bereikt is. Zij is dus niet onbepaald, maar
zeer beperkt. Dit brengt met zich mede, dat op het moment, dat de stoffelijke impuls verder
gaat tot ontwikkeling en de hersenen die niet meer kunnen volgen, de groei en de
intensivering worden overgedragen op het zenuwstelsel. Iets wat in deze periode de
gevoeligheid enorm kan vergroten. Maar deze overgevoeligheid van het zenuwstelsel brengt
met zich mede een overbelasting van de hersenen. Wanneer nu deze over belasting van de
hersenen bij voortduring blijft bestaan, ontstaat op de duur een doofheid van de hersenen
voor een groot deel der door het zenuwstelsel gezonden impulsen. Dat is wel bekend, zeker?
Het resultaat is dan dat de lichamelijke functies, prikkels, en reacties, die buiten het directe
bewustzijn liggen, voor een groot gedeelte worden genegeerd; zij worden negatief. Er wordt
dan ook, in tegenstelling tot wat normalerwijze plaats vindt door het automatisch vermogen,
het zelfwerkend deel van het brein, aan deze impulsen op de duur geen aandacht meer
besteed. Zo zien wij in de eerste plaats in zo'n geval de genen vervallen. Vreemd, maar dan
krijgen wij een uitsterven Er volgt dus een vermindering van de voortplantingsfrequentie die
op de duur ontaard in absolute steriliteit en onvruchtbaarheid. Gelijktijdig zien wij een
toenemen van de ferociteit, dus van de wildheid, de wreedheid. Hoe meer die toeneemt. hoe
meer deze wezens ook nog weer met elkaar gaan vechten en strijden; hun soortgenoten
aanvallen en bloedbaden aanrichten, die vaak enorm groot zijn.
Waarom neemt die ferocitiet toe?
Die ferociteit neemt toe, omdat de energie, die men in zich voelt, geuit moet worden, dus
zoiets als een overspannen iemand. die ineens met slaan, schoppen en bijten reageert op iets,
dat hij anders met een schouderophalen voorbij ging. Daar begint het eigenlijk nee. Op de
duur wordt dit de enige wijze waarop je dit af kunt reageren, waarop je dat gevoel kwijt kunt
raken en wordt dus de bloeddorst, want daar ontaardt het in een noodzakelijke roes, waarin
nog enige bevrediging in het leven kan worden gevonden, alle andere factoren vallen meer en
meer weg. Let U maar eens op. U ziet het bij mensen,b.v. een castraat.
Daar zien wij de over het algemeen de wreedheid en de sluwheid enorm toenemen. Wordt
geen andere wijze van bevrediging mogelijk gemaakt, dan ontaardt dit uiteindelijk aan een
vreugde en het lijden van anderen. Dat wordt dan het hele leven van zo'n mens. (Ja, ja,
sadisten). Goed, noem het sadisme, dat is een naam. Maar het lijden van anderen als vreugde
ervaren, als roes, maar ook als noodzaak voor eigen bestaan. Dit gaat zover, dat. . . . . . . .
een sadist verheugt zich alleen in het lijden van anderen, denkt men, maar het komt zover,
dat men, wanneer geen lijden aan anderen toe te voegen is,liever zelf ten onder gaat aan de
roes van het lijden te missen. Wanneer dit in grote mate optreedt, dan zien wij in zeer korte
tijd grote rassen uitsterven; dan zien wij die wezens elkaar vernietigen met een vreugde in de
ondergang en het lijden van anderen, die onvoorstelbaar is voor de huidige mens. U denkt, dat
de mens van heden al heel wat aan wreedheid heeft gepresteerd, maar dat is niets vergeleken
bij de bloeddorst en bloedlust, die dan optreedt. Op het ogenblik vinden ze het misschien heel
gewoon om iemand neer te schieten, maar neerschieten zal, wanneer een dergelijke periode
voor de mensheid aan zou breken zeker niet meer voorkomen Dit zou nl. geen bevrediging
geven. Wij zouden eerder de bloedmoord krijgen, met een mes, of als het kan met handen en
tanden. Waardoor zijn op aarde al verschillende rassen onder gegaan, die niet meer in staat
waren om de ontwikkeling van de wereld te volgen. Er zijn b.v. reuzenmensen geweest, die
zijn onder gegaan op ongeveer dezelfde manier. Zij konden de ontwikkeling nier meer bij
houden. In tegenstelling van wat de mensen nog al eens denken, is het niet in de eerste plaats
de groei van het lichaam, die bepalend is voor de levensmogelijkheid, maar de ontwikkeling
van de hersenen en het zenuwstelsel, in evenwicht met de heersende spanning en toestand.
Het lichaam zal wanneer het geestelijk of mentaal evenwicht gevonden wordt, altijd door
aanpassing zodanig zijn, dat zelfhandhaving en voortplanting, mogelijk blijven. Zelfs indien het
wezen niet lichamelijk in staat is, zich zonder meer te handhaven, zal de vruchtbaarheid zo
sterk vergroten, dat het ras als zodanig blijft voortbestaan, maar op het moment, dat
geestelijk geen verwerkelijking mogelijk is en mentaal geen bevatting van de heersende
ontwikkelingsdrang, dan zullen wij zien, dat ondanks lichamelijke onaantastbaarheid de
ondergang van die wezens volgt. Soms krijgen wij de eigenaardigheid, dat sommige van die
wezens wel blijven voortleven, maar dat zij een organische verandering ondergaan, waarbij
het denkvermogen in andere delen van her lichaam terecht komt. Zo heeft men op aarde wel
272
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 14 – 4 januari 1955

mensen, die denken, dat de liefde in de lever zit, weet U wel? In Europa denken zij meestal,
dat de liefde door de maag gaat, althans bij de man. Ik ben zo vrij om dat te betwijfelen, want
als wij het goed bezien is de liefde die door de maag gaat niet een kwestie van de maag, maar
van het oog, dat gesuggereerd wordt, de smaakpapillen, die gestreeld worden plus de reuk.
Deze streling maakt het welbehagen uit. Zeggen wij dat in andere termen, dan kunnen wij
zeggen, dat het oog en de reuk voor de man althans bepalend zijn bij zijn keuze van een
partner Bij de vrouw is het weer anders, De vrouw toont een groot verschil in de gehele
fysieke en psychische constructie. Het vrouwelijk wezen, dat geldt zowel voor de dieren als
voor de mens dat het, wat waakzaamheid betreft en wat scherpte van bevatting betreft, op het
gehoor is ingesteld. En ook weer op de reuk. Maar in de eerste plaats toch het gehoor.
Vandaar dat de vrouw meestal niet in de eerste plaats op het uiterlijk zal letten, maar wel op
de stem en op de reuk. Zeer eigenaardig. Dit zijn natuurlijk de dierlijke factoren, Voor de mens
komen daar bepaalde mentale factoren bij, dus er moet ook een mentale bevrediging aanwezig
zijn en daarnaast, als het goed is, dat komt niet altijd voor, maar het hoort wel zo, een
geestelijk contact, waarbij een geestelijke aanvulling wordt gezocht in de partner. Maar dit
laatste gevel gaat boven het zuiver lichamelijke en dierlijke uit. Wat ben ik ineens een eind
afgedwaald zeg. Hoe komt dat zo, hé? Maar om nog even terug te gaan tot het onderwerp, er
zijn dus meer rassen zo uitgestorven. En er zullen nog wel meer rassen ten onder gaan, want
de wereld is oud en er hebben al heel wat rassen bestaan. Het eigenaardige bij zo'n ondergang
is echter, dat soms uit het ondergaande ras zelf een nieuwe vorm wordt geproduceerd, die wel
capabel is tot verdere ontwikkeling. In andere gevallen zien wij gedurende de overheersing
van de levensvorm, die ondergaat reeds een ander ras, dat wordt geprepareerd, zodat er
geestelijk een continuïteit is, terwijl de ontwikkeling, lichamelijk gezien, sprongsgewijze gaat.
Nu, dat was dan een stukje, hoe noemden wij het ook weer, sauriër. Hebben wij nog iets meer
te vertellen?
Ja, er wordt in onze tijd verteld, dat de cultuur, die er. . . . . . ? is aan de geest in hen dus
aan de psychische ontwikkeling. Kunt U daar meer over zeggen;
Neen. Kijk eens, op het ogenblik is het bij de mensheid zo: de interpretatie die U geeft, is niet
juist, hoor, dat tegemoet moest worden gekomen aan bepaalde stoffelijke behoeften, zou een
verdere geestelijke ontwikkeling mogelijk zijn. De zaak zit n. l. zo: onder sommige
omstandigheden kan een geestelijke ontwikkeling worden bereikt door gebrek. Bij stoffelijk
gebrek kan n. l. een geestelijke compensatie worden gezocht. Maar op een gegeven moment
heeft men een peil bereikt, dat gelijk is met een tevredenheidstoestand. Is deze toestand er,
dan kan zij niet anders worden verstoord dan door het stoffelijke, het materiële. Dan moet er
dus eerste een materiële welvaart komen, die de aandacht van het geestelijke tot het
stoffelijke terugbrengt. Hieruit groeit dan een materialisme; men gaat alles in het stoffelijke
zoeken, omdat men daarin de grootste bevredigingsmogelijkheid voor zichzelf ziet en de beste
uitingsmogelijkheid. Men bereikt zo een hoogtepunt, waarna geen verdere bereiking stoffelijk
mogelijk is. Men heeft de begeerte nog wel, maar de verwerkelijkingsmogelijkheid ontbreekt.
Dan gaat men zoeken naar aanvullende factoren en komt tot een vergeestelijkt stoffelijk
denken en uiteindelijk tot een vergeestelijkt denken. Hierin wordt dan nieuwe esoterische
waarheid gevonden, maar de stoffelijke ontwikkeling staat den weer stil. Men ontwikkelt zich
dus nog wel, maar vergroot niet meer de mogelijkheden en welvaart van het individu als
zodanig. Heeft dit alles plaats gevonden, dan komt toch de stof weer op de voorgrond, krijgen
wij weer de machtsstrijd. Is de machtsstrijd er geweest, dan zien wij hieruit weer het
materiële denken naar veren komen. In het begin door strijd en een poging tot nieuwe
verdeling van het materieel aanwezige, waaruit dan wordt geboren de technische ontwikkeling,
die vaak weer ontaardt in een technocratie, die op zich een groot aantal nieuwe waarden en
waarderingen schept, daardoor voor de mensheid een nieuw leven opent. Hierin wekt zij dan
een tevredenheidswaarde, die in het onbevredigd zijn van de mens weer richt op het
geestelijke, waardoor naast vergeestelijking ook stabilisatie van de bestaande toestand
optreedt. De tijd, waarin U nu leeft is er één waarbij een zekere welvaartsmogelijkheid op
aarde werd bereikt, niet een peil, hoor, een mogelijkheid, die op de duur geen stoffelijke
bevrediging meer kan geven aan degenen, die haar gebruiken, Zij zullen dus meer en meer
trachten een geestelijke aanvullingswaarde te ontdekken. Het is b.v. al zeer opvallend, dat de
jacht naar geld al vervangen is door de jacht naar de macht. Men wil dus macht hebben, wat

273
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 14 – 4 januari 1955

al weer wat meer geestelijk is. Ze zal het doel zich meer en meer vergeestelijken. Daarbij zal
het welvaartspeil, dus de stoffelijke toestand meer in overeenstemming geraken met de
welvaartsmogelijkheid op deze wereld. Men zal uiteindelijk een stoffelijke verzadigingstoestand
scheppen over het grootste deel van de wereld, met bepaalde centra als kernpunt, waaruit dan
weer een geestelijke ontwikkeling plaats vindt als aanvulling van de stoffelijke welvaart.
Staat dit alles mede onder astrologische beïnvloeding?
Laten wij liever zeggen, dat het afleesbaar is aan de astrologische bakens.
Maar vindt U een vervangen van de jacht op geld door de jacht naar macht een
vooruitgang?
Voor de mens op zichzelve niet, hoor. Maar gezien in het totale schema, inderdaad. Het is het
transponeren van het zuiver materiële naar het geestelijke, dus de geestelijke voldoening, die
echter nog materieel wordt geuit. Wanneer die voldoening wegvalt, zal de jacht naar het
geestelijke zelf beginnen. Dat is toch duidelijk, nietwaar? Dus is het een tussentrap. Nu, is er
nog meer te vertellen?
Mag ik nog even terug grijpen op hetgeen U daar straks gezegd heeft, toen U sprak over de
beweegredenen, die de man en de vrouw in de liefde hebben? En op het twaalfvlak, waar
wij het over hadden? Is het juist, dat de mensen, die naast elkaar liggen in dat twaalfvlak,
dus. in de aangrenzende vakken, dat die in de liefde een ongelukkig verloop zullen hebben
of verwachten?
Neen, ik geloof, dat gelijkwaardige vlakken meer ongeluk in hun liefde zullen kennen dan de
ongelijkwaardigen. Gesteld, dat wij het ene vlak meer vergeestelijkt en het andere meer
materieel noemen, dan zal door samenwerking een gemiddeld peil worden gevonden, dat de
grenswaarden van beide vlakken behelst, waarbij beiden mensen zich volledig in de partner te
kunnen uiten en dus een volledige bevrediging vinden, die van het laag stoffelijke af tot het
hoog geestelijke kan gaan, en dus de meest ideale toestand teweeg brengt. Maar het vreemde
is dan, dat de partners in zo'n geval de ander als aan zich gelijk zien. Zij vergeten, dat het een
punt van ontmoeting is, waarop beiden voor een moment gelijkwaardig zijn, terwijl de verdere
impuls van het leven en de levensbeschouwing, sterk verschilt, ook al gebruikt men een
gemeenschappelijke terminologie.
Ja, maar U weet, dat Pythagoras juist ideale huwelijken zoekt in de driehoek, die ligt in het
twaalfvlak, waarbij b.v. Gemini met Libra samen gaat.
Ja en dat is nu een kwestie, waar ik het helaas niet mee eens kan zijn. Men gaat astrologisch
deze dingen bepalen, maar als men de Tweelingen net de Weergschaal b.v. paart, dan krijgen
wij daar waarden, die werkelijk zo onharmonisch zijn. Zij geven een uiterlijke harmonie, maar
zij geven een innerlijke verarming. Dat komt hierdoor,. . . . Ja, ik geef die waarheid en die
waardering vanuit mijn standpunt. Ik heb er geen last van, maar omdat m. i. in elk huwelijk
dat werkelijk goed is een zekere strijd om handhaving van het "ik" noodzakelijk blijft. En die
strijd krijgen wij vooral, wanneer wij twee betrekkelijk ongelijkwaardige partners hebben. Zij
willen zich zelf blijven en de ander tot zich zelf op heffen. In deze poging de ander tot zich zelf
op te heffen, of tot de ander af te delen, zoals zij het misschien ook noemen, zullen zij hun
eigen persoonlijkheid vergroten en zullen zij door zelfbeheersing leren, te komen tot een
perfect samengaan, dat veel beter is dan het samenklinken van twee op zichzelf harmonische
waarden, die in zichzelf besloten blijven en waarbij het innige contact van beiden door het met
elkaar eens zijn uiterlijk misschien sterker naar voren komt, maar in werkelijkheid de innerlijke
sterkte van de verhouding veel minder is. Maar ja, er zijn altijd een hele hoop mensen, die
zeggen: je kunt beter met de stroom mee dan tegen de stroom in zwemmen, m. a. w. om een
huwelijk perfect te maken met deze tegenstrijdige factoren hebben beide partners veel meer
beheersing nodig dan in het andere geval. Lukt het, dat bereiken zij ook een peil van geluk
dan voor een ander niet benaderbaar is. En dan mag ik zeker nog wel een opmerking maken?
Wanneer wij dit stellen alleen n. a. v. van de zon in astrologisch, dan maken wij een hele grote
fout. Want de heersers in de andere huizen kunnen de hele beeld en karakter betekenis
reverseren, zodat het helemaal niet zeker is, dat iemand, die b.v. onder een luchtteken gebo-
ren is, inderdaad ook de kentekenen van een luchtteken in zich draagt. Dat zou alleen aan de
hand van de geboortehoroscoop kunnen worden vastgesteld. Het vreemde is, dat wanneer U
kijkt naar de Indiërs en Chinezen, waar bij het huwelijk meer op horoscoop wordt gelet dan op
274
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 14 – 4 januari 1955

andere waarden, de meest gelukkige huwelijken juist dan worden geboren, wanneer er geen
reden is geweest om de horoscopen kloppend te raken voor de bonzen, maar zij inderdaad
horoscopen nemen, die elkaar door de tegengestelde waarden volledig aanvullen. Dan kiezen
zij bij voorkeur het zo, dat beide personen tesamen alle huizen beheersen in een gunstig
teken. Als dat bereikt kan worden heeft U dus astrologisch het ideale huwelijk. Het komt er
verder niet op aan in welk teken de zon bij beiden stond, omdat elk voor de ander de slechte
tijd opvangt en dus de wisseling van gunstige en ongunstige beïnvloedingen een voortdurend
harmonieus gemiddelde schept. Dan kan het ongeluk van de man worden opgevangen door
het geluk van de vrouw en omgekeerd. En dit harmonieus elkaar aanvullen wordt vanzelf
geschapen de behoefte aan elkaar. Niet alleen lichamelijk, maar in het lot. Ik heb altijd juist
steun als ik het nodig heb, weet U wel. Daardoor wordt een binding, tot stand gebracht, die
ook een grote geestelijke eenheid mogelijk maakt, wat in andere gevallen mijn inziens,. . . .
nu ja, bij de een wat beter, bij de ander wat minder goed is. Wij hebben er hier wel
verschillende bij, waar het wel heel goed is; wij hebben anderen, waar het wat minder goed is.
Ik wil niet zeggen, dat er hier, nu direct slechte huwelijken tussen zitten, niet denken, dat ik
de zaak wil afbreken, maar er zijn er bij die een grotere graad van perfectie bereikt hebben,
dan de anderen. Laat ik het zo uitdrukken. Voldoende? (Dank U). Dat was een pessimistisch
"Dank U", hoor.
U heeft het inderdaad geraden, Ik zou nog wel iets willen vragen; maar ik wil niet te veel
van Uw tijd (Vraagt U maar, U krijgt kort antwoord en dan komt de spreker voor de laatste
beschouwing). Ja, ik zou dit willen vragen: als men dat nu zo allemaal astrologisch gaat
bekijken, of men dan niet tekort doet aan de geestelijke ontwikkeling door de verschillende
levens van een bepaalde persoon? Gelooft U, dat het ontwikkelingspeil bepaald wordt door
de astrologische stand of. . . . .
Neen, er wordt alleen. . . (Band loopt -af). De astrologische betekenis, zoals iemand, die een
weg kiest door het leven en kijkt naar de richtingaanwijzers en zegt'; 0, dat is de snelweg, dat
is de hoofdweg, die neem ik. Dan heeft U dus inderdaad een groter bereikingsmogelijkheid op
het materiële gebied. Dus voor Uw persoonlijkheid, zoals die hier stoffelijk leeft. Maar de
schoonheidservaring van het leven, dus de uitbreiding van het leven zelf zult U verminderen,
maar degene, die zegt: kijk, zo is het ook nog mogelijk en ik ga die weg, omdat hij mij
persoonlijk trekt, vaak heel wat meer moeilijkheden onder weg, heeft en dan wat later aan zal
komen misschien, maar daarvoor veel rijker is aan ervaring. Ik zal het hier bij nogmaals
opmerken dit onderbroken deel kan zo nodig geschrapt worden. Nu zullen wij overgaan tot de
laatste spreker van deze bijeenkomst. Ik heb U wel heel wat verschillende dingen verteld
vandaag maar ik geloof niet, dat dat erg was. Goeden avond.
0-0-0-0-0
Goeden avond, vrienden,
Wij zullen thans gaan sluiten met Het Schone Woord. Althans met de vorm, die wij hier als
zodanig kennen. Mag ik U verzoeken mij een onderwerp te geven, waarop wij onze meditatie
opbouwen.

Verwachting.
Er is in ons een stil weten, dat wij niet kunnen omschrijven. Wij voelen vreemde krachten aan
en trachten hen een aangezicht te geven. Verwachting van vreemde ongekende dingen,
verwachting, die in zichzelve waar is en juist omdat zij aangeeft krachten, die werkzaam zijn in
ons, maar die door de voorstelling, die wij ons maken te niet gaan en leiden tot teleurstelling,
want wij dromen. En die dromen noemen wij verwachtingen, maar dat is niet waar. De
verwachting zelf is niet het beeld, dat wij dragen in ons en dan misschien eens werkelijkheid
zal zijn. Het is niet datgene, wat vandaag aan de dag moet gaan gebeuren, of morgen. Het is
niet de vervulling van onze wensen; verwachting in zichzelf is een kracht, die ons aankondigt,
wat onze geest en onze ziel reeds weten, dat nieuwe fasen in onze ontwikkeling beginnen. Dat
is de werkelijke verwachting. Een nieuw beleven, een nieuw gebeuren, dat wij niet nader
kunnen omschrijven. En hoe kunnen wij een nieuw beleven, een nieuw gebeuren anders
noemen dan de Goddelijke kracht, die in ons ontwaakt. Elke verwachting. die boven het zuiver

275
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 14 – 4 januari 1955

stoffelijke uitgaat, elke verwachting die uitgaat boven het waanzinnig spel der begeerten, is
iets van het Goddelijke, dat in ons doordringt. Wanneer een wereld siddert in een angstige
verwachting van iets, dat komen gaat, waarvan zij zich geen beeld kan maken, dan betekent
dit, dat deze wereld aanvoelt, dat nieuwe krachten andere wonderlijke tijden gaan scheppen.
Wanneer in de mens de verwachting stijgt als een vloed die dreigt de dijken van het weten te
doorbreken en overspoelen, dan voelt deze mens aan, dat er een nieuwe waarde komt op zijn
levenspad, een grote verandering. Maar laten wij niet trachten de verwachting een aangezicht
te geven. De verwachting is een deel van het Goddelijke wezen in ons. Wanneer wij God een
gezicht geven, maken wij Hem tot een teleurstelling, omdat Hij, zoals wij Hem zien, nooit kan
zijn. Dan weigeren wij vaak de schonere werkelijkheid te aanvaarden, omdat ons droombeeld
niet vervuld wordt. Wij achten ons in de verwachtingen, beschaamd. Wij leven in stof en geest
en altijd weer, terwijl wij gedreven door de feiten, door ons weten en kennen door de
geestelijke kracht, die ons voortjaagt, kennen wij opnieuw de verwachting van een wonder.
Verwachting van een wonderlijk gebeuren, dat ineens, met een slag, heel ons leven en
bestaan zal veranderen. Waardoor nieuwe deuren opengaan en wij nieuwe sferen kunnen
betreden. En wij dromen maar al te graag in ons huidig weten en kennen over wat zo dadelijk
gaat gebeuren. Dit laatste is onze fout en onze zonde. De zonde, die ons uit het paradijs
verdrijft. Want eens verwachtten de oude mensen, volgens de legende, toen zij de vrucht aten
van een boom, dat de kennis var Goed en Kwaad voor hen zou zijn, het gelijk zijn aan God.
Maar zij hadden niet bedacht, dat het de taak van een God is te scheppen met Zijn Eigen
Wezen. Zo werd hen de werkzaamheid tot kwelling en voelden zij zich uit het paradijs
verdreven. Wanneer wij in onze verwachtingen denken het Goddelijke gelijk te worden, zullen
wij ons vaak uitgedreven voelen in de barre eenzaamheid der onvervulde dromen. De
verwachting die naar ons idee geen werkelijkheid werd. Begrijpen wij de verwachting als een
aankondiging van wat in ons gaat gebeuren, geloven wij, dat er iets komt en wij vragen niet
wat; we zeggen alleen: Wij zijn bereid, dan zal elke verwachting zich op onvoorstelbare wijze
vervullen en betekenen een hernieuwde uiting van betere en nieuwe krachten in ons zelf, die
ons verhoogt in wezen en bewustzijn, die ons vrijer maakt ten opzichte van mens en geest en
sfeer ons dichter doet naderen tot de kern van ons wezen, waaruit verwachting geboren werd.
Zo baren wij in het wezen, dat wij denken te zijn, de werkijkheid, die wij altijd geweest zijn.
Zo openbaren wij ons zelf het wezen van God, die in ons woont en voor ons is de enige
werkelijkheid en realiteit. Laten wij dan in stille verwachting van het komende, aanvaarden het
leven van nu en leven het leven van nu; laten wij niet omwille van een droom door de
verwachting gewekt, de noodzaak, de behoefte of het begeren van vandaag verwerpen. Laten
wij ons zelf geen lasten opleggen, omdat wij dromen, dat het morgen anders zal zijn. Maar
laten wij, levende heden, de verwachting in ons nemen als een blij teken van verandering en
verbetering; nadering tot de werkelijke bewustzijnskracht, die identiek is net Degene, Die ons
geschapen heeft.
Ik dank U voor Uw aandacht.
Goeden avond.

276
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 15 – 1 februari 1955

1 Februari 1955

LES 15

Goeden avond, vrienden,


De vorige maal heb ik getracht U duidelijk te maken de voordelen van associatie, indien met
het magisch richten der gedachten als mogelijkheid tracht te verwerkelijken. Ik meen, dat wij
hier niet verder op in behoeven te gaan. Maar het zou mogelijk zijn, dat aan de hand van het
gesprokene toch vragen gerezen zijn. In dat geval wil ik daar eerst nog even op ingaan.
Ik zou U willen vragen: U heeft gesproken over de associatie tussen een melodie en
uittreding. Wordt dat ook bewuste uittreding?
Waar de associatie bewust tot stand wordt gebracht, geschiedt ook de uittreding doelbewust.
Wij noemen dus de uittreding bewust. In hoeverre de herinnering in staat is de ervaring ervan
op te nemen, is afhankelijk van de persoon zelve. Zoiets groeit door oefening. Nog meer
vragen of commentaar? Uitstekend.
U zult begrijpen, dat, wanneer wij in de magie door associatie ons concentratievermogen sterk
kunnen vergroten, wanneer wij verder het onbewuste deel van ons denken en wezen te werk
kunnen stellen, om hierdoor een groter drijfkracht te geven gedurende de perioden, dat wij
ons niet kunnen concentreren in een bepaalde richting, wij door de samenwerking van die
beiden zeer veel kunnen bereiken. Echter is het ons niet voldoende, wanneer wij een
gedachte, of een wijsheid met een melodie verbinden, of een bepaalde herinnering aan een
voorwerp verknopen. Oud volksgebruik. Denkt U maar aan de knoop in de zakdoek. Wij
moeten hiermede verder gaan. Wij moeten leren de associatie zó ver door te voeren, dat de
dingen ons iets gaan zeggen, wat wij zelf niet weten. De ware magie is een kennis van wetten
en waarden. Deze kennis van wetten kunnen wij niet geheel uit ons eigen wezen verwerven,
noch uit ons wezen alleen voortdurend in toepassing brengen. Wij zullen wel degelijk een
manier moeten vinden, die het ons mogelijk maakt om uit de wereld buiten ons deze wetten
en krachten te puren op zodanige wijze, dat zij binnen ons karakter, onze persoonlijkheid ons
kan leiden tot magische verwerkelijking op stoffelijk en niet-stoffelijk terrein. Dit alles is,
geloof ik, voor U allen acceptabel en duidelijk? Om dit nu te volbrengen is één van de eerste
punten, die wij nodig hebben. Observatie. Er zijn er onder U, die zeer geschoold zijn hierin,
anderen minder. Maar naar ik meen de observatie van enkele symptomen alleen, of van
bepaalde verschijnselen. Zo is voor ons de erkenning van de kosmische wetten, die wij bij
voorkeur voor de witte magie gebruiken niet erg gemakkelijk. Wij zullen dus moeten trachten
een observeren van vele dingen ons eigen te maken. Wij gaan hierbij als volgt te werk. U kunt
dit experimenteel tot uitvoer brengen, evenzeer als onze aanwijzingen van de vorige keer voor
experimentele uitvoering in aanmerking kwamen. Het is evenzeer te verwerkelijken. Wij
nemen op ons om elke dag één of twee voorwerpen, die ons toevallig onder ogen komen, te
beschouwen en ons af te vragen, hoe hun functie is en waarom zij die op deze wijze vervullen.
U wilt de deur open doen en heeft een deurknop in Uw handen. U vraagt zich af; deurknop. U
komt van deurknop op sluiting. Sluiting brengt U op afscherming of bescherming. De deurknop
kan dus door associatie worden tot een voortdurende herinnering aan de afscherming, die U
als magiër voortdurend op U zelve moet toepassen. De wijze, waarop U U zelve tegen
conflicten in Uw eigen wezen moet beschermen; de wijze, waarop U U zelve voortdurend de
zekerheid moet verwerven, die U tegenover de buitenwereld in staat stelt om als een geheel
en volwaardig mens in stoffelijk en geestelijk opzicht op te treden. Verdergaand kunt U b.v.
een bloem nemen of een boom. Wanneer U eens even vijf minuten de tijd heeft, U doet dit
dus, wanneer de gelegenheid zich even voordoet, dat je denkt: nu wil ik wel eens even wat
voor mijzelve denken en doen.
Daar staat een boom. Wat voor doel heeft zij eigenlijk? Wanneer wij zo deze dingen bezien,
dan wijzen zij ons in de eerste plaats op bepaalde factoren en krachten in ons eigen wezen,
277
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 15 – 1 februari 1955

want wij herkennen in alle dingen onze eigen werkelijkheid, die in ons zelve besloten ligt. Het
resultaat is, dat wij aan de ene kant komen tot een zelfonthulling, aan de andere kant echter
tot een associatie van krachten in ons zelve met krachten in de wereld buiten ons. En zoals U
weet, is de magie het bedwingen van de krachten buiten ons door de krachten binnen ons. Dit
kan alleen gebeuren, wanneer er inderdaad een harmónische sfeer is, waardoor ons eigen
wezen in staat is, gelijk gezinde krachten buiten het wezen op te roepen, te werk te stellen of
In actie te doen komen. Ik meen, dat dit op zich zelf reeds een heel belangrijk punt kan zijn.
Alle dingen, die in U zijn, van hetgeen U het laagste, tot hetgeen U het hoogste acht, hebben
hun tegendelen in de wereld buiten U. U herkent ze buiten U en U kunt ze in elk voorwerp, in
elk ding vinden. Maar niet altijd in hetzelfde voorwerp ook dezelfde kracht. De associatie zal
verschillen van keer tot keer, maar steeds zijn eigen waarde onthullen. Leren wij ook dit te
beperken en dus aan vaste verschijnselen, ook vaste associaties te verbinden, dan kunnen rij
hierdoor in ons zelf bewust en onbewust een richting van de krachten in ons wezen tot stand
brengen. Het is dan voldoende, om b.v. een ogenblik naar een deurknop te kijken om hierdoor
het totale mechanisme van zelfbescherming in werking, te stellen. Dit werkt zich geestelijk, in
ziel en geest, evenzeer uit als in de stof. Wanneer wij een ander willen beschermen, dan
nemen wij deze persoon en associëren persoon plus deurknop wederom met -hetzelfde begrip.
De bescherming omvat dan tevens die persoon. dij kunnen nu ook een tweede associatie voor
persoonlijke afscheiding hierbij gaan gebruiken. Dat kan een handgebaar, maar ook een hek
zijn. Onverschillig wat, zelfs een willekeurige lijn, die ergens als grens bestaat. Wij nemen ook
deze op en zonder -bewuste of directe wilspoging onzerzijds vervult het mechanisme van ons
denken reeds de wil, die wij uitspreken. Tussen ons en de persoon, waarom een bescherming
werd opgericht, wordt een scheiding gemaakt. Dit is als een cel, die zich deelt, waarbij beide
delen de gelijke waarde blijven behouden. Het deel van de persoon in kwestie, is even groet
als ons eigen deel. Echter blijft ook, wanneer Uw eigen bescherming wordt terug genomen,
deze bestaan bij de persoon, die niet in staat is de krachten te overzien of te kennen. Zo kan
een afscherming op geestelijk, maar zelfs ook op stoffelijk gebied zijn. Deze punten wil ik U
allereerst in overweging geven. Er is echter nog een tweede punt, dat wij in deze inleiding
onze aandacht waardig moeten keuren. Wanneer wij op een gegeven moment behoefte
hebben aan een actieve verdediging,en niet aan een passieve, als zoeven besproken, wanneer
wij onze krachten dus willen richten, gewelddadig naar buiten toe, is er voor de wiit-magiër
maar één wapen, dat acceptabel is; het licht. In U nu leeft Uw ziel. Uw ziel is een lichtende
kracht. U heeft voldoende associaties aan licht als wapen. Denkt U aan een verzengende zon,
of aan een zoeklicht met een scherp gerichte bundel. Vorm U een gedachtenbeeld, waarin licht
wordt gericht en uitgezonden. Stelt U voor, dat gij op dat ogenblik zelve een lichtwerpend
apparaat zijt. Dat gij het licht, het zuivere, goede, witte licht uitstraalt en richt op degene, die
U aanvalt. Dan zal het nooit iemand kunnen deren, die oprecht en eerlijk tot U komt. Wanneer
U denkt,dat het vijanden zijn, en dit is niet juist, dan zullen zij zonder enige schade door het
uitgezonden licht heen kunnen gaan. Aan het goede kan het licht geen schade toebrengen.
Alleen het slechte, dat in het licht komt, moet tot goed worden of ondergaan. Deze
bescherming geldt voor alle krachten op aarde, zelfs voor de door U zo zeer gevreesde
atoombomexplosies etc. Er is, zover mij bekend, geen enkele natuurkracht, noch een enkel
wezen in de sferen, dat voor een dergelijke lichtende bescherming zijn vijandigheid niet laat
vallen. Hoe kunnen wij dit opwekken? Ik heb U reeds gesproken over het beeld, de
voorstelling, die men zich zelve maakt. Nu moet U dit onthouden: wanneer wij spreken over
licht, dan is ook dit wederom een associatie, want het begrip licht drukt zeker niet ten volle
uit, wat ons kosmisch licht is.
Kosmisch licht kan eerder als een versnelde straling in de kosmos worden gezien, die gericht
wordt door bewuste wezens en krachten binnen het totaal van het kosmisch geheel. Maar licht
is het begrip, dat in het voorstellingsvermogen van de mens en ook van de meeste geesten
nog, dit begrip het meest benadert. Als gevolg zullen wij dus in de eerste plaats het begrip
licht als voorstelling moeten nemen. En wel zo scherp mogelijk. Als het niet anders kan, denkt
U voor mijn part aan een zaklantaarn, die een scherpe lichtbundel voor U uitwerpt. U stelt zich
voor, dat dit apparaat zich in Uw lichaam, of als dat niet mogelijk is, zich op Uw kleding
bevindt. U stelt zich dus een doodgewone lichtbron voor. Maar een bron, die haar licht gericht
werpt. U stelt zich voor, dat het totaal van Uw kracht daardoor stoort. U zult alleen daardoor

278
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 15 – 1 februari 1955

reeds in het begin in staat zijn om een aanmerkelijke kracht uit te werpen. Proeven kunt U er
mee doen op blaffende honden etc. Ook katten zijn er zeer gevoelig voor, evenals paarden. U
kunt verder proberen op deze wijze een mens te testen, die U niet vertrouwt. Indien de
persoon b vijandig gezind is en U deze kracht op hem uitstroomt zal deze mens onrustig
worden, beginnen te transpireren, afscheid nemen, of zich onder een voorwendsel
terugtrekken. Natuurlijk alleen, indien hij U werkelijk vijandig gezind is. Mocht dit niet het
geval zijn, dan zullen deze verschijnselen in het geheel niet optreden en de persoon in kwestie
zich geheel normaal gedragen.
En is dit zonder gevaar, of kan het dodelijk zijn?
Indien er niemand is, die U wenst te doden, neen. Zelfs indien dit het geval is, maar de haat
niet sterk genoeg is, om de persoon te bewegen, ondanks alles, te blijven en voort te gaan zal
er geen doodsgevaar optreden. Natuurlijk zult U als uitzender van een dergelijke gewelddadige
kracht op een aanvallend persoon zo in kunnen werken, dat, waar Uw schrikreactie de op die
persoon gerichte kracht, versterkt en zelfs richt, de persoon kunnen verlammen. In enkele
gevallen kan hij daardoor zelfs verzengd en gedood worden. Gebeurt dit dan zijn de
verschijnselen ongeveer die van een electrocutie. Bijzonderde toestand van het bloed valt dan
zeer op. Hieruit kunt U voor U zelf conclusies trekken, zoveel U wilt. Mij dunkt, dat het hier
gegevens zeer zeker Uw aandacht en een bestudering waardig is. Wanneer wij als magiër gaan
werken, en dat ligt in Uw bedoeling, wanneer wij gaan trachten om magische krachten in ons
zelf te wekken, moeten wij er ons van bewust zijn, dat een verdediging, een goede
verdediging het eerste is, wat wij werkelijk nodig hebben. Alle andere experimenten, die U in
de loop der tijd werden aangeraden, waren gericht op het kennen van U zelve. Zij waren
ge,richt op belevingen, die binnen de persoonlijkheid besloten blijven, waarbij een vlucht in de
persoonlijkheid, onmiddellijk mogelijk bleef. Ik geef thans voor de eerste maal aanwijzingen
voor het gebruik van krachten buiten U zelf en daarbij behoort allereerst de verdediging voor U
zelf tegen de krachten buiten U. Dit is een noodzaak en behoort dus goed bestudeerd te
worden.
Wanneer wij overgaan tot andere experimenten op basis van hetgene ik U later mee zal delen,
is dit noodzakelijk, wanneer U magische werkingen buiten U zelf tot stand gaat brengen.
Onthoudt U verder, dat het licht alleen een verdediging is tegen het duister. Wanneer Uw
eigen bedoeling duister is, zal de werking van het licht U niet kunnen redden. Naarmate meer
zelfzucht en eigenbelang worden gemengd tussen Uw beweegredenen, ik spreek hierbij opzet
over, in de menselijke zin. Dus niet de normale belangstelling in de gebeurtenissen, die de
mens nu eenmaal altijd heeft. Dan zult U Uw verdedigende kracht verminderen, naarmate Uw
persoonlijke bevoordeling, zonder rekening te houden met anderen, sterker wordt. Dit geldt
ook, wanneer het doel op zich, verder goed geheten kan worden. Ik hoop, dat ook dit duidelijk
is.
Ja. Mag ik in aansluiting hierop een vraag stellen? Kun je dat ook doen, bij wijze van
hygiënische maatregelen, om het zo maar eens onder woorden te brengen. Mts dat je je
zelf voorstelt, als midden in het licht zittende?
Neen, niet op de wijze, die ik U hier beschreven heb. Ik zou U aanraden dit zo dadelijk bij
Abraham te berde te brengen, indien hij tenminste zelf het onderwerp niet aansnijdt. (Graag).
Het heeft met de magie niets te doen. Het is een kwestie van geestelijke hygiëne, waarbij
binnen de ziel bestaande krachten, binnen het wezen werkzaam zijn. De aanwijzingen, die U in
deze kring van mij verder zult ontvangen, zullen voortaan alleen gericht zijn op de werkingen
buiten U zelf. Daarbij neem ik aan, dat de tot nu toe ontvangen aanwijzingen voor deze kring
voldoende zijn om U zelf althans enigszins te kennen en enigszins te leren beheersen. Ik geef
toe, dat daar wel moeilijkheden aan verbonden zijn. Maar wij kunnen U niets anders geven dan
de raad: de rest moet U zelf doen. Nog commentaar op het door mij gesprokene? Neen? Dan
geef ik U thans over aan Broeder Abraham. Goeden avond.
0-0-0-0-0
Goeden avond, vrienden, Ja, ik zou haast zeggen: onze vriend Mathias had er wel weer de pas
in. Maar wat hij zegt, dat moet toch overwogen worden. Ik kan het wat gemakkelijker aan
doen, want per slot van rekening, waarom zou je zo druk worden over die kleine dingen, die je

279
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 15 – 1 februari 1955

vanavond zo meteen meeneemt. Dan heb ik in de eerste plaats daar zo iets gehoord over, ja. .
. . . geestelijke zindelijkheid. Dat i. v. m. licht. Ja. Dat zijn van die dingen, waar altijd van die
krachten bijwerken, die je soms moeilijk begrijpen kunt. Het gaat zelfs zover, dat als je er
geen bezwaar tegen hebt, ik U zo dadelijk aan een andere spreker ga overlaten, die al eens
meer hier een onderwerpje behandeld heeft. Toen had hij het over de pyramiden. Maar ik wil
er toch eerst ook het mijne over zeggen. Wanneer een mens denkt aan God, dan moet hij een
voorstelling hebben. Wat is voor ons de voorstelling van het Goddelijke op zijn onstoffelijkst en
zijn zuiverst uitgedrukt? Licht. Wit licht. Wit licht, dat helder en zuiver is. Wanneer je nu dat
zou willen gaan gebruiken voor het reinigen, voor het geestelijk purgeren van je
persoonlijkheid Per slot van rekening, geestelijke slakvorming behoort niet tot de
zeldzaamheden. Ik ken wel mensen, die zou ik, als het met aardse middelen te behandelen
was, een dosis geven, waar eigenlijk een paard meer dan genoeg aan heeft. Wij willen die slak
er dan geestelijk uit gaan werken. Dat kan met dat licht. Maar de moeilijkheid is, als wij met
dat licht experimenteren, zijn wij dan niet geneigd om dat licht een beetje aan te passen aan
onze persoonlijkheid? Aan onze ideeën en gedachten? Dus wij mogen niet beginnen met te
zeggen: nu zal ik mijzelf eens geestelijk een beetje gaan reinigen en dan met die reiniging zal
ik een lichtje aan gaan steken. Ik denk aan het licht rond mij, want dan zit je er bewust of hall
bewust bij te denken. ik heb dat gedaan en dat was wel goed en ik heb dat gedaan en dat
klopte eigenlijk niet. Daar moet je mee uit kijken. Dus dat is een oefening, die eigenlijk berust
op contemplatie van het licht zonder meer. Wil je dat doen, dan moet je er eventjes de tijd
voor nemen. Denkt U niet, dat dat zo in een. . . . uurtje voor elkaar is. Daar heb je heus wel
een uur of twee, drie voor nodig. U begint, alleen voor het idee al, ik heb er eens over
gesproken met dat handen wassen, weet U wel, (ja), met ons zelf te reinigen. Daar beginnen
wij mee. Wij doen dat, als het niet anders kan, symbolisch. Maar hebben wij de tijd en de zin
er voor, dan doen wij het ook praktisch. Helemaal. Wanneer wij ons gereinigd hebben, dan
moeten wij een zeker welbehagen hebben. Iets van de loomheid en het welbehagen, dat je
hebt na een goed bad. Wat gaan wij dan doen? Dan gaan wij zitten. Nu willen wij helemaal
niet afdwalen. En wij willen ook de werkingen buiten ons eigenlijk weg hebben. Wij gaan
spreken met onze ziel en het Goddelijke licht in onze ziel door laten dringen in de geest, en als
het kan, in de stof zelf. D.w.z. dat wij onze houding moeten kiezen op een manier, dat wij
afgesloten zijn. Voor degenen, die erg lenig zijn, zou de lotushouding aan te bevelen zijn. U
weet wel: de benen zó gekruist, dat de enkels rusten op de dij met de voetzool naar buiten, of
eenvoudiger, gesloten, dat de voetzool rust tegen de dij. Daarbij de handen steunend op de
knieën en de blik benedenwaarts gericht. Maar dat zal de meesten van U wel moeilijk vallen.
Wat doen wij dan? Wij trachten de voeten zodanig te kruisen, dat zij met de enkels of met de
voetzolen elkaar raken en bij voorkeur met niet zoveel er tussen. Nu ja, voor de dames een
nylon kous, dat maakt niet zoveel uit. Maar voor de heren geen dikke pilowbroeken er tussen,
hoor. Dat is materiaal, dat belemmeren kan. En dan verder. Wij leggen de handen weer op de
knie. En ook dit, zoveel mogelijk, zó, dat wij contact hebben. Ik wil niet onhygiënisch zeggen,
bloot op bloot, want dat is helemaal niet nodig. Maar toch ook geen 5 lagen ondergoed er
tussen. Nu hebben wij een houding genomen, waarbij de stromen in het lichaam zodanig zijn
geleid, dat de punten van uitstraling, en dat zijn vooral de uitsteeksels van je lichaam, je
handen en voeten, elkaars stroom opvangen. Het is een gesloten geheel geworden. Dan gaan
wij in dat gesloten geheel contempleren. Dan denken wij aan licht. Dan begin je natuurlijk van
klein af aan. Je denkt eerst aan een kaars, die zo een mooi rustig vlammetje heeft. Je denkt,
dat die kaars feller en feller wordt, totdat het de zon is, waar je bijna niet meer in kunt kijken,
zó erg, dat, als het echt zou zijn, je ogen er zeer van zouden doen. Dan ga je je voorstellen,
dat dat licht steeds doorzichtiger wordt. Het is er, maar het is er ook eigenlijk niet. Je kijkt
door het licht heen. Daar achter zie je gewoon een donker uitspansel. Een lap zwart fluweel,
als je dat gemakkelijker is. Dat licht wordt intenser en intenser. Dan ga je kijken en je ziet in
hel zwart, je zelf zitten. En het licht komt, als je goed kijkt, bij de moesten althans, uit het
middenrif, of uit de borst. Bij een enkeling komt het uit het voorhoofd. Dan beschouw je a.h.w.
de lichtende kracht, die in je eigen wezen schuilt. Dan ga je proberen je voor te stellen, dat
dat licht door al je aderen heen trekt. Het tintelt in alle vezeltjes. Het klopt in je hoofd tot het
is, nu ja, of je aan alle kanten siddert en beeft en vibreert. Je zit natuurlijk stil, maar zo sterk,
dat U op het laatst het gevoel krijgt: nu slapen al mijn ledematen. Alles tintelt. Mijn hoofdhuid
trekt en tintelt. Voor dat je dat bereikt hebt, duurt het een tijd: Maar dan zeg je: zo, dat
280
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 15 – 1 februari 1955

hebben,wij gehad. Dat licht kan nu verdwijnen. Maar dat licht verdwijnt in het duister. In ons
eigen wezen. Het trekt zich in ons terug. Dan zien wij in de plaats van dat licht, ons eigen
wezen helemaal lichten. Net barnsteen, waar een lichtje achter zit. Wanneer je dat hebt
gehad, zijn we moe. Houd daar rekening mee. Dan zeggen wij: zo, nu een half uurtje liggen;
dan ga je rustig een dutje doen. Wanneer je dan wakker wordt, ben je fris. Helemaal opgefrist
in je hele wezen. Je bent een hele hoop onaangename gedachten en neigingen voor een tijdje
kwijt geraakt. Je hebt meer veerkracht. Maar aan de andere kant, zou je die rust niet nemen,
weet dan, dat je dagen lang slap blijft. Want je hebt die krachten nu wel aan het werk gezet in
je leven, maar je moet ze ook de gelegenheid geven tot je terug te keren. Want wat je daar
stoffelijk hebt gepraktiseerd in je contemplatie, dat heeft werkelijk plaats gevonden. Nu moet
dat lichtende peer één worden met je lichaam, met je geest. Op deze manier kun je die
geestelijke hygiëne toe passen. Begin je er mee, doe het dan geregeld. B.v. elke 28e dag. Dan
heb je een hele mooie cyclus. Doe je het elke twee weken, dan kun je daarmee wel je eigen
vitaliteitscyclus een beetje wijzigen, maar aan de andere kant sta je voor het bezwaar, dat het
de ene keer heel gemakkelijk, de volgende keer haast niet gaat. En wil je zeggen: het is me te
veel, ik kan het niet aan, neem dan, als je eventjes kunt, een langere cyclus. Vanaf de eerste
dag, die je zou kiezen, dat je toch al tamelijk prettig voelt, dat je zegt: ik voel mij wel fris,
waant je achtenveertig, nee, wat zeg ik, zesenvijftig dagen zelfs. Achtenveertig kan ook, maar
dat is een andere cyclus. Zesenvijftig dagen, ofwel ook een veelvoud van achtentwintig. Dus
dergelijke contemplaties moet je binden aan de maancyclus. Dan nog een raad. Als het even
kan, kies daarvoor de periode van opkomende maan. Maar nooit volle maan en nooit
afnemende maan. Nieuwe maan mag ook. Dat staat i. v. m. je eigen reacties op de maan. De
maanfase en het licht van de maan hebben heus ook invloed op de mens. Bij wassende en
volle maan heb je de mogelijkheid, dat die krachten in je ontwikkelen. Maar doe je het bij volle
maan of bijna volle maan, dan zijn die invloeden zo sterk, dat je jezelf zou kunnen verliezen in
die contemplatie. Dus neem de maan,die pas in opkomst is, dan heb je de gunstigste
voorwaarden.
Kies dan verder een dag in die periode van ongeveer een week, dat je een goedhumeur hebt
en tel vanaf deze dag dan een vaste periode verder. Ik zou zeggen, dat dat nu wel opgelost is,
hé? Nu, was er aan mij nog wat te vragen?
Als U het over de geest hebt, bedoelt U dan…. .
Als ik zeg, geest, dan bedoel ik daarmee het bewustzijn der ziel. Een fijn stoffelijke kracht, niet
onverbrekelijk met het lichaam verbonden, waarin een groot deel van het bewustzijn van de
mens wordt overgebracht. En wel sterker naarmate de mens met zijn handelingen en daden
meer emotioneel gebonden was. Is dat duidelijk genoeg? Wij hebben het er al eens meer over
gehad. Anders zoek je het maar eens na in de oude verslagen. Dan ga ik nu een derde
spreker, wat zelden gebeurt, ja, ik geloof, het is de eerste keer in deze kring, aan het woord
laten, die waarschijnlijk ook nog wel eens wat meer terug zal komen. Hij neemt dan mijn taak
over om bijzondere onderwerpen te behandelen.
Mag ik nog even vragen? Dat licht, die uitstraling uit het voorhoofd en de borst, bedoelt U
daar ectoplasma mee?
Nee, dat is geen ectoplasma. Ectoplasma is de uiting van betrekkelijk laagstaande waarden in
de mens. Wanneer ik zeg: licht, bedoel ik hiermee een stralende kracht, die men aan de
kosmos onttrekt. Dat treedt dan gebundeld uit de mens en meestal via die chakra's, die
ontwaakt zijn. .
Mag ik nog een vraag doen? U bent er bij geweest bij onze behandelingsmethode. Is de
methode, die wij nu toegepast hebben, beter?
Ja, ik zou zeggen, zij brengt zekere resultaten. Maar is de mogelijkheid van terugslag bij dit
geval niet erg groot?
Je voorstellingen, zoals ik die maakte met de wens, om die over te brengen op die patiënte
en wel op ietwat andere wijze. Nu wilde ik vragen, is dat beter in het geval met. . . . .
Dat in ieder geval. Maar het is zeer sterk ervan afhankelijk, in hoeverre Uw denkbeelden
inderdaad volledig over kunt brengen. Dit zon der dat een binding ontstaat, die, laten wij
zeggen, nieuwe conflicten zou kunnen scheppen, in het verdere verloop van de behandeling.

281
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 15 – 1 februari 1955

Daar zit de moeilijkheid. (Ja). En dus: de behandeling op zich zelf lijkt mij niet zo dwaas. Maar
ik zou proberen, om, ondanks alles, dat erge houvast, waarnaar gezocht wordt, toch een klein
beetje anders te gaan richten. Dat kan. Is dat duidelijk genoeg? (Ja, ja ja). Dan ga ik nu toch
werkelijk het woord overgeven aan, stel je voor, nummer drie op deze avond. De volgende
keer, nu, dan heb ik wat meer te vertellen. -0-0-0-0-0
Goeden avond, vrienden,
Ik zou met U deze avond willen spreken over vergelijking van verschillende krachten, die
voorkomen o. a. in Uw eigen wereld en in andere werelden. Dit i. v. m. de lezing van deze
avond over het gebruik van het licht. Wanneer wij rekening houden met de uitstraling, die
bepaalde planten hebben, dan, ofschoon misschien de wetenschap dit als bijgeloof voelt, kan
de uitstraling van deze planten een zeer grote invloed hebben op de omgeving en de persoon,
die in hun nabijheid is. Er zijn bepaalde gevallen van overspanning, van zich niet aanpassen
aan de omgeving, die b.v. tot rust kunnen worden gebracht door de persoon in kwestie een
tijd te midden van loofbomen te laten. Hier wordt een wisselwerking van geestelijke waarden
tot stand gebracht. De boom heeft een eigen, beperkt levensbesef en straalt dit uit onder het
geheel van zijn bladerdak. De boom, in lente, of zomer, vol in blad is tevreden met zijn
bestaan en zal deze vrede met een plaats en een leven met weinig gebeuren op de persoon,
die daaronder langer vertoeft over kunnen dragen. De zeer eenvoudige gedachte, of beter
gezegd, levenssfeer, van een kleine plant kan vaak reeds meer dan voldoende een uitwerking
hebben op alle hoger leven. Hetzelfde is, wanneer wij met huisdieren te werk gaan. De wijze,
waarop een hond zich gedraagt ten opzichte van een mens, kan vaak een middel zijn om een
mens te brengen tot een betere aanpassing aan zijn medemensen. Van een kat kan ik dat niet
zeggen. Wanneer wij verder nemen de duif, waarvan men zegt, dat zij geluk brengt, dan
kunnen wij ook weer zeggen, dat zij in haar eigenaardig leven een grote invloed kan hebben
op de geestesgesteldheid van degenen, die rond haar zijn. De meest simpele en de meest
complexe gedachten worden uitgedrukt door de eenvoudige levensvormen rond ons. Zij
kunnen sterk bevorderend zijn voor de stemming en de bewustzijnstoestand, waarin wij zelf
verkeren. Heb ik U dit duidelijk kunnen maken? Wij hebben nu zoeven kunnen horen over het
licht, en onze waarde Broeder Abraham heeft daarover reeds het één en ander aan U
meegedeeld. Het licht op zichzelf komt ook bij ons voor en wanneer wij de zon zien, dan is het
opvallend, dat, wanneer de zon sterk is, de mens zich gaarne terug trekt in de schaduw.
Wanneer echter de zo zwak is, hij de volheid van haar stralen zal zoeken. Hieruit blijkt wel, dat
een bepaalde sterkte van zonnestraling voor de mens het meest gewenst is; dat zij een grote
invloed op zijn leven heeft en dat de intensiteit van het licht van zeer groot belang is. Ik hoop
zo dadelijk U iets te vertellen over de zonnetempels en wat daar gebeurt en gebeurde i. v. m.
dit licht. klaar ik moet U toch nog eerst wel deze gedachte duidelijke: wanneer de mens dus
een licht heeft, een lichtsterkte en een warmte, een begeleidingsverschijnsel van het licht, die
precies aangepast zijn aan zijn behoeften, dan zal die mens zich gelukkig, vreugdig en vaak op
dat moment niet geheel daadkrachtig gevoelen. Hij is weliswaar opgewekt, hij is tevreden,
maar hij heeft de neiging om het leven een ogenblik lange zich heen te laten gaan. Hieruit
mag U rustig concluderen, dat, wanneer de mens de juiste lichtsterkte vindt, ook in het
stoffelijke, hierbij andere factoren van zijn bestaan aan het werk gaan. Ook zijn lichaam
ondergaat enkele veranderingen. Begrijpelijk is, dat, wanneer wij geestelijk m t het licht
verken, en wij willen dit niet alleen als wapen gebruiken, Wij zeer zeker die lichtsterkte
moeten zoeken, die voor ons nog verdraagbaar is. Een te sterk en te ver doordringen in het
licht zal voor ons een zeer grote uitputting en een zeer grote kwelling kunnen betekenen. Wij
moeten een licht zoeken, dat wij nog net kunnen verdragen. Wij mogen niet verblind worden
door het licht, waarin wij mediterend schouwen. Wij mogen alleen maar, en dat is zeer
belangrijk, trachten om dit grote licht zo fel. te maken, dat wij het nog net kunnen verdragen.
Dit brengt dus met zich mee, dat wij dus door gewenning steeds verder zullen kunnen
doordringen in het licht en meer van het licht leren verdragen. Wanneer wij echter een fel en
verblindend licht tegenover anderen als wapen gaan gebruiken, laten wij ons dan ook voor
alles goed voorstellen, wat wij doen. Wij nemen lichtende kracht uit het geheel van de sfeer
tot ons. Een mens, die zich verdedigt met deze lichtende kracht kan haar reeds vaak vinden in
het z. g. bovenbewustzijn. Dat, waarbij alle bewustzijnsvormen van de mens plus zijn
krachten. Wanneer deze kracht aangepast is aan Uw wezen en ook de intensiteit ervan
282
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 15 – 1 februari 1955

aangepast is aan Uw wezen, zult U zonder enige schade, als het nodig is, uren lang kunnen, U
op deze wijze kunnen verdedigen en ieder, die geestelijk zwakker is dan U, kunnen verdrijven,
wanneer hij niet in overeenstemming is met de uitgezonden straal. Ook dit zal u ongetwijfeld
zeer duidelijk zijn. Nu komt het derde punt. Daarna gaan wij over tot de meer interessante
dingen, die ik vandaag mag mededelen. Hoe hoger U grijpt voor Uw lichtende kracht, hoe
groter Uw eigen reinheid moet zijn om deze kracht te kunnen verduren en te verdragen, want
al wat gezond, zuiver en schoon is, wordt door het licht niet aangetast, waar dit uiting is van
een perfecte en kosmische harmonie. Maar elke niet harmonische invloed in Uw wezen wordt
vervormd door dit licht, dat gij als wapen tegen anderen gebruikt. U zult begrijpen, dat,
wanneer men niet voorzichtig is hiermede en te hoog grijpt bij zijn eerste pogingen tot
verdeling, men zich zelve evenzeer zou kunnen kwetsen als de tegenstander. Wanneer men
een kris bij het lemmer vat en toeslaat, verwondt men de tegenstander en zich zelve
gelijktijdig. Is ook dit duidelijk? Nu zijn er vele oude zonneculten geweest. Wij kennen ze o. a
bij de zon en vuuraanbidding van de Meden en Perzen. Wij kennen het in gewijzigde vorm in
Ierland en bij verschillende van de oude Noordelijke volkeren. Wij zien het in Egypte, in Afrika
en Amerika. In al deze landen heeft de rite één bepaald iets gemeen, n. l. het erkennen van de
zon, als gelijktijdig dood en levenbrengende kracht. Dit kwam ritueel buitengewoon sterk tot
uiting in sommige tempels, die in Yucatan werden gebouwd. Zij zijn wel zeer belangrijk. En
hieruit zal ik trachten U te illustreren, wat ik hier naar voren heb gebracht, gelijktijdig daarbij
bemerkingen en opmerkingen makend, die dit alles zullen verenigen met de menselijke
psyche, met Uw eigen wezen. De tempel, die wordt gebouwd voor de zon, is een tempel, die
pyramideachtig toeloopt met een platform boven op de tempel zelve du, deze pyramide kent
verschillende kamers. Zij kent over het algemeen twee tot drie omlopen. Bij één van de
grootste tempels vinden wij zelfs vier omlopen. Elk dier omlopen staat in verbinding met een
aantal kamers. De laagste kamers zijn over het algemeen gereserveerd voor zuiver stoffelijke
functies. Hier wordt schoonmaak- en offergerei bewaard, dat niet tot het heiligdom zelf
behoort. Dan vinden wij een omgang daarboven, over het algemeen werkplaatsen. Hier
worden tropheën bereid, hier worden vanen gemaakt, maskers geschilderd enz. De omgang
daarboven is, behalve bij die ene tempel, die ik noemde, over het algemeen een zeer
eigenaardige. Zij bevat een groot vertrek en hierin wordt een groot deel van de heilige goede
en bewaard, zoverre zij boven niet voor de eredienst noodzakelijk zijn. Daarnaast echter
vinden wij enkele vertrekken, waarin de priesters samen komen en na onderling overleg de
stem der Goden weten te duiden. Dit gebeurt dan later openbaar boven de tempel. Maar in
deze kamers wordt eerst besloten, wat men voor voortekenen lezen zal. Wat dat betreft doen
zij denken aan de moderne ministers, wanneer zij moeten gaan spreken over Nieuw Guinea.
Daar wordt ook binnenskamers besloten, wat men uit de tekenen der buitenlandse politiek zo
dadelijk zal gaan verklaren. Latere verschijnselen dor politiek maken dan weinig uit ten
opzichte van het besluit, dat reeds genomen werd. Nu gaan wij dat eerst even overbrengen op
de mens, dan komen wij dadelijk op de ritus zelve. De mens bestaat in de eerste plaats uit een
lichaam. In dit lichaam zijn een aantal voor het leven nodige deeltjes ondergebracht. Zij
functioneren zintuigelijk en automatisch. Zij staan niet in onmiddellijke verbinding met het
wezen van de mens als zodanig. Zij zijn slechts deel van zijn lichamelijke uiting en het behoud
van zijn lichaam. Ik denk hier b.v. aan de functie van de spieren, de organen als lever, nieren,
milt enz. , die dus mee werken om het lichaam in stand te houden. Hier is natuurlijk reeds iets
van het vormen, en Goddelijk bewustzijn aanwezig. Het leven zelf moet gedragen worden door
een vormende kracht, die wij weer vinden in de genen. De genen kunnen wij noemen de
werktuigen van de tempel, die de mens is. Zij maken alles klaar en houden alles in stand.
Daarboven vinden wij echter de afdeling, waar wat wordt vervaardigd. Wanneer wij dit nu eens
vergelijken met de verschillende afscheidende klieren als alvleesklier, bijnier, hypofyse en wat
hebben wij verder nog. Zij vormen al de omstandigheden in het lichaam. Zij maken a.h.w. de
banieren, die zo dadelijk naar buiten zullen komen in de tempel zelf. Daarboven is wederom
een omloop. Hier vinden wij een groot deel van het onbewust denken. In het onbewust denken
wordt n. l. al datgene bewaard, wat zo dadelijk tot uiting kan worden gebracht en heeft een
voortdurende invloed op al datgene, wat daarboven in de tempel, de red tot uiting komt.
Gelijktijdig vinden wij daarbij het eigenaardige der intuïtie, waar de mens vaak zijn besluiten
noemt, die hij later redelijk met redenen omkleedt. Boven dit alles staat de tempel. Nu
stonden op de moesten van deze zonne-pyramiden in het begin twee altaren. Later worden het
283
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 15 – 1 februari 1955

twee kleine tempeltjes, waarin bloedige offers werden gebracht. Maar dit is eerst na de
Azteekse, beschaving gekomen. De Tolteekse beschaving kende die niet. Hier werden o. a. ,
bij deze altaren dus van de eerste vorm, voortdurend overwogen, wat men het volk
verkondigde. Wanneer de tokali dan ook met der daad gebruikt werd, hiermede word het volk
opgeroepen, dan verkondigde men van boven af, ook al werd dat niet verstaan, aan de
menigte, wat er besloten was. Bij de mens kunnen wij het altaar aan de ene kant noemen de
hersenen. De hersenen nemen de besluiten en verkondigen aan het volk, de levende delen van
het lichaam, wat er gaat gebeuren. Zij nemen de besluiten en verwerken, wat het volk aan
hen heeft meegedeeld; zij offeren de offergaven, die het volk heeft gebracht.
Daarnaast echter staat een tweede altaar. Het eerste altaar, gewijd aan stoffelijke belangen
werd niet zo heilig gehouden als het tweede. Het tweede altaar was zo gericht, dat, wanneer
de zon opging, de eerste stralen daarvan onmiddellijk vielen op dit altaar. Er stonden tekens
op in meerdere kleuren. De zon komt rood op. Wanneer zij opkwam, schreef zij daarop het
teken, dat stond voor mens. Rees de zon echter hoger, dan kwam een gouden kleur daarvoor
in de plaats. Die kwam sterker op de voorgrond. Het rood verbleekte wat en wij zagen een
lichtende gouden vorm, die de mens overhuifde. Hiermede wilde men aangeven, dat de mens
in zich de Godheid draagt, terwijl de Godheid, wanneer het licht vol in hem werkzaam is, hem
kan overheersen en maken tot we er dan bij bij het opkomen der zon leek. Kwam men echter
tegen de avond of in de nacht, dan leek deze steen ledig. Plan kon daarop dan niets zien.
Meestal waren die tekens gemaakt in een inleg werk.
Buitengewoon fraai. Nu moet U goed begrijpen, wat er bij dat tweede altaar, waarover ik het
nu heb, gebeurde. Wanneer de zon opkwam, stonden, daar een paar priesters. Zij brachten de
zon als offer, dauw. Dus bedauwde bloesem en daarnaast een vrucht. Vaak was dat een soort
maiskolf. In enkele gevallen ook een voorganger van de tomaat, die U nu kent. Een zeer mooie
tomaat ook. Wanneer dit offer was gebracht, dan hurkten deze priesters neer en zeiden
ongeveer het volgende: "De mens kan schouwen in do opgaande zon en in haar zien de groot-
heid van al het zijnde. Zij onthult aan ons de wereld. Zij geeft haar kleur aan al wat bestaat.
Maar bloedrood is haar glans. En de glans van haar bloed geeft aan de strijd, die heerst onder
de volkeren. Wanneer deze zon echter haar licht tot goud doet worden, zullen wij bevrijd zijn".
Dit is de offerhymne, of eerste hymne. Wanneer de zon verder rijst, komt men met gaven van
reukwerken. Het is ook weer aardig: in het begin brengen zij als gave een restant van de
nacht, de dauw en daarnaast de vrucht, het voedsel van de mens. Een stoffelijk offer. Het
reukoffer vond over het algemeen plaats, wanneer de zon ongeveer op haar hoogste punt
stond. Daarbij zongen zij dan het volgende: "Niet kunnen wij schouwen in de geweldige macht
van de gouden God, maar Hij zendt ons Zijn schaduwen en tekenen. Wanneer de schaduw
verdwijnt en de zon boven ons staat, zien wij de werkelijkheid getekend, 0 God van Licht".
Daarna word dan een reukoffer gebracht; er werden een aantal buigingen gemaakt. Dan stond
één van de priesters, de offerende priester van die dag, op en wierp nog enkele handen met
aromatische bladeren op het koolbekken, dat dan op het altaar stond. Hij riep daarbij uit.
"Zoals* deze geur tot U trekt, trekken onze gedachten tot u 0 gouden God". Dan antwoordden
de anderen: "En wij vluchten in w glans en wezen". Wanneer er nu vijanden waren, wat niet
altijd het geval was, maar toch wel heel veel in die rijken, waren dat vooral de wilde stammen,
die later onderdanen zijn geworden. Zij waren ook voor een groot deel schuld aan de
ondergang van de laatste Azteken. In zo'n geval voegde men hier nog het volgende aan toe:
"Zon, behoedt Uwe stralen en geef vruchtbaarheid aan onze velden. Maar maak hen tot een
vlammend zwaard en versla de vijand, die ons bedreigt". Wanneer men dat gedaan had, werd
het reukaltaar weg genomen. Dat was meestal uit lapis lazuli en goud gemaakte drievoet, met
een bekken daar in. Dat bekken was vaak gevuld met een soort brons. Het verdroeg geen zeer
hoge temperaturen en smolt dan ook vaak. In het bekken gloeide houtskool. Men kon dit dus
opnemen en wegzetten. Dan nam men een uit obsidiaan geslepen spiegel. Daar word dan
dezen in opgevangen. Op het altaar wierp men wat gedroogde bladeren. Wanneer do zon dan
zo weerkaatst kon worden, dat zij het op de aan de stofzijde van het altaar gelegen reukoffer
in brand stak, zei men. "Ziet de God trekt voort ons ten strijde. Hij zal ons verdedigen".
Wanneer dat dan verder ging, want die invalshoek was niet altijd gelijk te regelen Bij een
zekere stand van de zon kwam het ook voor, dat vruchten, die op het andere altaar lagen,
werden geschroeid. Dan zei men: "De God is tegen ons en slaat ons met zijn licht". Deze
284
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 15 – 1 februari 1955

ouden hadden dus een zeer aardige voorstelling van de eigenschappen van het licht. Het
geestelijk licht wel te verstaan, dat wordt gesymboliseerd door de zon. Wanneer het geestelijk
licht op stoffelijke waarden wordt gericht, betekent dit een verarming van de stoffelijke wereld.
Wanneer wij onze gedachten te veel op het materiele richten, vernietigen wij onze eigen
geestelijke vrijheid. Daarmede graven wij ons zelve een graf en een ondergang. Ongeveer om
vier uur word er weer op de tokali geslagen, een soort grote trom. Dan spraken zij van boven
af een soort zegenspreuk over de landen. Die spreuk varieerde nogal eens, omdat hierin de
vorst werd herdacht en ook velen der edele geslachten. Hierbij waren over het algemeen ook
de hovelingen tegenwoordig. Wanneer die zegenspreuk aan het altaar van de zon was
gesproken, dan bracht men op het altaar van de wereld een groot offer. Hier waren ook vaak
goud en edelstenen bij. Het moest bestaan uit vruchten der aarde en voorwerpen aan de aarde
ontworteld. Die laatsten waren meestal nogal kostbaar. Daarnaast had men de gewoonte om
vulkanisch gesteente, op één of andere wijze grof gebroken, in sommige gevallen ook
bergkristallen, ook grof gebroken, op dit altaar der aarde te leggen. Hoe meer dat glansde,
hoe mooier het was, want de incantatie luidde dan; "Ziet 0 Zon, hou Uw licht weerkaatst in de
stof". In ons offer stond er eigenlijk. Daarna las de priester de wil van de God der zon. Hij
verklaarde dit vaak door het werpen van een soort dobbelstenen. In latere tijden ook door het
brengen van een offer, waarbij uit ingewanden en vooral ook de lever werd voorzien, wat er
dan verder ging gebeuren. Gelijk werd hiervan gebruik gemaakt om de regels van de vorst
mede aan het volk te verkondigen. Wanneer de zon de horizon raakte, begon een zeer korte
dienst. Die moest afgelopen zijn op het moment, dat de zon geheel onder de einder verdwijnt
en alleen nog iets van haar licht te zien is, maar de schijf zelf niet meer. Er werd dan een soort
lied gezonden. Er was zelfs een soort muziek bij. Het werd over het algemeen gezonden door
enkele vrouwen, die speciaal ook priesterlijk gewijd waren met de nog niet voorgewijde
priesters. Hierbij celebreerde dan ook weer een hoge-priester, die de volle wijding en
waardigheid had. De vrouwen zingen dan: "Gij gaat van ons, grote machtige God. Maar ziet,
de vruchtbaarheid der aarde ligt al wachtend open. Wanneer gij U terug trekt, vergeet Uw
kinderen niet en laat ook deze nacht vruchten dragen". Daarop antwoordden de mannen; Uw
licht neemt gij van ons. Maar onze ogen kunnen zijn in het duister. Want Uw kracht heeft deze
vermogens in ons gewekt". Het is niet helemaal juist. deze vertaling, maar het is zeer moeilijk
om het goed te doen. "Wij zullen in deze nacht, 0 zon, wat gij ons geleerd hebt niet vergeten.
De vormen, die Uw licht heeft laten zien, staan gegrift in ons weten. Wanneer gij morgen
terugkeert, zult gij zien, dat wij het werk, dat gij ons hebt geleerd, hebben voortgezet". Dan
komt de hoge-priester er tussen met. . . . 0 ja, het was zeer belangrijk, dat hij dit zei voor de
zon de helft bereikt had, want anders kon men de plechtigheid niet afmaken en dit was een
zeer ongunstig teken. Hij begon te spreken in een soort zing-zang en declameerde dan:
"Lichtende God, gij trekt Uw licht weg van deze aarde. Zoals wij dit zien. Maar wij weten, dat
Uw licht voort straalt en ons wezen. Het licht in ons, 0 zon, maakt sterk en machtig. Vergroot
onze weerstand tegen de vijand. Maak vruchtbaar onze landen, maak vruchtbaar ons volk". Dit
is zeer vrij vertaald om begrijpelijke redenen. Daarna spreekt hij dan over het offer en het
altaar; zegenend. Wanneer gij U ook onttrekt aan ons, 0 licht, wij weten, dat gij terug zult
keren. En keert gij terug, gij zult ons vindon aan het altaar, klaar om de eerste straal licht te
begroeten met jubelend gezang". Dan volgt hierop weer een wisselzang door de anderen.
Hierin is een wijziging mogelijk. Dat konden zij dan zo nodig, bekorten. Oorspronkelijk was dat
niet toe gestaan. Men kwam hiertoe, toen er wat te veel slechten omen kwamen als een
priester wat te lang van stof was geweest. Ongeveer zongen zij het volgende. 'Tot licht leeft in
onze ogen, het licht leeft in onze harten; het licht is ons wapen, het licht is onze
vruchtbaarheid. Waar het licht gaat, zullen wij zijn; Waar het licht niet dooft, zullen wij leven.
Waar wij ook zijn en hoe wij ook bestaan, wij keren terug. In welke richting de zon ook
opkomt, wij leven, omdat de zon ons beschijnt". Daar word dan aan vast geknoopt een epiloo,
wanneer het laatste licht van de zon zichtbaar was. Men maakte dan ook allerlei rituele
gebaren daarbij. Eerst word er een ponjaard op het altaar gelegd. Meestal gemaakt van een
scherp geslopen steen met een gouden heft. Bij het neerleggen werd dan de punt gericht naar
de ondergaande zon. Daarbij sprak de priester; "Hier ligt het wapen der aarde. 'Wie het licht
uit het hart laat gaan, doet beter zich te offeren op het altaar der zon voor het laatste licht is
gegaan. Maar wie het licht mist der zon, voor die blijft alleen nog het vuur dor verschrikking in
285
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 15 – 1 februari 1955

de kratermeren". Daarmee was de zaak dan ongeveer afgelopen. Ik heb dit heel kort gedaan.
Ik wil U niet te lang bezig houden. Wij moeten dit alles dan als volgt zien in de mens; de mens
offert met zijn rede, met zijn verstand, aan wat wij zouden kunnen noemen de God der Aarde.
Voor de God der Aarde is het belangrijk, dat de vormen worden gekend. Het kennen der
vormen is één van de grote waarden van ons bestaan. Maar aan de andere kant moeten wij de
lichtende kracht ook ondergaan. ". Of wij nu dit geloof noemen, of het een andere naam
geven, wij moeten een besef hebben van waarden, die buiten het aardse bestaan. Waarden,
die ons een zekerheid geven van een voortzetting van ons zijn. Waarden, die het voor ons
mogelijk maken het gehele bestaan te bezien, als een continuïteit. Een voortdurende
voortzetting, die niet met ons wezen, zeker niet met ons stoffelijk wezen, ten gronde kan
gaan. Hebben wij deze twee factoren in ons, dan hebben wij de twee altaren, waarop wij
offeren. Nu waren die ouden zeer verstandig; zij offerden op het altaar der stof bij het
opkomen der zon. Zo moet de mens zijn in het leven; je begint te offeren aan de materie. Het
materiele denken mag in de eerste twintig á dertig jaar van het menselijk leven rustig
overheersen. Hier is inderdaad de noodzaak om eerst te denken aan het leven en bestaan.
Komt de middag van het leven, dan - moet men volledig gevangen zijn in de lichtende
krachten van het zijn. Wanneer ons dan het geestelijk licht iets betekent, zullen wij begrijpen,
dat wij ons van het materiele wat meer af moeten wenden. Wij moeten niet in de zon
schouwen, want dat kunnen wij toch niet; maar wij moeten erkennen, dat de zon er si. Wij
moeten echter trachten in haar licht de dingen zo te zien, dat de schaduwen van vooroordeel
wegvallen. Wanneer dit gebeurd is, kunnen wij verder gaan en wat ouder geworden ook onze
meningen uitspreken. De ouderdom is niet altijd wijs. Maar de mens, die nog niet geleed hoeft,
eerst het materiele en daarna het geestelijke streven heeft gekend, is niet in staat om iets
juist uit te spreken. Dan ook hier de voorlezing van de verklaringen van de vorst. Wij kunnen
dit vertalen met de behoeften van het lichaam en de maatschappij, die men achterstelt bij de
behoeften van het geestelijk bestaan, maar beiden gelijktijdig en gelijkwaardig, alleen door
volgorde onderscheiden verkondigd. Dan krijgen wij inderdaad de mogelijkheid om bij het weg
gaan der zon te begrijpen, dat het scheiden der zon het licht in ons laat. Want wat het levende
licht ons hoeft gegeven, kan, ook wanneer het ons verlaat, niet ten gronde gaan. In het
duister, dat ons dreigt, blijven alle dingen, die wij in het leven hebben geleerd, van kracht,
doordat wij ons de dat in het duister herinneren b.v. de plaats der dingen kunnen weten.
Omgezet in een eenvoudige raadgeving: wie jong is. of jonge mensen ziet, bedenke, dat wij in
de eerste plaats moeten leven in de materie. Voor hen is de stoffelijke wereld van groot
belang. Dit is het leven en het voortbestaan van de wereld. Worden zij rijper, laten zij dan
grijpen naar het licht, maar nog niet trachten tot in de bron daarvan te schouwen. Laat de
mens daarmee wachten tot de avond. Dan kan men schouwen in de zon en zingen het lied van
al, wat de zon geschonken heeft in het vertrouwen, dat zij terug zal komen. Heeft de mens dit
vertrouwen in zich, dan mogen wij aannemen, dat deze wens hierdoor een gelukkig en
harmonisch leven verder zal hebben, geen vrees zal hebben voor de dood en vrij zal zijn van
vele angsten, die vooral de rijpere mens in zijn leven belagen. Hierdoor zal men dan komen tot
een innerlijke vrede. Innerlijke vrede betekent het oplossen van de innerlijke spanningen in
Uw wezen en daardoor de mogelijkheid dus om harmonisch en gelukkig te bestaan. Ik heb dit
al langer gemaakt mijn bedoeling was. Een volgende maal mag ik misschien op het onderwerp
terug komen. Ik heb het alleen maar tot de beginfasen gered. Er is zoveel te vertellen, dat,
wanneer ik dit alles geijktijdig zou moeten vertellen, ik nog minstens een half uur var Uw tijd
moet vragen en dat is te veel. Mag ik dus niet voor lange tijd afscheid nemen, maar zeggen tot
de volgende keer?. Goeden avond.
0-0-0-0-0
Goeden avond, vrienden,
Wij hebben niet zo heel veel tijd als anders. Maar wij kunnen nog wel enkele van Uw
problemen en onderwerpen belichten.
Zoudt U een voorbeeld willen geven van associatief denken?
0,wel zeker. Samenspel van woord en beeld. Je ziet iemand een stommiteit uithalen en je
denkt: wat een ezel. U heeft altijd met hetzelfde meisje gedanst op een bepaald melodietje.
Zoiets, waar nu nog de jongelui over zeggen: dat is ons lied. Weet U wel? Die twee zien
286
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 15 – 1 februari 1955

veertig - vijftig jaar niets meer van elkaar. Dan horen zij dat liedje in een oude favorieten
potpourri. De man denkt onmiddellijk aan het meisje. Associatief denken. Voor je eigen
doeleinden kun je dit natuurlijk ook gebruiken. Een bekend voorbeeld hiervan geeft een leraar
soms op school: ezelbruggetjes. Dus je leert een bepaald ritme van woorden en daardoor kom
je op een formule, of de samenstellingen van een zin. Nu zit U, laten wij zeggen in de handel
en U heeft tegelijk tien nieuwe artikelen gekregen. Nu gaat U proberen die dingen te
associëren met dingen, die U goed kent en voortdurend in de buurt heeft. Of laten wij zeggen;
er is een meneer Jansen onder Uw klanten. Maar een bijzondere Jansen. Een Jansen met twee
S-sen. Die heeft een vrouw, waar U niet erg op gesteld bent. Denk dan; wat een slang van een
vrouw. Dan heeft U een associatie, waardoor U die naam nooit neer verkeerd schrijft: Slang =
tweede, S in Janssen. Dit zijn dan een paar heel eenvoudige voorbeeldjes van associatief den-
ken. U kunt dit natuurlijk veel verder doorvoeren. U kunt b.v. een bepaalde prelude van Bach
op de grammofoon zetten en daarbij een bepaald boek gaan lozen. Een bepaald hoofdstuk vol
met moeilijke begrippen, waar je eigenlijk niet zo goed uit komt. Dat herhaal je nog eens een
paar keren. Op het laatst is het dan voldoende, dat je die plaat op zet, dan heb je het
hoofdstuk zelf er bij. Wanneer het dus belangrijk is, kun je op die manier een heel hoofdstuk
onthouden, terwijl je anders alleen maar met veel moeite een paar punten er uit zou kunnen
onthouden. Nu kunt U nog verder gaan. U kunt een bepaalde zielstoestand hebben. Laat ons
zeggen, dat U op een ogenblik wilt gaan mediteren en daarvoor alle gedachten uit wilt
schakelen. Nu neemt U daarvoor een bepaald punt van beschouwing. Het is heus niet nodig,
dat je daar nu bepaald een melodie voor neemt. Neem b.v. een schilderij. Dat ga je zo zitten
observeren, dat je op de duur he1maa1 leeg wordt, je ziet alleen nog naar het schilderij. Op
de duur is het voldoende, dat je een plaatje ziet met de elfde voorstelling er op en die leegte
treedt automatisch in U op. Begrijpt U? U heeft een bepaalde toestand van kracht b.v. nodig. U
leert U zelve aan om die kracht op een bepaalde manier aan te vragen. Een soort ritueel a.h.w.
Op de duur gaat U de rite daarmee associëren en kunt U door alleen de handeling te
volbrengen en eventueel de woorden daarbij te spreken, de gewenste toestand van zelf
scheppen. Je kunt natuurlijk nog verder gaan, maar dan komen wij wel heel erg ver van huis.
Ik ga voor mij zelf een bepaald teken, een kruis b.v. , want dat kom je overal tegen tot zelfs in
haast elk raam zit een kruis, met een hoofdgedachte, die ik mij zelve voortdurend voor ogen
wil stellen, associëren. Ik ga elke keer naar een kruis kijken en dan zeg ik zelf dat begrip erbij.
Ik ga een verbinding zoeken met dat kruis. Desnoods ga ik het er bij schrijven of opschrijven
in kruisvorm. Begrijpt U? Ik doe dat zoveel mogelijk op een actieve manier. Er moet dus een
handeling van mij gekoppeld worden met een voorstelling. Dan zal ik elke keer, dat ik een
kruisvorm zie, die mij opvalt ook die zinspreuk in mijn gedachten hebben. Wanneer die
zinspreuk een verhogend karakter heeft, kan ik daarmee mijzelve dan verhogen, desnoods tot
in een andere sfeer. De spreuk in zich, wanneer die doorleefd en begrepen is, kan gelijk staan
aan een bepaalde geestesgesteldheid. Simpel hé? Enfin. Het zijn maar een paar voorbeelden.
Nu, zijn wij daarmee klaar? Wie volgt?
Mag ik eens vragen, wat is slaap?
Dat is gemakkelijk genoeg te definiëren. Slaap is het zich terug trekken van het bewustzijn in
zich zelve op zodanige wijze, dat men met een minimum van reactie op de buitenwereld in een
rusttoestand verkeert, die een ontspanning betekent. U Moet niet denken, dat dit gelijk staat
met een ontspanning van alle spieren. Dat is niet waar. Er zijn juist enkele factoren in de
slaaphouding, waardoor vaak enkele spieren juist in een gespannen toestand worden gebracht,
die noodzakelijk zijn voor de slaap zelf. In de slaaptoestand kan een verscherpt denken in
jezelf optreden. Dan krijgen wij een droomtoestand. Er kan optreden een schijnbare
droomloosheid, waarbij het voorstellingsvermogen zich scheidt van het lichaam, naar wel in de
nabijheid ervan blijf t. Het wezen stelt dus omtrent zich zelve vast: "Ik slaap", maar komt niet
verder. In een dergelijk geval hebben wij de droomloze slaap, waarbij de geest zweeft, zoals
de helderziende dat zal uitdrukken, boven het lichaam. En dan krijgen wij ten derde het geval,
waarbij de geest, dus een deel der waarnemingsvermogens van het totale wezen zover niet
stoffelijk, ver buiten het eigen wezen werkzaam kunnen zijn, waar kunnen nemen, terwijl het
lichaam zelf, wat dit betreft, in een verhoogde bewustzijnstoestand verkeert. Het verkeert
gelijktijdig in een verlaagde bewustzijnstoestand, zover het stoffelijke prikkels aangaat. Dat is

287
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 15 – 1 februari 1955

de: slaap. Hier nog meer over weten? Nu, dat schijnt ook al weer genoeg te zijn. Ik kom er
vlot af vandaag.
Nu wij het toch hebben over slaap en droom, wilde ik U het volgende vragen: de dromer,
beleeft die zijn droom conform aan wat er van de droom terug blijft in het dag-bewustzijn?
Of vertaalt het dag-bewustzijn de droom context in symbolen?
Ja, dan moeten wij hier oven in de eerste plaats een scherp onderscheid maken. Wij kennen
de preoccupatie met bepaalde onderwerpen, die kort voor liet slapen gaan deze in de droom
tot uiting doen komen. Deze komen inderdaad terug. Alleen krijgen wij vaak een vast knopen
daaraan van fantasiebeelden. Dus er wordt a.h.w. een wereldje omheen geplaatst, om het
onderwerp zelve. Verder valt op, dat de droom over het algemeen begint met de
eindconclusie. Vandaar verder gaat naar een beging zodat het begin van de droom gelijk valt
niet het ogenblik van ontwaken. Daarnaast echter hebben wij de probleemdroom. Deze droom
staat dus niet in verband met een preoccupatie, maar voortkomt uit een strijdigheid, of een
moeilijkheid in het wezen zelve, (Conflict?). Ja, een conflict. Inderdaad, wanneer dit plaats
vindt, zien wij, dat de persoon zich hieromtrent veel meer kan realiseren, wanneer hij bevrijdt
is van de stoffelijke prikkel, dan anders mogelijk is. Dit gaat zover, dat hij tot de kern van zijn
eigen problemen doordringt. Maar het is hem onmogelijk, dit uitgebreide droombeleven terug
te brengen tot de stofwereld op zo'n manier, dat het voor hem aanvaardbaar is. Dat is de
moeilijkheid. (Ja). Om deze aanvaardbaarheid te bereiken, zonder gelijktijdig de waarde van
het droombeleven te niet te doen, komt hij dan tot, - U heeft het gehad over associatiebeelden
-, een assosiatie-beeld, dat symbool wordt voor het leven zelf. Maar gelijktijdig een verhulling
betekent van de betekenissen in de droom, die de persoon zelve niet wenst te erkennen. Wij
zien dat b.v. bij sexe-symbolen vaak heel scherp naar voren komen, waarbij de sexe in andere
voorwerpen gesymboliseerd wordt. Hierdoor wordt de droom dan wel aanvaardbaar, terwijl hij
het anders niet is. Dit zijn dan de dromen, die uit het conflict in de mens zelf voortkomen. Dan
hebben Wij nog een droomtoestand, waarbij het - ik zou willen zeggen - het onbewuste of
onderbewuste denken conclusies trekt uit het huidig gekende, omtrent toekomstige
ontwikkelingen. Hier krijgen wij een voorspellende droom, die niet gebaseerd is op een reële
toekomst, maar op een toekomstmogelijkheid, die over het algemeen niet al te ver weg ligt.
Wanneer een dergelijke toekomstdroom aangenaam is voor de persoon in kwestie, d.w.z.
overeenkomt met wat hij verlangt en verstandelijk denkt, zal hij hem zich over het algemeen
goed herinneren. Deze dromen herhalen zich vaak. Is het echter voor de persoon niet
aanvaardbaar, dan zien wij ook hier weer het symbool optreden. Het symbool is dus in het ene
geval het verhullen van een niet aanvaardbare conflictoplossing, in het andere geval een
verworpen van een toekomstverwachting, die al evenzeer vlucht in het symbool. Hierachter
ligt de mogelijkheid van reële toekomstdromen,bewustwording in tijd en ruimte, die ligt buiten
het zuiver stoffelijk vermogen, maar tot stoffelijke beelden en termen wordt terug gebracht.
Hier zien wij de derde mogelijkheid van de symbolisering. Wanneer iemand b.v. een
bewustwording in onze sfeer heeft gehad, dan kan het zijn, dat een groot deel van wat daar
beleefd word voor die persoon niet stoffelijk aanvaardbaar is. Onze wereld is zodanig
verschillend van zijn redelijk en stoffelijk bewustzijn, dat het ware beeld niet kan worden
geaccepteerd, of begrepen. Dan stellen zij zich b.v. een soort rosarium voor en noemen dat
zomerland. Het werkelijke zomerland ziet er heel anders uit; zij zijn er werkelijk geweest,
maar zij moesten een aanvaardbare voorstelling hebben. Voor die persoon is het toppunt van
geurigheid en vrolijkheid een rosarium vol van rozen, die geuren in de zon. Hij kent, dat met
van die rozenpoortjes over de paden, dus. . . . . . etc. (Een vertaling). Ja, de begrippen worden
vertaald. Die vertaling zien wij dus praktisch in iedere droom optreden. Er zijn enkele mensen,
die zover komen, dat zij een reëel bewustzijn hebben over andere sferen. Die komen over het
algemeen tot een vertaling in woorden, waarbij zij niet de waarden van hun droom kunnen
uitdrukken, maar ze wel in zich zelf zuiver realiseren. Droomwereld en werkelijkheidswereld
verschillen zoveel in hun context, dat het zeer moeilijk is om in woorden precies uit te
drukken, wat je in de droom precies meemaakt. Daar komen intensiteiten in voor, die niet
realiseerbaar zijn op stoffelijke wijze. Er zijn omzettingen, die, je niet kunt uitdrukken.
Hetzelfde kunt U overigens zien in sommige angstdromen, de z. g. nachtmerries. Deze zijn
vaak symbolisch en bergen intensiteiten in zich, die niet uit te drukken zijn. Dan zegt de
persoon in kwestie. "Ja, ik had die deurknop in mijn hand en ik was bang en ik wou maar, ik

288
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 15 – 1 februari 1955

kon niet,. Maar hij of zij kan niet vertellen, waarom of hoe. Dit werd in de droom zelf wel
geweten. Maar het was een zo onstoffelijke dreiging, dat er geen beeld voor te vinden was. Er
was iets achter mij en ik wist niet wat.
U zei daarnet iets, dat mij frappeerde. N. l. dat je bij het ontwaken eigenlijk het begin van
de droom hebt. Dit gaat uiteindelijk gelijk worden aan feiten, die wij kennen in de analyse
en het leven van veertig dagen????, want U weet, dat, als wij hier gaan analyseren, krijgen
wij eerst de sexe-gevoelens naar voren toe. Wij komen van daar naar de hogere. En bij de
geleiding door het dodenrijk krijg je eerst het goede en dan krijg je de sexe achterop. Dus
daar krijg je ook die omkering. Nu wist ik niet, en daar ben ik U zeer dankbaar voor, dat
het in de droom, want dat is eigenlijk onvoorstelbaar om zo te zeggen, dat je ontwaakt bij
het begin. Een omdraaien der tijd eigenlijk?
Ja, een omdraaien in tijd, die voortkomt uit de totale verandering van waarden in het
droomleven. In het droomleven is het n. l. zo, dat de conclusie onmiddellijk bereikt wordt,
maar het wezen zelf om de conclusie te aanvaarden, een verklaring nodig heeft, van hetgeen
deze conclusie veroorzaakte. Het gaat dus zoeken naar de oorzaak. Vandaar dat de droom dus
altijd begint met zijn apotheose, zijn werkelijke betekenis, terwijl hetgeen, dat daar nog verder
achteraan komt een poging is van het eigen "ik" om de erkenning in deze droomwereld ook te
accepteren en te aanvaarden. Dan komen wij terug tot het begin. (Het terugdraaien van de
film). Ja.
Maar als je bewust leert dromen, dus de mensen, die zich er op toe leggen om te dromen,
die kunnen zichzelf helemaal leren kennen?
Dit is inderdaad volledig juist. Wij kunnen zelfs verder gaan en zeggen, dat iemand, die zijn
hele droomleven heeft leren beheersen op de duur ook niet komt tot deze "omgekeerde"
droom. Hier is een mogelijkheid geschapen voor de stof om het droombeeld onmiddellijk te
vertalen in voor de stof aanvaardbare termen. Zo iemand heeft b.v. het grote voordeel, dat bij
in zijn droomtoestand eigen ziektebeeld, of eigen fouten volledig analyseert etc. Nu moet U
eens zien, hoe aardig het verschil naar voren komt. In het ene geval hebben wij de droom, die
niet gewild is. Die komt tot stand en plaatst je voor een probleem. Nu moet je de aanloop
vinden op dat probleem te kunnen verwerken en accepteren. Maar in het tweede geval begin
ik met oen probleem en gebruik het droomleven ervoor om dit na te pluizen. Dan krijg ik pre-
cies het omgekeerde en ligt het hoogtepunt, aangenomen, dat ook dit een wekdroom is, kort
voor het ontwaken. Met het resultaat, dat de eerste persoon over het algemeen zijn droom
zeer vaag weet, wat betreft de afloop. Het begin weet hij over het algemeen beter dan het
einde. Bij de persoon die bewust droomt is dat anders: die kent de eindconclusie zeer goed.
Waar hij ook het begin kent, kan hij de tussenliggende trappen vaak afleiden. Maar als droom
herinnert hij zich de begin-fasen over het algemeen ook niet geheel zuiver. Deze laatste
persoon zal echter een duidelijker droombeeld hebben. Hij kan de droom gemakkelijker terug
vinden en in het waakbewustzijn realiseren, ofschoon ook dan de droom vaak zeer snel
vervliedt en je er rekening mee moet houden, dat, en ze werkelijk geheel zuiver vast te
leggen, wij ze onmiddellijk na het ontwaken dienen te noteren. Zelfs voor je iets anders gaat
doen, om zo weinig mogelijk prikkels van buiten in te doen werken, op hetgeen je aan
gedachten in je draagt. Dus dat was iets over do droom. Heb ik U wat uit de droom geholpen?
Kun je er iets aan doen om meer bewust te dromen?
Je kunt het althans proberen, ja. Kijkt U eens. De ervaringen en die bestaan waarschijnlijk niet
alleen in de geest, maar ook in de stof, leert ons dat de meeste mensen dromen over hetgene
waaraan zij dachten, kort voor het inslapen. Dat de laatste intense gedachten voor het
inslapen bepalend werken voor de dromen en zelfs vaak voor de ontwikkeling daarvan. Dat
houdt in, wanneer U bewust wilt gaan dromen door te denken aan een bepaald iets in de tijd
kort voor het inslapen, je met wat piekeren en fantaseren daarover zo langzaam weg laten
suffen, dan heel waarschijnlijk dat beeld in Uw dromen optreedt. Verder legt U dan in U zelf
vast. , en dan moet ik toch vooral onthouden, wat ik daarover droom. U legt een dwang tot
herinnering erbij. De eerste keer krijgt U hoogstens paar flarden. De volgende keren al wat
minder. Op de duur een volledig beeld van de droom. Heeft U het zover gekregen, dan kunt U
verder gaan met de droom binden aan bepaalde realiteiten. Dan kunt U b.v. zeggen. ik wil wel
eens in Indië gaan kijken, of Japan, China, Amerika. Wanneer U dan deze geheugen training

289
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 15 – 1 februari 1955

hebt voor de droom, dan zult U de beelden, die U daar op doet, in het begin kennen voor een
mengeling van fantasie en waarheid. Maar op de duur komt de waarheid meer en meer op de
voorgrond en bent U in staat buiten U zelf waar te nemen op elk punt, waarop U zich
concentreert. Dat is één van de meer bewuste droomvormen. Het is niet eens een uit treding,
maar bewust op het feit, dat U door Uw concentratie U afstemt op het gemeenschappelijk
bewustzijn van de wereld en in het bijzonder van deze plaats. U ziet a.h.w. mee door de ogen
van degenen, die die plaats werkelijk zien. U kunt hun gedachtenbeelden opvangen en daaruit
bouwt U zich de voorstelling van hetgeen U waarneemt. Van daaruit is het dan een kleine stap
om nog, verder te gaan en te komen tot uittreding enz. Maar bij een dergelijke ontwikkeling
brengt het toch weer gevaren met zich mee, omdat dan o. a. angsttoestanden op kunnen gaan
treden en andere onverwachte factoren als demonen, benauwdheden etc. Dus aanraden zou ik
deze weg zeker niet. Maar het kan wel.
Mag ik eens een domme vraag doen? Slaapt U ook?
Ja. (Dank U). Ik moest er even over nadenken, maar het is inderdaad waar. Want er zijn bij
ons ogenblikken, dat wij volledig van onze eigen sfeer zijn afgesloten en of in het "ik" besloten
denken, of wel tijdelijk verhoogd in bewustzijn in een andere sfeer vertoeven. Dat zijn dezelfde
verschijnselen als bij U in de slaaptoestand optreden, dus. . . . . . . . . . wij slapen. Eigenlijk
heb ik daar nooit zo over gedacht. U dwingt mij tot een realisatie over mijzelf. (je zou het
eigenlijk geen slaap willen noemen, maar toch is het zo). Slaap. Nu ja, kijk eens. De
menselijke slaap is een rusten in de eigen sfeer met de mogelijkheid tot bezigheden in het
"ik-', of buiten het "ik" op een andere plaats. Als dat slaap is, dan slapen wij. De waarden zelf
zijn natuurlijk wel anders, maar ja. . . . . . . . Ik vind het een verduveld aardig iets, dat U daar
op komt. Het is werkelijk leuk.
Wij hadden het zojuist over symboliek. Mag ik vragen, of het waar is dat aan elk mens een
symbool is gekoppeld, dat zijn geaardheid aangeeft en voor sommige van zijn
medemensen zichtbaar is?
In sommige gevallen zeer zeker. U moet het als volgt zien: de uitstraling of gedachtensfeer
van een bepaald persoon op aarde kan in overeenstemming zijn met de gedachtenuitstraling,
die een groot aantal personen in de sferen heeft. Die laatsten kiezen voor hun gedachten een
symbool, waardoor zij meteen kunnen zeggen: wij weten van wanten.
Een geestelijke vervanging voor de geheime greep van de vrijmetselaars of zoiets. Dat
symbool wordt over het algemeen in de geest zeer zuiver gekozen. Een veelzeggend iets, dat
onmiddellijk althans de kernwaarden aangeeft van zo'n gemeenschap. Elke persoon, wiens
leven en streven deze richting uitgaat, komt in contact met deze sfeer. Daardoor zal hij of zij
dan ook het symbool bij zich dragen. Begrepen? Dat is eigenlijk de hoofduitleg ervan. Wij
kunnen er natuurlijk nog verder over uit gaan wijden, want het is zeer goed mogelijk, dat de
geaardheid van een mens zo sterk uitgedrukt wordt in een bepaalde richting, dat ook zonder
verdere contacten een helderziende een symbool waarneemt. Maar dan komen wij weer op
een ander terrein, want dan is het een symbool van de persoonlijkheid, dat door de
helderziendheid wordt waargenomen. Bij een ongeveer gelijke ontwikkelingstoestand door
verschillende helderzienden g lijk zal worden gezien, maar niet onveranderlijk. In het andere
geval is het symbool wel onveranderlijk. Draagt niet ieder mens een teken? Dat is net zo'n
vraag, als met die slaap. Daar moet ik even over denken. Ik zou `neen" willen zeggen, want
een teken moet voor mij toch zijn een scherp onderscheidbaar symbool, dat definitief bepaalde
waarden aangeeft. Dat bestaat nu bij veel mensen niet. Bij veel mensen is de vorm vervaagd,
verneveld en is dus de uitdrukking, die je er in vindt, zoiets als wolkenkijkers. Wanneer je
kijkt, kun je er soms gezichten in zien of paarden, maar dat moet je zelf te veel aanvullen. Wel
geef ik toe, dat er aan de uitstraling van elke mens en elke geest een symbool te verbinden is.
Maar ik geloof niet, dat wij zover mogen gaan, dat wij zeggen, dat iedereen een teken draagt.
M. i. komt dat alleen daar naar voren, waar een scherp gevormde persoonlijkheid met een
scherp gericht streven aanwezig is. Voldoende? (Dank U). Geen vragen meer, vrienden? Dan
ga ik de laatste spreker aan het woord laten. We hebben zo'n lange eerste helft gehad, dat ik
er eigenlijk een beetje bekaaid afkom vandaag. Ik wens U allemaal een goeden avond, en ik
hoop, de volgende keer dan weer eens een beetje meer met U te kunnen babbelen.
0-0-0-0-0
290
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 15 – 1 februari 1955

Goeden avond, vrienden. Wij zullen besluiten met een kleine meditatie over een onderwerp
naar Uw eigen keuze.

DE HOOP
Wat is eigenlijk hoop? Een verwachting, die gelijk komt aan een half bewust weten. Soms is de
hoop ook een zelfbegoocheling, waarmee men tracht de werkelijkheid, maar al te goed
gerealiseerd, weg te drukken en weg te jagen uit het eigen leven. Men wil eenvoudig niet
accepteren, wat er is en men hoopt op wat anders. Maar men weet welt dat dit maar een
vermomming is van de wanhoop. De hoop zelve is eigenlijk een soort zekerheid. Wanneer ik
werkelijk hoop op een voortbestaan b.v. in een betere sfeer, dan zal ik in deze hoop, om
verder te bestaan, weten, dat die sfeer er is, dat die mogelijkheid moet bestaan. Ik zal in mij
zelve een zekere affiniteit met die sfeer moeten erkennen. Wanneer wij die hoop niet hadden,
dan zou het leven bitter en somber zijn. Want in welke sfeer je ook vertoeft, altijd weer is er
een onvrede in je hart. Altijd weer zijn er dingen, die je anders, beter, schoner, mooier,
heerlijker zou willen zien. Wanneer je daar niet op kunt hopen, niet op een verwerkelijking
kunt rekenen zo stilletjes in je zelf, dan zou het lijken, of je wereld nooit volmaakt kan worden.
Of er nooit een einde zal komen aan alle kwelling, die je ervaart, aan alle onrecht, dat, naar je
meent, je wordt aangedaan. Daarom hebben wij de hoop werkelijk nodig, maar de oprechte
hoop. Niet de hoop, die van buitenaf wordt gegeven als een redmiddel en een verdoving, zodat
je kunt ontsnappen aan een werkelijkheid, die je niet bevalt. Wanneer men U zegt: wanneer je
arm bent, dan mag je hopen, dat je in een andere wereld rijk zult worden. Zeg ik U, deze hoop
is vergif, dat is een wereldbeeld opbouwen, dat niet reëel is.
Want rijkdom, zoals deze wereld ze kent, bestaat immers niet in de sferen? Maar wanneer je
zegt; ik hoop, dat ik bewust geworden, tot het licht zal komen, dan is het wat anders. Je weet,
dat het zo is. Maar voor jezelf durf je het niet zo uit te drukkeen. Je kunt het zo nog niet
zeggen. Teveel ben je je bewust van onvolkomenheden in je eigen wezen. Van banden,
waarmee je geketend bent aan allerhand stoffelijke begrippen en begeerten. Daarom hoop je
niet, dat deze gebroken worden. Maar je hoopt, dat eens op een wonderlijke wijze, die je je
niet nader kunt realiseren of bepalen, toch de mogelijkheid wordt gegeven, waarnaar je
verlangt, dat je vrij zult worden. De hoop is een noodzaak. Een mens, die geen hoop meer
heeft, kan het leven vaak niet meer aan. De diepste diepten van een duistere sfeer kunnen
getekend worden in het hopeloos voortbestaan. In een eeuwig gelijke eentonigheid, die het
wezen zelf niet bevredigd. Maar wij mogen hopen en kunnen hopen. in ons wezen versleuteld
liggen de geheimen, die ons bewustzijn nog niet bevatten kan. Wij voelen aan, dat het ter
enigerlei tijd gerealiseerd zal worden. Drukken wij heit uit, dan zeggen wij: wij kunnen het niet
aan, het gaat ons te ver. Maar wij hopen, dat het werkelijkheid wordt. Wij zeggen; de
omstandigheden, die hiertoe zouden moeten leiden, liggen geheel buiten onze mogelijkheden
tot bestemming. Dat kunnen wij niet regeren, dat kunnen wij zelf niet doen. Maar wij kunnen
hopen, dat het zal gebeuren. Wij voelen het als goed en wij zijn ervan overtuigd, dat het eens
werkelijkheid zal worden. Maar. . . . . wij voelen ons er machteloos tegenover. Daarom hopen
wij.
De hoop is het begin van het weten. De hoop is het begin van het bewuste streven. Zij is de
aarzelende erkenning, dat mogelijkheden bestaan, gepaard gaande met het diepe verlangen,
dat zij eens gerealiseerd zullen worden. Daarom zou ik U willen zeggen; Hoop! Hoop, dat al
datgene wat nu duister en onbereikbaar blijft eens werkelijkheid zal worden, want eens zullen
alle krachten terug vlieden tot het punt, van waar zij zijn uitgegaan. Eens zal de absolute
volmaaktheid wederom gerealiseerd worden. Ook voor U! En nu weet gij nog niet, hoe. Gij
weet niet, wat de volgende trap zal zijn. Maar diep in Uw wezen schuilt het weten, dat zegt,
wat de volgende trap zal moeten zijn. Hoop daar dan op. Hoop op al datgene, wat gij voor U
zelve redelijk verantwoord en edel vindt. Geef U niet over aan fantasieën en dromen. Hoop
niet op dingen, die gij zelve aanvoelt als eigenlijk onredelijk. Maar durf te hopen op datgene,
wat in U ligt en leeft, als een stille belofte. Dat wat er redelijk en verstandelijk niet te benade-
ren is, wat geestelijk nog vaag en schimmig blijft. Dat wat toch Uw werkelijkheid is, die in het
heden gebaard, voor U verwezenlijking zal betekenen van de krachten, die in U leven. Laten
wij vooral nooit wanhopen, want dit is het treurigste, dat een mens kan doen, de diepste

291
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 15 – 1 februari 1955

afgrond van ellende voor een geest. Wanhoop, dat betekent jezelf ontkennen. Je eigen
gedachten en wezen ontkennen. Je eigen bewustzijn beknotten tot de levensmoed versikkert
en versijpelt en overblijft alleen maar een dorre hul, van al wat je eens geweest bent.
Wanhoop nooit. Er is geen afgrond zo diep in stof of sfeer, waar je niet weer bovenop kunt
komen. Er is altijd een uitweg, ook al zie je die niet. Omdat die uitweg er eens zal zijn, hoop er
op, dat zij spoedig komt. Reken en vertrouw er niet op, maar hoop er op. Wanneer je werkelijk
oprecht hoopt, dat de dingen gebeuren, geloof je er in. Wanneer je gelooft, dat de dingen
gebeuren, dan gebeuren zij ook werkelijk. Dan kun je alles verwerkelijken, wat je wenst en
daardoor vrede vinden en kracht, terwijl je anders zou bezwijken onder de lasten des levens.
Ik dank U voor Uw aandacht.
Goeden avond.

292
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 16 – 1 maart 1955

1 Maart 1955

LES 16

Goeden avond, vrienden,


Eerst wil ik nog even informeren, of er nog vragen zijn, over het. geen ik de vorige keer met U
behandeld heb. Niet? Dan bent U schijnbaar klaar voor de volgende dosis. Beïnvloeding van de
wereld buiten U. 0 kunt, zoals wij reeds meerdere malen U hebben getrach te beduiden, Uw
wil opleggen aan de wereld buiten U, wanneer U maar weet, hoe U daarmee te werk moet
gaan. Wel brengt dit enig gevaar met zich, maar er bestaat een weg, die voor de doorsnee
mens bruikbaar is, wanneer hij een zeker resultaat in de psyche van een medemens teweeg
wil brengen. U moet echter heel goed begrijpen, dat deze methode niet voor alleen
zelfzuchtige doeleinden te gebruiken is. Wel kan zij echter gebruikt worden, om een absolute
waarheid te weten te komen. Ook wel om dwangbeelden te scheppen, of weg te nemen. Zelfs
kan men op deze wijze ongesteldheid wegnemen en voor enige tijd daarvoor een tevredenheid
in de plaats stellen. Men gaat als volgt te werk; men tracht in de persoon, die men wil
beïnvloeden een aantal krachten of eigenschappen te ontdekken, gelijk aan de Uwe. Er moet
een aanknopingspunt zijn, Wanneer het enigszins mogelijk is, probeert U dit aanknopingspunt
in een gesprek nog verder op de voorgrond te brengen, Waarbij bij voorkeur de meeste
woorden van de ander uitgaan. Men probere volledig met die mens mede te voelen. Wanneer
men denkt dit deel van die mens inderdaad te begrijpen, de rest gaat U niet aan, dan moet
men beginnen met een onmiddellijke concentratie. Deze concentratie kan na enige oefening ze
verborgen worden, dat zij niet opvalt. In deze concentratie richt U zich volledig op hetgeen U
wilt bereiken. U stelt U volledig daarop in. Het kan gunstig zijn, wanneer ook de
omstandigheden gunstig zijn: het mag niet opvallen, de ze beïnvloeding moet zoveel mogelijk
onopvallend gebeuren, de ogen of ook de gehele uittraling te richten op een punt in het achter
hoofd, ongeveer bij de knoop, waar de ruggegraat aanzet, of aan de andere kant de
maagstreek ongeveer bij het middenrif. Deze punten zijn voor de uitgezonden
gedachtenstromen zeer, maar dan ook zeer gevoelig. Het gebruik maken van deze kracht
betekent dus, dat het totaal van Uw gedachten wordt overgedragen op het onderbewustzijn,
niet het bewustzijn van de persoon in kwestie. Zij worden door de persoon verwekt, mee
ervaren. maar niet onmiddellijk gerealiseerd. De persoon zelf is zich van de verandering dus
niet bewust, ofschoon dit in zijn wijze van spreken, gedragingen etc. zeer merkbaar kan
worden binnen een periode van vijf minuten. Naarmate Uw eigen concentratie sterker is, zal
het beeld, dal U de ander op kunt leggen, ook sterker zijn, Men hoede zich echter in een
dergelijk geval voor een te uitgebreid denken Een hele zin gelijk denken is betrekkelijk
moeilijk. Zij kan dan ook. zeer moeilijk worden overgebracht op iemand buiten U. Het denken
van een bepaald begrip, dat een gevoelswaarde heeft, is zonder meer mogelijk. Men trachte
dus zich zoveel mogelijk een toestand in te denken die niet met woorden wordt omschreven en
alleen deze toestand na concentratie naar de proefpersoon uit te zenden. Hiermede kan het
beste resultaat worden bereikt. Wilt U echter iets bereiken, wat U niet met een stemming in U
zelf kunt omschrijven, dan is het verstandigste om woord na woord te herhalen en aan elk
woord tenminste dertig seconden absolute concentratie te wijden. Daarna wordt het
uitgezonden. Men moet er verder zorg voor dragen, dat alles regelmatig gebeurt en dus a.h.w.
een ritme van concentratie en uitstroming der gedachten bewerkstelligen. Denk, nooit dat U in
staat bent om tegelijktijdig te concentreren uit te zenden. Concentratie betekent hier het
woord of de betekenis in Uw hele wezen door de doen dringen, totdat het in Uw gehele zijn
schijnt te weergalmen. Daarna eerst richt U zich op Uw object en laat de gehele concentratie
uitvloeien naar de andere persoon.
Er bestaan hier enige mogelijkheden in verband met hypnose, waar wij later nog op terug
zullen komen. Verder ook voor massa suggestie e. d Er schuilen vele mogelijkheden in dit ene
principe.
293
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 16 – 1 maart 1955

Zijn hier vragen over?


Kan men deze beïnvloeding ook doen plaats vinden geneesheer en patiënt?
Zolang dit gaat over een psychische werking, ja. Maar het is niet mogelijk om zonder meer op
deze wijze een genezing te bewerkstelligen. Hiervoor zijn andere krachten en methoden
mogelijk en meestal ook noodzakelijk. Dus voor lichamelijke genezing en veranderingen in de
lichamelijke feilen is hier niet veel van te verwachten. Maar U kunt wel verschillende andere
dingen doen. U kunt wel andere gevallen beïnvloeden. Laat ons daarvoor als voorbeeld nemen
een geval van buitengewone vetzucht. U kunt dan wel met gedachtenkracht de schildklier
zodanig stimuleren, dat hierdoor zonder medicament een gunstige verandering optreedt. Door
een aanvullende vredesuggestie zullen de ongunstige nevenverschijnselen als angst, onrust e.
d. zonder meer kunnen worden terug gedrongen, Dit gaat dus weer wel. Maar men moet hier
toch wel zeer terughoudend blijven, zelfs als geneesheer, waar men zeer moeilijk na kan gaan,
in hoeverre de suggestie doordringt tot de persoon in kwestie, Zelfs als geneesheer kunt U dit
niet betrouwbaar doseren. U kunt niet de psyche van een ander nagaan en meteen de reactie
op Uw denkbeelden volledig zien. Dat kunt U eerst na enige tijd.
Ik vraag dit n. a. v. van het gesprek, waarmee men beginnen moet.
Er moet een gemeenschappelijke belangstelling bestaan, een gemeenschappelijke
gedachtengang voor een goed contact. Dat behoeft geheel niet met een kwaal of iets
dergelijks in verband te staan. Houdt U van jagen, houdt U van vissen, spreek over vissen,
houdt U van boeken, spreek dan over boeken. Er moet een gezamenlijk punt zijn, waarin
beiden gelijkelijk oprecht geïnteresseerd zijn. Hierdoor eerst ontstaat n. l. de harmonische
band,
Ik kan mij voorstellen, dat het de wens van de geneesheer is om te patiënt te genezen en
van de patiënt om genezen te worden.
Ik kan mij voorstellen, dat dat wel eens het geval is. Ja. Maar ik betwijfel, of dat bij veel
patiënten het geval is. Vele patiënten wensen niet genezen te worden. Zij wensen bevrijdt te
worden van bepaalde onaangename gevolgen van de ziekte en de ziekte zelf ook verder als
een belangrijk iets mee te dragen. Als een soort show-stuk. Daarom ben ik bang, dat een
dergelijke benadering niet, al te veel nut heeft, enkelingen uitgezonderd.
Maar is dan het geestelijk leven van die patiënt niet zo op een manier te wijzigen, dat hij
het leven veer accepteert, zoals het hem gegeven wordt en niet zoals hij het wil draaien
door hel hebben van zijn ziekte.
Dat kunt U inderdaad, wanneer U een punt vindt, waarin de patiënt oprecht, persoonlijk en
toch niet met de persoonlijkheid vereenzelvigd een belangstelling heeft. Wanneer iemand zich
voor voetballen interesseert, spreek over voetballen, en is het de laatste mode, laat haar over
de mode praten. Maar U kunt alleen een band van harmonisch denken scheppen, wanneer U
daar zelf ook oprecht interesse voor heeft. Dit laatste is wel het moeilijkste punt. Vragen?
Ja, U zei, dat als je je zo concentreert en dit woord voor woord doen, dan moet je dit doen
tot het word in je hele persoonlijkheid doorklinkt. Is het dan voldoende te wensen, dat het
naar de patiënt overgaat, of moet je de concentratie dan weer herhalen?
Het is niet nodig de concentratie nog eens te herhalen. Het af laten klinken van het denkbeeld
in U zelve en gelijktijdige concentratie op de persoon in kwestie is voldoende, Aangenomen
tenminste, dat voornoemd contact bestaat.
Hoever kan men hiermee gaan zonder het levende te schaden?
Ik geloof niet, dat U een deel van een ander nadelig kunt beïnvloeden, behalve misschien het
lichaam. Maar ik geloof niet, dat het mogelijk is om het psychisch beeld van een persoon te
wijzigen alleen door het afdrukken van een gedachtenbeeld. Dit laatste gaat n. l. , wanneer het
in tegenstelling is met de persoon, die het ontvangt, zeer snel teloor, zodat een suggestie, die
niet met de persoonlijkheid in overstemming is, zeer snel verbleekt. In een dergelijk geval
zullen Uw moeite waarschijnlijk zeer groot zijn en de resultaten praktisch nihil. Ik denk niet,
dat U zelfs op de hoogste trap, die U hier op dit ogenblik zou kunnen ontwikkelen, op deze
wijze enig kwaad zou kunnen doen. Anders zou ik zeker niet proberen U deze kennis in handen
te geven. Commentaar?

294
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 16 – 1 maart 1955

Niet? Wanneer er de volgende keer commentaar is over hetgeen nu, of de vorige keer is
gesproken, ben ik geheel tot Uw dienst. Zoals ook reeds de vorige bijeenkomst gezegd, zal ik
voortaan proberen om U elke keer een paar aanwijzingen te geven, hoe U de wereld buiten U
kunt leren beïnvloeden. Of ook hoe er een wisselwerking mee tot stand te brengen. Ik geef nu
het woord over aan broeder Abraham.
Goeden avond.
Goeden avond, vrienden.
Dat was weer eventjes een stormtempo Nu heb ik natuurlijk de vorige keer ook zo'n klein
beetje gesproken over die verschillende dingen. Waar ging toen mijn betoog over? Herinnert U
zich dat nog? (Geestelijke Hygiëne). Ja. Maar wat zat daar nog meer bij? Weet jullie dat niet
meer? Dan heb je de zaak niet goed nagekeken. Zelfverdediging met geestelijke wapens. Nu,
zal je toch zien. Als je liet ze vertelt, dan weten zij het weer. Wij hebben toen gesproken over
de zelfverdediging. Maar er zijn natuurlijk juist op die geestelijke weg nog verschillende andere
mogelijkheden. Eén van die mogelijkheden zou zijn, dat je door een gelijkheid van
omstandigheden vergeet, hoe je je moet gedragen, omdat je de werkelijke waarden vergeet.
Een aardig voorbeeld heeft U mee kunnen maken met onze vriend, die hier zijn lezing kwam
houden en invallende voor de eerste spreker zó getrokken werd door een gelijke sfeer, dat hij
heel rustig zei: deze spreekbeurt is van mij en hem dan ook gekregen heeft. Niet dat het
kwaad kon, want wanneer dat onderwerp herhaald moet worden, dan kan het nog gebeuren.
Kijk, dat kan je nu natuurlijk als geest gebeuren. Maar hoe vaak gebeurt het je niet als mens?
Wij kunnen ons geestelijk aanwennen om onze ogen open te houden, maar ook om ze dicht te
doen. De gewoonten, die wij ons scheppen, geestelijk gevormd hebben en ook onze geestelijke
gaven, geven ook ons vorm, vooral wanneer wij nog op aarde zijn. Wij zullen onze gaven altijd
en altijd weer gebruiken volgens de gewoonte, die in ons leeft. Nu is de vraag: Is die
gewoontevorming schadelijk? En dan moet ik. zeggen: ja. Zo vreemd, als het misschien klinkt.
Het is natuurlijk gemakkelijk om een bepaald symbool te hebben waardoor je naar buiten toe
werkt. Maar doe je dat binnen jezelf mag dat wel. Denk maar aan het handen wassen, dat ik je
geleerd heb. Maar ga dat naar buiten toe doen, dan kan door een toeval het symbool ook
ontstaan en zal, zonder dat je het wilt, voor je het weet, je hele wezen de magische of bij U
ook wel bovennatuurlijke reactie ingezet hebben, waardoor geestelijke krachten opbouwend of
vernietigend worden gedirigeerd, daar waar zij, althans op dat moment, zeker nog niet thuis
horen. Ik had gedacht, dat iemand van U die conclusie al uit het voorgaande zou hebben
getrokken. Maar. . . . . . of ik ben niet duidelijk genoeg geweest, of. . . . . . . nu ja, laat ik
maar geen verwijten maken. Laten wij het maar weer op de omstandigheden gooien.
Kijk eens, als wij over geestelijke hygiëne spreken dan betreft dat voor een groet gedeelte nog
ons zelf. Maar als wij in de wereld buiten ons gaan werken, dan gaan wij dingen doen, die het
lot van een stad, van een land, misschien zelfs van een wereld, mede zouden kunnen treffen.
Als wij nu dus buiten ons gaan werken, dan moeten wij iets hebben, waarmee wij in staat zijn
om de wetten, die buiten ons regeren meteen te verwerken in elk object, dat vrij hanteren.
Daar zal iedereen het toch wel mee eens zijn. Ze zeggen geen van allen wat. Die denken;
Brammetje, praat jij maar raak. Maar ik zal er toch eens mijn aandacht maar aan geven, want
er bestaan een hele hoop van die getallen-leren, dat weet U. En wat is nu het eigenaardige,
wanneer je de leer van de aantallen goed weet te gebruiken? Getallen dekken kleuren, die op
aarde niet alleen worden gezien.
Maar de getallen kunnen daar het symbool van zijn. Dan komen wij voor deze aarde aan een
heel eigenaardig. getal: aan de som der dingen = 144. Niet 144. 000, Daar staat het zelfs niet
mee in verband. 144. Er zijn 144 grondsituaties, die op kunnen treden in alle sferen, die in
trillingsgetal gelijk zijn aan de trilling, die optreedt op Uw aarde. Dat wil niet zeggen, wat U
ziet, ervaart en er van kent, maar het totaal, dat er optreedt. Nu kunnen wij altijd een heel
eenvoudige wet accepteren. Op het moment, dat het kerngetal van degene, die wij willen
aanpakken, of waar wij willen mee werken, gelijk komt aan een getal, dat op 144 in even
uitkomst, gedeeld kan worden, dan kunnen wij altijd elke positieve kracht, zonder schade naar
buiten brengen. Daar wilt U zeker een voorbeeld van hebben. (Ja. ). Nu, kijk eens aan. Wij
zullen het nu maar eens een keer heel erg eenvoudig doen. Wij gaan niet eens meer vragen:

295
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 16 – 1 maart 1955

Meneer, hoe heet U en wanneer bent U geboren? Dan denken ze vast, dat U aan wichelarij
doet en dan zijn je klanten soms weg, voor je het weet. Of je zit aan een handlijnkundig,
astrologisch en orthopaedisch consult vast. Dat laatste natuurlijk, omdat je op de duur
platvoeten krijgt van al dat geklets. Wij gaan zeggen: Wat voor typen mensen hebben wij? En
ook van de dieren. U weet het b.v. allemaal van een slang. Een slang met een smalle kop is
niet gevaarlijk, nietwaar? Heeft zij een in verhouding brede kop, dan is zij zeer giftig. Dat is
een soort wetje, dat gaat bijna altijd op. Dat kunnen wij ook voor mensen zeggen. De mens,
wiens hoofd een rechthoek benadert, die kunnen wij altijd een getal geven van laten wij
zeggen 72. Dat klinkt wel eigenaardig, maar zit weer in verband hiermee; wanneer het hoofd
de rechte lijnen vertoont, dan toont het aan dat de persoon in kwestie dus een gelijkmatige
ontwikkeling heeft, waarbij de wilskracht met de denkpartij ongeveer in evenwicht is. Het
gevaarlijkst zijn de mensen, wier hoofd een beetje doet denken aan een omgekeerde
driehoek: die hebben een hele brede wilspartij en een hele smalle verstandspartij. Nu weet je,
wanneer je geen verstand hebt en je wilt veel, dan gooi je veel in de war. Een dergelijk
persoon geven wij een ander getal; die geven wij het getal 19. Nu hebben wij ook nog de
tegenovergestelde persoonlijkheid. Die heeft veel verstand, maar bijna geen wil. Die is haast
nog veel gevaarlijker dan die ander. Weet je waarom? Nu kom mensenkenners, vertel het
eens. Weet U waarom niet? Dat is toch heel eenvoudig? De mens, die geen heil heeft en veel
verstand, die kan met zijn mentale gaven door iedere stommeling misbruikt worden, Maar hij
zal nooit in staat zijn van zich uit een rechte lijn te volgen, want hij neemt altijd de weg van de
minste weerstand. Een dergelijke persoon waarderen wij nog lager: die geven wij het getal 2.
Wat ontdekken wij nu? Bij de eerste, de gelijkmatig ontwikkelde, kom ik tot het deel getal 2.
D.w.z. dat ik met mijn geestelijke kracht, positief geuit, een sterkte krijg van 2. Ik kan daar
niet te veel doen, maar mijn positieve kracht wordt opgenomen en heeft invloed. Neem ik die
omgekeerde driehoek, dan kom ik niet uit. Probeer het maar eens. Deel 144 door 19. Wie kan
er goed rekenen? (7 keer, rest 11). Dus wat gebeurt daar? Die persoon kan ten eerste een
deel van de kracht niet opnemen. In de tweede plaats vermindert hij de kracht, die hij
opneemt met zijn gebrek aan verstand. Wat dan overblijft decimeert hij nog met zijn wil, die
hij hem maar moeilijk te overwinnen is. Resultaat? Het positief werken in die persoon heeft
geen nut. Je kunt hem wel breken: ga je hem negatief beïnvloeden, dan kun je zijn verstand
weg nemen. Iemand zonder verstand komt met zijn wil ook nergens. Behalve misschien op het
één of ander Departement. Maar dat weet ik niet. Dan krijgen wij de derde. Die kan ik wel
positief beïnvloeden. Waarom? Omdat,zijn verstand te beïnvloeden is en vatbaar, want dat kan
een hele hoop aan. Een groot verstand met een kleine wil betekent over het algemeen, dat je
wel verlangt naar zelfbeheersing. Waar elke positieve kracht wordt gebruikt om de wilskracht
en de harmonie in de persoonlijkheid te vergroten, wordt het resultaat 72. Ik bereik iets wat
gezien mijn eigen kracht, die b.v. , ook 72 zal zijn, een minstens gelijke. Meestal echter
10-voudig versterkte uitwerking van het gezonden gedachtenbeeld. Nu heb ik natuurlijk voor
die gezichten heel primitieve vormen genomen. Want wanneer je een hele hoop mensen hebt
en je wilt ze op deze manier gaat bekijken, dan doe je het eigenlijk verkeerd. Je moet dan
gaan kijken naar de knobbels, zoiets van nu ja, U weet wel. Zoals van die kleine jongen, die
een buil op zijn hoofd had. Toen zei de meester: "Jan, wat heb je daar?" Toen antwoordde Jan.
"Dat is mijn reken knobbel". Hij was deel van het oude ras. Maar het is zo, dat wij op de
hersenkas inderdaad van die knobbelige uitwassen zien. Met de hoofdhuid daarom, bepalen die
de vorm, die de schedel naar bui ten toe vertoont. Daar kunnen wij dan een hele hoop aan
zien. Daar kunnen wij aan zien, of er een bepaalde richting van ontwikkeling in dat hoofd ligt.
Nu is dat helemaal niet zo, dat die gezichtsanalyse zonder meer juist is. Wanneer dat zo zou
zijn, nu ja, dan zouden er hier ook nog een paar Lombroso-klantjes bijzitten. Maar dat is
natuurlijk niet zo. Je kunt wel zeggen, dat een bepaald patroon meetkundig vergelijkbaar, de
vormen van iedere mens een beetje bepaalt. En dat altijd gevaarlijk is, datgene wat van boven
breed is en van onderen smal. Wanneer die driehoekslijn in de schedel, let wel, U moet eerst
kijken, hoe is het schedelpatroon, in de schedel voorkomt en dan in het lichaam, al is het nog
zo mooi geproportioneerd. Nu ja, de mensen kijken naar proporties en zeggen: "Nu ja, is toch
wel mooi". Maar wanneer dat in het lichaam herhaald wordt, let op, daar zitten eigenschappen,
die zó negatief zijn, dat het heel erg moeilijk is om te bepalen, wat voor iemand ik eigenlijk
voor mij heb. Dat kun je nooit zeggen. Dan kun je wel zeker zijn, dat elke bewuste
beïnvloeding van groot belang is. Hebben wij het omgekeerde, een staand driehoekje, dan
296
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 16 – 1 maart 1955

kunnen wij altijd zeggen: dat is iets, daar is niets mee te beginnen in bouwende zin, daar
kunnen wij alleen breken. Commentaar? (Nee). Wanneer jullie doe grove grondregeltjes nu
onthoudt, dat kost geen moeite, dan heb je een paar klassen, waarin je ze leert indelen. Op de
duur zal de ervaring je leren, dat er een groter aantal grondtypen is. Ik vermoed, dat je
uiteindelijk zult komen tot een negental hoofdtypen, die elke ongeveer in acht onderafdelingen
scheidbaar zijn. Dat zijn a.h.w. de karakters en typen van de mens. En die kernen wij dan in
twee reeksen; die staan naast elkaar, de negatieve- en de positieve reeks. Daarmede hebben
wij dan ons getal van 144 vol gemaakt. En hebben wij dat nu en hebben -jij te maker, met
verschillende mensen, dan is het heel eenvoudig. Dan gaan te ons getal trekken uit de ene
persoon en uit de andere persoon. En we komen dan tot getallen; die twee moeten samen
werken, tel ze op. Wat krijg ik? Is dat getal te verenigen, bezit dat een onderlinge
evendeelbaarheid met 144? Ja? Dan kunt U positief werken. Krijgt U een positief resultaat,
krijgt U een oneven deelbaarheid, dan kunt u zeker zijn, dat U door te remmen de zaak ook
gunstige resultaten kunt krijgen. Alleen U mag dan niet stimuleren, maar je moet remmen.
Maar is er geen onderlinge deelbaarheid te vinden, zonder restbedrag, dan kunt U er zeker van
zijn, dat, wat U ook doet de zaak in het honderd loopt. Nu kont bij U waarschijnlijk de vraag
op, ja, maar hoe moet ik dat doen met die indeling? Nu is het eigenaardige, dat die, indeling
geldt voor het hele menselijke ras; of je een Chinees hebt, of een leger, of een Jood, of een
hoogbeschaafde Ier, of West-Europeaan, of je een communist, of een Christen, of een
democraat hebt, die indeling is hetzelfde. Die ligt in de mens. U zou natuurlijk kunnen
beginnen met die onderverdeling te maken, nietwaar, waar je natuurlijk begint bij nummer
één, de laconieken met hun verschillende gradueringen, riet eindelijk de zeer hysterische te
eindigen. Het getal 9. Daartussen liggen melancholische, kortom allemaal van die typen. Kunt
U wel eens een indeling voor maken. Als jullie je er heel erg voor interesseert, zal ik zorgen,
dat ik de volgende keer er ééntje voor jullie klaar heb. (Heel graag). Nu goed,dan zullen wij
dat eens doen. Ik weet op het ogenblik die typeringen, zoals jullie die begrijpen, niet uit mijn
hoofd. (Dat begrijp ik). Maar ik kan wel vertellen dat de indeling heel erg eenvoudig is, hoor.
Je begint, nietwaar, met de ijzeren Heinen. Dat is natuurlijk geen term, die de H. H. Medici
gebruiken, misschien is het niet intellectueel, maar U kent ze misschien. Mensen, die niet van
hun stuk te brengen zijn en die over het algemeen emotioneel arm schijnen. Dat is maar
schijn, hoor. Die gaan wij onder verdelen.
Dan hebben wij eerst 2 hoofdcategorieën, dat zijn de positieve en de negatieve. De positieve
mens beleeft in zichzelf en uit niet. De negatieve mens probeert het zover te brengen, dat
anderen zijn gevoelens voor hem uiten, maakt zichzelve liet middelpunt van de gemeenschap,
waarin hij zelve het onbewogen punt kan blijven. Wij hebben twee kopjes en nu gaan wij er
onder kijken. Wat hebben wij daar voor verschillende trappen in? Wat zegt U?
Ik zeg, knap hoor, zeg ik tegen mijn overbuurman.
Dat is nu niet knap, dat is natuurlijk. Het gekke is, elke mens kan dat weten, want in elke
mens zit die kennis geschapen. Dat hoort bij je mens zijn. Maar je haalt het er alleen niet uit
met je verstand.
Dat is het hem juist. Daar gaat het om. Maakt niet ieder een andere indeling, als je
daarmee dan begint?
Het eigenaardige is, bij die indeling zul je andere namen geven. Als U het vraagt aan degene,
die het zo knap vindt: wanneer ik zeg ijzeren Hein, dan denkt hij aan heel wat anders. Een
kwestie van mooie vakterm. Maar de grondbetekenis. . . . . . . . . Als je je houdt aan dit getal,
dat ik je gegeven heb, dan blijft die altijd precies gelijk. Dat is juist het eigenaardige. Wanneer
je zo onder gaat verdelen, moet je op gelijke waarden komen, omdat die onder verdeling zo
fijn is geworden, dat zij precies alle kenbare en onderscheidbare hoofdklassen raakt. Alleen
moet je uit gaan van het meest onberoerde, het meest onverstoorbaar schijnend element en
verder gaan naar het gemakkelijkst te verstoren element. Dan krijg je daar dus alle tussen
klassen bij. Ik zal het jullie later eens dicteren, helemaal. Dat zul je waarschijnlijk niet zo
gemakkelijk op de band op kunnen nemen. Maar dan vertel ik jullie er we1 bij, hoe je het
schema en de nummering moet doorvoeren. Kijk eens, nu heb ik er één in de positieve klasse.
Dat is er één, die zoals het heet, zijn problemen zelf verwerkt. Dan heb ik eerst nummer één,
die verwerkt inderdaad zijn probleem. Wat heb ik daar naast staan als nummer vijf? Wat denk

297
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 16 – 1 maart 1955

je? (Degene, die het niet doet). Degene, die zijn problemen aan de wereld voorgooit om te
verwerken. De afschuiver. Het zijn twee typen, die schijnbaar gelijkelijk onberoerd staan. Maar
de één doet het zelf, de ander laat het doen door de wereld. Wat heb ik daar onder? De mens,
die zijn eigen problemen gedeeltelijk verwerkt, dat is de mens, die over het algemeen zeer
efficiënt lijkt bij al zijn onberoerdheid. De eerste heeft dat niet zo. Maar iemand, waarvan wij
weten, dat hij een bepaald deel niet aan kan. Wat krijgen wij dan bij de onberoerdheid aan de
negatieve kant? Dan krijgen wij de persoon, die bij eigen onberoerdheid bepaalde elementen
in de buitenwereld sterk bevordert. Die uitlokt, zonder deel te nemen. Die reageert, wat hij
niet in zich verwerken kan, af in de buitenwereld. Hij bevredigt zichzelf niet door het deel
hebben aan iets, maar door het beschouwen van iets. Dat vinden wij op alle gebied. Gaan wij
weer verder. Wat hebben wij dan? Degene, die maar de helft van zijn problemen aan kan. Wat
is dat in die onberoerde persoonlijkheden? Dat is eigenlijk een gespleten persoonlijkheid. Die
heeft zelfs in zijn onberoerdheid twee karaktertrekken, die om de beurt zijn handelingen
regeren. Wat krijg ik dan bij de negatieve kant? Dat is al heel logisch: Daar heb ik de mens,
die zonder deel te hebben aan de wereld, anderen helpt bij of eerder nog aanspoort tot het
opbouwen van dingen, die hij het volgend ogenblik even gezellig weer afbreekt. Dat is iemand,
die voortdurend de wereld in onrust brengt. Dit, omdat hij de onrust in zichzelf niet verwerken,
of verduren kan en die de buitenwereld steeds toewerpt. Niet iemand, die door het
beschouwen zichzelf aanvult of geniet, maar die zijn problemen wreekt op de buitenwereld, en
daardoor zelf onberoerd te kunnen blijven. Daar heeft U er de laatste tijd ééntje van gehad.
(Ja). Dan krijgen wij het laatste type. Dat is iemand, die in zijn beslotenheid de wereld niet
meer aan kan. Dat is een type, daar moeten wij voorzichtig mee zijn. Want dat lijkt een
melancholieker. Maar hij is het niet. Dat is een mens, die alleen maar moet worden gebracht
lot het uitspreken van zijn problemen, dan kan bij ze oplossen. Voor die tijd niet. En die ander,
die negatieve, die zo helemaal niet verwerken kan, wat doet die? Dat is de duivel in eigen
persoon.
Want zoals de anderen probeerden om hun problemen in de wereld te zetten, zo werpt deze
ook weer al zijn problemen aan de wereld voor. Maar hoe! Voor elk probleem, dat in hem zelf
is, probeert hij iets van geluk bij een ander te vernietigen. Dat is heel eigenaardig. bij die
ijzeren Heinen vindt je in deze laatste vorm zelfs pyromanen, lustmoordenaars etc. Dat noemt
men zo, maar het is geen lust. Het is een kille koude wraak op een leven, dat zij niet aan
kunnen. Hier heeft U dan zo'n typerinkje. En wat zien wij nu? Bij alle anderen typen herhaalt
zich dat, maar met een bepaalde variant. Het grondlijstje blijft bestaan, hoor. Dat krijg je elke
keer weer terug. Maar elke keer met een, lichte verandering van grond-type. Die verandering
van het grond-type is in het positieve, zowel als in het negatieve altijd bepalend voor de
manier, waarop de buitenwereld daardoor profiteert, ofwel het ondergaat. Wij kennen b.v. de
zuivere egomanen. De egoïsten, die zichzelf altijd uitleven op de wereld. Maar daar heb je ook
twee typen in: Je hebt het type, dat om ter wille van de bevrediging en zelfverheffing zelfs de
wereld verheft, opdat de wereld hen zal verheffen. Je hebt ook degene, die de wereld alles
ontneemt, om zo voor zichzelf een voetstuk te bouwen. Twee verschillende manieren van
reactie. Kijk, wanneer wij dat nu allemaal weten, dan bestaan er een paar heel eenvoudige
formules. Die kunnen wij toepassen. Kennen wij die formules, dan weten wij, hoe wij onze
kracht moeten laten werken. Maar dit is eigenlijk bijkomstig. Ik was niet van plan om daar zo
op in te gaan. Maar ja, beloofd is beloofd. Ik zal kijken. De volgende maan, of de maand
daarna.
Dan krijgen jullie van mij die lijst. Beloofd is beloofd. Maar waar ik op neer wilde komen, is dit:
stel nu, dat het automatisch, door gewoontevorming, geestelijk reageert. Wat zie je dan? Dat
hetzelfde verschijnsel tenminste 16 verschillende oorzaken kan hebben. Dat je dus tenminste
50% mogelijkheid hebt om verkeerd te reageren. Dat is te veel. . Kunnen jullie mee komen, of
niet. . . . ? (Ja). Dan houdt dat voor ons in, mijn waarde vrienden, dat wij een geestelijk
wapen kunnen gebruiken, zoals dat licht, waar wij het over hadden, maar dat wij dit alleen
ongericht kunnen gebruiken in de zin van eigenschappen daaraan in het bijzonder verleend.
Werk je met het helder witte licht, dat je uitstraalt. Ik heb het je verteld. Vanuit de borst, of
vanuit het hoofd, ja? Dat helder witte licht kan niemand schaden. Maar bent U in staat om
altijd dat helder witte licht te leveren? Want als er maar een tintje geel inzit, of een tintje
blauw, dan ga je al een aantal mensen schaden, of jezelf schaden. En dat zonder, dat daar
298
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 16 – 1 maart 1955

misschien een reden voor is. Wij moeten dus, wanneer wij die geestelijke hygiëne hoog willen
houden, zorgen, dat wij nooit onze geestelijke kracht kunnen misbruiken. Wij mogen dus
alleen tot een gewoontevorm komen, zover het de omstandigheden in ons eigen wezen
aangaat. Wanneer het er buiten ligt, dan moeten wij eerst de rede erbij inschakelen. Je zult
zeggen: Die rede is klein. Ja, maar hoe verder de mens geestelijk komt, hoe groter de rede
wordt. En hoe groter die rede wordt, hoe zuiverder U Uw eigen beweegredenen erkent.
Tenminste, wanneer U eerlijk blijft. Maar zelfs de kleinste rede is voldoende, omdat zij toch
altijd gesteund wordt door de geest. Het bovenbewustzijn van de menigte plus de geest plus
het onderbewustzijn van het lichaam. Drie factoren die samen in die rede toch naar voren
komen. De rede mag alleen bepalend zijn voor de wijze, waarop men zich verweert in een
gerichte vorm. Hebben wij dat ook allemaal? Is daar want over te vragen verder? behalve die
lijsten dan, hoor. Daar gaan wij vandaag niet op door.
Wanneer u in zoverre met Uw betoog klaar bent, dan zou ik u nog willen vragen over het
eerste gedeelte. Dus over die knobbels. Is het raar gedacht om die knobbel en de ligging
daarvan op te vatten als een drie-dimensionale projectie van die vier-dimensionale geest?
Ja, het is heel aardig, heel aardig gezegd. Nu ja, wij weten samen wel wat, hé? Maar dat alleen
is toch niet genoeg. Daar moet dus nog wat bij komen, Wat is de eigenaardigheid? Het totale
geestelijke plus lichamelijke leven vindt zijn weerkaatsing in die holte, daar waar wat in hoort
te zitten. En daar zijn bepaalde delen en centra zeer actief van, terwijl andere delen haast
niets doen. Het is dus logisch, dat een actief gedeelte, dat voortdurend uitstraalt bepaalde
daarmee corresponderende delen van het schedeldak kan beïnvloeden. Dat houdt in, dat niet
alleen de geest wordt uitgedrukt, maar ook het verstand. Eigenlijk het hele karakter. De wijze,
waarop de denkpatronen zich afspelen in het hoofd, ja, die staan op de duur in de schedel. Bij
een kind zien rij dat praktisch nog niet. Maar zodra na de eerste primitieve lustjes de eerste
vorm van bewustzijn naar voren kont, zeg zes weken á twee maanden, dan begint ook in die
zachte schedel al do onregelmatigheid. Controleer het maar, hoor. Er zitten vaklieden bij, Die
kunnen het mij waarschijnlijk wel bevestigen. Wanneer zij er tenminste ooit aandacht aan
geschonken hebben. Hoe ouder de mens wordt, hoe langer het duurt voor die verandering zich
zichtbaar door zet. Dus kunnen wij zeggen, dat de schedel bij een mens van ongeveer dertig
jaar oud, niet aangeeft het ogenblikkelijk geestelijk bewustzijn, naar aangeeft een periode van
ongeveer drie á vier jaar terug. De maximale periode van terug liggen vinden wij bij de zestig
á zeventig jarigen, waar zij zeven á acht jaar terug ligt. Wanneer men daar boven komt, heeft
men over het algemeen niet meer met die veranderingen te maken. Maar zouden zij optreden,
dan wordt het eigenaardig niet meer iets, dat zich alleen doorzet in de schedelvorm, maar zelfs
in de huid zich uit. Dat gebeurt voor die tijd zelden, zodat het patroon van denken, van het
karakter inderdaad uiterlijk wordt aangegeven. Denk niet, dal als die stempels, die in het
menselijk lichaam staan er voor niets in staan. Zij hebben allemaal hun betekenis. Kijk naar de
handen van een mens. Dan zeggen zij wel eens: lange vingers, die graaien. Dat is waar,
wanneer die vingers spits toe lopen. Waarom denk je, dat de mens de duivel uitbeeldt met die
lange klauwvingers? Omdat zij verwachten, dat de duivel de voorzitter is van de
roeivereniging, omdat hij een vrek is en een gierigaard enz. Wanneer wij iemand hebben, die
erg dierlijk is, korte vingers. Niet, dat het leven van die mens zo is, maar wat er in zit, dat is
zo. En zo kun je verder gaan met de spatelvorm van de vingertoppen enz. , noem ze maar op.
Als je dat wilt weten, koop er dan maar een handboekje over. Dan vertellen ze je een hele
hoop onzin, de verschillende kentekenen en dan moet je ze zelf eerst maar eens verifiëren.
Dan zie je, dat die boekjes voor ongeveer 45% tot 50% wel juist zijn. Moet je zelf maar
uitzoeken, welke procenten, hoor. Dus dat gaat met alle dingen. Het gaat zelfs zover, dat wij
uit kunnen zoeken, wat voor een karakter iemand heeft door na te gaan, wat voor kwalen bij
kan hebben. Dat zal je nooit gedacht hebben, hé? Maar nu ja, goed. Twee Joden weten, wat
een bril kost. Bekijk het maar eens nuchter. Het karakter staat in verband met de
lichaamsbouw en staat zelfs met de ziekten en kwalen en met de reacties en zelfs met de
reactie-snelheid en het vermogen. Dat ligt allemaal in één lijn. Leer je dat nu om te begrijpen
en aan te voelen, dan moet je het wel weten te formuleren voor jezelf. Kom ik ook nog op
terecht, hoor, maar denk niet, dat je een cursus in handlijnkunde krijgt. Dat houd ik voor
mijzelf. Als ik ooit nog eens op aarde kom, wil ik er ook nog een verdienste aan hebben. Wat ik
wel wil jullie probeer te leren, dat zijn van die verschillende eigenaardigheden, zoals die nu

299
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 16 – 1 maart 1955

eenmaal optreden. Dat heeft niets te maken met de menselijke psyche op zichzelf, maar heeft
alleen te maken met de vormgelijkheid van geestelijke waarden in verstoffelijkte vorm. Blijft
altijd gelijk. Kijk maar eens naar het gezicht van de mensen. Gewoon in zijn gezicht. Wanneer
die mens slecht leeft of licht leeft, dan zeg je na twee of drie maanden, het gezicht is
schijnbaar hetzelfde, ik spreek daar niet van wallen onder de ogen enz. en toch hebben de
lijnen van dat gezicht zich haast onmerkbaar, je weet niet wat er aan verandert, maar toch zo
verandert, dat je het ziet. Het voertuig past zich aan zijn meester aan. Daarom kan een mens
door de diepste modder gaan van het leven en er geestelijk goed door heen gaan en
lichamelijk er geen tekenen van vertonen. Een ander kan door een heel klein beetje
beroerdigheid gemaakt worden tot een monster, innerlijk en uiterlijk. Wanneer wij daar
rekening mee houden, dan kunnen wij dus ook - daar gaat het nu om buiten onze
zelfverdediging een correctieve kracht in de wereld stellen, want geestelijke hygiëne houdt
natuurlijk schoon schip van binnen in. Maar bovendien ook schoon schip in de omgeving. Je
kunt leren, ik zeg nogmaals die tafels of liever die rijtjes niet die formules en die manier van
indeling, die krijgt U van mij, zelfs met die formuletjes erbij. Ik zal er drie eenvoudige formules
erbij geven, waarmee je de drie hoofdgevaillen kuilt berekenen; aan de rest zijn jullie toch nog
niet aan toe. Maar dan leer je om zodanig te corrigeren en in de waarde van je eigen leven en
in de waarde van je omgeving, dat je altijd een maximum resultaat hebt van geestelijke
reinheid. Geestelijke reinheid in jou en je omgeving is harmonie. Harmonie betekent geestelijk
bereiken. Dat betekent lichamelijk bereiken. Dat betekent een volheid van leven, waardoor je
meer waard bent, dan je anders ooit. zou kunnen worden. Dat is nu de redevoering voor
vandaag en daar scheid ik mee uit. De rest, die kunnen jullie zelf nagaan. Misschien ben ik zo
hier en daar voor sommigen nog te vaag gebleven. Kan ik mij zo echt indenken. Maar tegen
die zeg ik: zachtjes aan, dan breekt het lijntje niet. En wat de rest betreft. . . . . Matthias
neemt jullie op het ogenblik aan de lijn. Als je mee wilt, kun je mee, maar Je moet draven. Ik
doe het wat kalmer aan. Wil je meegaan, dan kun je in een paar maanden een hoop leren. Je
moet zelf maar leren om te proberen het in de praktijk te brengen. Wij hebben jullie je
voorbereiding lang, genoeg, gegeven. Wij hebben jullie meegenomen op verschillende
manieren en nu gaan eij eindelijk, met de recepten beginnen. Als het receptenboek leeg is,
dan klappen wij het receptenboek dicht en dan. . . . . . . afgelopen, begrijpt U? Maak je maar
niet bang hoor, de kas lijdt geen schade voorlopig. Maar wanneer wij klaar zijn daarmee, dan
is het af. Dan kunnen jullie het verder zelf uitgaan zoeken. Wat ik gezegd heb vandaag, de
consequenties ervan in je hoofd planten en herhalen, wat ik de vorige keer gezegd heb, voor
jezelf en je eigen klaarmaken, om, wanneer je dan dat tafeltje krijgt, het eerste eens goed te
analyseren, Niet van buiten leren, maar goed analyseren, wat wij nu gezegd hebben, dat moet
je goed in je hoofd hebben. Dan ga je eens die verschillende typen vergelijken en dan vindt je
zelfs nog je eigen getal erin, als je goed uitkijkt. Maar je hoeft het tegen geen mens te zeggen,
wanneer je in je hemd staat, want je behoeft per slot van rekening niet bewust in je hemd te
gaan staan. Maar dan weet je, wat je zelf bent, dan kun je met dat formuletje, wat je erbij
krijgt, uitrekenen wat de krachten zijn, die je zelf kunt wekken, het beste. En dan kun je ook
uitrekenen, hoe je dan je mentale hygiëne en geestelijke hygiëne door kunt voeren, zodat het
tevens ook je omgeving geschikter maakt voor een hoogstaand leven. En dan is het magie,
maar het is magie in ieder geval van het beste soort. Gaan jullie nu naar ademhalen. Ga
rustig, door met adem halen, als je wilt. Hoeft niet, hoor, mag je alleen doen, wanner je zelf
zin hebt. Wie stikken wil, stikke rustig. Maar wij scheiden uit met het eerste deel. Wat Matthias
heeft gezegd, is kort geweest, maar is belangrijk. Kijk er niet over heen. Wat ik heb gezegd, is
een aanloopje voor een grote stap, die wij gaan wagen, een grote sprong. Ben benieuwd of het
lukt.
Goeden avond.
Goeden avond, vrienden,
Ik moet mijn excuses aanbieden, want ik heb helaas. gefaald; ik heb mijn vorige lezing op een
verkeerde avond voortgezet, maar daar waren de meesten van U bij aanwezig. Ik hoop, dat
dat niet kwalijk wordt genomen, of schade hoef t veroorzaakt. Wanneer U een onderwerp voor
mij heeft, of vragen, zal ik proberen daar antwoord op te geven.

300
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 16 – 1 maart 1955

Abraham heeft zo straks gesproken over geestelijke hygiëne. Hij had het toen over het
witte licht, waar hij het al meer over hand gehad. Maar daar was hij abuis. Daar heeft toen
Matthias over gesproken.
Dan is het heel waarschijnlijk, dat hij zich met het onderwerp zo zeer vereenzelvigd heeft, dat
hij daardoor tot deze bewering komt. Maar ik zou U toch raden, kijkt U het even goed na, want
ik ken Broeder Abraham wel zo goed, dat ik, niet aanneem, dat hij grove fouten zal maken.
Maar misschien heeft hij een onderwerp behandeld, dat onmiddellijk op dat van Matthias
aansluit. In dat geval kan het ook als één geheel worden gezien. Ik hoop, dat, wat mij betreft,
ik hiermede klaar ben. Rekening en verantwoording in deze kan ik niet afleggen. Daarvoor
moet U Broeder Abraham zelf op de huid rukken. Het lijkt mij, dat er verder niet veel lust tot
vragen is en U het liever aan mij overlaat om weer een onderwerp aan te snijden. Maar dan zal
ik toch wel moeten zorgen, dat ik in één keer klaar kom, opdat ik mij niet meer vergisse in Uw
tijd. Ik wil echter wel vertellen, dat ik enigszins van de kook was, omdat ik in moest leiden.
Dat was voor mij de eerste keer, dat ik als eerste spreker moest op treden. Ik heb mij toen
waarschijnlijk te veel door mijn eigen gedachten laten leiden. Wat zou U ervan zeggen,
wanneer wij vandaag eens zouden spreken over demonen. Wanneer wij willen vaststellen, wat
een demon is, meen ik, dat wij de meest redelijke en logische kwalificatie als volgt kunnen
gevent een demon is een natuurlijk wezen, dat in ons voorstellingsvermogen de personificatie
van het slechte wordt. Is die voor U aannemelijk? Want, wanneer ik denk aan mijn eigen volk,
wanneer ik denk aan het demonengeloof over heel de wereld in de oudheid en in de moderne
tijd, dan moet ik wel de conclusie trekken, dat zeer veel van de demonen, waaraan men
gelooft, reële wezens zijn in de zin, dat zij kunnen bestaan zonder de mensen. In vele gevallen
echter vinden wij een demon, opgebouwd uit menselijke gedachten. Hier mag dus de demon
worden gekwalificeerd als een gezamenlijke waan, die door eigen gedachtenkracht door
degenen, die aan de waan onderhevig zijn, in stand wordt gehouden.
Waar groeit zo'n demon uit? Mij dit afvragende heb ik na gezocht en ik heb gevonden, dat de
demon over het algemeen ontstaat, althans, wanneer hij het wezen heeft, dat ik hiervoor even
aanstipte, uit de slechte eigenschappen van de mensen zelf plus de verlangens, die zij in zich
zelf kennen. Deze worden, zoals men dat noemt, geassocieerd met een bepaald voorwerp. Dat
kan zijn een boom, een vrucht, een steen. Het kan zelfs een bepaalde plaats zijn aan een
bepaalde bron, een bepaalde rivier etc. Een dergelijke demon heeft inderdaad in de laagste
sferen een kenbaar wezen en bestaan. Haar hij heeft niet, wat wij noemen, een ziel. D.w.z. op
het moment, dat de gedachtenkracht vermindert, vermindert de grootte en het wezen van de
demon gelijkelijk met zijn krachten. Een demon kan alleen die kracht te berde brengen, die
door het geloof dergenen, die tot hem bidden, of hem vrezen in de demon wordt gelegd.
Daarnaast heb ik echter gevonden, dat menige demon in werkelijkheid niet bestond. Wij zien,
dat veel demonen in voorwerpen schuilen. En wij kennen het beeld, b.v. waarbij een boom
plotseling tot een duivel wordt. Of dat plotseling een steen benen krijgt en als een afzichtelijke
dwerg om ons heen loopt. In dergelijke ogenblikken kan het niet anders zijn, dan dat onze
eigen instelling tegenover de dingen verandert. Een groot gedeelte der demonen leeft in ons.
Zij zijn het resultaat van een tijdelijk verwrongen zien van onze eigen wereld. Ik hoop, dat U
het ook hiermede eens kunt zijn. Naast al deze demonen moeten andere krachten bestaan, die
een ziel hebben, een werkelijk zijn. Maar zijn dat vel demonen in de ware zin des woords? De
ervaring, die wij in de sferen hebben, is deze: er bestaan zeer vele wezens met een
uitgesproken eigen persoonlijkheid en een eigen streven. Deze demonen echter zullen b.v.
nooit trachten een mens aan te vallen. Wel zal de mens, die hem benadert worden
meegesleept op de weg, die zij gaan en die zij voor hun eigen wezen als de meest juiste zien.
Demonen zijn dus in vele gevallen wezens, die dus een andere weg van bewustwording
bewandelen dan een mens, maar die toch de mens benadert door hun gevoelens, hun eigen
bestreving, zonder dit te willen. Een nadelige invloed kunnen uitoefenen op al die delen van de
mens, of van de menselijke geest, die enigszins met hun wezen verwant zijn. Ook dit zult U
ongetwijfeld meermalen gehoord hebben en het er mee eens kunnen zijn. Hoe kunnen wij dan
komen tot het bezweren van demonen, het vereren van demonen etc. ? Mij dunkt, het is
dwaas om machten, die in ons zelf leven te verheerlijken, of ook wel te vrezen. Dit
beschouwende uit een menselijk standpunt voor een ogenblik echter, kan de overweldigende
verschijningsvorm van een demon ons zodanig doen ontstellen, dat wij ons besef voor realiteit

301
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 16 – 1 maart 1955

verliezen. Wij zien de werkelijkheid niet meer en daarvoor in de plaats treedt een
waanvoorstelling op, die geboren werd door de schok, die wij ondervonden, toen wij contact
maakten meteen demon. Daarop berust veel van de oude magie en wij weten b.v. , dat veel
van de toverdokters een dergelijke soort van demonen gebruikten. Demonen dus, die niet
werkelijk zijn, maar die gewekt worden in het wezen van mensen. Een voorbeeld van het z. g.
werpen van een banvloek door b.v. de doekoen of een negerpriester. De doekoen werpt zijn
vloek, maakt erbij gebruik van bekende geestelijke invloeden. Hij behoeft dan nog niet eens
een bezwering uit te spreken, die zonder meer een werkelijke geest zendt. Wanneer hij een
geestelijk begrip aanspreekt, waar degene op wie hij de vloek werpt, evenzeer bekend is, kan
hij het voorstellingsvermogen van die persoon zó sterk beïnvloeden, dat deze in contact komt
riet dat geestelijk wezen zonder doekoen of persoonlijke bemoeïng van de doekoen verder. De
bezwering en de vloek zijn dan alleen voldoende om de mens zelve een contact te doen
zoeken met een vernietigende kracht. Deze wijze wordt alleen gebruikt tegen inboorlingen.
Ook de negerpriester doet ongeveer hetzelfde. Wanneer hij als tovenaar bekend wil staan, en
een vloek werpt, zorgt hij, dat zijn slachtoffers daarvan op de hoogte is. En dit slachtoffer,
wetende dat die vloek geworpen is, vreest die demonen. En een voorstelling hebbend van die
demonen, zal hij sterven, zonder dat er enige werkelijke, feitelijke reden voor aanwezig is. De
mens zelf, het slachtoffer, heeft gedreven door zijn angst, contact gezocht mot sferen, die
slecht waren, is in zijn vrezen in zichzelve ten gronde gegaan, doordat hij daardoor geestelijke
gebieden betrad of aanroerde, die voor hem vernietigend waren. Acceptabel? Van hieruit gaan
wij verder. Want er bestaat ook een soort demonen werpen, waarbij wij niet-gelovigen moeten
beïnvloeden. Aan degene, die niet gelooft, zal in vele gevallen ook niet ter kennis worden
gebracht, dat hij betoverd of bezworen is. In een dergelijk geval moet ik wel contact maken
met een demon. Maar moet ik hiervoor een demon nemen, die zelfstandig bestaat? Het is
natuurlijk mogelijk. Maar het is voor mijzelf zeer gevaarlijk. Verstandiger doe ik wanneer ik
een dergelijke bezwering werp, bewerkstellig, door een geest aan te roepen, die gevormd is uit
het voorstellingsvermogen van de mensen in het land. In een dergelijk geval kan ik een vloek
werpen,die door het geloof van de mensen er aan voldoende suggestief is om ook zonder enig
bewust proces van het slachtoffer in kwestie een aantal abnormale toestanden in diens lichaam
er echt te doen ontstaan. Doe ik het echter op deze wijze, dan zal bij het verwijderen uit de in-
vloedssfeer van deze geest, van deze demon ook het kwaad ophouden te bestaan, dat is dus
b.v. de bezwering, waaraan men kan ontvluchten. De derde procedure is misschien de meest
gevaarlijke voor de tovenaar. Dit is: jezelf in contact te stellen met iemand van een geestelijke
sfeer, welker ontwikkelingsgang tegengesteld is aan de demon. Voor een bezwering van die
geaardheid heeft men nodig bepaalde delen van het lichaam van de persoon in kwestie of in
ieder geval bij voorkeur iets wat hij langere tijd aan het lijf heeft gedragen. Hiervoor komt b.v.
in de tropen in aanmerking kleding, waarin zweet van de persoonlijkheid. Een doekje, waarop
enkel druppels bloed van de persoon. Af geknipte haren, af geknipte nagelranden,
baardstoppels zelfs. Al deze dingen zijn bruikbaar. Zij geven mij een onmiddellijk contact met
de persoon. En ik ga mijzelf op deze persoon instellen. In deze persoon werken een aantal
invloeden en een aantal neigingen, die voor mij een bepaalde wegwijzer zijn, welke soort
demonen ik uit moet zoeken. Ik probeer nu zoveel mogelijk van die persoon aan contact te
winnen. Ik a.h.w. geestelijk in rapport met die persoon. Ik breng dit rapport naar boven in een
sfeer, die ook aan mijn wezen tegengesteld is en ook voor mij zeer gevaarlijk is. Daarin zoek
ik dan zo'n wezen uit, dat voor de wereld als demon geldt en ik kan dan aan deze demon dat
rapport overdragen. Hij grijpt naar mij en bij wijze van offer a.h.w. bied ik hem het contact,
dat ik met die andere persoon heb. Deze werking gaat verder, ook wanneer men uit het land
gaat en kan geworpen waarden over grote afstanden en de gehele wereld omcirkelen. Want
hier zijn het werkelijk wezens uit een andere sfeer, waarin door een verschil van dimensionale
verhoudingen een contact op alle punten van de aardbol ongeveer gelijk wordt. U zult
begrijpen: de laatste methode is wel eens heel erg gevaarlijk. Wanneer ik echter met demonen
ga worstelen, dan sta ik weer voor een heel ander probleem. Zeker, de demon is er. Dat de
demon uit mijzelve bezworen wordt is heel eenvoudig. Wanneer ik in mijzelve een demon heb,
behoef ik mij slechts te realiseren, dat hij waan is en ik kan mijn angst beheersen. Beheers ik
mijn angst, dan beheers ik ook mijn demon. Wanneer ik, om een zeer eenvoudige vergelijking
te gebruiken, in het donker iets zie bewegen en ik denk, dat dit een duivel is, dan kan die
duivel mij misschien een hartverlamming bezorgen. Hij kan mij verwondingen bezorgen,
302
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 16 – 1 maart 1955

terwijl hij eigenlijk niet bestaat. Hij is maar een struik, of een boom, die beweegt. Hij kan mij
drijven in een zeer gevaarlijk gebied. Hij kan mij b.v. in het moeras jagen. Op het moment,
dat ik hem erken voor wat hij is: een waan denkbeeld van mij zelve, geprojecteerd op struik of
boom, zal ik misschien nog wel wat ongerust zijn, maar ik zal de moed hebben om mijn demon
te benaderen en de waan in mijzelve te vernietigen. Dan kan er niets meer gebeuren. Wanneer
ik echter te maken heb met een geest, die uit het volk is geboren, dan sta ik ergens anders
tegenover. Want een dergelijke demon heeft de kracht van alle wezens, die in hem geloven,
die hen vereren. Denkt U niet, dat het sprookje van de geest in de waringin niet waar is. Er
zijn werkelijk oude bomen, waardoor een voortdurende verering boomgeesten in leven.
Boomgeesten, die niet eens natuurgeesten zijn. Geen Dryaden, maar zuiver en alleen
voorstellingen van de mensen geschapen op een bepaalde plaats door een lange verering. Die
een kracht hebben verworven, die van de mens ver te boven gaat. In een dergelijk geval moet
ik, wanneer ik de demon benader, mij altijd herinneren, dat de demon niet geneigd is om zijn
energie te verspillen. Hij zal dus niet van mij het onmogelijke of het laatste willen vergen. Aan
de andere kant; hij is een wezen, dat een zeker bewustzijn heeft en ik ben hem dus een
zekere beleefdheid verschuldigd. Wanneer er b.v. een waringin staat en men zegt U; ga om 12
uur daar niet onder spelen, kinderen, want dan leeft de geest in die boom, dan is het
verstandiger om dat niet te doen. Het kan zijn, dat dan inderdaad een kind b.v. met stomheid
geslagen wordt. Iets, wat wel voorkont. Het is dan mogelijk, dat er allerhand eigenaardige
verschijnselen plaats gaan vinden. Tot stenen regens toe. Per slot van rekening gaat U toch
ook Uw buurman op het ogenblik, dat hij even rust, niet storen, nietwaar? Gij zult tegen Uw
buurman beleefd zijn en ongetwijfeld zoveel mogelijk alle égards, zoals dat heet, in acht
nemen. Doe dat tegenover een dergelijke geest ook. Wanneer gij de natuurlijke beleefdheid
tegenover zo'n geest in acht neemt, behoeft gij hem niet te vereren. Hij zal dan blij zijn, dat
hij in U geen tegenstrever heeft en U hen net rust laat. Indien echter die geest op de één of
andere wijze tegen U vertoornd is, dan wordt het een andere kwestie. Die geest heeft heel
veel mogelijkheden, die U niet bezit. Door de aard van zijn samenstelling kan hij b.v. ver-
schijnselen van levitatie en transport, zonder veel moeilijkheden tot stand brengen. En dat
zelfs vaak betrekkelijk ver buiten zijn eigen woonplaats. U moet er dus mee rekenen, dat U dat
niet kunt voorkomen. Het kan midden in de kamer stenen regenen, zonder dat het plafond
beschadigd wordt. Wat kunt U dan wel doen? U kunt zorgen, dat de strijd met U voor die geest
een zodanig verlies van krachten betekent, dat hij liever vrede met U sluit. d.w.z. U met rust
laat dan verder te gaan met zijn wraak op U uit te leven. Hoe kunt U dat doen? Wel, U weet,
dat die geest op een bepaalde manier gewend is, om geëerd te worden. Men brengt b.v.
regelmatig voor hem een klein schaaltje rijst. De geest van dat offer is de materie, waarmee
die geest zich voortdurend voedt. Hij is zo ver gekomen, dat hij meestal het offer zelf als zijn
voedsel beschouwt. Denkt U niet, dat dit onzin is. Voor die geest betekent een offer een
gebaar van onderwerping en dus een versteviging van zijn eigen wezen. Stelt U zich voor, dat
U die boom vernietigt. Dat U alle offers van die geest wegneemt. Die geest voelt zich
aangetast. Hij is er al van overtuigd, dat hij een zeer zware strijd zal hebben. Hij kan U echter
niet doden. Onthoudt U dat. De demon kan U echter alleen doden, wanneer U in zijn eigen
zetel U tegenover hem stelt, maar niet op een afstand. Hij zal echter dus bemerken, dat hij
een zeer grote vijand heeft. Hij zal zijn fenomenen versterken. U levert echter Uw eigen
tegenwerking. De geest ontdekt, dat hij langzaam verzwakt. Niet dat, wat hij verwachtte
gebeurt: dat U in schrik voor het verschijnsel in hem gelooft, hem vreest en zo zijn wezen
versterkt. Integendeel. Uw reactie betekent een verzwakking, een verzwakking van zijn
wezen; daar kan hij niet tegen op. Wanneer dan de actie zijn hoogtepunt heeft bereikt, houdt
het ineens op. De geest weet niet meer, hoe hij verder moet gaan. Doet U dan verder niets,
dan begint hij morgen weer. Nu gaat gij b.v. buiten Uw woning. U stelt daar een schaal rijst.
Gij neemt zelf daarvan de eerste bete. U moet dus zelf er eerst van eten. Dan zeg je a.h.w.
tegen die geest: "Ik wil je vijand niet zijn, noch je meester. Maar ik ben ook je slaaf niet. Ik
heb gegeten. Wanneer je honger hebt, eet ook. " Het eigenaardige is, dat een dergelijke
houding in symbolen iets uitdrukt, dat voor die geest vertaalt, betekent; Laat mij met rust, ik
zal jou ook met rust laten. Het resultaat is, dat U veilig bent, behalve op de plek, waar deze
geest inderdaad woont. Wanneer U de demonen heeft, die reëel zijn, die een ziel hebben,
maar tegengesteld streven aan Uw eigen menselijk bestaan, wat is dan de methode om hen te
overwinnen? Gij zegt tot hen: wanneer zij U benaderen - Vernietig mij. Vernietig mij, want ik
303
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 16 – 1 maart 1955

wil niet uw slaaf zijn. Dat kost enige zelfoverwinning. Geloof mij, deze wezens zijn in de ogen
der mensen zeer verschrikkelijk. Haar durft U dat zeggen, dan moet U één ding goed
onthouden: dan zal die geest trachten dat ook te doen. Maar naar zijn wezen en streven
tegengesteld is aan het Uwe, kan hij alleen Uw verleden, maar nooit Uw toekomst vernietigen.
Hij kan U dus alleen vrijer maken en nooit meer binden. Wanneer hij U doodt voor zijn
bewustzijn, dan zult U intenser herleven voor Uw eigen bewustzijn. Zo kunt U ook deze
geesten zeer gemakkelijk over winnen en U bevrijden van elke invloed, die zij geestelijk of
stoffelijk op U uit kunnen oefenen. Is het tot zover interessant genoeg? Zijn er nog bepaalde
dingen bij, die U verder wilt uitgewerkt hebben? Niet? Dan wil ik nu overgaan tot een soort van
andere demonen. Ofschoon ik niet weet, of wij ze wel demonen mogen noemen, Heeft U wel
eens gehoord van huisgoden en huiswachters? Het is het gebruik, dat men bepaalde
beeltenissen of bepaalde voorwerpen, dat kan b.v. een kris zijn, dat kan een wajangpop zijn,
met een persoonlijkheid begaafd, denkt. De mens legt hierin dus voortdurend zijn geloof. Dit is
een entiteit voor hem. Ook dit is dus een eigen geschapen demon. Maar het is een demon, die
gezien wordt als een vriendschappelijke kracht. Uw eigen gedachtenkracht wordt in dit wezen
gelegd plus alle kracht van Uw huisgenoten en buren, die geloven in een dergelijke wachter. U
schept dus ook hier een wezen met bepaalde geestelijke capaciteiten. Nu gaat U van huis af en
U zegt tot die kris, of tot die pop, die U daarvoor genomen heeft: Bescherm mijn huis. Dan zal
die geestelijke invloed, die entiteit Uw huis beschermen, gedurende zeer lange tijd. Want
zolang geen vernietigende gedachte optreedt, zal deze gedachte blijven bestaan. Als gedachte
zal hij voortdurend zijn invloed zetten tegenover elke mens, die b.v. Wil stelen of vernietigen.
Alleen degenen, die zodanig door begeerten bezeten zijn, dat zij in hun begeren sterker zijn
dan de kracht, waarmee U gelooft aan de wachter zal deze de invloed van de wachter kunnen
vernietigen en inderdaad kunnen stelen of vernietigen. Wij kennen daarnaast de huisgoden,
die vaak door een beeldje worden voorgesteld. Wij vinden dit niet alleen bij de primitieven,
maar ook bij de oudere volkeren. Denkt U b.v. aan China, maar men ook zeer veel van die
huisgoden heeft. Ook de Romeinen hadden die nog. En menig Christen heeft er ook één, al
noemt hij dat geen huisgod meer. Die heeft een beeldje staan van Maria, van Antonius en van
Jozef en van Jezus en een kruisbeeld daarbij. Die bidt daarvoor en vraagt aan deze: doe dit en
doe dat voor mij. Nu is een heiden, althans de Christenen zeggen heiden daartegen, wat dat
betreft veel consequenter. Hij zegt n. l. : wanneer je dat voor mij doet, dan zal ik je eren,
maar als je. het niet voor mij doet, dan zal ik je pijnigen. Wanneer dan de huisgod b.v. een
ziekte toelaat in het huis, dan hoeft hij gefaald. Dan moet hij gestraft worden. Dan neemt hij
een spijker en drijft die in het beeldje. Wanneer inderdaad het geloof gedurende langere tijd,
een entiteit in het beeldje heeft geschapen, gelooft U mij, deze entiteit ondervindt deze pijn.
Wanneer de mens deze straf als gerecht beschouwt, kan hij zich daar niet tegen verzetten,
want het is een deel van de kracht, waaruit hij ontstaan is. Zo zal een huisgod dan vaak
gedwongen door de omstandigheden, wanneer men intens aan hem gelooft, een verandering
in het lot tot stand kunnen brengen. Hij zal althans alles doen, wat binnen zijn vermogen ligt
om dergelijke onaangename gebeurtenissen in de toekomst te voorkomen. Heeft U zo wel
eens gedacht over dat bijgeloof? De oude volkeren, de Oosterse volkeren zijn, wat dat betreft,
veel wijzer dan de Westerling. U in het Westen hangt een poppetje in Uw auto. U zegt: dat is
mijn mascotte, mijn geluksaanbrenger. Er zijn heel veel mensen, die zijn niet gelukkig, als dat
poppetje verdwenen is. Dan zijn zij bang, dat er een auto-ongeluk komt. Of zij gaan naar de
pastoor en laten hun wagen zegenen en een grote medaille in de wagen hangen. U heeft in Uw
huis verschillende dingen, die U niet gauw weg zult geven, want die brengen geluk. Er zijn
mensen, die een bepaalde vreemde munt in hun zak houden. Zij zeggen: dat is mijn
gelukspenning. Of zij hebben een andere mascotte, die zij bij zich dragen. Wanneer zij die
kwijt zijn, dan krijgen zij ook een ongeluk. Niet zo maar en niet alleen psychisch verklaarbaar.
Er zitten nog andere invloeden bij. Dat zijn de kleine demonen, de kleine huisgoden, die de
westerse mens voor zich bouwt. Maar hij is niet in staat ze als zodanig te herkennen. Hij lacht
er zelf om. Hij ondergaat echter de invloed ervan, omdat hij daaraan gelooft. Hij zal echter
niet in staat zijn om op de juiste wijze gebruik te maken van deze invloeden, die hij zelf heeft
geschapen. Zo zijn veel van de mascottes, die de Westerse mens met zoveel spottende
verering vertroetelt en verzorgt zeer gevaarlijk. Wanneer hij er echter toe zou kunnen komen
om deze als zuivere huisgoden te behandelen, ze te eren, wanneer zij iets goeds doen en ze te
straffen, wanneer zij iets kwaads doen, ik kan U verzekeren, dat de invloed heel wat beter zou
304
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 16 – 1 maart 1955

zijn. U zult zeggen, dat dit waarden uit de mens zelf zijn, die hier worden gespiegeld.
Inderdaad. Een heel groot deel van datgene, wat wij demon noemen, is werkelijk iets, wat uit
de mens wordt geboren. Maar de mens kan geestelijk iets uit zichzelf uithalen en naast zichzelf
neerzetten. Dat wat hij naast zich neer zet, kan hij verder volledig gebruiken. Maar het is
onafhankelijk van hem, tenzij in die functies waarin hij het geuit heeft. Dat doet U net zo goed
als ieder ander. Aardig, niet? En nu krijg ik nog de laatste klasse in mijn betoog. Ik meen dan,
dat ik inderdaad binnen de mij toegestane tijd kan blijven. Dat is n. l. dit: alle elementen
dragen ook een zekere persoonlijkheid. Wie wel eens gezien heeft naar een bloem en die
helderziend heeft beschouwd, heeft wel ontdekt, dat daarnaast of daarboven zich een klein
lichtje schijnt te wentelen. Het is een uitstraling, die in voortdurende beweging is. Wij noemen
dat dan de ziel van de bloem. De geest van de bloem. Dit zien wij nu bij vele voorwerpen. Wij
zien in het water, wij zien bij het vuur, op het land, overal. Deze entiteiten moeten gezien
worden als iets anders dan een mens. Het is een wereld, die aan die van de hemel verwant is,
maar er voorlopig niet mee parallel loopt, niet volledig parallel. Denkt U nu niet: dat zijn
sprookjes. Die wezens bestaan werkelijk. Gelooft U mij. Wij kunnen beter zien in onze wereld
dan U in de Uwe. Zij bestaan werkelijk. Maar zij zijn voor U alleen van belang, wanneer U erin
gelooft. Zolang U er niet aan gelooft, heeft U geen enkel geestelijk contact met hen en waar zij
door hun kwaliteiten geesten zijn, althans ten opzichten van Uw wereld, zullen zij U niets
kunnen doen voor er een geestelijk contact wordt gelegd. Hoe meer men echter in ze gelooft,
hoe meer zij ook naar voren zullen komen. Het bijgeloof gaat echter veel verder dan de
werkelijkheid en wij krijgen dan overleveringen van kleine geesten, die. . . . . . . hoe heet het
ook weer, huisgeesten, die de koeien melken en het hooi op zolder brengen, de dieren voeren,
kijken of het graan goed is opgeslagen, de dienstmaagd, die lui is de schrik van haar leven
aanjagen etc. Zover gaat zo'n geest zelden. Ofschoon het niet helemaal is uitgesloten: als
iedereen in dat huis zeer sterk aan die huisgeest gelooft en het hem daardoor mogelijk maakt
zo te verschijnen. Maar van een dergelijke natuurgeest moeten wij altijd onthouden, een
dergelijk wezen is van het menselijke standpunt uit, geheel irrationeel. Er bestaan geen enkele
menselijke logica, die op deze wezens van toepassing kan zijn. Hun gedrag is vaak spottend
van menselijk standpunt uit, omdat deze wezens niet het menselijk masker voor nemen. Wat
belachelijk lijkt, maken zij belachelijk. Wat zij zien als goed, accepteren zij als goed en
bevorderen zij als goed. Zij zijn ogenblikswezens. Zij zijn als sommige dieren, die van een zeer
diepe smart in een ogenblik tot een even sterke vreugde over kunnen gaan, die U op het ene
moment kunnen bedreigen om het volgen de moment liefkozend naast U te wandelen.
Dergelijke impulsen hebben deze wezens inderdaad. Wie er aan gelooft, moet er voorzichtig
mee zijn. Weten, dat zij bestaan, kan U geen kwaad. Maar gaat U zich a. u. b. niet voorstellen:
in het vuur, daar zit een kleine salamander. Een vriend van mij hier zegt: er zijn op de wereld
meer salamanders op twee benen. Maar dat is een zeer Westerse opmerking. Ik zou niet graag
een salamander beledigen door een dergelijke vergelijking te maken. Maar gaat U nu niet
denken: er zit een vuurdwerg in de kachel. Het is best mogelijk, dat zoiets eens gebeurt. Het
zal niet altijd gebeuren, naar het is mogelijk. Maar is het zo en U gaat er een praat je mee
maken, dan is het mogelijk, dat U deze kracht lokt. Natuurgeesten. Deze kleine demonen,
zoals zij zich ook voor onze ogen tonen, moet men zoveel mogelijk met rust laten. Denkt U
niet, dat U een kleine natuurgeest kunt gebruiken om U er meester van te maken en daarmee
magie te bedrijven. Een natuurgeest is net een aap. U kunt hen op één punt africhten en dan
nog niet eens goed. Alleen, dat wat hij toch al graag doet, zal hij gaarne voor U doen, wanneer
daar tenminste een beloning aan vast zit. Er zijn echter maar weinig beloningen, die U hem uit
Uw wereld geven kunt. Meestal kunt U hen dus alleen door vrees regeren. En wat U door vrees
regeert is geneigd U aan te vallen. Zij kunnen slechts een enkele handeling goed voor U
verrichten. Wanneer men U vertelt, dat één of andere geestelijk opgewekte dame op een
gegeven ogenblik haar theedoeken onder tafel gooit en tot zo'n geest zegt; zoom dit even, dan
kan dat nooit een geest geweest zijn. Er moeten er minstens drie geweest zijn. Eén die wist
hoe hij de doek vast moest houden. Eén om de zoom erin te vouwen en de derde om de
steken te maken. En dan moet mevrouw zelf nog naald en draad gegeven hebben, want
anders kan het zo nog niet. Dan moet er nog één bij zijn. Goed begrijpen dus: deze dingen
worden al gauw fabels. Wanneer U eens denkt een aardig dwergje te zien staan, of een aardig
elfje, loopt U er dan maar rustig aan voorbij. Denk maar: ik ben gek. Dat is veel verstandiger
dan heel beleefd tegen het kleine volk te zijn. Want heeft U ze eenmaal gewend aan attentie,
305
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 16 – 1 maart 1955

dan vragen zij attentie. Begeert U ze, dan zullen zij U dat danken door U ook te negeren. En
dat is voor een mens wel meestal het meest begeerlijke in dit geval. Ik geloof, dat ik
daarmede het gebied demonen aardig ver heb doorkruist. Wilt U daar nog iets meer over
weten?
Beschouwt U een dsjinn ook als een demon?
De dsjinni zijn ook demonen, ja. Die in twee klassen uiteen vallen, zoals U weet: de zwarte
dsjinni en de witte dsjinni. De zwarte dsjinn is een geest, die als magiër, als tovenaar
tegenover de mensen staat en macht over de mensen zoekt. Terwijl de witte dsjinn, de
witmagiër in de geestenwereld, daarentegen dienend optreedt. De dsjinn kan echter worden
gezien als een natuurgeest, die een groter verstand en gezag heeft dan b.v. de aardgeest. Zij
zijn in de meeste gevallen luchtgeesten, in enkele gevallen ook wel ontwikkelde aardgeesten of
salamanders. Zij behoren dus in het rijk der natuurgeesten thuis, ofschoon men zo vaak heel
graag in het gebied der duivelen wil onder brengen. Zoals U zult opgemerkt hebben, dat in de
Islamitische sagenwereld, vooral de dsjinni nooit in staat om tegen een engel op te komen,
zelfs wanneer zij zo rein, wit en de mens dienend zijn, als het maar kan, zijn zij niet in staat
om de naam van Allah zonder meer te horen uitspreken. Zij zijn dan niet meer in staat hun
magische gaven te gebruiken en worden weer tot natuurwezens gedegradeerd. Dit duidt wel
heel duidelijk aan, dat zij op een andere plaats staan dan de werkelijke geesten en behoren tot
een bepaald soort aardbewoners, die in de elementen verblijf houden en daarin speciaal hun
leven hebben. Dat het sprookje daar altijd tovenarij bij te pas brengt, is symbolisch vaak zeer
juist, maar wordt door de westerse mens toch, naar ik meen, nogal eens verkeerd begrepen.
Zoals b.v. in de 1001 nacht.
Dat soort had ik niet op het oog. Die uit de 1001 nacht. Eerder de soort, waar U het eerst
over had, die, ofschoon dit in ons land niet zo bekend is, door de oudere Arabieren wel
bezworen wordt.
De geest, die geworpen wordt? (Ja). Wanneer men daarvoor een natuurgeest gebruikt is dat
heel gevaarlijk. Maar dan moet hij nog altijd worden gezien als een aardverwant wezen.
Echter, dit moeten wij hierbij wel opmerken: men gebruikt wel de verzamelnaam "dsjinni" voor
een groot aantal verschillende geesten. Daar zitten heel grote verschillen tussen. ken spreekt
over een dsjinn en bedoelt luchtgeest en spreekt over een dsjinn wel, terwijl men bedoelt, wat
U een duivel noemt: een geest, die volledig tegengesteld in zijn streven is aan de mens. Dat
noemt men dan wel vaak een dsjinni, maar dat is niet juist. De dsjinni is een aardgebonden
wezen en leeft in de aarde, of op de aardbol. Hij blijft dus gebonden aan deze wereld. Dat is de
werkelijke dsjinn.
Ik wilde U dit nog vragen: hebben wij met dergelijke wezens ook maar iets van doen,
wanneer wij ze volkomen negeren, niet onze aandacht verlenen?
Uitgezonderd deze wezens, die een ziel hebben. Daar kunt U dus tegen Uw wil mee in contact
komen of gebracht worden. Wanneer U ze negeert, heeft U met deze wezens niets te maken.
Maar U krijgt er mee te maken, wanneer U met dergelijke demonen in aanraking wordt
gebracht door anderen. Om U een voorbeeld te geven. Er is iemand, die zeer bijgelovig is. Die
er een huisgodje, als door mij aan U beschreven, er op na houdt. Wanneer U die huisdemon
uit gaat lachen, zult U binnen dat huis waarschijnlijk zeer ongelukkig en zeer onrustig zitten.
Dan gebeuren er kleine ongelukjes. De thee gaat over Uw broek. U stoot een glaasje of een
vaasje af. U slaat een figuur. U kunt niet uit Uw woorden komen enz. Dan wordt U dus
inderdaad geplaagd, ofschoon U ze negeert en er niet aan gelooft. U moet dergelijke kleine
demonen vaak zien als een invloed. Hetzelfde kan optreden in een enigszins ander geval.
Wanneer U te maken heeft met een waanzinnige, die er een eigen demon op na houdt. Dat
komt n. l. vaak voor. Dat zij dus een bepaalde demon zien, daarmee voortdurende contact
hebben of daardoor voortdurend belaagd worden. Wanneer U in contact komt met deze mens,
komt U ook met deze geestelijke invloed in contact. Door deze geest te negeren kunt U vaak
haar invloed tot de persoon in kwestie beperken, wanneer zij aanvalt. Wanneer zij echter een
deel is van diens persoonlijkheid dan kan het zijn, dat hij U aanvalt, omdat hij deel van de
persoonlijkheid zijnde, of er bij behorende, zich moet verdedigen tegenover U. Dan krijgt U
b.v. aanvallen van geestelijke depressie, na een bezoek van een dergelijk persoon.
Buitengewoon grote vermoeidheid zonder kenbare redenen. Men moet zich dus goed

306
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 16 – 1 maart 1955

realiseren: men kan voor zichzelve door. negeren het contact inderdaad voorkomen. Door
echter bij anderen alleen hen maar te negeren en niet te beseffen, dat zij een werkelijk deel
van de wereld zijn dier anderen, zou U zich zelve toch nog onder de invloed van deze wezens
kunnen brengen, zij het dan op bepaalde momenten en op bepaalde plaatsen of door een
bepaalde aanleg. Het is dus goed om ze voor je zelve te verwerpen, maar rekening te houden
met hun realiteit in de wereld van anderen. Zodat men zich in de wereld van een ander of
samen met een ander zich door diens wereld beweegt, inderdaad rekening houdt met diens
demonen en goden. Dat is het meest verstandigste wat U doen kunt. Anders zult U, ondanks
Uw schijnbare immuniteit door het contact, dat U met een ander hoeft onder de invloed van
diens geesten komen en misschien zelfs een langere tijd blijven. Dit antwoord valt niet precies
uit, zoals U gedacht hoeft.
Neen. Neen. Want dan zou je toch zeker, wanneer je in een gemeenschap van
krankzinnigen werkt, nogal eens daar mee te maken hebben. Wanneer je geneesheer in
een krankzinnigengesticht bent, wat ikzelf een tijd ben geweest.
U heeft er inderdaad mee te maken gehad. En die invloeden heeft U zelfs nu nog niet helemaal
verloren. (0h,hnm). U heeft nog bepaalde invloeden uit die tijd overgehouden, waarde vriend.
Ik mag niet al te persoonlijk worden. Maar wanneer U zich zelve eerlijk analyseert, dan zult IJ
zien, dat bepaalde verschijnselen bij U juist uit deze periode stammen.
Maar van dat contact ben ik mij nooit bewust geworden.
Inderdaad niet. Indien U zich ervan bewust wordt, kunt U het overigens verbreken. Dit is niet
bedoeld als aanwijzing, maar alleen als verklaring, waarom jij het niet geheel mee elkaar eens
kunnen zijn. U heeft een aantal invloeden over het hoofd gezien, mijn waarde vriend. Ik wil U
er alleen maar op wijzen, dat U in die periode dagen heeft gehad - dat kunt U zelf nagaan -
dat U bij veel werk betrekkelijk vitaal bleef. (Ja). Verder zult U, wanneer U nadenkt, in Uw
herinnering bemerken, dat U juist in zo'n periode met bepaalde patiënten zeer meegaand was
geweest. Maar dat die meegaandheid met die patiënten, ondanks een schijnbaar grotere
vermoeienis, voor U een grotere vitaliteit betekende. U was in de omgeving van hun geesten,
hun demonen, zo persoonlijk als die misschien ook waren en heeft de gunstige, de
bevestigende invloed hiervan ondergaan. Aan de andere kant heeft U dagen gehad, dat U
misschien maar één of twee patiënten behandelde en dat een kleine hoeveelheid van
administratief werk U vermoeide, zodat U bekaf was. Gaat U dat eens even na, dan kunt U mij
dit misschien reeds nu bevestigen. (Het is weer al zolang geleden). Probeert U maar het na te
gaan. Er zijn dagen geweest, dat U niet één derde kon doen, van wat U normaal op een andere
dag presteerde, en toch absoluut doodmoe was. Wanneer U dit alles nu nog na zou kunnen
gaan, dan zou U vinden, dat één of twee patiënten op een manier, die hun hele
waanvoorstelling in oen minder reeel daglicht zette. U had geprobeerd hen te corrigeren en
had juist door dit corrigeren juist de kern van de kwaal, de demon, die zij met zich droegen,
geraakt. Dit betekende een directe strijd tegen U op geestelijk gebied, die U lichamelijk niet
volledig ervaren heeft, maar die daarna een zeer snelle uitputting ten gevolge had door het
aantasten van Uw levenskracht. Dat zijn verschijnselen, die meer voor komen. Het is één van
de redenen, dat veel van de mensen, die lange tijd leven met krankzinnigen, óf zelve ook een
tik van de molen beet krijgen, óf wel een grote eerbied gaan vertonen voor een deel van hun
patiënten. Die gaan zij met respect behandelen en zien als persoonlijkheden, men ook in hun
afwijkingen absoluut rekening mee moet houden. Slechts bij het optreden van één van de
twee toestanden kan men meer dan ongeveer 10 jaar een dergelijke positie bekleden. U zult
dat heel sterk kunnen maken bij oppassers. Oppassers en zusters, het z. g. zwarte kruis. Die
zullen twee tendenzen gaan vertonen. De ene soort is zeer opgewekt en zeer vitaal, maar erg
meegaande tegenover de patiënten. Zij vertonen weinig angst en worden ondanks de vaak
gevaarlijke situaties slechts zelden genoodzaakt om de alarmbol te gebruiken, of alarm te
geven. Zij kunnen betrekkelijk gevaarlijke patiënten vaak alleen aan om te behandelen. De
andere soort zal zeer ruw en gewelddadig zijn. Wij zien de verruwing ervan in een bewust of
halfbewust mishandelen van de patiënten, natuurlijk zó, dat het niet opvalt, maar het gebeurt
dan toch maar. Dergelijke wezens zien wij zó verruwen, dat zij, óf tot beesten worden, óf
waanzinnig worden. Die gaan helemaal ter gronde. Een kwestie van reageren. Dit is een
kwestie van reageren: zij reageren niet alleen op de feitelijke toestand, maar ook op de
geestelijke invloeden, die daar achter verborgen zijn.
307
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 16 – 1 maart 1955

Maar of we al dan niet de mogelijkheid hebben om ons af te schermen?


Dat is niet te doen met afschermen, mijn waarde vriend. Dan kunt U Uw patiënt niet
benaderen. iemand, die zich geheel afschermt kan door de gevaarlijkste zaal heengaan en zal
daar niet opgemerkt worden. D.w.z. de patiënten zullen wel kennis nemen van zijn
aanwezigheid, maar zich verder niet voor die persoon interesseren. Maar op het moment, dat
de persoon een patiënt nadert heeft hij een zeer grote kans, dat de andere patiënten hem aan
zullen vallen, omdat zij jaloers zijn, iets,wat nogal vaak voorkomt. Of zij zullen hem zeer
vriendelijk benaderen en dan in plaats van een streling, hem een wond bezorgen. Dus op de
bewustwording van de persoon reageren met een plotselinge aanval. Zo bestaan er dan
verschillende mogelijkheden. Zodra U zich wendt tot de patiënt heeft U contact, niet alleen m.
b. t, de patiënt, houdt U daar rekening mee, maar met alle patiënten plus alle geestelijke
invloeden,die in de nabijheid zijn. Zelfs wanneer U op bezoek komt in een dergelijke
gelegenheid en er is een bepaalde persoon, die U spreken wilt, dan bent U niet alleen in
contact met die speciale persoon en eventueel zijn speciale waanbeelden en vormen. Dan bent
U in contact met die persoon en al de genen, waarmee die persoon in contact staat. Dit
contact gaat meestal verder dan men denkt, riant de schijnbare afzondering, die vele
waanzinnigen voor zich in acht nemen, wordt volledig aangevuld door een geestelijk contact
langs de weg dezer persoonlijke demonen. Laat men dat niet vergeten. Nu spreek ik nog niet
eens over het probleem der bezetenheid, dat ook vaak in dergelijke instituten voorkomt.
Wat gebeurt er, wanneer je je als medicus inleeft in de gedachtengang van een
waanzinnige? Ben je dan ook enigszins in contact met de demonische facetten van deze
patiënt?
Inderdaad, door U in te leven in de patiënt bent U in rapport met zijn demon. Ook wanneer die
demon, waar U niet volledig die persoon kunt worden, minder voor U betekent en U een
sterker verweer daartegen heeft. Maar hij wordt ook mede voor U een gedeeltelijke werke-
lijkheid. Dat is ook begrijpelijk. Wanneer U dat doet, dan zult U merken, dat U bewust of
onbewust rekening houdt met de waanvoorstellingen van de patiënt en ook met enkelen
ervan, die zich niet zo duidelijk uiten. U realiseert zich dan later, dat deze niet kenbaar waren
geuit, maar a.h.w. intuïtief ingeschoven worden bij de behandeling. Wanneer U dan echter de
patiënt niet geheel van U af kunt zetten, bestaat er inderdaad de mogelijkheid, dat U een
binding blijft behouden. Zolang echter die binding een erkenning van de demon inhoudt, dan
zal het voor U niet nadelig zijn. Pas op het ogenblik, dat U probeert die demon als deel der
werkelijkheid weg te vagen uit het bewustzijn van de patiënt, krijgt U strijd. Wanneer U dat
doet door hem het bewustzijn te brengen, dat de demon deel van hemzelf is, is het ook nog
niet zo gevaarlijk. Maar wanneer U alleen maar probeert om die waan weg te nemen zonder
meer, dan zult U in vele gevallen wel in gevaar zijn. Men moet a.h.w. de afgescheiden demon
terug voeren tot de persoonlijkheid. Het contact steeds steviger maken. Dan kan op de duur
de persoonlijkheid plus de demon, die weer deel van de persoonlijkheid is geworden,
tegenover de werkelijkheid weer normaal reageren. Eerder niet.
Is het de bedoeling, dat ook die demon zich geestelijk gaat verrijken? Of moet hij altijd zo
blijven?
De demon kan zich niet geestelijk verrijken, omdat hij geen eigen denk- of
handelingsvermogen heeft. Elke demon, de werkelijke demon dus, niet de ziel hebbende
demon, is uiteindelijk een wezen, dat bestaat uit het totaal van de op dit wezen gerichte
gedachtenkracht, of geloof. Zijn handelingen en gedachten zijn bepaald door de grootst
gemene deler der invloeden, die aan hem worden toegekend. Dus ook door het
gedachtenbeeld. Zo kan de demon zijn persoonlijkheid zelve niet wijzigen. Die kan we1
gewijzigd worden door een verschil in opvatting van degenen, die in de demon geloven,
waardoor de waarde van de demon innerlijk verandert. Is dit duidelijk? Vrienden, ik meen, dat
ik hiermede dit onderwerp mag gaan besluiten. In ieder geval kan ik nu zeggen: ik ben
hiermee klaar en behoef er niet meer op terug te komen. Er bestaat dus geen gevaar, dat U in
de toekomst meer kringen dan alleen deze zult moeten bezoeken, wilt U mij dit onderwerp vol-
ledig horen behandelen.
Goeden avond.
0-0-0-0-0-0-0
308
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 16 – 1 maart 1955

Goeden avond, vrienden, wij zullen, als gebruikelijk, onze bijeenkomst besluiten met een
meditatie. Welk onderwerp wenst U daarvoor deze keer naar voren te brengen?

EEN LUISTEREND OOR


Wat kan een oor anders doen dan luisteren? De taak van een oor is om luchttrillingen toe te
voeren aan het trommelvlies, dat ze dan weer overbrengt aan het bewustzijn. Een oor is niet
een deel van het bewustzijn. Het is een instrument van het bewustzijn. Wanneer wij ons
realiseren, wat dat betekent, kan in ons de vraag op komen: Zijn wij zelf misschien het
luisterend oor van een groter wezen? Uitgezonden in vreemde werelden om het bewustzijn te
vergroten? Een oor heelt zijn eigen functie. Het houwt zichzelf, het vormt zijn eigen gangen,
het leeft, het luistert. Dat is de taak, die het werd opgedragen. Dat is de reden, waarom het
geschapen werd. Een oor kwam tot stand, omdat er gehoord moest worden. Was er geen
behoefte aan het horen, er zou geen oor geweest zijn. Als wij een luisterend oor zijn, wat moet
dan het bewustzijn, dat boven ons staat verlangen van ons te vernemen? Wat doen wij? Wat
is, onze tank? Waarvoor zijn wij ontworpen? Om te bestaan. Om te leven. Dan zou het leven
kunnen zijn voor hogere wezens, wat het g luid voor de mens in Uw wereld is. Dan zou elk
wezen een luisterend oor kunnen zijn, uitgezonden te midden van een oneindigheid van
gebeurtenissen, opdat uit het leven de waarheid omtrent de Schepping door het bewustzijn
gerealiseerd kan worden. Zou dit waar zijn? Ik weet het niet. Ik kan niet zeggen, dat ik een
zintuig ben van een groter Wezen. Zelfs maar een heel klein deel van zoiets. Ik kan alleen
maar zeggen, dat, zoals het luisterende oor zijn taak vervult en aan zijn functie tegemoet
komt juist door het luisteren, ik slechts aan mijn functie tegemoet kan komen door te leven.
Een oor, dat niet luistert, kan er net zo goed niet zijn. Een mens, een geest, die niet bewust en
intens leeft, of tracht te leven zou net zo goed niet kunnen bestaan. Er is een functioneel
verband tussen het zijn en het doel ervan. Er worden nooit dingen geschapen alleen maar,
omdat zij schoon zijn, alleen maar, omdat zij dit of dat zijn. Maar altijd, omdat zij tegemoet
komen aan de behoeften van een bepaald bewustzijn, dat hen tot stand brengt. Zo is het ook
met ons gegaan, Ons wezen, onze vorm, ons bewustzijn, ons bestaan, zij komen tegemoet
aan de behoeften van een groter wezen, dat ons heeft geschapen, ons heeft gevormd
misschien langzaam, voorzichtig, in de juiste vorm, zoals het oor langzaam, voorzichtig haast
in de juiste vorm gegroeid is. Bij alle mensen en dieren in vele soorten, juist, zoals wij ze
nodig hebben. Ja. Ondanks alles mogen wij ons zelf met een luisterend oor vergelijken.
Ondanks het feit, dat wij niet weten, of wij deel zijn van een wezen, dat naar een bewustzijn
zoekt. Wij hebben twee dingen met het oor gemeen: Wij hebben één vorm en één functie.
Functie en vorm zijn haast identiek. Zij zijn a.h.w. één. Het is niet zo, dat ons doel verder
grijpt dan onze vorm. Ofwel dat onze vorm verder gevorderd is dan ons doel. Onze. taak is:
onszelf te zijn. Zoals de taak van het oor is om te luisteren en daardoor ook zichzelf te zijn.
Dan moeten wij trachten om dit te zijn met heel ons wezen. Met heel ons verstand. Met al
onze gaven van stof en van geest. Ons zelf te zijn volgens de beste aspecten van ons wezen.
Dan alleen, mijne vrienden, kunnen wij zeker zijn, dat wij beantwoorden aan het doel.
waarvoor wij geschapen werden. Dan zijn wij niet alleen een nutteloos sieraad, maar
inderdaad een luisterend oor. Iets, wat aan zijn doel beantwoordend daardoor in een groter
geheel zijn eigen betekenis heeft en aan zijn werkelijk doel volledig kan beantwoorden. Ik
dank U voor Uw aandacht.
Goeden avond.

309
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 17 – 5 april 1955

5 April 1955

LES 17

Goeden avond, vrienden,


Zijn er nog vragen over hetgeen wij de vorige keer besproken hebben? Ik wil trachten U
vandaag een klein richtsnoer te geven bij de beïnvloeding van de buitenwereld in gunstige zin.
De wijziging van stemmingen etc. zoals U weet, is voor elke mens, als ook voor elke entiteit,
de sfeer als normaal wezen leeft van zeer groot belang. Deze sfeer kan door zeer vele
schijnbaar onbelangrijke dingen worden beïnvloed. In vele gevallen kan sfeer alleen reeds door
uiterlijke omstandigheden als aankleding van ruimten e. d. aanmerkelijk veranderen. Wanneer
wij echter in een vertrek komen, of met mensen in contact komen, waarbij de sfeer, die wij
aanvoelen ons schijnt te bedrukken, hetzij door te grote geladenheid, hetzij door een
aanvoelen van een dramatisch gebeuren, dan moeten wij hiervoor een uitbanningstechniek
gebruiken. Deze uitbanningstechniek berust binnen ons zelf in de eerste plaats op suggestieve
waarden.
U zult reeds reeds meerdere malen bemerkt hebben, dat alles wat wij U van magisch en
semi-magisch karakter leren, berust op het gebruik van bekende natuurwetten plus
suggestieve waarden, waarbij slechts een enkele keer een Goddelijke, ofwel cosnische wet van
niet zo algemene bekendheid wordt getrokken. Wanneer ik ergens ben en de sfeer benauwt of
beëngt mij, da. n is het eerste wat ik moet doen, mij zelve afsluiten van deze sfeer. Ik ga niet
onder de invloed daarvan komen. Ik ga dan verder en probere met mijn zintuigen door ze één
voor één een zo groot mogelijk potentiaal van bewustzijn te geven, concentratie dus op de
waarnemingen van een enkel zintuig, of een zuiver stoffelijke oorzaak voor deze sfeer
verantwoordelijk, kan zijn. Er zijn n. l. enkele dingen, die op de mens ongetwijfeld zeer sterk
kunnen werken. Een daarvan is b.v. de aanwezigheid van miniscule sporen van rioolgas. Een
andere oorzaak kan zijn een bedomptheid, waarbij de, onvoldoende frisheid van de lucht,
gepaard gaande met gebrek aan zuurstof een oorzaak voor neerslachtigheid vormt. Ook kan er
sprake zijn een beïnvloeding door kleuren. Over het algemeen zal een sombere, weinig
zonnige kleur ons onaangenaam aandoen. Wij gaan dan verder met de tastzin na, of er dingen
zijn, die ons onaangenaam beïnvloedne. Dit kunnen b.v. verschillende soorten van stof zijn,
die o. a. voor bekleding word gebruikt. Of de wijze, waar op de vloer bekleed is. Een kale
plankenvloer, die het oog bovendien onaangenaam treft door haar vuil uitzien en gelijktijdig
bovendien nog een holle klank veroorzaakt, waardoor het gehoor wordt getroffen, zal op de
sfeer zeer zeker een sterke invloed ten nadele kunnen heb ben. Een groot deel van onze eigen
zonnigheid. gaat daarbinnen verloren. Deze zonnigheid in ons zelve kan echter gelijk worden
gesteld met een maximum potentiaal aan vitaliteit. Vitaliteit en goed gehumeurd zijn gaan
samen. Wij hebben U er, reeds enkele maanden geleden over gesproken, hoe deze vitaliteit
kan worden terug gebracht tot een bepaalde absorptie van krachten uit de omgeving, waarbij
lucht potentiaal plus afvloeingsmogelijkheid in de atmosfeer een belangrijke rol kunnen spelen.
Het resultaat is, dat wij worden beïnvloed in onze eigen uitstraling. Onze kracht kan worden
afgetapt door verschillende dingen, die ons zintuigelijk beïnvloeden. Weten wij echter, waar
deze invloed vandaan komt, dan kunnen wij ons zelve er voor afsluiten. Volledig afsluiten en
dat terwijl wij van alle andere faculteiten van ons bestaan een geheel normaal gebruik blijven
maken. De wijze, waarop wij normaal vitaal optreden zal dan op suggestieve wijze de sfeer
verbeteren. Dit echter is nog het minst belangrijke. Erger wordt het wanneer een sfeer geladen
is. Elk mens straalt zijn gedachten uit.
De uitstraling van die gedachten wordt geabsorbeerd- door de omgeving, grotendeels in het
onbewuste, gelijktijdig echter ook door een groot deel van de daarvoor in aanmerking
komende voorwerpen, die zich in de omgeving van die uitstraling bevinden. Er bestaan
ettelijke en kristallen, die voor dergelijke gedachtenstromen zeer vatbaar zijn. Er bestaan

310
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 17 – 5 april 1955

andere stoffen, die hun ontvankelijkheid eerst op de duur verwerven. Nieuwe baksteen b.v.
neemt betrekkelijk weinig aan. Baksteen, die in besloten muurverband, doortrokken met
aardvocht ongeveer 50 jaar op één plaats is gebleven, neemt gedachtenbeelden zó sterk aan,
dat zij zelfs suggestief kunnen werken op sensitieve personen en reproductie en deze van de in
de steen opgenomen indrukken kunnen veroorzaken. Tussen haakjes, zo ontstaan dan vaak
spookverhalen. Menig spookverhaal is gebaseerd op dergelijke indrukken. Nu weten wij niet,
waar deze gedachtenstroming vandaan komt. Het is voor de doorsnee mens heel moeilijk om
vast te stellen, waar de bron is gelegen. Wij kunnen dan verstandig handelen, indien wij ons
de moeite getroosten om de aanwezigen, zo er niet te velen aanwezig zijn allen één voor één
op stemming en uitstraling af te tasten. Probeer aan te voelen, hoe zo'n mens U aandoet. U
zult dan vaak tot de conclusie komen, da de glimlachende gastheer, die U zoeven ontving, een
uitstraling heeft, die U doet denken aan toorn, woede, zenuwspanning. Dan is er ruzie geweest
in huis. U zult deze kracht dan eerst moeten neutraliseren voor U tot een werkelijk gunstig
resultaat kunt komen in Uw werken. U weet, hoe Uw gedachten te richten. Wij hebben ook
daar reeds meerdere malen overgesproken en de vorige maal nog heb ik U een methode
aangegeven ter beïnvloeding, waarbij het indrukken van vaste gedachtenbeelden werd
besproken. U gebruikt deze methode ook nu, echter zonder woord voor woord een bevel te
vormen. U zet een stemming, die U in U zelf tracht op te wekken tegenover de stemming, die
U in de ander heeft herkend. Herkent U toorn, drift, onrust, dan stelt U daar tegenover een zo
groot mogelijke vrede en gelatenheid. U draagt er zorg voor, dat deze ook in Uw woorden en
gebaren mede tot uiting komt. Het resultaat zal zijn, dat het door U geschapene de heersende
spanningen langzaam absorbeert en in korte tijd een meer natuurlijke toon en sfeer kunnen
terug keren. Wanneer ik nu in een vertrek kom, waarin geen der per personen een voor mij
kenbare onaangename uitstraling vertonen en de sfeer desondanks toch gedempt of gedrukt
is, zal ik dus moeten aannemen, dat de omgeving hieraan schuld is. Al het voorgaande vraagt
meer tijd om het te bespreken dan om het te doen. Een dergelijke controle kan door een ieder,
die hierin geschoold is, worden uitgevoerd in minder dan een minuut. Maximaal misschien 90
seconden. Dit vraagt dus zeker niet te veel tijd, De omgeving kunt U echter niet bestrijden met
de zelfde wapens, die U tegen personen gebruikt. Een levende persoon kan, wanneer zijn
gedachtenstraling wordt beïnvloedt langzaam maar zeker zichzelf veranderen en daardoor
harmonisch worden met het door U opgelegde denkbeeld en de opgelegde sfeer, etc. Een
omgeving kan dit niet doen. Het blijvende van bepaalde invloeden of stemmingen in de
omgeving is te danken aan een wijziging in de structuur, ofschoon een zeer geringe. Het is een
kleine afwijking van de moleculaire spanningen ten opzichte van elkaar, waardoor moleculaire
richting en rotatie bij de lossere stoffen echter aanmerkelijk kan worden beïnvloed. Onthoudt
dit goed: Dit kunt U niet tegengaan, terwijl U zich gedraagt als een normaal mens. Zeker, door
in concentratie neer te zinken, door bezweringen te gebruiken, die zowel voor U als voor de
anderen uitermate suggestief zijn, door gebruik te maken van enkele der wetten, die wij
hebben besproken, zal het U ongetwijfeld gelukken de hele omgeving te zuiveren en daarin zo
nodig zelfs een ander beeld in te drukken. Maar normalerwijze heeft U daarvoor noch
gelegenheid, noch tijd. Indien de uitstraling van een omgeving ongunstig is, dient U dus uit
Uzelve een veld te genereren, dat volledig alle invloeden der omgeving neutraliseert. Daarvoor
moet U echter trachten te komen tot een erkennen der uitgestraalde waarden. Is het angst?
Wanhoop? Dreiging? Is het haat? Ik noem vooral deze factoren, omdat zij de sterkste
invloeden zijn. Ongetwijfeld zult U op de duur leren deze invloeden te onderscheiden.
Naarmate U zuiverder erkent, wat de oorzaak van Uw onrust of van de onrust der aanwezigen
is, dus wat eigenlijk de sfeer zo nadelig beïnvloedt, zoveel te doelmatiger zult u natuurlijk in
kunnen grijpen. Onthoudt ook dit goed: Hiervoor is ook weer de suggestieve waarde in U zelve
nodig. U moet dus weer beginnen niet U zelve in te stellen. Wanneer de sfeer heel erg
onaangenaam. is, probeert U zelve een ogenblik een beeld voor ogen te halen, dat voor U
schoon, rustgevend en aangenaam is. Probeert zoveel mogelijk krachten in U zelve te wekken
van harmonie, kracht en grote rust. Indien U dit doet, komen deze waarden immers reeds
zonder meer in Uw gebaren, bewegen en spreken naar buiten. Bovendien echter zullen zij,
vooral indien intens beleefd, U de mogelijkheid geven het gesprek, de groepering der personen
etc. zodanig te wijzigen, dat er een harmonie kan ontstaan, die tegengesteld is aan de sfeer,
die zich in het vertrek uit. Op een dergelijke wijze kan zelfs soms een spookslot zonder te veel

311
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 17 – 5 april 1955

moeite onschadelijk worden gemaakt. Ik zal nu enkele voorbeelden geven en laat het aan U
over om uit het gesprokene zelf Uw conclusies te trekken Onrust. Onrust kan niet alleen maar
bestreden worden door een suggestie van rust. Een suggestie van rust kan vaak opzwepender
werken dan een tegenovergestelde uiting van onrust. Elke onrust, die wij in iemand tegenover
ons erkennen heeft zijn oorzaak. Wij zullen over het algemeen kunnen aanvoelen, of zien
misschien, zelfs weten uit ervaring, wat deze onrust veroorzaakt heeft. B.v. een ongeluk. De
onrust, die dit ongeluk heeft geschapen vraagt een afleiding. Een afleiding, die zonder meer
tegengesteld is aan alle vernietiging, terwijl wij echter gelijktijdig zoveel activiteit in zich
draagt, dat zij het teveel der opgewekte zenuwspanningen absorbeert. Geboorte problemen,
genezing, Lente, wording, alle perioden, waarin zich absoluut een onrust kenbaar maakt,
kunnen als suggestiebeelden hier tegenover bruikbaar zijn. Zij kunnen - indien de gelegenheid
gunstig is - bovendien gemakkelijk in woorden worden omgezet. Wantrouwen. De
wantrouwende met wantrouwen tegemoet treden betekent het wantrouwen versterken en
bevestigen. Wantrouwen met vertrouwen tegemoet treden, betekent in vele gevallen, dat het
wantrouwen het vertrouwen als niet echt beschouwt en daardoor wederom met groter
wantrouwen hierop reageert. Indien wij een sfeer van wantrouwen hebben, moeten wij
trachten iets te vinden, waar wij allen iets van weten, allen iets aan hebben. Er moet een punt
van contact worden geschapen tussen beiden, omdat gezien het kennen der omstandigheden
voor de andere dan een - zij het wat oppervlakkige - realisatie van uw karakter mogelijk ia. Nu
spreek ik hier dus in het bijzonder over personen. Wanneer dit wantrouwen echter in de
omgeving zelve ligt, kan ik er maar één ding tegenover stellen. Eigenaardig genoeg ook hier
geen vertrouwen. Vertrouwen in een dergelijke omgeving is absoluut fataal. Vertrouwen in een
macht buiten die omgeving. In God, een geest, een macht, desnoods in een projectie van Uw
eigen wezen. Het in U zijnde vertrouwen in de nacht buiten geeft U een verzekerdheid tegen
het wantrouwen der omgeving. Uw passiviteit tegen dit wantrouwen doet gelijktijdig, zichzelf
verteren. iets wat tot na denken stemt, het wantrouwen helpt vernietigen, waardoor een sfeer
van vertrouwen dan kan worden gewekt. Dit proces is bij de omgeving van veel langere duur
dan bij een persoon. Toorn of drift. Deze kunt U nooit afleiden door kalmte, ofwel door vrede
alléén. Zij moet een uitlaat hebben. Zij moet haar overvloedige energie kunnen lozen. Tracht
daarom overal waar toorn, drift e,d. de sfeer bederven een actieve factor tegenover deze
invloed te stellen. Dus: vertrek. Toorn als sfeer. Activiteit. Bezigheid. Als U niets beter te doen
heeft, gaat U maar spelen, maar dan bij voorkeur een spel, dat vele vlugge berekeningen
vraagt, ingewikkelde berekeningen etc. Toorn in een mens. Geeft die toorn iets, waarop zij
zich richten kan. Geeft die toorn een doel en kies dat doel zó, dat de resultaten ervan zoveel
mogelijk positief productief zijn. Haat. Haat is het negatieve deel van liefde. Haat, die liefde
ontmoet, haat hierdoor dieper. Haat, die onverschilligheid ontmoet, voelt zich hierdoor
geminacht en zal daarom dieper haten, of de haat actiever tot uiting brengen.
Tegen haat is maar één middel: Geloof. Wanneer U met een mens, die door zijn sfeer van haat
het contact tussen U zeer moeilijk, of geheel onmogelijk maakt, is de enige mogelijke
handelwijze: Haat mét die mens. Dit klinkt U misschien wel heel eigenaardig in de oren. Toch
is dit juist, Richt dus Uw eigen aversies etc. in dezelfde richting, als degeen, die de sfeer
origineert. Indien U dit klaar speelt, dan kunt U door het aan U zelf opgelegde dwangbeeld
trapsgewijs te veranderen de ander uit zijn haatpatroon verlossen en daardoor een normaler
toestand verkrijgen. Zolang U deze haat dus door Uw eigen persoonlijkheid in een ban kunt
houden, zult U in staat zijn met die persoon normaal om te gaan. Ongeacht of er hier sprake is
van een neurotieker, een zenuwzieke of een normaal mens, die alleen maar één grote haat
kent. Haat in zich kan n. l. onder omstandigheden normaal zijn. Ik meen, dat deze
voorbeelden voor zichzelve spreken. De grote kunt van het geestelijk gevecht, dat wordt
gevoerd om een sfeer te verbeteren, is die van het meegeven, d.w.z. het scheppen van
gelijksoortige waarden, die de energie van de onder, ofwel voor Uw eigen doel benutten, ofwel
en beter nog, neutraliseren en geheel tot stilstand brengen. Dit zijn de enige methoden, die
met succes gebruikt kunnen worden. Na beschouwing zult U het, meen ik, met mij eens zijn,
dat hiermede reeds aan een ieder een betrekkelijke grote macht in handen wordt gegeven. De
wijze, waarop U de mensen tegemoet treedt en de mensen U tegemoet treden bepaalt een
groot gedeelte van Uw leven. Het betekent vaak Uw succes, of Uw ondergang in de menselijke
samenleving. Later zult U ontdekken, dat in de geestelijke sferen veel zich op ongeveer

312
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 17 – 5 april 1955

dezelfde wijze afspeelt. Het volgende punt is het beïnvloeden van wezens buiten je eigen
sfeer. Dit geldt dus o. a. voor het beïnvloeden van geesten, demonen. Maar evengoed voor het
beïnvloeden van dieren en entiteiten, die qua bewustzijn op een ander plan dan het Uwe staan.
Elke verhouding tussen twee ongelijksoortige bewustzijnssferen moet worden gebaseerd op
een waarde, die voor één dier sferen als niet reeel wordt erkend. Bij mens-dier moet de
verhouding gebaseerd worden op de vriendschap van het dier voor de "God"-mens, ofwel de
vrees van het dier voor de "demon"-mens. De mens, die in zich geen van beiden is, zal één
van deze beide waarden moeten produceren om op de duur in de dierenwereld geaccepteerd
te kunnen worden. Brengt hij dit dichter tot stand, dan zal hij zichzelve natuurlijk geen God
noemen Wendt de mens zich tot de geest, dan zal hij deze noodzakelijkerwijze moeten
aanspreken als God of demon. Dus als grootmachtig scheppend wezen. Zoals macht der
vernietiging. Alleen op deze wijze is een zekere beheersing mogelijk. Laat ons niet vergeten,
dat, wanneer wij werken met een demon, deze demon kwetsbaar is, doordat hij zelve een
uiting van haat is. Van onze kant uit dan altijd. Wat de demon in werkelijkheid is, doet voor
ons minder ter zake. Het contact tussen ons beiden is gebaseerd op demon - slachtoffer.
Wanneer het slachtoffer zijn eigen begeren, dus negatief uitgedrukt in de omgekeerde vorm,
zal hij daardoor een leiding kunnen geven,denkt U niet, dat het simpel is. Denkt U nu niet, dat
het een simpel kindertrucje is. U kunt leiding geven aan deze demon, waar diens handelwijze
opgelegd door de verwachting van de mens tegenover deze demon, altijd moet zijn een
negatief handelen ten opzichte van die mens. U kent misschien het kunstje van de algebra
wel? Negatief plus negatief wordt positief. Vul dus de negatieve eigenschappen aan met nega-
tieve begeerten en U zult een positief resultaat krijgen. Simpel voorbeeld. Demon, dreiging
met dood; reactie: doodsaanvaarding; resultaat: leven, Duidelijk? (Ja). Een geest des goeds.
Daar moeten wij altijd van verwachten, dat hij tegenover ons goed doet. Maar wij moeten ons
realiseren, dat tussen het goed van die geest - of God - en ons zelf een verschil bestaat. Dat
dus een zeer groot verschil in van-dering ten opzichte van hetgeen wij wensen, bestaat. Denkt
U maar aan de verhouding tussen U en dier, waarin hetzelfde tot uiting, kan komen. Hoe
moeten wij daar dan reageren? In de eerste plaats; hoe meer wij overlaten aan die goede
geest, hoe actiever het goed tot uiting zal komen, want hoe minder onze eigen instelling het
ongetwijfeld goede volgens geestelijk inzicht beïnvloedt.
Dat is één van de waarden van het geloof, Geloof maakt krachten buiten Uzelve vrij en
bovendien krachten binnen Uzelve, doordat deze in Uzelve aanwezige kracht-vitaliteit,
geesteskracht, bewustzijnskracht, kracht der zenuwen en zenuwstoffen, allen dan omgeleidt
door een vast gericht menselijk begeren, binnen de invloedssfeer van het geestelijk bewustzijn
staande, in dit lichaam alleen reeds met eigen krachten door een andere richting, die aan de
krachten gegeven wordt, kan komen tot een bewustzijn en daarmede een reactie, die
volkomen in overeenstemming is met wat wij goed noemen. Veel der wondergenezingen zijn
te verklaren op deze wijze, duidelijk? Of niet?
Niet helemaal.
Niet helemaal? Heel eenvoudig. Wij vormen een God. Die God noemen wij genezing.
Aesculaap, als U dat wilt. , Of deze God reeel is of fictief, doet er weinig aan toe. Op dit
moment althans. Maar wij gaan met ons allen aan die God eigenschappen toeschrijven. Er is
dus een bepaalde concentratie van gedachten, die deze eigenschappen bepaalt. Duidelijk?
(Ja). Nu ga ik op een gegeven moment mijzelf uitschakelen. Ik ga zozeer aan die God - of
geest - geloven, ik geef mij daar zozeer aan over, dat alleen de krachten en gedachten van die
geest uitgaande, op mij inwerken. Mijn eigen bewuste, onbewuste, of' automatische processen
zijn praktisch tot stilstand gekomen en blijven alleen door de levensbehoefte zelf gedreven,
nog actief, terwijl tegelijktijdig alle gedachten, die nog invloed hebben uit deze gezamenlijke
gedachtenbron komen. Wordt het nu duidelijker? Het resultaat zal dus zijn, dat het totaal der
wensen van goed, genezing in dit geval, op mij worden geprojecteerd en deze gedachte zal
verwerkelijkt worden in mijn eigen weefsels door alle krachten, die binnen die weefsels
aanwezig zijn. Simpel, nietwaar? U, moet deze twee hoofdregels onthouden, dan bent U
meteen thuis in de magie, want deze grondregel zult U vinden bij elke rituele magie, onver-
schillig of die begint met Eliphas Levi of met enkele der anderen minder bekende meesters. U
zult altijd weer dit principe vinden! Een demon, die wij door het stellen van negatieve
begeerten tot vervulling van onze gedachten en wensen verleiden in een spel van wederzijds
313
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 17 – 5 april 1955

bedrog en de God, die alleen het goede vooral gemeenschappelijk alleen als goed ervarene
voor ons vervullen kan en dit vervult op het moment, dat ons eigen gedachtenleven stilstaat,
ons eigen bewustzijn is uitgeschakeld. Voldoende? Nu, dan kunt U het hiermede voorlopig
doen, Heeft U over het vorige of dit onderwerp nog vragen, dan kunt U ze de volgende keer te
berde brengen. Ik. dank U voor Uw aandacht.
0-0-0-0-0
Goedenavond, vrienden.
Nu dan moeten wij maar eens beginnen met samen te spreken over het onderwerp van de
vorige keer. Ja, wij hebben toon eigenlijk een beetje voortijdig gesproken over verschillende
mogelijkheden van indeling van de mensen. En toen heb ik U iets verteld over die beruchte,
bewuste 144 klassen, hé? Dat herinnert U zich nog? Dan zullen wij daar eerst eens mee
beginnen. Belofte maakt schuld, maar. . . . . één ding. . . . . ik maak het vandaag niet af, hoor.
Wij gaan eerst eens eventjes de grondslagen na, ja? Er zijn 9 typen van mensen, die wij als
hoofdklassen van karakters eigenlijk zouden kunnen noemen. Die 9 typen berusten dus op
stoffelijke, normen. Houdt U dat even in de gaten? Die stoffelijke normen liggen uiteindelijk in
verschuiving van glandulair evenwicht. Nu zouden wij die typen-indeling betrekkelijk
willekeurig kunnen maken. Wij moeten één ding onthouden. Wij hebben onder - dus beneden -
altijd het type, dat praktisch niets doet. Negatief,. de luiaard. Posisief de rustige, de kalme.
Aan de bovenkant van de schaal, eigenlijk het hyper-sensitieve type, het type, dat op elke
kleinigheid reageert" scherp reageert, te verdelen in de buitengewoon geniale en - nu laat ons
maar zeggen – de zenuwlijder. . . . .
Geen bezwaar tegen die laatste kwalificatie, hoop ik. Neen? Daaruit zou voortvloeien n. l. - nu
moet je eens goed luisteren - een genie eigenlijk niets anders is dan een omgekeerde
zenuwlijder. Dat is een grapje. Nu hebben wij dus 9 hoofdklassen, dat zijn de
hoofdeigenschappen die het karakter bepalen. Maar dan zijn wij er nog niet mee. Want in elk
van die 9 zitten bovendien 8 andere factoren verwerkt. Acht andere karakter bepalende, duo
niet lichamelijke eigenschappen, maar karakter bepalende evenwichtstoestanden. En die
hebben dan werkingen, die positief of negatief kunnen zijn, want het bewustzijn, dat kan de
gelijke eigenschap positief, dus in de richting van bewustzijn en daadkracht enz. richten, of
negatief, amoreel, daadloos enz. Nu. tot zover zijn wij het wel met elkaar eens, hé? Nu een
vraagje voor de heren vaklieden, die hier zitten. Hoe zullen wij de luiaards noemen?
Flegmaticus.
Nu, dan kan ik al weer zien, dat ik het de vorige maal netjes heb gedaan, want toen heb ik ook
over flegmaticus gesproken. Nu gaan wij ons voorstellen, wat die flegmatieus eigenlijk is. Dat
is een rustgevend element. Een flegmaticus is iemand, die een zeker evenwicht heeft,
nietwaar? Nu moeten wij dat gaan paren met alle andere eigenschappen. Nu nemen wij als
eigenschap b.v. de sexuele drang. En de drift. Maar wij zien ook als een eigenschap - vergeet
dat niet - de scherpe reactie. Nu gaan wij hieraan nummers geven. Wij gaan zeggen: hier heb
ik een rijtje van 9. Die 9 kun je in elk boek vinden. Als je er tenminste rekening mee houdt,
dat er nog al wat tussen trappen gerubriceerd zijn, die voor ons nog al belangrijk zijn. Dan leg
je een lijstje aan en daar zet je die 9 eigenschappen boven. En dat zo, dat zij onder zich ieder
twee kolommen hebben. Dan ga ik voor die kolommen, nu dus onder elkaar, weer die negen
eigenschappen opschrijven. Dat is inderdaad 144. Daarbij hebben wij in de kolommen dan
beurtelings negatief, positief, negatief, enz. Dit grondplan heb ik altijd nodig. Zonder dat kan
ik niet werken. Verder heb ik natuurlijk ook een begrip nodig omtrent de eigenschappen die de
uiting zijn van elk der zo gerubriceerde typen. Wanneer wij want hebben gedaan, gaan wij
eerst even over die formuletjes spreken. Ik nummer kolom 1 nummer 1, kolom 2 nummer 2,
kolom 3 nummer 3, kolom 4 nummer 4 enz. Ik krijg dus altijd een oneven nummer voor een
negatieve en een oven nummer voor een positieve factor. Naarmate echter mijn flegmaticus
sterker onder de indruk staat van het hyper-sensitieve krijgt die flegmaticus ook een hogere
waarde. Wanneer ik dus het hoogste getal heb in het positieve kom ik hier tot hot getal 16. Ik
heb hier dus 1/16. Nu zeg ik tegen mijzelf: wanneer ik hier een man heb, die groep 1 nurnmer
16 is, dan is hij gelijk aan andere typen volgens deze factor in een schuine lijn. Kunt U zich dat
voorstellen? Dus tref ik overal verwante getallen aan, waarbij een gelijke uitingsmogelijkheid

314
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 17 – 5 april 1955

bestaat, echter op een andere karakter-grondslag. Die reeks van getallen is, zoals U zult zien,
een langzaam oplopende reeks, Daarbij blijkt dan, dat een hyper-sensitieve flagmaticus, - iets,
dat niet zo erg veel voorkomt - Wanneer die overgevoeligheid er bij komt wordt het flegma n.
l. meestal tot iets anders. Dan krijgen wij met een melancholieker te doen. Dat is eigenlijk een
soort negatieve variant van de flegmaticus. Maar goed Ik heb hier nu. Zeg als voorbeeld 20.
Dan lopen hier mijn getallen verder op. Laat ons aannemen dat ik een reeks heb, die als volgt
gaat: 20, 36 en laat ons zeggen, hier nog eens 54. Ik noem nu hier willekeurige getallen. Wil
je het goed doen, dan moet je dat alles eerst goed uitrekenen. Nu tel ik die getallen bij elkaar
op. Heel eenvoudig dus. Dan heb ik de uiterlijke waarde van de handeling hier in een getal
uitgedrukt. De waarde van de handeling draagt in zich het type van de mens. Deel ik
daardoor, dan krijg ik de doorsnee reactie van de buiten wereld, aangegeven in een typische
uiting. Vergelijk ik die 2 getallen ten opzichte van elkaar, dan zal mij vaak blijken, dat een
even getal tegen een oneven getal komt te staan, waarbij die beide getallen niet onderling
deelbaar zijn zonder rest. Kunt U het niet geheel volgen? Dan beginnen wij weer opnieuw. Wij
moeten eerst het idee te pakken hebben.
Dan kun je het zelf n. l. maken. Dus wij hebben hier een lijn, Nu zeggen wij, dat is heel
eenvoudig. Dit is vakje twintig. Nu nemen wij eens even aan dat hier twee, drie, vier en vijf
nog staan. Dan ben ik, omdat ik schuin naar boven ga, weer bij een bepaald type te land
gekomen. Nu ga ik optellen. 20-+ 1 = 21 + 2 = 23 + 3 = 26 + 4 = 30 + 5 = 35, Ik heb nu
dus 35 en 20. De uiting van de mens in de wereld zal onder de gegeven omstandigheden altijd
35 zijn. Wat is dan het resultaat? Natuurlijk gaat de berekening voor het type niet op, omdat
wij met willekeurige getallen werken. Maar toch zit er nog iets in: Let op. 35 : 20 brengt mij de
reactie op de buitenwereld van stoffelijke kant gezien. Uitkomst 1 en 3/4 keer. Dat drukt men
dan voorlopig maar uit in vierden. Zeven vierde. Kan ik dat deelbaar maken met die 20? Neen.
Het resultaat is dan, dat wij aan moeten nemen, dat tussen deze mens en zijn uiting in de
wereld een strijd bestaat. Die strijd echter loopt over deze in getallen gevonden trappen. Als je
het systeem door hebt, komt de rest vanzelf, Je moet daar eerst zelf eens over denken. De
volgende keer kom ik jullie precies met de namen en alles aan, maar nu gaan wij er eerst zo
eens over praten. Nu heb ik hier 7/4 en daar 80/4. De verhouding wezen tot uiting is dus 80
tot 7. Wat concludeer ik hier uit? lk kijk weer op mijn lijst. Wat is de bron van die 60/4? Deze
uiting is positief. Dan heb ik hier het getal 7/4. Wat blijkt dit te zijn? Een negatief positieve
eigenschap van de flegmaticus. Resultaat: deze mens heeft een conflict in zichzelve, dat
gebaseerd is op de negatieve factor, die hierin tot uiting komt. Deze ligt in zijn eigen stoffelijk
karaktertype, Waar ligt dat aan? Het kan liggen aan de geest, of aan de omgeving. Er bestaat
een strijdigheid in de persoonlijkheid. In welk type ligt dat dan daar? Het lijkt positief, Maar
indien het niet geheel positief is, moet ik trachten om het negatieve deel tijdelijk te
neutraliseren. In een dergelijk geval geef ik die mens een negatieve beleving of taak. Iets wat
ten opzichte van dit deel van zijn wereldbeeld vernietigend is. U komt er achter? (Ja). Ja, hé?
Een soort shock-therapie. Ik kan dit dus gaan corrigeren. Maar omdat ik nu deze verhoudingen
heb kunnen vaststellen, ben ik in staat om het gebied, waarin de fout schuilt - niet de fout zelf
uit te schakelen. Niet de fout zelf, hoor. Dit is maar een grond schema. Er zijn nog meer
dingetjes. Ik ben een soort geestelijke bombardier. Ik zeg: dit is de stad, waar liet arsenaal
van de vijand ligt. Daar moet ik op aan. Ik moet proberen om die stad aan te tas ten. Dan
gaat dat arsenaal daar weg. Die stad bouwt zichzelf wel weer op. Tenminste, tegenwoordig
neem je dat maar aan. Ofschoon ik heb gehoord, dat als je er een Hawoma bij hebt, het heel
wat voeten in de aarde heeft. In ieder geval, ik kan dan het kwaad gaan aanpakken. Maar voor
mijzelf kan ik mijn eigen grondtype ook wel ongeveer uit zoeken. Het is lastig om te zien, wat
je werkelijk bent. Maar ik weet wel, wat bij mij de hoofdwaarden zijn, nietwaar? Laten wij nu
eens zeggen, dat ik een dame ben. Dat ben ik zeker niet, dus mag ik dat voorbeeld wel
nemen. Een heer ben ik ook zelden geweest, hoor, alleen maar bij bijzondere gelegenheden.
Neem aan, dat ik een dame ben. Nu ga ik tegen mijzelf zeggen: waar kijk ik naar? Hé, ik speel
graag de baas. Dat is veel vrouwen eigen. hoor, Heerszucht. Waar kom ik dan op mijn rooster?
Hé, dat kom ik bij dit type tegen. Hoofdeigenschap: eigenwijsheid. Dan kom ik dat en dit en
dat ook nog tegen. Dan heb ik een totaal van positieve en negatieve eigenschappen gevonden.
Nu tel ik deze op en doel ze door het aantal factoren, dat ik gevonden heb. Ik noem nu aan,
dat zij alle dus ongeveer gelijkwaardig zijn. Dat zijn zij natuurlijk niet, maar ik neem dat nu

315
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 17 – 5 april 1955

even zo aan. Ik trek ook hier weer een conclusie uit. Want wat houd ik over? Iets, waar ik
nooit aan gedacht heb. Soms met een rest. Is die rest kleiner dan 5, dan laat ik die
verdwijnen. Is zij hoger dan vijf, dan tel ik haar voor één geheel. Maar voor de gevonden
eigenschap zet ik dan: dubieus. Ligt tussen twee eigenschappen in. Wanneer ik dat zo ga be-
kijken, dan zie ik het. Is dat dus een eigenschap, die bij mij tot uiting komt? Hoe sta ik dan
wel tegenover het type, dat dit als grondeigenschap heeft?
Ik trek een lijn, gebruik hetzelfde formuletje van daarnet. Waar zijn wij dan? Op een punt,
waar wij ons zelf kunnen gaan corrigeren in de belangrijkste fouten door de voornaamste
factor van onze eigen onevenwichtigheden aan te gaan pakken.
Hoe kom je aan het nummer van die persoon? Hoe moet je dat berekenen?
Wel, laten wij eens nemen de flegmaticus, nummer 1 en de melancholieker nummer 9. Dan is
het wel altijd zo, dat de, choleriker zich zelve een flegmaticus, een zeer rustig mens, vindt,
terwijl de flegmaticus meent, dat hij nog bedrijvig genoeg is. Maar de flegmaticus weet wel,
dat hij haast nooit woedend wordt. Dat, wanneer het al eens gebeurt, het altijd een ijskoude
woede is. De choleriker weet wel, dat hij plotselinge uitbarstingen heeft. , die hij nooit kan
beheersen. Eigenlijk weten zij dan dus voldoende om in de tabel deze eigenschappen op te
zoeken. En zou je het niet weten, vraag het dan maar aan je buren. Alleen: reken hetgeen zij
je niet zeggen even belangrijk als wat zij je wel zeggen. Je moet natuurlijk rekening houden
met de burgerlijke beleefdheid. Maar datgene wat zij het meest tactisch trachten te omzeilen is
dan wel het wonde punt. Zo kom je dan heus wel tot een aanvaardbaar hoofdtype voor jezelf.
De rest wordt dan gemakkelijk genoeg berekenbaar. Dat corrigeert zichzelf dan wel, hoor.
Ik ga dus uit van een karaktertrek?
Die dominerend is. Ik ga dus uit van mijn voornaamste karaktertrek. De zaak zit n. l. zo:
dominerende karaktertrekken, die op aarde tot uiting komen, zijn het resultaat van
lichamelijke toestanden. Daar baseer ik mij op. En ik ga er verder van uit, dat, wanneer ik 9
hoofdtoestanden aanneem, er natuurlijk viel honderden tussentrappen mogelijk zullen zijn, Ik
kan elke willekeurige indeling malen. Die 9 lijkt ook willekeurig. Maar het geheel is daardoor in
een bepaald ritme gezet en krijgt daardoor voor de cijferleer een bijzondere waarde. Ik heb
dus 9 hoofdvormen er uit gehaald. Dat houdt in, dat voor elk van die hoofdvormen er acht
mogelijkheden zijn, omdat andere trekken er in verwerkt zitten. Dus is dan elk karakter
samenstelling van een lichamelijke hoofdtrek plus een aantal secondaire verschijnselen. Deze
verschijnselen zijn voor ons, wanneer wij naar een bewustzijn streven wel belangrijk. Maar die
belangrijkheid krijgen zij alleen, wanneer zij ons de wonde plekken in ons stoffelijk karakter Ik
kunnen laten zien. Je kunt b.v. wel eens denken, dat je heel goed voor de mensen bent en
toch heel erg heerszuchtig zijn. Of je denkt, dat je een heel kalm iemand bent, terwijl enfin. Ik
heb eens iemand mee gemaakt, die altijd zei: "Als er een goede vader is, dan ben ik het. Ik
weet, hoe je je kinderen op moet voeden". Maar als hij zijn boordeknoopje kwijt was, dan
verrijkte hij de kinderlijke vocabulaire wel met ettelijke woorden, die pedagogisch gezien op)
zijn minst genomen twijfelachtig waren. Als hij een goed humeur had, dan mocht er heus wel
eens een glaasje melk aan tafel omvallen. Maar o wee, wanneer hij een slecht humeur had.
Dan had je de kans, dat de tafel omviel, of bepaalde zitdelen zachtelijk gestreeld werden,
terwijl dan de zondaar onder ijselijk gekrijs de kamer uit, of soms zelfs de deur uit werd gezet.
Die man was dus geen pedagoog. Die mens was nu echt het protetype van choleriker. Een
kleine oorzaak en de hele verdere dag handelde hij bij elk klein gebeuren onmiddellijk weer
explosief. Had hij nu dat systeem gebruikt, dan had hij waarschijnlijk viel gezegd: Hé, ik ben
een choleriker. Dus dat is mijn fout. Wat voor waarden heb ik hier dan, die ik daarbij goed
gebruiken kan? 0, ik heb er wel een paar, die ik daarbij aankan passen. Mijn fout ligt dus niet
in de eerste plaats in die uitbarstingen. Daar kan ik weinig aan doen. Maar de manier, waarop
ik die uitbarstingen naar buiten breng, die kan ik wat veranderen. Mijn conflicten met mijn
omgeving, mijn teleurstellingen, die komen voort uit de onbeheerste wijze, waarop mijn
hoofdkaraktertrek naar buiten toe breng. Dus had deze man alles geweten, dan zou hij
getracht hebben zich tenminste op een bepaald punt te beheersen. En dat zou nog wel gegaan
zijn. Alles tegelijk, dat kun je toch niet doen. Maar een bepaald deel van je wezen beheersen,
dat kun je meestal nog wel.

316
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 17 – 5 april 1955

Daar kun je een gewoonte van maken. Dan verandert dus de waarde van het conflict tussen
deze mens en de buitenwereld. De reactie verandert en het getal in het karakter zal langzaam
maar zeker ook gaan verschuiven. Maar je elimineert altijd eerst de meest wonde plek. Heb je
die genezen, dan ga je naar de tweede. Uiteindelijk kom je dan zo ver, dat je ook op de grove
schaal gaat verschuiven; dat je vroeger karakter van choleriker niet meer het karakter van de
choleriker is; dat de driftimpulsen een heel eind zijn afgenomen. Ik geloof niet, dat zo iemand
ooit een flegmaticus zal worden, hoor. Dat heb ik tenminste nooit gezien, maar je kunt wel een
heel eind naar het midden van de schaal komen. En door innerlijk wat evenwichtiger te zijn,
maak je de stoffelijke factoren heel wat harmonischer. Hoe harmonischer mijn stoffelijk leven
is, hoe minder mijn geestelijke problemen naar voren komen, hoe minder ook -en dat moeten
wij niet uitvlakken de mentale probleempjes van bewustzijn en onderbewustzijn ons kwellen.
Hoe gezonder, hoe daadkrachtiger, hoe meer succesvol ik dus ook wordt. Daar bestaat dat
tafeltje met die formuletjes eigenlijk voor. Nu zal ik jullie nog een aardig kunstje leren. N. l.
dit: Aan elk volk op de wereld kun je ook een hoofdtrek toekennen. Natuurlijk is dat een
speculatief iets. Zeg b.v. ,dat de Slaaf, de Rus in zijn volkskarakter een melancholieker is. Met
negatieve eigenschappen. Bovendien wantrouwen. De Amerikaan daarentegen noemen wij een
choleriker. Ook weer met enkel gunstige en ongunstige eigenschappen. Nu kunnen wij dan zo
doen: wij nemen het hoofdtype van het volk plus de eigen karakteristiek van een persoon uit
dat volk. Is dat getal b.v. 1, dan trek ik 1 af van de probleemwaarde, die ik krijg. Binnen het
volkskarakter in de omgeving gevormd door dat volk ligt de fout plus het probleem tegen de
buitenwereld verschoven. Zo kan ik van verschillende staatslieden berekenen, hoe hun reactie
zal zijn en wat de reactie binnen hun volk op hun handelingen zal zijn. Wij zien dan dat het
volk op de dingen anders reageert dan een onbevooroordeeld mens. Veel dingen schijnen nog
algemeen te bestaan : o. a. de achtervolging van een ras, of de minachting van eigen ras. Ik
denk, dat dat komt, omdat wij zelve ook iets eigenaardigs hebben. Wij Joden zijn n. l.
kwaadaardige melancholiekers. Altijd ontevreden. Wij treuren over wat wij niet hebben en
vooral over alles, wat wij nog niet gekregen hebben. Wij vinden, dat de hele wereld schuld aan
onze ontevredenheid is en proberen van die wereld iets af te dwingen. Wij willen iets van die
wereld hebben. Wij willen het liever niet verdienen. Nu ja, in ieder geval krijgen jullie nu zo
langzaam aan er wel een idee van. Daarmee is het dus mogelijk om - ken je de grondtoon van
een bepaalde staatsman, of zelfs maar van een bepaald volk - de reacties van die man of dat
volk op bepaalde factoren te berekenen. Ik weet dan b.v. , dat ik voor een flegmatieus nooit
aan moet komen met een daverende reclameverpakking. Daar reageert hij toch niet zo op.
Maar kom ik bij de meer emotionele typen, dan doet de verpakking vaak veel meer dan de
rest. Zo kun je dit gebruiken in de handel. Het is zelfs mogelijk op deze wijze zekere
ontwikkelingen van de effectenmarkt na te gaan. Alleen moeten wij dan ongeveer op de
hoogte zijn van het karakter van verschillende directeuren, bestuurderen en staten. Ik ben niet
de enige, die dit naar voren brengt, hoor. Ik ken iemand, die gebruikt dit nog veel
uitgebreider. Die gebruikt het n. l. op het ogenblik met een aantal grondktaraktertermen van
27. 3 x 9. De onderverdeling is dan natuurlijk ook navenant groot. Die man noemt men viel
eens een prognostiker. Het aardige is, dat hij bepaalde tendenzen heel goed vooruit kan zien,
want hij kan de wondeplekken berekenen. En dan werkt hij nog met de astrologie erbij. Dus hij
gaat zeggen: wat voor invloeden zouden deze wereld kunnen treffen, die juist deze wonde
plekken sterk aanspreken? Dan komt hij U op een gegeven ogenblik vertellen: verkoop nu
maar je Philip's aandelen en koop daarvoor maar Heineken’s Pils, Hij zegt ook: Daar lijkt het
op het ogenblik erg rustig, b.v. in de Soedan, maar binnen enkele maanden moet daar iets tot
uiting komen. Wat is dan het karakterfoutje, dat daar op het ogenblik zit? 0, dat is die en die
fout. Werkt deze invloed dáárop, dan moet dat deze reactie brengen op het moment, dat hier
de sterkste beïnvloeding bestaat. Daar zal daar dus uitbreken een opstand, een oorlog, een
staking enz. Maar dat is allemaal voor later. Wanneer U eerst eens pensioen hebt en U wilt dan
dit alles eens voor jezelf uitgaan kienen. . . . . . . .
Mag ik U even vragen: telt U die nummers op om de kern te krijgen? Die kern bepaal ik. Ik
bepaal het kernkarakter. Maar er is een ge tal, dat ik bereiken kan door dat getal, die
optelling. Stelt U zich eens even zo'n rijtje van 16 vakjes voor. Ik heb daarin 4 eigenschappen.
Twee positieve en twee negatieve. Dan komt, als ik dat bij elkaar tel daaruit een resterende,
niet erkende eigenschap naar voren. Zeg ik: tel op 1 + 2 + 3 + 4 = 10. Maar tien gedeeld door

317
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 17 – 5 april 1955

4 = 2,5. De hoofdeigenschappen in uiting zijn hier dus eigenlijk gelijkelijk twee en drie. Ik vind
in de reeks nu een lijn, die ligt tussen 2 en 3. , Die maakt dan uit de punten van sterkste
reactie op de wereld. Nu kunnen wij natuurlijk ook de getallen zo kiezen, dat wij b.v. 12
krijgen, 12 : 4 brengt mij nu regelrecht naar eigenschap 3. Dat is dan het punt, waarop in de
wereld het scherpst gereageerd wordt. Hiertussen liggen echter enkele waarden, die ik zo
passeer. Dat zijn dus verschillende typen. Wil ik nu verder gaan, dan deel ik die getallen op
elkaar. Dan krijg ik daaruit een getal, dat voor mij de eigenlijke reactiefout in mijn eigen
wezen kan bepalen. Ik stel heb punt van verschil zo vast tussen mijn eigen eigenschap hier in
dit rijtje en het type op deze lijst van 9 namen, dat voor mij een ogenblik staat in de plaats
van de "wereld". Nu is het vreemde, dat dit dan niet voort schijnt te spruiten uit de
omstandigheden, die ik voor mijzelf als "echt" meende vast te kunnen stellen. Het komt voort
uit een eigenschap, die ik dacht helemaal niet te hebben. Zo realiseer ik dan de in mijn
lichaam niet bewuste drangwaarden. Hoe het echter ook zij, ik moet het zover zien te brengen,
dat ik twee aanwezige eigenschappen tegen elkaar op kan laten wegen. Dat zou b.v. 15 en 16
kunnen zijn. Maar dan is de enig andere mogelijkheid even wicht tussen 1 en 2. Elke
tussenfase n. l. maakt het mij moeilijk om met alles in de wereld in harmonie te zijn. Neem ik
1 en 2, dan neem ik de meest simpele waarden, dan zal mijn contact met de buitenwereld in
de eerste plaats een geloofscontact zijn, of beter, een spiritueel contact, laten wij het liever zo
zeggen, dan een stoffelijk contact. Kom ik onderaan terecht, dan wordt het materieel. Dat
krijgen wij de volgende keer toch nog. In dat geval loopt mijn reeks van reacties inderdaad de
gehele reeks van de 9 grondtypen af.
Het mooie is dus hier schijnbaar, dat je niet zegt: ik heb die eigenschap, maar kunt
zeggen, als gevolg van dat en dat, moet ik die eigenschap hebben.
Ja, het is dus een gemakkelijker benadering tot grotere zelfkennis. Het maakt mij mogelijk een
conflict in jezelf niet alleen te erkennen in zijn gevolgen. Maar ook in zijn oorzaken. Bovendien
laat het je, en dat is heel erg prettig, de mogelijkheid om de eer te redden. Dat is heel erg
belangrijk, Er zijn een hele hoop mensen, die, als zij de eer niet kunnen redden, liever door
gaan dan te erkennen, dat zij een fout hebben geraakt. Maar als zij nu kunnen zeggen, dat die
fout onbewust of onderbewust werd gemaakt, dat zij het helemaal niet wisten, maar nu zij het
weten, zullen zij het in handen nemen en het beheersen dan zij ongeveer, wat de regering
zegt, wanneer er weer eens een grote staking is. Al ligt de hele boel overhoop en hoor je op
elke straathoek een politieagent om genade smeken en slaan de vlammen uit de fabrieken, de
regering zegt: wij wisten niet, dat dit een probleem was. Maar wij hebben de zaak in handen,
want wij m ton nu, wie de oproerlingen zijn. Dat heeft zelfs Fouché eens een keer gezegd. Dat
was de enige keer, dat Fouché ernstig in het gevaar verkeerde om zijn hoofd te verliezen.
Maar hij wist toen door sommigen rat geld te geven en van anderen heel wat meer geld te ne-
men, de zaak toch weer in orde te brengen. Daar was hij Fouché voor. Weet U echter al het
voorgaande, dan kunt U de fout reeds erkennen voor de uiterlijke effecten ervan merkbaar
zijn. U kunt haar dan reeds corrigeren aan de hand van de verschijnselen, die zich nu reeds
voordoen.
Die karakter afwijkingen veranderen die dan meteen mee?
Die veranderen dan meteen mee. Dat is heel eigenaardig. Je eigen trilling? Ja, die verandert
ook gelijk mee. Maar die trilling is uiteindelijk een transformatie van je levenskracht door je
lichaam. De eigenschappen van het lichaam zijn dus aansprakelijk voor de modulatie van de
uitstralingen van levenskracht. Wij mogen dus zeggen, dat het lichaam voor deze modulatie op
de geestelijke hoofdtrilling verantwoordelijk is. En dat is nu juist hetgeen, waarmede U te
maken heeft in deze wereld. Het trillingsvermogen van je bewustzijn ligt nu eenmaal zo laag,
dat je de hoofdtrillingen nooit waar kunt nemen, maar wel de veel tragere golf, die daar op
gemoduleerd is. Daarom spreken wij dus van glandulaire eigenschappen. Die zijn n. l.
bepalend, in hoofdzaak althans voor de eigenschappen van de mens en daarmee voor de
manier, waarop de mens stoffelijk geestelijke en stoffelijke impulsen verwerkt.
Bestaat er een boek met deze tabel?
Neen, ik denk niet, dat er een boek met deze tabel bestaat, althans bereikbaar is. Het is n. l.
het systeem " Rebbe Isais Nezar". U zult denken, wat een vreemde naam. Daar kon de man
ook niets aan doen. Want die naam heeft hij te danken, dat hij leefde, toen men de Joden nog

318
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 17 – 5 april 1955

in de Babylonische gevangenschap beheerste. De enige, die er iets over heeft gezegd en


geschreven in de tijd van de boekdrukkunst was Rabbi Jochain. Hij doceerde o. a. in Frankfurt
en vluchtte later naar Riga. Die heeft daar inderdaad wel wat over gepubliceerd. Een deel van
zijn stellingen is bij verschillende geheimleren terecht gekomen. Deze hebben echter dat
allemaal aan hun systeem aangepast en gewijzigd. Ik meen dus, dat U de juiste tabel niet zo
gemakkelijk in een boek zult vinden.
Is die tabel, waar U het over heeft, in een gevangenis uitgedacht?
In een gevangenis niet. In gevangenschap wel. Maar dat is al lang geleden, toen de Joden hun
harpen aan de wilgen hingen bij de stromen van Babylon. Het maakt sindsdien deel uit van
bepaalde onderdelen van de Kabbalistische leer. Gewijzigd werd het over genomen bij een
aantal magische scholen. Wij vinden het terug als deel van de uitleg van het heptagram. Deel
van Salomo's zegels. Maar de meeste mensen kennen de grondwaarden hiervan niet meer.
Nu, verwerken jullie dit nu eerst eens een keer. Denk er eens goed over na en zeg dan maar
rustig, wat je er over denkt. Kitsch, halve waanzin, of zeg maar: ja maar, dit houdt helemaal
geen rekening met de geest.
Maar het houdt daar toch wel rekening mee? je moet toch een zekere graad. . . . . . .
Om dit goed te gebruiken moet je een zekere graad van bewustzijn bereikt hebben, ja.
Maar wat is dan de verhouding tussen de geest en deze stoffelijke uitingen?
Ongeveer dezelfde verhouding als tussen een koetsier, die niet kan lopen wegens de blaren op
zijn voeten en het span, dat zijn vragen trekt. De koetsier behoort te sturen. Maar als de
paarden op hol slaan, dan moet hij maar afwachten, waar hij terecht komt. Dat is dus de
kwestie op het stoffelijke karakter. Praten over de geest en vergeestelijking is allemaal heel
mooi, maar daar zit dit aan vast: Zolang als een lichaam een bepaalde tendenz heeft en die
overheersend is, kan die geest dat toch niet veranderen. Die geest is van het lichaam
afhankelijk en kan eerst langzaam proberen om dat lichaam een beetje te remmen. Als dat
lichaam door de geest geremd en op een ander punt in zijn bestreven bevorderd wordt, dan is
het net weer een huisje. Dan komen er andere eigenschappen naar buiten. De geest is dus
vaak nogal van het lichaam afhankelijk. Het wordt dus een samenspraak tussen geest en stof.
En wat is het leven anders? Nu, indien door U dan na rijp beraad conclusies zijn getrokken
over deze grondgedachten, dan zal ik jullie de volgende keer alleen u noemen de hoofdtypen
en herhaal de nummering dan nog eens. Die formuletjes reken je dan zelf maar eens na. ik
denk, dat degenen, die op dit ogenblik het systeem waanzinnig vinden, want er zitten er zo
een paar bij, hoor, tot de eigenaardige conclusie zullen moeten komen, dat dit als
benaderingstechniek heel aardig bruikbaar is. En daar gaat het maar om. Dit is mijn bijdrage
aan deze avond. Ik zou zeggen: haal adem, verlucht of niet, want ademhalen moet je toch.
Dadelijk krijgen jullie dan een spreker over jullie eigen onderwerp. Vinden jullie, dat ik te
verward ben geweest, lees het dan eerst eens na. Als het nodig is, rafelen wij het helemaal uit
en doen er desnoods drie of vier maanden over. Ik had dit liever nog wat uitgesteld, maar nu
ik het beloofd heb, moet ik wel uit de bus komen.
Indien het gemakkelijker is, zou U dan bereid zijn om een schema op een bord of zo te
maken?
Ik geloof niet, dat het gemakkelijker is. Maar ik wil het wel doen.
Dan kan ik er wel voorzorgen, dat er een schoolbord komt, waarop U enkel aantekeningen
kunt maken, waardoor wij een visueel beeld krijgen en het beter begrijpen.
Goed, als je dat graag wilt, zal ik het doen. Maar je kunt het even gemakkelijk zelf even in
tekenen. Het is uiteindelijk niets anders, dan een stelletje lijntjes, die door andere lijntjes
worden gesneden, zodat er vakjes ontstaan. Daar komt het op neer.
Dus een vierkant in 16 vakken?
9 vakken horizontaal en 9 vakken verticaal. Bij elke reeks is er één vak blind. Maar elk der
vakken verticaal bestaat uit een dubbele kolom. Indien je dus alle vakjes gelijk groot tekent,
krijg je een rechthoek, die tweemaal zo lang als hoog is. Het beeld op zich is dus niet zo heel
moeilijk. Het gaat om het invullen van de waarden daarin. En nu nog iets. Maar dat is meer
een grapje. Wanneer je van een ander het karakter meent te weten, d.w.z. de hoofdlijn en je
gebruikt aan de andere kant ook nog een dubbele rij vakjes, dan zou je het misschien ook nog
319
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 17 – 5 april 1955

kunnen doen als een afstandstabel. Dan kun je precies zien, in welk gebied, op welke
getalswaarde jullie samen komen. Je kunt dan alleen maar bepalen dus, wat het meest
waarschijnlijke aanrakingsvlak is tussen twee personen.
Nu een prettige avond allemaal.
0-0-0-0-0
Goeden avond, vrienden,
Ik mag dan vandaag voor U een onderwerp naar Uw eigen keuze behandelen. Wij spreken
echter niet over hetgeen door Broeder Abraham naar voren is gebracht. U heeft waarschijnlijk
wel bemerkt, dat dit een soort van test-intelligentie is. Ik zal natuurlijk de laatste zijn om dat
te verprutsen. Wat zal dus het onderwerp zijn?
Kunt U iets vertellen over de verhouding tussen ziel geest en stof?
Wij moeten dan eerst de synthese zoeken. De kracht, die zij allen gemeen hebben. Maar ik zal
proberen om dit niet al te technisch te benaderen. Wanneer wij de kern van alle dingen gaan
bekijken, dan komen wij bij de splitsing. Nu meen ik, dat de kleinste splitsingsdeeltjes, die op
dit ogenblik bereikt zijn, ongeveer 1/64 van een waterstofatoom bedragen. Nu kom je echter
bij verdere splitsingen op een punt, waar, althans vanuit het menselijk standpunt de boel
ophoudt om materie te zijn en overgaat in iets anders dan nog alleen maar als kracht kan
worden uitgedrukt. Al het ons bekende is uit diezelfde kracht opgebouwd. Waar wij ook gaan,
welk deel van de ons bekende materie wij ook beschouwen, wij vinden altijd weer als
grondbouwsteen diezelfde kracht. Mag ik U verzoeken hier van allereerst goede nota te
nemen? Dan gaan wij verder. Er is dus een bepaalde kracht aanwezig, die ook rond ons is,
maar in ons een bepaalde vorm aanneemt. Wanneer wij als persoon in de wereld rond gaan,
dan zijn wij, wat men noemt, stofmensen. D.w.z. die kracht in ons ondervindt een zodanige
verbinding, dat zij zich als een vast en homogeen geheel vertoont, onze persoonlijkheid zich
daarin uit en vandaar uit een bepaald bewustzijn vertoont. Wanneer wij dat bewustzijn gaan.
bekijken en wij beginnen weer bij de stof - mens, dan behoef ik alleen maar een paar dingen
te herhalen, die U ongetwijfeld reeds gehad heeft. Wij komen tot de conclusie, dat een groot
deel van het bewustzijn niets anders is - stoffelijk gezien -dan het aanbrengen van een
electrische variant in een grote eiwitcel van een speciale structuur, waardoor deze reageert
met een bepaalde trilling. . . . een gevaarlijk woordeigenlijk, trilling. Een gevaarlijk ding is die
trillingstheorie, maar. . . . . . . enfin.
Met een bepaalde trilling op de inkomende prikkel, daardoor een beeld gevende van de reeds
tevoren aanwezige indruk, die voor het karakter van die cel bepalend is. Ik zeg het nu maar
heel erg simpel. Elke hersencel heeft een 20 tot 50. tal mogelijkheden. Dat kan verschillen, en
is afhankelijk van de verschillende circuits. Het realisatie en bewustzijnsproces berust dus
alweer op impulsen, ofwel kracht, die dan met een bepaalde trilling naar buiten komt. Tot
zover zijn wij het, geloof ik, allemaal wel met elkaar eens. Dan wordt de zaak al eenvoudig,
want alle materie, alles wat wij kunnen vinden, is van gelijke geaardheid. Wanneer ik ga kijken
naar de geest, dan kan ik de geest uitdrukken als een elctrisch veld, of krachtveld, dat in
zichzelf besloten is en in zichzelf bepaalde werkingen als mogelijkheid kent. De geest blijkt
echter wederom ook een vorm te zijn, die een deel van deze grote kracht heeft aangenomen.
Ook dit kunt U natuurlijk begrijpen. Van hier uit gaande komen wij dan tot het volgende:
Stellen wij, dat de ziel is het omgrenzen en van het geheel afzonderen van een deel van het
grote krachtveld, waaruit het geheel van het zijnde bestaat, Deze krachten noemen wij dan
Goddelijke kracht, omdat wij aannemen, dat deze kracht in zich een entiteit is met een volledig
bewustzijn en een volledige erkenningsmogelijkheid. Dan is onze kern dus een kracht, die
tenminste in staat moet zijn vorm te geven aan het totaal van wat daardoor verder wordt
aangetrokken. Wat is de geest dan wel? Wel, deze kracht neemt bepaalde vormen aan, die
worden bepaalt door het uitwisselen van prikkels met de buitenwereld, waarbij de grens
weliswaar gehandhaafd blijft, maar toch een deel van de eigen kracht naar buiten kan treden,
waarvoor ter vervanging dan weer kracht van buiten naar binnen wordt gehaald. Ook
aannemelijk? Dit komt er dan op neer, dat hetgene, dat wij geest noemen, niets anders is dan
het bewustzijn van de ziel. Dus de kern van het wezen, die door bloot gesteld te zijn aan een
aantal omstandigheden een reactie en waarnemingsvermogen ten opzichte van de buiten het
320
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 17 – 5 april 1955

"ik” liggende omstandigheden heeft verworven. Nu komen wij tot de stof. Wit blijkt ons dan?
Bij de vorming van de stof wordt gebruik gemaakt van reeds eerder gevormde zeer kleine
stofdelen, die in een chemisch samenspel worden gebruikt om een lichaam op bouwen, In dat
lichaam zijn alle factoren aanwezig, behalve de levenskracht. Wanneer deze speciale kracht
ontbreekt, dan kan dat hele mooie bouwwerk niets doen. Dan is het dood. Stellen wij nu, dat
deze kracht een persoonlijke kracht moet zijn. Ik zeg: stellen wij. Want je zou dit probleem
ook van een andere kant kunnen benaderen. Maar de ervaring leert ons, dat dit persoonlijke
krachten moeten zijn. Dan zal die persoonlijke kracht ongetwijfeld bestaan uit
a. de kracht zelve, ofwel de ziel, die gelijk in wezen is met het Goddelijke.
b. De geest, zijnde de bindingen, die in het Goddelijke ontstonden en waardoor een bewustzijn
kon groeien.
Deze daalt in de stof en geeft aan de stof een bepaald wezen. Zij biedt de mogelijkheid tot
beleven en ervaren. Zij is echter onderworpen aan het samenspel der kleinste delen, die in de
chemische werking tot elkaar zijn aangetrokken. Wij kunnen nu dus gaan zeggen, dat de geest
de vorm van de ziel is, waardoor de ziel kan beleven en ervaren ook onder de grof stoffelijke
omstandigheden.
Maar het wordt alles door de ziel in beweging gebracht.
Tot stand gebracht. Zoals U kunt concluderen uit hetgeen ik gezegd heb, wordt het lichaam
niet geheel door de geest gevormd, ofschoon dit theoretisch als mogelijkheid blijft bestaan,
Dat het lichaam, gevormd uit aanwezige materie, reeds aanwezig is. Dat alleen het
levensprincipe, dat een groot aantal op zichzelf levende kleine delen als tot een homo geen
geheel samen voegt en doet werken, de geest of de ziel genoemd kan worden. M. a. w. het
lichaam als zodanig kan niet bestaan zonder de geest, maar het heeft niet iets, wat door de
geest gevormd wordt of uit de geest gevormd wordt. Deze moet echter. zie het voorgaande
opgetrokken zijn door dezelfde kracht. Wij vinden overal dezelfde grondstof. Is het nu zo
dwaas om aan te nemen, dat het stoffelijke gevormd wordt door een bewustzijn, dat buiten
ons persoonlijk bewustzijn ligt? Onverschillig overigens, hoe. Een groot geheel of vele kleinere
delen, Haar iets, dat dus ook ons lichaam schept. Dan krijgen wij dus een tweeledigheid van
scheppingsdaad. . Aangenomen, dat er een bewuste Schepper is, lijkt mij dit volkomen
redelijk. Aangenomen, dat er een onbewust scheppende kracht is, iets wat sommigen
aannemen, maar wij niet, zou het een spel der toevalligheden moeten zijn. Maar er zijn, zoals
ik het zie, twee factoren. De ene is de ziel en de andere is de materie. Wanneer wij spreken
over de materie in vergelijking met de ziel, moeten wij, meen ik, zeggen: oerstof tot oergeest.
Wanneer de materie echter vorm krijgt, staat zij in de verhouding van gevormde stof tot geest
zonder meer. Wanneer deze twee samen komen, een raakpunt dus in deze tweeledigheid van
het scheppingsvlak, is dit dan de mens, ofwel het bezielde wezen, Daaruit kunnen vrij de
conclusie trekken, dat dus ziel en geest tesamen hun tegendeel in de stof ontmoeten. Nemen
wij de uiting van een kracht aan, dan kan daar alleen een uiting in plaats vinden, wanneer een
zodanige verschuiving plaats vindt, dat inderdaad sprake is van tegendelen, waardoor het
verschil ontstaat en de uiting kenbaar wordt. Nu ga ik een beeld gebruiken, dat U misschien al
eens eerder gehoord heeft. Het is al heel oud en zou U gelijktijdig kunnen verklaren, waar Uw
eigen teken voor oneindig vandaan komt. Stelt U zich voor, dat onze God een kracht is in een
ruimte. Dat is dus, wat wij God noemen. De ruimte is uit de aard der zaak nog weer groter dan
de kracht en zou dus hoger moeten staan. Maar zij is voor ons niet meer te benaderen, of te
zien. Wij noemen dus God een kracht in de ruimte. Zolang als die kracht in zich gelijk blijft,
mogen wij die voorstellen als een 0. Een 0, waarin een stroomrichting heerst en de kracht
zonder zich te uiten voortdurend in zichzelve behouden blijft. Nemen vrij nu de
scheppingsdaad, dan behoeven wij niets anders te doen, dan een deel van de 0 te nemen en
een slag om te draaien. Wat krijgen wij dan? Wij krijgen dan een acht, waarin de richtingen
der stroom elkaar kruisen in het middelpunt en wel schuin tegenover gesteld. Dat zou U
binding kunnen noemen. Maar ik noem het anders. Ik noem het een kruising van dezelfde
kracht, waarbij echter de kracht als verschijnsel aan zichzelve tegengericht is. Wat ontstaat
daar dan? Een aantal botsingen. Wanneer er een aantal botsingen ontstaan, wat ontstaat er
dan nog meer? Op dat moment ontstaat er op dat kruispunt een ophoping van deze kracht,
waarbij energie vrij komt, die zo niet in de oorspronkelijke kracht aanwezig was, tenzij
321
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 17 – 5 april 1955

potentieel. De uiting van deze mogelijkheid noemen wij dan de Schepping. Spreken wij over
de ziel, dan spreken wij over de kracht, die nu op het ogenblik in die acht en later, wanneer
misschien de Schepping te niet is gedaan, in de 0 blijft bestaan. Spreken wij over de geest,
dan spreken wij dus over het bewustzijn, dat in deze onstoffelijke kracht ontstaat, wanneer het
met de tegengerichte stroom botst en zo zich uit in spanningsvelden, zonder bepaalde vorm.
Spreken wij over de stof, dan spreken wij over de tegengestelde stroming, die door haar
botsing met het geestelijke, vorm aanneemt. Dan kom ik ten opzichte van de verhouding
geest - ziel en stof tot de volgende slotsom: De ziel krijgt haar vorm op het moment, dat zij de
tegenstellingen aanvaardt. Zij blijft in haar wezen gelijk, maar noemt ten opzichte van de
buitenwereld een vorm aan, die begrensd is. Vanaf dit moment kunnen wij haar geest
noemen. Wanneer deze geest zich gaat bewegen in een stroom, die aan haar eigen wezen
tegengesteld is, zal zij een aantal botsingen meemaken. Elke botsing kunnen dan noemen
incarnatie in de materie. Haar lichaam is dus voor haar een moment van remming in haar
eigen normale voortgang, waarbij een verschijnsel uit tegengestelde richting een nieuwe
realisatie als een herplaatsing in het geheel mogelijk maakt. Wanneer de geest zich door de
stof mee laat sleuren, dan noemen wij dit negatief. Zij blijft weliswaar in het Goddelijke, maar
volgt de baan der materie. Volgt zij de baan der geest, dan gaat zij haar eigen richting verder,
dus, a.h.w. naar boven toe.
Komt het daardoor, dat geest en ziel zo vaak met elkaar in botsing zijn?
Ik geloof niet, dat ziel en geest niet elkaar in strijd zijn. Geest met stof kan wel in strijd zijn.
Maar wanneer U spreekt over een strijd tussen geest en ziel zult U waarschijnlijk bedoelen een
strijd tussen het eigen geestelijke bewustzijn en het bewustzijn, waarmee het op het ogenblik
stoffelijk belast is.
U uit het anders.
Neen, ik uit het correct. U uitte het niet correct. Want wanneer wij, wat wij overeen waren
gekomen, de geest zien als bewustzijn van de ziel, dan kan het bewustzijn zich niet tegen de
drager van het "ik" richten. Zou dit wel voor kunnen komen, dan zouden wij aan moeten
nemen, dat de geest, die strijdt met de ziel, krankzinnig is en tracht tot zelfvernietiging over te
gaan. Anders kunnen wij het niet voorstellen. Wij hebben echter nog een conclusie te trekken.
Wanneer een dergelijke bewustzijnsvorming mogelijk is voor de ziel, zal er in de stof een
soortgelijke vorming plaats moeten vinden, al zal die vanuit het standpunt van de geest
waarschijnlijk negatief blijven. Er moet dus een materiele vormbewustzijn groeien. Een in-
nerlijk bewustzijn van de stof dus tegenover een uiterlijk gericht bewustzijn van de geest.
Wanneer deze beiden samen komen kan er een volledige erkenning van het samenspel der
krachten plaats vinden. Wij kennen dan God vinden door de samenwerking van geest en stof,
zoals ons dat overal overigens ook geleerd wordt.
Hoe is dit in verband te brengen met de andere levenden, zoals planten en dieren?
Uit de aard der zaak moeten planten en dieren in intrensieke waar de gelijk zijn aan de mens.
Zij bestaan uit stof en geest. Het enige verschil, dat wij zouden kunnen maken is, dat tussen
een gevormde geest en een zich nog vormende geest. Ook voor een mens zou het overigens
tamelijk verwaand zijn aan te nemen, dat hij een volledig gevormde geest heeft natuurlijk.
Maar goed. Dat willen wij dan voor deze keer graag in het midden laten. Er is hier dus echter
een verschil in bewustzijnstrap en bewustzijnsmogelijkheid. M. i. blijven de verdere waarden
gelijk.
Zoudt U nog even in willen gaan op de begrippen ziele-ik en stoffelijk-ik ?
Het ziele-ik is uit de aard der zaak het "ik" der geest in zoverre het uit het zuiver bewustzijn
der ziel bestaat. Duidelijk? U een beetje te vaag? Nader omschrijven dan. Al datgene, wat
binnen de eigen wordingsgang van de geest, of de eigen stroomrichting van het veld, zoals wij
liet ook uit zouden kunnen drukken inhaerent is aan de kracht der ziel in deze uiting. Het is
dan het ziele-ik, ofwel het bewustzijn, dat de ziel zich verworven heeft gedurende haar
normale wordingsgang. Het stoffelijke-ik moet daarentegen zijn het totaal der vormbehoeften,
die de stof zichzelve verworven heeft. Wanneer deze twee "ik"heden elkaar ontmoeten, zal
hieruit een derde "ikheid" moeten voortkomen. Zij komt voort uit enerzijds de behoeften en
mogelijkheden van de geest en anderzijds uit de behoeften en mogelijkheden van de stof. Die
van de stof zijn naar binnen toe, ofwel op het "ik", die van de geest naar buiten toe, ofwel op
322
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 17 – 5 april 1955

de kosmos gericht. Het samentreffen hiervan doet dan het "ik" ontstaan, dat een normaal
mens heeft. Wat dus de mens zijn "ik" noemt, is eigenlijk geen werkelijk "ik", maar een
samenstelling van verschillende krachten.
Wat is dan het niet-ik?
Niet-ik is al hetgene, dat niet ervaren wordt als doel zijnde van het"ik". Dat houdt het woord
zelve reeds in. Al datgene, wat ligt buiten mijn mogelijkheid tot erkennen krachtens mijn
geestelijke ervaring en gelijktijdig liggend buiten de behoeften tot mij gericht door het
stoffelijk ervaren.
Al wat dus daar buiten ligt zijn niet-ik voor ons. Zo kunnen bepaalde delen van de materie, die
niet lichaam zijn toch deel van Uw "ik" worden. N. l. , wanneer zij noodzakelijk zijn voor Uw
stoffelijk behoudt kunt U zonder dat niet leven. U heeft er nooit over gedacht misschien, maar
het brood, dat U van de bakker haalt en al die dingen meer, maken deel uit van Uw stoffelijke
"ik"heid. Op het ogenblik, dat de mogelijkheid van tot U nemen niet meer of niet meer
voldoende bestaat, blijkt het voorstellingsvermogen in de stof zodanig de overhand te krijgen,
dat het gehele denken zover dit stoffelijk gebeurt, beheerst wordt door het broodje. Degenen,
die wel - eens echt honger geleden hebben zullen wel weten, wat ik bedoel. U ziet dus, dat er
een directe binding bestaat tussen buiten U liggende voorwaarden en omstandigheden en wat
U gelieft te beschouwen als Uw eigen "ik" zonder meer. Een groot deel van Uw omgeving
maakt dus deel uit van Uw stoffelijk ik. Maar het wordt door de geest niet als deel van het "ik"
ervaren. Integendeel. De geest verwerpt meestal al deze waarden. Wanneer zij dat niet doet,
dan raakt zij stof gebonden, Zij verliest dan vele harer eigenschap pen als geest en krijgt
daarvoor in de plaats een soort hybride-karakter, waarin dan geestelijke en stoffelijke
eigenschappen door elkaar lopen. Wij krijgen dan de geest, die het duister in gaat. Normaler-
wijze echter verwerpt de geest al deze dingen. Zij wil slechts zich uiten naar buiten toe. De
stof wil alleen maar zichzelve in stand houden, naar binnen toe. Wanneer die beiden dan
samen treffen, ontstaat er een bewustzijn, dat tracht beide waarden te combineren door
enerzijds het behoefteleven zoveel mogelijk op de achtergrond te schuiven, wat het
eenvoudigst gebeurd door verzadiging. Is dat niet mogelijk, dan kan het echter ook door
afleidingsmanoeuvres ge beuren. Er bestaan ook mensen, die hun honger trachten te stillen
met filosofieën. Hieruit kunt U evenwel de conclusie trekken, dat het persoonlijk ego, dat de
mens kent, dat wat hij zijn psyche gelieft te noemen. niet is het punt, waarin de
persoonlijkheid rust, maar een punt, waarop twee persoonlijkheden elkaar raken en een
uitwisseling van bewustwordingen etc. mogelijk wordt. Dit is toch geen zware kost, zou ik
zeggen. Een beetje technisch uitgedrukt misschien.
Gezien het onderwerp, zou ik terug willen grijpen op een onderwerp, dat enige manden
geleden door ons word besproken. De reflexen van Pavlov, Wilt U hier eens iets over naar
voren brengen? Want dit ligt toch op het terrein van lichaam en geest.
Zeker. Maar, wanneer wij het hebben over die conditionele reflexen van Pavlov, dan zien wij
de verknoping van een voorstellingsbeeld met een behoefte-beeld. Wanneer voorstelling met
behoefte wordt gekoppeld, dan is het uiteindelijk resultaat van Pavlov's proeven een aantonen
van lichamelijke werkingen, die op geestelijke reflexen - zo noemt hij dit tenminste - lopen.
Een bekend voorbeeld is de opwekking van de speekselklieren door de gedachte aan lekker
eten. Het eigenaardige is echter, dat dit alles alleen maar werkt, wanneer het verknoopt is met
een werkelijke behoefte. U kunt nooit zover komen, dat U met een zuiver geestelijk onderwerp
een geestelijke reactie automatisch verwekt. Dat gaat nu eenmaal niet.
Dat ben ik met U eens. Maar de vorige keer bespraken wij het onderwerp een beetje, meer
uit therapeutisch oogpunt. Nitalnikoff heeft dat gedaan met micro-organismen als
bacterieën. Hij was een Seroloog en in 1939 was het in Engeland al zover, dat men op
wilde richten een Institute for Psychical Immunization. Daar is toen de oorlog tussen
gekomen, zodat wij daar niets meer over gehoord heb ben, maar ik dacht, dat er heel wat
in zat. En nu zitten wij met dezelfde moeilijkheden en problemen, als die, waarmee men in
1939 gestopt is. Wij zouden die draad graag weer op willen nemen om onze patiënten
daarmede te helpen. Wij hebben de vorige keer gesproken ever de mogelijkheid aan de
psyche een aantal factoren te veranderen zo de ziekte te genezen, althans de toestand te
verbeteren.
323
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 17 – 5 april 1955

Dit is natuurlijk mogelijk. Maar alleen wanneer wij ons baseren op materiele drangwaarden.
Wij kunnen niet suppleren door zuiver geestelijke voorstellingen. U moet niet vergeten, dat
veel van hetgeen men geestelijk noemt, in werkelijkheid een verschuiving is van stoffelijke
behoeften uit het reële naar het voorstellingsleven. Waarbij echter de waardering en de
behoefte gelijk stoffelijk blijven. Kunt U dat met mij eens zijn?
Ik zal het eerst eens na moeten lezen. Maar zoals ik het nu hier opvang, moet ik zeggen:
ja.
Het gaat eigenlijk hierom. Een mens heeft een ellendig leven. Hij heeft te weinig te eten. Hij
komt overal aan te kort. Hij heeft echter zijn geloof en daardoor blijft hij toch nog, wat men
noemt, normaal. Dat kunt U zich voorstellen. Wat gebeurt er? Wat betekent dat geloof voor die
mens? Is voor die mens dat geloof alleen maar een geloof in God en in de rechtvaardigheid?
Welneen. Het is het geloof, dat alles, wat hij op dit ogenblik reeds te kort komt elders ergens
alweer voor hem aanwezig is. Het bekende geval van de gek, die met een belofte al weer blij
gemaakt wordt. In vele gevallen is dat treurig, omdat die mensen juist daardoor er niet toe
komen om iets in de werkelijkheid te doen. Het is n. l. gemakkelijker om iets te geloven dan
iets metterdaad te doen. Maar in dien wij iets aan een persoonlijkheid willen gaan adderen,
dus een waarde daarin scheppen, die evenwicht geeft, dan kunnen wij nooit beginnen vanuit
een zuiver stoffelijk standpunt. Maar wij kunnen er ook geen zuiver geestelijke waarde
tegenover zetten. Wij moeten ons steeds baseren op het stoffelijke. De stoffelijke behoefte.
Wij kunnen dan misschien wel bereiken, dat de stoffelijke behoefte wordt gesublimeerd tot een
meer geestelijk voorstellingsbeeld, dat dus zonder reële ervaring tegemoet komt aan de
innerlijke behoeften. Het betekent daardoor een soort bedrog van het weefsel.
Maar dat kan toch in ieder geval betekenen een afstoten van de zieke weefsels en een
regeneratie van de gezonde weefsels.
Dat kan inderdaad. Het is gebaseerd op het volgende: wanneer ik een verwachtingswaarde
schep, dan schep ik, doordat het beeld mentaal, zij het ook ten dele onbewust, bestaat een
voorwaarde, een levensvoorwaarde, waaraan het lichaam volgens de wetten der natuur moet
trachten te tegemoet te komen. Elke behoefte, dit is een ingeschapen waarde in elk stoffelijk
wezen, moet zoveel mogelijk tegemoet gekomen worden om het eigen "ik" te kunnen
behouden. Op het moment, dat ik in de gedachten een zodanige waarde kan brengen, die nog
met de stof verknoopt blijft, dat zij in het gedachtenleven als een stoffelijke factor wordt
ervaren, dan zal ik, ook wanneer de toestand zelve fictief is, toch een reactie verkrijgen, alsof
deze toestand reeel ware. Dit omdat zij voor het lichaam, dat alleen via het brein en enkele
zenuwknooppunten bewust kan ervaren een realiteit innerlijk vormt. Ofschoon deze uiterlijk
natuurlijk niet wordt aangevuld. Iets waarvan de waarnemingsorganen uiteindelijk zullen
kunnen zeggen: maar het is er niet, Kunnen wij echter dit deel van het bewustzijn tijdelijk
verschuiven, dan kunnen wij een versnelde opbouw van cellen, een afstoting van weefsel, een
versterkte afscheiding van afweer stoffen a. . h. w. automatisch scheppen.
Wij zijn wel tamelijk enthousiast voor de psycho-somlatische therapie. Dus de benadering
van het probleem van beide zijden.
Dit lijkt mij ook wel het meest juiste. Alleen, wanneer je een psycho-somatische therapie hebt,
dan kom je wel eens in de verleiding om met bepaalde hormoonwerkingen te gaan
experimenteren. (Ja). Een verleiding, die wel eens heel erg groot is, omdat je daardoor de
behoefte waarden tijdelijk in iemand zo kunt veranderen, dat een geestelijke benadering en
aanpassing gemakkelijker mogelijk is. (Ja. ) Ik breng die alleen maar even tot uitdrukking.
Maar wat wij dan wel eens zouden kunnen vergeten, is dit: elke inbrenging van hormonen
betekent een verandering, zij het schijnbaar tijdelijk, in het innerlijk evenwicht. Maar de
prikkelstoffen reageren ook op elkaar en stimuleren en remmen elkaar, zodat ik niet alleen een
tijdelijke verstoring van het innerlijke evenwicht krijg, maar gelijktijdig een remming, die veel
langer voort kan bestaan. En waar de reactie op een hormoon niet bij alle
prikkelafscheidingscentra gelijk is, krijg ik als eindresultaat een verschuivingsbeeld die naar
aan het oorspronkelijke gelijk is. Het gaat misschien weer naar het oude patroon, dat voor de
persoon normaal genoemd kan worden, terug, maar het kan ook halverwege blijven hangen.
Dat is een groot gevaar. Je zou dus, wanneer je niet geheel op de hoogte bent met de be-
hoeften van de persoon - en U weet zelf wel, hoe moeilijk dat te bepalen is - zou je zonder het

324
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 17 – 5 april 1955

te willen de gehele stoffelijke persoonlijkheid kunnen veranderen. Nu weet ik niet, of dat in


sommige gevallen niet verkieselijk zou zijn, ik kan mij typen voorstellen, voor we het vanuit
sociaal standpunt wel wenselijk zou zijn. Maar wij vergeten maar al te vaak één ding, dan
klopt het gehele ervaringsleven niet meer. (Des Pudels Kern). Dus alle reacties op bewust- en
onbewust geheugen zullen voor de huidige toestand dan onjuist zijn. Daar kan een
conflictmogelijkheid in schuilen, die zich tamelijk hevig, zij het dan ook na enige tijd, kan
uiten.
Na is mijn buurman degene, die de spuit zwaait. . . . . . Wij gebruiken geen hormonen. Jij
gebruiken andere stoffen daarvoor. Weet U misschien, wat wij moeten doen bij die zekere
patiënt, die wij al meer eens hier naar voren gebracht hebben? Is wat wij nu doen beter
dan de vorige methode, die wij toepassen?
Nu, ik wil niet te pessimistisch zijn. Maar zitten wij hier eigenlijk niet met het probleem van de
kwaal, die om ter wille van de kwaal geliefd wordt? Wat heeft U er aan, wanneer U de kwaal
zonder meer wat terugdringt. Iets wat U inderdaad kunt op dit moment. Die kwaal wordt
psychisch toch weer opgewekt door de behoefte aan die kwaal.
Ik vlei mij met de hoop, dat de reductiemogelijkheden groter zijn zonder de
belemmeringen van het lichamelijke lot. Ik geloof, dat zij dan gemakkelijker te benaderen
is om haar ook verder te genezen.
Ongeveer 6 maanden heeft U Uw techniek een aardig eindje gewijzigd. U heeft toen een
psychologisch juiste benaderingsmethode gevonden. U zat toen echter met het fysiek. Daarom
zou ik zeggen: grijp nu nog eens terug op die methode. Ik meen, dat dat beter is. Maar laat ik
mij niet laten verleiden om aan degenen, die samen consulteren over de patiënt consult te
geven. Per slot van rekening wil ik geen moeilijkheden veroorzaken met de artsenkamer.
Wij hebben wel eens behoefte aan een beetje steun, ja.
En weet U ook, waarom? Heeft U zich dat wel eens gerealiseerd? Dat is meer in het bijzonder
tegen de therapeut. Tussen dit geval en Uw eigen persoonlijkheid ligt wel enig verwantschap
Onbewust spiegelt U zich in sommige van die uitingen. Ofschoon het bij U op de achtergrond
ligt en in het daadleven niet tot uiting komt. De zaak ligt dus wel heel anders. Maar toch is er
een zekere verwantschap. Zij zou U onder omstandigheden wel eens parten kunnen spelen.
Maar nu, mijne heren, ik ben tot Uw dienst, wanneer U mij nodig heeft. Maar voor heden:
consult gesloten. Geen vragen meer? Dan geef ik het woord over aan de laatste, spreker.
Indien er geen verwarringen ontstaan, zult U mij over ongeveer een maand weer hier terug
zien.
Goeden avond.
0-0-0-0-0-0-
Goeden avond, vrienden,
Wij zullen de bijeenkomst besluiten met een kleine meditatie. Mag ik U verzoeken een
onderwerp te noemen, dat U hiervoor geschikt acht.

SAMENSPEL
Ik hoop, dat U mij zult toestaan dit aan te vullen tot "het Samen spel der Krachten".
Wat ik ook zie, wat ik ook ervaar, het is nooit één. Het is nooit één homogeen iets, maar altijd
een complex samenste1, dat mij voortdurend dwingt en dringt opnieuw te beschouwen en te
herbeschouwen. Wisselend als een caleidoscopisch spel van verwarring en vergissingen. De
krachten spelen samen. Geest en stof, Goed en kwaad, Licht en duister. Eerst in de duizenden
tussentonen, die daardoor ontstaan, zie ik het bewustzijn zich ontplooien. De bloei der
"ik"realisatie kan uiteindelijk alleen daar tot stand komen, waar de krachten samen gaan en
spelend, opvangend en terug werpend voortdurend voor mij een verandering van mijn
werkelijkheid mogelijk maken. Zo ben ik, zo is niets werkelijk, reeel en kan als zodanig
volledig ervaren worden buiten dit "ik", Elk "ik", elk wezen is een brandpunt, waarin het
samenspel der krachten voor een ogenblik opwerpt een torenend bouwwerk van gedachten.
Wat zo dadelijk weer in éénstort en zo dadelijk weer kan verrijzen met een andere gevangene.

325
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 17 – 5 april 1955

Zo zie ik het overal rond mij. Ik zie, hoe de ruimte en de beweging nu samen de illussie der
tijd scheppen. Ik zie, hoe de krachten der kleine kernen worden tot wereldbeheersende
machten, als zwaartekracht en afstoting. Ik zie, hoe het juist het spel is tussen deze enorme
krachten, dat het mij mogelijk maakt te leven, te ervaren en te zoeken naar bewustwording.
Dan moet ik er mij ook wel van bewust zijn, dat wat ik zie, het grote is, het grote voor mij,
hetgeen dat voor mij juist veel betekenend is. Ik weet, dat onder mij een wereld ligt, zo
onmetelijk klein, dat ik er niet in kan doordringen. Ik weet ook, dat boven mij de wereld van
het grote ligt. Zó groot, dat ik het niet omvamen kan. Dan moet er ook een samenspel tussen
groot en klein plaats vinden. Het grote en het kleine moeten voortdurend hun krachten en
bewustzijnsvormen uitwisselen. Anders zou ik staande tussen deze krachten niet kunnen zijn.
Het samengaan van meerdere elkaar tegengerichte krachten is juist hetgene, dat creeert, dat
schept. Ik wil daaruit een conclusie trekken. Wat wij strijd noemen is een samenspel van
eeuwige waarden. Alleen door de strijd kan het zijnde ontstaan, zich ontplooien en ten onder
gaan. Al het zijnde ontstaat uit een strijd. Wij noemen dat strijd, omdat wij het niet begrijpen.
Wij zien daarin een grootse vijandigheid van op elkaar los stormende armeeen. Wij zien hoe de
krachten der natuur elkaar bestrijden, en begrijpen niet, hoe zij in werkelijkheid slechts
spelen. Want zij verliezen wezen noch geaardheid, maar uiten zich zelve in hun strijd. Zo gaat
het ook met de waarden in ons. Ook in ons spelen de grote krachten samen. Krachten van
verschillende sferen en werelden, die zich uiteindelijk in strijd op elkaar schijnen te storten.
Elkaar eeuwig bevechtend en zoekend naar voordeel en overwinning. Maar wat is de
werkelijkheid? Dat, dat één is en zal zijn. Dat het een spel van waarden is en een spel van
krachten. Een spel van krachten, dat niets veranderen kan. klaar dat wel voor ons een
openbaring van ons eigen wezen en onze eigen mogelijkheden betekent.
Zou ik mogen besluiten met als mijn innige overtuiging uit te spreken, dat het een samenspel
van krachten is, een samenspel, dat overal en in alle dingen tot uiting komt, dat de werkelijke
bewustwording betekent'? Slechts bewustwording. Die bewustwording moge Uw deel zijn. De
strijd, die gij voort zal U geen zegepraal of nederlaag opleveren, maar alleen een realisatie.
Deze echter betekent ook begrip van de werkelijkheid, waarin het enig ware kan bestaan. De
ziel, het "ik", het Goddelijke.
Ik dank U voor Uw aandacht. Goeden avond.

0-0-0-0-0
1 2 3 4 5 6 7 8 9
min pos min pos min pos min pos min pos min pos min pos min pos min pos
1 xxx xxx 17 18 33 34 49 50 65 66 81 82 97 98 113 114 129 130
2 1 2 xxx xxx 35 36 51 52 67 68 83 84 99 100 115 116 131 132
3 3 4 19 20 xxx xxx 53 54 69 70 85 86 101 102 117 118 133 134
4 5 6 21 22 37 38 xxx xxx 71 72 87 88 103 104 119 120 135 136
5 7 8 23 24 39 40 55 56 xxx xxx 89 90 105 106 121 122 137 138
6 9 10 25 26 41 42 57 58 73 74 xxx xxx 107 108 123 124 139 140
7 11 12 27 28 43 44 59 60 75 76 91 92 xxx xxx 125 126 141 142
8 13 14 29 30 45 46 61 62 77 78 93 94 107 110 xxx xxx 143 144
9 15 16 31 32 47 48 63 64 79 80 95 96 111 112 127 128 xxx xxx

Cijferblad volgens voorschriften van de tweede spreker.


(Volgens gegevens verslag nr. 16 en 17)

326
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 18 – 3 mei 1955

3 mei 1955

LES 18

Goeden avond, vrienden,


Zijn er nog vragen te stellen over hetgeen door mij de vorige maal besproken werd? Peen?
Dan heb ik in de eerste plaats een paar mededelingen. In de eerste plaats krijgt u te maken
met een verandering in het sprekerscorps. Niet alleen voor deze avond, maar waarschijnlijk
ook voor enige der daarop volgende avonden. In de tweede plaats is Broeder Abraham deze
avond niet in staat om in Uw midden te zijn.
Hierdoor komt het door hem beloofde te vervallen, al zullen wij met een invaller trachten de
toelichtingen te geven, waar dit noodzakelijk is. Ten derde zullen wij deze avond iets
verkorten, waar wij menen, dat dit wel mogelijk is. Wij geven het volgende aan het Bestuur in
overweging: Zolang een volbelast programma wordt gehandhaafd, zullen wij zoveel mogelijk
de duur van de bijeenkomsten in zoverre dit de door ons in beslag genomen tijd betreft,
trachten terug te brengen tot 11/2 uur. Dit geldt niet voor de openbare bijeenkomsten, waar
wij eer normaal programma handhaven. U weet waarom deze maatregel door ons wordt
genomen. Ik meen, dat U er belang bij heeft, dat hierdoor ook verder een vlot en prettig
afwerken der avonden gewaarborgd blijft. Misschien zijn wij hiermede zelfs iets voorbarig,
maar het lijkt ons toch beter om het voorlopig zo te doen. Ten vierde zal deze kring bij het
aflopen van dit seizoen, waarschijnlijk in Juli dus, haar laatste bijeenkomst hebben in de
huidige en besloten vorm. U kunt daarna de groep hergroeperen, U kunt haar aanvullen of
uitdunnen, precies zoals U dat zelve wenst. U kunt zelve de studieonderwerpen noemen, die U
verder op deze bijeenkomsten wenst te bespreken. Indien U onze raad hierbij wenst in te
winnen, zullen wij U hierbij gaarne terzijde staan. Wij menen, dat wij op het ogenblik hier
betrekkelijk ver zijn gevorderd en gegevens in de handen van de vaste bezoekers hebben
gegeven, waardoor zij voor zichzelf een heel eind verder kunnen komen. Wij zullen een deel
van onze uiteenzettingen weer op een ander peil gaan brengen. Dit geldt niet voor deze avond,
daar wij U hiermede niet té koud op het lijf willen vallen. Wat betreft de gegevens, die door
Broeder Abraham beloofd zijn, deze worden in ieder geval verstrekt, waarschijnlijk door de
spreker van heden avond. Zo dit echter niet mogelijk is, zullen wij er zorg voor dragen, dat
Broeder Abraham één van de volgende keren althans een kwartier tot Uw beschikking is. Dit
is, naar ik meen, wel voldoende om U de gegevens, die U onmiddellijk nodig hebt, te
verschaffen. Hier reeds commentaar op? Indien U na onderlinge bespreking hierop nog
commentaar heeft, kunt U dit geven aan de eerste spreker na de pauze.
Dan zijn we nog steeds bezig met het onderwerp "BEÏNVLOEDING VAN DE BUITEN WERELD.
Wij hebben reeds op verschillende mogelijkheden gewezen. Ik zou thans nog een ogenblik
willen wijden aan magische fluctuatie van de gedachtenkracht. De menselijke gedachte, zoals
hier reeds meermalen is aangetoond, is een uitstraling. Bij deze uitstraling is de grondtoon de
uitstraling van het wezen als geheel waarop, als een modulatie der gedachtenkracht, de
gevormde gedachten worden uitgezonden. Wanneer wij op een gegeven moment te maken
krijgen met invloeden, die voor ons niet aanvaardbaar zijn, dan moeten wij met deze
gedachtenkracht kunnen werken. Wij hebben dat o. a. reeds behandeld met de gevormde
gedachte, de gevormde suggestie. Er bestaan echter krachten, die vrij niet met
suggestievormen aan kunnen pakken. Wij kunnen hen daarmede niet onder krijgen. Wij
kunnen echter wel hun invloed volledig verstoren. Dit verstoren der invloed is afhankelijk van
liet erkennen der waarde van een bepaald probleem.
Gedachtenpulsaties als hierna door mij te beschrijven, kunnen niet voor opbouwend werk
worden gebruikt. Daarna zal ik echter de mogelijkheid tot opbouw en bevordering even
behandelen.

327
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 18 – 3 mei 1955

Op het ogenblik, dat Uw aandacht gericht is op een persoon, een voorwerp, of een kracht,
onverschillig of deze in Uw eigen wereld of in een andere dimensie bestaat, is er tussen U en
het voorwerp Uwer belangstelling - mits zuiver omschreven en gekend - een contact tot stand
gebracht. U kunt Op deze wijze uitreiken naar de hoogste sfeer. U kunt ook in Uw eigen wereld
als individu, dat U bekend is, beroeren en aanraken. Wanneer U zich echter realiseert, dat dit
contact op zich slechts de mogelijkheid tot telepathisch contact schept en dat nog slechts voor
geoefenden, zult u begrijpen, dat een dergelijke kracht niet zonder meer bruikbaar is als
wapen of verdediging. Gesteld nu, dat ergens een persoon of voorwerp zich bevindt, waarin ik
iets erkend heb, dat slecht is. Het gaat hier dus om handelingen, toestanden en gedachten, die
door mij als definitief slecht erkend worden er ook door degenen, tegen wie zij tot uiting
komen, als zodanig ervaarbaar zijn. Men gebruikt dan de volgende methode: Ik begin te
tellen. Maar tijdens dat tellen richt ik mij zeer sterk wet de gedachten op die persoon.
Wanneer ik dan tot 20 heb geteld, en daarbij oplette, hoe ik telde, dan heb ik bemerkt, dat ik
aan bepaalde cijfers een nadruk heb gegeven. Hierdoor kunt U dan de tussenpozen berekenen,
waarin een krachtstoot werkzaam kan zijn. U telt rustig en langzaam. Ik wil U een voorbeeld
geven, ofschoon ik hierbij niet het juiste ritme zal gebruiken om mogelijke bezwaren te
voorkomen. Ik begin te tellen: één, twee, drie, v. i. e. r. Die vier komt er iets te laat uit. Ik
had hem bijna vergeten. Het ritme, dat bruikbaar is, berust dan op vier. Ik tel verder: vijf, zes,
z. e. v. e. n. Bij die zeven aarzel ik weer. Dan is het ritme, waarin ik de gedachtenkracht uit
moet zenden te waarderen of fluctuaties, waarbij de ene maal drie, de andere keer vier tellen
tussen de gedachtenstoten wordt geplaatst. Ik wil iemand tot een ontkenning dwingen. Ik wil
iemand van een handeling terug houden. Wat doe ik dan? Ik neem een woord, dat voor mij de
uiterste ontkenning betekent: N E E N. Ik ga dit dan ongeveer als volgt uiten: één twee, drie,
N E E N!, vier, vijf, zes, N E E N! U bemerkt, dat hier een ritme in ligt. Wanneer U dit ritme
richt op een persoon met volledige concentratie, dan is het alleen al hierdoor mogelijk om een
mens, of in vele gevallen zelfs een voorwerp te vernietigen, of althans onmogelijk te maken,
dat verder normaal wordt gedacht en gehandeld. Een dergelijk ritme is in staat om b.v. de
normale gedachtengang van een spreker zodanig te verstoren, dat deze begint te stamelen,
zijn gedachtengang niet verder kan vervolgen en zijn redevoering niet kan beëindigen, tenzij U
ophoudt met het uit zenden van het bewuste ritme. Iemand, die zelfmoordneigingen heeft, om
een ander voorbeeld te nemen, waarbij dit belangrijk wordt. Ik ben niet in staat om die
persoon te benaderen. Ik weet, dat mijn persoonlijk contact zoeken een crisis zal veroorzaken.
Ik concentreer mij op die persoon. Ik begin die ontkennende gedachte in diens ritme uit te
zenden. Resultaat: Deze persoon is niet meer in staat zijn gedachten en reacties verder
normaal te vervolgen. Het verweer tegen een persoonlijk contact valt in deze verstrooidheid
weg en mits U verder gaat met het uitzenden van de gedachtenpulsen, totdat U het persoonlijk
contact tot stand heeft gebracht, kunt U verder dan met suggestieve krachten gaan werken. Er
is een hindernis, die niet te overwinnen schijnt. Een muur, of een deur. Ik begin voor mijzelve
de gedachte: vallen of breken, uit te drukken. Ik probeer het ritme, te pakken te krijgen, dat
hier afhankelijk is van materiaal plus vorm. Heb ik dit gevonden, dan kan ik - mits ik krachtig
genoeg ben -het zodanig verstoren, dat er wonderen schijnen te gebeuren. Staal, dat
normalerwijze niet te verbrijzelen is, springt bij een lichte hamerslag. Koper, gevernist, en dus
oxydatievrij, vergaat door versnelde oxydatie etc. Metalen, die hittebestendig zijn, blijken deze
eigenschap opeens te verliezen etc. Wanneer U iets verder gaat in dezelfde richting. kunt U
ook "Poltergeist"verschijnselen op deze wijze veroorzaken. U kunt dan schalen, kopjes, glas en
kristal laten springen naar believen. Alleen door de frequentie der gedachten. Wel moet ik U
erop wijzen, dat waar het tempo voor de mens betrekkelijk langzaam is en normalerwijze kan
worden gesteld op zes á acht impulsen per twintig seconden, dit voor materialen wel zeer ver-
sneld moet worden, soms zelfs een scherp karakter kan dragen, waardoor veertig scherp
gevormde impulsen moeten worden gegeven per 20 seconden. Is dat duidelijk?
Bedoelt U, dat dan veertig keer per seconde de gedachte moet worden uitgezonden?
Veertig keer per twintig seconden. Ofwel twee keer per seconde. Maar U kunt ook materialen
treffen, die nog veel moeilijker aan te tasten zijn. Platina b.v. vraagt ong. acht keer per
seconde. Hierbij wordt het ritme dus al zeer scherp. Kwikzilver vraagt waarschijnlijk
vijfenveertig impulsen per seconde. Ook dit is mogelijk, maar het vraagt natuurlijk wel een
grote oefening. Men kan hier n. l. gebruik maken van de mogelijkheid tot automatisch

328
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 18 – 3 mei 1955

herhalen, die in de hersenen is gelegen. De gedachtenimpuls van een woord kan in ongeveer
1/1000 seconde innerlijk worden uitgesproken of gedacht. U zou dus 1000 woorden per
seconde uit kunnen sturen, wanneer U Uw reflexen daarop weet te conditioneren en de rust er
tussen wegvalt. U kunt betrekkelijk ver komen hiermede en praktisch alle materialen op deze
wereld kunnen binnen deze grens worden aangetast. Ik men echter, dat het voor U niet zeer
belangrijk is hierover meer te weten. Wel is het voor U belangrijk te weten, dat een dergelijke
gedachtenpulsatie op mensen of geesten gericht, vaak demonische invloeden kan verdrijven.
Dat hierdoor de negatieve gedachtengang van een men volledig kan worden afgebroken.
Onthoudt U echter één ding: De positieve gedachte is voor dit ritme niet vatbaar. Zij is wel te
breken, maar ik zal zo vrij zijn om die methode voor mij te houden. Hiermede is dus de
positieve gedachte niet te vernietigen. Wel kan ik een positieve gedachte gaan opwekken of
versterken. Iemand kracht geven, zoals dit heet. Dit kracht geven is eveneens voor mijn
harmonie met de buitenwereld van groot belang en kan de omstandigheden gunstig plooien
ten opzichte van mijn persoonlijke behoeften en verlangens. Ik moet er echter altijd mee
rekening houden, dat deze methode alleen bruikbaar is, wanneer de motieven bij mij niet
geheel zelfzuchtig zijn. Dus wanneer de gedachtengang acceptabel is voor wat men wel het
geweten belieft te noemen. Om goede tendenzen te versterken begin ik met dezelfde
procedure. Ik zet een draaggolf op. D.w.z. dat ik mij concentreer op die persoon. Op het
moment, dat dit gebeurt, probeer ik niet, zoals in het eerste geval, het ritme van het wezen te
ontdekken, wel de wijze, waarop het reageert. Voor de doorsnee mens is dit ritme één per zes
hartslagen. Ik ga nu proberen om de sfeer dan de te bevorderen gedachte, of daad op te
vangen. Heel vaak komen wij dan juist in het goede tegenover de stelling te staan: IK MOET.
Wanneer U deze impuls krijgt en de persoon in kwestie, dus gedragen wordt door de gedachte:
IK MOET. Dan probeert U het: "Ik kan" uit zenden. U geeft dus aan, dat dit mogelijk is.
Gelijktijdig concentreert U alle krachten in Uw wezen op deze persoon en drijft met Uw eigen
wil deze daad tot verdere voltooiing. Of de gedachte, zodat die zich ontwikkelt. De spreker, die
dan onder Uw invloed komt, zal plotseling veel gemakkelijker en veel schoner spreken dan te
voren mogelijk was. Degene, die m t een grote krachtsinspanning iets te bereiken zoekt, zal
zich plotseling gedragen voelen door Uw energie en als geïnspireerd verder gaan. Ook hier is
het raadzaam om een zeker ritme voor U zelve aan te houden. Het beste kunt U dit doen met
Uw ademhaling. U haalt langzaam en vooral regelmatig adem. In- en uitademing moeten gelijk
lang zijn. Indien U geschoold bent in ademhalingstechniek: uitademing drie keer zo lang als de
inademing. Dus: inademing 1, uitademing 3, Inademing 2, uitademing 6 etc. U stelt zich voor,
dat Uw krachtsconcentratie op het moment van de uit ademing met de adem mee gaat. Een
zelfsuggestieve vorm overigens. Maar hierdoor bewerkstelligt U voor Uzelve in de eerste
plaats, door dat U Uw energie met stoten uitzendt, dat het effect daarvan niet verflauwt door
gewenning. Het blijft een voortdurend weerkerende aansporing voor de persoon, die U
beïnvloedt en wekt meer krachten in die persoon zelve, dan anders mogelijk ware. Gelijktijdig
wordt de onderbreking voor U een mogelijkheid om U zelve voortdurend te herstellen,
waardoor Uw kracht langer en sterker blijft, waarmee dan weer een groter resultaat te
bereiken is.
Mag ik even een vraag stellen in verband met het eerste gedeelte? Ik zou graag weten, hoe
wij hier het ritme bepalen. Is dit rede lijk of intuïtief?
Intuïtief. Wij mogen wel aannemen, dat u voorlopig niet zover bent, dat U dit redelijk kunt
bepalen. Ik heb juist deze telmethode genomen, omdat elk moment, dat overeenstemt met
dat van de andere persoon bij Uw concentratie, bij U een aarzeling tot stand brengt. Een
onderbewust proces, dat een hapering, een aarzeling tot stand brengt en. dan gevolgd wordt
door een merkbaar krachtiger naar voren brengen van het daaropvolgende getal. Ik zal het nu
eens heel scherp overdrijven. Dan bemerkt U misschien, wat ik bedoel. Normaal tel ik
één,twee, drie, vier, vijf, zes, zeven. U bent ingesteld op een persoon en U telt: één twee,
drie. . . . . . víér,. . . . . . . . vijf, zes. . . . . zeven. U stottert a.h.w. even. Deze punten, waarop
U stottert, moet U leren op te merken. De wijze, waarop U stottert, wanneer U tegenover een
andere persoon telt, geeft de momenten aan, dat zijn levensritme met het Uwe in
overeenstemming is. Daar komt het eigenlijk op neer. Zijn kracht bereikt U en daardoor wordt
U een ogenblik gestoord in Uw eigen denken. Als resultaat erkent U de momenten, waarop een
overeenstemming bestaat en U dus ook Uwerzijds invloed uit kunt oefenen. U voegt daar dan

329
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 18 – 3 mei 1955

de beïnvloedende vorm aan toe van het NEEN, al naar het valt e. d. U begint hierdoor dus een
verstorende kracht op die persoon uit te oefenen. Wanneer U met de dode materie werkt is het
proces ongeveer hetzelfde. Alleen is dan Uw invloed zo reeds gezegd minder, omdat de
frequenties, waarmee gewerkt werd in de dode materie veel hoger zijn. Een vloeistof biedt een
eenvoudiger behandeling dan een vast stof. Bij de vloeistof kunt U n. l. inwerken op het
moleculaire rotatieproces, wat voor U niet meer mogelijk is in een vaste of redelijke vaste stof.
Dan is deze te traag en kunt U met Uw gedachtenleven niet bij blijven. Het gaat veel te
langzaam. Uw denken gaat nu eenmaal veel vlugger. U moet dan dus de hoge frequentie van
de intermoleculaire spanningen gaan beïnvloeden en hierop gaan werken. U zult dan nooit het
eigen getal aan kunnen spreken, omdat U mens bent. U zult dus een harmonische moeten
trachten te treffen, die zodanig scherp kan worden geaccentueerd, dat zij daardoor toch een
verstoring in de materie tot stand brengt. Commentaar?
Dat verstoren van slechte gedachten, gaat dat ook bij een geesteszieke? Heeft het dan een
genezende werking?
Het kan inderdaad. Maar of het een genezende werking heeft, is de vraag. Het kan bij de
geesteszieke een genezende werking hebben, wanneer een hem beheersende entiteit de
oorzaak van de ziekte is. Maar wanneer wij een geesteszieke. waarbij de ziekte uit het "ik"
voortkomt, op een dergelijke manier gaan behandelen, dan stoort U ook het levensritme van
deze persoon en brengt U dus een grote verwarring teweeg. Het blijft de vraag of hieruit geen
waanprocessen voort zullen komen, die sterker zijn dan de voorgaande. Ik zou U dus aan
willen raden om daar heel erg voorzichtig me te zijn. Ik wil erbij voegen, dat U dit wel kunt
gebruiken om bepaalde plotselinge opkomende woede neigingen etc. te verstoren. Maar zelfs
dan zou ik U aanraden omdat niet te lang te doen. Indien hierop geen commentaar meer volgt,
vrienden, ga ik U de laatste aanwijzingen uit het receptenboek geven. Onthoudt U: U bent
mens, bestaande uit stof en geest. U beschikt over de eigenschappen van beiden. Mits U
harmonisch bent in Uzelve en dus in het "ik" -rust. vrede en eenheid tot stand kunt brengen,
kunt U zowel in de geest de eigenschappen van de stof, als in de stof de eigenschappen van de
uiten. U kunt dan dus meer dan de meeste mensen. U bent hiertoe echter alleen in staat door
Uw innerlijke eenheid. De geest is scheppen, zij creëert. In haar eigen bewustzijn schept zij
voortdurend en is zij de schepper van haar eigen omgeving.
Deze eigenschap kan op de stof worden overgedragen, wanneer een perfecte harmonie tussen
stof en geest aanwezig is. Indien een gedeeltelijke harmonie aanwezig is, wordt het reeds
mogelijk, invloed op de vorming en het wezen van de stof uit te oefenen binnen redelijke
perken. Omgekeerd; Uw stoflichaam heeft bepaalde tendenzen, die zuiver en reëel gevormd
niet te verwerkelijken in Uw eigen stofwereld kunnen worden overgebracht naar het
geestelijke gebied. Indien de geest zich hiervan een voorstelling bouwt, die voor haar een
realiteit is, dan kan zij deze zo sterk scheppen, dat zij deze wederom in de stof projecteert,
waardoor weer aan de behoeften van de stof tegemoet kan worden gekomen door de projectie
van geestelijke waarden. Elke mens bezit deze capaciteiten, maar het gebruik ervan is
afhankelijk van de zelfbeheersing en het gebruik der eigen kracht. Hiermee, geloof ik, dat wij
U voldoende aanwijzingen hebben gegeven om verder zelf onderzoekingen te doen en te
studeren.
Kunt U van dat laatste nog een voorbeeld geven?
Ik ben in de woestijn. Ik heb behoefte aan water. Normale reactie: een waanvoorstelling,
waarbij ik water zie, zonder dat het er is. Ik ben in de woestijn en ik heb behoefte aan water.
Ik realiseer mij, dat het water, dat ik zie, er stoffelijk niet is, noch kan zijn. De geest neemt dit
op. De voorstelling water komt. Ik ga het water niet achterna, maar projecteer dit geestelijk
rond mij. Ik kan dit zó intens doen, dat mijn gehele lichaam de weldaad van dit water ervaart
en ondergaat. Daar is een betrekkelijk geringe beheersing voor nodig. Ik kom echter zo ver,
dat ik de vochtigheid, die overal aanwezig is dwing zich rond mij te verzamelen. Meer
gevorderd: Ik schep a.h.w. een werkelijk water. Ik moet dan wel oppassen, dat de begeerte
mij niet overweldigt, anders verdrink ik in mijn eigen creatie. Duidelijk? Het lijkt sommigen
Uwer wel een beetje overdreven voorbeeld. Op dat laatste kunnen wij de nadruk nog eens leg-
gen. Wanneer U probeert iets te scheppen met de geest en het te realiseren in de stof,
onthoudt U dit: Nooit meer, dan U nu nodig heeft en nooit meer dan de werkelijke noodzaak

330
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 18 – 3 mei 1955

is. Denk niet aan wat U morgen nodig heeft en denk niet aan overvloed. Wanneer U overvloed
schept, zal zij U waarschijnlijk zózeer overstelpen, dat zij U geen voordeel, maar schade
brengt. Ook voor anderen. Indien U voor een hongerende menigte brood zou moeten maken
op deze wijze - ik noem dit als voorbeeld - maak dan niet meer dan normalerwijze bij één
maaltijd zou kunnen worden gebruikt. Of slechts zoveel als nodig is om een dag reizen af te
leggen. Wat U mor maakt, wordt U tot schade.
Is dit wat Mozes deed met het manna?
Ja, ofschoon het eigenlijk niet Mozes was, die het deed. Het was Mozes, die de bezwering
uitsprak, maar het was zijn broeder Aaron, de magiër, die het werkelijke instrument was voor
dit gebeuren Wij zullen nu hiermee voorlopig deze reeks van onderwerpen besluiten. De
volgende spreker, die aan sommigen Uwer zeer zeker bekend zal zijn, behoort tot de
regelmatige sprekers van. de Orde. U kunt het project van Broeder Abraham met het verder
besproken. Ik weet echter niet, of hij ook in staat is, om een volledige oplossing te geven. Wij
meenden echter, dat het niet gewenst was, het onderwerp zelf zonder meer uit te stellen, waar
Uw belangstelling er zo zeer naar uit ging. Goeden avond.
0-0-0-0-0
Goeden avond, vrienden,
Zo zit ik op het ogenblik met de grote moeilijkheid een betoog te moeten houden over een
onderwerp, waarmee een ander U heeft willen toetsen. Dat is lastig. U zult mij dus wel toe
willen staat eerst eens te zien, hoe ver U bent gekomen. Heeft U het cijfersysteem volledig en
logisch uitgewerkt gevonden?
Ik heb er nog niet veel van begrepen.
Is het schema, dat wij hier hebben, juist?
Het schema is inderdaad juist.
Wij hebben eerst de behoefte de negen hoofdgroepen te horen. Eerder kunnen wij geen
conclusie trekken, of ons er een beeld van scheppen.
Juist, het is dus niet mogelijk geweest U een beeld te vormen van de berekeningswijze, zoals
die werd voorgesteld.
Neen.
Het was U ook niet mogelijk om zelf een provisorische typenindeling te maken en daarmede
een proef te nemen?
Neen.
Dan weten wij in ieder geval, waar wij zo ongeveer aan toe zijn. Dan zullen. wij allereerst
proberen de typen te beschrijven, ofschoon ik U niet kan garanderen, dat ik dat geheel tot
goedkeuring van Broeder Abraham doe. In de eerste plaats geef ik U de karakteromschrijving.
U moet er zelf de termen maar bij geven.

Nr 1
Bij nummer 1 hebben wij te maken met een mens met zeer weinig energie. Zijn
hoofdeigenschap is traagheid. Deze komt niet alleen lichamelijk, maar ook in zijn
gedachtenreacties tot uiting. De persoon is emotioneel over het algemeen arm. De emoties,
die hij kent, zijn traag in hun verloop, maar bestaan zij eenmaal, dan zijn zij ook praktisch
onuitwisbaar. Deze mens heeft als neveneigenschap over het algemeen koppigheid.
Vasthoudendheid is de positieve vorm. onverantwoordelijk zich laten leiden is de meest
voorkomende negatieve vorm.
Hoe zou U dat type willen noemen?
Een secundair functionerend type.
Zeker geen primair type. Inderdaad. Het staat dan ook het laagst op de lijst. Een dergelijk
type, daar zullen wij ook rekening mee moeten houden, zal uiterlijk wel eens goedhartig lijken,
maar het zelden werkelijk zijn. Het is een mens dus, die, nevenbij, ook vol komen egocentrisch
is. Geeft U die meneer eens een naam dan.

331
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 18 – 3 mei 1955

Negativist?
Niet geheel juist, want dit type heeft ook een positieve kant. Het karakter zelve is echter
hoofdzakelijk gebaseerd op traagheid in conceptie en grote vasthoudendheid.
Ik zou zeggen secundair in-actief. Dit houdt in zich het trage van functioneren, het secundaire,
de lange nawerking. Dit geldt immers voor zowel het stoffelijke als het geestelijke aspect. Dan
heb ik hier zo beide tegenovergestelde werkingen in één slag. Iedereen het daarmede eens?
Broeder Abraham had er, meen ik, een an dere naam voor.
Vadsigheid? Men spreekt door elkaar. Iemand zegt dan): Dat zou ik zeker niet zeggen. Dat
is iets anders.
Vadsigheid krijgen wij alleen, indien er nog iets anders bij komt. Dan komen wij waarschijnlijk
op een combinatie met nummer 3 terecht. Dan in dus het derde type gekruist met deze
hoofdkarakter trekken.

Nr. 2
Het tweede is wat labieler, wat wankeler in zijn evenwicht. Er is een niet snel, maar toch reeds
redelijk reactievermogen aanwezig. Van een levendig voorstellingsvermogen is, evenals bij
nummer 1, nog geen sprake. Er is een sterk persoonlijkheidsbewustzijn, waarop de
buitenwereld een grote invloed uitoefent. Wij zouden als neveneigen schappen hiervan kunnen
noemen in positieve zin: hulpvaardig, zonder besluitvaardig te zijn. In negatieve zin: geneigd
om van iedereen misbruik te maken. Bereid om zeer veel werk te verzetten, indien dit inhoudt.
, dat een ander het vuile karweitje op moet knappen. Het is lastig om daar nu ook weer een
naam aan te geven. Ik weet wel, hoe die 9 typen er uit zien, maar ik ken de vaktermen niet.
Deze indeling hebben wij bij dat vak van mij ook niet. Die namen moet je dus eigenlijk
beredeneren?
Indien die namen dan toch gecreeerd moeten worden zou ik zeggen: laten wij ons voorlopig
even vast houden aan de omschrijving. Die krijgt U toch weer gegeven. Dan behoeven wij daar
niet verder tijd aan te besteden. Een volgende keer krijgt U Broeder Abraham toch enige tijd,
want hij wil dit afmaken. Hij zegt: Een man een man, een woord een woord. Het moet dus
afgemaakt worden. Hij heeft zelfs tegen mij gezegd: Denk erom, dat je ze niet laat denken,
dat er niets meer aan gebeurt, want er wordt aan gewerkt.

Nr. 3
Het derde type is eigenlijk een standaard type. Daar zult U waarschijnlijk wel een naam voor
hebben. Het is een nogal lethargisch type. Het hoeft maar weinig belangstelling voor do
buitenwereld. Buiten de relatie met het eigen "ik" is deze nog wel zeer priimtief. Het zijn in
hoofdzaak de neveneigenschappen, die dit type voor ons toch wel belangrijk maken. Dit type
drie is in zekere mate praktisch in iedere mens vertegenwoordigd. In positieve zin is de
"ik"gerichtheid hiervan een poging om het "ik" te projecteren in de buitenwereld. Deze mens
doet dit over het algemeen door zichzelve verre te houden, maar tracht een ander zover te
krijgen dat het de toestand schept, die het begerenswaardig acht. Het is hier dus reeds een
soort leiding geven. Iets, wat bij de vorige typen niet tot uiting kwam. De neiging om zelf
hiervoor veel werk te verzetten, wat in andere zin type twee had, vinden wij hier niet. Dit type
is eigenlijk een soort tussenfase wat dit aangaat: het vermijdt liever alle werk in stoffelijke zin.
Dit behoort niet bij de karakterisering van het type, hoor. Maar sommigen van die mensen
vinden wij als voorzitter van een vereniging, waar zij dan twee vice-voorzitters nodig hebben,
of wat secretarissen om het werk te doen. Zij zelve wijzen zo nu en dan in een klinkende
redevoering op wat er gebeuren moet. Ook de typen, die comité' s vormen vindt je hier heel
vaak tussen. Dit is zo, omdat zij mee willen doen. Waar zij positief gericht zijn, willen wij
werkelijk wel iets tot stand brengen. Maar zij zijn niet geneigd om ver te gaan. In het
negatieve wordt het veel erger. Wij vinden hier niet alleen de neiging om de wereld voor zich
te laten zorgen, die vrij bij het vorige type hadden. Het is nog veel sterker. Hier wordt bewust
misbruik gemaakt. Dergelijke typen vinden wij dan vaak onder de typen, die verduistering
plegen. Oplichters, zwakkelingen. Zwakkelingen, die heus wel wat kunnen presteren, maar
door hun luiheid de gemakkelijkste weg kiezen en een ander, als dat maar even mogelijk is,
voor de zaak op laten draaien.
332
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 18 – 3 mei 1955

Nr. 4.
Type vier begint eindelijk iets optimistischer te worden. Dat is ook hard nodig, want wij lopen
nu al naar de helft. Type vier is het type van de primitieve mens. Bij dit type is een zekere
vitaliteit aanwezig, maar geen gerichte vitaliteit. De drie voorgaande typen waren in staat om
een bepaald programma inderdaad uit te voeren. Zij het dan ook, dat zij dit met net zo weinig
mogelijk moeite deden. Zij waren in staat om hun aandacht langere tijd op iets gericht te
houden. Waren zij dan al negatief geneigd, dan waren zij zelfs in dit negatieve zo beheerst, dat
dit alleen langs persoonlijke weg tot uiting scheen te komen. Vandaar de oplichter, degene, die
persoonlijk zijn verduistering pleegt, maar er geen ander bij betrekt en in ieder geval geen
persoonlijk geweld gebruikt. Type vier is echter primitief actief. Deze mens wordt geleid door
zijn begeerten en alleen daar door. Hij is betrekkelijk kort van geheugen en zal over het
algemeen nogal goedhartig zijn. Het is de mens, die een heel goed soldaat is, maar gauw
berserk wordt. Aan de andere kant een moordenaar in drift, in vele gevallen uiteindelijk een
psychopaat. In negatieve zin een mens, die beheerst wordt door zijn begeerten, terwijl de
positieve zijde het wezen nog net heerst, maar alleen op het ogenblik nu. Hij kan niet zeggen:
Ik ga morgen eens dat doen. Daarvoor is die mens - men zegt impulsief - maar dat is hij niet.
Impulsief is type zes, nummer vier is ongedurig, wispelturig.

Nr. 5
Type vijf, het standaard type, is in de eerste plaats vredelievend. De negatieve vorm is niet
afkerig van roof of diefstal, maar heeft niet de roekeloosheid en onnadenkendheid van vier, die
zich b.v. tot doodslag laat verleiden. In de positieve zin is vijf een goed werker met weinig
voorstellingsvermogen, maar hij is redelijk actief. Dit zijn vaak de echte ploeteraars. Het zijn
de verlopen indivuduen wanneer zij negatief zijn. Hoe moet ik die mensen eigenlijk karakteri-
seren, wanneer zij negatief zijn? Type pooier met overleg, als U hiermee begrijpt, vrat ik er
mee bedoel.
Type, rat?
Type pooier met overleg. Het is helemaal niet erg, wanneer U hetniet kent. Eigenlijk is het erg
gelukkig voor U, wanneer U het niet kent. Dat is het beste, wat ik hiervan kan zeggen. Ik weet
niet zo gauw, hoe ik hier een ander voorbeeld van moet geven. Een parasiet van de
maatschappij zonder risico te nemen. Dit is misschien ook wel een juiste omschrijving. Aan de
positieve kant dus de noeste werker, die echter alleen een noeste werker is, omdat hij niet het
initiatief heeft of het voorstellingsvermogen, heeft om veranderingen te brengen. Mensen, die
haast als machines lopen soms.

Nr. 6
Type zes daarentegen wordt al een heel ander type. Deze is zeer impulsief. Hier zijn de eigen
gedachten en begeerten geworden tot iets, dat invloed krijgt op het voorstellingsleven. Wel
zijn de voorstellingen, over het algemeen normaal en houden zich bezig met het alle daagse.
Type zes heeft reeds een zekere fantasie. De realiteit wordt gezien als iets, dat verbetering
verdraagt. Ofschoon type zes nog niet zover is, dat het zich deze verbeteringen als bestaand
denkt, is dit type toch viel geneigd om plotseling in te grijpen en verbeteringen aan te
brengen. Is het positief, dan vinden wij nummer zes als de mens, die van de ene vereniging
gaat naar de andere, vol van een goed idealisme. Hij zoekt het goede en heeft er een
voorstelling van. Maar op een gegeven moment wordt zijn aandacht weer getrokken door iets
anders en hetzelfde streven gaat nu voort onder een nieuwe naam. Kent U die mensen? In het
negatieve zijn het mensen, die jaren lang eerlijk zijn en veel vertonen van de positieve
eigenschappen van nummer vijf. Maar hun voorstellingsvermogen is groter en daardoor zien
wij bij hen plotseling afwijkingen optreden, die kentekenend zijn voor het type twee en het
type drie. Zij zijn dan plotseling onbeheerst, oneerlijk etc. Ik weet niet, of U het opgemerkt
hebt. Maar zoals ik de dingen nu hier voor U zit te omschrijven, komen wij van keer tot keer
naar een wankeler evenwicht. Heeft U dat in de gaten? Dat houdt in, dat moet ik er eigenlijk
bij vertellen, dat elk van die mensen dus steeds een groter bewustzijn heeft van goed en
kwaad. De werelden van deze typen worden in opeenvolging steeds groter. Kunt U het er uit
halen? Ja? Dan gaan wij verder.

333
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 18 – 3 mei 1955

Nr. 7
Type zeven. Dit is de mens, die wel degelijk een levendige fantasie heeft. Ik wil niet zeggen,
dat het een overweldigende of overheersende fantasie is. Maar voor het normaal menselijk
bestaan, geloof ik, dat wij dit type wel ideaal kunnen noemen. Type zeven kan in zijn
gedachten iets bouwen, wat er nog niet bestaat. Maar het heeft gelijktijdig - en dat is
belangrijk - ook de wil en het doorzettingsvermogen om dit tot werkelijkheid te maken. Het is
het best creërende type, dat wij zien bij de mens. Tenminste in positieve zin. Type zeven
presteert het om voortdurend vernieuwing te brengen op praktische wijze, hierbij geleid door
zijn verbeelding en gedachten. In negatieve zin echter wordt zeven het meest gevaarlijke type,
wat er bij is. Acht en negen zijn voor ons niet gevaarlijk. Al die anderen kunnen wij begrijpen
en zijn betrekkelijk beperkt, die zijn dom. Zeven is uitermate sluw:. Type zeven berekent zijn
misdaden en wordt hij negatief, dan is hij een meester daarin. Hij heeft een buitengewone
vakkennis, een buitengewoon savoir faire. Hij getroost zich alle moeite om ook zijn negatieve
bestreving volledig tot uiting te brengen. Hij is actief. Van de andere typen, misschien
uitgezonderd zes, kunnen wij niet zeggen, dat zij zo actief zijn. Maar dit nummer zeven is
inderdaad dé actieve mens. Opvallend is verder, dat zeven, in tegenstelling met alle
voorgaande, werkelijk intellectueel genoemd kan worden, veel lust heeft tot studie en verder,
dat type zeven over het algemeen meer verfijnd sensueel is dan de anderen. U begrijpt dat dat
aan de negatieve kant een groot bezwaar kan betekenen.

Nr. 8
Type acht wordt voor ons een nog veel eigenaardiger type. Type acht is de mens, die het
menselijke eigenlijk begint te overschrijden. Er is hier over het algemeen niet meer sprake van
stabiliteit, zoals wij die in zes en ook nog in zeven bewonderd hebben. Ex- is geen werkkracht
meer, die betrekkelijk sturdy-aan door gaat. Daar staat tegenover plotselinge uitbarstingen
van grote, hevige energie, gevolgd door perioden van rust. Ook emotioneel. Het is de mens
van vlagen, van bevliegingen. Echter, zijn gedachtenleven, juist door dit hollen en stilstaan,
brengt hem in conflict met veel van de gebieden, die voor de anderen van minder belang zijn,
die ze alleen maar accepteren. Dit is de mens, die verstelt met zijn God, of zijn ziel verkoopt
aan de duivel, wanneer U begrijpt, wat ik hiermee bedoel. Dit is de mens, die neiging heeft
voor het occulte. Dit is de mens, die het priesterlijke-fanatisme in zich voelt gloeien. Dit is de
mens, die van liefde tot haat omslaat en omgekeerd. Hij kan evenwichtig zijn, vooral in de
positieve zin vindt men hieronder zeer bepaalde evenwichtige typen, maar dan nog is dit een
kwestie van beheersing en niet van wezen. Acht, indien beheerst, indien acht gepaard wordt -
het klinkt misschien heel gek - met de eigenschap van 1, dan krijgen wij hier werkelijke ideale
verhoudingen te zien. Dan krijgen wij een mens, die enerzijds met twee voeten op de grond
staat, die de bedachtzaamheid en de traagheid heeft, waardoor hij in staat is te overwegen
wat hij doet, terwijl anderzijds zijn blik over de eeuwen wegreikt. Hij voorziet, hij zorgt voor en
hij ziet de kosmische werkingen achter de natuur, achter de wetten der mensen. Indien deze
mens gepaard wordt met de eigenschappen van vijf echter, dan wordt het minder prettig,
want dan zien wij reeds heel vaak hysterie optreden en verder gaarne op een voetstuk staan,
een zelfverheerlijking, die ons op zijn minst genomen, onaangenaam aandoet.

Nr. 9
Type negen is het meest labiele type, dat wij kennen. Dit type heeft een voorstellingsleven,
dat zó sterk is, dat het met de werkelijkheid verward wordt door de persoon zelve. Deze mens
kent geen onderscheid tussen waan en de werkelijkheid. Hij is aan de ene kant de grote
idealist, die de hele wereld trotseert om zijn idealen tot stand te brengen. Is dit positief,
gepaard dus met het positieve en de remmende eigenschappen van 1 of 2, dan vinden wij
hierin figuren als b.v. Schweitzer. Deze mensen zijn geniaal. Zijn zij negatief, dan zijn het
demonen, die terwille van hun zelfverheerlijking en hun eigen genoegen, hele werelden in het
verderf storten. Aan de ene kant over lijken gaande, zijn ze negatief al net zo extreem als
positief. Wanneer zij al deze dingen beleven, dan is er voor hen een tweede wereld. Een
wereld, die door acht wordt aangevoeld, maar niet begrepen. Negen in zijn meest positieve
vorm wordt niet slechts de verlichte mens en de gelovige, maar het wordt de magiër, die
inderdaad met het magisch principe werkend, ondanks zijn grote labiliteit, zijn grote

334
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 18 – 3 mei 1955

wankelbaarheid, eigenlijk in staat is om zeer grote krachten te beheersen. Een mens, die
buitengewoon veel wilskracht bezit, maar deze slechts met vlagen tot uitbarsting doet komen
Dit zijn de negen hoofdtypen, die voorkomen. Er zijn natuurlijk onnoemelijk veel varianten op
te vinden, wanneer U zich de moeite getroost om deze later eens in te vullen op dat bewuste
lijstje. Dan geeft U ze voorlopig nog maar gewoon het nummer als naam. En onthoudt U maar
de eigenschappen erbij. Vraag maar eens aan Broeder Abraham. Abraham 1, zoals U hem
noemt. Ja, U doet het hier in soorten, hé? A 1 en A 2. Het lijkt net zo'n Uloschool, neen, een H.
B. S. hé? En dan krijg je natuurlijk B er ook nog bij, o neen, dat is M hier.
Praten wij niet over. Maar moet U eens opletten. Wanneer U dan de eigenschappen tegenover
elkaar af gaat wegen, dan moet U eens kijken, wat een groot verschil van eigenschappen U
krijgt. Wanneer U nu zo'n type gaat bepalen, dat kunt U n. l. voor elk type doen, dan onthoudt
U altijd, dat het eerste eigenschapsnummer, dus wat boven aan staat, dus wat U zou zeggen:
primair is, d.w.z. is beheersend. Het tweede is de variatie, die erin wordt aangebracht, maar
de eerste blijft altijd domineren. Het tweede getal is de variant, die optreedt. U komt dan tot
een kruisnummer. U heeft b.v. iemand, nietwaar, laten wij U eens een keertje heel erg vleien,
er zit hier een negen onder, met eigenschap 1. Nu, dan gaan vrij kijken, of hij positief is. Tot
welk nummer hoort hij dan zo gauw? (130) 130? 130, 132, inderdaad. (Ook 132, 1 en 2 is het
dan). 130, 132 wordt het dan. Voor negen is het n. l. niet mogelijk om het direct zo te
trekken, maar dat geeft niet. Nu om ik dus tot dit getal. Dan zeg ik: die mens staat dus nu
buitengewoon hoog. Maar nu ga ik eens zijn relaties bekijken. Dan ga ik kijken, wat kan die
mens doen? Ik heb hem positief, maar ik heb hem ook buitengewoon wankelbaar. Nu komt hij
in contact met een zuivere vijf. Trekt U maar getal vijf op vijf. ( 5 OP 5 in contact met 132?)
Ja, U trekt eerst 5 OP 5, dan krijgt U een nummer, een getal. (5 OP 5 is niet genummerd).
Juist, blanco.
Blanco en dan trek je een lijn van die blanco punt naar 132.
Ja, welke getallen beroert U nu onderweg? Dat is 87, 88, 101, 102. (Juist). Het is onder 87,
88, dan 103,102. Het loopt er eigenaardig doorheen. 117 even, 116 en dan 131, 132. U
beroert dus, als U even goed gaat kijken een aantal paren van eigenschappen. Positief en
negatief. En wanneer U zich nu verder de moeite getroost om te kijken, of deze 5 negatief of
positief is, dan kunt U dus weten, of deze eigenschappen negatief of positief zijn ton opzichte
van deze nummer negen. Kunt U dit nagaan? Maar nu ga ik verder denken. Al datgene, wat
daar tussen ligt, dus in de labielere typen, dat is de spanning, die tussen deze beiden bestaat.
Nu kan ik daar wel optelsommetjes gaan maken etc. , maar dan kom ik in de kabbalistische
berekeningen terecht. En daar ben ik niet zo goed in thuis, als onze waarde vriend Abraham.
Maar wat ik wel kan doen in ieder geval, is dit. Ik zet deze negatieve eigenschappen mast
elkaar. Wat krijg ik dan? Wat denkt U?
Een sommatie van negatieve eigenschappen?
Inderdaad, waar wat zal ik ontdekken in elk van die eigenschappen, die ik heb neergezet. Er
zijn er een paar die ongeveer gelijk-gelijk zijn en gelijk versterkt. En in deze versterking krijg
ik dus een bepaalde karakteristiek, die de verhouding bepaalt tussen 5 en 9, met deze
grondeigenschappen. Wanneer ik die relatie heb, dan kan ik daarop van tevoren zeggen, hoe
én van 9 uit tot 5, 9 is positief en 5 negatief, 9 uit zich positief tegen 5, 5 uit zich negatief
tegen 9. Ik weet, hoe deze beiden tegenover elkaar staan. Ik reken het probleem uit. Wat
krijgen wij nu? Wat denkt U? Ik krijg een waarde, die ik vast kan stellen als een eigenschap. Ik
kan gaan zeggen dus: Ik heb hier de som dezer dingen, die is zoveel. En ik heb daar de som
van 9 uit. Ik heb hier 5 en daar 9. Dit zijn allemaal negatieve waarden en dat zijn allemaal
positieve. Kan ook positief-positief zijn. Deze twee trek ik van elkaar af. Weet U, wat ik dan
ever houd? Het feit. Wanneer ik nu te maken heb met 9, dan kan ik zeker zijn, dat dit feit in
zijn gedachten een zeer grote rol speelt. De verhouding 5 - 9 is beslissend voor het gedrag van
9 en zal aanleiding kunnen zijn tot innerlijke storingen en complexen voor 9- 5 is daar niet
vatbaar voor. Wat krijg ik echter bij 5? Bij 5 krijg ik een vermindering van zijn bewustzijn, zijn
stoffelijk bewustzijn, ofwel zijn toerekenbaarheid met het totaal van hot probleem, die 9 hem
oplegt.
Kunt U dat ook mee krijgen? Kunt U die methode van redeneren volgen? Laat ik het zo
zeggen. U moet het toch eerst een keertje voor Uzelve na gaan kijken. U zult begrijpen, dat je
335
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 18 – 3 mei 1955

op deze manier de verhouding tussen twee mensen kunt berekenen én de problemen, die zij
hebben. Maar dan kunnen wij ook nog iets anders doen. Ik heb een karakter, dat ik rubriceer
als b.v. een 7. Deze 7 echter vertoont me nu plotseling eigenschappen van een 8 of oen 9. En
wel in overheersende mate. Waar kom ik dan op terecht? Wat denkt U? Het verschil tussen de
grondwaarde van deze mens en de eigenschappen, die hij vertoont, is wederom zijn probleem.
De invloed, die in hem werkzaam is. Deze invloed kan hij dan terugvinden. In de lagere
getallenwaarde meestal. Dan kom ik meestal terecht bij de meest dierlijke en de meer
primitieve aspecten. Die waarden kan ik stellen naar een persoon, of een omgeving. Stel ik die
waarden of omgeving tegenover die persoon, dan kan ik daar uit ongeveer concluderen, wat
de obsederende gedachte is, die deze verandering in de persoon tot stand bracht. En kan ik
ook uitvinden, of hij positief of negatief is, dan weet ik zelfs, of dit een persoonsverrijking, of
een persoonsverarming is. En nu het eigenaardige. Dan ga ik zo langzamerhand uitscheiden.
Er is gezegd vandaag, ik mag het niet té lang maken. Wij doen dit. Wij hebben een persoon,
die oorspronkelijk 9 was. Deze valt terug tot 1. Negatief. Dan heb ik wel een heel
onaangename lijn te trekken. Ik trok n. l. door de totale scala de gevoelens heen. Wanneer dit
gebeurt, dan kunnen wij wel zeggen, dat hier sprake is van een geestesziekte, ook wanneer
die niet tot uiting komt in de abnormaliteit, waarvoor je in een zenuwinrichting terecht komt.
Het resultaat van mijn onderzoek wijst mij aan, dat een zekere tendenz hier de norm geweest
is, de factor, die 9 heeft beïnvloed. Ik kan er verder zeker van zijn, dat, terwijl 9 het facet 1
vertoont, 9 niet in staat is, dit zichzelf te realiseren. Ik moet dan aan 9 in de eerste plaats zijn
beeld als 1 voor ogen houden, zijn wijziging in eigenschappen. In de tweede plaats moet ik
hem laten zien, waar het verschil ligt. Wanneer ik hem dat verschil voor ogen zet, dan is hij
nog net 9 genoeg meestal, om onmiddellijk in zijn voorstellingsvermogen te gaan reageren,
dus ik krijg strijd opstand. Kan ik dat nu maar forceren, dan heef t 9 zelf zijn probleem omvat
en is nu een 9 met nog wel een tendenz naar 1, maar is in zijn uiting en bewustwording voor
een 9 geworden. Datzelfde kun je met de volkeren der aarde ook doen. Dat is U, geloof ik, ook
verteld. Er zijn b.v. bepaalde eigenschappen, Ik zou indonesi"e gaarne als een 2 gerubriceerd
zien. En wanneer ik nu Nederland, ik hoop, dat Nederland zich niet beledigd voelt,maar een
vijfje wil noemen. . . . . . (hier loopt de band af).
U kunt het met de volkeren ook doen. Het is aardig, wanneer je het probleem wilt zien tussen
Nederland en Indonesië, trekt U dan maar eens de kern van 2 negatief en 5 positief. Rekent U
dan eens uit. Dan moet U eens kijken, hoe aardig daarin het totaal van alle reacties van
Indonesië tegen Nederland en van Nederland tegen Indonesië tot uiting komen. De invloed, die
Indonesië n. l. op Nederland heeft is negatief, terwijl aan de andere kant de negatieve eigen
houding van Indonesië het negatieve van Nederlands houding tegenover Indonesië versterkt.
Een werkelijk heel interessante verhouding. Maar nu, vrienden, gaan wij toch werkelijk zo
langzamerhand pauzeren. Ik hoop alleen, dat U zich nu niet meer zo heel erg teleurgesteld
voelt, dat Abraham niet met grote diagrammen op het bord is aan komen dragen, maar in de
plaats daarvan ik mijn bescheiden babbeltje heb mogen maken. Ik heb eerlijk mijn best
gedaan om alles zo helder en zo zuiver mogelijk uiteen te zotten. Als hij de volgende keer
komt, zal hij wel niet veel anders te doen hebben dan U de typen met namen te geven. Als ik
U goed begrepen heb, zal het daar wel op neer komen. Verder kan hij U nog even de formules
geven. Dan kunt U ze zelf eens narekenen. Waarschijnlijk ben ik hier de volgende keer ook.
Dan kunnen wij samen nog wel eens een keer over die formules verder praten. Mag ik nog iets
vragen? Type nummer 1 kan toch zeker ook wel aan zichzelve werken om zo in een andere
groep te komen? Hij heeft toch de mogelijkheid in zich?
Wanneer 1 positief is, ja. Indien 1 negatief is, niet. Elke positieve eigenschap houdt de
mogelijkheid in tot een langzame verandering van karakter. Deze typen zijn niet vast te stellen
voor een heel leven, maar alleen voor een bepaald moment. Voor de mens is dat dan ongeveer
een periode van zes maanden tot één jaar. In zes maanden tot één jaar kan het, type
verschuiven. Voor de meesten echter loopt het ongeveer tot het 50e 'a 60e jaar door. Daarna
zien wij vaak een verschuiving ten gunste of ten ongunste. Maar nu vrienden, ga ik afscheid
van U nemen. Nogmaals; het heeft mij aan de ene kant moeilijkheden bezorgd om hier deze
lezing op te moeten vangen. Het was voor mij niet erg prettig. Ik hoop, dat het voor U althans
dragelijk is geweest. Goeden avond.

336
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 18 – 3 mei 1955

0-0-0-0-0
Goeden avond, vrienden,
Ik ben allereerst, zoals U misschien begrepen hebt, zo vrij geweest om Uw reacties aan
Broeder Abraham, die op het ogenblik elders bezig is - dat zijn van die dingen, die nu eenmaal
wel eens voor kunnen komen- door te geven. In de eerste plaats heb ik hier dan natuurlijk de
hartelijke groeten voor U allen. Ten tweede een raadgeving voor de aspirant lijntrekkers. De
lijn wordt getrokken vanuit het middelpunt, of het middelpunt kruisend vanaf begin- tot
eindpunt. U rekent, wanneer U positief en negatief kruist, de ruimteverhoudingen uit en wel
zodat een achtste van het vak wordt gerekend voor een vierde der eigenschappen. Men rekent
boven en beneden het middelpunt. Dit gaat dus over de hoeken, zoals U wel zult begrijpen.
Negatief wordt in mindering gebracht van positief bij berekening of omgekeerd, naargelang het
grootste deel van de invloed die gesneden wordt. Verder geeft hij U de raad U er nog enige
malen mee te pijnigen. Uiteindelijk werd deze kabbalistische berekening op Uw eigen verzoek
gegeven, ondanks het feit, dat hij de meesten Uwer daarvoor nog niet rijp achtte. Hij meent
echter er bij te mogen zeggen, dat desondanks met enige Jodenstreken toch nog wel een
resultaat te behalen is. Tot zo ver Broeder Abraham en zijn mededelingen voor U. Dan krijgen
wij, ik zou haast als de Voorzitter gaan zeggen, nummer twee van de agenda. Wat moet er
van deze kring worden. En voordat U daar nu Uw stem over uitbrengt, moet U mij toestaan
een korte uiteen zetting te geven, die alleen voor deze kring bestemd is, waar deze kring de
enige is, die ook in de toekomst zonder enig verband met andere kringen verder kan lopen. U
heeft dus een zekere uitzonderingspositie. Dit geldt niet voor de esoterische kring. Het ligt in
onze bedoeling een leerplan samen te stellen. Dit leerplan - op het ogen blik nog niet geheel
vast staand - zal waarschijnlijk twee cursussen bevatten, waarvan de eerste voor z. g.
beginners is, de andere voor de meer gevorderden. De cursussen voor gevorderden zullen
zodanig worden gehouden, dat zij drie vakken bevatten, die indien de belang stelling
voldoende is, gegeven kunnen worden op drie aparte cursus avonden Indien de belangstelling
daarvoor niet voldoende is, kan het derde onderwerp voor gevorderden zeer belangrijk zijn, n.
l. de hedendaagse aspecten en gebeurtenissen, die wel behandeld moeten worden. Wi1 men
ook een beeld kunnen krijgen van de wereld op dit ogenblik, worden verdeeld over de beide
cursussen, of bij één der cursussen worden aangelast. Dit afhankelijk van de mogelijkheden,
die wij hebben met tijd en medium. Daarnaast komt te staan een beginners cursus, die U
waarschijnlijk minder zal interesseren. Bij deze beginnerscursussen zal een deel der
esoterische lessen, door ons nader te bepalen, worden ingevoegd. Zoals U zich zult herinneren
is de esoterische kring een kring, waarin weliswaar vaak gesleuteld wordt gesproken, maar
waarin de doorsnee van het gebrachte toch ook voor anderen zeer belangwekkend is en o. a.
een aardige aanvulling kan betekenen voor de cursus over "het Goddelijke" en "De wording
van de Mens". Uw eigen kring valt buiten deze aspecten. De tendenz, die deze kring
gedurende enige jaren gevolgd heeft, was eerst een opleiding in het meer technisch principe
van het leven, en daarna over te gaan tot het magische. Wij zijn op het ogenblik in het
magische een ogenblik tot stilstand gekomen. Niet, dat er nog niet veel meer te vertellen en te
behandelen en te beschouwen is, maar wel, dat het tijd wordt voor U om eerst U weer eens te
gaan bezinnen op al hetgene, wat U geleerd hebt. Het is n. l. zo, dat juist de meest werkzame
magische lessen reeds ten dele zijn vergeten. Wij kunnen natuurlijk verder gaan met de
magie. Maar dan zullen wij toch eerst er een repetitie van de voornaamste behandelde punten
tussen door moeten laten komen. Dit brengt op zich voor U geen bezwaren moe. Maar het is
aan U om te beslissen, of U dit acceptabel vindt. zou U een bepaald onderwerp, een bepaalde
cyclus, of behandeling dor onderwerpen met een door U bepaalde tendenz de voorkeur geven,
dan kunt U dat kenbaar maken. Naargelang Uw eigen verlangens op dit gebied liggen, zullen
wij trachten enkele der vele specialisten, die wij sedert enige tijd ook tot de sprekers voor de
Orde mogen rekenen aan zoeken deze avonden te geven. Dan wil ik verder nog een opmerking
maken. Het is ons helaas niet te allen tijde mogelijk om als sprekers rekening te houden met
het verzetten van data bij U op de. wereld. Ik meen niet, dat dit voor U een groot bezwaar
betekent, aangezien ook het optreden van andere sprekers Uw avond nog altijd leerrijk en
geestelijk waardevol genoeg laat. Degene, die zich daarvoor bijzonder interesseren, zou ik aan
willen raden de verhandeling over "Ruimte en Tijd bij de Geest', zoals die aan de cursus "De
Psyche" word toegevoegd. Materie, die U m. i. gemakkelijk kunt verwerken. U zult dan
337
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 18 – 3 mei 1955

ongetwijfeld begrijpen, dat de andere verhoudingen in onze wereld voor ons wel eens moeilijk-
heden scheppen bij het houden van afspraken. Desondanks hebben de meesten onder ons zich
tot nu toe regelmatig en juist van hun taak gekweten, ofschoon een enkele nieuweling in zijn
ijver wel eens een fout maakte. Dit alles bij elkaar genomen betekent wel, dat wij de komende
cursussen minder met vaste sprekers zullen gaan werken dan tot nog toe het geval is. Besluit
U met deze kring verder te gaan, dan blijft de leiding hiervan aan Broeder Matthias, die ook tot
nu toe de leiding op zich heeft genomen. Ik durf U echter niet te garanderen, dat hij
regelmatig als spreker naar voren zal komen, waar dit voor hem de laatste tijd somwijlen
grote bezwaren met zich mee brengt. U weet nu ongeveer, hoe wij er voor staan. Wij zullen
zeer zeker alle verplichtingen, die één of meerderen van onze sprekers nog hebben door
gegeven beloften, nog inlossen. In tegenstelling met hetgene, wat sommigen Uwer meenden
te moeten begrijpen, is deze verandering nog niet op deze avond ingegaan. Dit betekent, dat
wij nog zoveel mogelijk de oude sfeer en het oude programma hebben gehandhaafd. Dat wij
deze avonden voorlopig iets bekorten is te wijten aan het feit, dat overbelasting van het
medium het voor ons wenselijk maakt om daar de veerkracht eerst weer eens geheel te doen
herleven, voordat wij grotere hoeveelheden kracht-eisende prestaties weer gaan vergen.
Overigens dienaangaande geen ongerustheid. Ik meen, dat wij het dieptepunt overwonnen
hebben en weer op de goede weg zijn. Aan de hand van al het voorgaande kunt U zich nu
ongetwijfeld wel een beeld vormen van de mogelijkheden. Heeft U bepaalde wensen
aangaande deze kring tot uiting te brengen, ook aangaande uitbreiding etc? Wel mag ik de
opmerking maken, dit geldt voor alle groepen, die een cursus volgen, dus ook de Uwe, dat
wanneer eenmaal het gezelschap is samengesteld, de groep gedurende zekere tijd besloten
blijft. U kunt zelve kiezen, hoelang deze geslotenheid blijft gehandhaafd. Ik zou U echter raden
om die periode op tenminste zes maanden te zetten, daar anders een te sterke verstoring
reeds na enkele avonden van samen zijn de samenhang der bijeenkomsten wel eens in de war
zou kunnen brengen. Wat heeft U hierop te zeggen?
Als ik hier de gedachten van de aanwezigen mag vertolken, zou ik U willen verzoeken deze
kring te continueren en het onderwerp naar Uw eigen inzichten te kiezen, opdat wij lering
mogen ontvangen, zoals wij dit twee jaar lang reeds hebben mogen ontvangen. Het tweede
punt is, dat er ongetwijfeld wel belangstelling zal bestaan om deze kring uit te breiden. Ik
had gedacht mij naar Uw wens te voegen, wanneer wij deze kring niet groter maken dan
27 personen.
Een heel mooi getal. Als U het inderdaad kunt handhaven, krijgt U daarmee een drievoudige
harmonische mogelijkheid. Het getal is dus inderdaad voor ons zeer acceptabel. Wij zijn van
onze zijde altijd blij met een kring, die harmonisch en niet te groot is. Wanneer wij uitbreiding
van andere kringen tot een hoger getal toestaan, dan moet U goed begrijpen, dat dit niet
gebeurt, omdat dit voor ons prettiger of gemakkelijker is, maar omdat wij menen zo boter aan
de stoffelijke bestaansbehoeften en aan de vereenvoudiging van de te geven lering mede te
kunnen werken. Uw getal van 27 maximaal is inderdaad voor ons geheel acceptabel. Ik zou er
wel de nadruk op willen leggen, dat wij niet te veel mensen in deze kring moeten binnen
brengen, wier verstand beneden het hier bestaande gemiddelde ligt. Er bestaat hier een
gemiddelde in deze kring, dat behoorlijk is. Laten wij daaronder niet dalen. Wanneer U aan ons
overlaat, wat wij zullen gaan doen, dan kan ik U dat antwoord nu reeds geven. Het lijkt mij
verstandig om reeds de volgende maand hiermee te beginnen met uitzondering dan van de
verschillende nog hangende kwesties. Ik zou U willen voorstellen een korte herhaling te geven
van de verschillende natuurlijke en magische principes en deze met elementen van de meer
technische kant in contact te brengen, zodat wij een redelijk wereldbeeld krijgen, waarmede
wij verder kunnen gaan. Indien U ervoor in kunt staan, dat deze materie wordt voorgelegd en
bestudeerd door de nieuwe leden van Uw kring, kunnen wij de periode na de vakanties - door
U zelf te bepalen - met een nieuw opbouwprogramma beginnen en dit te baseren op magie
plus technische kosmologie. Wij bestuderen dan de kosmische werkingen van geestelijke en
materiele aard. Daarbij de wetten en de methoden, die kunnen worden gebruikt om op
schijnbaar bovennatuurlijke wijze het lot der mensen te beïnvloeden. Wij zullen er de eerste
tijd ongetwijfeld niet toe komen U in te wijden in de meer rituele magie, waar wij menen, dat
dit voor U nog steeds te veel gevaren met zich brengt. Het zal dus hoofdzakelijk blijven bij de

338
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 18 – 3 mei 1955

theorie plus misschien enkele aanwijzingen, waaruit U zelve - zo U wilt - nut en baten kunt
trekken. Kunt U daarmee accoord gaan?
Van meerdere zijden"uitstekend".
Nu rest ons niet zo buitengewoon veel tijd. Ik meen, dat wij het verstandigste doen, wanneer
wij voor de avond wordt gesloten, U de gelegenheid te geven een klein onderwerp naar voren
te brengen, dat wij dan nog even gezamenlijk zullen bezien. Heeft er iemand dienaangaande
een suggestie?
Blijheid.
Ik dank U. Blijheid is geen vreugde in de werkelijke zin van het woord. Vreugde is een
plotselinge oplaaiing der emoties. Waarbij vele aspecten gezamenlijk op de voorgrond komen,
wanneer wij een vergelijking maken tussen het vreugdig zijn en blijheid in de schoonste en
meest innerlijke vorm, dan kunnen wij dit vergelijken met een statig vloeiende rivier voor de
blijheid, terwijl de vreugde een bergbeek is, die zich alleen kan doen gelden bij een enkele
waterval. Toch is deze blijheid een buitengewoon belangrijke factor in het leven van elke
mens. Blijheid in je leven betekent vrede. Iemand, die een innerlijke blijheid met zich draagt,
zelfs wanneer die gebaseerd is op een fictieve waarde, zoals dat wel voorkomt, dan kunnen wij
toch aannemen, dat deze mens harmonisch en evenwichtig de wereld en haar gebeurtenissen
in zich kan opnemen en verwerken. Wanneer de vreugde een overwinning is, dan zou ik de
blijheid een schild willen noemen. Een schild, waarmee de mens zich kan verdedigen tegen het
leven. Onze vriendin zal mij ongetwijfeld niet euvel duiden, wanneer ik het woord "blijheid"
aanvul tot "blijmoedigheid", want daar zit de blijheid en de moed in. Er is moed voor nodig om
met een voortdurende innigheid het leven tegemoet te treden. Het vraagt een zekere strijd
zelfs, zoals ook een schild soms een last is, die zwaar wordt om te torsen. Maar aan de andere
kant is het schild onschatbaar, wanneer er een aanval plaats vindt. Wij moeten onze blijheid
moedig dragen. Wij moeten haar niet afhankelijk stellen van het feit, dat de zon nu schijnt, of
dat het nu niet regent. Dat het leven nu goed is of slecht. Wij moeten het leven zelf als een
zinderende essence in ons dragen. Ik geloof, dat wij de blijmoedigheid als karakter - en
wezenstrek van de mens psychologisch zeer hoog aan mogen slaan. Blijmoedigheid geeft een
veerkracht, waardoor het fysiek gemakkelijker geneest en gemakkelijker gezond blijft. Het
geeft een weerstand tegen lijden, waardoor geen wanhoop en geen haat in de mens kunnen
rijzen. Blijmoedigheid weert vele conflicten af door ze met een eenvoudige glimlach naast zich
neer te leggen. Zoals menig schild een pijl van zich af doet schampen en naast zich op de
bodem werpt, terwijl de schilddrager zonder haar te bemerken verder gaat. Er zijn vele wetten
en vele regels, die door de mensen verkeerd. worden begrepen. Zij zijn soms bang, omdat hun
blijheid een soort van zonde, een vergrijp tegen de wetten des levens zijn. Ik denk, dat deze
mensen zich nooit de moeite hebben getroost om het leven wérkolijk te bezien. Het leven is
geen wetboek. Het leven is een je bewust je bewust zijn van de Goddelijke kracht, die in je
leeft. Een opgaan in de kosmische eenheid van alle tijden. Wie dat kan, weet wat innerlijke
blijheid betekent. Wie die blijheid heeft, vertrouwt op de krachten, die hem terzijde staan. Die
heeft liet geloof, de innerlijke zekerheid en het vermogen om de mens te helpen. Die zal in
zichzelve de hogere waarden nooit uit het oog verliezer,. Dat is de mens, die niet met een lach
door de wereld gaat, maar met een glimlach. Dat zo'n mens altijd veerkrachtig is, dat zo'n
mens zich van alle treurigheid of bijbelteksten-slingerende-vreugdevernietigers niets aan trekt,
is begrijpelijk. De mens, die die blijheid in zich draagt, die zo blijmoedig door het leven kan
gaan, heeft in zich een innerlijk contact met God. Dat is ook magie. De meest gezonde, de
zuiverst witte magie, die er bestaat. God in je kennen. God in je voelen als de werkelijkheid
van het bestaan. Het geloof, dat blijmoedig is, omdat het in God een liefdevolle Vader vindt, is
het sterkste wapen, dat er ooit in de kosmos werd gesmeed. Het is het directe contact met de
lichtende krachten van het Al, het is de stille lach en het blijmoedig gaan, dat altijd weer leidt
tot des Vaders Huis. Die mens gaat, de verschrikkingen op die weg niet tellend, omdat het oog
gericht is op de Vader zelve. Het is haast een meditatie geworden. Maar desondanks willen wij
de laatste spreker niet de gelegenheid ontnemen. Dit zal slechts enkele minuten zijn, waar wij
de tijd eigenlijk alweer hebben overschreden. Misschien wil hij zo goed zijn een andere vorm
dan gebruikelijk te kiezen, om U niet te veel van het zelfde gerecht te geven. Ik dank U voor
Uw aandacht. Goeden avond.

339
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 18 – 3 mei 1955

0-0-0-0-0
Goeden avond, vrienden,
Ik mag dan voor U de avond besluiten. Heeft U een onderwerp, waarover U mij gaarne zou
horen spreken, of geeft U er de voorkeur aan om het onderwerp aan mijzelve over te laten?
Mag ik dan als onderwerp voor U kiezen het onderwerp, dat door ons ook voor de
Vrijdagavonden gekozen wordt

DE MENS
Zoon van het licht en stiefkind van de aarde,
Dat door het leven gaat.
Onbewust van te levens waarde,
Onbewust van de kracht, die achter het leven staat,
Gaat de mens.
Hij overschrijdt de grens van het zijn en kont de grenzen niet,
Hij zoekt de waarheid, hij beleeft ze, maar hij herkent ze niet,
Omdat hij leeft en streeft en zoekt alleen in eigen waarde,
Het kind, geboren uit het licht,
Het stiefkind van de aarde.

Een Mens ging de weg naar Golgotha en keerde terug naar het licht, De gezichten dezer
wereld zijn op Zijn Kruis nog vaak De mensen denken aan hot bloed, aan zonde en aan dood.
Zij zien het licht, maar noemen het voor het eigen wezen veel te groot En denken het nooit
weer te bereiken. Toch, wanneer het bewustzijn komt, zal alle mensen blijken, Dat zij zijn:
kind, geboren uit het licht En stiefkind van de aarde.

Dan vinden zij liet waar bestaan en zien de moederlijke waarde


Der aarde stil vergaan. . .
Zij zien de Eeuwige, Die Zichzelve baart
En alles leven geeft.
Wanneer de mensheid dát beseft,
Dan keert zij terug op haren weg
En wordt tot het ware beeld,

Dat Hij hen eens geschapen heeft, Die stelde, hen in het leven.
Als kind geboren uit het licht.
En stiefkind van de aarde.
Dat in zich draagt des Heren Kracht En Goddelijke Waarde.

Ik dank U voor Uw aandacht.


Ik wens U verder een aangename avond en geef nu het medium vrij.
0-0-0-0-0

340
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 19 – 7 juni 1955

7 Juni 1955

LES 19

Goeden avond, vrienden,


Ik heb een mededeling voor U, die U misschien niet zo erg aangenaam vindt. De normale
sprekers van deze avond zijn verhinderd. Dit geheel buiten Uw schuld. Wij zullen dan ook
trachten het goed te maken op deze avond, terwijl U in ieder geval de gelegenheid krijgt om
deze avond in te halen, Maar de normale sprekers zijn niet in staat direct tot U te komen om
de volgende reden: Zoals U weet, zijn wij op het ogenblik druk bezig te reorganiseren. Ook de
sprekers, die op deze avond anders zoveel en zo goed werk, doen, hebben wij daarbij moeten
betrekken. Men heeft ons verzocht om enigszins sneller dan oorspronkelijk gedacht was
uitslagen te geven. Wij willen dit gaarne doen. Maar het betekent, dat heel veel naspeuringen,
experimenten enz. nu binnen zeer korte tijd plaats moeten vinden. Vandaar, dat wij deze
avond - helaas - niet kunnen rekenen op de normale sprekers. Wij hebben de hoop, dat
Broeder Matthias zich nog vrij zal kunnen maken om tot U te spreken in het tweede gedeelte,
maar zelfs dit durf ik U niet met zekerheid te beloven. Wij kunnen echter rustig verder gaan.
Indien er vragen zijn over onderwerpen, die de vorige maal werden behandeld, dan zal ik
dezen beantwoorden, zover als dit in mijn vermogen ligt. Zijn er vragen? Er zijn geen vragen.
Dan mag ik misschien deze avond beginnen net een beschouwing die enigszins aansluit op de
onderwerpen, die U, zowel door Broeder Matthias als Broeder Abraham in de laatste tijd
werden gebracht. Het Richten van kosmische Krachten. Het zal U ongetwijfeld interesseren. De
persoonlijkheid van de mens is te splitsen, zoals U bekend is, in vele delen, waarvan de ziel
één,volgens het bewustzijn afgescheiden deel is van het onmiddellijk Goddelijke. Wij weten
echter, dat tevens het Goddelijke onmiddellijk doorwerkt in de ziel en de ziel haar krachten
onmiddellijk uit het Goddelijke put. Wat wij kosmische krachten plegen te noemen nu, kunnen
wij identiek achten aan de oerkracht van het Goddelijke. De mens, die door kan dringen tot
zijn eigen ziel, kan dus zonder meer uit de kosmos alle krachten putten, die hij wenst en deze
richten volgens zijn eigen bewustzijn. Voor de doorsneemens echter en ook voor de doorsnee-
geest bestaat deze praktisch niet. Wij zijn altijd geneigd om onze persoonlijkheid zo scherp
gescheiden te zien van de Goddelijke krachten, dat het ons onmogelijk wordt door te dringen
tot de vormloze krachten van het zijn en daarin de krachten te ontdekken en te leiden volgens
het bewustzijn, dat onder het peil der ziel toch nog altijd in ons blijft en het wezen vormt, dat
wij "ik" noemen. Er bestaat echter een methode, waardoor wij ook al bereiken wij niet de kern
van de ziel, deze Goddelijke krachten kunnen bereiken en gebruiken. Er is ongetwijfeld zelfs de
mogelijkheid deze kracht te gebruiken als afweer of als aanvalswapen. Ik zou U echter voor
alles willen waarschuwen tegen het gebruik van dergelijke grote krachten als aanval, of
afweer. Men richt dan wet tegen wet en kracht tegen kracht soms. Maar men kan nooit een
Goddelijk raadsbesluit vernietigen door de Goddelijke kracht. Deze, zal zich aan Uw wezen en
richting onttrekken en kan zich dan tegen U wenden. Het proces, dat in ons dient plaats te
vinden, wanneer wij deze kracht willen gebruiken speelt zich - sterk vereenvoudigd
voorgesteld - als volgt, af: In de eerste plaats moeten wij onszelve afzonderen. Deze
afzondering brengt met zich het ervaren van eenzaamheid, het ervaren van stilte, het ervaren
van ons eigen wezen, als gehuld in een volle wolk van gedachten, die elk voor zich deel
uitmaken van ons bewustzijn en zo de begrenzing vormen van ons wezen. Wij moeten deze
gedachten nu gaan elimineren. Het is voor ons als mens, meestal ook als geest, onmogelijk
om alle gedachten uit het zijn weg te dringen. Het is dus begrijpelijk, dat wij een gedachte uit
moeten kiezen. Een gedachte, die zo onpersoonlijk mogelijk is en toch ook sterk met ons zijn
en wezen verbonden. De tweede fase is dan deze gedachte vergroten en versterken, zodat
deze gedachte uiteindelijk alle bijkomstige gedachten uit ons wezen verdringt. Is dit tot zover
begrijpelijk en duidelijk?

341
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 19 – 7 juni 1955

Wij hebben nu een punt gevonden, vanwaar vrij uit gaan om het Goddelijke te benaderen. Dit
punt gaan wij steeds verkleinen. Wij beleven de gedachte zeer intens, maar zij bevat nog te
veel bijkomstigheden. Wij trachten in deze gedachte het kernpunt te vinden. Dit betekent, dat
wij binnen de begrenzing dezer gedachte steeds meer waarden terzijde stellen om daarvoor
een facet dezer gedachte te vergroten. Naarmate ons dit lukt komen wij dichter bij de
Oneindigheid. Want dit ene begrip heeft als kernwaarde immers de kern van ons wezen. Wij
zullen dun als kern van deze gedachte, van dit denkbeeld zoeken naar en uiteindelijk vinden
een deel, een facet van onze ziel, de Goddelijke kracht, die in ons leeft. Naarmate wij dit
kunnen bereiken, hebben wij inderdaad het Goddelijke, het kosmische, de oerkracht bereikt.
De moeilijkheid voor ons is dan echter het bewustzijn, waarmede wij deze kracht bewust in
ons op kunnen nemen, ondanks de concentratie, waarin wij ons bevinden en deze kracht te
richten op de wijze, die ons begeerlijk lijkt. Wij kunnen dit onder de omstandigheden niet doen
door een denkproces. Op het ogenblik, dat wij ons bewustzijn hierop gaan richten, verliezen
wij dit punt, dit facet der ziel uit het oog en zijn weer als allen overgeleverd aan de begrenzing
van het "ik"zijn en geestelijke beperktheid. Wij mogen dus niet trachten dit door een
ogenblikkelijk bewustzijn te verwerven. Er bestaat echter een techniek, die ook op aarde wel
bekend is en waardoor men, zonder het directe gedachten leven aan te tasten, zich kan
dwingen hiermede bepaalde reacties te verbinden. Is U dit bekend? Neen? Heeft U wel eens
gehoord van een post-hypnotisch bevel? Een dergelijk bevel is dus niet bewust. Het kan
zonder verstoring van het gedachtenleven een van te voren bepaalde reactie, een onbewust
volbrachte en toch overdachte handeling tot stand brengen. Dit zal U bekend zijn. "Ik ben
meester van mijn eigen geest". Nu is hypnose eigenlijk niets anders dan het verdringen van
het bewustzijn van een ander, waarvoor men dan in de plaats een deel van het eigen
bewustzijn stelt. Ik behoef echter in mijn eigen geest mijzelve niet te verdringen en ik behoef
zeker mijzelve niet te overheersen op de wijze, waarop de hypnotiseur zijn sujet overheerst.
Maar ik kan wel in mijzelve een gedachte legen, zó sterk, dat zij mij onbewust obsedeert, dat
zij een voortdurend deel van mijn leven uitmaakt. Wanneer ik dit doe, zal zij dus ook deel uit
blijven maken van elke beschouwing, die ik richt op hogere waarden. Ook van mijn
beschouwing van een bepaald deel van de ziel met eliminatie van alle bijkomstige punten en
gedachten. Ik kan het eenvoudig niet meer uitschakelen, omdat ik het zover heb door
gevoerd, dat het buiten mijn bewustzijn en, het totaal van mijn gedachten en reacties blijft
beheersen. Is dat duidelijk?
Bedoelt U vanuit het onderbewuste?
Ik heb uitdrukkelijk de term onbewust gebruikt, omdat het onderbewustzijn o. i. eens
stoffelijke factor is, terwijl het onbewuste door de geest wordt gedeeld. Maar dit is uiteindelijk
een kwestie van terminologie. Indien U het begrip "onderbewustzijn" dus uitstrekt over een
deel van de geest, dan kan ik ook deze term wel aanvaarden. Mag ik aannemen, dat dit nu
alles duidelijk is? Goed. Het begin van mijn wens tot het gebruiken van kosmische krachten is
dus een zodanige zelfsuggestie, dat ik in mijzelve een waarde onverbrekelijk vast leg. Het is
een proces, dat meestal niet in korte tijd of met enkele gedachten kan worden afgedaan. Het
is noodzakelijk, dat ik overga tot het voortdurend herhalen van bepaalde gedachten in
mijzelve, waarin ik het bereiken en onttrekken van die kracht plus het richten daarvan in
mijzelve als een automatisme vastleg. Dit brengt het bezwaar met zich mee, dat men snel van
het ene onderwerp op het andere kan overspringen, wanneer men deze kracht bezigt. Het
brengt het grote voordeel met zich mee, dat wij, het hoogste punt van inzicht bereikende dat
redelijk nog verwerfbaar is, biet komen bij een terugdalen tot een normaal bewustzijn, tot het
misbruiken van krachten, die in zo'n toestand ver boven ons vermogen tot hantering liggen.
Wanneer wij dus ernstig een bepaald doel nastreven, wanneer wij ernstig iets zoeken, kunnen
wij dus de krachten des kosmos inschakelen om ons tot verwerkelijking hiervan te leiden. Dit
doel moet met overleg gekozen worden. De kosmische kracht is in staat om alles tot stand te
brengen, wat noodzakelijk is.
Er bestaat geen enkel punt in het gehele kosmische bestel, dat niet met behulp van de
kosmische krachten te bereiken, te vernietigen, of te creëren is. Dit geldt zowel voor krachten
en vormen in mij, als de krachten en vormen, die buiten mij het leven zijn. Er is slechts één
ding, dat ik nooit en te nimmer zal kunnen doen. Dat is het scheppen van een kracht, die
volledig tegengesteld is aan een Goddelijke Wet. Wanneer ik dit zou trachten te doen, vernietig
342
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 19 – 7 juni 1955

ik de bron, waardoor die kracht zich uitstort. Ik moet mij dus een doel zoeken, dat voor
mijzelve aanvaardbaar is. Dit is een noodzaak, want anders kan ik dit doel niet als onbewuste
waarde accepteren.
In de tweede plaats moet ik mij een doel zoeken, dat volgens mijn weten goed en in
overeenstemming met de Goddelijke Wetten is. In de derde plaats moet ik het doel zo zoeken
te vinden, dat er niet slechts sprake is van een plotselinge ontlading van kosmische krachten
ergens in het Al, maar van het scheppen van een blijvende waarde, die door haar voor mij
wederom hanteerbaar wordt. Tot zover duidelijk? Tot zover geen bezwaren?
Het onderwerp waarop men zich concentreert en waaruit dus men de kern haalt, is dat
gelijk aan het doel, waarop men zich richt?
Dat is mogelijk, maar niet altijd praktisch. Stelt U zich voor, dat U voor Uzelve een contact wilt
scheppen tussen een deel van het bewustzijn en een deel der ziel, dat er ziele-kracht
ontnomen kan worden, terwijl de ziel deze automatisch weer uit de kosmos aanvult. Dan zou
deze concentratie moeten leiden tot het concentreren op het 'ik". Het "ik" zelve kent volgens
ons bewustzijn te vele aspecten, om deze eenvoudig terzijde te stellen. Ik zal dus in een
dergelijk geval een minder met het "ik" gebonden onderwerp te nemen. Vergeet niet, dat ik
mij hierop heb voorbereid. Ik heb deze gedachtengang door herhaling tot een dwang in mijn
eigen wezen gemaakt. Nadat ik dit heb gedaan, kan ik mij willekeurig gaan concentreren,
indien slechts het begrip kosmos uiteindelijk daaruit voortvloeit. Er dit is de waarde die wij
vinden in alle aspecten en facetten der ziel. Wanneer dit is bereikt, krijgen wij het automatisch
optreden van alle reacties, die het begrip kosmische kracht in mij kent en zullen alle gewenste
processen zichzelve automatisch verder gaan voltrekken. Het is U nog niet duidelijk genoeg?
Het is voor mij nog wat vaag, ja. Vanuit mijn standpunt bekeken dan. Niet de uitleg zelve.
Het is moeilijk om deze stof te concretiseren. Wanneer ik in abstractie blijf spreken, dan
behoef ik slechts algemene waarden aan te stippen. Tracht ik in concreto te spreken dan zal ik
mij moeten beperken tot persoonlijke waarden en aspecten, omdat de mogelijkheden in é1ke
persoon weer anders liggen. Hierdoor is ongetwijfeld de vaagheid ontstaan, die U hier
aanvoelt. Maar ik wil U een voorstel doen: Geeft U mij een willekeurige wens ten opzichte van
het kosmische plus een willekeurige gedachte, waarmede U zich kunt verenigen en waarop u
zich kunt concentreren. Dan wil ik hieruit een concretere methode voor U ontwikkeling.
Genezing.
Dank U. En welke gedachte?
Kracht aan zieken geven.
Ja, dat is weer ongeveer hetzelfde. Maar ik wil het wel voor u concretiseren, wanneer U daar
prijs op stelt. Het voorbeeld zal echter niet bijzonder zuiver zijn, omdat ik nu net een
kosmische kracht te doen heb, die gelijk is aan hetgeen ik door die kracht tracht te bereiken.
Genezen is mijn behoefte. Ik stel voor mijzelve vast, dat het voor mij een behoefte is om uit
het kosmische, krachten te onttrekken, die mij in staat zullen stellen om in het menselijk en
geestelijke bestaan eenvoudig door deze kracht - een reinigende werking dus - alles terug te
brengen tot, of te veranderen in normale waarden. Dat is duidelijk. Ik herhaal deze gedachte
in mij zelve. Ik moet, weten en mijzelve ervan overtuigen, dat, zodra ik de kosmische kracht
of het Goddelijke bereiken kan, onmiddellijk deze capaciteiten in mij bestaan. Dit is de
voorbereiding. Nu begin ik te denken over het helpen der mensen, het kracht geven aan
mensen, het genezen van mensen. Nu kan ik wel aan de gehele, mensheid gaan denken, maar
dat helpt niet. Uit de vele gedachten, die bij mij rijzen zal ik dus een bepaald geval, of een
bepaalde persoon kiezen. Ik zal bij mijzelf' trachten vast te stellen, waarom ik die persoon wil
genezen. Ik overdenk dit goed en ontdek op een gegeven moment een trek in mijzelve, die de
oorzaak is van mijn ver langen tot genezen. Tot zover kunt U mij volgen? Nu ik deze
gedachtengang eenmaal gevonden heb, vraag ik mij af, waarom deze gedachtengang in mij
werkzaam is. Ik zal dan achter de uiterlijke redenen, die ik gevonden heb, steeds nog weer
kleiner waarden zien, waarvan ik zeg: Ja, maar dat is dan eigenlijk het kernpunt. Dit kernpunt
ga ik opnieuw beschouwen. Dan ontdek ik, dat in dat kernpunt nog weer een waarde
verscholen ligt, die ik tot nu toe niet had gezien. Eigenaardig genoeg komt er een ogenblik, dat
ik moet zeggen; Dat ben ik. Anders kan ik hierin niet meer zien. Het ogenblik, dat U zover

343
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 19 – 7 juni 1955

komt, begrijpt U, wat er in Uw ziel leeft. Wat U beschouwt, wanneer U denkt, daar kont het
vandaan, is zodanig beperkt, dat U al een aspect heeft gevonden van de ziel die zich
uiteindelijk uit in een aantal van voertuigen, die voor U culmineren in de menselijke vorm. Ik
tracht nu dit beeld van het "ik" zo sterk mogelijk te beleven. Dat is toch duidelijk, hé? Ik ga
dus voor mijzelf zeggen: Dat ben ik dus en ik tracht mijzelf te begrijpen op dit ene kleine punt.
Ik ga er niets bij halen, ik ga niet zeggen dus. ben ik, zo en zo of iets anders? Ik zeg; Dit ben
ik. Kan ik mijzelf hierin herkennen? Hoe zie ik dit punt van mijn "ik"? Wat heeft dit punt van
mijn "ik" mij te zeggen? Zolang als ik die vragen vast kan houden, dus het voortdurend
beschouwen van dit uiterste object, waarachter geen rede meer ligt, heb ik het punt ge-
vonden, zij het dan misschien ook in een klein en zeer nietig deel daarvan, een onbenulligheid
in een groots geheel van mogelijkheden. Zolang ik dit doe treedt bij mij automatisch kracht tot
genezing in. Dus ik verzamel kracht uit de kosmos. Ik laad mijzelve, mijn omgeving, ja, zelfs
degenen, die ik genezing toewens automatisch met deze kracht op. Terugkerende vind ik
mijzelve vitaal. Met de zekerheid, dat de kosmos mij bijstaat verricht ik mijn genezende
handeling, die zuiver symbolisch kan zijn en evengoed een gevormde gedachte kan zijn, als
een directe hulpverlening. Ik ben vanaf dat moment in staat om, zelfs op wondere wijze, te
genezen. Ik behoud dit vermogen, zolang als mij kracht tot genezing niet de vernietiging van
een andere persoonlijkheid betekent. Op de duur zal. deze kracht in mij echter weer iets
verminderen. Is dit nu duidelijk geworden? Is het niet concreet genoeg? Moet er hier nog meer
verduidelijkt worden"
Hoelang moet men die beschouwing volhouden?
Dat kan ik U onmogelijk zeggen, omdat op het ogenblik, dat de beschouwing haar hoogtepunt
bereikt, tijd een voor U niet meer bestaande factor wordt. Ik kan dus moeilijk gaan zeggen:
Kijk na zoveel tijd maar eens op de klok. Dan heb je je pensum erop zitten.
Maar daarna voorafgaande?
Ook dat kan ik niet omschrijven. De vraag is, wanneer bereikt U die toestand. Het gaat hier
om die toestand. Het is niet in één keer te bereiken, dat zeg ik U er meteen bij. Ik kan hier dus
- helaas - niet verder concretiseren, zelfs niet voor een bepaalde persoonlijkheid, omdat zelfs
de persoon in zijn mogelijkheden van concentratie en bereiking van dit hoogste punt van
moment tot moment verschilt. Duidelijk, nietwaar? Mag ik nu aannemen, dat dit alles tot zover
duidelijk is?
Alleen dit: als je de weg eenmaal gevonden hebt, valt het je dan niet gemakkelijker om dat
punt steeds weer terug te vinden?
Indien je het steeds weer tracht te vinden: ja. Maar wanneer de verbinding U na een eenmalig
bereiken de pogingen een tijdlang stop zet, heeft U na enige tijd weer dezelfde weerstanden te
overwinnen voor het weer te bereiken is.
Dat zou je dus iedere dag moeten doen?
Dit zou je dus regelmatig moeten doen. Het hoeft niet iedere dag, maar men zou het met
regelmaat moeten doen. Dus stoffelijke gewoontevorming, die een geestelijke schablone
schept, waaruit uiteindelijk een voortdurende repetitie van dezelfde waarde een automatisme
naar voren brengt, waarbij om zeer kort te gaan, een aantal bewust zijnswaarden kunnen
worden uitgeschakeld en de hoogste concentratie kan worden verworven.
Dus een methode Coué op een hoger vlak?
Niet helemaal. De methode Coué is zuiver suggestief. Maar ik kan mij rol voorstellen, dat het
combineren van die methode met een bepaalde kuur, daar heel dicht bij komt. Coué zegt: het
gaat mij elke dag beter; ik voel, dat het mij goed gaat. . . . . . . Dat zeggen wij niet. Maar wij
scheppen, wat Coué deed met zijn methode, een zekere schablone, een zekere gewoonte van
het leven beschouwen en aanvaarden.
Dus een beeld, waarbij voor de gedachtetoestand de werkelijke beelden plaats maken?
Inderdaad. Daarom zeg ik een fixatie, waardoor men een schablone krijgt, dus een
schaduwbeeld, dat als norm wordt toegepast op alle waarden. En ditzelfde brengen wij ook wel
tot stand, maar er is één verschil. De wet Coué stelt geen bepaald doel. De wet Coué is -
neemt U mij niet kwalijk, dat ik over dit onderwerp ga spreken, interesseert het U nog meer? -
(Ja). De methode Coué is a.h.w. een toer, "Ins blaue hinein". De methode is zo algemeen, dat
344
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 19 – 7 juni 1955

zij wel het voorstellingsvermogen beïnvloedt *maar geen redelijk doel geeft. Wanneer echter
diezelfde suggestie-methode wordt toegepast op b.v. een stijf been: dit been wordt elke dag
beter, soepeler, enz. , waarbij de achtergronden en kennis van toestand het mogelijk maken
de procedure te bevatten, die nodig is om het been werkelijk soepeler te raken, dan kunnen
wij langs deze weg - ook bij. andere kwalen natuurlijk - een opvallende verbetering zien in
betrekkelijk korte tijd. Het dirigeren van de levenskracht naar het bepaalde punt in het lichaam
kan inderdaad een snelle verbetering tot stand brengen. Maar zolang als Coué de suggestie als
een projectie naar buiten toe verwerkt, waardoor men de wereld als beter ten opzichte van het
"ik" zien - en daar komt liet meestal op neer - wordt het totaal der richtende en suggestieve
gedachtenkracht buiten het "ik" geprojecteerd en blijft de toestand in het "ik" tot een aantal
reflexen op het veranderde beeld van de buitenwereld beperkt. Kunt U het er mee eens zijn, of
heeft U hiertegen een bezwaar?
Ik kan het er wel mee eens zijn, maar in de vraag van de vorige spreekster werd de vraag
naar voren gebracht: Als ik het proces steeds herhaal, dan ga ik associatief naar voren toe.
Dan behoef ik toch de meditatie toch niet elke keer vroor van voren aan beginnen. Ik kan
dan werken met het gevoel en dus vele trappen overslaan.
Ik kan dit helaas niet helemaal met U eens zijn. Wij verkrijgen wel een versnelling der
verschillende fasen, maar een herhaling der volledige ontwikkeling, is wel iets, dat toch
voortdurend noodzakelijk blijft. Het proces, volgens hetwelke het leven op aarde zich heeft
gevormd, vinden wij uiteindelijk ook weer gereproduceerd, zeer schetsmatig, naar toch wel
degelijk de hoofdfasen aantippende, die ons herinneren aan een vroegere veel langzamere
ontwikkeling, in de foetus. Dat zult U met mij eens zijn. Zo gaat het ons nu ook elke maal, dat
wij herboren worden in dit facet der ziel. Wij moeten dan wel degelijk van onze "oer"toestand,
ons huidig zijn, wederom alle vormen kort doorleven, omdat wij verschillende voertuigen,
verschil lende gedachten en verschillende machten in onszelf uit moeten schakelen. U moet
zich dat voorstellen. Wij kunnen dit alles niet ineens van ons af gooien. Wij moeten het stukje
voor beetje achterlaten. Maar door de gewoonte kunnen wij dit zeer snel doen. Wij kunnen
fase na fase zeer snel bereiken. Wat in het begin een kwestie van uren was, kunnen wij
uiteindelijk misschien volvoeren in minuten. Maar alle fasen moeten wel degelijk worden
doorleefd, waar ik anders met een onbewustzijn kom te staan tegenover het facet der ziel.
Waardoor ik dan ook niet meer in staat ben om voor heel mijn wezen de kracht met het
bewustzijn te puren. Zou een volledig onbewuste reactie voor de bereiking voldoende zijn, dan
zou ik het hier geheel met U eens kunnen zijn. Maar in dit geval is absoluut een bewust richten
van de persoonlijkheid noodzakelijk, omdat het onttrekken van deze krachten ten behoeve van
het onderbewustzijn, maar een opladen van het gehele wezen, opdat het bewust met deze
krachten werken kan.
Ik ging n. l. even door op deze vraag i. v. m. de vraag van de therapeuten. Ook ik ben een
therapeut. Nu is de vraag, die hier uiteindelijk achter steekt de instelling, die je
voortdurend moet herhalen. Het gaat hier dus om de therapeut, die dus dan voor elk ge val
opnieuw zijn krachten moet putten uit het kosmische
Maar. . . . . laten wij dit hier onmiddellijk bijvoegen, het putten van krachten uit de kosmos
niet kan combineren, maar slechts de krachten uit het kosmische kan herhalen, a.h.w. rond
zich trekken om ze vandaar uit, nu weer geheel bewust, als therapie te ontladen.
Ja, dat was de bedoeling. Ja. Dat is nu helder. Ja. Ja.
Zijn er nog meer vragen hierover? Neen? Uitstekend. Dan zullen wij nu even verder gaan met
het tweede punt, dat mij binnen deze beschouwing de belangstelling volledig waardig lijkt. De
wijze, waarop het richten der kosmische kracht gebeurt, wanneer zij eenmaal verworven is. Op
het ogenblik dat ik deze kosmische kracht in mij draag, is het voor mij niet mogelijk, deze als
een realiteit in mijzelve aan te voelen. Zeker niet, wanneer ik mens ben. Als geest slechts,
wanneer ik alle grenzen van onmiddellijk en vormelijk zijn overschreden heb, dus de lichtende
wereld, die men meestal hier noemt de wereld van het Witte licht. Eerst dan kan ik dit geheel
bewust regelen. Voor mij echter wordt deze kracht als een projectie buiten mijzelve. Ik moet
mij n. l. een beeld scheppen, van waaruit deze kracht werkzaam is. Ik projecteer een deel van
mijzelve buiten mij, dat de schatmeester is van de kosmische krachten, die ik in én rond mij
verzameld heb. Zo kom ik tot een voorstelling, waarbij o. a. op kunnen treden: engelen,

345
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 19 – 7 juni 1955

meester, lichten, die voor mij het symbool zijn geworden van deze kracht. Het richten en
ontladen van deze kracht vindt meestal plaats in de vorm van een samenspraak. Ik richt wij
tot mijn meester, het licht, de engel en richt tot deze een bede. Ik spreek dus voor mijzelve
mijn behoeften en verlangens uit er. uit dit tot mijzelve in gesublimeerde vorm. Hierdoor stel
ik mijzelve in staat tot een normale, voor U dus stoffelijke realisatie te komen van mijn
behoeften ontrent deze kracht. Gelijktijdig schep ik in de verpersoonlijking van deze kracht
plus liet bewustzijn, waarin ik hiermee werk, de zekerheid, dat deze kracht werkt. Ik behoef
dus dan niet meer een bewust richtend proces plaats te doen vinder, aangezien dit zich op een
hoger plan, voor de mens over het algemeen het plan van de nog vorm dragende geest,
afspeelt. Ik mag dus mijzelve niet als een dwaas zien, wanneer ik spreek tegen een geleider,
een geest, of een engel. Ook, wanneer ik mij ervan bewust ben, dat dit slechts symbolen zijn
van krachten, die uit mijzelve ontstaan zijn. Daarbij komt dan meestal het volgende
verschijnsel op de voorgrond. Praktisch elk mens heeft één, twee of meer geleiders. Geleiders
wil zeggen personen, die leven in de geestelijke sferen. Personen, die voortdurend rond U zijn.
Uw eigen projectie van kosmische krachten wordt nu. meestal gericht op deze geleider. Het is
a.h.w. of Uw geleider, Uw beschermgeest, Uw behoeder, of hoe U dat noemen wilt, tijdelijk Uw
Gestalte draagt, of een masker draagt, waarin U, denkende hem te herkennen U Uzelve ziet.
Deze geleidegeest is niet in staat om de kosmische krachten zelve te richten buiten Uw weten
om.
Wel regelt hij de wijze, waarop hij U de mogelijkheid geeft U zelf te uiten en zo te komen tot
een absolute realisatie van Uw eigen wenzen ten opzichte van de krachten, die rond U zijn en
zo Uw krachten juist gericht te ontladen. Hij geeft U daardoor de mogelijkheid om langs niet
geheel bewuste weg de rond U zijnde krachten juist daar te doen komen, waar zij volgens Uw
eigen mensen en weten behoren. Deze geesten hebben bovendien meestal een ervaring
omtrent wezen en aanwending van deze krachten, die zó groot is, dat zij in staat zijn u voor te
houden, dat bepaalde waarden niet gewenst zijn. Hij kan U niet beletten die waarden te
aanvaarden, maar kan U wel waarschuwen voor de gevolgen ervan. Dit klinkt ongetwijfeld
degenen, die zich minder met dit werk bezig houden in de oren als humbug. Het is echter geen
humbug, omdat het regelmatige resultaten oplevert. Men kan U zeggen, wat men wil, maar de
resultaten, die herhaaldelijk worden bereikt tonen op de duur aan, dat hier krachten werkzaam
zijn, waarvoor de menselijke rede op het ogenblik geen uitlegging heeft, Verder gaande kan ik
natuurlijk mijn krachten richten op de materie of op de mens. Ik kan ze zelfs richten tot de
geest, mits ik mijzelve tijdelijk van mijn stoffelijk voertuig weet te distancieren. Een gebruiken
als absoluut stoffelijk scheppende werking brengt met zich mede, dat ik een zeer grote mate
van zelfbeperking plus een zeer grote mate van voorstellingsvermogen moet bezitten. Het is
niet voldoende, dat ik vraag om een bloem. Ik moet vragen om een bepaalde bloem met een
bepaalde tint, een omschreven soort stengel, een bepaald soort meeldraden, stamper, kelk,
kroonbladeren enz. Ik moet dus voor mijzelve nauwkeurig kunnen omschrijven, wat ik wens
Bij het gebruik der kosmische krachten is het noodzakelijk, dat wij ons voor ogen weten te
stellen, wat wij precies willen bereiken willen wij dit bereiken in de mens, dan is het vaak
voldoende om deze wens als een menselijk verlangen uitgedrukt te richten tot een mens,
geestelijk of verstandelijk. Het eigen bewustzijn van die mens zal reageren op onze mens,
zodat het hierdoor de verwerkelijking van de wens in de hand zal werken. Indien er tegen onze
wens een verweer in die geest bestaat, kan die kracht niet op deze wijze echter worden
aangewend. Doen wij het dan toch, zo kunnen wij geen resultaten verwachten. Wel kunnen wij
dan weer, wanneer wij op de hoogte zijn van hetgeen zich in dat lichaam, of in die geest
afspeelt en dus de fout kunnen begrijpen en kennen, deze buiten de persoonlijkheid om
corrigeren. Ik zou U het laatste niet willen aanbevelen, waar het een direct ingrijpen is in het
menselijk lot en daardoor bepaalde geestelijke bewustzijnswaarden kan schaden, of zelfs
veranderen.
Voor alle lagerstaande wezens is echter bestaat deze mogelijkheid onbeperkt. Mits men dus
weet, wat men wil, kan men door de kosmische kracht scheppen, herscheppen, doen weg
vallen, vernietigen, ontleden, juist zoals men dit zelve noodzakelijk acht.
Op zelfzuchtige wijze gebruik maken van deze kracht betekent een zodanige overheersing van
een bepaalde factor in het `ik", b.v. begeerte, dat hierdoor een stuwing wordt veroorzaakt - ik

346
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 19 – 7 juni 1955

kan er geen beter woord voor vinden - een stuwing van "ik" wensen, die de verdere weg naar
kosmische waarden er krachten afsluit. Gelijktijdig kan wrden gezegd, dat de begeerte leidt tot
een onjuiste aanwending van de kracht, waardoor zij voor Uzelve een vernietigende werking
kan krijgen, waardoor de begeerten niet meer zuiver genoeg zijn om ze zonder w er in de
omgeving uit te dragen. Is dit duidelijk? Moet daar nog iets aan toe gevoegd woorden? Dan
hoop ik, dat dit eerste betoog voor U geen teleurstelling is geweest, ondanks het ontbreken
van de normale eerste spreker. Ik geef nu het woord over aan een tweede spreker, die ook -
volgens mij - een op deze avond Uw aandacht waardige materie naar voren brengen kan. Ik
dank U voor Uw aandacht.
Goeden avond.
0-0-0-0-0
Goeden avond, vrienden,
Een tweede onderwerp voor U aan te snijden op deze avond, betekent voor mij een moeilijke
keuze. Ik- meen echter er goed in te doen mij met U een ogenblik bezig te houden met oude
symboliek. Ik zou er prijs op stellen, wanneer U mij een ogenblik wilt toestaan om voor U te
behandelen als onderwerp: De Phallische Symboliek. Zijn daar bezwaren tegen?
Helemaal niet.
Wij weten natuurlijk allen van de z. g. phallusverering en d e phallussymbolen, die worden
gevonden over de gehele wereld. Het menselijk geslacht en de geslachtelijke organen zijn hier
tot symbool geworden van Goddelijke waarden. Voor de Westerling is dit vaak zeer moeilijk te
accepteren. Hij heeft geleerd deze dingen als minderwaardig te beschouwen, althans als
waarden, die men beter verborgen houdt en waarover men niet spreekt. In de oude tijd waren
deze waarden voor de mens wel zeer belangrijk. Zij zijn de symbolen geweest van zijn eerste
realisatie van voortbestaan. Dit werd uitgedrukt "Ik leef voort in mijn kinderen". Dit was de
enige zekerheid, die de primitieve mens had. Zo zijn zij langzamerhand tot
eeuwigheidssymbolen geworden en uiteindelijk zien wij ze uitgedrukt als twee tegendelen.
Tegendelen, die zich in het mannelijke en het vrouwelijk orgaan uitdrukken.
De eerste gedachtengang, die vereenzelvigd werd met deze symbolen van het persoonlijk
voortbestaan, was het volgende: Wanneer er twee krachten zijn, die gezamenlijk het
voortbestaan, het continueren van het menselijk ras beheersen, zo zijn zij ongetwijfeld beiden
de uiting van verschillende elementen, die gezamenlijk betekenen het voortbestaan van de
wereld en alle waarden, die daarin voor komen. Om vanuit deze gedachtengang te komen tot
twee Godssymbolen, lijkt mij slechts een kleine stap. Wanneer ik té vluchtig of té onduidelijk
ben, kunt U rustig daarop commenteriëren, mij daarop wijzen. Nu krijgen wij zo de symbolen
van de positieve en de negatieve Goddelijkeheid. De phallus wordt het symbool voor de
inspirerende Godheid. Zij is het symbool geworden van de Godheid, die vruchtbaarheid geeft.
Daarentegen wordt de bekende cirkel, of het ovaal, die de vrouwelijke organen verbeelden tot
het symbool van het vruchtdragende. Wij vinden een vereniging van deze beide symbolen, o.
a. in de Ankhus en in het bekende Levenskruis. Daarin zijn b. l. de beide symbolen met elkaar
verenigd en als zodanig het symbool voor het Goddelijke, dat gelijktijdig inspireert en zichzelve
baart. lnspireert en schept tegelijk. Of inspireert en voortbrengt. Ik meen, dat deze
uiteenzetting zover voor U duidelijk is. Wij zullen nu trachten in te gaan op de filosofie en
symboliek, die hier achter liggen. Zij zijn uit de aard der zaak wat ouder en in de laatste tijd
zien wij deze symbolen niet zoveel meer gebruikt door de grote beschavingen. De
gedachtenachtergrond ervan is deze; Wanneer er een God is, dan is deze God voor ons wezen
toch gedeeld in twee uitingen. Deze uitingen kunnen wij ten opzichte van elkaar stellen als het
mannelijke en het vrouwelijke. Het mannelijke werkt bevruchtend op het vrouwelijke, terwijl
het vrouwelijke op haar beurt zowel het mannelijke als liet vrouwelijke hernieuwd baart. God
uit zich in Zijn Goddelijkheid en in Zijn Schepping. Hierin valt het Goddelijke volgens ons
beschouwen uiteen. Het ene staat buiten de Schepping en wordt voor ons: God, het andere is
liet totaal der Schepping en is voor ons Goddelijk, maar het kan door ons niet als Godheid
worden gezien of aanvaard. Op het ogenblik, dat onze God met Zijn Schepping tijdelijk één
wordt, wordt de Schepping herboren en kan uit de Schepping opnieuw het geschapene te
voorschijn treden. Het komt hernieuwd tot uiting. Wordt U dit niet te vaag?
347
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 19 – 7 juni 1955

Wat bedoelt U hiermee eigenlijk?


Ik meende deze reactie niet alleen bij U, maar ook bij anderen in gedachten waar te nemen. Ik
bedoel het zo: God wordt door vele filosofen waaronder onze eigen, voorgesteld als iets, dat je
in twee delen kunt splitsen. Geest en stof, of ziel en stof. Deze beiden zijn dan voor ons
gezamenlijk een wereld.
De oude Oosterse filosofie ziet dat iets anders. Het vrouwelijke is volgens de oude
waarderingen - die U natuurlijk niet in Uw moderne tijd moet proberen over te brengen -
alleen waardevol, wanneer het baart. In de oude tijd was de vrouw alleen als barende en
dragende waardevol. Verder was het een individualiteit van nul en generlei belang tegenover
de man en werd geacht te zijn van generlei waarde. Neem mij niet kwalijk, dat ik hier op wijs.
Het ligt niet in mijn bedoeling één van de aanwezige dames te wijzen op de ondergeschiktheid
van haar positie, of iets dergelijks. Deze oude opvattingen vinden wij natuurlijk terug in het
Godsbeeld, het geschapene, de Schepping, heeft geen enkele waarde, wanneer zij op zichzelve
bestaat. Wanneer hetgeen buiten de Schepping staat in de Schepping vruchtbaarheid brengt,
zal echter de Schepping het zelve in zich dragen. Kunt U dit volgen?
Zoals dus het kind de eigenschappen van vader en moeder in zich draagt. Nu gaat deze
gedachtengang nog verder en zegt dit: De Schepping of de aarde is als de moeder, de Godheid
is de Vader. Deze beiden staan nu tegenover elkaar, maar kunnen in hun eenheid betekenen -
wat men tegenwoordig noemt - een volledige bewustwording. Hierop waren velen van de
vroegere sexuele gebruiken in de vroege esoterische scholen ook gebaseerd. De eenheid man
- vrouw, zo zei men, bereikt het scheppend ogenblik, dat een volledige eenheid, een volledige
bewustwording mogelijk maakt. Een theorie, die overigens, naar ik meen, alleen onder
bepaalde condities opgaat en - naar ik meen - op het ogenblik voor de moderne wereld weinig
waarde heeft. Zij heeft alleen waarde, indien in plaats van de oude kennis en aanvaarding de
eigenschap, die men liefde noemt, d.w.z. het opgaan in de ander, daarvoor in de plaats treedt.
Dan kan dit verschijnsel nog wel in de mens optreden. Maar zelfs dan is het nog de vraag, of
hierin niet te veel andere elementen schuilen en zich achter verschuilen. In de oude tijd was
het echter zo. Men stelde zich het Goddelijk moment van éénwording nu voor als een ogenblik,
waarop God en de Schepping, niet bestaan. . . . . . . . . Kunt U zich dat voorstellen? Er is dus
een ogenblik, waarop God, zoals wij God kennen, niet bestaat en ook de Schepping, zoals wij
die kennen, niet bestaat. Deze beiden zijn één. In de eenheid van die beelden wordt datgene
geboren, dat de eigenschappen draagt van zowel de vader, dus God, als van die der moeder:
de Schepping- Zo wordt dan, wat men noemt, de uitblussing van de werelden verklaard. Het
ogenblik, dat het Goddelijke in de Schepping opgaat, zoals de Schepping, opgaat in het
Goddelijke, altijd weer een nieuwe Schepping geboren wordt. Kunt U deze stelling volgen?
Dit betekent, dat het scheppingsproces er niet één is van slechts een schepping, of een wereld,
maar van een ongeteld aantal malen, dat de Schepping zichzelve hernieuwt in de éénwording
van Schepper en Schepping. Is dit duidelijk?
Wij gaan wij deze symboliek toepassen op de wereld en komen dan tot de conclusie, dat bij de
éénwording van de vader en de moeder niet meer betrokken is het kind, dat geboren werd. Is
dat duidelijk? Neen? Stelt U zich, -tenzij U dit teveel shockeert - de stoffelijke normen eens
voor: De vader en de moeder worden één. Indien zij echter na het paren ten ondergaan, is het
kind daarom minder aanwezig? Wanneer zij opnieuw paren blijft het kind ook volkomen
aanwezig. Dit is nu de gedachte, die de verveelvuldiging van het Goddelijke betekent in de
phallische eredienst. Uit de samenkomst van God en Schepping wordt geboren het kind. Het
kind draagt de waarden van beiden in zich. Wanneer U de terminologie kent van de groep, die
het lichaam gebruikt, zult U weten, dat het product van stof en ziel, de geest is. Nu wordt het
voor ons zeer eenvoudig om conclusies te gaan trekken. Wanneer de Schepping wordt
uitgeblust en God niet meer bestaat, zal volgens deze leer de geest voortbestaan. Waar de
geest geboren wordt, zowel uit - als in-tegendelen, zal buiten Schepper en Schepping om in
haar een tweeheid van geestelijke werelden blijven bestaan, die in zichzelve onuitblusbaar
zijn. De ene wereld is die van de negatieve geest, de andere die van de positieve geest.
Om het uit te drukken in de termen, die bij deze eredienst werden gebruikt. de mannelijke
geest, of wat U noemt, de bewuste geest en de vrouwelijk geest, de geest die maar een,

348
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 19 – 7 juni 1955

vormbewustzijn streeft, deze beiden zijn met elkaar in strijd. Nu is het eigenaardige, dat er
hier een cirkelgang plaats vindt. Wanneer er een strijd tussen het bewuste en het onbewuste
plaats vindt, dan wordt a.h.w. het totaal van hun krachten ontleed en wordt uit hen hernieuwd
geboren Schepping en Schepper. Kunt U dit volgen? Dit is een symboliek, die herinnert aan
vele kabbalistische waarden en o. a. aan het bekende Rota, of Tarot, zoals U dat wilt. Hier
bestaat dus een gang door meerdere waarden, waarbij steeds weer eenzelfde waarde geboren
wordt. Maar, let wel, wij hebben gezegd: de ouders kunnen paren of zichzelf vernietigen, het
kind blijft voortbestaan. Het is dus mogelijk, dat een deel van de geest blijft bestaan.
Nu is het zo, dat volgens de oude opvattingen de vrouw, wanneer zij niet huwde en baarde,
geen reden van bestaan had. Ik mag U hieraan herinneren om U de volgende gedachtengang
duidelijk. te maken. Men zei dan als volgt: De Geest des Lichts, die zich verenigt met de Geest
des Kwaads in de strijd, baart het Goddelijke en verliest zichzelve in het Goddelijke. De geest
echter die zich niet onderwerpt aan het kwaad en zich niet wendt tot het kwaad, blijft zichzelve
gelijk en zal blijven voortbestaan, ongeacht Schepping ei' ondergang. Wanneer echter uit de
Schepping het ongevormde geboren wordt, doordat de Schepper uit de Schepping het
ongevormde heeft voort geroepen, dan kan deze bewuste geest mede-Schepper worden en in
het product van de Schepper ook zijn eigen kracht en beeld tot uiting brengen.
Kunt U dat volgen? Of is het moeilijk?
Ja, dat is heel moeilijk voor ons.
Goed. Stelt U zich voor, dat alle mensen op aarde vernietigd worden. Nu wordt er plotseling op
aarde - waar niets meer is - weer sneeuw val gezien. Er valt sneeuw - de kleinste vorm van
water - die nog bruikbaar is voor liet leven op deze aarde en zichtbaar.
Nu kunt U als mens deze sneeuw vormen, waar deze zichzelve als sneeuw niet vormen kan.
Terwijl de wolken wel de sneeuw op een bepaalde manier kunnen verdelen, maar daar geen
vorm aan kunnen geven voor er leven is gekomen uit het water, dat het resultaat van de
sneeuw is, wanneer zij dooit. Kunt U het zo volgen? Hierin zit dus de verborgen het feit, dat dit
geloof meent, dat de geest, die zich uiteindelijk aan de strijd weet te onttrokken, omdat er in
haar geen behoefte meer is tot zelfuitdrukking en zelf-continuering binnen de Schepping, een
deel geworden van het scheppende vermogen. En wel op een wijze, waardoor het eigen beeld
en ervaring in die Schepping tot uiting brengt. Men zegt dat als volgt. Naarmate het bewustzijn
er. vermogen van een geest, die zich onthouden heeft van de strijd met het kwaad, groeien, is
zij in staat een wereld te vormen. Zij vormen allen een wereld naar hun eigen beeld. De kern
hiervan is hun eigen kracht. Waar echter deze geest dan ten opzichte van de materie dan
uiteindelijk ook weer bevruchtend op gaat treden als deel van het Goddelijke, zal zij zichzelve
vernietigen in de één-wording met de grote materie en zo toch tot het Goddelijke terugkeren.
Ik vond het aardig om deze filosofie onder Uw aandacht te brengen, menende, dat deze
misschien iets van de afwijkende gebruikelijke denkwijze toch zeer zeker interessante
aspecten vertoont en U o. a. aantoont, dat, moge de uiterlijke opvattingen sterk verschillen in
alle tijden, bepaalde kosmische waarden toch ten allen tijde en door haast alle mensen worden
aanvaard. Hieruit zouden wij voor onszelf mogen besluiten: wij zijn onvernietigbaar. Want
leven wij voort in eenzaamheid, zo zullen wij in de stof herscheppen en dan als geest van een
aarde, of van een zon herleven in de stof voor wij terug keren naar de Schepper. Maar zelfs als
wij "uitgeworpen worden in het diepste duister", zoals een Christen dat graag uitdrukt, zullen
wij daarin, strijdende met de Geest des Lichts, nieuwe vorm brengen en als zelf ten
ondergaande, opbloeien in de Goddelijke uiting van de materie.
Hier wordt dan een op1ossing gegeven voor het lot der verdoemden. Zij gaan over van geest
tot materie, terwijl zij als, materie zeer lange tijd nodig hebben, voor zij weer geest kunnen
worden. Vindt U het Uw aandacht waardig, dit?
Zeker. Bedoelde Paulus dit, toen hij zei: "Trouwen is niet slecht, maar het is beter niet te
trouwen". Heeft hij daarop gezinspeeld?
Zover als ik de eer heb om iets te weten van Paulus, meen ik, dat hij de driften der mensen als
schadelijk voor zijn geestelijk bewustzijn bedoelde en dus een gedachte heeft gehad,. "Ik kan
alleen het ware geestelijke werk doen en daarin een herscheppende kracht zijn, indien ik
mijzelve niet verlies in tegenstellingen". Daarbij vergetende, dat het zich verliezen in
349
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 19 – 7 juni 1955

tegenstellingen juist inhoud': geeft aan de nieuw gevonden waarde, omdat men dan alle
waarden in zich draagt. De Leer van Paulus is voor de Christenen, naar ik meen, dan ook
vooral kenbaar in haar scherp tot uiting komende onverdraagzaamheid, die aan het
Christendom zelve vreemd is. zo heeft Paulus dus door zelve zeer veel te verwerpen, zichzelve
gemaakt tot een herschepper, die langs de weg van een volledige ontvorming echter eerst tot
zijn God kan komen. Dit, terwijl hij door éénwording ook onmiddellijk zijn God had kunnen
bereiken en op deze wijze voor mens en geest zijn wezen had kunnen uitdrukken op een wijze,
die onmiddellijk tot het Goddelijke voert en niet via het eerst zelve scheppende worden, om zo
weer meer bewustzijn te verwerven.
Het resumé, dat U gegeven heeft over het positieve en het negatieve is toch eigenlijk het
zelfde als het Yan en Yin principe?
Er zitten veel gelijke waarden in. De ontwikkeling van het principe der tegendelen is zelfs
volledig gelijk. De verder ontwikkeling echter brengt wel enige verschillen met zich mee. Yan
en Yin vullen elkaar volledig aan en zijn gezamenlijk de volledige Schepping. De tegen delen in
de phallische filosofie echter bevruchten elkaar en baren de Schepping. Het ene "is" dus, het
andere baart, of brengt in wording. Hierin ligt het grote verschil. Mag ik aannemen, dat deze
kleine redevoering voor U interessant genoeg geweest is? Wanneer mij de mogelijkheid
geboden wordt - en die bestaat- gezien in het programma van Uw groep wel enige verandering
zal komen, zij hot dan ook na nog misschien enkele bijeenkomsten, dan zal ik gaarne van de
gelegenheid gebruik maken om enige verschillende van deze oude gedachten nog verder met
U te ontwikkelen. Zij zijn over het algemeen filosofisch belangrijk en geven verder vaak een
verbluffend scherp inzicht in de waarden in ónszelve, en ons leven. En ook in de wijze, waarop
wij deze beloven moeten. Ik dank U overigens zeer voor Uw medelevend en aandachtig gehoor
en laat U thans achter om onderling datgene te besproken, wat ik U misschien belet heb te
zeggen door mijn vele woorden.
Goeden avond.
0-0-0-0-0
Goeden avond, vrienden,
Ik moet U kort mijn excuses maken, dat wij deze avond niet zoals afgesproken aanwezig te
zijn. Het is mij onmogelijk langere tijd met U te vertoeven. Hetzelfde geldt voor verschillende
andere sprekers, ofschoon zij nog onderwerpen hangende- hebben. Wij zullen echter die
onderwerpen afmaken, zodra ons de gelegenheid daartoe wordt geboden. Er zijn op het
ogenblik werkzaamheden, die de voorrang hebben, zelfs boven Uw kring. Ik heb gemeend als
leider van deze kring, erin toe moeten stemmen, dat wijzigingen voor deze avond werden
gebracht. Wij zullen dan nu overgaan tot het tweede gedeelte. Een tweede gedeelte, waarin U
iemand krijgt, die in staat is Uw vragen te beantwoorden en Uw onderwerpen te behandelen,
zoals U dit zelve wenst. Wij zullen normaal besluiten met een meditatie, waarvoor ik ook een
Broeder voor U heb uitgezocht, die zeer zeker het gebrek aan vaste sprekers voor deze avond
voor U zal kunnen vergoeden. Ik hoop, dat U allen ons dit ten goede wilt houden en de stof,
die U ter vervanging wordt geboden, zult kunnen beschouwen als een waardig
vervangingsmiddel. Ik hoor, dat U ons zult willen vergeven, dat wij andere dingen, die o. i. van
groter belang zijn, tijdelijk voor de belangen van Uw kring hebben gesteld.
Goeden avond.
0-0-0-0-0
Goeden avond, vrienden,
Onze waarde vriend Matthias is lichtelijk gehaast, zoals U misschien gemerkt heeft.
Dientengevolge mag ik als zijn onmiddellijke opvolger met U alle vragen en problemen gaan
bespreken, die U maar naar voren wilt brengen. Wij willen dan ook voor Uw kring geen
uitzondering maken en dus ook U in staat stellen op deze avond, indien gewenst, problemen
van meer persoonlijke aard naar voren te brengen. Ik wil. U eerst echter even verklaren, hoe
dit komt, opdat U hieromtrent geen misvattingen bij behoudt. Onze groep is op het ogenblik
aan het experimenteren. Deze experimenten houden in, dat wij ook trachten om een middel te

350
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 19 – 7 juni 1955

vinden, waarbij wij persoonlijke raad kunnen geven aan degenen, voor wie dit noodzakelijk is.
Het blijkt niet altijd mogelijk te zijn in een algemene vorm in te gaan op de problemen die al
menigeen kwellen. Wij hebben op het ogenblik weinig tijd, want wij hebben nog veel te doen.
Wij willen daarom voor elke studie kring - dus ook de Uwe - de gelegenheid tot het stellen van
persoonlijke vragen geven tot ten hoogste 30 Juli a. s. Waarschijnlijk slechts zelfs tot 15 Juni.
Ik hoop, dat U ons deze kleine afwijking, ook niet euvel zult duiden. Wanneer U dus vragen
heeft, die meer persoonlijk zijn en die - hier durft uit te spreken, dan kunt U die hier rustig
naar voren brengen. Zijn er andere onderwerpen of vragen, waarover U wilt spreken. Ik sta
volledig tot Uw dienst. Wat is dus de vraag of het onderwerp, dat U het eerste aan wilt
snijden?
Mag ik U iets vragen over Krishnamurti? Ik weet, dat er van het neusbeen over het
voorhoofd naar het voorhoofds-chakra kracht is. Ik geloof, dat hij dit gebruikt als
zendstation. Het straalt een blauw licht uit. Gebruikt hij dit, zoals ik het aanvoel om de
mensen rustig te maken voor, voordat hij spreekt en gebruikt hij dat ook om het grootste
gedeelte van deze aarde en ook nog een paar andere planeten te bestralen en daar invloed
op uit te oefenen?
Ja, wij moeten Krishnamurti niet zien als een eenling, hoezeer bij dit voor de wereld misschien
ook lijkt. Hij maakt deel uit van een aantal wijzen of ingewijden, die gezamenlijk trachten om
het bewustzijn van het zonnestelsel te verhogen. Het blijft dus niet tot deze aarde beperkt.
Het is dan dus toch juist, wat ik aanneem?
Ja, de wijze, waarop hij te werk gaat, is ongeveer als volgt: Hij begint met kracht op te nemen
op een wijze, die nog iets verschilt van de wijze, die U hier wel eens beschreven werd. Een
manier, die voor U niet te begrijpen of na te doen is. Het vraagt niet enkele, maar tientallen
van jaren, voor men dat leert beheersen. Hij gebruikt deze kracht niet zo zeer om de mensen
stil en rustig te maken, maar om in het onbewuste, vooral op het gebied van de geest, een
aantal werkingen tot stand te brengen, die door hem buitengewoon belangrijk worden geacht.
Wanneer hij spreekt is zijn spreken vaak een voorwendsel om contact te krijgen net een
bepaalde groep. Deze groep is meestal veel groter dan het aantal van zijn werkelijke
toehoorders. Hij weet dan over het algemeen zijn plaats dan ook wel zó te kiezen, dat hij
vandaar uit een redelijk groot deel van de genen, die hem interesseren kan bereiken. In
sommige gevallen werkt hij samen met anderen. Dit was in Nederland niet het geval. Wilt U
daar nog meer over horen?
Was één van de mensen, waar hij mee samen werkt, een oude Chinees?
Iemand uit het klooster van de Acht Heiligen, bedoelt U?
Dat weet ik niet.
Het kan inderdaad kloppen, wanneer U dat zo zegt. Hij werkt samen met heel veel
verschillende figuren. Het klooster van de Acht Heiligen, dat inderdaad voor het grootste
gedeelte door Chinezen bewoond wordt en waar men vele magische rituelen voltrekt, die op
aarde betrekkelijk zeldzaam geworden zijn, is een plaats, waar zich een aantal personen van
een bijzonder bewustzijn bevinden. Daaronder bevinden zich er drie, waarmee hij samenwerkt.
Het is dus inderdaad wel mogelijk, dat U heeft vastgesteld of gehoord, dat hij net een oude
Chinees samenwerkt. Verder werkt hij samen met verschillende figuren, die niet meer op
aarde vertoeven, maar wel op aarde voortdurend hun invloed merkbaar maken. Ook
daaronder vinden zich wel Oosterlingen. Als U mij nu gaat vragen, wie dat zijn, dan kan ik U
hoogstens verwijzen naar de Wessac-vallei. Verder ben ik niet in staat daar gegevens over te
verstrekken. Is dit voldoende beantwoord?
Hij spreekt voortdurend over "awareness", wat "bewustzijn" is volgens mij en dus een actie
van het "ik" eist.
Kijkt U eens, wanneer U volkomen passief in Uw omgeving bent en toch deze waarneemt, dan
kunt U dit in het Engels vertalen door: 'Beïng aware off". U bent dan volkomen passief ten
opzichte van Uw wereld. Maar alle waarden van die wereld worden in Uzelf verwerkt en
ervaren. Dit is hetgeen, waar hij over spreekt, wanneer hij het woord "awareness" gebruikt. Ik
hoop, dat dit voldoende duidelijk en klaar is geworden?

351
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 19 – 7 juni 1955

Ik zou hier nog een vraag aan vast willen knopen. Dit sluit m. i. uit een mogelijkheid van
keuze, van een voorkeur voor het één noch het ander. Dat zou de vraag op kunnen
brengen: In de tegenstellingen hebben wij altijd een voorkeur. Wanneer er goed is, moeten
vrij kwaad tegenover hebben. In het Goddelijke, meen ik te begrijpen, liggen deze dingen
in elkaar op gesloten. Maar voor de mens, die in deze wereld leeft, moet die dan niet zelf
tot een keuze komen? Ik ben tot de slotsom gekomen, dat er goed noch kwaad bestaat.
Maar ik weet wel degelijk, dat ik op de één of andere wijze een keuze uitoefen in de
dingen, die ik doe en die ik nalaat. Hoe moet onze houding hier tegenover zijn?
Ja, Uw eigen bewustzijn dringt U tot stelling nemen. U kunt niet leven op het ogenblik zonder
stelling te nemen, pro of contra, de gebeurtenissen en verschijnselen. Hierdoor bent U, of U nu
wilt of niet, actief te midden van de gebeurtenissen, de verschijnselen en de dingen. Uw
activiteit bindt U aan de wereld rond U. Hoe meer U van die wereld rond U vrij komt. hoe meer
U in Uzelf van Uw eigen wezen bewust zult worden en de belangrijkheid van het "ik" zult
begrijpen waar tegenover de wereld dan weg valt. Dat ligt in deze stelling opgesloten. Het is
echter niet iets, dat gemakkelijk te bereiken is, omdat het absoluut zonder keuze leven, het
zich laten leven, terwijl men gelijktijdig bewust blijft van de waarde en van hetgeen er rond U
leeft, zonder zelf ook maar enige voor- of afkeur te tonen, vraagt natuurlijk een sereniteit, die
voor de doorsnee mens in het onbereikbare blijft.
Tenminste gedurende het stof-bestaan. Toch is het afstand doen van het oordeel de enige
mogelijkheid om terug te keren tot de Paradijs toestand oftewel het "wandelen met God".
Wanneer men geen "goed" en geen "kwaad" kent, geen voorkeur en geen afkeer heeft, dan zal
men uit de aard der zaak het totaal van het zijnde aanvaarden, zoals het zich in U en voor U
uitwerkt. Men zal dan in alles even gelukkig blijven en even tevreden. Dit houdt dan in, want
de wereld als zodanig zijn waarde voor U verliest en U daar tegenover stelt andere waarden,
die nu nog in de wereld verscholen liggen. De waarden achter de wereld nu zijn van veel
groter belang, dan de waarden der wereld zelve. Zo wordt men dan opgeheven tot een groter
bewustzijn, waarin het aardse nul en van generlei waarde is geworden en een geestelijk
aanvaarden in de plaats komt van Uw oordeel. Goed en kwaad bestaan inderdaad niet. Het is
niet, wat er gebeurt, het is zelfs niet, wat men denkt of doet, wat bepaalt, of voor U iets goed
of kwaad is, het is de wijze, waarop Uw wezen tegenover de dingen staat. De dingen, die in U
zelf leven, de dingen, die U zelf doet. Op het ogenblik, dat U daar volledig onverschillig
tegenover kunt zijn, terwijl U ze aan de andere kant wel waarneemt - de Nirwana toestand -
dan zal Uw leven U een deel van de Schepping maken. Een deel, waarin liet Goddelijke Zich
onmiddellijk uit en zijn wegen trekt volgens het Goddelijke en niet het eigen inzicht. Deze
toestand zal betekenen ontheffing van al het menselijke, van alle verantwoording, van alle
schuld. Is dit duidelijk genoeg? Ik wil er echter nogmaals bijzeggen, dat het heel erg moeilijk
is, dit in de praktijk te brengen. Zijn er nog meer vragen of problemen?
Is hetgeen, dat Krishnamurti met zijn Nirwana beoogt hetzelfde als hetgeen de psychologie
noemt de intergratie met het zelf?
De termen en intergratie hebben veel overeenkomst. Met dit ene verschil: De psychologie
beschouwt intergratie als een middel om tot juiste uiting tegenover de wereld te komen.
Terwijl Nirwana betekent: zich terugtrekken uit de wereld. Deze als uiting en omstandigheid
aanvaarden, zonder daarin enige bewustwordingen of realisaties te projecteren. Dit is, naar ik
meen, uit Boeddhistisch standpunt makkelijker begrijpelijk dan uit psychologisch standpunt.
Wij hebben hier n. !. het streven naar het Nirwana, dat optreedt, zodra er geen begeren en
geen gehechtheid meer bestaat. Is er geen begeren en geen gehechtheid, dan bestaan angst,
vrees, zorgen, nood, kommer niet, meer. Het resultaat is dan, dat de mens of het wezen dan
onmiddellijk is opgenomen in het Nirwana. Wat wil zeggen, het zijn in het Goddelijke, waarbij
het "ik" zichzelve volledig kent door de eenheid met het Goddelijke en daarom voor al hetgeen
er zich buiten het "ik" schijnt te vertonen, volledig onverschillig blijft en slechts het Goddelijke
ziet als de enige realiteit. Heb ik het U nu duidelijker kunnen maken
Ja, dank U.
Dat was dan een klein stukje vrienden. Is er nog iets meer, dat wij moeten gaan bespreken?
Zal ik zelf soms nog iets aansnijden? (Algemene instemming). Dat is, een compliment voor
mij, aangezien ik maar een plaatsvervanger ben, Bij de pers zou men waarschijnlijk zeg gen,

352
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 19 – 7 juni 1955

dat ik stoplap gebruikt word. Ik zou nog, gaarne even met U spreken over het niet-goed en
niet-kwaad erkennen. De gehele wereld is een samenspel van omstandigheden en waarden,
waar wij niet voor verantwoordelijk kunnen worden gesteld, aangezien wij ze zelve niet
scheppen. Op het ogenblik, dat wij echter hieraan actief deel gaan nemen, zijn wij ook mede
gebonden aan het totaal der verschijnselen en dragen ook mede de verantwoording daarvoor.
Het kan eens voorkomen, dat wij ons in een positie bevinden, waarbij wij enige handelingen
moeten plegen, die door sommigen goed of kwaad, hooghartig of laf worden genoemd.
Wanneer wij ons bewustzijn van het feit, dat wij alleen de rol vervullen van egaliserende factor
in het spel van "Oor zaak en gevolg", dan kunnen wij zeer eenvoudig voor ons zelve zeggen:
Deze handelingen beroert mij niet, want zij wordt niet uit mij geboren, maar is het resultaat
van de omstandigheden, die mij daartoe dwingen. Het is moeilijk om dit verantwoord te
zeggen. U moet dus wel goed begrijpen, dat dit niet mag zijn een afschuiven van
verantwoording en maar net doen, wat je goed vindt. Maar komt U op verantwoorde wijze tot
dat standpunt, dan kunt U zich ongetwijfeld realiseren, dat het gehele spel der wereld, voor U
een maskerade wordt. Iets, waarbij U tegenover anderen een rol te vervullen hebt, voor
Uzelve U echter bewust bent een marionet te zijn. Door zelve geen enkele keuze meer te doen
en het leven zelf het "ik" te laten stuwen en gelijktijdig zich geestelijk van alle gebeurtenissen
daarin te distanciëren, doorbreekt men voor zichzelve volledig de ketenen van oorzaak en
gevolg, want de geest, de kernwaarden van haar zijn begrijpende - en dan moet je doen, want
anders kun je niet tot een dergelijke toestand komen - zal volledig bevrijdt zijn van alle
gebondenheid aan verdere levens en andere levenstoestanden. Wij kunnen dit even nagaan:
zij ziet het gehele leven als een scénerie, waarin zij door het Goddelijke gehanteerd wordt en
de wetten van het Goddelijke. Zij heeft zich voorgenomen geen enkele zelfstandige handeling
meer te treffen, die deze ziel betreft, Deze geest, want het bewustzijn moet deze dingen
regelen, heeft dus gevonden een absolute gelijk heid. Er treedt geen verandering meer op,
wanneer het lichaam wordt weggenomen van het schouwtoneel der wereld en een andere
wereld voor haar open gaat, kent deze geest nog een verwerpen, noch een aanvaarden van de
sfeer. Wat is echter de toetssteen, waarop elke ziel wordt beproefd, wanneer zij eenmaal de
grens overschrijdt naar een andere sfeer? Het Goddelijke Licht. Wanneer men zich heeft
aangewend noch te aanvaarden, noch te verwerpen dan kan het Goddelijke Licht niets uit U
wegnemen en niets aan U toevoegen. Het kan U dan niet wegdrijven en ook niet omhoog
trekken. Het kan U alleen maar deel maken van zichzelve. Dat is de enige mogelijkheid. En
aangezien gij U daar niet tegen verzet, noch er naar verlangt, zal het U omspoelende licht niet
plaats maken voor de vormenwereld van het Zomerland, of zelfs het lichtende spel van klank
en kleur van een hogere sfeer. Het blijft het Goddelijke Licht. Aangezien het in U doordringt tot
de kern van Uw wezen, zult gij er deel van worden. Daarmee hebt gij de eenwording met het
Goddelijke bereikt, die door zovelen wordt nagestreefd en door zo weinigen in korte tijd
verwerkelijkt wordt. Deze wijze van het leven beschouwen behoort tot een filosofie, die wij o.
a. in de Yoga-leer. Maar wij vinden haar evenzeer somwijlen bij filosofen van de Han-dynastie.
Wij kunnen zelfs enkele grondslagen van deze gedachten terug vinden in de bespiegelingen
van een Thomas á Kempis. Wij moeten goed begrijpen, dat al deze waarden haast door een
ieder gelijkelijk worden erkend. Het beleven ervan valt ons zo zwaar, dat wij er de voorkeur
aan geven de wereld te delen in zwart en wit, om zelf een actieve rol te spelen. Wij menen n.
l. , dat wij zelve het leven kunnen beïnvloeden. Maar onze invloed reikt nooit tot het leven zelf.
Wij kunnen de waarden en vormen, die ons omgeven wel degelijk bereiken en beroeren. Wij
kunnen ze ombuigen en voor onszelve aan de reeks van gebeurtenissen een andere volgorde
geven. Zelfs een andere betekenis, maar wij kunnen ze niet uitwissen. Wanneer wij dit
begrijpen, wordt het ons duidelijk, dat er slechts één weg is, die onmiddellijk vanuit het
menselijk bestaan en vanuit elke sfeer van het geestelijk bestaan ons onmiddellijk kan leiden
tot een absolute bewustwording. Dat is het niet streven naar bewustzijn of het bewustzijn
verwerpen. Dat is het aanvaarden van het leven en het levende en - in ons zelve geborgen
zijnde - slechts het eeuwige zoeken in alle tijdelijke verschijnselen. Wat zou U van deze kleine
beschouwing zeggen? Wilt U het misschien nog over een ander onderwerpje hebben? De tijd
daarvoor is nog beschikbaar.

353
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 19 – 7 juni 1955

Noch het verwerven van bewustzijn, noch het streven naar bewustzijn. Kunt U daar nog
verder iets over zeggen? Het lijkt mij, dat je toch een bewustzijn moet hebben, om zo ver
te komen?
Ja, dat berust op de wijze; waarop ik het bewustzijn gebruik. Er zijn vele mensen en ook velen
in de geest - mijzelve niet uitgezonderd - die streven naar bewustwording. Maar wij zoeken die
bewustwording in een bepaalde richting. D.w.z. dat wij onbewust een deel van onze ervaringen
buiten sluiten en dus niet mede willen verwerken in ons wezen. Dat houdt dus in, dat wij een
deel van ons leven afsluiten, afsnijden en nipt verwerken. Wanneer wij niet bewust willen zijn
zonder meer, moeten wij het gehele leven af s luiten. en daarvoor in de plaats een wereld van
eigengeschapen waan zetten. Ook dit maakt het ons onmogelijk om werkelijk te leven. Toch is
al ons streven naar bewustzijn o! niet- bewustzijn alleen maar het resultaat van ons verlangen
om volledig en intens te leven in de enige grote werkelijkheid, die er bestaat. Het zal U
ongetwijfeld hieruit reeds duidelijk geworden zijn, wat ik bedoel met het niet-streven naar
bewustzijn en niet-streven naar onbewustzijn. Het is het gelijkelijk aanvaarden van alle
waarden, van alle ervaringen, het voor Uzelve uit al wat U geboden wordt, zonder dat gij het
gezocht hebt voor Uzelve de realisatie puren, die U meer deel maakt van het werkelijke
bestaan. Het is dus een leer van passiviteit. Deze passiviteit houdt in, dat men elke
werkzaamheid voor zichzelve, dus ook het streven naar het bewustzijn, uit zal moeten
schakelen. Dat is de weg, die vrij uiteindelijk allen zullen moeten gaan. Wij willen echter graag
een persoonlijkheid zijn en menen die persoonlijkheid uit te kunnen drukken door in onze
wereld - welke dat ook zij - iets te betekenen. Wij willen iets zijn voor anderen, of wij willen
onszelf verheffen boven anderen. Wij hebben altijd wel een bepaalde reden om anders te zijn.
Haar juist dit "anders zijn" brengt ons er toe om eenzijdig te worden. En eenzijdigheid kan ons
nooit brengen tot de realisatie van een waarheid, die volledig en afgerond in zichzelve is. Het
passief-zijn zonder meer betekent, dat wij helemaal niets doen. Dat is ook niet juist. Wij
moeten wel degelijk bewust zijn van al, wat er gebeurt, Wij moeten het leven wel kennen in
alle uitingen, die zich aan ons voordoen, maar wij mogen niet denken, dat dit nu ook al onze
mogelijkheden zijn. Men kan echter zeggen. het leven leeft ons. Door het leven worden wij
gedragen en in dit gedragen worden door het leven vinden vrij enz. Maar wanneer wij zeggen;
vinden "wij", dan gaan wij eigenlijk al weer de verkeerde kant op.
Eigenlijk moeten wij zeggen: zijn vrij. U begrijpt dus, dat dit een weg is, die door de meesten
onzer op het ogenblik gesloten is. Ik meen dan ook, dat het voor ons na reeds voldoende is te
weten dat goed en kwaad normen zijn, die alleen in het "ik"bestaan en slechts uit het "ik"
beleefd kunnen worden. Wanneer men zich realiseert, dat, moge in de tijden waarderingen en
oordeel verschillen, het leven zichzelve altijd gelijk is gebleven en nooit anders zal worden
leven is leven,waar geen leven meer is, bestaat voor ons niets - wanneer wij zover zijn
gekomen, dan zullen wij op de duur ons eigen bestaan gemakkelijker gaan dragen. Wij zullen
ons minder verzetten tegen de omstandigheden en minder denken dat men ons tekort doet
omdat wij het goed hebben. Wij zullen dan de dingen accepteren, zoals zij zijn. Wij zullen ons
laten leiden door de om standigheden en zonder enige emotie, zowel rijkdom als armoede ac-
cepteren, zowel volheid van leven als leegheid. Zover kunnen wij komen. Maar wij zullen het
altijd zien als een persoonlijke beleving. Ons aanvaarden van het leven zal op zich voor ons
nog een daad zijn. Wanneer wij echter zover zijn gekomen, kunnen wij misschien inzien, dat
het zelf aanvaarden ook niet meer noodzakelijk voor ons is. Dat het zijn, het bestaan, het
leven zelve voor ons betekent en dat de rest er niet op aan komt. Maar voordat wij zover zijn,
zal het wel zeker nog enige tijd duren. Wat mij betreft tenminste zeker.
Wat U betreft wil ik niet onbeleefd zijn. Maar ik durf toch wel aannemen, dat wij tenminste
dezelfde tijd nodig hebben. Zijn er nog commentaren hierop?
Ja, is het streven van de mens naar een hogere bewustzijnsvorm niet het heimwee van de
ziel naar zijn oerbron?
Inderdaad! Maar gelijkertijd een zich niet-bewustzijn van het feit, dat de oerbron. nog in het
"ik" bestaat en zichzelve altijd gelijk blijft. Wanneer wij zover zijn gekomen, vrienden,. . . . En
nu weet ik werkelijk niet meer, waar ik over moet gaan praten zonder van het genoegen, dat
ik U heb gegeven een teveel te maken. Sta mij dus toe om de laatste spreker aan het woord te
laten, die ongetwijfeld voor U op de gebruikelijke waardige wijze zal sluiten.

354
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 19 – 7 juni 1955

Ik wens U allen nog een recht genoegelijke avond tesamen.


0-0-0-0-0
Goeden avond, vrienden,
Wij zullen gaan besluiten met een meditatie over een onderwerp door Uzelf te kiezen. Welk
onderwerp zal dit zijn voor vanavond?

LICHT
Eens was er het Niet en het Niet kende licht noch duister. Toen sprak er een Kracht, een Wil,
die wij niet kennen: Er zij licht. Vanaf dat moment hebben wij óók die kracht gezien als het
licht, omdat het duister slechts is het niet-zijn tegenover het volledig zijn, dat wij in het licht
menen te erkennen. Maar deze twee zijn één. Want neemt gij het duister weg, dan houdt het
licht op te bestaan. Neemt gij het licht weg, waar blijft dan het duister? Eén zijn deze dingen,
zoals alles. Toch is er het verlangen naar licht. Indien wij naar het licht verlangen, wat kunnen
wij dan zelve zijn? Wij streven naar voleinding en volledigheid. Wij streven naar bewustzijn en
grootheid. Wij willen ons wezen vervuld zien in oneindige waarden. Dan willen wij dus tot
volheid en eenheid komen. Die volheid en eenheid was de werkelijkheid reeds voor dat een
sten met een enkel woord de eenheid in licht en duister heeft gescheiden. Zo wij dan naar het
licht verlangen, moet in ons wezen het duister nog leven. Licht, aanvulling van ons wezen.
Worden tot licht betekent, terug moeten gaan tot het duister. In moeten gaan in een nieuwe
levensgang en een nieuwe bewustwording, terug naar hetgeen, dat wij eerst zoeven
verworpen en verlaten hebben. Wij streven naar licht, opdat het licht een evenwicht zal
vormen met de krachten, die in ons leven. Wij vragen niet de volledige felheid van het licht.
Wij moeten niet vragen de volle uiting van de lichtende kracht, die zichzelve verterend, wit
heet, gloeiend diamant, voor ons een vuurproef en beproeving betekent, ons omvormende van
duister tot licht, maar ons weer zendende als lichtende kracht, vol onbevredigheid tot in het
duister. Wij moeten niet zoeken naar het licht zonder meer. Wij moeten zoeken naar het
evenwicht, waar het licht in ons uitblust, langzaam maar zeker, de duistere kracht, terwijl het
duister in ons, zich vermengend met het licht, terugkeert tot de oervorm van alle bestaan. Wij
vragen naar vrede. Naar de grote Vrede Gods en van de Oneindigheid. Die vrede is niet-licht
en niet-duister. Zij is God. God is de kracht. die licht en duister uit zich voortbrengt, die licht
en duister in zich meer vermengd tot een eenheid, die harmonieus en perfect is. De ene
realiteit, waarin al het zijnde zich kan bergen zonder gedoemd te zijn om voort te bestaan in
een eindeloze sfeer van verveling. Ik zeide; wij zijn duister. En duister zijn wij! Donker en
bekrompen omhullen wij als de duisternis het totaal van het zijnde met de mantel van ons
bewustzijn, van onze eigen angsten, vooroordelen en opvattingen. Wij maken de wereld, wij
maken het Al, tot een ruimte bevolkt met spoken, zoals het duister uit onschuldige bomen, vol
bloesem en bloei demonen en duivels kan maken voor het angstige oog, dat naar hen
schouwt. Wij maken ons zelve demonen uit hetgene in de werkelijkheid is het schone van de
Schepping en het geschapene. Want wij zijn nog vaak duister. Wanneer wij licht worden,
erkennen wij niet de tweeledige schoonheid, die in de dingen ligt. Wij zingen een lied van de
schoonheid. Van schoonheid zonder tegenstellingen. Maar een brandende zon, die door geen
schaduw wordt verlicht is al even pijnlijk als een duisternis zonder het minste licht. Beiden
betekenen een kwelling. De wisseling van het één tot het ander kan een weldaad zijn, maar al
snel rijst ons wederom de oude kwaal; het eeuwige lijden in de uiting zonder tegenstelling.
Leven in uitersten is dwaasheid. Wij zoeken het licht, zeker, maar wij zoeken liet licht, opdat
het het duister in ons opheft.
Opdat het in ons de perfecte vrede en harmonie zal scheppen. Maar zoek vooral niet het
Grootst- licht, het krachtigst geuite. Want wanneer wij dat gaan zoeken, vinden wij misschien
ons Koninkrijk der Hemelen, maar het zelfde licht, dat ons nu wonderlijk en Goddelijk, lijkt,
wordt ons dan een kwelling in zijn eeuwigdurende verveling van gelijkheid. Wij zoeken de
vrede. Het licht brengt ons de vrede, wanneer het zich in ons mengt met het duister tot een
tere schemer. De schemer, die rust geeft, die je deel maakt, van alle dingen rond je.
Verdromend in een wereld, die licht noch duister is, onthullen de dingen hun ware gestalte.
Dan ontmoeten elkaar dag en nacht, demon en God.

355
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 19 – 7 juni 1955

In de eenheid van dit zijn kunnen wij de berusting. vinden en de vrede, die ons in staat stellen
om een wereld te beleven, groter dan die van het licht. Wij, starend. uit het onbegrip van ons
verleden, wij, duisterlingen tegenover het grote, wij streven naar het licht. Wij verzadigen ons
met het licht. Maar zij het licht ons tot bewustzijn, opdat wij niet te ver dringen in dat licht,
opdat wij niet door de eenzijdigheid van ons streven worden teruggeworpen op een pad, dat
ons dwingt naar het duister te gaan streven. Want eens zijn er geweest groten, die het licht
kenden in al zijn volheid. En de volheid van het licht kennende, beseften zij niet, wat het licht
betekent: Uiting in een aspect van het Goddelijke. Toen zeiden zij: "Ziet, wij zijn God". Zo
trokken zij nu naar het duister om God te worden. En zijn zij in het duister en is de duisternis
dan ook hun rijk, zij zullen terug moeten keren naar het licht. Neen' Zij het ons dan gegeven
om het punt te vin den, waar licht en duisternis tot eenheid worden. Dat het licht ons moge
doordringen tot het ons wordt, vrede, bewustzijn en rust. Dat echter het duister ons niet moge
verlaten. omdat ook dat uit God is voortgekomen, zoals alles uit God kwam eens in den
beginne. Nu roepen wij vanuit ons onbewustzijn om licht. Sommigen roepen uit hun té fel
bewustzijn en duister. Maar onze roep naar licht moet veranderen. Laat ons niet meer roepen
om licht zonder meer, maar roepen tot de Alkracht, waarin wij schuil willen gaan om te rug te
vinden de, rust en de vrede, bewust van Hem nu, Die in ons onbewustzijn de Bron is geweest
van ons aller bewustzijn en bestaan.
En daarmede vrienden, wens ik U een gezegende avond verder, een goede huisgang en een
zegenrijke nachtrust.

356
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 20 – 5 juli 1955

5 Juli 1955

LES 20

Goeden avond, vrienden,


Wij zullen dan vanavond, in beperkt gezelschap, trachten om toch nog enige meer belangrijke
aanwijzingen te geven. Wij zitten altijd met het probleem van de mens, die zichzelf wil uiten
op een bovennatuurlijk vlak en in deze uitingen zelf verstrikt raakt.
Ik heb U daar al meer over verteld en wij zullen proberen om nu nog kort enige aanwijzingen
te geven hiervoor.
Ten eerste is bij het projecteren van denkbeelden naar anderen toe, - iets wat door ons
voorgaand werd behandeld en U in de vorige verslagen terug kunt vinden-, zeer vaak een
wisselwerking ontstaan.
Tegen deze wisselwerking moet een zekere afscherming kunnen worden gevonden. Anders zou
men langer dan gewenst is, gebonden blijven met de denkbeelden van anderen. Dit kan op
een zeer eenvoudige wijze gebeuren, wanneer men althans niet bang is om enige passes te
maken.
In de eerste plaats: heeft men een dergelijk contact gehad, dan is het goed om de handen te
wassen, althans met stromend water zoveel mogelijk te overgieten. Deze handen gereinigd
hebbende, is het verstandig om een passe te maken, die aanzet - ik zal ze niet geheel
doorvoeren om mijn eigen verbinding niet te veel te storen -, maar die men aanzet op het
voorhoofd, doorvoert over de slapen en dan aan het achterhoofd beëindigt. Deze passe
herhaalt men twee tot drie maal, waarbij dan het bekende gebaar van afslaan, of vliegen
wegjagen wordt gebruikt. Dit betekent n. l. , dat elke directe verbinding, die door vreemd
fluïde werd gevormd uit Uw eigen aura, hier wordt verstoord en teruggetrokken door de
uitstroming van het eigen aura, door middel van de vingertoppen. Een zeer eenvoudige
methode dus.
In de tweede plaats is het voor ons soms wenselijk om een contact naar willekeur te kunnen
vaststellen met bepaalde personen, voor wie wij ons interesseren. Wij kunnen dit het beste
doen door tijdens de aanwezigheid - dus tijdens het moment, dat wij een ontmoeting hebben
en visueel ook waar kunnen nemen, deze persoon als beeld in ons op te nemen en daar een
bepaald denkbeeld aan te verbinden. Door het opwekken van het beeld, het oproepen van het
beeld, dus beschrijven van de persoonlijkheid, dus daarbij het wekken van de gedachten die
door ons werd geassocieerd met het beeld in kwestie, kunnen wij het eigen
voorstellingsvermogen terug projecteren in de tijd a.h.w. en terug projecterend in de tijd
kunnen wij dit contact opnemen en het dan ongebroken continueren in een zeer korte tijd tot
het moment van heden, waardoor het mogelijk is om volledig de toestand te bezien, zover die
mentaal erkend wordt.
Dit betekent, dat ook het onderbewuste gedeelte erkend kan worden en men dus ook b.v.
gezondheidsprocessen en dergelijke kan realiseren.
Van een dergelijke inbreuk op de beslotenheid van het persoonlijk denken mag natuurlijk geen
misbruik worden gemaakt.
De volgende aanwijzing juist voor deze zomermaanden. Onder de elementen, die voor de
mens zeer belangrijk zijn, behoren o. a. , zoals U weet zuurstof, maar ook de straling, die in
het zonlicht naar voren komt. Wanneer wij echter de zonnestraling overdrijven, dat zal U
bekend zijn, dan wordt deze straling voor ons nadelig in plaats van voordelig. Een bescherming
daartegen door pigmentering van de huid is niet voor iedereen gelijkelijk mogelijk en kan niet
altijd als volledig goed worden gezien. In de periode van de zomer is het altijd goed om zich

357
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 20 – 5 juli 1955

zoveel mogelijk, althans enkele uren per dag op te houden in bos, onder bomen, althans in
schaduw.
Het schaduwlicht onder zomerzon - ook al zult U daar in Nederland misschien niet te veel over
te klagen hebben - maar het schaduwlicht in zomerzon is voor de mens het meest
aangemeten, terwijl de straling, die dan indirect de mens bereikt, beter voor deze mens is dan
het onmiddellijk zonlicht, dat te fel is. Wanneer wij een concentratieperiode in deze schaduw
kunnen doen plaats vinden, kunnen wij juist hierdoor onszelven opladen met vele natuurlijke
krachten - ik wil U nog wijzen op de in vroegere verslagen ook behandelde materie, waarbij wij
speciaal hebben gesproken gezamenlijk over lucht-potentialen en de werking van de
stralingsvelden die de levenskracht van de mens sterk beïnvloeden -, dan kunnen wij ons uit
de omgeving die opladen en onze eigen vitaliteit in het oneindige vergroten.
Dan zult U mij toestaan nog een enkele richtlijn te geven voor ontspanning. Ontspanning in de
juiste vorm moet als volgt worden gezocht: Men begint de ontspanning niet met uitrusten.
Uitrusten betekent een langzaam afsterven van de reeds in U bestaande problemen, iets wat
enige tijd vergt en een grote vermoeidheid achter kan laten. Wij beginnen met een volledig
tegengestelde actie. Zijn wij voortdurend bezig geweest met kantoorwerk, dan beginnen wij op
het ogenblik met lichamelijke arbeid en omgekeerd. Wij moeten dus volledig uit ons milieu
uitbreken en deze activiteit - ook al voelen wij ons niet helemaal fit - proberen 1 á twee dagen
voort te zetten,.
Daarna gaan wij rusten. Wij hebben dan door de tegengestelde activiteit onze eigen geestelijke
problemen omgeschakeld, onze lichamelijke reacties reeds veranderd en kunnen een zeer
grote rust bereiken in een zeer korte tijd. Heeft men dit gedaan, dan kan na een tweede dag -
dus de derde dag waarschijnlijk - in één uur meer weerstand worden herwonnen, meer rust
worden gevonden, dan in de eerste twee dagen in een periode ven 6 tot 7 uur.
Dan lijkt mij verder de vakantietijd bijzonder geschikt voor overwegingen en overpeinzingen.
Wanneer men vakantie heeft, dan is het niet de bedoeling, dat men voortdurend deze tijd wijdt
aan het nadenken over geestelijke problemen. Dat is begrijpelijk. Er is een ontspanning nodig,
ook voor de geest. Het verstandigste is dus de geest te elimineren in haar materie en een uur,
desnoods 11/2 uur per dag in te lassen op steeds variërende tijden, waarbij men een bepaald
probleem bestudeert. Wanneer men geestelijke studies in een vakantietijd wenst voort te
zetten, dan moet men zich er echter wel van bewust zijn, dat dit niet oppervlakkig kan
gebeuren, dan kan men dit beter nalaten. Wanneer men aan het einde van een
vakantieperiode zich gaat voorbereiden, niet alleen op de voortzetting van het normale werk
van alle dag. maar ook op de hervatting van geestelijke activiteit. is het wel goed de laatste
paar dagen een uur of vier, vijf aan het resumeren a.h.w. van de verworven geestelijke kennis
te besteden, gevolgd door meditatie over enkele van de meest belangrijke onderwerpen,
Hierdoor kan een verscherping van het eigen denken worden verkregen, terwijl men tevens
wederom een beeld voor zichzelve oproept en niet volledig vreemd staat tegenover het weer
aanvangen van een nieuwe cursus, een nieuwe bespreking, enz. .
En nu nog een klein magisch trucje, dat misschien wat kinderachtig klinkt, maar wat mij toch
voor U wel erg nuttig lijkt. Dat is dit: Het eigen voorstellingsvermogen, vaststellende, dat de
behoefte aan b.v. zonlicht en mooi weer op het ogenblik groter is dan aan lelijk weer - mits
men zich realiseert, dat dit een gedeeld verlangen is door velen -, deze kracht vaak richten op
de weersomstandigheden en zo opklaringen enz. tot stand brengen. Een kwestie van
concentratie. Een half uur concentratie kan U enkele uren zonlicht bezorgen. Iets wat mij voor
een Hollandse vakantie werkelijk van belang schijnt.
Vrienden, meer krijgt U van mij niet te horen vandaag. Broeder Abraham is nog steeds niet in
staat zich tot U te richten; zijn uiteenzetting van typen zal dus waarschijnlijk moeten wachten
tot begin van het volgende seizoen. Dit spijt ons zeer. De lezing is klaar, maar Broeder
Abraham wil ze liever zelve uitspreken, omdat hiermede dan verdere verwarringen kunnen
worden voorkomen.
Ik ga U thans overgeven aan de sprekers, die deze avond voor U zullen werken en ik hoop, dat
deze korte, maar daarom niet minder wel gemeende raadgevingen voor U althans van enig nut

358
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 20 – 5 juli 1955

en belang kunnen zijn. Ik wil toch niet weggaan, zonder U te wensen, dat U geestelijk en
stoffelijk volledig verfrist bij een voortzetting van deze groep wederom aanwezig mag zijn.
Goeden avond.
0-0-0-0-0
Goeden avond, vrienden,
Wij zullen dan vanavond een paar punten gaai bespreken. Ik meende er goed aan te doen, om
o. a. de begrippen levenskracht en verder relativiteitsdimensionele verhoudingen aan te
snijden.
Ik weet, dat dit een betrekkelijk zware materie voor U zal zijn, maar ik meen, dat anderzijds
juist de tijd tot bezinken aanwezig is, die misschien anders bij velen zal mankeren. Indien het
onderwerp op een gegeven moment te onduidelijk wordt, dan weet U het: U kunt altijd
interrumperen, vragen stellen enz. , enz.
Het leven bestaat op meerdere bewustzijnsvlakken. D.w.z. dat alle leven kan worden gedeeld
in verschillende lagen van Uw kant uit gezien. Elke laag betekent een verschuiving van
dimensionele verhouding. Een dimensie is een afmeting. Meerdere dimensies betekenen dus
meerdere vlakken, waarin de afmetingen zich anders uiten. Wat voor U lengte is, kan in een
andere sfeer tot breedte en diepte worden. Wat voor U vast is, kan voor een andere sfeer,
voor een ander bewustzijnsvlak worden tot ledige ruimte. Een ledigheid Uwerzijds kan voor
deze weer vaste materie worden.
Ik hoop, dat dit voldoende duidelijk is gezegd al meermalen, dat wij daar niet verder op door
hoeven gaan. Of is er iemand, die er wit over vragen wil? Neen? Uitstekend
Dan verzoek ik U om met mij voor te stellen, dat elk van deze dus in andere dimensies
uitgedrukte bewustzijnsvlakken een in zichzelf besloten wereld is. Wij hebben hier te maken
met verschillende lagen van leven, die a.h.w. door een isolerende laag, - isolerend vlakje van
elkaar gescheiden zijn. Zij beroeren elkaar bijna, maar nog net niet. Er zijn krachten, die in
beide sferen, die aan elkaar grenzen, gelijkelijk kunnen optreden. Het is echter helemaal niet
zeker, dat deze altijd aan elkaar zullen blijven grenzen, want de dimensioneel verschillende
vlakken verschuiven in verhouding t. o. v. elkaar. Kunt U dat ook volgen?
Dan gaan wij over tot het eigenlijke punt. Dat is n. l. Relativiteit.
De verhouding, die op dit moment bestaat tussen Uw eigen wereld en de wereld van een
ander, behoeft dus, laten wij zeggen over 5 minuten, niet meer precies zó te bestaan. Er is
een verschuiving, waarbij wij de werelden het best kunnen afbeelden in ons
voorstellingsvermogen als twee schepen, die elkaar langzaam passeren.
Iemand, die op één bepaald punt op één schip staat, zal dus achtereenvolgens verschillende
verschijnselen op het andere schip aan zijn oog voorbij zien trokken, tenzij hij zijn standpunt
wijzigt en hij zich in het eigen vlak gaat bewegen. Dat is duidelijk, ja?
Nu is er echter nog een tweede verschil. Men begint met de simpel dimensionele
verhoudingen. Ik wil niet terugkeren tot de simpliciteit van een "Platland", of zelfs van een
"Punt-openbaring", maar ik verzoek U wel U te realiseren, dat er werelden bestaan, die geen
afmetingen kennen. Geestelijk gezien is dit de wereld van de oerstof, waarin de geest
ternauwernood een "ik"bewustzijn kan verwerven. Hier bestaat geen kennen van de relatie
"buitenwereld" en als zodanig in het bewustzijn dier wereld geen afmeting, zelfs niet van het
"ik". De begrenzing van het "ik" brengt dan weer een volgende wereld, waarin meer van het
"buiten-ik-staande" wordt erkend en meerdere dimensies komen.
De grootte van het "ik" wordt bepaald en wij krijgen dan een twee-diemensionaal iets; een "ik"
als begrensd ' wezen, staande tegenover een omgeving, die buiten de begrenzing van dat "ik"
wordt erkend, maar alleen als een "het-ik-begrenzend-vlak" Ook duidelijk?
Van hieruit komen wij in de wereld, die U kent en die in den beginnen zuiver driedimensionaal
is. Namelijk het bestaan in een wereld, het zich in die wereld kunnen bewegen, zodat de
verhoudingen buiten het "ik" voortdurend t. o. v. het wezen kunnen veranderen; een

359
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 20 – 5 juli 1955

bewustzijn, dat deze veranderingen registreert en de handelingen van het "ik" daarnaar kan
regelen.
De mens leeft op de grens van een vier-dimensionale wereld, omdat de conceptie"tijd" voor
hem reeds een begrenzing gaat betekenen van zijn ogenblik van bestaan. Hij leert zijn wereld
in te delen in ogenblikken en deze t. o. v. elkaar te vergelijken. De tijd heeft dus reeds a.h.w.
een dimensie erbij geschapen, iets wat volledig wordt gerealiseerd, zodra U overgaat in
geestelijke toestand. Dit moet gezamenlijk worden gezien als één bewustzijnsvlak. M. a. w.
voor de geest bestaat er een stoffelijk bewustzijnsvlak naast een onstoffelijk bewustzijnsvlak,
die beiden binnen dezelfde wereld en begrenzing vallen. De geest, die onstoffelijk op dit
bewustzijnsvlak blijft bestaan, wordt de geest, het spook, de "Poltergeist" enz. die op Uw
wereld een schaduwachtig land voortdurend tracht zich te openbaren.
Daarboven vinden wij een wereld, die wederom een nieuwe dimensie heeft gevonden. Die
heeft n. l. geleerd om tijd om te zetten in twee factoren: een ruimtelijke factor, die ik het best
"diepte" kan noemen, plus snelheid of beweging. Deze beweging of snelheid wordt dan als een
nieuwe factor mede ervaren, het "ik" is in staat de gang in Uw kosmos te zien.
Van hieruit gaan wij heel gemakkelijk verder en komen te staan tegenover een wereld, waarin,
ook de beweging nog weer uiteen valt in tweeërlei waarden, n. l. bewustzijnsbeweging en
wisseling van bewustzijnscontactpunt. Verder wil ik niet gaan, anders maak ik deze
dimensionele werelden voor U nog onbegrijpelijker, dan ze U nu misschien reeds lijken.
Al deze werelden omvatten dus steeds een klimmend aantal factoren. Dit aantal factoren,
ofschoon het steeds groter wordt, wordt steeds weer teruggebracht tot een verhouding van
drie plus één. Dus drie vaststaande levensgrenzen plus één bewustzijnsgrens. Bij U zijn dat
dus drie afmetingen, nietwaar, lengte, hoogte en breedte plus tijd. Voor een andere geest kan
dat dus worden een lengte, hoogte en breedte, waarin de factor "beweging" b.v. reeds is
verwerkt en waar als begrenzing optreedt: ruimte.
Het is begrijpelijk, dat, naarmate een wereld intenser deelneemt aan het kosmisch bestel en
de factoren daarin scherper erkend worden, ook het kracht-potentieel, d.w.z. het rendabel
maken van het in die wereld aanwezige licht - ja, wij zeggen: licht, Goddelijke Kracht, hoe
moeten wij het noemen? -, dus steeds veel groter wordt, dat de uiting In dat bewustzijnsvlak
of in die wereld steeds intenser zal zijn. Verder is begrijpelijk, dat, waar de dichtheid der
verschillende waarden in Uw wereld verschilt, de dichtheid van verschijnselen ook in de boven
U en onder U gelegen werelden werelden kunnen verschillen. Is dat ook allemaal duidelijk?
Dan zal het waarschijnlijk U niet moeilijk vallen, dat wij relatief de meerderen zijn van Uw
wereld. Ik zeg: relatief. Want in waarden kunnen wij, kosmisch gezien, elkaar volledig gelijk
zijn. Maar het ons ter beschikking staande potentieel en kracht plus bewustzijn is groter dan
het bij U aanwezige. Wanneer Uw wereld nu in staat is om onze wereld a.h.w. aan te horen,
dan krijgen wij t. o. v. die kracht iets als een wet van communicerende vaten. D.w.z. zolang
gijzelve, geestelijk als geleider fungerende door het isolerend vlak, dat normaal deze beide
werelden scheidt, de kracht vanuit deze wereld door Uzelf heen kunt laten vloeien, zal deze
kracht blijvend stromen en vloeien tot óf gij de verbinding verbreekt, óf wel het
krachtpotentieel in beide werelden, zoals het uitbaar en geuit is, volledig gelijk is. Duidelijk?
Dit heeft zeer veel te maken met het z. g. geestelijke werk. Wij kunnen nooit zeggen, hoe
groot de kracht is van een bepaalde wereld.
Wij kunnen nooit haar uiteindelijke waardering en waarde vast gaan stellen. Wel kunnen wij
echter vaststellen, dat zij t. o. v. onze wereld krachtnemend of krachtgevend is. Wanneer wij
een krachtgevende wereld aanboren, dan mogen wij niet verwachten, dat op elk moment uit
deze wereld gelijke kracht genomen kan worden, waar de intensiteit, waarmede kracht en
levensverschijnselen op dat punt van de wereld, dat wij beroeren, op het moment zijn, bepaalt
in hoeverre wij die kracht kunnen onttrekken. Ook duidelijk?
Nu lijkt het mij het eenvoudigste, wanneer ik eerst probeer te vertellen, hoe Uw wereld - dus
ik ga vanuit het stoffelijke standpunt redeneren - een hoger gelegen wereld aan kan boren en
hoe zij een lager gelegen wereld aan kan boren. Niet, dat ik U dat laatste aan wil raden, maar

360
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 20 – 5 juli 1955

het lijkt mij toch wel verstandig, wanneer wij weten, hoe het kan gebeuren om te zorgen, dat
het juist niet gebeurt.
De waarde, die de wereld boven ons scheidt van onze wereld, is dan - vanuit de stof gezien -
een scheiding in het effect "tijd", dat de aarde reeds kent en dat uiteen valt in een hogere
wereld in beweging oftewel energie, plus. . . . wat was het ook weer? Wie weet dat nog? Wie
heeft het gevolgd? (Ruimte). Ruimte, inderdaad. En nu is het begrijpelijk, dat wij met die
ruimte heel weinig. , kunnen doen. Een meer-dimensionele ruimte is voor de aarde
onbegrijpelijk. Een projectie naar het ruimtelijk effect is dus onmogelijk, maar wij kunnen de
tijd als beweging zien. Wij zouden dus voor onszelven de tijd stop kunnen zetten. Een
stopzetten van de tijd houdt in: een volledig afsluiten van de stoffelijke waarden. Hebben wij
die stoffelijke waarden afgesloten, dan is bij ons het levensprincipe stoffelijk teruggebracht tot
zo dicht bij nul als slechts mogelijk is voor onze levenstoestand en het behoud van ons
stoffelijk bestaan. Wij hebben daarmede dan een geestelijke vrijheid gewonnen. Wij hebben
n.l. het element "tijd" zijn factor ontnomen.
In de stilte, die geestelijk daardoor optreedt, kunnen wij nu trachten de ruimte te concipiëren
binnen ons eigen begripsvermogen.
Wij plaatsen dus, stilzettende alle gebeuren, alle actie en reactie t. o. v. de eigen wereld, ons
in een ruimte, die aan die van onze wereld weliswaar gelijk is, maar die niet de vormen
uitdrukking draagt plus de tijdsuitdrukking, die onze wereld kent. Door ons dit voor te stellen
richten wij onze geest dan op een hoger vlak.
Nu zijn er twee dingen, die het ons mogelijk maken de isolerende laag tussen beide sferen te
doorbreken.
Punt één is, dat onze geest in haar wezen identiek is aan de Kracht, die overal optreedt en dat
zij door haar wezen, de ziel dus, die de drager van dit bewustzijn (geest) is door kan dringen
in elk dier sferen. Wij hebben met al die factoren contact. Dat wij door in het bewustzijn de
remming uit te schakelen, een waarde in onszelf hebben gewekt, die gelijk is aan die andere
wereld. Waar deze werelden alleen in het bewustzijn gescheiden zijn - die "lagen" is dus een
voorstelling -, in werkelijkheid lopen alle werelden door elkaar heen, bevinden wij ons dan
automatisch in die andere wereld.
Wij hebben nog een gering tijdsbesef over, dat het ons onmogelijk maakt daarin vér door te
dringen. Wij kunnen n. l. niet onze hele tijdsconceptie omzetten in een bewegingsconceptie.
Het feit, dat wij dit hebben, doet a.h.w. de beweging tegen ons opbruisen. Het is als een soort
stormwind, die op ons aandrijft en die wij niet kunnen kanaliseren door ons bewustzijn, dat
nog met tijd gebonden is naar een lichaam, dat beneden aanwezig is. Is dat duidelijk? Zijn
daar vragen over te stellen?
Zoudt U dat nog eens willen zeggen?
Ik zal zelfs proberen althans, het iets simpeler te zeggen. Stelt U zich voor dat U op een schip
bent. Dat kunt U zich voorstellen, ja? Dat schip, dat is normalerwijze een schip, dat drijft. Een
lichtschip b.v. , maar dan zonder die opbouw natuurlijk. Zolang het drijft golft het mee met de
beweging der zee en zullen alleen de veranderingen in getij en wind zich voor dat schip
kenbaar maken, nietwaar?
Maar nu op een gegeven moment zegt dit schip: "Ik onderwerp mij niet meer aan deze tijd
aan wind en golfslag, maar ik ga mij bewegen". Beweegt men zich dan tegen de wind in, wat
gebeurt er dan? Dan kan men een koker nemen en de wind opvangen en met een versterkte
stroom - dus sterker dan de wind zelf a.h.w. naar beneden persen en daar doen doordringen.
Er komt dus a.h.w. een verdichting van lucht in de koker en hierdoor zal het koelend effect de
diepten van de machinekamer bereiken. Dat is duidelijk, nietwaar? Onze geest maakt zich los
van haar gebonden zijn aan de tijdsconceptie. Zij haalt het anker binnen. Zij beweegt zich nu
in deze andere sfeer. Het schip echter kan zich niet ongedwongen bewegen; het is gebonden
aan de zee. Het kan niet ineens gaan vliegen en het kan ook niet over land gaan. Door het feit,
dat U met een lichaam gebonden bent, bent U aan bepaalde tijdsconcepties nog wel gebonden,
maar U kunt deze willekeurig versnellen of vertragen. Dat is ook duidelijk?

361
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 20 – 5 juli 1955

Op het moment, dat U deze versnelt, komt dus het totaal der gebeurtenissen a.h.w. U
tegemoet stormen. Ook duidelijk? U gaat echter niet die gebeurtenissen Uzelf realiseren, maar
elke gebeurtenis op zichzelf betekent energie. Duidelijk? Deze energie, deze beweging laat ik
dan dus in mijzelve instromen.
Dat wil dus zeggen, dat, wanneer ik normalerwijze een lading heb van één en mijn snelheid t.
o. v. de gebeurtenissen vergroot wordt tot drie, de stroom, die boven mijn normale capaciteit
bij mij binnen kan stromen, maximaal twee is. Dat kunt U begrijpen, ja? Dit beeld is onzuiver,
omdat ik hierbij niet in aanmerking heb genomen de totale verandering van omgeving a.h.w.
én wereld. Maar het kan U een idee geven van wat ik bedoel, als ik zeg, dat men zelve door de
kracht, die U tegemoet komt stormen in een andere wereld, op te vangen, dus door te laten
stromen door het eigen wezen. Is dit nu duidelijk geworden? Moeten wij verder gaan, of is
hiermee het vraagstuk al eigenlijk opgelost?
Neen, het is duidelijk geworden.
Juist, dan kunt U de rest eventueel nalezen. Omgekeerd echter kan ik ook mijn eigen wereld
gaan verkleinen. Wanneer ik mijn gehele conceptie van leven terugbreng tot een zuiver
stoffelijk iets en in mij begeerten overheersend worden, begeerten, let wel, die niet gericht zijn
binnen een levensplan, maar die zuiver en alleen omwille van de begeerte zelve en haar
bevrediging worden gediend, dan zal automatisch mijn bewustzijn ook weer een deel van de
tijd voor mij afsnijden. Dat is begrijpelijk. Ik leef n. l. niet meer in een tijdsmoment en
ervaren, ik ga niet boven de tijd uit, maar ik kom onder de tijd. Mijn emoties zijn die geworden
van een wereld, die één dimensie kleiner is, waarin n. l. geen tijd als zodanig bestaat, dus
geen waardemeter aanwezig is, waarbij ruimte terug vloeit tot een minimum, aangepast aan
de in mij bestaande begeerte. Wanneer ik mijzelf in een dergelijk "genot", zoals dat heet, of
zelfs in een zoeken naar een bevrediging van dit begeren geheel verlies, verlaag ik dus mij
eigen peil, geestelijk en stoffelijk. Dan zal ik door de verlaging van mijn stoffelijk peil mijn
geest zodanig beperken, dat haar concepties behoren tot die van een andere wereld. Daardoor
is voor deze armere wereld een aanrakingspunt naar Uw eigen wereld geschapen en kan door
die armere wereld úit Uw wereld en wezen dát restant worden ontnomen, dat nog in U aanwe-
zig blijft. Is ook dat duidelijk? Gesteld echter, dat dit doelbewust wordt gedaan, dan vergroot
dus de krachtstroom naar beneden toe, terwijl gelijktijdig het verlammen van de tijdsconceptie
als richtinggevend element in Uw driedimensionale wereld - nietwaar, dus het maken van een
plan, het zien van een toekomst, het stellen van een doel om te bereiken enz. -. door het
wegvallen hiervan wordt de stroom van krachten vergroot. De wereld beneden U benadert
meer Uw peil, doordat zij de frustratie, die haar eigen was, nu te niet kan doen aan de hand
van de stromen, kracht, begeertekracht eigenlijk, die U deze wereld toe doet komen. Zij
verheft zich dus a.h.w. tot Uw peil, terwijl Uzelve zich aan het verlagen bent. Duidelijk?
In het ergste geval krijg je dan een toestand waarin de menselijke geest in een wereld van
elementalen leeft. Wanneer ik U dit duidelijk heb gemaakt, dan zult U begrijpen, dat alle
verhoudingen inderdaad relatief zijn en moeten blijven, want ik ben niet verplicht, ofschoon
het in mijn natuur ligt om dit te doen, om altijd mijn eigen sfeer als waardemeter aan te
houden. Ik kan b.v. een hogere sfeer door mijn geestelijk gericht zijn en uitschakelen van de
tijd, via de begeerte onmiddellijk koppelen met een lagere sfeer en dus daar een meestal zeer
kort moment - men kan dit niet lang handhaven in zichzelve -, maar in een kort moment een
zeer grote hoeveelheid kracht geven. Als deze hoeveelheid kracht dan geconcentreerd blijft,
zal zij een sterke vergroting en verhoging van bepaalde wezens kunnen betekenen, die op dat
moment zich in mijn nabijheid bevinden. Heeft U deze nabijheid dus eerst vastgesteld vanuit
Uw eigen wereld, dan kunt U hierdoor bepaalde persoonlijkheden redden, die ontvankelijk zijn
voor de hogere krachten. Is dat duidelijk?
Waar het echter onmogelijk is om een vaste waardering te vinden, ook vanuit onze wereld t. o.
v. andere werelden, of zelfs t. o. v. de krachten, die vanuit andere werelden onttrokken
kunnen worden naar onze eigen wereld, staan wij voor het grote probleem, een waardebepa-
ling te vinden. Want er is geen reële waarde voor die kracht aan te geven. Zij kan zelfs binnen
de eigen wereld verschillen naar gelang het bewustzijn en dus de vatbaarheid voor de
geaardheid dier kracht. Zoals bepaalde metalen elkaar zelf sterk magnetisch worden, wanneer
ze in een magnetisch veld komen, terwijl anderen niet reageren. Zoals bepaalde metalen
362
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 20 – 5 juli 1955

radio-activiteit in zichzelve tot stand brengen, terwijl andere daarentegen de radio-actieve


straling afremmen of zelfs weerkaatsen. Zo kan dus ook in de eigen wereld nog veel verschil
bestaan in de wijze, waarop deze kracht wordt geaccepteerd, verwerkt of niet verwerkt. Wij
kunnen dus nooit een reële waardemeter vinden buiten ons eigen wezen. Ook dit is duidelijk?
De reële waardemeter dan, die ik toch nodig heb, wil ik een gericht streven plaats kunnen
doen vinden, kan ik in mijzelve vinden. Mijn eigen waardering t. o. v. de krachten van hogere
en lagere sferen is voor mij de enige mogelijkheid om vast te leggen, hoe deze krachten
werken ín mij of dóór mij in een ander. Ik kan niet verwachten, dat de werkingen, die ín mij
voor iemand, mij gelijk, als mogelijkheid werden vastgesteld, bij iedereen inderdaad zullen
optreden. Ik zal echter door de verschillen een uitwerking van de ze kracht het verschil van de
persoonlijkheden t. o. v. elkaar kunnen erkennen.
Nu, ik geloof, dat dat al een aardig brokje is, vrienden. Is er iemand, die daar een commentaar
op heeft?
Ik had er wel graag een vraag over. Als U de instelling beschrijft voor een in contact komen
met een sfeer, lager dan wij, is dat te vergelijken met als iemand, die leeft in zijn
herinnering, dus in het verleden leeft? Daarbij laat hij zijn tijdsinterpretatie vallen,
nietwaar?
Inderdaad.
Dus daardoor zou het mij verklaren dan, doordat je daardoor energie verliest naar de
lagere kant toe, dat dit zo buitengemeen vermoeiend en uitputtend kan zijn, dat leven in
het verleden, nietwaar?
Ja, mits - want daar moeten wij dan nog een. conditie aan vast knopen omdat "tijd" zoals
reeds gezegd, een factor is in een hogere sfeer, die ook niet bestaat, waar dus een terug- of
vooruit gaan betrekkelijk weinig uitmaakt -, mits deze herinnering dan gekoppeld wordt met
een begeren, dus met een wereld-beperking in plaats van met een bewustwording, die ook uit
de herinnering kan worden geput, n. l. een uitbreiding van het huidig weten door te refereren
aan de erkende feiten uit het verleden, wat ook een zoeken in de herinnering is en even
vermoeiend.
Even vermoeiend. Als ik nu dit principe eigenlijk omdraai, dus ik leg het eventuele
wensleven in de toekomst. In mijn denklijn krijg ik dan er natuurlijk een tijdsinterpretatie
bij.
Inderdaad.
Dus dat is dan opbouwender, om zo te zeggen, nietwaar?
Dat zou ik niet durven beweren. Want ook hier zien wij hetzelfde verschil optreden. Wanneer
mijn toekomst-interpretatie een beperking van bewustzijn betekent. door speculatief te
denken over mogelijke bevredigingen, in plaats van te denken over mogelijke bewustwording,
dan zou mijn toekomst. interpretatie mij tot een lagere sfeer voeren; alleen een ander
aanrakingspunt geven dan de interpretatie van feiten, begeertelijk, in het verleden. U moet
dus heden en verleden - toekomst niet als gescheiden waarden zien hier.
Juist, dat is, wat ik U wilde vragen.
Het is een lijn, waarop elk punt gelijkelijk aanrakingsmogelijkheid biedt. Nu in het enige
natuurlijk,en daar komt de relativiteit naar voren in de onderlinge verschuiving - die overigens
nog niet eens regelmatig is, het is een kwestie van werveling, die qua versnelling een
spiraalvormig verloop heeft - dus dat ik door in het verleden te denken een ander punt kan
bereiken, zowel in de lagere als in de hogere sfeer, dan door in de toekomst te gaan denken.
Een ander punt dan het heden. Ik kies mijn richting anders. Ik zou kunnen zeggen mij
invalshoek in de andere wereld is een andere en daardoor ook het punt, dat ik bereik in die
wereld. Is dat duidelijk?
Ja, het is duidelijk, dank U wel.
Zijn er nog meer vragen over? Schijnbaar niet. Dus U heeft nog niet genoeg? Dan krijgt U nog
meer.
Wanneer wij dit nu echter door gaan voeren in relatie tot onze eigen wereld, dan komen wij tot
een zeer ontstellende ontdekking,
363
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 20 – 5 juli 1955

Een gedeelte van onze interpretatie, wanneer wij leven als mens, zijn terug te voeren tot een
realisatie juist van onze tijdsfactor. D.w.z. een overschrijden al van de zuiver drie-
dimensionale wereld.
Wij benaderen dus steeds, wanneer wij de tijdsfactor mede interpreteren in ons bewustzijn,
reeds de boven ons liggende wereld. Door dit te doen krijgen wij een tweeheid van waarden en
waarderingen in ons wezen. Het kan n. l. zijn, dat wij zo dicht deze andere tijdsverhouding
benaderen, dat enerzijds ons wezen een onverschilligheid voor stoffelijke waarden begint te
vertonen, terwijl het anderzijds in de eigen wereld nog ten zeerste op verwerping of
aanvaarding daarvan aandringt. De verhouding hiertussen is weer afhankelijk van de wijze,
waarop wij leven en de wijze, waarop de tijdsinterpretatie in ons wezen doorgevoerd, de
indrukken - voornamelijk in het onderbewustzijn - vastlegt. Ook duidelijk, ja?
Wanneer ik nu dus in Uw stoffelijke wereld zou staan en ik zou trachten voor mijzelve om te
komen tot een eenheid van wezen, dan zou ik óf mijn stoffelijke tijdsinterpretatie zodanig op
moeten voeren, dat ik de stoffelijke waarden daar onder kan verwaarlozen – ik hef de
tweestrijd op door mijn persoonlijkheid te vergroten tot eeuwigheidsprincipe - ofwel ik moet
mijn geestelijke waardering tijdelijk terzijde stellen en daardoor de zuiver stoffelijke
interpretatie aanvaarden. Geen van deze beide waarderingen is in zichzelve goed of kwaad. T.
o. v. het gemiddeld standpunt van Uw wereld zal ook het hoge geestelijk standpunt kwaad
zijn, omdat het buiten de normen staat van het gemiddelde. Daar staat tegenover, dat vanuit
Uw geestelijk standpunt de normen van het gemiddelde dan vaak kwaad lijken. Want het
verschil in wereld doet een verschillende wereldwaardering ontstaan. Deze verschillende
wereldwaardering uit zich zelf in een verschillend gebruik van krachten. Ook duidelijk?
Uitgaande van een stoffelijke waardering, die gebaseerd is op de gemiddelde norm, kan ik
weliswaar geestelijk krachten onttrekken, maar ik kan ze alleen uiten binnen de gemeenschap,
waarin ik behoor en dan nog aangepast aan de wetten, gebruiken en regelen, die binnen die
gemeenschap bestaan. Ook weer duidelijk?
Wanneer ik daarentegen gééstelijk hoogstaand leef en mijzelve vrij maak van de norm van het
gemiddelde, dan zal ik handelende goed volgens mijn inzicht en overigens - ook voor de
verhoging van geestelijk bewustzijn van mijn medemensen - in de uiting van mijn krachten
voortdurend met deze wereld in strijd zijn. Is dat ook begrijpelijk?
Want mijn standpunt verzet zich tegen de aanvaarde vorm dan. Ik kan dit nooit tot uiting
brengen. wanneer ik mijzelve voortdurend als exponent daarvan beschouw en dus in mijzelf de
verplichting voel de aanvaarde standpunten van bewustzijn plus het aanvaarde. vermogen van
kracht uit het bewustzijn voortgevloeid, toe te passen in mijzelf en vanuit mijzelf. Op het
moment, dat ik dat doe, word ik een factor, die door de massa moet worden vernietigd, wil zij
haar eigen standpunt verder kunnen behouden.
Indien ik echter deze krachten projecteer in de wereld, terwijl ik mijzelve ogenschijnlijk aan de
massa aanpas, d.w.z. elk uiterlijk verschijnsel van verschil tracht weg te nemen, daarentegen
mijn innerlijke waarde voortdurend projecteer op die gebieden, waar geen normen bestaan, in
de massa bestaan n. l. voor het denken wel redelijke normen, maar geen overal geldende
normen en geen door de gehele massa als gelijk aanvaarde normen, ondanks hetgeen de
psychologen op dat gebied hebben getracht vast te stellen, blijft een interpretatief verschil
bestaan, dat voor elke persoonlijkheid anders is. Vandaar dan ook, dat een psycholoog, die
alleen met een handboek werkt, nooit ver komt. Slechts, wanneer hij het handboek gebruikt
als een basis voor zijn eigen intuïtie, kont hij tot een zeker resultaat. Maar dat is terzijde.
Wanneer ik dus mijn geestelijke werking richt op de massa, dan kan zij- omdat geen uiterlijke
verstoringen van haar normen optreden - mij aanvaarden en mijn kracht. Zij zal in haar
bewustzijn worden verhoogd en haar normen gaan aanpassen aan het bewustzijn, dat ik in de
massa uitstraal.
Wanneer dit duidelijk is, dan zult U ook begrijpen, dat de wijze, waarop wij werken met deze
verschillende werelden, vanuit onze wereld naar een lagere wereld, ofwel met de krachten van
een hogere wereld in onze wereld, nooit moet zijn gericht op het veranderen van uiterlijke
omstandigheden of factoren. Wij mogen nooit trachten de wereld te doen aanpassen aan de
364
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 20 – 5 juli 1955

voor onze wereld geldende normen, zoals zij die erkennen. Wij moeten slechts trachten de
geestelijke norm, die in ons bestaat en leeft, voortdurend zodanig te projecteren, dat
langzaam maar zeker een aanpassing aan deze normen plaats kan vinden door de menigte als
geheel. Is daar commentaar op?. . . . . . Neen?
Ja, wij zullen het dan niet te lang meer maken, dan kunt U eerst gaan pauzeren en dan krijgt
U na de pauze de andere sprekers. Dat is beter op het ogenblik voor onze indeling.
Ik moet begrijpen, dat elke poging mijnerzijds om mij in mijn eigen wereld te uiten als vaste
factor van een hogere wereld, moet mislopen door de verschillende versnellingen, die tussen
de hogere wereld. en mijn wereld bestaan.
Ik kan wel een soort van lopend panorama van hogere invloeden zijn voor mijn eigen wereld,
maar kan nooit de weergave zijn van één vast punt uit die wereld in mijn eigen bestaansvlak.
Duidelijk?
Dit houdt dus in, dat ik voor mijzelve nooit en te nimmer een vast en onveranderlijk schema
mag vaststellen omtrent de wijze, waarop ik deze krachten ga uiten. Ik kan mij ten hoogste -
en dit in het meest gunstigste geval -, onderwerpen aan de leiding van de genen, die als
beweeglijk in deze andere wereld, in staat zijn op elk willekeurig punt tijd - ruimte zich als
krachtgevers en leiders te openbaren en mij helpen om de krachten, die ik opvang uit de
andere wereld op de juiste wijze te dirigeren. Maar ik kan dit nooit zelf doen. Ik mag dus nooit
een vast denkbeeld hebben omtrent de verhouding tussen de wereld boven mij en mijn eigen
wereld. Ik mag evenmin een vast denkbeeld hebben omtrent de alleen-voor-mij-juiste
gedragingen in mijn eigen wereld, wil ik met de boven mij liggen de wereld in contact blijven.
Deze waarden veranderen bij wijze van spreken van seconde tot seconde. Die wijziging is een
gelijkelijke, maar ondanks haar gelijkelijkheid kan ze zelfs in enkele uren reeds een groot
verschil tot stand brengen. Het is interessant hierbij op te merken, dat er een zekere perio-
diciteit van verschijnselen in Uw wereld bestaat, zowel als in een bovengelegen wereld.
D.w.z. , dat krachten, die in Uw eigen wereld pulseren, al evenzeer pulserend zijn in een
hogere wereld. Deze kraohten worden bij U soms aangeduid door fasen van zon en maan,
ofwel aan de hand van beelden van de Dierenriem. - Daar zal ik U dadelijk nog iets
interessante over vertellen, over die Dierenriem
Wij kunnen zeggen, dat de meest gangbare cyclus voor de aarde bedraagt 28 3/4 dag. Deze
periode is evenzeer juist voor de bovenliggende en de onderliggende sfeer met een verschil
van ten hoogste 1/4. D.w.z. . , dat wij dus rekening kunnen houden met bepaalde
hoogte-punten, die optreden in de ons begeleidende werelden, want dat zijn invloeden, die
gelijkelijk elke factor in het vlak tijd ruimte, dat wij kunnen bereiken, gelijkelijk beïnvloeden,
dus in ons en in die wereld gelijk zijn. Hier hebben wij het enig houvast, waarom alle andere
waarden als relatieve factoren moeten worden gezien, die weliswaar om het moment
bewustzijn en gelijkzijn tussen twee werelden voortdurend bestaan, maar in hun wijziging
nooit vaststelbaar zijn. Is dat nog duidelijk gebleven? Niet? (Jawel). Ja? Uitstekend. Dan
kunnen wij nog veel verder komen, dat is erg prettig. Dan heeft U tenminste om wat te
overdenken, als U nog eens wilt gaan mediteren in de vakantie.
Wetende,dat deze relativiteit bestaat, zowel voor mijn wereld als voor de boven- en
benedenliggende werelden is het duidelijk, dat ik om de meest gelijkelijke krachtontname en
gelijktijdig de grootste stabiliteit van mijn eigen wezen te verwerven in de periode van
minimale kracht van mijn eigen wereld, moet uitreiken naar de bovengelegen wereld. Ik krijg
dan weliswaar niet die zeer grote krachtstroom, die ik op een hoogtepunt zou kunnen krijgen,
maar ik krijg aan de andere kant toch voldoende om voor mijn eigen wereld alle kracht te
vergaren, die ikzelve verdragen kan. Aan de andere kant zal ik voor een beneden mij gelegen
wereld het gunstigst mogelijk resultaat kunnen bereiken, door deze te gaan zoeken, wanneer
zij op een krachtshoogtepunt zijn. Ik heb dan n. l. minder kracht nodig om hen te verhogen tot
een plan, waarop ze een nieuw bewustzijn kunnen verwerven. Ook dat is duidelijk?
Wanneer ik deze twee regels onthoud, dan zal ik ook begrijpen, dat er in mijn eigen wereld en
leven een verschil bestaat tussen de wijze waarop ik benaderd kan worden. Ik word over het
algemeen benaderd door een geest uit een sfeer, die een dieptepunt heeft, wanneer onze sfeer
365
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 20 – 5 juli 1955

een hoogtepunt heeft. Er ligt dus tussen de meest voorkomende contactpunten van willekeurig
optredende geesten uit hogere vlakken een verschuiving van 90 graden. Gelijktijdig zal de vlak
onder mij gelegen sfeer mijn wereld niet zozeer kunnen beïnvloeden, als wel de lager gelegen
sferen, die langzaam maar zeker een onderlinge verschuiving kennen. Als U nu weet, dat dit
een 1/4 dag is op 28 3/4 dag, dan kunt U uitrekenen, hoe ver die verschuiving moet zijn, dus
hoeveel dieper dat bewustzijn moet liggen. Dat zou inhouden, dat er zeer veel sferen zijn of
werelden, wanneer wij ons niet zouden realiseren, dat ook in Uw eigen wereld b.v. een zeer
grote reeks van bewustzijnsvlakken naast en door elkaar leven binnen één gemeenschappelijk
wereldbesef en met één gemeenschappelijk wereldnorm. Er zijn in Uw wereld b.v. een 144
grondvlakken aan te wijzen, die elk nog weer gedeeld kunnen worden,wanneer wij dit willen in
7 basisvlakken, die in elk grondvlak weer optreden en deze basisvlakken zouden wij dan nog
weer in vieren kunnen delen. U ziet dus, dat wij een zeer groot aantal typen krijgen. Van type
tot type kan dus een verschil van een 1/4 dag in de fase optreden. . De fase, die voor Uw
wereld nog steeds bepalend is bij het bewustzijn, is de z. g. maanfase en de maanmaand is
voor U dus belangrijker nog dan de zonnemaand, die weliswaar voor de geest weer van groter
belang kan worden, maar dan alleen voor de geest, die reeds de werkelijk lichtende wereld
heeft bereikt en nog niet voor de Zomerlandgeest. Die is ook nog aan de maanfasen
gebonden.
Nu heb ik ook beloofd iets belangrijks, of liever gezegd wat interessants, te vertellen over die
sterrenbeelden enz, Wist U dat sterrenbeelden en de weergave daarvan vroeger bestonden
dan enige methode van de mens om schriftelijk uitdrukking te geven aan zijn eigen gevoelens?
Lang voordat er schrift of taal bestond, bestond er reeds het noteren van sterrenbeelden. De
priesterlijke overleveringen werden dan ook in het begin weergegeven niet in schrift, maar in
sterrenbeelden. Het aardige is, dat verschillende van de godsdiensten, die op oude waarden
gebaseerd zijn, deze sterrenkundige waarden in hun alfabeth hebben voortgezet, ofschoon in
tegenstelling tot de daarover soms verkondigde theorieën - ik heb gehoord, dat men de laatste
tijd daar weer erg druk mee bezig is, het is in 1820 en 1830 ook al eens een keer geweest, dat
men met dat denkbeeld naar voren kwam - het schrift niet is voortgekomen dit deze
sterrenbeeldige notering, maar een aantal letters wel zijn voortgekomen uit sterrenbeelden,
omdat dezen reeds ais notitie bestonden en gebruikt konden worden om een zekere invloed
weer te geven. Denkt U maar aan de laatste letter van verschillende alfabeths. Aan de Tao
b.v. die laatste Joodse letter. Tao is een tegenvorm van de Stier, van Aleph en is weer terug te
vinden b.v. in de godsdienst, in de twee gevleugelde stieren, die tempelwachters zijn en de
toegang tot de Goden bewaren enz. Dat kunt U bij de Grieken terug gaan vinden en U kunt het
ook bij de Chinezen terugvinden U kunt het zelfs terugvinden in het beeldschrift, zoals dat
gebruikt werd in de primitieve periode nog van de Azteken. Dat zijn wel heel aardige dingen.
Dat is alleen een wetenswaardigheidje er even tussen door om niet altijd even zwaar te
blijven. Om terug te keren tot ons eigenlijke onderwerp en dit tevens te besluiten; Wanneer in
ons het verlangen bestaat om vanuit onze eigen wereld over te gaan tot een andere wereld om
daaruit krachten te putten en hiermede in onze eigen wereld te werken, dan zullen wij dus
moeten leren om alle waarden van onze eigen wereld als relatieve te beschouwen. Hebben wij
deze relativiteit eenmaal begrepen, dan is een stilstaan van het tijdsbegrip ten opzichte van
ons eigen wezen volledig begrijpelijk. Dan krijgen wij dus het vermogen de tijd voor ons eigen
bewustzijn te doen dijen of krimpen, naargelang dit voor ons belangrijk is. Dit is niet een
onwillekeurig tijdsbegrip, dat, zo U weet, van mens- tot mens varieert al naargelang de
emotionele toestand. Het is een bewust dijen of krimpen van de tijd om op deze wijze in zeer
korte tijd zoveel mogelijk kracht uit een andere sfeer door te laten vloeien of in het "ik" op te
slaan. Dit gebeurt door opname van de kracht in de aura, die dan hierdoor zeer sterk geladen
is.
Wanneer de wereld beneden mij tracht om mij van haar kant te bereiken, dan weet ik, dat ook
haar waarden relatief zijn en dus voor mij acceptabel onder bepaalde omstandigheden. Indien
ik mij dit realiseer, zal ik onmiddellijk trachten om daar, waar ik niet wil helpen, of niet in staat
ben om op dit moment te helpen, de in mij bestaande tijdswaardering plus mijn ruimtelijke
waarderingen zozeer te variëren ten opzichte van de lagere sfeer, dat ik door deze verandering

366
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 20 – 5 juli 1955

van bewustzijn onttrokken wordt aan een begeertewereld, die mij anders naar beneden zou
halen en mij zo mijn krachten zou ontnemen.
Ik meen, dat dit onderwerp hiermede voldoende duidelijk uiteen is gezet. Als iemand over
deze kwestie nog iets te vragen of op te merken heeft, wil ik dat nog gaarne beantwoorden.
Verder zou ik U aan willen raden om eerst te pauzeren.
Mag ik U even vragen: U heeft gesproken over de maanfasen. Zijn er in de 28 of 28 3/4
dag ook vier verschillende fasen, die een verschillende invloed op heet innerlijk hebben?
Inderdaad. Wij kennen vier fasen. De geestelijke fase, gevolgd door mentale fase, gevolgd
door de stoffelijke fase, met als laatste de begeertefase, die de laagste is. Duidelijk? Nog meer
vragen?
Hoe weet je, of iemand uit de lagere sferen je tracht te bereiken?
Over het algemeen, doordat er een sterk beroep op Uw begeerten wordt gedaan, zonder dat
daar op dat ogenblik een redelijke oorzaak voor aanwezig is,
Kunt U mij nog zeggen: de fasen, waar begin je die te tellen?
Dat is onmogelijk te zeggen, mijn waarde vriend.
Ja, maar ik bedoel die fasen van de maan?
Dat kan men niet zo precies zeggen. Dat kan wel een ieder voor zichzelf uitrekenen. Men kan
dan deze eigen ervaringen op de maanfasen projecteren. Men kan dus voor zichzelve het begin
van een dergelijke periode bepalen. Geestelijk ziet U b.v. een hoogtepunt, waarbij alle
inspiratie, die gevolgd wordt, blijkt inderdaad geheel goed te zijn. Het inspiratieve ogenblik,
dat een volledige oplossing van de problemen in het heden betekent.
Wij zien dan in de mentale periode een scherp worden van ons denk- en redeneervermogen,
iets, dat ook weer culmineert in een hoogtepunt waarbij het hoogste punt dan ten opzichte van
het eerste hoogtepunt over het algemeen + 7 1/4 dag verder ligt.
Wij benutten deze momenten natuurlijk niet altijd, want als wij dat zouden moeten aan doen,
dan zouden wij dag en wakker moeten liggen. Dat is op aarde helaas nog lang niet het geval.
Ik ken zelfs mensen, die een deel van de middag gebruiken om "even in zich zelve te keren".
Anderen maken weer van de dag een nacht en van de nacht een dag. Deze dingen betekenen
dus, dat niet altijd een ieder deze momenten gelijkelijk beleeft. Maar als U rekening houdt met
deze periode van 28 3/ 4 dag en U gaat die terug volgen over langere tijd, dan vindt U reeds
een aantal van die momenten, waardoor U kunt gaan vastleggen: "Hé, tóén was dus mijn
begeerteleven het sterktst, dáár was ik geestelijk het sterkst. Op dát punt was ik mentaal
meer dan normaal schrander en op dát punt bleek ik opeens stoffelijke bekwaamheden te
hebben Ik was handiger dan ik anders was". Laten wij het maar zo zeggen.
Wanneer U dan al die gebeurtenissen dan eens terug gaat brengen op een fase van de maan,
dan zult U zien, dat hier inderdaad van een weekverschuiving sprake is, zodra wij het op een
plan projecteren. Wij kunnen dan de voor ons gunstige punten dus in de maanfase vinden, dit
weer op de kalender noteren én er gebruik van maken. Maar dit is toch wel iets van ten hoogst
secundair belang, zou ik zo zeggen.
Men kan dit dus experimenteel voor zichzelf vaststellen?
Ja. Inderdaad. Vooral ook, omdat er, zoals gezegd, kwartdagen ver schil op kunnen treden van
type tot type. Wij hebben dat zoeven reeds gezegd. Wij baseerden dit dan op een grondplan
van 144. Als U dan die 144 deelt door 1/4, dan ziet U, dat er heel wat mogelijkheden zijn,
meer dan er dagen in de maanfase zijn. Er kan zelfs een gelijkheid van fase aanwezig zijn met
een volle verschuiving ten opzichte van het beroerde deel van het bewustzijn.
Wanneer U spreekt over een lagere sfeer, moeten wij ons dit dan voorstellen als iets, dat
binnen de stoffelijke wereld ligt, of ook als een onstoffelijke wereld?
Vanuit stoffelijk standpunt uit is elke wereld onstoffelijk, behalve de eigen stoffelijke. Wanneer
wij zeggen, dat een sfeer lager is, bedoelen wij hiermede dus niet, dat zij min of meer
stoffelijk is. Wel; een wereld, die beperkter is in haar mogelijkheden, zowel van uiting als van
bewustwording.

367
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 20 – 5 juli 1955

Leven er dan ook wezen van lagere sferen in onze eigen wereld?
Inderdaad. In Uw eigen wereld leven ook wel duisterlingen, evengoed als lichtdragers. Maar
het verschil is dan nog niet zo groot als het bij een onmiddellijke sfeerverandering is. Maar de
grens tussen de lagere wereld en het wezen, dat reeds in Uw wereld leeft en zich uit, is maar
heel dun. Vooral, indien het door zijn wezen nog sterk verbonden is met die lagere wereld. De
grenslijn naar beide zijden is maar een haar. Maar aan de andere kant is het zeer moeilijk om
haar geheel te doorbreken. Hoe dichter je erbij staat, hoe eenvoudiger het wordt overigens.
Vooral, wanneer je jezelve zozeer beheerst. dat je je gehele wereld vult en beide grenzen
gelijkelijk benadert. Dán krijgen wij te maken met het evenwichtsprincipe, wanneer ik mijzelve
in bewustzijn uitbreid, kan ik op de duur de boven mij en de beneden mij gelegen sferen
geheel in mij op nemen. Ik behoud zo een evenwichtigheid van leven bij een vergroting van
bewustzijn, waardoor ik dan weer het Goddelijke meer kan gaan benaderen. Maar dit hoort
eigenlijk in deze cursus niet thuis. Dat is meer een kwestie van de wetten van het Goddelijke.
Wanneer iemand bezig is met een poging om een hogere of een lagere wereld te
benaderen, voelen degenen in die sfeer dit dan als een onttrekking van kracht? U zei
zoeven, toen ik U vroeg, hoe je merken kunt, dat men tracht je te benaderen, je dat zou
kunnen merken aan het begeerteleven. Wordt dat dan op een persoon gericht? Voelt een
persoon dat?
Hét kan natuurlijk een gehele omgeving in deze sfeer betrekken, maar een bewustzijn is
noodzakelijk om tot een realisatie hiervan te komen. Wanneer dus een, persoon deze
benadering vaststelt, is er een contact en kunnen wij zeggen, dat zo'n. benadering van af dat
moment eerder tussen persoonlijkheden dan tussen werelden plaats vindt. Maar een lagere
wereld kan uitgrijpen naar Uw wereld en daar b.v. in een dood voorwerp contact vinden. Dat
merkt dan niemand, behalve, wanneer U met dat voorwerp in aanraking komt. Dan bemerkt
men het wel. Dan ziet U dat in de eerste plaats als een onttrekking van kracht. Het betekent in
de eerste plaats een verlaging en daardoor een vermindering van de hoeveelheid kracht, die U
uit de buitenwereld op kunt nemen. Dit, terwijl de in U aanwezigzijnde hogere krachten
gelijktijdig naar een lagere wereld worden getrechterd. In het begin dus inderdaad een
onttrekking van kracht. Maar Uw bewustzijn wordt haast automatisch verlaagd tot het peil van
degene, die U de kracht onttrekt. Dit peil betekent het aandringen van lagere impulsen in U.
Die blijven superieur, totdat U zich dit realiseert. Dan kunt U vanuit Uw eigen bewustzijn daar
weer hogere waarden tegenover stellen. Maar krijgt de Lagere wereld U inderdaad in zijn
macht, dan trekt zij U omlaag tot de laagste grens van die wereld. Door Uw realisatie van wat
zich afspeelt, kunt U echter gelijktijdig Uw verbinding met de hogere wereld in stand houden.
In een dergelijk geval geeft U zoveel kracht, door dat de geest, die met U verbonden is, óf wel
zichzelve in kracht moet verhogen - dan heeft U deze geest dus geholpen -óf wel deze kracht
in zichzelve niet meer kan verwerken en dus terug valt naar zijn eigen wereld. Duidelijk?
Deze dingen zijn niet zo ingewikkeld. Wanneer je er maar eenmaal een voorstelling van hebt is
het zelfs heel eenvoudig. Denkt U dus maar aan een hele reeks van zeeën, die door een laagje
van elkaar worden gescheiden en onder verschillende druk staan. Wij zeggen dan: De hoogste
zee is de zee w t de grootst mogelijke druk. Wanneer wij die met een lagere zee door een
pijpleiding verbinden, dan wordt het water van die laagste zee eenvoudig samengeperst tot
dezelfde druk door het water van die hogere zee. Ofwel het water van de laagste zee wordt
weggedrongen van de pijpleiding door het water van de hoogste zee. Indien nu een aanraking
van het water van de laagste zee noodzakelijk is voor het functioneren van de pijpleiding, dan
zal deze op dat ogenlik dichtslaan. Zij is niet meer in aanraking met het water van de lagere
zee en bevindt zich weer in haar eigen omgeving. Kunt U het zich zo enigszins voorstellen?
Dan zou ik zeggen, dat het voorlopig zo wel voldoende voor U is. Gaat U maar pauzeren.
Daarna krijgt U dan waarschijnlijk nog kort drie andere sprekers.
Goeden avond.
0-0-0-0-0
Goeden avond, vrienden,
Wij zullen allereerst nog even kijken, of er nog, vragen en problemen zijn, die U gaarne door
ons belicht wilt zien?
368
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 20 – 5 juli 1955

Ik heb gemeend uit het betoog van de vorige spreker op te moeten maken, dat onze
wereld, die voor ons toch objectief is. dit alleen maar voor ons is. Is dat zo?
Dat is inderdaad waar. U moet goed begrijpen, dat voor een kleuren blinde de zwart-wit
wereld met grijze tussentonen een objectieve wereld is. Dit, ofschoon daarin de kleur
ontbreekt die voor een normaal ziende toch ook weer een deel van die objectieve wereld
uitmaakt. Voor een dove is een wereld, waarin een hoop geruisen wegvallen, of misschien wel
alle geluid evenzeer een objectieve wereld als de wereld vol geluid voor U, die nog alles horen
kunt. Zo gaat het met Uw wereld ook. U ziet en beleeft Uw wereld maar heel erg beperkt. Dat
komt doordat de organen, die U heeft en die voor de waarneming bestemd zijn, ófwel niet
voldoende ontwikkeld zijn, ófwel om andere redenen niet in staat zijn de totale scala van alle
aanwezige factoren te registreren. Naarmate U minder kunt begrijpen en zien van Uw wereld
zal het beeld, dat U van de wereld krijgt, ook schets matig zijn. Op de duur kan de lijn zo
schetsmatig worden en het geen U wel waarneemt zo willekeurig in het totale beeld liggen, dat
voor U een irreëel bestaat, dat weliswaar voor U objectief lijkt, maar door het ontbreken van
een samenhang met andere waarden in werkelijkheid verwarrend op U kan werken. Zo is dan
Uw wereld voor U verwarrend door de onvolledigheid van beleving, die voor U binnen deze, Uw
wereld, mogelijk is. Is dit voldoende duidelijk zo?
Wij hadden hier zoeven een discussie over de mogelijkheid, dat er hier mensen rond
zouden kunnen lopen, die een vierde dimensie kunnen zien. Stoffelijk kunnen zien dan,
zoals naar voren wordt gebracht door Leadbeater.
Een vierde dimensie stoffelijk zien gaat niet.
Ruimtelijk zien, liever gezegd dan.
Ruimtelijk zien wel, ja. Dat gaat wel, omdat ruimtelijk zien een interpretatie is van ontvangen
indrukken binnen Uw eigen wereld. Dat is inderdaad mogelijk. Wat niet mogelijk is, is dus een
vierde dimensie met al zijn waarden in Uw wereld volledig beleven. Men kan wel enkele
verschijnselen er uit naar voren zien komen. Dat is een mogelijkheid, die in Uw wereld voor
veel individuen bestaat. Potentibel voor elke mens. Hiervoor mag ik U misschien wel verwijzen
naar de in de cursus "De Menselijke Psyche" gegeven verhandeling over de speciale
kwaliteiten, die in de frontale hersenlobben zijn gelegen. Er bestaat dus echter in het individu
wel degelijk de mogelijkheid om te komen tot een bewust, of onbewust, plaats vindende
splitsing van de ervaring ruimte en tijd, waarbij de tijd kan worden overbrugd door de gerichte
belangstelling, die tevens in de plaats treedt van de in Uw wereld gebruikelijke persoonlijke
verplaatsing. Wij verkrijgen dan een binding met een bepaalde plaats of persoon, waarbij: de
tijd of in de ruimte gelegen factoren worden ervaren als waren zij reeel. Voor de persoon, die
zich daar concentreert, is er dus: zien, horen, ruiken enz. Kortom: elke zintuigelijke waarne-
ming treedt voor die persoon als realiteit op, maar houdt een tijds- of ruimtelijke element in,
waarvan de persoon volgens het zijn van zijn eigen wereld in leven nog gescheiden is, het zij
door ruimte, hetzij door tijd.
Mag ik dan nog even aanvullen? Wij hadden het in deze discussie over het eventueel voor
kunnen stellen van een vierde stoffelijke dimensie. Mathematisch a.h.w. Dat is het eigenlijke
onderwerp van de discussie geweest, niet de tijd als vierde dimensie. Een vierde dimensie
wordt mathematisch voorstelbaar in die zin, dat U leeft in een besloten wereld. De
drie-dimensionale wereld in zich is besloten. Maar daarin treden reeksen van feiten op van nul
tot een punt, dat het laatste voor U nog kenbare, zodat het mogelijk wordt als hypothese de
reeks tot in het oneindige te verlengen. Op het moment, dat ik deze hypothese stel, kan ik dus
mogelijkheden, buiten mijn bereik van begrip liggen, als mathematische termen uit gaan
drukken. Wanneer er meerdere van die reeksen voor komen, kan ik dus mathematische
verhoudingen gaan berekeningen, die bestaan buiten mijn eigen wereld. Daarmede heb ik dus
inderdaad een meer dimensionaal bewustzijn reeds verkregen. Maar ik kan - en dat is wel de
grootste moeilijkheid - geen voorstelling omtrent die wereld hebben. Ik kan ze slechts gaan
herleiden tot bepaalde oorzaken en gevolgen in mijn eigen wereld en slechts aan de oorzaken
en gevolgen, binnen mijn beperking als resultaten kenbaar van de door mij als buiten mijn
wereld liggende waarden geconcipieerde waarden. Zo slechts kan ik komen tot een realisatie
daarvan. M. a. w. de mens dringt door b.v. in het wezen der Kracht. Maar hij kan het wezen

369
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 20 – 5 juli 1955

der Kracht als zodanig niet doorgronden. Hij kan dit pas gaan projecteren, wanneer hij komt
tot het atoom, waarin de werking kenbaar wordt.
Zo kwam de mens tot de atoomchemie, nietwaar? Iets, waarin op zich niet voor U herkenbare
waarden, die echter weer door vaststaande reacties in Uw wereld kunnen worden
geconstateerd, U een beeld geven. Dat beeld is natuurlijk op zichzelve weer onjuist, omdat
niet alle daarbij optredende factoren volledig en gelijkelijk in aanmerking worden genomen. Op
deze wijze is dus een vierde dimensie voor U vanuit Uw wereld bereikbaar en indien U het mij
toestaat om te zeggen;' Uw drie-dimensionale wereld is uiteindelijk niets anders dan een
waan, die gebaseerd is op het waarnemen van een reeks andere diemensies, maaar niet als
dimensie zelve. Als kruispunt van twee dimensies. Elke dimensie in Uw wereld is het resultaat
van het snijden van twee lijnen, die elk voor zich weer een dimensionaal vlak
vertegenwoordigen. Soms zelfs snijpunten van meerdere lijnen. Dat is voor de cijferhoofden
nog tamelijk gemakkelijk berekenbaar. Zij kunnen n. l. ook in cijfers denken, Kun je in cijfers
denken, dan kun je komen tot abstracte waarden. Dan kun je gaan rekenen met Aleph2 en
Aleph3 enz. Dus met het scheppende principe. Je kunt ook gaan rekenen met het
omvormingsprincipe Tau l. Tau 2 enz. Dan kun je mathematisch het totaal van de Schepping
uit gaan drukken Maar het is geen voorstelling. Het blijft een formule. Een uitdrukken van
werkingen, waarvan de factoren op zichzelf onbepaald blijven. Anderen noemen die
onbepaalde factoren dan wel "Tijd en Ruimte". Zijn er nog meer vragen? Niet? Dan neem ik
aan, dat de grootste problemen hiermede wel zo ongeveer zijn afgewerkt.
Wij zullen dus dan verder maar wachten tot de volgende keer, wanneer hetgeen de eerste
spreker heeft gebracht, ongetwijfeld1 nog tot vele vragen en vraagtekens aanleiding zal zijn.
Ik ga dan afscheid van u nemen en geef voor het slotwoord eerst nog even het woord over aan
één van de nieuwere sprekers, die zich nog kort tot U zal richten, Ik dank U voor Uw aandacht
en wens U ook een vlotte en prettige bewustwording.
Ik hoop, dat hetgeen ik heb mogen zeggen iets daartoe heeft mogen bijdragen.
Goeden avond.
0-0-0-0-0
Goeden avond, vrienden,
Na de zware materie, die U heeft doorgewerkt, kunnen wij misschien nog met een paar kleine
citaten en paar eenvoudige woorden de avond op een wat aangenamere wijze gaan besluiten.
Natuurlijk ben ik niet in staat om de schoon-woordigheid van een laatste spreker geheel te
imiteren, maar ik wilde toch Uw aandacht vragen voor enkele wijsheden, die naar ik meen ook
binnen deze kring zeer belangrijk kunnen zijn.
De wereld lacht altijd. Het is de mens, die weent, omdat hij het lachten der wereld niet
begrijpt.
Wanneer men de wereld niet kan zien als iets, dat afgezonderd staat van het beleven der
omgeving, van het leven der massa, van de persoonlijke emotie, is en blijft men altijd
gebonden in die wereld.
Wanneer echter de wereld lacht, dan lacht zij, omdat er strijd is. Het leven der wereld is strijd.
De persoonlijkheid verlangt naar vrede en zou eerst in de geborgenheid der vrede gelukkig
kunnen zijn. Wanneer zo de wereld lacht in de volheid van haar strijd, weent de mens.
In elk mens is een kaart der mogelijkheden getekend, die gelijk komt aan een landkaart,
waarop alle sferen werden weergegeven. Een groot netwerk van zenuwen, dat zich door de
mens heenvlecht.
Dit werd verder door een groot wijsgeer nog eens als volgt omschreven.
Het oneindige drukt zich uit in al het zijnde.
In de mens heeft het zich uitgedrukt als een samenwerking van beweging en vorm. Wanneer
in de mens de beweging niet aan de vorm gelijk blijft, dat ontstaat er in de vorm: ziekte,
370
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 20 – 5 juli 1955

ongeluk. Dan zijn de gedachten somber en lijkt het leven vaak een wreed spel met het
bestaan. Indien er een bekwaam arts komt en weet, waar de kanalen elkaar raken, kan hij
echter met een enkele puncture alle bewegingsreacties weer op de voor de vorm normale
spoed brengen. Zo kan hij het lichaam gezond marken en het probleem weg nemen. Een
wijsgeer ziet de wereld als een menselijk lichaam. waarop hij als geneesheer zijn puncture
aanbrengt. Hij ziet hoe verschillende oorzaken en gevolgen elkaar kruisen en daar weer
ongeluk ontstaat, doordat verschillende factoren van het bestaan niet juist werken, daar
brengt hij zijn prikkel aan met het woord, bewust, dat zijn prikkel op zich schade kan zijn,
maar ook wetend, dat zij binnen het netwerk van oorzaak en gevolg een gunstige en reële
waarde bergt.
Een kleine beschouwing, mijne vrienden, maar ik meen voor U toch wel belangrijk. Want in Uw
leven is er ook een netwerk van oorzaak en gevolg. Dat zijn uitingen, die moeten worden
gezien in onderling verband.
Wanneer U begrijpt, hoe Uw daden uit het verleden en Uw vrezen voor de toekomst tesamen
een zenuwlijn zijn van het netwerk "leven", dan kan men ook begrijpen, dat andere oorzaken
en gevolgen hiermee zullen kruisen. Men kan zelfs vaak zien, waar dezen ongeveer zullen
kruisen. Een sterke wilspoging kan dan betekenen, dat de gevolgen, die eerst schadelijk leken
te zijn, nu plotseling een gunstige werking verkrijgt en het totaal van verval en verwording,
dat gij in U zelven vreesdet, doet keren tot vergroot bewustzijn, grotere levensvreugde en
gezondheid.
Het is U misschien moeilijk, U dit netwerk van oorzaak en gevolg voor te stellen in de juiste
vorm. Daarom zou ik U graag nog een andere persoon aanhalen, die sprekende over oorzaak
en gevolg zei; Men zegt, dit is een oorzaak en dat is een gevolg. Maar ik zeg: Dit is het heden
weerkaatst in het verleden en de toekomst. In het heden kruisen zich altijd alle problemen,
alle resultaten van vroegere daden, die ik in de toekomst moet gaan beleven. Of ik nu zal
moeten gaan naar de grote duisternis en rondreizen als een komeet, duizenden jaren door
mijn eigen vuur gejaagd, of bij de hemelse Keizer mag vertoeven, gezien en geëerd in de
tuinen van zijn hof. Ik ben immers in het heden al deze dingen. Zo laat ik verstandig zijn,
anders brengt mijn denken een vrees voor de toekomst en nog een vrees voor het verleden.
Laat ik dan deze vrezen tegen elkaar strijden. Zij zullen mij dan een nieuw punt van
bewustzijn in het "nu" baren. Zo laat ik dan uit mijzelve de duisternis kunnen verbannen, die
mij anders naar de duisternis van bewustzijn zou kunnen verbannen. Bewust zal ik rust vinden
in de keizerlijke hof en de Chrysanthemum bewonderen in zijn gouden pracht, want ik ben vrij,
wanneer ik mijn zorgen tegen elkaar laat strijden. Ik zelve behoef dan niet te strijden.
Ook in deze filosofie kunt U iets vinden van de stellingen, die ik in het voorgaande naar voren
bracht. Begrijp mij goed: er is één richting, één houding, die je in en voor jezelf moet vinden.
Maar deel hiervan is de waarde, die in het "nu" ligt. Wanneer ik vrezen heb in het "nu", dan
zijn dit in werkelijkheid geen vrezen voor gebeurtenissen in de wereld. Het is altijd een vrees,
die uit mijn eigen persoonlijkheid in het heden voorkomt. Ik heb echter meestal vele dingen,
die ik vrees. Laat ik deze dingen dan tegen elkaar opwegen. Dan zal ik zien, dat mij slechts
weinig zorgen overblijven. Bovendien: Hoe minder ik vrees voor de toekomst, hoe gelukkiger
ik ben in het heden. Ja, hoe gelukkiger ik altijd zal kunnen zijn, omdat elk ogenblik, dat ik
werkelijk beleef voor mij altijd heden blijft.
Deze kleine filosofie is een speelse gedachte, die achter haar speelsheid waarden weet te
verbergen, waarin U ongetwijfeld ook esoterische leringen terug vindt. Meer nog dan dat: een
beginsel der magie. Want de ware magiër is degene, die de zorgen en problemen van het
heden tegen elkaar weet uit te spelen. Voordien vechten de machten des hemels zo goed als
de machten der hel. Hij zal zelve echter niet strijden. Slechts wanneer hij vergeet, dat al
hetgene hij uit, geheel moet worden beleefd, omdat het deel is van het "nu", kan hij
mislukken. Maar de magiër, die de toekomst kent en de toekomst voelt in zijn voorzorgen, die
de waarden doet spelen tegen elkaar, wetend, dat het resultaat in hem zelve terug keert, zal
het resultaat altijd zo berekenen, dat hij gelukkig kan zijn met zijn leven. Gelukkig zijn met het
leven in het "nu" is het enige, dat wij kunnen wensen, omdat wij zolang wij bestaan, altijd in

371
© Orde der Verdraagzamen
1953 – 1954 - Herenkring
Les 20 – 5 juli 1955

het heden bestaan zullen in het "nu", terwijl al het andere toch steeds een wereld van droom
en waan blijft.
Ik bracht U deze wat lichtere materie om U een ogenblik in de gelegenheid te stellen U ook
met wat minder technische materie even bezig te houden.
Goeden avond.
0-0-0-0-0
Goeden avond, vrienden,
Wij zullen gaan besluiten met een korte beschouwing, indien U dit prefereert, een korte
meditatie. Het onderwerp hiervan laat ik aan Uw eigen keuze over.

ONEINDIGHEID
Oneindigheid is een onvoorstelbaar iets voor elke mens. Hij spreekt wel over de begrippen
"eeuwig" en "eeuwigheid", hij lacht over de gedachte van beperkingen, maar hij ken; geen zijn
zonder grens.
De grenzen der mensheid zijn uiteindelijk de begrenzing van zijn waarnemingen in de wereld
buiten hem. Er dat één ding, dat echter voor elke mens en geest gelijkelijk onvoorstelbaar is in
zijn werkelijke waarde; de gedachte, dat het "ik" ooit op zal houden te bestaan. Dat het niet
meer zal zijn en het zal lijken, of het er nooit geweest is.
De eeuwigheidsgedachte, de oneindigheid, die in het bewustzijn bestaat, is ten nauwste
verbonden met het eigen "ik". De mens droomt van het grenzeloze en vindt het grenzeloze
alleen binnen de beperkingen van zijn eigen wezen.
Dit is het zinnebeeld van alle oneindigheid: Want niets kan oneindig worden genoemd, behalve
één ding: de gedachte.
De gedachte nu is het, die het "Niet" bepaalt en aan het "ik" de oneindigheid geeft. Wanneer
men gezeten is in stille overpeinzing en meditatie, terwijl de beelden der oneindigheid worden
opgeroepen, dan dwaalt de geest van sluier tot sluier in het eigen wezen. De belangrijkheid
van werelden verdwijnt. Het lijden der mensheid wordt tot nietigheid. God Zelve - het beeld,
dat men vereert -, wordt tot een marionet, door de waan naast het eigen wezen neer gezet en
gehanteerd door de onbewuste verlangens en begeerten van de mens. Alles valt weg, tot er
niets meer overblijft.
In een grote ruimte, die schijnbaar duister is, droomt de mens, dat hij "is". Er bestaat geen
tijd en geen licht en geen duister.
Er blijft alleen maar de ene gedachte; "Ik Ben". Men en geest voegen daar aan toe: "Hier",
ofschoon zij geen plaats kunnen bepalen. Dan vluchten zij terug, want de oneindigheid is voor
een eindig denken en zichzelve realiserend wezen niet te verdragen. Zij vluchten terug naar de
grote kamers van de geest, waarin voor de Rechteren en Broeders een besluit moet worden
genomen. Sommigen keren terug door de rode deur des levens en herbeleven hartstocht en
gebondenheid van het menselijk zijn. Anderen gaan door de witte poorten en leven in een
sfeer, die geen conflict kent, maar daardoor dan ook slechts moeilijk bewustzijn geeft.
Hoe het ook zij, wanneer zij terugkeren, zullen zij weer zeggen; "Ik" en dromen van
oneindigheid. Zij denken aan oneindigheid en kunnen uiteindelijk slechts stamelen; "ik". Maar
eens vervaagt zelfs dat laatste gestameld woord. Dan blijft alleen nog maar over:"Zijn". Zijn,
niet "ik", of leven of licht en duister, alleen ''Zijn". Dan is het of de begrenzing der dingen
wijkt, of innerlijk duister wordt, tot licht, of geheel het zijn wordt teruggebracht tot een klein
levenspunt, dat is als een stofje rondzwerven in het licht van een grotere wereld. Dan zegt het
stofje, stervend in het licht: "Oneindigheid heb ik leren kennen". Maar het herleeft en streeft
op tot groter bewustzijn en wereld, tot groter bestaan, want oneindig is het leven. Zolang zelfs
alleen het woord "zijn" nog bestaat, is er eindigheid en begrenzing. Misschien is eens ook dat
laatste verdreven. Maar dan is er ook geen licht meer.

372
© Orde der Verdraagzamen
1953 -1954 - Herenkring
Les 20 – 5 juli 1955

Dan is er geen zich gedragen weten door het Goddelijke. Dan is er een toestand, die alles in
zich draagt, wat eens is geweest en wat kan komen. Maar een toestand, waarin niets meer
denkt, zich het zijnde realiseert of slaapt, want in de nacht van Brahman is de oneindigheid
eerst geopenbaard.
Wanneer Brahman de lichten dooft, dan is er niets. Niets! Zelfs geen bewustzijn, Deze
toestand kan altijd weer bestaan. Maar moet het licht terugkeren, wanneer het weer dag
wordt, dan moet het woord worden gesproken. Dan is de gedachte ontwaakt en wordt de
oneindigheid weer begrensd door het leven.
Niet leven is de oneindigheid. Het niet-leven is de Kracht, waaruit alle leven is voortgekomen.
Daarom dragen wij in ons wezen de droom der oneindigheid. Misschien zullen wij eens een
punt bereiken, waarop "eeuwigheid" en "oneindigheid" voor ons vaste waarden worden, ook al
hebben onze voeten het pad nog niet gevonden, dat tot deze hoge bereiking eens kan leiden.
En hiermede, vrienden, dank ik U allen voor Uw aandacht en wens U een goeden avond.
0-0-0-0-0

373

You might also like