You are on page 1of 151

1

STUDIEGIDS


BESTUURSKUNDE / OVERHEIDSMANAGEMENT









Duale opleiding 2009-2010



HAAGSE HOGESCHOOL
ACADEMIE VOOR BESTUUR, VEILIGHEID EN RECHT

Johanna Westerdijkplein 75
2521 EN Den Haag
Tel. 070 445 8320
Fax. 070 445 8305
2
INHOUDSOPGAVE


1 Inleiding 6

2.0 Opleidingsprofiel Bestuurskunde/Overheidsmanagement (B/O) 7

2.1 Beroepsprofiel 7
2.1.1 De public manager 7
2.1.2 De beroepspraktijk van de public manager 7
2.1.3 Functies voor de public manager 8

2.2 Onderwijsvisie 9
2.2.1 Doel 9
2.2.2 Duaal onderwijs 9

2.3 Competentiegericht onderwijs 10
2.3.1 LOBO-competenties 10
2.3.2 Beheersingsniveaus van de competenties 12
2.3.3 Toetsing van de competenties, beroepsproducten 13

2.4 Samenhang programma 14
2.4.1 Leerlijnen 14
2.4.2 Studiepunten 15

2.5 Onderbouw: jaar 1 en 2 16
2.5.1 Jaar 1 16
2.5.2 Jaar 2 16

2.6 Bovenbouw: jaar 3 en 4 18
2.6.1 De duale praktijk en vraagsturing 18
2.6.2 Leerarbeidsplaats 18
2.6.3 Leerkring 18
2.6.4 POP en portfolio 19
2.6.5 Afstudeervarianten 19
2.6.6 Minors 19
2.6.7 Afstuderen 19

2.7 Professionele taalvaardigheid (PTV/Taallounge) 20

2.8 Studieloopbaanbegeleiding (SLB) 21

2.9 Premastertraject 22

2.10 Professionele gedragscode 22

2.10 Allumi 23

3.0 Organisatie van de opleiding 24

3.1 Organisatie, functies en taken 24
3.2 Staf en externe docenten 25
3.3 Bureau Onderwijsondersteuning 25
3.4 Examencommissie 26
3
3.5 Opleidingscommissie 26
3.6 Decaan 26
3.7 Vertrouwenspersoon 26

4.0 Vakken- en studiepuntenoverzicht B/O Duaaal 28

Blok 1
4.1 Bestuurskunde 1 30
4.2 Recht in een publieke omgeving 1 31
4.3 Economie en overheid 1 32
4.4 Organisatiekunde 1 33
4.5 Politicologie 34
4.6 Professionele Taalvaardigheid (PTV) 1 34
4.7 Loopbaanontwikkeling 1 36
4.8 Vrije keuzeruimte 37

Blok 2
4.9 Bestuurskunde 2 38
4.10 Recht in een publieke omgeving 2 39
4.11 Economie en overheid 2 40
4.12 Organisatiekunde 2 40
4.13 Organisatiepsychologie 40
4.14 Sociologie 41
4.15 Professionele Taalvaardigheid (PTV) 2 42
4.16 Loopbaanontwikkeling 2 42
4.17 Vrije keuzeruimte 42

Blok 3
4.18 Bestuurskunde 3 43
4.19 Overheid en informatiesamenleving 44
4.20 Analysevaardigheden 45
4.21 Professionele Taalvaardigheid (PTV) 3 46
4.22 Professional English 1 46
4.23 Loopbaanontwikkeling 3 47
4.24 Vrije keuzeruimte 47

Blok 4
4.25 Bestuurskunde 4 48
4.26 Bedrijfskunde in een publieke omgeving 49
4.27 Projectmatig werken 50
4.28 Professionele Taalvaardigheid (PTV) 4 50
4.29 Professional English 2 50
4.30 Loopbaanontwikkeling 4 52
4.31 Vrije keuzeruimte 52

5.0 Vakken- en studiepuntenoverzicht B/O Duaal 2 53

Blok 1
5.1 Beleidsvoorbereiding 54
5.2 Beleid en Maatschappij 55
5.3 Bestuursatelier beleidsvoorbereiding 56
5.4 English Research and Reporting 56
5.5 Competentiemanagement 1 57


4
Blok 2
5.6 Beleidsvorming 59
5.7 Beleidsmanagement 60
5.8 Bestuursatelier beleidsvorming 60
5.9 Projectmatig werken 1 61
5.10 Competentiemanagement 2 62

Blok 3
5.11 Beleidsuitvoering 64
5.12 Bestuur en organisatie 65
5.13 Bestuursatelier beleidsuitvoering 66
5.14 Projectmatig werken 2 66
5.15 Competentiemanagement 3: vrije keuzeruimte 67

Blok 4
5.16 Beleidsevaluatie 68
5.17 Multi-level governance 68
5.18 Bestuursatelier beleidsevaluatie 69
5.19 Projectmatig werken 3 70
5.20 Competentiemanagement 4: portfolio-assessment 70

5.21 Keuzevak: Organisaties en metaforen 71

6.0 Vakken- en studiepuntenoverzicht B/O duaal 3 72

Blok 1
6.1 Leerkring en portfolio 1 74
6.2 Leerarbeidsplaats 1 74
6.3 Minors 74

Blok 2
6.4 Leerkring en portfolio 2 75
6.5 Leerarbeidsplaats 2 75
6.6 Minors 75

Blok 3
6.7 Uitvoeren van onderzoek 76
6.8 Leerkring en portfolio 3 77
6.9 Supervisie 1 77
6.10 Leerarbeidsplaats 3 77
6.11 Minors 78

Blok 4
6.12 Leerkring en portfolio 4 79
6.13 Supervisie 2 79
6.14 Leerarbeidsplaats 4 79
6.15 Minors 79

Minors
6.16 Bestuurservaring voor jonge professionals 80
6.17 Bedrijfs- en organisatiemanagement 81
6.18 Globalisation 85
6.19 Neigbourhood governance 87
6.20 Globalisering 88
6.21 Beleid en politiek 88
5
7.0 Vakken- en studiepuntenoverzicht B/O duaal 4 89

7.1 Supervisie 3 t/m 4 90
7.2 Leerkring en portfolio 5 t/m 8 90
7.3 Leerarbeidsplaats 5 t/m 8 90
7.4 Afstudeervarianten 90
7.4.1 Public Management 90
7.4.2 Auditing & Consulting 93
7.4.3 European Public Management 94
7.4.4 Management Publieke Ruimte 96
7.5 Afstudeeronderzoek 96
7.6 Eindgesprek of afstudeerassessment 96

8 Opleidingsprofiel Management Publieke Ruimte 98

9 Jaarplanner B/O 2009-2010 ` 112

10 Onderwijs Examenreglement (OER) 113


11 Kaderregeling Studieadvies 146

6
1 Inleiding

Thans ligt voor u deel 2 van het Studentenstatuut, de studiegids van de opleiding
Bestuurskunde/Overheidsmanagement (B/O) voor het cursusjaar 2009-2010. Deel 1 van het
Studentenstatuut met daarin de rechten en plichten van alle studenten van de Haagse Hogeschool zal
onder verantwoordelijkheid van het Centraal Bureau van de Hogeschool via Intranet worden verspreid.
Ik raad u aan ook kennis te nemen van de inhoud van dit onderdeel van het Studentenstatuut.

Wij hebben besloten om dit studiejaar de studiegids alleen digitaal beschikbaar te stellen. De inhoud
van deze gids verschijnt op de Studentenportal en het Intranet van de hogeschool. Met deze studiegids
willen wij informatie verschaffen over de Haagse Hogeschool, de academie voor Bestuur, Veiligheid
en Recht (BVR) en de inrichting van het onderwijs bij de opleiding B/O alsmede over enkele
praktische zaken die voor het studeren aan onze opleiding van belang kunnen zijn. Tevens is in deze
studiegids het Onderwijs- en Examen-Reglement (O.E.R.) opgenomen. Ook de Kaderregeling voor
Studieadvies is toegevoegd.

De les- en lokalenroosters en de tentamen- en herkansingsroosters zullen bij aanvang van het
betreffende onderwijsblok via de Studentenportal bekend worden gemaakt. De jaarplanning voor dit
studiejaar is in de gids opgenomen.

Informatie die betrekking heeft op college- en inschrijfgeld en op de studiefinanciering kan men bij de
studentenadministratie, het bureau Voorlichting en de studentendecaan verkrijgen. Mevrouw T.
Beemsterboer is de decaan voor B/O. Voor informatie over de studievoortgang en problemen daarmee
zijn de studieloopbaanbegeleider en de tutoren van het 3e en 4e studiejaar de aangewezen personen.

De studenten worden opgeleid tot professionals voor de publieke sector. Tijdens de opleiding willen
we elkaar daarom al aanspreken op professionele omgangsvormen voor studenten en docenten. Deze
normen zijn in deze studiegids opgenomen.

Bij de samenstelling van deze studiegids hebben wij eerdere adviezen van de studentenleden van de
opleidingscommissie ter harte genomen. Opmerkingen van anderen over de inhoud van deze gids
zullen wij graag gebruiken om een volgende uitgave verder te verbeteren.

Tot 1 oktober kan het voorkomen dat informatie in deze gids wordt aangepast. Wij verzoeken u dan
ook om regelmatig de digitale informatiebronnen hiervoor te raadplegen.

De studiegids is geschreven in de hij-vorm. Hieraan heeft niets anders dan de bevordering van de
leesbaarheid ten grondslag gelegen.

Wij hopen dat deze studiegids een goede informatiebron is voor het studeren aan de opleiding B/O.


Drs. J. Tellegen-Willems, drs. M. Haverkamp
Teamleiders Bestuurskunde/Overheidsmanagement
7
2.0 Opleidingsprofiel Bestuurskunde/Overheidsmanagement (B/O)


2.1 Beroepsprofiel

2.1.1 De public manager
De opleiding B/O leidt op voor het beroep van public manager, dat wil zeggen een beroep waarin 'de
publieke zaak' het primaat heeft. De publieke zaak is in het geding in allerlei processen, die met elkaar
gemeen hebben dat ze orde(ning) aanbrengen en handhaven in de samenleving en dat bij de sturing
van deze processen een brede belangenafweging plaatsvindt. Met 'brede belangenafweging' wordt
bedoeld dat deze afweging het particuliere overstijgt. De kwesties en processen die het betreft kunnen
worden gekenmerkt door een conflictkarakter, maar dat hoeft niet het geval te zijn. Wezenlijker is het
dat de betrokken 'partijen' vaak in een aantal belangrijke opzichten van elkaar verschillen: in normen
en waarden (ethiek en beginselen), cultuur, doeleinden, belangen en macht. Ook verschillen de
betrokkenen in hun perceptie van het probleem. Daardoor ontstaat er een groot aantal variabelen
binnen zo'n probleem en wordt er door de betrokkenen zeer verschillend gedacht over de gewenste
oplossingsrichting en oplossingstrategie.

De agenda' van de public manager wordt gevormd door maatschappelijke problemen die door middel
van beleid worden opgelost of aangepakt. Public managers bepalen niet zelf hun agenda. Dat doen
anderen: publiek, politiek en pers. Public managers concentreren zich op de vraag wat goede
oplossingen kunnen zijn, en hoe deze het beste kunnen worden gerealiseerd. De public manager
handelt altijd met oog voor de mogelijkheden en de randvoorwaarden die het maatschappelijk stelsel
van rechtstaat, democratie en markteconomie biedt.

2.1.2 De beroepspraktijk van de public manager
Het werk van de public manager wordt gedomineerd door vier ontwikkelingen:

1. De dichotomie tussen 'publiek' en 'privaat'
'Publiek' verwijst naar het algemene belang, het particuliere overstijgend. 'Privaat' verwijst naar het
particuliere belang. 'Publiek' verwijst niet zonder meer naar de overheid, er is immers ook een 'private'
sector met publieke doelstellingen. Veel organisaties begeven zich op het middenveld tussen 'publiek'
en 'privaat', maar dat doet niets af aan de geldigheid en diepgang van het onderscheid. Het
fundamentele onderscheid tussen 'publiek' en 'privaat' blijft voortbestaan. Weliswaar wordt er veel
gesproken over 'hybride organisaties', maar het is discutabel of organisaties echt hybride worden. Wel
is het onmiskenbaar zo, dat in veel organisaties hybride (organisatie)culturen ontstaan.

2. Relationeel management
Het belang dat aan 'relationeel management' wordt gehecht is geen voorbijgaande trend, maar zal
blijven toenemen. Het gaat om meer dan alleen 'people management'. Van de public manager wordt
ook verwacht dat hij:
goed opgeleide mensen op basis van hun expertise bij elkaar brengt;
over emotionele intelligentie beschikt om menselijke mogelijkheden en voorwaarden van hun
samenwerking aan te voelen;
de noodzaak en effectiviteit van samenwerken beziet vanuit het perspectief van de publieke zaak;
bruggen slaat tussen maatschappelijke partijen en omgaat met conflicten tussen hen;
opereert in netwerken, teams en projecten;
reflecteert op de eigen rol in processen, in de organisatie en in de samenleving.

3. Informatie en Communicatie Technologie (ICT)
De invloed van ICT wordt steeds groter, niet alleen in algemeen-maatschappelijke zin, maar ook in de
werkzaamheden van de professional. Intern leiden de toepassingsmogelijkheden van ICT tot
veranderingen in de opbouw en de cultuur van de organisatie. Extern leiden toepassingsmogelijkheden
van ICT tot een grotere toegankelijkheid en openbaarheid van overheidsinformatie. Dit komt de
8
interactie tussen overheid en burger ten goede, hetgeen tot verschuivingen kan leiden in hirarchische
verhoudingen en machtsposities.

4. Europese dimensie
Het belang van de Europese dimensie wordt nog vaak onderschat. Europa is 'nationaal' geworden: dat
geldt niet alleen op het gebied van de wet- en regelgeving, maar ook de afstemming en cordinatie van
tal van activiteiten van de overheid die op Europees niveau plaatsvinden. Het expertisegebied van de
public manager kan niet langer beperkt blijven tot het Nederlandse domein. Het mag niet langer zo
zijn, dat we in Nederland met de toepassing van de Europese regelgeving worden 'geconfronteerd'.
Van de public manager wordt verwacht dat hij erop 'anticipeert'. Daarnaast is het steeds belangrijker
om inzicht te hebben in en om te kunnen gaan met de cultuurverschillen tussen verschillende Europese
landen, met name wat betreft de besluitvormingscultuur.

Vroeger was de public manager bijna automatisch een ambtenaar in dienst van een lokale, regionale of
nationale overheid. Tegenwoordig vindt hij door bovenstaande ontwikkelingen ook emplooi in andere
werkkringen:
organisaties in het 'verkeer tussen overheid en bedrijfsleven';
bedrijven en organisaties met een publieke taak, zoals organisaties op het gebied van veiligheid en
openbare orde, vervoersbedrijven, woningbouwverenigingen, belangenorganisaties, milieu-
instanties, uitkeringsinstanties (en organisatieadviesbureaus ten behoeve van deze bedrijven en
organisaties);
in internationaal verband.

In de dynamische, ambigue, interdependente, europeaniserende en internationaliserende samenleving
van de 21e eeuw is de public manager een onmisbare partner in governance.

2.1.3 Functies voor de public manager
Arbeidsmarktonderzoek en onderzoek onder afgestudeerden toont aan dat de public manager
werkzaam is in een breed scala aan functies en branches. Op basis van deze gegevens onderscheidt de
arbeidsmarkt een drietal typen functies:
De bewaker en beheerder van organisatieprocessen. Het ontwerpen van zulke processen is over het
algemeen een doorgroeifunctie. Namen: organisatie-adviseur, management-ondersteuning,
controller.
De beleidsmedewerker op voorbereidend, uitvoerend en evaluerend niveau. De taken kunnen meer
intern of meer extern gericht zijn. Namen: beleidswerker, consulent, beslissingsambtenaar.
De regisseur van beleidsprocessen. Over het algemeen is dit een doorgroeifunctie, maar op het
lokale niveau is het ook een startfunctie. Namen: projectleider, cordinator teamleider,
onderzoeksleider.

lntegraal perspectief
De genoemde functies hebben met elkaar gemeen dat de public manager vanuit een integraal
perspectief werkt. Hij is een 'spin in het web' van het maatschappelijk-politieke krachtenveld en:
overziet een besluitvormingstraject (van de voorwaarden tot en met de consequenties);
neemt het politieke krachtenveld in ogenschouw, waarin beslissingen al dan niet tot stand komen;
denkt strategisch;
draagt bij aan de vormgeving van een besluitvormingstraject (met inbegrip van financieel-
economische en juridische aspecten);
maakt zich snel en adequaat de vereiste inhoudelijke kennis eigen omtrent de materie van het
besluitvormingstraject.
De public manager is primair manager van processen, zowel intern als extern. Daarbij worden hoge
eisen gesteld aan zijn vaardigheden op het gebied van relationeel management. Of hij dat doet vanuit
een leidinggevende rol, of vanuit een andere, maakt voor het belang van relationeel management niet
uit.

9
Het beroepsprofiel van de public manager is niet beperkt tot een van de drie onderscheiden functies,
maar omvat nadrukkelijk alle drie. Daarmee is het een ambitieus beroepsprofiel. Een versmalling
ervan zou afbreuk doen aan de maatschappelijke behoefte aan generalistisch opgeleide public
managers op HBO-niveau.


2.2 Onderwijsvisie

2.2.1 Doel
De opleiding Bestuurskunde/Overheidsmanagement (B/O) stelt zich ten doel mensen op te leiden voor
de functie van public manager op bachelor+-niveau. Concreet zijn de doelstellingen de volgende:
De opleiding zorgt ervoor dat studenten aan het einde van de opleiding aan het beroepsprofiel
voldoen.
Bestuurskunde staat centraal en daaromheen staan de gebieden die daarmee onlosmakelijk
verbonden zijn.
De opleiding richt zich op alle lagen van het openbare bestuur, zowel regionaal als landelijk, en
leidt bovendien op voor de profit- en non-profitsector.
Alle curriculumonderdelen worden aangeboden in een bestuurskundige context: als er
bijvoorbeeld sprake is van vaardigheden, dan gaat het om beroepsvaardigheden van de
bestuurskundige.
De opbouw van de opleiding is ingevuld op basis van de competentieniveaus 1 tot en met 5. Zie
hiervoor paragraaf 2.3.
De opleiding is sterk praktijkgericht en gaat uit van een maximale synergie tussen werken en
leren.
Er is sprake van een opbouw in de integratie van kennis-, vaardigheids- en houdingselementen in
het onderwijsprogramma en in de toetsing.
Er is een variteit aan werkvormen en daarmee samenhangend een variteit aan toetsvormen. Deze
sluiten aan bij de verschillende leerstijlen van studenten en bij het multidisciplinaire karakter van
bestuurskunde.
Er is sprake van een groeiende zelfregie van de student. Deze uit zich in het binnen de kaders
vormgeven aan de eigen leerroute, zowel inhoudelijk als planmatig. Het programma verschuift van
sterk aanbodgericht in jaar 1 naar overwegend vraaggericht werken in jaar 3 en 4. De docentrol
verschuift van leidend in jaar 1 naar coachend in jaar 3 en 4.
De opleiding werkt met een POP en portfolio als belangrijke instrumenten voor het monitoren van
de voortgang in de competentieverwerving en het vormgeven aan de studieloopbaan.
Bestuurskunde is een talig vak: taalonderwijs neemt een belangrijke plek in het curriculum in, de
focus ligt hierbij op schriftelijke professionele taalvaardigheid.

2.2.2 Duaal onderwijs
Aan bovenstaande doelstelingen ligt de overtuiging ten grondslag dat de kracht van het onderwijs
bestaat uit het op elkaar betrekken van onderwijs en werk. Om die reden is de opleiding B/O een duale
opleiding. De studenten volgen in het eerste en tweede jaar van hun studie, de onderbouw, vijf dagen
onderwijs op school. In het derde en vierde jaar, de bovenbouw, zijn ze n dag in de week op school,
de overige vier dagen werken ze op een leerarbeidsplaats (LAP).
Om ervoor te zorgen dat de studenten bij aanvang van het derde jaar voldoende uitgerust zijn als
beginnend beroepsbeoefenaar, wordt in de eerste twee opleidingsjaren een surplus van kennis en
vaardigheden aangeboden. In het derde en vierde jaar wordt een onderwijsmethode gehanteerd die die
toenemende zelfregie faciliteert: de leerkring. In de leerkringen werken studenten aan inhoudelijke
producten, persoonlijke ontwikkelingsplannen en portfolios en vindt er terugkoppeling plaats over
leerervaringen op de werkplek. De tutor biedt naast inhoudelijke expertise, coaching en
leerplekbegeleiding aan. Studenten leren van elkaar mede doordat zij elkaar beoordelen.



10
2.3 Competentiegericht onderwijs

2.3.1 LOBO-competenties
In lijn met de algemene trend in het hbo is het beroepsprofiel vanuit een competentiegerichte
benadering in een opleidingsprofiel vertaald. Een competentie is de bekwaamheid om de verworven
kennis, inzichten, vaardigheden en houding zodanig te hanteren dat de functies, die in het
beroepsprofiel worden onderscheiden, adequaat kunnen worden vervuld.

De competenties waarover de public manager op bachelorniveau dient te beschikken, zijn vastgesteld
door het Landelijk Overleg Bestuurskunfe/Overheidsmanagement (LOBO). Deze LOBO-competenties
bestrijken een breed terrein: het gaat niet alleen om beleidskundige competenties, maar ook om
bestuurlijk-juridische, financieel-economische en organisatiekundige competenties. Samen vormen ze
geen gesloten geheel, maar eerder een open netwerk. In combinatie met het vereiste leervermogen
zullen de afgestudeerden deze competenties verder ontwikkelen, zowel in de diepte als in de breedte.

Het beroepsprofiel vormt de leidraad voor het benoemen en onderscheiden van de competenties
waarover de afgestudeerde in zijn functie van public manager dient te beschikken. De ontwikkelingen
in de beroepspraktijk en de functies die de afgestudeerde daarin vervult zijn reden om de competenties
van de public manager in drie rubrieken onder te brengen:
reflectie op de publieke taak;
de public manager aan de slag;
relationeel management.

De competenties in de eerste rubriek zijn vereist in al die situaties waarin de public manager wordt
aangesproken op zijn betrokkenheid. De competenties in de tweede rubriek vloeien voort uit het
integrale perspectief en het strategisch denken. In de derde rubriek staan de competenties waarover de
afgestudeerde dient te beschikken om te kunnen participeren in een van de belangrijkste
ontwikkelingen in de beroepspraktijk: relationeel management.

Hieronder volgt de volledige lijst van LOBO-competenties, ingedeeld in de drie rubrieken.

I. Reflectie op de publieke taak
Zonder maatschappelijke en politieke betrokkenheid kan een bestuurskundige hbo'er niet functioneren,
noch op het terrein van de publieke zaak, noch in de aanpak van bestuurlijke problemen. Hij moet zich in
zijn handelen bewust zijn van de sociale effecten van besluitvormingsprocessen en gevoel hebben voor
publieke moraal. Vereiste competenties daarvoor zijn:

1. Opereert vanuit kennis van grondslagen, inrichting en werking van het Nederlandse staatsbestel
(rechtsstaat, democratie, markteconomie, Europese samenwerking)
2. Opereert vanuit public service orientation, beschouwt burger als klant, stakeholder en partner
3. Houdt rekening met politieke, ideologische en culturele verschillen
4. Kan belangen, machts- en invloedsfactoren (formele en informele, feitelijke en potentile) benoemen
en hanteren
5. Kan ethisch verantwoord omgaan formele en materile beleidsvrijheid
6. Is bestand tegen complexe, slechts gedeeltelijk voorgestructureerde beleidsproblemen en onzekere
beleidsuitkomsten
7. Denkt breder dan het verband waarin hij werkt (waar relevant, internationaal)
8. Heeft kennis van relevante best practices
9. Kent actuele relevante wetenschappelijke literatuur (ook in het Engels)
10. Stijgt boven het uitvoerende werk uit en reflecteert hierop
11. Communiceert over visie op eigen rol en effectiviteit, vanuit verschillende perspectieven en belangen
12. Kan desgevraagd verantwoording afleggen voor doen en laten, en lering trekken uit opgedane
ervaringen
11
II. De public manager aan de slag
De ordening van de competenties is volgens de stappen van de plannings- en beleidscyclus. Deze
ordening maakt inzichtelijk over welke competenties de afgestudeerde dient te beschikken. Daarmee is
niet gezegd dat de werkzaamheden van de afgestudeerde in de praktijk ook volgens deze cyclus verlopen.

II.a Agendavorming
13. Kan maatschappelijke problemen herformuleren tot beleidsproblemen
14. Kan actoren effectief benvloeden (lobbyen)
15. Kan betrokkenen op gemeenschappelijke belangen mobiliseren
II.b Voorbereiding
16. Voert onderzoek van beleidsmatige of maatschappelijke aard uit
17. Analyseert de diversiteit aan probleem variabelen (economisch, juridisch, politiek)
18. Evalueert de inhoud van en het proces rondom bestaand beleid
19. Kan de relevante Europese regelgeving bepalen en verwerken
20. Kan politiek gevoelige issues onderscheiden
21. Kan een bestuursopdracht in zijn financieel-economische, juridische en besluitvormingsaspecten
voorbereiden
II.c Ontwerp
22. Vertaalt politieke issues in beleidslijnen en geeft alternatieven en prioriteiten aan, m.b.v. een plan van
aanpak
23. Leidt hoofdlijnen van beleid af uit een veelheid van beleidsdocumenten (dossiermanagement)
24. Maakt gebruik van eerder/ elders toegepaste oplossingstrajecten, en bepaalt daarbij de
vergelijkbaarheid met eerdere cases
25. Kan scenarios hanteren
26. Kan een krachtenveld- en actoren-analyse maken
27. Kan kansrijke oplossingsrichtingen en oplossingsstrategien bepalen
28. Checkt voorgenomen beleid op uitvoerbaarheid, haalbaarheid, beheersbaarheid, doelmatigheid,
rechtmatigheid en communiceerbaarheid
II.d Vaststelling/besluitvorming
29. Onderscheidt tussen voor bestuur relevante hoofd- en bijzaken
30. Formuleert compromissen
31. Maakt en presenteert een beleidsnotitie zodanig dat deze tot besluitvorming leidt
32. Kan kostendecisies en kostencalculaties maken en verantwoorden
Invoering
33. Kan besluiten vertalen naar uitvoeringsorganisaties en eerstelijnsuitvoerders
II.e Implementatie/uitvoering
34. Kan vastgesteld beleid implementeren
35. Kan bestuurlijk-juridische procedures begeleiden
36. Opereert bedrijfsmatig met oog voor de doelmatigheid van processen en de mogelijkheden van ICT
37. Kan met budgetverantwoordelijkheid omgaan
38. Monitort uitvoering en voortgang
Toezicht en handhaving
39. Kan informatie vergaren ten behoeve van toezicht en handhaving
40. Kan effectief ingrijpen om processen bij te sturen
12
II.f Evaluatie/reflectie
41. Analyseert en evalueert beleidsprocessen en beleidseffecten

III. Relationeel management
Relationeel management wordt in het beroepsprofiel tot een van de belangrijkste ontwikkelingen in de
beroepspraktijk gerekend. Om als public manager in deze ontwikkeling adequaat te kunnen handelen is
een aantal interactieve en interpersoonlijke competenties vereist:

42. Vangt signalen op uit de samenleving
43. Treedt dienstverlenend op naar het publiek (public service orientation)
44. Is een teamworker
45. Is gericht op samenwerking, brengt betrokkenen over onderlinge verschillen met elkaar in gesprek
46. Kan helder en correct communiceren (zowel schriftelijk als mondeling) met iedere doelgroep,
ongeacht maatschappelijke achtergrond en opleidingsniveau
47. Is communicatief duidelijk en besluitvaardig: weet om te gaan met spanningsvelden, conflicten en
belangentegenstellingen
48. Is onpartijdig en integer, heeft een duidelijk normbesef, kiest voor fair play
49. Heeft de sensitiviteit om zich in het standpunt van anderen te verplaatsen
50. Treedt op als onderhandelaar in contractrelaties
51. Stuurt projecten aan, benut (beleids-) netwerken en structureert een debat
52. Weet hoe draagvlak voor besluiten en win-win situaties te creren
53. Kan een proces op gang houden (vermijdt loopgraaf, fuik, en patstelling)

2.3.2 Beheersingsniveau van de competenties
Competenties zijn handelingsgericht. Niettemin laten ze in het midden tot op welk niveau de
handeling wordt beheerst. Dit is niet per competentie gespecificeerd, maar gevat in een algemeen
model dat aangeeft tot op welk niveau een afgestudeerde van de hbo-opleiding
Bestuurskunde/Overheidsmanagement de competenties beheerst. Dit model is opgezet aan de hand
van de sleutelbegrippen 'integraal perspectief' en 'relationeel management' uit het beroepsprofiel. Het
voldoet aan de bacheloreisen zoals de Haagse Hogeschool die heeft geformuleerd en bestaat uit de
zogenaamde Dublin descriptoren: vijf internationaal geaccepteerde niveaus waarop een competentie
kan worden beheerst. Deze niveaus zijn:
1. in samenhang met andere competenties;
2. in teamverband;
3. in wisselwerking met medewerkers van andere organisatie-eenheden;
4. in wisselwerking met actoren buiten de organisatie;
5. in wisselwerking met actoren of op probleemgebieden die nieuw zijn voor de organisatie-eenheid.

De competenties in het opleidingsprofiel zijn 'startcompetenties', dat wil zeggen de competenties van
de beginnende beroepsbeoefenaar. Over het algemeen correspondeert het hbo-niveau met
beheersingsniveau 4. Beheersing op niveau 5 vindt in de loop van de carrire plaats. Echter, gezien het
brede terrein dat de competenties bestrijken is het bij een aantal ervan niet reel om van de beginnende
beroepsbeoefenaar al een beheersing op niveau 4 te vereisen. Het betreft hier groeicompetenties'; in de
tekst is dit aangegeven met de formulering draagt bij aan.

De niveaus waarop de competenties worden beheerst zijn voor alle varianten als volgt verdeeld over
de vier studiejaren. De toetsing is daarop afgestemd:
Jaar 1: Niveau 1-2:
Kennisverwerving, herkennen, kennis hebben van bestaande discussies, bewustwording,
toepassing in gestructureerde omgeving, reflecteren en beperkt analyseren.
Jaar 2: Niveau 2-3:
Kennisverwerving, verdieping (aangeboden), ontwikkelen kritische blik, analyseren, toepassen in
beperkt gestructureerde omgeving.
13
Jaar 3: Niveau 3-4:
Kennisverwerving (gevraagd), verdieping (gevraagd), toepassing in authentieke werkomgeving,
reflectie, analyse en kritische blik.
Jaar 4: Niveau 4-5:
Kennisverwerving (gevraagd), verdieping (gevraagd), toepassing in authentieke complexe
werkomgeving, reflectie, analyse en kritische blik.

2.3.2 Toetsing van de competenties, beroepsproducten
Competentiegericht onderwijs krijgt slechts dan goed vorm wanneer bij de toetsing beroepsproducten
centraal staan. Om die reden worden de competenties gekoppeld aan beroepsproducten. Dit gebeurt
niet in termen van losse competenties, maar van samenhangende competentieclusters. Immers, het is
haast onmogelijk om competenties los te beoordelen, ze functioneren in samenhang met elkaar.
In onderstaande tabel is te zien waar deze keuze in de praktijk op neerkomt.

Ia Ib Ic IIa IIb IIc IId IIe IIf III
a
III
b
Beleidsplan x x x
Uitvoeringsanalyse x x
Evaluatieonderzoek x x
Managementrapportage x x x x
Procesbeschrijving x
Adviesgesprek/rapport x x x x x
Lobbyplan/gesprek/strategie x x x x x x
Klant-burgergesprek x x x
Netwerkanalyse x
Projectplan x x x
Begroting x
Beschikkingen x x x
Burgerbrieven x x x
Probleemverkenning x x x x
Event x x x x x x x x x x x

Cluster I is nog nader opgedeeld in subclusters:
Ia: (kenniscluster) 1,8,9
Ib: (houding) 2,3,5,7
Ic: (gentegreerd) 4,6,10,11,12.

Cluster III is nog nader is opgedeeld in subclusters:
IIIa: (team)processen managen: 44, 45, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53
IIIb: omgevingsgericht handelen: 42, 43, 46.

Het eerste jaar van de opleiding legt een kennisfundament. In dit jaar ligt de nadruk op de
kenniscomponent van de competenties. Deze worden in de meeste gevallen op het tweede niveau
getoetst. De methodische competenties worden in dit jaar op het eerste niveau getoetst.
In het tweede jaar verschuift de focus naar de methodische competenties; deze worden van niveau 1
naar niveau 3 getild. De kenniscompetenties worden verder uitgebouwd naar niveau 3. Aan het eind
van jaar 2 vindt een portfolioassessment plaats. Het portfolio bevat onder andere de beroepsproducten
die de student heeft geschreven en een orintatie op de leerarbeidsplaats. Daarmee is het
protfolioassessment een afsluitende voorbereiding op de lapperiode in jaar 3 en 4.
Voor het derde en vierde jaar geldt dat studenten na het vierde jaar op niveau 5 moeten zitten. Dit
wordt integraal getoetst aan de hand van de eindscriptie en een assessment. De onderwijsonderdelen
die worden aangeboden in het derde leerjaar moeten getoetst worden op niveau 4, die uit het vierde
leerjaar op niveau 5. Voor sommige competenties kan het niveau in jaar 3 al hoger liggen. Studenten
kunnen onder begeleiding voor een deel naar eigen inzicht hun leerroute bepalen. Zij leren, zowel
14
op hun leerarbeidsplaats als aan de hand van de door de opleiding geformuleerde opdrachten, in eigen
tempo aan bepaalde competenties te werken. De een gaat daar sneller doorheen dan de ander.
Studenten werken hun ontwikkeling uit in een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP). Het daaraan
gekoppelde portfolio levert de bewijsvoering voor de ontwikkeling. Studenten geven in het plan aan
welke groei ze willen doormaken, geformuleerd in competenties en niveaus. Aan het eind van een
periode reflecteren ze op de ontwikkeling en leveren ze daarvoor het bewijs. De ontwikkelpunten
worden in samenspraak met de leerkring en de werkgever geformuleerd. De groei wordt ook op beide
plaatsen besproken en beoordeeld, waarbij de werkgever een advies geeft over de beoordeling.

Aan het eind van het vierde jaar moeten de studenten de aspectsystemen binnen
(overheids)organisaties integraal beheren, op kennisniveau, analytisch niveau n interventieniveau.
Deze aspectsystemen bevatten de basisdisciplines die aan bestuurskunde ten grondslag liggen:
Techniek: Rechten en Economie (bedrijfskundige technieken)
Politiek: Politicologie (machts- en invloedfactoren)
Cultuur: Sociologie en Psychologie (omgevings- en gedragsfactoren).

De relatie tussen de verschillende basisdisciplines is weergegeven in de volgende figuur.











2.4 Samenhang programma

2.4.1 Leerlijnen
Het programma B/O kent twee centrale leerlijnen die de samenhang in het curriculum moeten borgen.
Dat zijn de bestuurskundelijn en de competentiemanagementlijn.

Bestuurskundelijn
Bestuurskunde is in jaar 1 het centrale vak dat in alle blokken terugkomt, aangevuld met de
basisdisciplines economie, sociologie, politicologie, psychologie en recht en de ondersteunende
disciplines Professionele Taalvaardigheid (PTV) en Studieloopbaanbegeleiding (SLB). In jaar 2 zit
bestuurskunde niet als apart vak in het curriculum, maar komt het wel terug in de bestuurskundelijn
met vakken als beleidsvorming, beleidsuitvoering, bestuur en organisatie en multilevel governance. In
jaar 3 en 4 wordt de bestuurskundelijn in de praktijk van de leerarbeidsplaats voortgezet.
Binnenschools verschuift de focus dan naar de leerlijn compentiemanagement.

Competentiemanagementlijn
Binnen de leerlijn competentiemanagement zijn persoonlijk ontwikkelingsplan en portfolio essentieel
om de ontwikkeling van de student te monitoren. Het persoonlijk ontwikkelingsplan is samen met het
portfolio een belangrijk aspect van monitoring van de ontwikkeling van de student. Bovendien is het
een instrument waarin de aansluiting tussen de onderbouw en de bovenbouw wordt vastgelegd.
Studenten geven in hun persoonlijk ontwikkelingsplan aan waar zij staan, wat zij nog nodig hebben
(met het oog op het beroepsprofiel en de competenties). In het portfolio draagt de student hiervoor de
Bestuurskunde
Sociologie
Psychologie
Politicologie
Recht
Economie
Ondersteunende vakken
15
bewijzen aan. In jaar 2 orinteert de student zich bijvoorbeeld op de werkplek en maakt hij hiervan een
dossier aan. Aan het eind van het tweede jaar vindt een portfolioassessment plaats. Dit vormt de basis
voor het persoonlijk ontwikkelingsplan in jaar 3. De student benoemt daarin de competenties en de
niveaus die hij beheerst en die hij wil ontwikkelen via onderwijsonderdelen of op de werkplek. Ook de
werkgever wordt betrokken bij het benoemen van de ontwikkelpunten van de student en geeft een
advies in de beoordeling. De student dient smart uit te werken hoe hij deze ontwikkeling denkt te
realiseren. In sommige gevallen zal hij zelfs in samenspraak met medestudenten en/of werkgever een
beoordelingskader maken.

In onderstaande figuur is de studieopbouw grafisch weergegeven. De rode lijn door het midden is de
leerlijn van de student.


2.4.2 Studiepunten
Het totale opleidingsprogramma heeft een omvang van 240 studiepunten. In de onderstaande tabellen
is weergegeven hoe de 240 studiepunten van de opleiding verdeeld zijn over de vier studiejaren. De
eerste tabel betreft de opleiding B/O duaal. De tweede en derde tabel hebben betrekking op
respectievelijk de MBO-instroom en MBO-doorstroom.

Puntentabel duaal
Jaar Blok Blok Blok Blok
Jaar 1 15 15 15 15
Jaar 2 15 15 15 15
Jaar 3 15 15 15 15
Jaar 4 15 15 15 15
Totaal 60 60 60 60

Puntentabel MBO-instroom
Jaar Blok Blok Blok Blok
Jaar 1 15 15 15 15
Jaar 2 15 15 15 15
Jaar 3 15 vrijstelling 15 vrijstelling 15 vrijstelling 15 vrijstelling
Jaar 4 15 15 15 15
Totaal 60 60 60 60

MBO-instroom: De studenten die MBO-4 afstudeerrichting Openbaar Bestuur hebben gevolgd buiten
het Mondriaancollege komen in aanmerking voor een driejarig traject. Redenen voor het verkorte
traject zijn de stage en de voorbereiding en reflectie hierop die ze tijdens de MBO-opleiding hebben
16
gevolgd. Uiteraard zijn de eindtermen waaraan de student moet voldoen dezelfde als die waaraan een
student moet voldoen die de standaardroute volgt.

Puntentabel MBO-doorstroom
Jaar Blok Blok Blok Blok
Jaar 1 7 (+ 8
vrijstelling)
8 (+ 7 vrijstelling) 15 15
Jaar 2 15 15 15 15
Jaar 3 15 15 15 vrijstelling 15 vrijstelling
Jaar 4 15 15 15 15
Totaal 60 60 60 60

MBO-doorstroom: Studenten van het Mondriaancollege met de afstudeerrichting Openbaar Bestuur
komen in aanmerking voor het zogenaamde doorstroomtraject. Tijdens het laatste half jaar van hun
MBO-opleiding volgen ze tegelijkertijd vakken aan onze opleiding. Indien ze instromen worden de
behaalde punten meegeteld en krijgen ze op grond van hun vooropleiding voor enkele vakken
vrijstelling. In jaar drie krijgen ze op basis van reeds vervulde stage korting op het aantal te vervullen
uren op de leerarbeidsplaats. Hierdoor stromen ze een half jaar eerder in in jaar 4, waardoor ze ook een
half jaar eerder kunnen afstuderen. Het doorstroomtraject is vastgelegd in een convenant met het
Mondriaan.


2.5 Onderbouw: jaar 1 en 2

2.5.1 Jaar 1
Kennisfundament en overzicht over een multidisciplinair domein
B/O heeft voor het eerste studiejaar doelbewust gekozen voor een accent op het actief verwerven en
toetsen van de benodigde kennis (het leggen van een kennisfundament). Hoewel binnen de
bestuurskundige praktijk de hoe-vraag centraal staat, moet er eerst een basis zijn die vorm geeft aan
het 'wat'. De student moet eerst bestuurskundige uitgangspunten en het publiek domein verkennen,
kennen en herkennen om de hoe-vragen te kunnen richten en toepassen. In ieder blok staat het
multidisciplinaire vak bestuurskunde centraal. Vanuit de basisdisciplines (economie, sociologie,
politicologie, psychologie en recht) worden vakeigen relaties gelegd met de bestuurskunde. Door
middel van een mix van toetsvormen wordt in de bestuurskundelijn de voortgang van de student in de
verschillende basisdisciplines gewaarborgd, waarbij in toenemende mate de nadruk op
interdisciplinariteit, probleemanalyse en probleemoplossingsvaardigheden komt te liggen.
Bijbehorende onderwijsvormen in het tweede halfjaar zijn projectonderwijs (kleinschalig
praktijkonderzoek) en inzicht in aspecten van de bedrijfsmatige overheid, en meer generieke
competenties zoals onderzoeksvaardigheden en projectmatig werken.

2.5.2 Jaar 2
Brug naar de leerarbeidsplaats
Het tweede jaar vormt een brug tussen het eerste jaar van het kennisfundament en het duale traject in
jaar 3 en 4. In het tweede jaar ligt de nadruk dan ook op de verdieping van kennis en op toepassing in
beroepsgerichte opdrachten. Als structuur geldt in het tweede jaar de tweedeling van enerzijds beleid
(het managen van maatschappelijke problemen) en anderzijds management (het managen van
organisaties in het publieke domein dan wel organisaties met publieke taken en het managen van
beleids- en bedrijfsprocessen).

Bestuurskundelijn
De bestuurskundelijn is opgebouwd aan de hand van de beleidscyclus, analoog aan het
competentiecluster De public manager aan de slag. Hierbij wordt deze cyclus als analysemodel en
niet als empirisch model gebruikt. De cyclus brengt ordening aan in het onderwijsprogramma, maar
het opdelen van het beleidsproces in strikt in inhoud en tijd van elkaar gescheiden fasen doet de
werkelijkheid tekort. Verder gaan we van een omgevingsgeorinteerde benadering uit. Dit komt tot
17
uiting in het vak Beleid en maatschappij in blok 1. Hier behandelen we de ontwikkelingen in de
maatschappelijke context die input leveren aan beleid. In Beleidsvoorbereiding staan verkennen,
onderzoeken en agendavorming centraal. In Beleidsvorming draait het om ontwerpen en
besluitvorming. Bij Beleidsuitvoering gaat het om implementatie, het uitvoeringsproces en handhaving
en bij Beleidsevaluatie ten slotte om controleren, verantwoorden, leren en veranderen of innoveren.
Analoog aan de PDCA-cyclus kunnen we spreken van voorbereiding (=pro-act), vorming (=plan),
uitvoering (=do & check) en evaluatie (=check & re-act). Twee curriculumonderdelen besteden
expliciet aandacht aan management in het publiek domein: Beleidsmanagement en Bestuur en
organisatie.
De bestuurslagen Rijk, Provincie, Gemeente en Europa komen uitgebreid aan bod. In de
respectievelijke bestuursateliers staat steeds n bestuurslaag centraal. Daarbij is nadrukkelijk wel
gekozen voor een netwerkbenadering; beleid maken en uitvoeren vindt plaats in een interactie tussen
verschillende actoren in het publieke, semi-publieke en private domein. In het vak Multilevel
Governance komen alle onderdelen samen: beleid, politiek, sturing en management en de
verschillende bestuurslagen bezien vanuit Europa in interactie met de brede omgeving. De
basisdisciplines van bestuurskunde komen in alle onderdelen terug. Soms zijn ze afzonderlijk te
herkennen, vaker zijn ze integraal verweven in de behandelde stof.

Competentiemanagementlijn
Binnen de leerlijn competentiemanagement zijn persoonlijk ontwikkelingsplan en portfolio essentieel
om de ontwikkeling van de student te monitoren. Het persoonlijk ontwikkelingsplan is samen met het
portfolio een belangrijk aspect van monitoring van de ontwikkeling van de student. Bovendien is het
een instrument waarin de aansluiting tussen de onderbouw en de bovenbouw wordt vastgelegd.
Studenten geven in hun persoonlijk ontwikkelingsplan aan waar zij staan, wat zij nog nodig hebben
(met het oog op het beroepsprofiel en de competenties). In het portfolio draagt de student hiervoor de
bewijzen aan. In jaar 2 orinteert de student zich bijvoorbeeld op de werkplek en maakt hij hiervan een
dossier aan. Aan het eind van het tweede jaar vindt een portfolioassessment plaats. Dit vormt de basis
voor het Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP) in jaar 3 en 4 (zie paragraaf 2.6.4).
Projectlijn
Naast de bestuurskundelijn en de competentiemanagementlijn is er in het tweede jaar een projectlijn.
Door middel van projecten worden de studenten voorbereid op hun toekomstige leerarbeidsplaats en
de beroepspraktijk. De projecten bestaan uit complexere en omvangrijkere opdrachten dan in jaar 1 en
vragen dan ook een grotere zelfstandigheid en verantwoordelijkheid van de studenten. Ze noodzaken
een aanvulling van de samenwerkingsvaardigheden met doelmatige planning en zelfsturing van het
teamwerk. Een grondige analyse vooraf, het opstellen van een Plan van Aanpak, het verdelen van
taken en het planmatig uitvoeren (zo nodig na bijstelling van het Plan van Aanpak) van de opdracht
zijn hierbij essentile onderdelen.
De input voor de projecten komt veelal vanuit het werkveld. Hiervoor worden partijen in het netwerk
benaderd, zoals de gemeente Schiedam, waar voor de wethouder Milieu een opdracht wordt
uitgevoerd. Een ander voorbeeld is Het huis van de democratie, waar het Ministerie van
Binnenlandse Zaken en de gemeente Den Haag als opdrachtgevers functioneren. In opdracht van de
gemeente Den Haag wordt een lobbyplan opgesteld voor verschillende groeperingen met het oog op
de ontwikkeling van krachtwijken.

Voorwaarden voor LAP
De student moet in het tweede jaar zijn propedeuse hebben en tenminste 51 studiepunten uit het
tweede jaar hebben behaald om op lap te mogen. Het studiejaar wordt afgesloten met een
portfolioassessment dat de student 1 studiepunt oplevert. Ideaal zou natuurlijk zijn als de student
gewoon 60 studiepunten per studiejaar zou behalen.
18
2.6 Bovenbouw: jaar 3 en 4

2.6.1 De duale praktijk en vraagsturing
In het derde en vierde jaar staat de werkervaring in de beroepspraktijk centraal. Met behulp van
stevige ondersteuning werkt de student steeds meer vraaggestuurd. In de praktijk blijkt waar de
lacunes in de competentieverwerving van de student bestaan of waar een nadere verdieping wenselijk
of noodzakelijk is. In samenspraak met de werkgever wordt een leerplan opgesteld. Dat betekent ook
dat de beroepspraktijk in toenemende mate onderdeel is van toetsing. Kennis staat in de toetsing niet
meer op zichzelf, maar staat in dienst van het gebruik in de praktijksituatie. De
competentiemanagementlijn staat in jaar 3 en 4 centraal. In de loop van de opleiding verschuift de
toetsing van afzonderlijke competentieaspecten als kennis, vaardigheden en attitudes, naar de integrale
beoordeling van competenties als geheel. De toetsing is in toenemende mate gericht op het meten van
de kwaliteit van de uitvoering van beroepscompetenties in gesimuleerde of authentieke
beroepssituaties, zoals assessments, bij het opstellen van beroepsproducten en in de dagelijkse
beroepspraktijk: de leerarbeidsplaats.

2.6.2 Leerarbeidsplaats
De kwaliteit van de leerarbeidsplaatsen wordt op de volgende wijzen geborgd.
De leerarbeidsplaats wordt op voorhand getoetst. De student moet een functie hebben op het
niveau dat aansluit bij het niveau van de opleiding en de functie moet passen binnen het beroeps-
en competentieprofiel. Administratieve taken kunnen deel uitmaken van de werkzaamheden, maar
mogen niet overheersen, en het werk moet mogelijkheden bieden tot competentieontwikkeling
(niveau 5 aan het eind van jaar 4). In het eerste halfjaar van het duaal traject maakt de student
kennis met betaald werk en met de organisatie, en juist in die periode is ruimte voor en
begeleiding in ontwikkeling onontbeerlijk.
De student leert op de werkplek aan de hand van POP/portfolio. Aan het begin van het traject
worden afspraken gemaakt tussen de student, de werkplekbegeleider en de tutor. Gedurende het
verblijf op de leerarbeidsplaats wordt gemonitord of de student zich aan de afspraken houdt.
Tevens wordt de werkplekbegeleider betrokken bij de toetsing van POP/portfolio.
Als het in de praktijk anders blijkt te lopen, vindt er een gesprek tussen tutor en werkplek plaats
om bij te sturen.
Als dat niet blijkt te werken, gaat de student naar een andere leerarbeidsplaats. Daarbij kan een
werkgever uiteindelijk als ongeschikt voor lappers worden aangemerkt. De bovenbouwcordinator
heeft hier een signalerende en bewakende rol.
De docenten gaan regelmatig op werkbezoek bij partijen in het veld. Studenten worden stevig
begeleid tijdens hun dienstverband. De tutor gaat per lapcontract twee keer langs voor een gesprek
met de werkgever. Dankzij deze begeleidingsgesprekken is er ruim gelegenheid voor afstemming
over ontwikkelingen in het veld.

2.6.3 Leerkring
Een leerkring is een begeleidingsinstrument in de vorm van een groep die bestaat uit een aantal
studenten en n (beoordelingsgemachtigde) procesbegeleider (tutor). In de leerkring wordt door
samenwerkend leren gewerkt aan de individuele ontplooiing van de student. Professionaliteit, eigen
meesterschap en de integratie van binnenschools en buitenschools leren staan hierbij centraal.
Deze doelstelling valt uiteen in vier hoofdtaken:
1. Het identificeren van competenties waaraan zal worden gewerkt.
Studenten formuleren een visie op de eigen loopbaan en kiezen de competenties die bij deze
eindvisie horen en die nog niet ontwikkeld zijn in een eerdere fase van de studie.
2. Het vaststellen (uitwerken) hoe deze competenties worden bereikt.
Studenten maken een stappenplan waarmee ze helder maken hoe men denkt de competentie te
ontwikkelen.
3. Het ontwikkelen van competenties (meten en bijsturen).
Studenten rapporteren vervolgens hoe de competentieontwikkeling daadwerkelijk verloopt.
4. Het koppelen van leerervaringen buiten school (op de werkplek) en binnen scchool.
19
Studenten brengen hun problemen en ervaringen in, treden op als elkaars denktank bij het
bespreken van casuistiek en dragen op de lapplek opgedane kennis en kunde over aan hun
medestudenten.

In jaar 4 komt er nog een doelstelling bij:
5. Het werken aan scripties/afstudeeropdrachten.
Studenten maken in de kring hun onderzoeksopzet, geven elkaar feedback op die opzet, steunen
elkaar bij het werken aan de scriptie/de opdracht, geven elkaar feedback op tussen- en
eindrapportages. De kring is een onderzoekslaboratorium waarin studenten zelf praktijkgericht
onderzoek uitvoeren maar ook kunnen leren van onderzoekservaringen van medestudenten

2.6.4 POP en portfolio
Binnen de leerkring wordt o.a. gewerkt met een Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP) en een
portfolio.. In het POP plant en beschrijft de student de eigen leerweg en refelcteert hij hierop. Hij
verzamelt bewijzen van kennen en kunnen, van geleverde prestaties en linkt deze aan de competenties
en het niveau waarop hij ze beheerst. Het POP vormt de verbinding tussen de binnen- en buitenschools
leren en tussen school en toekomst. Daarom wordt ook de werkgever bij het benoemen van de
ontwikkelpunten van de student betrokken en geeft hij een advies in de beoordeling. De student dient
smart uit te werken hoe hij deze ontwikkeling denkt te realiseren. In sommige gevallen zal hij zelfs in
samenspraak met medestudenten en/of werkgever een beoordelingskader maken.

2.6.5 Afstudeervarianten
De student kiest een van de volgende afstudeervarianten:
Public Management
Auditing & Consulting
European Public Management
Management Publieke Ruimte
Zie voor een beschrijving van deze aftsudeervarianten de paragrafen 7.4.1, 7.4.2, 7.4.3, 7.4.4 en
hoofdtsuk 8.

2.6.6 Minors
De student kiest in jaar 3 naast zijn afstudeervariant een van de volgende minors:
Bestuurservaring voor jonge professionals
Bedrijfs- en organisatiemanagement
Globalisation
Neigbourhood governance
Globalisering
Beleid en politiek

Zie voor een beschrijving van de minors de paragrafen 6.16, 6.17, 6.18, 6.19, 6.20 en 6.21.
2.6.7 Afstuderen
De drie onderdelen waarop studenten B/O worden beoordeeld bij het afstuderen zijn het schriftelijk
beroepsproduct (of soms nog de scriptie), het assessment en de leerarbeidsplaats in combinatie met de
competentieontwikkeling.

Geschreven beroepsproduct
In de eerste plaats moeten studenten een geschreven beroepsproduct afleveren. De formulering van
deze opdracht komt tot stand in samenspraak met de lap-werkgever van de student en de tutor. De
medestudenten spelen een adviserende rol via de leerkring (peer assessment). Lap-werkgever en
medestudenten zijn ook betrokken bij de beoordeling van het beroepsproduct, in zoverre dat zij een
advies geven aan de tutor.

20
Assessment
In de tweede plaats worden afstuderende studenten onderworpen aan een assessment. Dat vindt plaats
in een realistische context met externe experts uit het werkveld als rollenspelers. De assessoren en
beoordelaars zijn speciaal daarvoor opgeleide docenten. De assessoren geven een oordeel op basis van
vooraf geformuleerde criteria en ontvangen een advies van de rollenspelers. Het assessment is
ontwikkeld in nauwe samenwerking met het beroepenveld en wordt op basis van evaluaties
geactualiseerd. Overigens worden alle assessments op film vastgelegd; mocht er discussie zijn over de
beoordeling, dan kan er terug worden gevallen op de opnames.

Leerabeidsplaats
In de derde plaats worden studenten voor hun afstuderen beoordeeld op hun prestaties op de
leerarbeidsplaats. Dat oordeel wordt gebaseerd op de uitkomst van meerdere voortgangsgesprekken
met de werkgever, een advies van de werkgever over het cijfer en een advies van de medestudenten in
de leerkring op basis van het portfolio dat de student dient aan te leveren (peer assessment).

Portfolio
Het portfolio wordt ingezet als middel om aan te tonen dat de afstudeerder voor alle onderdelen van
het competentieprofiel presteert op niveau 5. In het portfolio neemt de student de totale lijst met
competenties op. Hij geeft onderbouwd weer in welke fasen van de LAP welke competenties aan de
orde zijn gekomen, hij reflecteert erop, levert waar mogelijk bewijsmateriaal aan en beargumenteert
voor elke competentie (of competentiecluster) dat hij deze op het afstudeerniveau beheerst.

Procedure
De procedure voor het afstuderen bestaat uit drie fasen, corresponderend met de drie
afstudeeronderdelen:
Studenten werken in blok 3 en 4 van het laatste jaar aan hun onderzoek, wat uitmondt in een
beroepsproduct. Pas nadat er een voldoende beoordeling voor dit onderdeel is gegeven, kan de
student deelnemen aan het assessment. Een student kan op ieder gewenst moment voor een
beoordeling van het beroepsproduct in aanmerking komen.
Gedurende het hele jaar kan beoordeling van de leerarbeidsplaats plaatsvinden door de genoemde
drie partijen. Een student kan pas afstuderen (deelnemen aan het assessment) als dit onderdeel met
een voldoende is afgerond.
Op meerdere van tevoren vastgestelde momenten gedurende het jaar hebben studenten de
mogelijkheid om deel te nemen aan het assessment.

Werkgevers
Werkgevers zijn betrokken bij het beoordelen van het niveau van de afstudeerder op een aantal
manieren:
Zij beoordelen het niveau van de werkzaamheden op de werkplek in reguliere functionerings- en
beoordelingsgesprekken. Zij koppelen terug naar de opleiding bij de beoordeling. Hierbij wordt de
vraag gesteld of de student op niveau 5 functioneert.
Zij beoordelen de competentieontwikkeling bij de evaluatie van POP en portfolio van de student/
werknemer.
Zij beoordelen het niveau van het geschreven eindproduct (veelal als opdrachtgever).
Zij zetten een kritische situatie neer waarin de afstudeerder het beroepsproduct toelicht en er
draagvlak voor verkrijgt. Zij geven op dit punt adviezen over het niveau aan de tutoren.


2.7 Professionele taalvaardigheid (PTV/Taallounge)

Omdat taal net zo belangrijk is voor de bestuurskundige als zuurstof, is het taalprogramma binnen de
opleiding sterk neergezet.
Het doel van PTV/Taallounge is tweeledig. Enerzijds werd geconstateerd dat veel eerstejaars niet de
schriftelijke taalvaardigheid bezitten die van beginnende HBO-studenten verwacht kan worden. Voor
21
een talige studie als bestuurskunde is het zeer belangrijk dit probleem zo vroeg mogelijk aan te
pakken. Daarom is ervoor gekozen al meteen in het eerste studiejaar studenten bewust te maken van
het belang van een goede schrijfvaardigheid en hen te stimuleren om actief aan de ontwikkeling van
hun schrijfvaardigheid te werken. Het tweede doel van PTV/Taallounge is studenten te trainen in het
talige aspect van de specifieke beroepsproducten van de public manager.
De ruggengraat van het PTV-programma van het eerste jaar vormen de schrijfopdrachten: kleinere
tekstsoorten als uiteenzetting, persbericht, speech en voorlichtingsbrief. Verder is een basistest
Nederlands ontwikkeld, een toets met (ook) een formatief karakter die aan het begin van het eerste
studiejaar wordt afgenomen en die een beeld geeft van de basale taalvaardigheid van de studenten. Op
grond van de resultaten van de basistest en de schriftelijke feedback van de docent, maakt de student
een leerdoelenlijst. Het belang dat de opleiding toekent aan het propedeuseonderdeel PTV is
uitgedrukt in het aantal studiepunten dat studenten ermee kunnen verdienen: 4.
Het tweede jaar bouwt voort op de vaardigheden die zijn verworven in de propedeuse. In het tweede
jaar is PTV niet meer als zodanig in het programma aanwezig. Het schrijven gebeurt nu in het kader
van het bestuursatelier. Studenten schrijven beleidsteksten en worden wanneer het taalniveau daarvan
nog onvoldoende is begeleid door de PTV-docenten.
In Jaar 3 en 4 wordt incidentele begeleiding gegeven aan studenten die daarom vragen. Buiten het
gewone curriculum verzorgt de Taallounge verder nog speciale taalbegeleiding voor anderstalige
studenten.


2.8 Studieloopbaanbegeleiding (SLB)

Waar de studentenbegeleiding voorheen vooral tot uitdrukking kwam in de twee mentorgesprekken
per jaar, werkt de opleiding sinds 2005 met een duidelijke visie op studieloopbaanbegeleiding (SLB).

SLB maakt onderdeel uit van de competentiemanagementleerlijn.

De inrichting van SLB ziet er als volgt uit:

Jaar 1
orintatie van de student op de opleiding en het beroepenveld
orintatie van de opleiding op de studenten
aanreiken van studievaardigheden.

In het eerste blok van het eerste studiejaar ligt de nadruk van SLB op de praktische kennismaking met
de opleiding. De student maakt kennis met de opleiding, het gebouw, de verschillende diensten, de
studiehandleiding en het OER. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de al dan niet juiste studiekeuze
van de student, dit vanwege de februariregeling en met het oog op studiesucces.
SLB is opgesplitst in klassikale begeleiding en individuele begeleiding. In het eerste jaar wordt tijdens
de klassikale bijeenkomsten de rode draad: Wie ben ik, waar kom ik vandaan en waar wil ik naar
toe? gehanteerd, ontleend aan het pedagogy of excellence-programma van de UCLA, waarmee de
opleiding heeft samengewerkt. In het tweede en derde blok wordt begonnen met de vaardigheden
vergaderen en presenteren. Er wordt aandacht besteed aan het begrip competentie en aan de 53
competenties die behoren tot het profiel van de bestuurskundige. De individuele begeleiding bestaat in
het eerste studiejaar in elk geval uit drie maar meestal uit vier individuele gesprekken. Het eerste
gesprek betreft een kennismakingsgesprek en de andere gesprekken zijn studievoortgangbesprekingen.
Daarbij wordt de student uiteraard gevraagd of hij ook eigen onderwerpen wil inbrengen. Deze
gesprekken worden tevens gevoerd in het kader van de Kaderregeling Bindend Studieadvies. Aan het
begin van het studiejaar start de student met het bijhouden van een portfolio.

Jaar 2
voorbereiden op en solliciteren naar de leerarbeidsplaats
ontwikkelen competenties cluster 3
22
monitoren gehele competentieontwikkeling via portfolio
portfolioassessment eind jaar 2
introductie leerkringen

In het tweede studiejaar worden met de student in elk geval drie individuele gesprekken gevoerd (of
meer indien nodig). Deze gesprekken gaan hoofdzakelijk over het behalen van de propedeuse, als die
nog niet behaald is. Verder over het onderdeel van het werkveld dat het best zou passen bij de student,
SWOT, netwerken, sollicitatiestrategie, mogelijke studievertragende factoren. De student is altijd vrij
om ook eigen onderwerpen in te brengen of extra individuele gesprekken aan te vragen.

Tot slot zit er in de competentieleerlijn ook een vrijekeuzemodule voor drie studiepunten, waarmee de
totale leerlijn 12 studiepunten omvat. Lopende zijn studie houdt de student steeds zijn portfolio bij;
aan het eind van het derde blok moet hij dat inleveren bij zijn SLB-docent. Er is een lijst van
producten die in het portfolio aanwezig moeten zijn.

Jaar 3 en 4
buitenschools leren staat voorop;
SLB in leerkring; leren van en met elkaar (peer assessments) met de tutor als coach;
tutor neemt rol van SLB'er over, is tevens contactpersoon van de leerarbeidsplaats;
coaching op de werkplek via coachingsgesprekken en bespreking van het POP.

De focus in jaar 3 ligt op het kennismaken met de leerarbeidsplaats en competentieontwikkeling in de
beroepspraktijk; er wordt gewerkt aan een POP gericht op de eigen loopbaan in het werkveld. De
focus in jaar 4 ligt op het verdiepen van de competentieontwikkeling in de beroepspraktijk en het
afstuderen. In de deeltijdopleiding ligt de verantwoordelijkheid voor het buitenschoolse leertraject
uitdrukkelijk bij de student. De studiebegeleiding houdt rekening met de doelgroep van volwassenen
met ervaring in het werkveld.


2.9 Premastertraject

De opleiding heeft samen met de Rijksuniversiteit Leiden een pre-mastertraject opgesteld zodat de
HBO-studenten kunnen doorstromen naar het masterprogramma van de Rijksuniverstiteit Leiden (zon
10% van de studenten stroomt door naar deze universiteit). Er is regelmatig contact met de RUL,
onder andere over de kwaliteit van onze instromers in de masters. De feedback van de RUL is
buitengewoon positief. Studenten die het traject binnen de opleiding hebben gevolgd, behalen voor de
pre-mastervakken een 90%-slagingsscore, terwijl dit voor de overige deelnemers slecht 60% is. Een
ander deel van onze studenten stroomt door naar de master van de Ersamus Universiteit. Er is
regelmatig maar niet systematisch contact met deze universiteit. Studenten blijken in redelijke mate te
voldoen, maar er is een merkbaar verschil met de studenten die binnen B/O de pre-master hebben
gevolgd.

Voor het pre-mastertraject is afgesproken dat de Rijksuniversiteit Leiden een oordeel geeft over de
kwaliteit van het opgeleverde eindproduct in verband met de aansluiting met het masterjaar aan de
universiteit.


2.10 Professionele gedragscode

Als docenten en studenten gaan we professioneel met elkaar om. Daarbij hanteren we de volgende
uitgangspunten:
We beginnen op tijd en we eindigen op tijd.
We verstoren de les niet en zorgen ervoor dat anderen zich kunnen concentreren.
We eten niet tijdens de les.
23
We houden ons aan de roosters.
We gaan respectvol met elkaar om.
We bereiden lessen en bijeenkomsten voor.
We spreken elkaar altijd aan op onprofessioneel gedrag en doen dat bij voorkeur meteen.
Docenten geven studenten vooraf inzicht in beoordelingscriteria.
Docenten maken cijfers tijdig bekend aan studenten en aan de cijferadministratie.
Docenten zorgen ervoor dat studenten en collegas weten wanneer en hoe ze bereikbaar zijn.
Als elkaar aanspreken op onprofessioneel gedrag niet helpt, dan is het mogelijk om te klagen, of
om bemiddeling te vragen:
Met klachten over onprofessioneel gedrag van docenten kun je terecht bij de opleidingscommissie
of in ernstige gevallen bij de opleidingsmanager.
Met klachten over onprofessioneel gedrag van studenten kun je terecht bij de
studieloopbaanbegeleider, de mentor of de tutor van de betreffende student of in ernstige gevallen
bij de opleidingsmanager.


2.10 Allumni

De opleiding heeft een alumnivereniging Consilio Manuque (zie ook http://www.cm-bo.nl)
opgericht. Ook deze bron zal met ingang van 2009 verder worden aangeboord. In de loop van 2009 zal
alumnionderzoek plaatsvinden en zal een alumnibijeenkomst worden georganiseerd. Zodoende kan
een beter beeld ontstaan over de aansluiting tussen de opleidingen en het beroepenveld.
24
3.0 Organisatie van de opleiding


3.1 Organisatie, functies en taken

De kern van de opleiding Bestuurskunde/Overheidsmanagement bestaat uit de staf met daarin de
docenten en twee opleidingsmanagers. De opleiding B/O maakt deel uit van de Academie Bestuur,
Recht & Veiligheid (BRV) waarvoor de directeur eindverantwoordelijk is.

De staf ontwikkelt het onderwijsprogramma, voort de onderwijstaken uit, geeft de studenten de
benodigde begeleiding en is actief in het onderhouden van de relaties met de verschillende
vakgebieden en het werkveld. De opleidingsmanager en de staf worden geadviseerd door de Leerplan
Commissie (LPC) over de kwaliteit en de ontwikkeling van het curriculum.

Binnen de staf worden naast de functie van docent de volgende functies en taken onderscheiden:

Teamleider:
Geeft leiding aan de staf, is verantwoordelijk voor het curriculum,
verdeelt de werkzaamheden over de docenten, Voert functionerings- en beoordelingsgesprekken,
overlegt met de andere teamleiders binnen de academie BRV, legt verantwoording af aan de
directeur van de academie.

SLB-cordinator
Deze cordinator draagt zorg voor:
overleg en afstemming tussen de docenten in de rol van studieloopbaanbegeleider;
het docentenmateriaal waarin zowel organisatorisch als inhoudelijk een heldere uitleg wordt
gegeven voor de groepsbijeenkomsten
informatie wanneer de SLB-ers een nieuwe gespreksronde voeren met de studenten en bewaakt
de formulierenstroom en procedures;
informeren van de opleidingsmanager over de voortgang van studieloopbaanbegeleiding.

Jaarcordinatoren
Onderzoeken en bevorderen de kwaliteit en de samenhang in het onderwijsprogramma en zijn
tevens lid van de Leerplan Commissie. Organiseren van overleg binnen het betrokken studie jaar
en zijn tevens belangrijk aanspreekpunt en informatieverspreider.

Afstudeervariant cordinatoren
Zijn verantwoordelijk voor de inhoudelijke kan van de afstudeervariant en verzorgen intern en
extern de voorlichting over de afstudeervariant.

LAP / traineeship-coordinator
Deze functionaris is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het beleid rond het duale systeem
dat de opleiding hanteert. Hij doet terzake voorstellen aan de staf. Tevens is hij de eerst
verantwoordelijke voor de opbouw en het onderhoud van de 'pool' van traineeships / leer-
arbeidsplaatsten.

Supervisiecordinator
De ontwikkeling van beleidsvoorstellen inzake de methodische praktijkbegeleiding, de supervisies
en de intervisies ligt in handen van deze functionaris. Daarnaast is deze functionaris
verantwoordelijk voor de werving en de begeleiding van de buiten- en de leersupervisoren.

Vertegenwoordigers opleidingscommissie
Vanuit de staf worden twee docenten afgevaardigd als haar vertegenwoordigers in de
Opleidingscommissie. Zie voor de taken van deze commissie paragraaf 3.5.
25
Vertegenwoordigers Afdelingsmedezeggenschapsraad
Vacatures. Informatie volgt nog.

Vanuit de Hogeschool wordt voorts ondersteuning verleend door het decanaat, het bureau Onderwijs
Studenten Zaken, het Roosterbureau en de ICT ondersteuning .


3.2 Staf en externe docenten

Drs. M. Haverkamp, teamleider
Drs. J. Tellegen-Willems, teamleider
Dr. C.A. Aldewereld
Drs. K. El Aassaoui
Dr. A.J. Bolhuis, PTV
Drs. A. Borghuis
Drs. W.A. Brass
Drs. P. Breebaart
Drs. A. Deelen
V. van Duijvenbode MSc
Drs. A.L. Konings
Dhr. B.L. Laurens
Mevr. drs. S. Meijers
Mevr. A.N. Meijer
Drs. W.A. Minderhout
Drs. L. Polak
Dhr. R.P. Pollard
Drs. W. Ronner
Mevr. L. Ruigrok MSc MBA
Mevr. drs. J. Santegoeds
Drs. M. Slot-Janzen, PTV
Dr. V.T. Tjon-A-Tjeng
Drs. T.I.M. van Tongeren
Drs. E. van Toorenenburg
Mevr. M. Verbeek-Moor
Drs. P. Wehrmann, PTV
Mevr. . Yalva MSc


3.3 Bureau Onderwijsondersteuning

Het Bureau Onderwijs Ondersteuning verleent ondersteunende diensten op het gebied van;
Roosters
Cijferadministratie
Secretariaatswerkzaamheden
Kwaliteitszorg
Leerarbeidsplaatsen
Organisatie Opendagen en Introductie

Het Bureau Onderwijs Ondersteuning bestaat voor de opleiding B/O uit:

Mevr. A. de Ruiter MBA, hoofd Bureau Onderwijs Ondersteuning
Mevr. F. Aknouch, examencommissie
26
Mevr. S. Bachoe, planning & control, review, procedures binnen Academie BRV, dienstverlening
BOO algemeen, internationale uitwisseling India
Dhr. J. Charit, roosterzaken, inkoop, facturen
Mevr. I. Mars, student- en examenzaken B/O
Mevr. A. Plugge, kwaliteitszorg, functioneel beheerder Osiris
Mevr. S. Steijn, secretaresse directeur, ondersteuning mail- en postbezorging


3.4 Examencommissie

De opleiding B/O valt onder de examencommissie van de Academie Bestuur, Recht & Veiligheid
(BRV). De taken van de examencommissie zijn vastgelegd in het Onderwijs Examen Reglement
(OER) en de Kaderregeling Studieadvies (zie de hoofdstukken 10 en 11).

De examencommissie bestaat uit:
Mr. J.A. Keman, voorzitter
Drs. C. Bos
Dr. A.J. Bolhuis
Mr. X. Mouthaan
Mevr. F. Aknouch, secretariaat

Dr. A.J. Bolhuis heeft namens de opleiding B/O zitting in de examencommissie.


3.5 Opleidingscommissie

Informatie volgt nog.


3.6 Decaan

De decaan voor de opleiding B/O is
Mevr. drs. G.A.M. Beemsterboer
Slinger 5.40
Tel.: 070-4458347.
Email: G.A.M.Beemsternoer@hhs.nl


3.7 Vertrouwenspersoon

Iedereen heeft recht op een veilige werkplek. Elke student, die geconfronteerd wordt met ongewenst
gedrag kan zich wenden tot de vertrouwenspersoon van de Academie. Onder ongewenst gedrag
verstaan wij seksuele intimidatie, agressie en geweld en discriminatie (zie voor uitleg van deze termen
en meer informatie studentenstatuut deel 1, artikel 38). De student kan met de vertrouwenspersoon het
probleem in een vertrouwelijke sfeer bespreken en gezamenlijk zoeken naar mogelijke oplossingen om
een einde te maken aan het ongewenste gedrag.

De vertrouwenspersoon voor de Academie Bestuur, Recht en Veiligheid is
mevrouw I.A. de Bruin Vermeer
SL 6.69
070 445 82 63.
I.A.deBruinVermeer@hhs.nl

27
De namen van de vertrouwenspersonen en onder andere uitleg van de regeling ongewenst gedrag zijn
vermeld op http://portal.hhs.nl/vertrouwenspersonen
28
4.0 Vakken- en studiepuntenoverzicht B/O Duaal 1

Zie voor een algemene beschrijving van jaar 1 (en 2) paragraaf 2.5.

Overzicht van onderwijseenheden per periode/per jaar van de duale variant n van het duale MBO-
instroom-programma:

Duaal propedeuseprogramma voor zowel reguliere als voor MBO-instroom-studenten
(alle onderwijsonderdelen worden afgesloten met een cijfer / voor de toetsvorm wordt
verwezen naar de studiegids bestuurskunde/overheidsmanagement 2009-2010 / voor alle
studieonderdelen die worden afgesloten met een tentamen geldt dat hiervoor vooraf dient te
worden ingetekend (zie ook art.12)

Studieonderdeel Blokperiode 1 2 3 4 Total
ects
Bestuurskunde 1 3 3
Bestuurskunde 2 3 3
Bestuurskunde 3 3 3
Bestuurskunde 4 4 4
Recht in een publieke omgeving
-Recht 1 (deeltoets)
-Recht 2 (deeltoets)

2


2
4
Economie en overheid
-E&O1 (deeltoets)
-E&O2 (deeltoets)

2


2
4
Organisatiekunde 2 2 4
Organisatiepsychologie 3 3
Politicologie 3 3
Sociologie 3 3
Overheid en informatiesamenleving 3
Bedrijfskunde in een publieke omgeving 3 3
Projectmatig werken 3 3
Analysevaardigheden 3
Professionele taalvaardigheid
-PTV1 (deeltoets)
-PTV2 (deeltoets)
-PTV3 (deeltoets)
-PTV4 (deeltoets)

1


1



1




1
4
Professional English
-PE1 (deeltoets)
-PE2 (deeltoets)

2


2
4
Loopbaanontwikkeling
-LO1 (deeltoets)
-LO2 (deeltoets)
-LO3 (deeltoets)
-LO4 (deeltoets)

0.5


0.5



1




1
3
Vrije keuzeruimte* x x x x 3
Totaal ects 13.5 16.5 13 14 60

* 1. de besteding van de vrije keuzeruimte dient te voldoen aan de criteria zoals deze geformuleerd
zijn in de studiegids bestuurskunde/overheidsmanagement 2009-2010; 2. de vrije keuzeruimte dient in
principe ingevuld te worden door het volgen van een studieonderdeel of begeleidingstraject binnen de
Academie BVR en 3. indien een student, als invulling voor de vrije keuzeruimte voorkeur heeft voor
29
het volgen van een studieonderdeel of begeleidingstraject dat buiten de Academie voor BVR wordt
aangeboden, dient uitdrukkelijk vooraf schriftelijke toestemming te worden gevraagd aan de
examencommissie.

Duaal propedeuseprogramma uitsluitend voor MBO-doorstroom-studenten.
(alle onderwijsonderdelen worden afgesloten met een cijfer / voor de toetsvorm wordt
verwezen naar de studiegids bestuurskunde/overheidsmanagement 2009-2010 / voor alle
studieonderdelen die worden afgesloten met een tentamen geldt dat hiervoor vooraf dient te
worden ingetekend (zie ook art.12)

Studieonderdeel Blokperiode 1 2 3 4 Total
ects
Bestuurskunde 1 (vrijstelling) vrs. 3
Bestuurskunde 2 3 3
Bestuurskunde 3 3 3
Bestuurskunde 4 4 4
Recht in een publieke omgeving
-Recht 1 (vrijstelling) (deeltoets)
-Recht 2 (vrijstelling) (deeltoets)

vrs.


vrs.
4
Economie en overheid
-E&O1 (vrijstelling) (deeltoets)
-E&O2 (deeltoets)

vrs.


2
4
Organisatiekunde 2 2 4
Organisatiepsychologie (vrijstelling) vrs. 3
Politicologie 3 3
Sociologie (vrijstelling) vrs. 3
Overheid en informatiesamenleving 3
Bedrijfskunde in een publieke omgeving 3 3
Projectmatig werken 3 3
Analysevaardigheden 3
Professionele taalvaardigheid
-PTV1 (deeltoets)
-PTV2 (deeltoets)
-PTV3 (deeltoets)
-PTV4 (deeltoets)

1


1



1




1
4
Professional English
-PE1 (deeltoets)
-PE2 (deeltoets)

2


2
4
Loopbaanontwikkeling
-LO1 (deeltoets)
-LO2 (deeltoets)
-LO3 (deeltoets)
-LO4 (deeltoets)

0.5


0.5



1




1
3
Vrije keuzeruimte* x x x x 3
Totaal ects 6.5 8.5 13 14 60

* 1. De besteding van de vrije keuzeruimte dient te voldoen aan de criteria zoals deze geformuleerd
zijn in de studiegids bestuurskunde/overheidsmanagement 2009-2010; 2. De vrije keuzeruimte dient in
principe ingevuld te worden door het volgen van een stu dieonderdeel of begeleidingstraject binnen de
Academie BVR en 3. Indien een student, als invulling voor de vrije keuzeruimte voorkeur heeft voor
het volgen van een studieonderdeel of begeleidingstraject dat buiten de Academie voor BVR wordt
aangeboden, dient uitdrukkelijk vooraf schriftelijke toestemming te worden gevraagd aan de
examencommissie.
30
Blok 1


4.1 Bestuurskunde 1 (1 van 4): Orintatie op het veld

3 ECTS
84 SBU

Docenten:
Drs. M. Haverkamp
m.haverkamp@hhs.nl
tel. 070-445 8323

. Yalva MSc.
o.yalvac@hhs.nl
tel. 070- 445 7095
Inhoud
Deze course is een eerste kennismaking met de instituties en organisaties rondom het openbaar
bestuur. Het boek schets de inrichting van het openbaar bestuur op de verschillende niveaus. Deze
orintatie gaat vooraf aan de beschouwingen over de werking van het openbaar bestuur in blok 2.

Bereidt voor op de beroepsproducten
Evaluatieonderzoek
Beleidsplan
Netwerkanalyse
Begroting
Probleemverkenning
Lobbystrategie
Klant-burgergesprek

Werkvorm
Instructie- en werkcolleges.

Instructiecolleges
Hier wordt de stof uit het boek gepresenteerd, aangevuld en uitgewerkt. Er wordt instructie gegeven
hoe in de werkcolleges gewerkt zal worden. Deze instructiecolleges zijn verplicht, bij meer dan 2x
afwezigheid moet een compensatieopdracht worden gemaakt. Pas als deze compensatieopdracht als
voldoende is beoordeeld wordt het tentamencijfer toegekend,.

Werkcolleges
In de werkcolleges wordt groepsgewijs aan opdrachten gewerkt. Deze opdrachten dienen ervoor om de
gepresenteerde stof te verwerken. Deze colleges zijn eveneens verplicht. Bij meer dan 1x afwezigheid
moet een compensatieopdracht worden gemaakt. Pas als deze compensatieopdracht als voldoende is
beoordeeld wordt het tentamencijfer toegekend.

Toetsvorm
In de werkcolleges worden in groepsverband opdrachten gemaakt. Deze dienen voldoende te zijn om
in aanmerking te komen voor het eindcijfer.

Tentamen
In de tentamenweken vindt een gesloten boek tentamen plaats. Hierin wordt kennis en begrip getoetst
van de behandelde stof.


31
Verplichte literatuur
G.H.J.M. Neelen e.a., De bestuurlijke kaart van Nederland, 2003, Uitgeverij Coutinho, tweede druk
of recenter, ISBN 90 6283 373x


4.2 Recht in een publieke omgeving 1 (1 van 2): Recht en samenleving

2 ECTS
56 SBU

Cordinatoren/docenten: drs. W.A. Brass, drs. M. Haverkamp

Inhoud
In de opleiding bestuurskunde staan het besturen van de samenleving, het functioneren van de
overheid en de positie van de burger centraal. Op al deze terreinen krijgt de public manager al gauw te
maken met het recht. In wet- en regelgeving liggen de grondslagen van staat en overheid, en de
(grond)rechten van de burgers vast en wordt de relatie tussen overheid en burgers geregeld. Elke
b0estuurskundige moet daarom inzicht hebben in het belang van recht in de samenleving, het belang
van recht voor de burger en het belang van recht voor het functioneren van de overheid. Op de
middelbare school is daar in het vak staatsinrichting al wat aandacht aan besteed. Op die basiskennis
bouwt het vak recht 1 verder.

In de eerste 4 colleges wordt aandacht besteed aan de betekenis van recht voor de samenleving en aan
het belang van rechtvaardigheid en rechtszekerheid.
In de laatste 4 colleges wordt aandacht besteed aan de spelregels die gelden voor de overheid en de
spelregels die gelden voor de burgers.
Voorafgaand aan elk college bestudeer je een stuk van de verplichte literatuur. Aan het begin van elk
college wordt getoetst of die literatuur gelezen en begrepen is. Vervolgens wordt in elk college een
praktijkvoorbeeld behandeld aan de hand waarvan in discussie met de studenten zichtbaar wordt
gemaakt hoe de public manager in de praktijk met recht te maken heeft
Twee keer worden de colleges mede verzorgd door een gastspreker: een officier van justitie en een
beleidsjurist die bij de overheid werkt, komen toelichten wat het recht betekent in de praktijk van de
public manager.

Competenties
Cluster I, competenties 54, 55, 56, 57, 58

Werkvorm
Het vak bestaat uit een serie van 7 colleges. Het zijn allemaal instructiecolleges. Van studenten wordt
verwacht dat ze de colleges voorbereiden, bijwonen en er een actieve bijdrage in leveren.

Toetsvorm
Tijdens de collegeperiode vindt 2 keer een schriftelijke overhoring plaats, die bestaat uit een
praktijkvoorbeeld waaraan een aantal begripsvragen worden gekoppeld die aansluiten bij de
bestudeerde stof. Alleen de studenten die beide toetsen voldoende hebben gemaakt kunnen meedoen
aan het tentamen.
Het tentamen is een open boek tentamen. Studenten zullen om aan de hand van enkele trefwoorden
een beschouwing moeten schrijven over 2 concrete casussen.

Literatuur
Schwitters, R.J.S. [et al] (2002). Recht en samenleving in verandering. Kluwer




32
4.3 Economie en overheid 1 (1 van 2)

2 ECTS
55 SBU

Docent: Wim Ronner

Inhoud
De colleges vormen een inleiding tot het economisch denken. Die manier van denken is een
instrument om maatschappelijke samenhangen op systematische wijze te leren doorgronden.
Er wordt ingegaan op een belangrijke vraagstelling van de economie: wat bepaalt de welvaart van
mens en samenleving. De econoom probeert welvaart te verklaren uit de beslissingen van mensen.
Welvaart houdt verband met schaarste. Het is de kunst zodanige beslissingen te nemen dat schaarse
middelen zo goed mogelijk worden gebruikt. Hiertoe moeten voor- en nadelen tegen elkaar worden
afgewogen. Deze worden door economen aangeduid met de termen opbrengsten en kosten.
De cordinatie van die beslissingen vormt een probleem. Dit wordt onder andere veroorzaakt door
belangentegenstellingen. Het gevaar dreigt dat iedereen zoveel moeite doet om zoveel mogelijk voor
zichzelf te krijgen, dat verhoging van de welvaart door samenwerking niet meer mogelijk is. We
spreken van een sociaal dilemma als het nastreven van het eigenbelang niet leidt tot het algemeen
belang.
Private eigendomsrechten, staatsdwang, democratie, overleg en hirarchie kunnen helpen om mensen
van strijd, die voor iedereen ongunstig is, te brengen tot samenwerking.
Private eigendomsrechten zijn een goede mogelijkheid om sociale dilemmas op te lossen omdat die
rechten ruil mogelijk maken. We hebben het dan over cordinatie door de markt.
Maar de markt lost lang niet alles goed op. Private eigendomsrechten zijn niet altijd op een praktisch
werkbare wijze vast te stellen. Hierdoor is het zinvol sommige sociale dilemmas op andere manieren
op te lossen. En oplossing is via de overheid, de hirarchische oplossing.
Andere voorbeelden van oplossingen zijn via normen en waarden, sociale controle en overleg. Veel
problemen worden via andere organisaties dan de overheid opgelost: door verenigingen, bedrijven en
andere instituties. Vaak accepteren mensen daarbij vrijwillig een zekere mate van dwang.
Impliciet wordt ervan uitgegaan dat de meeste markten gaan over ruil tussen geld en n of ander
goed. Geld is een algemeen aanvaard ruilmiddel en helpt de transactiekosten bij ruil te verlagen. Geld
creert echter ook problemen: inflatie en recessie.

Het inzicht in de economische manier van denken wordt verdiept, tenslotte, door elementen van die
wijze van denken toe te passen op ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving.
Daarvoor bestudeert de student nader aan te geven onderdelen van het boek Overheidsfinancin.

Leerdoelen
De student kent het economisch instrumentarium op basisniveau.
De student kan met dit instrumentarium een oordeel geven over het publieke belang bij een
maatschappelijk probleem

Werkvorm
Hoorcolleges en zelfstandige bestudering van literatuur.

Toetsvorm
De beoordeling vindt plaats door een schriftelijk tentamen waarin de student laat zien de behandelde
collegestof en de verplichte literatuur te kunnen toepassen. Het tentamen wordt voorafgegaan door een
oefententamen

33
Literatuur
Verplicht
De Kam e.a., Overheidsfinancin (2008). 12
e
druk. Groningen: Noordhoff
Aanbevolen
Eijgelshoven e. A. Markt & Overheid (2004). 4
e
druk. Groningen: Stenfert Kroese
Hebbink e.a., Maro-economie en Stablisatiepolitiek (2008). 5
e
druk. Gronigen/Houten: Noordhoff


4.4 Organisatiekunde 1 (1 van 2)

4 ECTS (2 periodes)
112 SBU

Cordinator: Drs. A. Deelen
Docent(en): Drs. A. Deelen

Inhoud
Een leven zonder organisaties is tegenwoordig eigenlijk ondenkbaar. Ons complete leven wordt, van
de wieg tot het graf beheerst, door organisaties. Ook het werkveld waarvoor je als
bestuurskundige/overheidsmanager wordt opgeleid staat bol van de organisaties. Als public manager
dien je dan ook voldoende kennis en inzicht te hebben in het functioneren van organisaties en in de
verschillen tussen organisaties.

In dit (inleidende) vak organisatiekunde maak je kennis met een aantal belangrijke aspecten van het
functioneren van organisaties, aan de hand van de volgende themas:

Inleiding op wat is een organisatie en welke verschillen zijn waar te nemen
De omgeving waarin organisaties functioneren en op welke wijze omgeving en organisatie elkaar
benvloeden
De betekenis van managers in organisaties en het werk dat ze doen
Het ontwerp- of structureringsvraagstuk; het verdelen van de werkzaamheden over functies en
afdelingen en het creren van afstemming daartussen
Planning en beheersing; het bewaken van de uitvoering van activiteiten die binnen een organisatie
worden uitgevoerd.

Deze aspecten worden behandeld vanuit het 7S-model; een model dat uit 7 factoren bestaat, die samen
richting geven aan de koers van een organisatie. Deze 7 Sen hangen nauw met elkaar samen en
vormen een toegankelijk kader om organisaties te beschrijven en te analyseren.

Competenties
Het vak kent niet direct competenties, aangezien kennis en inzicht de centrale elementen zijn binnen
dit vak. Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan de competenties waarover een public manager dient
te beschikken.

Werkvorm
Instructiecolleges en werkcolleges (verplichte aanwezigheid)

Toetsvorm
Een tussentoets aan het einde van periode 1 over de in die periode behandelde hoofdstukken en
collegestof (50% van eindresultaat)
Een afsluitende tentamenopdracht over alle behandelde hoofdstukken en collegestof in periode 2
van het vak.
Een tentamenopdracht in periode 1 die met een voldoende beoordeeld dient te zijn, alvorens men
in aanmerking komt voor een eindresultaat voor het vak.
34
Bereidt voor op de beroepsprodukten
Het vak is primair gericht op kennis en analyse. Inzichten die de student met dit vak verwerft kunnen
met name worden toegepast bij de beroepsprodukten
netwerkanalyse
procesbeschrijving
uitvoeringsanalyse.

Literatuur
Aldert Doelen en Andr Weber, Organiseren en managen: het 7S-model toegepast.
Groningen/Houten: Wolters Noordhoff, eerste druk


4.5 Politicologie

3 ECTS
84 SBU

Cordinator / docent: . Yalva MSc.

Inhoud
In de cursus krijgen studenten inzicht in de politieke omgeving waarin public managers functioneren.
Ministers beslissen over overheidsbeleid, Kamerleden en hun politieke partijen proberen dat zoveel
mogelijk overeenkomstig hun ideen en opvattingen bij te sturen, lobbyisten en belangengroepen
oefenen invloed uit, terwijl burgemeesters en andere vertegenwoordigers van subnationale overheden
zich melden om problemen op hun bestuursniveau op te lossen en burgers hun oordeel geven via
resultaten van opiniepeilingen en verkiezingen. Public managers moeten de posities van en
machtsverhoudingen tussen deze en andere zogeheten actoren kunnen herkennen. Het aandachtig
volgen van maatschappelijke discussies, waaraan ook columnisten en wetenschappers deelnemen, is
daarbij onontbeerlijk. Hoe verlopen besluit- en beleidsvormingsprocessen, hoe staan de verschillende
overheden tot elkaar, waar baseren politieke partijen hun ideen en opvattingen op, hoe proberen
belangenorganisaties invloed uit te oefenen en hoe kan iets ongrijpbaars als macht worden ingeschat?
De deelnemers zullen kennis verwerven die hen in staat stelt deze vragen te beantwoorden.

Competenties
Cluster I, competenties 1, 3, 4
Cluster II, competenties 16, 17, 18, 20, 21, 26

Werkvorm
Instructie- en werkcolleges

Toetsvorm
Schrijfopdrachten en tentamen

Literatuur
Edwin Woerdman (2004). Politiek en politicologie. Wolters-Noordhoff, ISBN 90-01-95513-7;
WIEPO I, reader bestaande uit cursusbeschrijving, rooster, opdrachten en aanvullende artikelen.


4.6 Professionele Taalvaardigheid (PTV) 1 (1 van 4)

Dit studieonderdeel loopt van blok 1 t/m 4.

4 ECTS
112 SBU

35
Docenten: dr. A.J. Bolhuis, drs. P. Wehrmann

Inhoud
Een goede taalvaardigheid is voor de public manager van groot belang. Professionele taalvaardigheid
is daarom een integraal onderdeel van het hele curriculum.
De module Professionele Taalvaardigheid is gericht op de beroepspraktijk van de public manager. Het
studiemateriaal wordt grotendeels ontleend aan andere studieonderdelen van de opleiding en aan de
beroepspraktijk.
In het eerste studiejaar is er om de week een PTV-bijeenkomst. Daarbij komen alle aspecten van
taalvaardigheid aan bod: schrijfvaardigheid, leesvaardigheid, spelling, gebruik van bronnen,
literatuurverwijzing, enzovoort. De nadruk ligt op het ontwikkelen van de schrijfvaardigheid. Je
schrijft verschillende teksten, die in een portfolio worden verzameld. Zie voor meer informatie de
syllabus PTV en alle informatie op Blackboard.

Bereidt voor op de beroepsproducten
Alle schriftelijke beroepsproducten

Competenties
Cluster II, competenties: 13, 17, 23, 31
Cluster III, competenties: 46
Dit zijn de belangrijkste competenties. Professionele taalvaardigheid is in feite een zeer belangrijk
aspect van het totale competentieprofiel van de public manager.

Werkvorm
Werkcolleges

Toetsen
Schrijfopdrachten 1, 2, 3 en 4
In elk van de vier perioden van het studiejaar krijg je een schrijfopdracht die aansluit bij andere
studieonderdelen. Elk van de schrijfopdrachten mag je drie keer inleveren, mits je je houdt aan de
gestelde deadlines. De derde keer moet voldoende zijn. Het eindcijfer voor PTV is het gemiddelde van
de vier schrijfopdrachten. Een onvoldoende schrijfopdracht kun je niet met een andere schrijfopdracht
compenseren.

Voorwaarden voor het behalen van het onderdeel PTV
Aan het begin van het studiejaar doe je een uitgebreide basistest Nederlands, die een beeld geeft van
het niveau van je taalvaardigheid. De basistest bestaat uit opdrachten verdeeld over zes
taalcategorien: a) werkwoordspelling, b) interpunctie, c) basisspelling, d) basisformulering, e)
verwijzing en f) idiomatische verbindingen.
Een voldoende score voor alle categorien van de basistest is een voorwaarde voor het behalen van je
studiepunten PTV. De basistest kan worden herkanst aan het eind van de blokken 2, 3 en 4. Gedurende
het gehele jaar worden workshops gegeven waarin je voor onderdelen van de basistest kunt oefenen.
Extra belangrijk! Onderdeel A is is een van de voorwaarden voor een positief studieadvies aan het
eind van jaar 1. Met andere woorden: als onderdeel A aan het eind van jaar 1 niet is gehaald, leidt dat
tot een negatief bindend studieadvies (NBSA).

Om te voldoen aan de eisen van PTV dien je aan het eind van het jaar ook een voldoende
leerdoelenlijst in te leveren. De eerste versie van die lijst stel je op aan de hand van de resultaten van
je eerste basistest. Gedurende het studiejaar verwerk je in de lijst alle commentaar van je docent op je
schrijfopdrachten.
Je schrijfopdrachten, basistestresultaten en je leerdoelenlijst verzamel je in je portfolio. Daarin bewaar
je ook alle eventuele extra opdrachten die je doet om je taalvaardigheid te verbeteren. Uit je basistest
kan blijken dat je baat hebt bij extra oefeningen. Zo kan het bijvoorbeeld nuttig voor je zijn dat je een
woordenlijst aanlegt om je actieve woordenschat uit te breiden. Alle afspraken tussen jou en je docent
over extra oefeningen worden vastgelegd in je leerdoelenlijst. Alle oefeningen worden bewaard in het
36
portfolio. Aan het eind van het jaar wordt bij de beoordeling van je portfolio besproken of je je aan de
gemaakte afspraken hebt gehouden.

Bij de basistest wordt studenten met dyslexie gevraagd op hun toetsblad aan te geven dat ze dyslectisch
zijn. Studenten die over een geldige dyslexieverklaring beschikken en onvoldoendes hebben voor een
of meer van de deelcategorien, nemen contact op met de docent PTV. Er wordt dan onderzocht of een
alternatieve wijze van toetsing wenselijk is.

Studiepunten
Je kunt voor PTV vier studiepunten behalen, n voor elke schrijfopdracht. Je cijfer voor PTV is het
gemiddelde van de cijfers voor de schrijfopdrachten. Voorwaarde voor het behalen van je studiepunten
is dat je alle deelcategorien van je basistest, alsmede je leerdoelenlijst, voldoende hebt afgesloten. De
leerdoelenlijst wordt aan het eind van het studiejaar beoordeeld.

PTV-onderdeel

Punt Tot
Schrijfopdrachten:
schrijfopdr 1 (periode 1)
schrijfopdr 2 (periode 2)
schrijfopdr 3 (periode 3)
schrijfopdr 4 (periode 4)


1
1
1
1
4
Voorwaarden:
voldoende basistest
voldoende leerdoelenlijst
voldoende extra opdrachten (woordenlijst)

Literatuur
Verplicht
Syllabus Professionele Taalvaardigheid. Digitaal op Blackboard.
Lohman, A. (2006). Schrijfcodes: verbeteradviezen bij schrijffouten. Groningen/Houten: Wolters-
Noordhoff.

Niet verplicht
Van Dale Handwoordenboek Nederlands (1996). Utrecht: Van Dale Lexicografie b.v.
Woordenlijst Nederlandse taal (Groene boekje) (2006). Den Haag & Antwerpen: Sdu Uitgevers en
Standaard Uitgeverij.
Tiggeler, E. (2004). Den Haag: Sdu Vraagbaak Nederlands


4.7 Loopbaanontwikkeling 1 (1 van 4)

Dit studieonderdeel loopt van blok 1 t/m 4.

3 ECTS
112 SBU

Cordinator: dhr. B. Laurens

Inhoud
SLB heeft een drietal woorden in zich: studie, loopbaan en begeleiding.
Het gaat hier om het leerproces dat de student doorloopt en waar hij/zij (in toenemende mate) zelf de
regie over voert om aan het eind van de studie de beroepscompetenties te hebben verworven. Dit kan
je ook de interne loopbaan van de student noemen. In deze fase van de opleiding orinteert de student
zich tijdens SLB op wat hij in de beroepspraktijk wil en maakt op basis daarvan gericht keuzes in de
37
opleiding. De orintatie op de loopbaan en de begeleiding van de keuzes zijn dan ook onderdelen die
binnen SLB een duidelijke plek hebben gekregen.
Lopende het studiejaar zullen minimaal 3 individuele voortgangsgesprekken met studenten worden
gevoerd.

Competenties
Loopbaanplanning
Een afgestudeerde student bij de afdeling B/O is in staat om op een zelfkritische en zelfstandige wijze
een analyse te maken van de eigen competenties, een beeld te hebben van de competenties nodig voor
het toekomstig beroep en een plan van aanpak te maken om te komen tot verwerving van de
competenties. Dit heeft tot resultaat een loopbaanplanning. Hij/zij maakt hierbij gebruik van een
(digitaal) portfolio met daarin een persoonlijk ontwikkelplan.

Zelfstandig en zelfverantwoordelijk leren leren
Een afgestudeerde student bij de afdeling B/O is in staat de ontwikkeling als professionele
beroepsbeoefenaar te sturen. Hij/zij kan middels voortdurende kritische reflectie op het eigen
beroepsmatig handelen, zijn/haar houding en motivatie (door op zichzelf te reflecteren en feedback te
vragen en krijgen van anderen) voor zichzelf ontwikkelingsdoelen formuleren. Daarnaast kan hij/zij
voor zichzelf situaties creren waarin deze doelen geoefend en gerealiseerd kunnen worden.

Beide competenties hebben als doel om zelf verantwoordelijkheid te gaan dragen voor het eigen
proces van leren, ontwikkelen en problemen oplossen.

Binnen BO sluit dit aan bij:
Cluster I, competenties 10, 11, 12
Cluster II, competenties 24, 25, 26, 27, 28, 38, 39, 40
Cluster III, competenties 49, 53

Literatuur
Aan het begin van het studiejaar zal een reader worden verstrekt.

Aanbevolen
Grit, Roel e.a. (2004). Competentiemanagement. Groningen: Wolters-Noordhoff.


4.8 Vrije keuzeruimte

De vrije keuzeruimte kan in blok 1, 2, 3 of 4 worden ingevuld.

3 ECTS
112 SBU

Inhoud
De vrije keuzeruimte dient in principe ingevuld te worden door het volgen van een studieonderdeel of
begeleidingstraject binnen de Academie BVR. Indien een student, als invulling voor de vrije
keuzeruimte voorkeur heeft voor het volgen van een studieonderdeel of begeleidingstraject dat buiten
de Academie voor BVR wordt aangeboden, dient uitdrukkelijk vooraf schriftelijke toestemming te
worden gevraagd aan de examencommissie.


38
Blok 2


4.9 Bestuurskunde 2 (2 van 4)

3 ECTS
84 SBU

Docenten:
Drs. M. Haverkamp
m.haverkamp@hhs.nl
tel. 070-445 8323

. Yalva MSc.
o.yalvac@hhs.nl
tel. 070- 445 7095
Inhoud
Bestuurskundigen houden zich op verscheidene manieren bezig met het bestuderen van
maatschappelijke problemen en het vinden van mogelijkheden om die problemen op te lossen. De
bestuurskunde is geen specialistische studie maar een multidisciplinaire studie. Bestuurskunde 2 vormt
een verdieping op Bestuurskunde 1. De wereld van het openbaar bestuur (praktijk) en de wereld van
de bestuurskunde (theorie) zullen in dit blok op elkaar worden betrokken. Daarnaast zal sturing en
beleid in het openbaar bestuur worden behandeld. Middels beleid poogt de overheid maatschappelijke
problemen op te lossen. Verschillende visies op beleid zullen de revue passeren. De overheid zorgt
ervoor dat actoren met verschillende belangen, wensen en ideen in de samenleving zoveel mogelijk
op elkaar worden afgestemd. Dit fenomeen wordt ook wel overheidssturing genoemd.

Bereidt voor op de beroepsproducten
Evaluatieonderzoek
Beleidsplan
Netwerkanalyse
Begroting
Probleemverkenning
Lobbystrategie
Klant-burgergesprek

Werkvorm
Bestuurskunde 2 bestaat uit een reeks van hoor- en werkcolleges. In de hoorcolleges zullen de
verschillende facetten van openbaar bestuur de revue passeren. De docenten zullen van ieder
hoorcollege een lijst met eindtermen op Blackboard plaatsen. De docenten streven ernaar zo
optimaal mogelijk beschikbaar te zijn voor vragen van cursisten. PowerPoint presentaties zullen dan
ook direct na ieder college op Blackboard worden geplaatst.

In de werkcolleges wordt gewerkt aan opdrachten. Deelname aan de werkcolleges is verplicht.

In het laatste hoorcollege wordt u in de gelegenheid gesteld om vragen te stellen m.b.t. tentamenstof.
Tevens zullen tips worden aangereikt hoe u zich goed kan voorbereiden op het tentamen. Let op:
Gaarne vragen m.b.t. het tentamen uiterlijk maandag 12:00u voorafgaand aan het laatste college
mailen naar de docent.

Toetsvorm
Het vak Bestuurskunde 2 wordt getoetst door middel van een gesloten boek tentamen en diverse
werkopdrachten. Let op: te laat ingeleverde opdrachten worden niet nagekeken. Hierop is geen enkele
uitzondering mogelijk.
39
Literatuur
Bovens, M.A.P., t Hart, P., van Twist, M.J.M. (zevende, herziene druk) 2007. Openbaar Bestuur.
Beleid, organisatie en politiek. Alphen aan den Rijn: Kluwer
Hoofdstukken: 1 t/m 5
Collegestof incl. Eindtermen (wekelijks te vinden op Blackboard)


4.10 Recht in een publieke omgeving 2 (2 van 2): Recht en beleid

2 ECTS
564 SBU

Docenten: dhr. Drs. M. Haverkamp, dhr. Drs. W.A. Brass

Inhoud
De algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn de ruggengraat van het handelen van de
Nederlandse overheid: het zijn de gedragsregels voor de overheid, de kaders voor het maken van regel
en het zijn feitelijk ook de gedragsnormen waar bestuurders en ambtenaren zich aan hebben te houden.

In dit vak maken de studenten kennis met deze kern van het bestuursrecht. Daarnaast leren studenten
welke juridische instrumenten de overheid heeft en hoe de juridische controle op de overheid is
geregeld .

Aan de orde komen
- Normering: Algemene wet bestuursrecht, beleidsvoerders, algemeen verbindende voorschriften,
eisen van behoorlijk bestuur;
- Instrumenten: publiekrechtelijke instrumenten, privaatrechtelijke instrumenten, handhaving van het
beleid;
- Controle: rechtsbescherming, aansprakelijkheid en schadevergoeding;
- Internationalisering: Europees bestuursrecht;
- Epiloog: overheid en markt.
In de lessen zal het zwaartepunt liggen bij normering en instrumenten. Daar worden de meeste lessen
aan besteed. De andere onderwerpen komen beknopt aan bod.

Werkvorm.
Het vak bestaat uit een serie van 8 instructiecolleges en 4 werkcolleges. Van studenten wordt verwacht
dat ze de colleges voorbereiden, bijwonen en er een actieve bijdrage in leveren.

Toetsvorm.
Tijdens de collegeperiode vindt 2 keer een schriftelijke overhoring plaats, die bestaat uit een
praktijkvoorbeeld waaraan een aantal begripsvragen worden gekoppeld die aansluiten bij de
bestudeerde stof. Alleen de studenten die beide toetsen voldoende hebben gemaakt kunnen meedoen
aan het tentamen.
Het tentamen is een open boek tentamen. Studenten zullen om aan de hand van enkele trefwoorden
een beschouwing moeten schrijven over 2 concrete casussen.

Literatuur.
M.A. Heldeweg (2006), Bestuursrecht en beleid, Wolters Noordhoff, ISBN: 9789001541231

Competenties
Cluster I, competenties: 54, 55, 56, 57, 58
40
4.11 Economie en overheid 2 (2 van 2): Economie van het publieke belang

2 ECTS
56 SBU

Docenten: drs. T. Van Tongeren, drs. P. Breebaart

Inhoud
Als tweede van de drie algemeen economische onderdelen in de voltijdsfase van de opleiding bouwt
Economie van het publieke belang voort op de inzichten uit Algemene economie. Op een aantal
specifieke (beleids)terreinen zal naar een verdieping van de economische benadering worden
gestreefd. Voorbeelden van beleidsterreinen: sociale zekerheid, gezondheidszorg, woningmarkt,
belastingen, financile verhoudingen tussen bestuurslagen, Europese integratie en monetaire politiek.

Competenties
Cluster I, competentie 1
Cluster II, competentie 17

Werkvorm
Hoor- en werkcolleges

Toetsvorm
Het schrijven van een essay als antwoord op een goedgekeurde relevante essayvraag

Literatuur
Reader


4.12 Organisatiekunde 2 (2 t/m 2)

Zie paragraaf 4.4.


4.13 Organisatiepsychologie

3 ECTS
84 SBU

Docenten: drs. A. Borghuis (cordinator), Mw. M. Verbeek-Moor

Inhoud
In het 2
e
blok van het eerste leerjaar Bestuurskunde/Overheidsmanagement staat de volgende
vaardigheidsmodule op het programma: Organisatiepsychologie. Het gedrag van mensen in
organisaties blijkt niet willekeurig te zijn, maar is ruwweg de uitkomst van een proces van afstemming
op andere mensen met wie samengewerkt moet worden en op de organisatorische situatie. Een
dynamisch gebeuren waarbij het gaat om wederzijdse benvloeding.
In deze module gaan we in op de verschillende factoren die het gedrag van mensen in organisaties
bepalen. Pas als je weet hoe gedrag tot stand komt, kun je dat gedrag in een gunstige richting
benvloeden. En dat is een niet onbelangrijke vaardigheid voor een public manager.
Er wordt een aantal basisbegrippen uit de psychologie, sociologie en communicatie-wetenschappen
behandeld en er wordt gewerkt aan meningsvorming door begeleide en onbegeleide discussies.

Bereidt voor op de beroepsproducten
Adviesgesprek/rapport
Lobbystrategie
41
Klant-burgergesprek
Event: functie van groep/team

Competenties
Cluster I, competenties 9, 11
Cluster III, competenties 45, 47, 48, 49, 52, 53.

Werkvorm
Onderwijs- en leergesprekken, practicum, zelfstudie

Toetsvorm
Tentamen: individueel schriftelijk gesloten-boek
Praktijkopdracht: groepsopdracht

Literatuur
Alblas, G en Wijsman, E. (2004) Gedrag in organisaties. Groningen/ Houten: Wolters-Noordhoff, 4
e

druk
Wiertzema, K. En Jansen, P. (2005) Basisprincipes van communicatie. Amsterdam: Pearson Education


4.14 Sociologie

3 ECTS
84 SBU

Docenten: drs. A. Deelen, drs. J. Santegoeds

Inhoud
Sociologie is een van de vier kerndisciplines van Bestuurskunde. In dit vak komen sociologische
concepten in een bestuurskundige context aan de orde. Dat betekent onder meer dat steeds de relatie
met de betekenis van sociologische kennis en inzichten voor het openbaar bestuur, en breder het object
van bestuurskunde, wordt gelegd. In de werkcolleges zullen studenten in groepjes presentaties
verzorgen, verder wordt er een actuele casus uitgediept en aan de opdrachten gewerkt. Doel: inzicht in
de materie verwerven en analytische vaardigheden ontwikkelen.

Bereidt voor op de beroepsproducten
Beleidsplan
Probleemverkenning
Netwerkanalyse

Competenties
Cluster I, competenties 3, 4, 9
Cluster II, competenties 17
Cluster III, competentie 42

Werkvorm
Instructie- en werkcolleges

Toetsvorm
Schriftelijke opdrachten en afsluitend gesloten-boektoets. De schriftelijke opdrachten leveren bij een
voldoende een bonuspunt op voor het tentamen.

Beroepsprodukten
Dit vak levert een bijdrage aan de beroepsprodukten Beleidsplan, Probleemverkenning,
Netwerkanalyse
42
Literatuur
Ossewaarde, R (2006) Maatschappelijke organisaties. Een sociologische inleiding. Boom Onderwijs


4.15 Professionele Taalvaardigheid (PTV) 2 (1 t/m 4)

Zie paragraaf 4.6.

4.16 Loopbaanontwikkeling 2 (1 t/m 4)

Zie paragraaf 4.7.


4.17 Vrije keuzeruimte

Zie paragraaf 4.8.
43
Blok 3


4.18 Bestuurskunde 3 (3 van 4)

3 ECTS
84 SBU

Docenten:
Drs. M. Haverkamp
m.haverkamp@hhs.nl
tel. 070-445 8323

. Yalva MSc.
o.yalvac@hhs.nl
tel. 070- 445 7095
Inhoud
De multidisciplinaire kijk van bestuurskunde staat in dit blok weer centraal. Bestuurskunde 2 vormt
samen met Bestuurskunde 3 een verdieping op Bestuurskunde 1. Organisatie en management in het
openbaar bestuur, New Public Mangement, hybride organisaties, macht en conflict in publieke
organisaties staan dit blok op het programma. Het programma wordt afgesloten met het onderdeel
politiek en bestuur: living apart together. Dit sluit tevens goed aan op het vak Politicologie van
Nederland dat in blok 1 is behandeld.

Bereidt voor op de beroepsproducten
Evaluatieonderzoek
Beleidsplan
Netwerkanalyse
Begroting
Probleemverkenning
Lobbystrategie
Klant-burgergesprek

Werkvorm
Bestuurskunde 3 bestaat uit een reeks van hoor- en werkcolleges. In de hoorcolleges zullen de
verschillende facetten van openbaar bestuur de revue passeren. De docenten zullen van ieder
hoorcollege een lijst met eindtermen op Blackboard plaatsen. De docenten streven ernaar zo
optimaal mogelijk beschikbaar te zijn voor vragen van cursisten. PowerPoint presentaties zullen dan
ook direct na ieder college op Blackboard worden geplaatst.

In de werkcolleges wordt gewerkt aan opdrachten. Deelname aan de werkcolleges is verplicht.

In het laatste hoorcollege wordt u in de gelegenheid gesteld om vragen te stellen m.b.t. tentamenstof.
Tevens zullen tips worden aangereikt hoe u zich goed kan voorbereiden op het tentamen. Let op:
Gaarne vragen m.b.t. het tentamen uiterlijk maandag 12:00u voorafgaand aan het laatste college
mailen naar de docent.

Toetsvorm
Het vak Bestuurskunde 3 wordt getoetst door middel van een gesloten boek tentamen en diverse
werkopdrachten. Let op: te laat ingeleverde opdrachten worden niet nagekeken. Hierop is geen enkele
uitzondering mogelijk.


44
Literatuur
Bovens, M.A.P., t Hart, P., van Twist, M.J.M. (zevende, herziene druk) 2007. Openbaar Bestuur.
Beleid, organisatie en politiek. Alphen aan den Rijn: Kluwer
Hoofdstukken: 6 t/m 11

Collegestof incl. Eindtermen (wekelijks te vinden op Blackboard)


4.19 Overheid en informatiesamenleving

ECTS
84 SBU

Cordinator: drs. IJ. Hoetjes
Docent(en): drs. IJ. Hoetjes , gastdocenten

Inhoud
De digitale gemeente, DigID, de elektronische overheid, MijnOverheid.nl, e-governance, e-
participatie, e-democratie Het is een kleine moeite om een veelvoud aan benaderingen en
initiatieven op te sommen die tot doel hebben het openbaar bestuur pas te laten houden met de ICT-
onwikkelingen die onze samenleving steeds meer lijken te bepalen. Deze module stelt zich tot doel de
B/O-student kennis te laten maken met de betekenis die technologie en innovatie hebben voor de
veranderende positie en activiteiten van de overheid. In onze informatiemaatschappij ontstaan
enerzijds nieuwe uitdagingen en problemen die om een publieke oplossing vragen. Anderzijds maar
biedt dezelfde innovatie nieuwe mogelijkheden en oplossingen voor (bestaande) publieke problemen.
Het jonge domein van e-government wordt vooral vanuit de praktijk gedefinieerd, en het naar de
eigen (beroeps)praktijk vertalen van de veelheid aan best practices en worst cases is dan ook een
belangrijk hulpmiddel voor de toekomstig public manager. Uiteraard is kennis van relevante
basisbegrippen uit de ICT en informatiekunde hiervoor vereist, net zoals het vertrouwd zijn met
digitale werk- en kennisomgevingen. Door op een heldere manier na te denken over informatie en
communicatie, ben je vervolgens beter in staat bestaande (en toekomstige!) technologische
mogelijkheden te benutten.

Bereidt voor op de beroepsproducten
Uitvoeringsanalyse
Procesbeschrijving
Klant-burger gesprek

Competenties
Cluster I, competenties 2, 8
Cluster II, competenties 17, 18, 24, 25, 33, 36, 41
Cluster III, competentie 44, 45

Werkvorm
Instructiecolleges, werkcolleges, gekoppeld aan Bestuurskunde 3 opdracht

Toetsvorm
Casusgerelateerde opdrachten (online/schriftelijk), schriftelijk gesloten boek tentamen (gesloten
vragen).

Literatuur
Lips, M., V. Bekkers en A. Zuurmond (2005). ICT en openbaar bestuur. Den Haag: Boom Juridische
uitgevers/Uitgeverij LEMMA.
Aanvullende literatuur: zie Blackboard

45

Collegestof
Aanvullend casusmateriaal bij de opdrachten wordt tijdens de cursus ter beschikking gesteld
De HHS Bestuurskunde-wiki


4.20 Analysevaardigheden

3 ECTS
84 SBU

Docenten: drs. A. Borghuis, drs. M. Haverkamp

Inhoud
Als bestuurskundige moet je in staat zijn om een onderzoek te leiden en een onderzoek te beoordelen.
De eerste stap in het verrichten van een onderzoek is het selecteren en exact definiren van het
probleem wat je wilt onderzoeken. Het vervolg is het probleem wat je wilt gaan onderzoeken op de
goede wijze met behulp van theorie analyseren.

Opbouw van de course
Tijdens de colleges komen zowel de theoretische aspecten als praktische vaardigheden aan de orde. De
eerste colleges wordt achtergrondkennis gegeven en worden praktische voorbeelden gegeven over
vraagstellingen, de formulering van de onderzoekshypothese en het operationaliseren van deze
hypothese. Ook verschillende onderzoeken die er zijn zullen aan de orde komen. In verdere colleges
wordt ingegaan op vragen en problemen die studenten tegenkomen.

Bereidt voor op de beroepsproducten
Probleemverkenning
Evaluatie-onderzoek
Uitvoeringsanalyse
netwerkanalyse

Competenties
Cluster I, competentie 6
Cluster II, competenties 16, 17

Werkvorm
Er zijn drie verplichte instructiecolleges. Daarnaast moet er verplicht worden geconsulteerd. Dit wordt
nader in de blokwijzer uiteengezet.

Toetsvorm
Individueel gesloten boek tentamen over de voorgeschreven literatuur en de collegestof.
Opdrachten.
Het eindcijfer is het gemiddelde van het tentamen en de opdrachten waarbij ieder onderdeel een
voldoende moet zijn.

Literatuur
Piet Verschuren en Hans Doorewaard (2000). Het ontwerpen van een onderzoek. Utrecht: Lemma, 2
e

druk of hoger.






46
4.21 Professionele Taalvaardigheid (PTV) 3 (3 van 4)

Zie paragraaf 4.6.


4.22 Professional English 1 (1 van 2): English Language and Composition 1, The Reading &
Writing Process

2 ECTS
56 SBU

Lecturer: Ms E. Van Toorenenburg (MA)

1. Course Description
The course teaches the fundamentals of how to read and write effectively and academically, to analyze
and think critically as well as to reflect. To read effectively is to acquire an understanding of the
concepts presented by the writer. To write effectively requires good command of grammar and
vocabulary, and knowledge of different types of essays, as well as effective strategies and techniques.

2. Objectives
To enable students to read and write effectively and confidently in their college courses across
the curriculum and their professional lives.
To read primary and secondary sources carefully,
To synthesize material from these texts in their own compositions.
To present their own compositions.
To critically analyze a text and reflect on it.

3. Competencies
Analyze and interpret samples of good writing, identifying and explaining an authors use of
rhetorical strategies and techniques.
Apply effective strategies and techniques to their own writing.
Create and sustain arguments based on readings and research.
Produce expository, analytical and argumentative compositions that introduce a complex
central idea and develop it with appropriate evidence drawn from primary and/or secondary
source, cogent explanations, and clear transitions.
Write for a variety of purposes.
Demonstrate understanding and mastery of standard written English.
Demonstrate understanding of the conventions of citing primary and secondary sources.
Move effectively through the stages of the writing process.
Demonstrate understanding and mastery of standard written English.
Demonstrate understanding of the conventions of citing primary and secondary sources.
Move effectively through the stages of the writing process.

4. Structure of the course
This composition writing program hroughout that skill in writing proceeds from students awareness
of their own composing processes: the way they explore ideas, reconsider strategies and revise their
work.
The course hroughout the expository, analytical and argumentative writing that forms the
basis of academic and professional writing.
Students write in both informal and formal contexts.
Stylistic development is achieved by emphasizing:
- A wide-ranging vocabulary used appropriately and effectively,
- A balance of generalization and specific illustrative detail,
- Logical organization,
47
- Effective use of rhetoric and achieving appropriate emphasis through diction and
sentence structure.

5. Assessment
1. Weekly assignments = 20% of total grade (portfolio)
2. Essay = 80% of total grade

6. Literature
Mary R. Colonna, Judith E. Gilbert: Reason To Write, Strategies for Success in Academic
Writing (Advanced); Oxford University Press; ISBN: 9780194365833

7. Attendance
Regular attendance (80%) is required to be successful in the class. After one absence the
instructor will issue a warning and after two absences the instructor may refuse the student
admittance.
Do not come late or leave early without permission of the instructor.
Tardiness may be noted by the instructor as a class absence.
Plagiarism: If you submit work other than your own, the work will be considered
hroughout . Plagiarism may result in a zero for the assignment or a zero for the course.
Cell Phones & Electronic Devices: The use of cell phones, palm pilots, pagers, cameras or
other communication devices will not be permitted during classes. If brought to class, these
devices must be turned off.

8. Course Policies
Assignments:
Essays: for each essy assignment, students will be given a schedule of readings, exercises and
drafts required. All essays must be typed in Times New Roman 12, with double spacing
hroughout.
Grading criteria will be reviewed in class.
Daily Work: Homework assignments are to be completed before class. Late work will not be
accepted for daily work.


4.23 Loopbaanontwikkeling 3 (3 van 4)

Zie paragraaf 4.7.


4.24 Vrije keuzeruimte

Zie paragraaf 4.8.

48
Blok 4


4.25 Bestuurskunde 4 (4 van 4): De public manager in en om de overheid, casus Openbaar
Ministerie

3 ECTS
112 SBU

Docenten
Drs. M. Haverkamp
m.haverkamp@hhs.nl
tel. 070-445 8323

. Yalva MSc.
o.yalvac@hhs.nl
tel. 070- 445 7095
Inhoud
In deze laatste Bestuurskunde van het eerste jaar B/O wordt van studenten verondersteld dat zij
inmiddels een behoorlijke voorkennis hebben opgebouwd, en zelf verantwoordelijkheid kunnen
nemen voor het functioneren van de werkgroep. Nog meer dan in Bestuurskunde 3 wordt het aan de
student zelf overgelaten in de PGO-taken steeds een multidisciplinaire aanpak te kiezen.
Binnen het thema van blokperiode 4,De public manager in en om de overheid, is voor Bestuurskunde
4 gekozen voor een complexe en actuele context, te weten het uitvoeren van beleid in
verzelfstandigde organisaties. Het speelveld van de public manager bevindt zich immers maar al te
vaak tussen het publieke en private domein. Vraagstukken rond het uitvoeren van beleid in meer of
minder verzelfstandigde vorm houden bestuurskundigen al decennia bezig, om niet te spreken van de
steeds terugkerende aandacht van ambtenaren, politici en media voor de verhouding beleidsvorming-
beleidsuitvoering. De verzelfstandigingsdiscussie maakt dus niet alleen deel uit van het vakgebied
Bestuurskunde, maar is evenzeer een onderdeel van de beroepspraktijk van de public manager.

Bereidt voor op de beroepsproducten
Evaluatieonderzoek
Beleidsplan
Netwerkanalyse
Begroting
Probleemverkenning
Lobbystrategie
Klant-burgergesprek

Competenties
PGO-competenties
Bestuurskunde, 4 specifieke competenties:
Cluster I, competentie 10
Cluster II, competenties 16, 28, 33

Werkvorm
flankerende instructiecolleges (plenair)
Groepsopdrachten

Toetsvorm
Aanwezigheid/participatie/procesverslag Bestuurskunde-groepen, Bestuurskundetoets


49
Literatuur
Verplichte literatuur
Literatuur die het afgelopen jaar bij de diverse 1e jaars vakken is behandeld.


4.26 Bedrijfskunde in een publieke omgeving

3 ECTS
84 SBU

Cordinator / docent: drs. K. El Aassaoui CPC

Competenties
Cluster I, competenties 1, 7
Cluster II, competentie 26

Inhoud
Binnen de publieke sector is sinds de jaren tachtig en negentig veel aandacht voor
resultaatsgerichtheid. De belangrijkste kenmerken hiervoor zijn:
Het verhogen van de efficiency waarbij het bedrijfsleven als voorbeeld dient;
Het afslanken van de overheid;
Het streven naar excellentie van de overheidsorganisatie;
Het stimuleren van een ondernemende geest binnen overheidsbureaucratien.
Publieke organisaties moeten door politieke en maatschappelijke druk steeds meer inzichtelijk maken
dat ze goed presteren en succesvol zijn. Maar wat moet een overheidsorganisatie laten zien om
duidelijk te maken dat men succesvol is of in ieder geval nuttig? Hoe kun je meten wat een
overheidsorganisatie presteert? Winst als beoordelingsmaatstaf voor efficintie en effectiviteit is
binnen de publieke sector niet bruikbaar, maar wat dan wel? Dit vak behandelt de beheersing van
prestaties, gebruikmakend van diverse modellen en technieken. De student maakt kennis met deze
modellen en technieken en weet deze toe te passen binnen een casustiek.

Bereidt voor op de beroepsproducten
Begroting
Procesbeschrijving
Managementrapportage
Probleemverkenning

Werkvorm
Instructie- en werkcolleges

Instructiecolleges
Hier wordt de stof uit het boek gepresenteerd en wordt instructie gegeven hoe in de werkcolleges
gewerkt zal worden. Deze instructiecolleges zijn verplicht, bij meer dan 2x afwezigheid moet een
compensatieopdracht worden gemaakt. Pas als deze compensatieopdracht als voldoende is beoordeeld
wordt het tentamencijfer toegekend,.

Werkcolleges
In de werkcolleges wordt groepsgewijs aan opdrachten gewerkt. Deze opdrachten dienen ervoor om de
gepresenteerde stof te verwerken. Deze colleges zijn eveneens verplicht. Bij meer dan 1x afwezigheid
moet een compensatieopdracht worden gemaakt. Pas als deze compensatieopdracht als voldoende is
beoordeeld wordt het tentamencijfer toegekend.

Toetsvorm
In de werkcolleges worden in groepsverband opdrachten gemaakt. Deze dienen voldoende te zijn om
in aanmerking te komen voor het eindcijfer.
50
Verplichte literatuur
Management Accounting en Control, Lemma, Utrecht, pp. 268 (derde druk, 2001, 279 paginas)
Uit te reiken literatuur tijdens de colleges.


4.27 Projectmatig werken

3 ECTS
84 SBU

Cordinator: drs. A. Borghuis
Docent(en): mw. M. Bil-Meijer, mw. J. Liemburg, mw. M. Verbeek

Inhoud
In iedere organisatie zal er moeten worden samengewerkt in teams en/ of projectgroepen. Dit vraagt
van alle betrokkenen gerichte inzet en specifieke vaardigheden. Jij zult in jouw rol als manager hieraan
actief sturing moeten geven. In deze module bieden wij je, naast de benodigde kennis, een aantal
instrumenten om het functioneren van het (project)team in kaart te brengen (inclusief jouw eigen rol
daarin) en dagen wij je uit om na te denken over mogelijkheden dit functioneren te verbeteren.

Bereidt voor op de beroepsproducten
Projectplan
Event: samenstelling team

Competenties
Cluster I, competenties 7, 9, 11
Cluster III, competenties 44, 45 49, 52, 53

Werkvorm
Onderwijs- en leergesprekken, practicum, zelfstudie

Toetsvorm
Tentamenopdracht(en), schriftelijk gesloten-boek tentamen

Literatuur
Alblas, G. En Wijsman, E. (2005) Gedrag in organisaties. Groningen/ Houten: Wolters-Noordhoff, 4
e

druk
Wiertzema, K. En Jansen, P. (2005) Basisprincipes van communicatie. Amsterdam: Pearson Education


4.28 Professionele Taalvaardigheid (PTV) 4 (4 van 4)

Zie paragraaf 4.6.


4.29 Professional English 2 (2 van 2): English Language and Composition 2, The Reading &
Writing Process (Blok 4)

2 ECTS
56 SBU

Lecturer: Ms E. Van Toorenenburg (MA)



51
1. Course Description
Writing is much more than an important skill that is essential to your success in college and in the
world of public management. People with the ability to sort through their ideas in writing and express
themselves through the written word are empowered. They are able to effect change in their personal
and professional lives and in their communities. Although strong writing ability may seem to come
naturally to some people, every effective writer has to work hard to make what he or she writes
seemed effortless

2. Objectives
To enable students to write effectively and confidently in their college courses across the
curriculum and confidently in their professional lives.
To read primary and secondary sources carefully,
To synthesize material from these texts in their own compositions.
To critically analyze a text and reflect on it.

3. Competencies
Analyze and interpret samples of good writing, identifying and explaining an authors use of
rhetorical strategies and techniques.
Apply effective strategies and techniques to their own writing.
Create and sustain arguments based on readings and research.
Produce expository, analytical and argumentative compositions that introduce a complex
central idea and develop it with appropriate evidence drawn from primary and/or secondary
source, cogent explanations, and clear transitions.
Write for a variety of purposes.
Demonstrate understanding and mastery of standard written English.
Demonstrate understanding of the conventions of citing primary and secondary sources.
Move effectively through the stages of the writing process.

4. Structure of the course
This composition writing program hroughout that skill in writing proceeds from students awareness
of their own composing processes: the way they explore ideas, reconsider strategies and revise their
work.
The courses emphasizes the expository and analytical writing that forms the basis of academic
and professional writing.
Students write in both informal and formal contexts.
Stylistic development is achieved by emphasizing:
- A wide-ranging vocabulary used appropriately and effectively,
- A balance of generalization and specific illustrative detail,
- Logical organization,
- Effective use of rhetoric and achieving appropriate emphasis through diction and sentence
structure.

5. Assessment
1. Weekly assignments = 20% of total grade (portfolio)
2. Essay = 80% of total grade

6. Literature
Mary R. Colonna, Judith E. Gilbert: Reason To Write, Strategies for Success in Academic
Writing (Advanced); Oxford University Press; ISBN: 9780194365833

7. Attendance
Regular attendance (80%) is required to be successful in the class. After one absence the
instructor will issue a warning and after two absences the instructor may refuse the student
access.
52
Do not come late or leave early without permission of the instructor.
Tardiness may be noted by the instructor as a class absence.
Plagiarism: If you submit work other than your own, the work will be considered plagiarized.
Plagiarism may result in a zero for the assignment or a zero for the course.
Cell Phones & Electronic Devices: The use of cell phones, palm pilots, pagers, cameras or
other communication devices will not be permitted during classes. If brought to class, these
devices must be turned off.

8. Course Policies
Assignments:
Essays: for each easy assignment, students will be given a schedule of readings, exercises and
drafts required. All essays must be typed in Times New Roman 12, with double spacing
hroughout.
Grading criteria will be reviewed in class.
Daily Work: Homework assignments are to be completed before class. Late work will not be
accepted for daily work.


4.30 Loopbaanontwikkeling 4 (4 van 4)

Zie paragraaf 4.7.


4.31 Vrije keuzeruimte

Zie paragraaf 4.8.
53
5.0 Vakken- en studiepuntenoverzicht B/O Duaal 2


Zie voor een algemene beschrijving van jaar 2 (en 1) paragraaf 2.5.

Programma duaal jaar 2 (dit programma geldt zowel voor de reguliere studenten als de
MBO-instroom- en doorstroomstudenten)
(alle onderwijsonderdelen worden afgesloten met een cijfer / voor de toetsvorm wordt
verwezen naar de studiegids bestuurskunde/overheidsmanagement 2009-2010 / voor alle
studieonderdelen die worden afgesloten met een tentamen geldt dat hiervoor vooraf dient te
worden ingetekend (zie ook art.12)

Studieonderdeel Blokperiode 1 2 3 4 Totaal
ects
Beleidsvoorbereiding 3 3
Beleid & Maatschappij 3 3
Bestuursatelier beleidsvoorbereiding 3 3
English Research & reporting 3 3
Beleidsvorming 3 3
Beleidsmanagement 3 3
Bestuursatelier beleidsvorming 3 3
Projectmatig werken I 3 3
Beleidsuitvoering 3 3
Bedrijfs&organisatiemanagement 3 3
Bestuursatelier beleidsuitvoering 3 3
Projectmatig werken II 3 3
Beleidsevaluatie 3 3
Multi-level governance 3 3
Bestuursatelier beleidsevaluatie 3 3
Projectmatig werken III 3 3
Competentiemanagement x x x x 9
Vrije keuzeruimte* x x x x 3
Totaal ects 12 12 12 12 60

* 1. de besteding van de vrije keuzeruimte dient te voldoen aan de criteria zoals deze geformuleerd
zijn in de studiegids bestuurskunde/overheidsmanagement 2009-2010; 2. de vrije keuzeruimte dient in
principe ingevuld te worden door het volgen van een studieonderdeel of begeleidingstraject binnen de
Academie BVR en 3. indien een student, als invulling voor de vrije keuzeruimte voorkeur heeft voor
het volgen van een studieonderdeel of begeleidingstraject dat buiten de Academie voor BVR wordt
aangeboden, dient uitdrukkelijk vooraf schriftelijke toestemming te worden gevraagd aan de
examencommissie.


54
Blok 1


5.1 Beleidsvoorbereiding

3 ECTS
84 SBU

Cordinator: Drs. A. Deelen
Docent: Drs. A. Deelen e.a, gastdocenten

Inhoud
Dit vak is het eerste van de vier theorievakken in het tweede jaar, waarbij (overheids)beleid centraal
staat. In de volgende drie periodes komen achtereenvolgens beleidsvorming, beleidsuitvoering en
beleidsevaluatie aan bod. Deze eerste periode wordt stilgestaan bij beleidsvoorbereiding, waarmee de
overgang van de bestuurskundevakken uit het eerste jaar naar de beleidsvakken van het tweede jaar
gefaciliteerd wordt. Daarnaast is dit vak een inleiding op de genoemde vakken van de volgende
periodes.

De volgende onderwerpen worden besproken:

De beleidscyclus; verschillende deelprocessen en hun samenhang
De begrippen politiek, beleid en sturing: begripsbepaling en opvattingen
De elementen van beleid: problemen, doelen; instrumenten; actoren; tijd; waarden/normen
Onderzoeken en analyseren van beleid; vier bestuurskundige vragen, beleidsargumentatie
Politieke sensitiviteit

Bereidt voor op de beroepsproducten
Beleidsplan
Evaluatieonderzoek
Probleemverkenning
Netwerkanalyse
Lobbystrategie

Leerdoelen
Na afsluiting van dit vak heeft de student kennis van en inzicht in:

de verschillende fases van de beleidscyclus
de bestuurlijke en maatschappelijke context van beleidsvorming
de elementen van beleid en hun samenhang
de begrippen beleid, politiek en sturing en de verschillende benaderingen van deze concepten

Werkvorm
Dit vak bestaat uit hoorcolleges, waarvan er per week twee plaatsvinden. Ter voorbereiding van de
colleges, dan wel ter verwerking van de literatuur worden opdrachten verstrekt. Gastcolleges en het
gebruik van cases worden gebruikt om de link met de praktijk te maken.

Toetsvorm
Het vak wordt afgesloten met een individuele, gesloten boek-toets.

Literatuur
Zie literatuurlijst duaal 2
Mogelijke aanvullende literatuur wordt tijdens de colleges/via blackboard bekend gemaakt

55
5.2 Beleid en Maatschappij

3 ECTS
84 SBU

Cordinator: Drs. J. Santegoeds
Docenten: Drs. A. Deelen, Drs.J. Santegoeds

Inhoud
Waar hebben we het in de bestuurskunde over als we het over maatschappelijke problemen hebben?
Welke maatschappelijke trends die leiden tot nieuwe beleidsvragen kunnen we waarnemen? Wat
maakt maatschappelijke problemen tot beleidsproblemen? En hoe leidt beleid weer tot nieuwe
maatschappelijke problemen? Om antwoord op deze vragen te kunnen geven gebruiken we inzichten
uit sociologie, politicologie en (macro)economie.
In de colleges staan de volgende ontwikkelingen centraal:

versplinterde samenleving
netwerksamenleving
risicosamenleving
ontstatelijkte samenleving

Aan de hand van themas als milieu, interventiestaat&verzorgingsstaat, sekse, ethniciteit&religie en
armoede enerzijds en van teksten van invloedrijke hedendaagse sociologen en politicologen anderzijds
(Castells, Giddens, Beck, Bourdieu, Putnam en Barber) worden deze ontwikkelingen uitgediept.
Vanuit de theorie wordt steeds de link gelegd naar de beleidspraktijk, met als hamvraag: op welke
wijze leveren genoemde maatschappelijke ontwikkelingen input aan beleidsdenken en praktijk.

Bereidt voor op de beroepsproducten
Evaluatieonderzoek
Klant-burgergesprek
Probleemverkenning
Begroting

Competenties
Cluster I, competenties 3,9
Cluster II, competenties 13,17
Cluster III, competenties 42, 49

Werkvorm
Dit vak bestaat uit 1 hoor- en 1 werkcollege per week. Daarnaast worden er enkele documentaires
vertoond, waarmee we in het werkcollege verder aan de slag gaan. Ter voorbereiding van de colleges,
dan wel ter verwerking van de literatuur worden opdrachten verstrekt. Gastcolleges en het gebruik van
cases worden gebruikt om de link met de praktijk te maken.

Toetsvorm
Het vak wordt afgesloten met een individuele, open boek-toets.

Literatuur
- Bekkers, V (2007). Beleid in beweging. Achtergronden, benaderingen, fasen en aspecten van beleid
in de publieke sector. Den Haag, uitgeverij LEMMA. Hoofdstuk 2 & 12
- Wolter, N en De Graaf. Maatschappelijke problemen, uitgeverij Boom Onderwijs.
- Becker, M (2007) Bestuurlijke ethiek, Van Gorcum.
- Reader.


56
5.3 Bestuursatelier beleidsvoorbereiding

3 ECTS
84 SBU

Docenten: drs. W. Minderhout, drs. J. Santegoeds, drs. A. Borghuis

Inhoud
Elke periode vervaardigen studenten in het bestuursatelier twee zogenoemde beroepsproducten. Een
van deze twee producten is een individuele opdracht, de andere een groepsopdracht. In elke periode
staat daarbij een fase in het beleidsproces n een bestuurslaag centraal. In de eerste periode gaat het
daarbij om respectievelijk beleidsvoorbereiding en het Rijk. Hierbij zullen ook de andere fasen van het
beleidsproces en actoren buiten het Rijk nadrukkelijk aan bod komen. Het beleidsfasenmodel is
immers een ideaaltypisch model; in de beleidspraktijk zijn de fasen meestal niet scherp van elkaar te
scheiden. Bovendien wordt bij de voorbereiding van nieuw beleid cq een beleidsherziening altijd het
bestaande beleid kritisch onder de loep genomen. En hoewel het Rijk centraal staat in periode 1, komt
Rijksbeleid in toenemende tot stand in samenwerking met andere actoren, zowel binnen als buiten het
publieke domein.

Competenties
De nadruk ligt op de onderdelen Agendavorming en Voorbereiding uit cluster II

Werkvorm
Werkcolleges

Toetsvorm
Twee beroepsgerelateerde schrijfproducten: beleidsanalyse en probleemverkenning. Beide tellen voor
50% mee in de eindbeoordeling

Literatuur
Edwards, A & Schaap, L (2000) Vaardigheden voor de publieke sector. Bussum. Uitgeverij Coutinho

Aanbevolen literatuur
Grubben, E & Vriens, J Handleiding bij het voorbereiden en schrijven van heldere en creatieve
teksten. Academic Service


5.4 English Language and Composition: Research & Reporting

3 ECTS
84 SBU

Lecturer: Ms E. van Toorenenburg (MA)

Course description
This course is the third part of the English Language program and deals with the issues of Research
and Writing, and Oral Presentations. All these are aspects of the daily work of a professional Public
Manager. He/she is expected to base the policy papers and reports on thorough research,write the
papers in a clear, understandable and objective language and present orally the content of the policy
papers and the research it is based on.

Course Objectives
to strengthen your expository writing and speaking abilities by building on skills that you
already have,
to enable you to become more accomplished in writing research papers.
57
to read and understand academic texts related to public administration.
to participate in discussions.
to listen to and understand English spoken at normal speed.
to analyse texts related to matters of work and study.
to present orally the results of your research.

Keyword Syllabus
1. Improve writing, reading, speaking and listening skills, develop students fluency, analytical
and critical thinking ability, make learners more aware of social/public issues.
2. Use a task-based learning approach to enhance proficiency in academic and professional
English; process writing, group work, group discussion, simulation and reading
comprehension tasks will be included.

Teaching method: Interactive workshops
We have a total of 56 SBU.

Tutorials: 18 SBU
Assignments: 10 SBU
Presentation & Report: 28 SBU

Assessment
The assessment consists of:
1. a written report of the results of your research: 40%
2. an oral presentation of your findings: 60%

Literature
Manon van der Laken, Bob van der laken, Presentation Techniques, Uitgeverij Coutinho,
ISBN: 9789046900475


5.5 Competentiemanagement 1: SLB (1 van 4)

Dit studieonderdeel loopt van blok 1 t/m 4.

3 ECTS aan het eind van het studiejaar.
84 SBU

Cordinator: dhr. B. Laurens
Docenten: mevr. M. Verbeek, dhrn. W. Minderhout, G. Bekdr en B. Laurens

Inhoud
SLB heeft een drietal woorden in zich: studie, loopbaan en begeleiding.
Het gaat hier om het leerproces dat de student doorloopt en waar hij/zij (in toenemende mate) zelf de
regie over voert om aan het eind van de studie de beroepscompetenties te hebben verworven. Dit kan
je ook de interne loopbaan van de student noemen. In deze fase van de opleiding orinteert de student
zich tijdens SLB op wat hij in de beroepspraktijk wil en maakt op basis daarvan gericht keuzes in de
opleiding. De orintatie op de loopbaan en de begeleiding van de keuzes zijn dan ook onderdelen die
binnen SLB een duidelijke plek hebben gekregen.
Lopende het studiejaar zullen minimaal 3 individuele voortgangsgesprekken met studenten worden
gevoerd.

Bereidt voor op de beroepsproducten
Event


58
Competenties
Loopbaanplanning
Een afgestudeerde student bij de afdeling B/O is in staat om op een zelfkritische en zelfstandige wijze
een analyse te maken van de eigen competenties, een beeld te hebben van de competenties nodig voor
het toekomstig beroep en een plan van aanpak te maken om te komen tot verwerving van de
competenties. Dit heeft tot resultaat een loopbaanplanning. Hij/zij maakt hierbij gebruik van een
(digitaal) portfolio met daarin een persoonlijk ontwikkelplan.

Zelfstandig en zelfverantwoordelijk leren leren
Een afgestudeerde student bij de afdeling B/O is in staat de ontwikkeling als professionele
beroepsbeoefenaar te sturen. Hij/zij kan middels voortdurende kritische reflectie op het eigen
beroepsmatig handelen, zijn/haar houding en motivatie (door op zichzelf te reflecteren en feedback te
vragen en krijgen van anderen) voor zichzelf ontwikkelingsdoelen formuleren. Daarnaast kan hij/zij
voor zichzelf situaties creren waarin deze doelen geoefend en gerealiseerd kunnen worden.

Beide competenties hebben als doel om zelf verantwoordelijkheid te gaan dragen voor het eigen
proces van leren, ontwikkelen en problemen oplossen.

Binnen BO sluit dit aan bij:
Cluster I, competenties 10, 11, 12
Cluster II, competenties 24, 25, 26, 27, 28, 38, 39, 40
Cluster III, competenties 49, 53

Voor dit vak geldt aanwezigheidspicht.

Literatuur
Aanbevolen
Grit, Roel e.a. (2004). Competentiemanagement. Groningen: Wolters-Noordhoff.
Monique Dankers-Van der Spek (2006). Studieloopbaanontwikkeling-Beroepsgeschikt. Amsterdam:
Pearson Education.
59
Blok 2


5.6 Beleidsvorming

3 ECTS
84 SBU

Cordinator: Drs. A. Deelen
Docenten: Drs. A. Deelen e.a., gastdocenten

Inhoud
In dit blok staat het beleidsvormingsproces centraal. Een complex proces vanwege de 2 lijnen
waarlangs beleid tot stand komt: intellectuele rijping (beleidsontwikkeling) en politieke wilsvorming
(besluitvorming). Centraal uitgangspunt bij de behandeling van dit onderwerp wordt gevormd door de
vier bestuurskundige vragen: hoort het, past het; werkt het; mag het. Te behandelen deelonderwerpen:

Vervolg/verdieping uitwerking van de elementen van beleid
Beleidsvorming als proces: ontwikkelen en beslissen
Methodieken van beleidsconstructie
Co-produktie, netwerken en interactief beleid; burgerparticipatie
Het spanningsveld van beleidsvorming

Bereidt voor op de beroepsproducten
Beleidsplan
Evaluatieonderzoek
Netwerkanalyse

Leerdoelen
Na afsluiting van dit vak heeft de student kennis van en inzicht in:

Onderdelen van het beleidsvormingsproces
Verschillende benaderingen van het beleidsvormingsproces
De verschillende methodieken van beleidsconstructie
De complexiteit en interdisciplinariteit van beleidsvorming

Werkvorm
Dit vak bestaat uit hoorcolleges, waarvan er per week twee plaatsvinden. Ter voorbereiding van de
colleges, dan wel ter verwerking van de literatuur worden opdrachten verstrekt. Gastcolleges en het
gebruik van cases worden gebruikt om de link met de praktijk te maken.

Toetsvorm
Het vak wordt afgesloten met een individuele, gesloten boek-toets.

Literatuur
Zie literatuurlijst duaal 2
Mogelijke aanvullende literatuur wordt tijdens de colleges/via blackboard bekend gemaakt.







60
5.7 Beleidsmanagement

3 ECTS
84 SBU

Cordinator: drs J Santegoeds
Docenten: drs A. Deelen, drs M. Haverkamp, drs W Minderhout en drs J Santegoeds.

Inhoud
Bij beleidsmanagement draait alles om het beheersbaar maken van de strijd om beleid die zich in
beleidsdomeinen afspeelt wanneer beleidscontroversen de kop opsteken. Zelfs en soms juist
wanneer zulke beleidsissues in technische zin relatief eenvoudig zijn, zoals euthanasie, kunnen
betrokken actoren sterk met elkaar van mening verschillen over wat mag, kan en hoort. Sturen op
inhoud voldoet in deze situaties niet; waarden, belangen, percepties en interpretaties die zijn
neergeslagen in sociale rollen, regels en routines zijn belangrijker.
Beleidscontroversen manifesteren zich niet alleen tussen, maar ook binnen organisaties, ook hieraan
wordt in deze cursus aandacht besteed. Vormen van management die hierbij aan bod komen zijn
netwerkmanagement, procesmanagement en management van ambiguteit.

Bereidt voor op de beroepsproducten
Netwerkanalyse
Event
Managementrapportage
Adviesgesprek/rapport

Competenties
Cluster I, competenties 3, 5, 6
Cluster II, competenties 14, 20, 27, 30
Cluster III, competenties 45, 47, 49, 51

Werkvorm
Dit vak bestaat uit 1 hoor- en 1 werkcollege per week. Ter voorbereiding van de colleges, dan wel ter
verwerking van de literatuur worden opdrachten verstrekt. Gastcolleges en het gebruik van cases
worden gebruikt om de link met de praktijk te maken.

Toetsvorm
Het vak wordt afgesloten met een individuele, openboektoets.

Literatuur
Noordegraaf, M. (2004) Management in het publieke domein. Issues, instituties, instrumenten.
Uitgeverij Coutinho. Hoofdstukken 1,2,3,4,7,8
Reader


5.8 Bestuursatelier beleidsvorming

3 ECTS
84 SBU

Docenten: drs. W. Minderhout
drs. J. Santegoeds
drs. A. Borghuis



61
Inhoud
In deze periode vervaardigen studenten in het bestuursatelier een zogenoemd beroepsproduct. Het
product is een individuele opdracht. In elke periode staat daarbij een fase in het beleidsproces n een
of meerdere bestuurslagen centraal. In de tweede periode gaat het daarbij om beleidsvorming op
provinciaal niveau.

Competenties
De nadruk ligt op de onderdelen Ontwerp en Vaststelling/Besluitvorming uit cluster II
Werkvorm
Werkcolleges

Toetsvorm
Een beroepsgerelateerd schrijfproducten: het beleidsplan. Dit telt voor 100% mee in de
eindbeoordeling.


Literatuur
Verplicht
Edwards, A & Schaap, L (2000) Vaardigheden voor de publieke sector. Bussum. Uitgeverij Coutinho
Aanbevolen
Grubben, E & Vriens, J Handleiding bij het voorbereiden en schrijven van heldere en creatieve
teksten. Academic Service


5.9 Projectmatig werken 1 (1 van 3)

3 ECTS
84 SBU

Cordinatie: wordt nader bekend gemaakt

Inhoud
Nadat in jaar 1 de theoretische basis voor projectmatig werken is gelegd, ga je in jaar 2 zelf aan de slag
met een projectopdracht van een externe opdrachtgever in groepjes van maximaal 8 studenten. In blok
2 zal dat voor alle studenten dezelfde opdracht zijn. Daarbij zal aandacht zijn voor ondersteunende
hoor- en werkcolleges over vaardigheden die je nodig hebt om een project succesvol af te ronden.
Communicatieve vaardigheden zijn daarbij essentieel, maar ook onderzoeks- en adviesvaardigheden
zijn belangrijk.

Bereidt voor op de beroepsproducten
Projectplan
Event

Competenties
Onafhankelijk van de projectopdracht komt een aantal competenties uit cluster III Relationeel
management aan bod, met de nadruk op 44,45,46, 47, 48, 52 en 53.
Afhankelijk van de projectopdracht komt een aantal competenties uit cluster II De public manager
aan de slag aan bod.

Toetsvorm
Beoordeling vindt plaats aan de hand van een groepsproduct.

Werkvorm
Projectgroepen en ondersteunende hoor- en werkcolleges. De projectgroepen werken zelfstandig aan
de opdracht, op basis van aan te vragen consulten is een begeleider beschikbaar.
62

Literatuur
Literatuur wordt via Blackboard en de opdrachtgever verspreid, daarnaast zal de student zelf actief op
zoek gaan naar ondersteunend materiaal benodigd voor de projectopdracht.
aanbevolen: Projectmatig werken (1ejaarsboek projectmanagement)


5.10 Competentiemanagement 2 (2 van 4): Beroepsvorming en SLB 2

Dit studieonderdeel loopt van blok 1 t/m 4.

Beroepsvorming 4 ECTS
SLB 3 ECTS
Vaardigheden 2 ECTS
336 SBU

Cordinator: dhr. B. Laurens
Docent Beroepsvorming: Mevr. M. Bil
Docenten SLB: mevr. M. Verbeek, mevr. . Yalva MSc., dhr. B. Laurens

In het tweede jaar van de opleiding in de competentie-managementlijn staan POP en portfolio centraal.
Hoofdonderdelen van deze leerlijn zijn studieloopbaanbegeleiding en beroepsvorming. In het portfolio
worden ook de producten uit de overige twee leerlijnen opgenomen. Daarnaast bevat het portfolio het
huidige sollicitatiedossier en wordt de competentie-ontwikkeling gemonitord. Competentie uit cluster
I, en met name cluster III (relationeel management zie hier onder) worden in kaart gebracht en de
student kiest aan de hand van geconstateerde hiaten een nog nader te omschrijven aantal trainingen op
het gebied van algemene management- en communicatieve vaardigheden uit een keuzeaanbod. Te
denken valt hierbij aan schriftelijke- en mondelinge communicatie (inclusief extra Engels),
presentatievaardigheden, vergaderen, onderhandelen, en conflicthantering.
Het portfolio-assessment aan het einde van jaar 2, wordt gekoppeld aan deze leerlijn.

III. Relationeel management
Relationeel management wordt in het beroepsprofiel tot een van de belangrijkste ontwikkelingen in de
beroepspraktijk gerekend. Om als public manager in deze ontwikkeling adequaat te kunnen handelen
is een aantal interactieve en interpersoonlijke competenties vereist:

42. Vangt signalen op uit de samenleving
43. Treedt dienstverlenend op naar het publiek ('public service orientation')
44. Is een teamworker
45. Is gericht op samenwerking, brengt betrokkenen over onderlinge verschillen met elkaar in
gesprek
46. Kan helder en correct communiceren (zowel schriftelijk als mondeling) met iedere doelgroep,
ongeacht maatschappelijke achtergrond en opleidingsniveau
47. Is communicatief duidelijk en besluitvaardig: weet om te gaan met spanningsvelden, conflicten
en belangentegenstellingen
48. Is onpartijdig en integer, heeft een duidelijk normbesef, kiest voor fair play
49. Heeft de sensitiviteit om zich in het standpunt van anderen te verplaatsen
50. Treedt op als onderhandelaar in contractrelaties
51. Stuurt projecten aan, benut (beleids-) netwerken en structureert een debat
52. Weet hoe draagvlak voor besluiten en win-win situaties te creren
53. Kan een proces op gang houden (vermijdt "loopgraaf", "fuik", en "patstelling")




63
Bereidt voor op de beroepsproducten
Event

Literatuur
Verplicht
Monique Dankers-Van der Spek (2006). Studieloopbaanontwikkeling-Stagebekwaam Amsterdam:
Pearson Education.
Aanbevolen
Gerrit Lettinga. (4
e
druk). Solliciteren is werken. Groningen: Wolters-Noordhoff.
64
Blok 3


5.11 Beleidsuitvoering

3 ECTS
84 SBU

Cordinator: nog in te vullen
Docenten: nog in te vullen

Inhoud
Bij beleidsvorming is al aangegeven dat in die fase het uitvoeringsvraagstuk al aan de orde komt. Het
zou zinloos zijn om instrumenten in het beleid op te nemen waarvan vervolgens blijkt dat ze niet
uitvoerbaar zijn. In dit blok wordt dieper op het uitvoeringsvraagstuk ingegaan. Je zult bemerken dat
nu organisatiekundige vraagstukken de boventoon voeren, zowel strategisch, tactisch als operationeel.
Kort gezegd, in deze fase krijgt het managementaspect van de opleiding meer aandacht dan het
bestuurskundige. Onderwerpen:

Verschillende benaderingen van beleidsuitvoering
Ontwikkelingen in en rond uitvoeringsorganisaties (o.a electronische overheid, integraal
management, vermindering bureaucratie etc.)
Ketenmanagement
Project- en programmamanagement
Klantgerichte overheid en burgerparticipatie
kwaliteitsmanagement

Bereidt voor op de beroepsproducten
Uitvoeringsanalyse
Procesbeschrijving
Beschikkingen
Burgerbrief
Klant-burgergesprek

Leerdoelen
Na afsluiting van dit vak heeft de student kennis van en inzicht in:

de verschillende benaderingen van beleidsuitvoering
verschillende typen van uitvoeringsorganisaties
organisatie- en managementproblematiek van uitvoeringsorganisaties
relevante ontwikkelingen in het denken over beleidsuitvoering

Werkvorm
Dit vak bestaat uit hoorcolleges, waarvan er per week twee plaatsvinden. Ter voorbereiding van de
colleges, dan wel ter verwerking van de literatuur worden opdrachten verstrekt.

Toetsvorm
Het vak wordt afgesloten met een individuele, gesloten boek-toets.

Literatuur
Zie literatuurlijst duaal 2
Mogelijke aanvullende literatuur wordt tijdens de colleges/via blackboard bekend gemaakt


65
5.12 Bestuur en organisatie

3 ECTS
84 SBU

Cordinator: drs. A. Deelen
Docenten: Drs. A. Deelen, V. van Duyvenbode MSc.

Inhoud
Bedrijfsmanagement staat voor een zakelijke benadering van publieke organisaties. Ondanks alle
lastige condities moet zo strak, simpel en soepel mogelijk georganiseerd en gemanaged worden.
Efficintie, kwaliteitsbewustheid, meetbare doelstellingen en marktgerichtheid zijn kernwoorden.
Kosten-batenanalyse, planning & control, publiek ondernemerschap, concurrentie en quasi-markten,
bedrijfseconomische versus bestuurspolitieke logica, prestatiemanagement, kwaliteitsmanagement en
strategisch management zijn themas die aan de orde komen. De kritische vraag of deze vorm van
management in elke publieke setting passend is, wordt daarbij niet geschuwd.
Organisatiemanagement legt de nadruk op het professioneel omgaan met intrinsieke spanningen die
kennisintensieve organisaties kenmerken en zoekt daarbij naar organisatie- of organiseervormen die
passen bij complexe (productie)processen. Cordinatievraagstukken, waarden en culturele diversiteit
binnen organisaties, kennismanagement, management van professionals en management van waarden
zijn themas die daarbij aan de orde komen.
In deze cursus ligt de focus daarbij op zogenoemde hybride organisaties; dat wil zeggen organisaties
die zich op het snijvlak van publiek en privaat bewegen.

Bereidt voor op de beroepsproducten
Managementrapportage
Procesbeschrijving
Uitvoeringsanalyse

Competenties
Cluster I, competenties 2,3,4,10,11
Cluster II, competenties 35,36,37,38
Cluster III, competenties 43,44,45,46,47,48,49

Werkvorm
Dit vak bestaat uit 1 hoor- en 1 werkcollege per week. Ter voorbereiding van de colleges, dan wel ter
verwerking van de literatuur, worden opdrachten verstrekt.

Toetsvorm
De toetsing bestaat uit een individuele schriftelijke openboektoets (70%) en een groepsopdracht
(30%).

Literatuur
-Noordegraaf, M. (2004) Management in het publieke domein. Issues, instituties en instrumenten
Hoofdstukken 7,8,9 en 10.
Paul-Jan Linker (2006) Sturing in de rijksdienst Van Gorcum, Assen, 2006
Hoofdstukken 5, 6, 7 + nader te bepalen delen uit annexen 1, 2, 3
Reader







66
5.13 Bestuursatelier beleidsuitvoering

3 ECTS
84 SBU

Docenten: drs. W. Minderhout, drs. J. Santegoeds, drs. A. Borghuis

Inhoud
In deze periode vervaardigen studenten in het bestuursatelier drie zogenoemde beroepsproducten. Een
van deze drie producten is een individuele opdracht, de andere twee zijn groepsopdrachten. In elke
periode staat daarbij een fase in het beleidsproces n een of meerdere bestuurslagen centraal. In deze
periode gaat het daarbij om beleidsuitvoering op gemeentelijk niveau. Hierbij komt nadrukkelijk ook
de relatie en samenwerking met andere actoren aan de orde.

Competenties
De nadruk ligt op de onderdelen Invoering en Implementatie/Uitvoering uit cluster II

Werkvorm
Werkcolleges

Toetsvorm
Drie beroepsgerelateerde schrijfproducten. Ze tellen allemaal even zwaar mee in de eindbeoordeling.


Literatuur
Verplicht
Edwards, A & Schaap, L (2000) Vaardigheden voor de publieke sector. Bussum. Uitgeverij Coutinho
Aanbevolen
Grubben, E & Vriens, J Handleiding bij het voorbereiden en schrijven van heldere en creatieve
teksten. Academic Service


5.14 Projectmatig werken 2 (2 van 3)

3 ects
84 SBU

Cordinatie: wordt nader bekend gemaakt

Inhoud
Nadat in jaar 1 de theoretische basis voor projectmatig werken is gelegd, ga je in jaar 2 zelf aan de slag
met een projectopdracht van een externe opdrachtgever in groepjes van maximaal 8 studenten. In blok
3 en 4 ga je werken aan een grote projectopdracht. In periode 4 werk je de opdracht waarvoor je in
periode 3 een plan van aanpak hebt gemaakt uit.
De opdrachten zijn afkomstig van uiteenlopende opdrachtgevers uit het beroepsveld van de
bestuurskundige/overheidsmanager. Op basis van je kwaliteiten n toekomstige loopbaanwensen
solliciteer je voor een van de opdrachten, waarbij je ook een tweede voorkeur opgeeft voor het geval je
niet geselecteerd wordt voor de opdracht waar je eerste voorkeur naar uitgaat.

Bereidt voor op de beroepsproducten
Projectplan
Event



67
Competenties
Onafhankelijk van de projectopdracht komt een aantal competenties uit cluster III Relationeel
management aan bod, met de nadruk op 44,45,46, 47, 48, 52 en 53.
Afhankelijk van de projectopdracht komt een aantal competenties uit cluster II De public manager
aan de slag aan bod.

Toetsvorm
In blok 3 vindt de beoordeling plaats aan de hand van het plan van aanpak voor het project.
In blok 4 vindt de beoordeling plaats aan de hand van het groepsproduct, dat het resultaat is van de
projectopdracht.

Werkvorm
Projectgroepen en ondersteunende hoor- en werkcolleges. De projectgroepen werken zelfstandig aan
de opdracht, op basis van aan te vragen consulten is een begeleider beschikbaar.

Literatuur
Literatuur wordt via Blackboard en de opdrachtgever verspreid, daarnaast zal de student zelf actief op
zoek gaan naar ondersteunend materiaal benodigd voor de projectopdracht.
aanbevolen: Projectmatig werken (1ejaarsboek projectmanagement)


5.15 Competentieontmanagement 3 (3 van 4): vrije keuzeruimte

3 ECTS
84 SBU

De student maakt in overleg met zijn/haar studieloopbaanbegeleider een keuze uit het aanbod van de
Haagse Hogeschool. Zie daarvoor het intranet van de HHS en BlackBoard van BO.
Voor de vrije keuzeruimte is toestemming van de examencommissie vereist.

Bereidt voor op de beroepsproducten
Event

Zie voor het keuzevak Organisaties en metaforen paragraaf 5.21.
68
Blok 4


5.16 Beleidsevaluatie

3 ECTS
84 SBU

Cordinator: nog in te vullen
Docent: nog in te vullen

Inhoud
De laatste stap in de beleidscyclus (en een mogelijke eerste stap voor nieuw beleid) wordt gevormd
door het evalueren van het beleid. Dat evalueren kan worden gericht op de inhoud van het beleid, de
werking ervan, de uitgangspunten, maar ook op het proces zelf. Naast verbeterpunten met betrekking
tot het gevoerde beleid kan het ook leiden tot leermomenten over de wijze waarop het beleid tot stand
is gekomen en wordt uitgevoerd. Onderwerpen die hierbij aan de orde komen zijn:

Verschillende vormen en benaderingen van beleidsevaluatie
Beleidsevaluatie en oordeelsvorming
Beleidsevaluatie en leren
Beleidsevaluatie en kennismanagement
Hoe innovatief kan de publieke sector zijn

Bereidt voor op de beroepsproducten
Evaluatieonderzoek
Managementrapportage

Leerdoelen
Na afsluiting van dit vak heeft de student kennis van en inzicht in:

De verschillende vormen en benaderingen van beleidsevaluatie
De relatie tussen beleidsevaluatie, leerprocessen en de innovativiteit van de publieke sector
Vraagstukken van kennismanagement en beleidsevaluatie

Werkvorm
Dit vak bestaat uit hoorcolleges, waarvan er per week twee plaatsvinden. Ter voorbereiding van de
colleges, dan wel ter verwerking van de literatuur worden opdrachten verstrekt.

Toetsvorm
Het vak wordt afgesloten met een individuele, gesloten boek-toets.

Literatuur
Zie literatuurlijst duaal 2
Mogelijke aanvullende literatuur wordt tijdens de colleges/via blackboard bekend gemaakt


5.17 Multi-level governance

3 ECTS
84 SBU

Cordinator: drs J Santegoeds

69
Inhoud
Waar we in periode 1 van het tweede jaar uitgebreid aandacht besteed hebben aan de
netwerksamenleving, in periode 2 aan beleidsnetwerken en netwerkmanagement, in periode 3 aan
ketenmanagement en publiek-private samenwerking in de uitvoering, komen in periode 4 deze
ontwikkelingen samen in multi-level governance.
Beleid en uitvoering worden bepaald door politieke processen op meerdere niveaus: lokaal, regionaal,
nationaal, Europees en/of mondiaal. In de multi-level netwerken, werken actoren uit de publieke en
private sfeer samen. Wie heeft de macht in de netwerksamenleving? Hoe zit het met het democratisch
gehalte van de netwerken? Hoe zit het met de controle? Deze vragen komen in dit studie-onderdeel
uitgebreid aan de orde. Het Europees perspectief staat daarbij centraal, van daaruit worden de
netwerken verkend.

Bereidt voor op de beroepsproducten
Netwerkanalyse
Lobbystrategie

Competenties
Cluster I, competenties 10,11,12
Cluster II, competenties 17,18,19,39,40,41

Werkvorm
Dit vak bestaat uit 1 hoor- en 1 werkcollege per week. Ter voorbereiding van de colleges, dan wel ter
verwerking van de literatuur worden opdrachten verstrekt.

Toetsvorm
De toets bestaat uit een individuele schriftelijke openboektoets.

Literatuur
- Reader, plus nader bekend te maken onderdelen uit literatuurlijst jaar 2.


5.18 Bestuursatelier beleidsevaluatie

3 ECTS
84 SBU

Docenten: drs. W. Minderhout, drs. J. Santegoeds, drs. A. Borghuis

Inhoud
Elke periode vervaardigen studenten in het bestuursatelier zogenoemde beroepsproducten. Tijdens dit
blok staan er twee producten centraal. In beide opdrachten zitten een individuele component en een
groepscomponent. In elke periode staat daarbij een fase in het beleidsproces n een of meerdere
bestuurslagen centraal. In de vierde periode gaat het daarbij om een beleidsevaluatie die betrekking
heeft op een Europees beleidsmaatregel(en) waarbij die maatregel(en) gevalueerd wordt op
doelmatigheid.

Bereidt voor op de beroepsproducten
Adviesgesprek

Competenties
De nadruk ligt op de onderdelen Toezicht/handhaving en Evaluatie uit cluster II


Werkvorm
Werkcolleges
70
Toetsvorm
Twee beroepsgerelateerde producten: een managementrapportage en een beleidsevaluatie, waarbij een
voldoende voor de managementrapportage voorwaarde is om voor een eindcijfer in aanmerking te
komen. De beleidsevaluatie telt voor 100% mee in de beoordeling.


Literatuur
Edwards, A & Schaap, L (2000) Vaardigheden voor de publieke sector. Bussum. Uitgeverij Coutinho

Aanbevolen literatuur
Grubben, E & Vriens, J Handleiding bij het voorbereiden en schrijven van heldere en creatieve
teksten. Academic Service


5.19 Projectmatig werken 3 (3 van 3)

3 ects
84 SBU

Zie paragraaf 5.14.


5.20 Competentiemanagement 4 (4 van 4): portfolio-assessment

3 ECTS
84 SBU

Cordinator: dhr. B. Laurens
Docenten: SLB- en vakdocenten

Inhoud
Een student die de eerste twee jaar van zijn studie succesvol afrondt, reflecteert kritisch op en draagt
zelf verantwoordelijkheid voor het eigen leerproces. Deze competentie wordt getoetst in het portfolio-
assessment.

Aan het eind van blok 4 van jaar 2 levert de student zijn portfolio in. Het portfolio bevat alle producten
die in jaar 2 zijn gemaakt, zowel de individuele als de groepsopdrachten. Als zodanig vormt het de input
voor het portfolioassessment: een gesprek tussen de student en twee docenten: een SLB-docent (een
andere dan die van de student) en een vakdocent. Onderwerp van het gesprek zijn de ervaringen die de
student in de eerste twee jaar van zijn studie heeft opgedaan en de verwachtingen die hij voor de
volgende twee jaar heeft. Daarbij heeft hij de taak de docenten ervan te overtuigen dat hij over
voldoende competenties beschikt om zijn studie op de door hem gekozen manier voort te zetten. De
student levert hiervoor op eigen initiatief de argumenten, maar moet ook in staat zijn kritische vragen
bevredigend te beantwoorden. Al met al is het portfolio- assessment het beste te vergelijken met een
sollicitatiegesprek: de student moet tegenover zijn gesprekspartners zien waar te maken dat hij de beste
kandidaat is voor de functie waarnaar hij solliciteert: het door hem gekozen vervolg van zijn studie.

Voorwaarden
Om aan het portfolioassessment te kunnen deelnemen, moet de student aan de volgende voorwaarden te
hebben voldaan:
1. Hij moet zijn propedeuse hebben gehaald plus tenminste een nog nader te bepalen aantal
studiepunten uit jaar 2.
2. Het portfolio moet zijn goedgekeurd. Een goedgekeurd portfolio bevat:
alle producten van jaar 2
het mutatieformulier competentieontwikkeling dat de student samen met zijn SLB-er heeft
71
gemaakt
het reflectieverslag. Een document waarin de student reflecteert op zijn studie en uiteenzet hoe hij
de toekomst daarvan ziet. Het is met name dit reflectieverslag dat het uitgangspunt voor het
assessment is.
De producten worden niet beoordeeld. Dat is al gebeurd. Verder hoeven niet alle producten
voldoende te zijn. Onvoldoende producten die binnen de onderwijseenheid waar ze deel van
uitmaken worden gecompenseerd door andere producten en/of vakken, maken gewoon deel uit van
het portfolio.
Het reflectieverslag wordt wel beoordeeld, zowel op het niveau van de inhoud als dat van het
Nederlands. Deelname aan het assessment is pas mogelijk als het reflectieverslag voldoende is.
De student kan pas gaan LAPpen als hij voor het portfolioassessment is geslaagd.

De precieze eisen voor het portfolio worden nog nader in een apart document bekendgemaakt.

Bereidt voor op de beroepsproducten
Event


5.21 Keuzevak: Organisaties en metaforen

2.5 ECTS
80 SBU

Cordinator: Andr Deelen
Docent(en): Andr Deelen

Inhoud
In dit vak worden beschouwend kijken en analytische vaardigheden gecombineerd. Aan de hand
van 8 beelden/metaforen wordt gekeken naar organisaties. Wat leveren die beelden voor inzichten
op en hoe kunnen we die inzichten combineren om een beter inzicht te krijgen in het hoe en het
waarom van het functioneren van organisaties is n van de themas binnen dit vak. Het tweede
thema is gericht op het actief aanwenden van die inzichten. Hoe kunnen die je helpen bij het
diagnosticeren en oplossen van organisatieproblemen. De opzet van het vak biedt daarnaast nog een
overzicht van de ontwikkelingen in het denken over organisaties vanaf het begin van de vorige eeuw.

Competenties
Cluster I, competenties 7 en 10
Cluster II, competentie 27

Werkvorm
Twee hoor-/werkcolleges per week

Toetsvorm
Het vak wordt afgesloten met een individuele, gesloten-boektoets.

Studenten dienen 5 tentamenopdrachten te maken, waarvan er minimaal 4 met een voldoende te
worden beoordeeld om voor een eindbeoordeling van het vak in aanmerking te komen. Zijn alle 5
opdrachten voldoende dan levert dat 20 punten op voor het toetscijfer en vrijstelling voor twee
toetsvragen

Literatuur
Morgan, G. (1992). Images of Organizations. London, Sage Publications
72
6.0 Vakken- en studiepuntenoverzicht B/O Duaal 3

Zie voor een algemene beschrijving van jaar 3 (en 4) paragraaf 2.6.

Programma duaal jaar 3 voor reguliere studenten (geldt derhalve niet voor MBO-doorstroom
studenten)
(de beoordeling van de leerkringen en de supervisie in de onderwijseenheden
competentiemanagement 1 en 2 luidt in termen van voldaan/niet voldaan, alle overige
studieonderdelen worden afgesloten met een cijfer / voor de toetsvorm wordt verwezen naar
de studiegids bestuurskunde/overheidsmanagement 2009-2010 / voor alle studieonderdelen
die worden afgesloten met een tentamen geldt dat hiervoor vooraf dient te worden ingetekend
(zie ook art.12)

Studieonderdeel Blokperiode 1 2 3 4 Totaal
ects
Onderwijseenh.: competentiemanagement 1
-Leerkring (deeltoets)
-Portfolio (deeltoets)

x
x

x
x
7
Onderwijseenheid: leerarbeidsplaats 1 7 7 14
Onderwijseenheid: uitvoeren van onderzoek 3 3
Onderwijseenh.: competentiemanagement 2
-Leerkring (deeltoets)
-Supervisie* (deeltoets)
-Portfolio (deeltoets)

x
x
x

x
x
x
7
Onderwijseenheid: leerarbeidsplaats 2 7 7 14
Onderwijseenheid: minoren** x x x x 15
Totaal ects 60

*Supervisie kan alleen en uitsluitend worden gevolgd indien er voldaan wordt aan de volgende
voorwaarden: a. de student een relevante functie vervult (voor relevantie zie Studiegids
Bestuurskunde/Overheidsmanagement 2009-2010, b. het propedeutische diploma heeft gehaald, c.
MPB met succes heeft afgerond en d. in het 2
e
studiejaar minimaal 40 studiepunten heeft gehaald.
** 1. voor de invulling van deze onderwijseenheid dient een keuze gemaakt te worden uit een aanbod
van minoren zoals vermeld in de keuzegids minoren bestuurskunde/overheidsmanagement 2009-2010
(een minor neemt 1 of 2 blokperiodes in beslag zodat de student steeds 2 tot maximaal 4 minoren kan
kiezen) en 2. indien een student zwaarwegende inhoudelijke argumenten heeft om als invulling voor
n of meer minoren een studieonderdeel te volgen anders dan vermeld in de keuzegids minoren
Bestuurskunde/Overheidsmanagement 2009-2010 dient uitdrukkelijk vooraf schriftelijke toestemming
te worden gevraagd aan de examencommissie.

Programma duaal jaar 3 voor MBO-doorstroom studenten (geldt derhalve niet voor reguliere
studenten)
(de beoordeling van de leerkringen en de supervisie in de onderwijseenheden
competentiemanagement 1 en 2 luidt in termen van voldaa n/niet voldaan, alle overige
studiesonderdelen worden afgesloten met een cijfer / voor de toetsvorm wordt verwezen naar
de studiegids bestuurskunde/overheidsmanagement 2009-2010 / voor alle studieonderdelen
die worden afgesloten met een tentamen geldt dat hiervoor vooraf dient te worden ingetekend
(zie ook art.12)

Studieonderdeel Blokperiode 1 2 3 4 Totaal
ects
Onderwijseenh.: competentiemanagement 1
-Leerkring (deeltoets)
-Portfolio (deeltoets)

x
x

x
x
7
73
Onderwijseenheid: leerarbeidsplaats 1 7 7 14
Onderwijseenheid: uitvoeren van onderzoek 3 3
Onderwijseenh.: competentiemanagement 2
-Leerkring (deeltoets)
-Supervisie (deeltoets)
-Portfolio (deeltoets)

vrs.
vrs.
vrs.

vrs.
vrs.
vrs.
vrs.


Onderwijseenheid: leerarbeidsplaats 2 vrs. vrs. vrs.
Onderwijseenheid: minoren* x x x x 15
Totaal ects 39
* 1. voor de invulling van deze onderwijseenheid dient een keuze gemaakt te worden uit het aanbod
van minoren zoals vermeld in de keuzegids minoren bestuurskunde/overheidsmanagement 2009-2010
(een minor neemt 1 of 2 blokperiodes in beslag zodat de student steeds 2 tot maximaal 4 minoren kan
kiezen) en 2. indien een student zwaarwegende inhoudelijke arguementen heeft om als invulling voor
n of meer minoren een studieonderdeelte volgen anders dan vermeld in de keuzegids minoren
Bestuurskunde/Overheidsmanagement 2009-2010 dient uitdrukkelijk vooraf schriftelijke toestemming
te worden gevraagd aan de examencommissie.
74
Blok 1


6.1 Leerkring en portfolio 1 (1 van 4)

Dit studieonderdeel loopt van blok 1 t/m 4.

Zie de paragrafen 2.6.3 en 2.6.4.


6.2 Leerarbeidsplaats 1 (1 van 4)

Dit studieonderdeel loopt van blok 1 t/m 4.

28 ECTS
784 SBU

Zie paragraaf 2.6.2.


6.3 Minors

De student kiest in jaar 3 n minor. In blok 1 worden de volgende minors aangeboden:
Bestuurservaring voor jonge professionals, zie paragraaf 6.16
Bedrijfs- en organisatiemanagement, zie paragraaf 6.17
Neigbourhood governance, zie paragraaf 6.19
Globalisering, zie paragraaf 6.20
Beleid en politiek, zie paragraaf 6.21
75
Blok 2


6.4 Leerkring en portfolio 2 (2 van 4)

Dit studieonderdeel loopt van blok 1 t/m 4.

Zie de paragrafen 2.6.3 en 2.6.4.


6.5 Leerarbeidsplaats 2 (2 van 4)

Dit studieonderdeel loopt van blok 1 t/m 4.

28 ECTS
784 SBU

Zie paragraaf 2.6.2.


6.6 Minors

De student kiest in jaar 3 n minor. In blok 2 worden de volgende minors aangeboden:
Bestuurservaring voor jonge professionals, zie paragraaf 6.16
Bedrijfs- en organisatiemanagement, zie paragraaf 6.17
Neigbourhood governance, zie paragraaf 6.19
Globalisering, zie paragraaf 6.20
Beleid en politiek, zie paragraaf 6.21
76
Blok 3


6.7 Uitvoeren van onderzoek

3 ECTS
84 SBU

Docent: Wim Ronner

Inleiding
Geen beroepsoefenaar kan zich tegenwoordig nog beroepen op een ooit aangeleerd stelsel van
standaardoplossingen voor standaardproblemen. De werkomgeving wijzigt permanent, inzichten
veranderen, kennis neemt toe, prioriteiten wisselen. In zon omgeving moeten rationaliteit en
bedachtzame analyse wedijveren met de waan van de dag.
Onderzoek kan hierin het professionele handelen helpen onderbouwen en verbeteren.
Het is om die reden dat deze evidence based practice is opgenomen in het programma van de
opleiding
Aan de orde komen hoe je onderscheidend om kunt gaan met vakliteratuur, hoe je zinvolle
onderzoeksvragen kunt stellen en je maakt kennis met het opzetten van een onderzoek en het
analyseren van gegevens. En dit met het welbewuste oogmerk van een voorbereiding op het uitvoeren
van een afstudeeropdracht in het laatste studiejaar.
Kennis van statistiek komt aan de orde. Maar terwijl de statistiek uitgaat van adequaat vergaarde en
bruikbare gegevens, leert de praktijk dat juist het verwerven van gegevens en de interpretatie van de
resultaten de meeste problemen opleveren. Als onderzoek de mist in gaat komt dat doorgaans niet
doordat berekeningen verkeerd, maar doordat ze onterecht zijn uitgevoerd.

Leerdoel
Tijdens colleges en door het uitvoeren van opdrachten verwerft de student kennis van en wordt vaardig
over onderzoeksmethoden die in staat stellen zelf onderzoek op te zetten, uit te voeren en de reikwijdte
van de uitkomsten van ander onderzoek op juiste waarde te schatten.

Werkvorm
Colleges en het uitvoeren van opdrachten.

Toetsvorm
Het uitvoeren van drie opdrachten: het formuleren van een onderzoeksvoorstel, het operationaliseren
van een sleutelbegrip in het onderzoeksvoorstel en het ontwerpen van een schriftelijke vragenlijst dan
wel een open interview. Aan de definitieve versies gaat de beoordeling van een concept vooraf.

Literatuur
(verplicht) van Thiel, Bestuurskundig onderzoek, een methodologische inleiding, 2007, Boom,
Amsterdam
(aanbevolen) Saunders e.a., Methoden en technieken van onderzoek, 4e editie, 2008, Pearson
Education Benelux
(aanbevolen) Segers, Methoden voor maatschappijwetenschappen, 2
e
druk, 2002, Van
Gorcum, Assen
(niet verplicht) Plooij, Onderzoek doen, 2008, Pearson Education Benelux,
(niet verplicht) Brinkman, Beroep op onderzoek, 2008, Noordhoff, Groningen/Houten,
(niet verplicht) Kees Westerkamp e.a., Deskresearch, 2008, Pearson Education Benelux.




77
6.8 Leerkring en portfolio 3 (3 van 4)

Dit studieonderdeel loopt van blok 1 t/m 4.

Zie de paragrafen 2.6.3 en 2.6.4.


6.9 Supervisie 1 (1 van 4)

Dit studieonderdeel loopt ononderbroken door over de blokken 3 en 4 van studiejaar 3 en de blokken 1
en 2 van studiejaar 4.

Cordinator: drs. S. Meijers

Inhoud
Supervisie is erop gericht om de in de opleiding opgedane vakkennis om te zetten in vakbekwaamheid.
In de supervisie zal door middel van reflectie het eigen functioneren op de werkplek worden
besproken. Dit gebeurt door het delen van ervaringen, overwegingen, vragen, gevoelens en drijfveren
met andere mede-supervisanten en de supervisor. De begeleiding is dus sterk gericht op het
persoonlijke leerproces van de cursist. De supervisant zal uiteindelijk in staat zijn een analyse te
maken van sterke en nader te ontwikkelen aspecten in de eigen houding en vaardigheden, dit in relatie
tot zijn functioneren als professional.

Competenties
Cluster I, competenties 2, 3, 4, 5, 7, 8, 10
Clusters II, competenties 24, 25, 26
Cluster III, competenties 44, 45, 46, 47, 48, 49, 53

Werkvorm
Groepen, 4 supervisanten en 1 supervisor

Toetsvorm
- middenevaluatie voldoende/onvoldoende
- eindevaluatie voldoende/onvoldoende
- criteria: conditionele en inhoudelijke. Zie studiegids.

Literatuur
Reader Organisatiesupervisie


6.10 Leerarbeidsplaats 3 (3 van 4)

Dit studieonderdeel loopt van blok 1 t/m 4.

28 ECTS
784 SBU

Zie paragraaf 2.6.2.






78
6.11 Minors

De student kiest in jaar 3 n minor. In blok 3 worden de volgende minors aangeboden:
Bestuurservaring voor jonge professionals, zie paragraaf 6.16
Bedrijfs- en organisatiemanagement, zie paragraaf 6.17
Globalisation, zie paragraaf 6.18
Neigbourhood governance, zie paragraaf 6.19
Globalisering, zie paragraaf 6.20
Beleid en politiek, zie paragraaf 6.21

79
Blok 4


6.12 Leerkring en portfolio 4 (4 van 4)

Dit studieonderdeel loopt van blok 1 t/m 4.

Zie de paragrafen 2.6.3 en 2.6.4.


6.13 Supervisie 2 (2 t/m 4)

Dit studieonderdeel loopt ononderbroken door over de blokken 3 en 4 van studiejaar 3 en de blokken 1
en 2 van studiejaar 4.

Zie paragraaf 6.9


6.14 Leerarbeidsplaats 4 (4 t/m 4)

Dit studieonderdeel loopt van blok 1 t/m 4.

28 ECTS
84 SBU

Zie paragraaf 2.6.2.


6.15 Minors

De student kiest in jaar 3 n minor. In blok 4 worden de volgende minors aangeboden:
Bestuurservaring voor jonge professionals, zie paragraaf 6.16
Bedrijfs- en organisatiemanagement, zie paragraaf 6.17
Globalisation, zie paragraaf 6.18
Neigbourhood governance, zie paragraaf 6.19
Globalisering, zie paragraaf 6.20
Beleid en politiek, zie paragraaf 6.21
80
Minors


6.16 Bestuurservaring voor jonge professionals

15 ECTS
420 SBU

Bestuurservaring voor jonge professionals

Aanbiedende academie /
opleiding Academie voor Bestuur Recht en Veiligheid
Contactpersoon voor deze minor
Monique Bil-Meijer
a.n.meijer@hhs.nl
070-445 7506
Algemene doelstelling
Opdoen van bestuurservaring bij een Haagse
Vrijwilligersorganisatie
Korte weergave inhoud
Gedurende n jaar ben je een actief bestuurslid van een Haagse
vrijwilligersorganisatie. Daarnaast ontvang je een aantal bestuurs-
en netwerktrainingen die inhoudelijk gaan over:
kennis over bestuurlijke werkzaamheden
bestuurlijke vaardigheden
effectief vergaderen
netwerken en lobbyen
aansturen van vrijwilligers
Samenwerkingspartners Haagse vrijwilligers organisatie ( HOF)
Doelgroep
Ouderejaars studenten met een duidelijke affiniteit voor
vrijwilligersorganisaties.
De deelnemende vrijwilligersorganisaties willen graag verjongen
en verkleuren, daarom worden vrouwelijke allochtone studenten
uitdrukkelijk verzocht te solliciteren.
Ingangseisen
- Met name geschikt voor ouderejaars studenten
- Studenten hebben vooraf via de databank van HOF een selectie
gemaakt van de vrijwilligersorganisaties waar ze ervaring willen
opdoen, passend bij de opleiding.
Werkvormen
Praktijkervaring bij organisatie;
Training van vaardigheden
Te verwerven competenties en
beheersingsniveau
De student is in staat om:
- samen te werken met professionals
- leiding te geven aan vrijwilligers
- de diverse belangen te analyseren
- een besluitvormingstraject te overzien en kan concreet aangeven
op welke wijze hij een bijdrage kan leveren
In sommige gevallen is de student is in staat vanuit zijn discipline
een bijdrage te leveren aan het opzetten, uitvoeren en presenteren
81
Studiebelasting per week
Praktijk : Gedurende het gehele studiejaar 2009-2010 circa 4 uur
per week werkt de student praktisch bij de vrijwilligersorganisatie.

Theorie : Elke periode is er een inhoudelijke verdieping op een
thema met een studiebelasting van circa 4 uur per week.
Contactmomenten
Praktijk: 1x in de maand vergadering met bestuur
vrijwilligersorganisatie.
Theorie: afhankelijk rooster
Toetsing en minimumeisen voor
een voldoende
Elke 2-3 mnd functioneringsgesprek tussen organisatie en student.
Door een eindassessment n.a.v. schriftelijke rapportage van het
geleerde.
Leer(hulp)middelen n.v.t.
Minimum- en
maximumdeelname 3-25 studenten
Periode van
uitvoering/startdatum 01-0909
Bijzonderheden
Studenten Bestuurskunde Overheidsmanagement (BO) hoeven bij
het met goed gevolg afronden van de minor 10 weken minder te
lappen in het 3e of 4e leerjaar.
Code in OSIRIS





6.17 Bedrijfs- en organisatiemanagement

Introductie
Beleidsmedewerkers kunnen voor zowel de publieke als bedrijfsinterne zaak werken. In beide gevallen
zal deze medewerker kunnen worden gevraagd beleid te ontwikkelen op een specifiek onderwerp dat
op dat moment actueel is.
Wanneer een beleidsmedewerker zich vooral richt op de bedrijfsinterne zaak bevindt hij/zij zich veelal
dicht tegen de leiding van het bedrijf. Dit zijn immers zijn/haar voornaamste opdrachtgevers.

Deze minor benadert / richt zich met name op de bedrijfsinterne zaak. De benadering van de
aangereikte stof is vanuit de directie-/adviseurs positie. Met andere woorden: tijdens de colleges zal de
student zich de rol van directeur / adviseur moeten aanmeten en aangemeten krijgen. Op deze manier
tracht ik de toekomstig beleidsmedewerker door de ogen van zijn toekomstig opdrachtgever te leren
kijken naar organisatiedynamiek.

De minor bestaat uit 3 onderdelen:
In blok 1 de module Bedrijfsmanagement;
In blok 2 de module Organisatiemanagement
In blok 3 de module Literatuurstudie.

Bedrijfsmanagement
Periode 1

4 ECTS
112 SBU

Docenten: Dhr. V. van Duyvenbode MSc.
Mw M. Verbeek-Moor

82
Inhoud

Context
Derdejaars minor bedrijfs- en organisatiemanagement
Het EFQM-model dient als leidraad; de aandachtsgebieden zijn echter vertaald naar relevantie
voor de public manager.

Onderwerpen

Bedrijfsvoering (1
e
college)
Hier wordt de student inzicht verschaft in wat kost het om een organisatie te runnen en hoe dat
inzichtelijk kan worden gemaakt. Wat zijn de verschillen in bedrijfsvoering bij een private partij die
publiek werk doet en een publieke partij.
Welke geldstromen zijn er. Hoe zien geldstromen eruit en waar komen ze vandaan en waar gaan ze
naar toe. Personeel geld. Niet alleen salaris, maar bijvoorbeeld ook sociale premies of pensioen en niet
te vergeten kosten gemoeid met ziekte en/of verlof. En hoe zit het met de technische infrastructuur
bijvoorbeeld?
Waarop wordt een organisatie gestuurd en hoe.

Personeelsmanagement (2
e
college)
We herkennen hier twee aspecten: W&R en bekostiging van personeel.
In organisaties heb je te maken met werknemers. Deze werknemers hebben rechten en plichten, welke
zijn vastgelegd in Wet & regelgeving. Hoe verhouden deze rechten & plichten zich? Wat zijn de
verschillen tussen publieke en private organisaties?

Procesmanagement (4
e
college)
Hoe processen in elkaar zitten weet je inmiddels. Maar processen kosten geld; proceskosten. Wat zij
proceskosten, waar zitten deze en hoe beheers je ze. Hoe en wat rapporteer je hierover.

Kwaliteitsmanagement (4
e
college)
In organisaties draaien processen en worden, ook intern, producten opgeleverd. De gebruikers van die
producten hebben bepaalde verwachtingen van of zelfs eisen aan die producten.
Kwaliteitsmanagement is een methode om hiermee om te gaan. Maar dat brengt kosten met zich mee:
Kwaliteitskosten. Maar kwaliteitskosten zijn meer dan de kosten gemoeid met kwaliteitsmanagement.
Wat zijn kwaliteitskosten? Waar zitten deze. Welke relatie met proces-, personeel- en bedrijfskosten.
Hoe kan kwaliteitsmanagement hier een positieve bijdrage aanleveren. Hoe en wat rapporteer je in het
kwaliteitskader. En wegen de kwaliteitskosten op tegen het rendement dat de betere processen en
producten opleveren?

Algemene verantwoording en beleidsvorming (5
e
college)
Welke rol speelt bedrijfsvoering bij beleid en verantwoording van beleid? Hoe komt beleid tot stand?
Wat zijn de drijfveren van publieke instanties en wat die van private? Komt beleid in beide vormen op
eenzelfde manier tot stand?
De overheid maakt ook ander beleid. Beleid gericht op de omgeving. Het beleid waar wij dagelijks
mee te maken hebben. Hoe gaat de verantwoording van dit beleid?

Presentaties (6
e
en 7
e
college)
Boekpresentaties. Duur presentatie 15 minuten, vragen/feedback 5 10 minuten.
Inhoud van de presentatie: globale weergave van de inhoud. Wat houdt de theorie in, wat heb jij
geleerd. Hoe kun je het toepassen.

Competenties
Cluster I, competenties 7, 8, 10, 11
Cluster II, competenties 14, 15, 16, 17, 18, 23, 24, 25, 27, 28, 32
Cluster III, competentie 49
83
Werkvorm
De colleges zullen ca. 2 lesuren duren en voornamelijk interactief worden ingevuld, waarbij hoor-
en werkcolleges en practica in elkaar overlopen. Er wordt gestreefd naar een optimale
wisselwerking tussen theorie en praktijk.
Van de studenten wordt daarbij een actieve inbreng verwacht, waarbij gedacht kan worden aan het
voorbereiden van presentaties en cases, leergesprekken tijdens de colleges, werken met simulaties
etc.
Per college worden opdrachten uitgedeeld. Deze opdrachten dienen de week erop te worden
ingeleverd.
Er geldt een aanwezigheidsverplichting van 80% (je mag 20% van de colleges verzuimen). Bij
onderschreiding zal een extra opdracht moeten worden gedaan. Het resultaat van deze opdracht zal
voor 50% deel uitmaken van het eindcijfer van blok 1.

Toetsvorm
Individuele toets, een beroepsproduct (of bijdrage daaraan) en boekpresentatie (toegepast op LAP).
Het tentamen zal 13 november plaatsvinden.
Beroepsproducten
Het beroepsproduct bestaat uit een korte analyse plus een geschreven advies op een (probleem)situatie
op de LAP.
De inleverdatum voor het beroepsproduct is 6 november 2009 (voor 12:00 uur).

Literatuur
Reader + zelfgekozen (uit de door de docent aangereikte) literatuur.


Bedrijfs- en organisatiemanagement
Periode 2

4 ECTS
112 SBU

Docenten: Dhr. V. van Duyvenbode MSc.
Dhr. drs A. Deelen

Inhoud

Context
Derdejaars minor bedrijfs- en organisatiemanagement
Het EFQM-model dient als leidraad; de aandachtsgebieden zijn echter vertaald naar relevantie
voor de public manager.

Onderwerpen
Leiderschap
Wat betekent leiderschap? Wat houdt het in? Leiderschap op verschillende niveaus in een
organisatie. Vormen van leiderschap. Wat zijn de gevolgen van goed/slecht leiderschap?
Dit gaat o.a. om houding en gedrag (voorbeeldrol) van al diegene die een managende
verantwoordelijkheid hebben voor anderen binnen de organisatie. Dit geldt dus voor de
topmensen, maar evenzo voor de teamleiders op de werkvloer.
Enkele vragen/aandachtspunten binnen dit onderwerp hebben betrekking op:
o Richten: hoe bepaalt de leiding de koers van en geeft ze richting aan de organisatie; heeft ze
hierbij voldoende aandacht voor zowel de organisatie als de omgeving; hoe ontwikkelt/bepaalt
ze visie, beleid op hoofdlijnen, een strategie; hoe communiceert ze het beleid naar alle
belanghebbenden.
84
o Inrichten: gaat om de afstemming van de organisatie (ontwerp, vormgeving) op de plannen
voor korte en lange termijn met aandacht voor klant- en resultaatgericht werken; draagt ze bij
aan een organisatiecultuur die mensen stimuleert hun talenten te benutten
o Verrichten; spant de leiding zich in om de organisatie te verbeteren en daarbij de medewerkers
te betrekken en stimuleren

Beleid en strategie
Wat is strategie voor een organisatie? Hoe komt strategie tot stand? Hoe komt beleid tot stand op
basis van de geformuleerde strategie? Hoe verkoop je deze aan de organisatie?
Het gaat hier om waar de organisatie voor staat, wat ze zichzelf ten doel stelt, waarom en hoe ze
dat denkt te bereiken. Aan de ene kant een kwestie van visie, waarden, missie beleid en strategie,
maar aan de andere kant gaat het ook om concrete uitvoeringsplannen. Vragen die hierbij
geformuleerd kunnen worden hebben o.a. betrekking op:
o Orinteren: op welke wijze verzamelt en gebruikt een organisatie interne en externe informatie
bij het ontwikkelen van beleid
o Creren: hoe bepaalt een organisatie haar beleid; hoe meet en evalueert ze de resultaten
daarvan
o Implementeren: hoe leiden de doelstellingen in plannen en budgetten tot uitvoering

Human capital management
Wat is HCM? Het belang van Human Capital voor een organisatie? Iedereen is verschillend
(psychologische aspecten, MBTI, kernkwadranten, drijfveren).
Het gaat hierbij om het volledig benutten van het potentieel aan kennis en kunde om bijvoorbeeld
op optimale wijze te werken aan continue verbetering. Vragen hierbij hebben betrekking op:
o De manier waarop een organisatie de medewerkers inzet, maar ook stimuleert en waardeert om
de doelstellingen te realiseren
o Het investeren in medewerkers, zoals het vaststellen van de toekomstige behoeften aan kennis
en kunde en het zorgen dat kennis en kunde beschikbaar blijven.
o Het respecteren van medewerkers, in de zin van hoe leidinggevenden met hen omgaan en hen
bij zaken betrekken, stimuleren, erkennen en waarderen

Klantmanagement (ook leveranciers)
Wat is een klant? Wie is de klant? Hoe weten we wat de klant wil en hoe geven we daar invulling
aan?
Uiteraard gaat het hier om de vraag om de klant tevreden te stellen, maar bij de overheid heeft dat
toch een wat andere betekenis. Aan de ene kant heb je te maken met directe dienstverlening aan
burgers (paspoorten, vergunningen, subsidies) waarbij je een klantgerichte instelling mag
verwachten (benaderen van de klant, helderheid van afspraken etc.). Daarnaast wordt van de
overheid rechtmatig handelen verwacht en dat betekent dat niet altijd alle wensen van de klant
kunnen worden gehonoreerd. Ten derde heeft de overheid veel te maken met collectieve
goederen. Tevredenheid van de klanten uit zich in (politieke) steun voor het systeem.

Financial management
Wat is Financial management? Aspecten van Financial management. Financial management in
organisaties (begroting, budgettering, kostenberekening)

Procesmanagement
De invloed van leiderschap, HCM, Middelenmanagement op processen. Procesmeting en
Procesoptimalisatie.
Hierbij gaat het om:
o Identificeren en ontwerpen van processen: hoe worden processen beschreven en vastgelegd, in
relatie tot de bijdrage van die processen aan geformuleerde doelstellingen en strategie
o Invoeren en beheersen van processen: ten behoeve van het waarborgen van een effectieve,
efficinte en flexibele bedrijfsvoering
85
o Doorlichten en verbeteren van processen: continue aandacht voor het optimaliseren van
bestaande processen

Evaluatie van beleid
Hoe weet je nu of het gevoerde beleid de gewenste resultaten oplevert? Meten is weten.
Hier kan de koppeling worden gelegd met de vier resultaatgebieden uit het INK/EFQM-model:
o Waardering door klanten/leveranciers
o Waardering door personeel
o Waardering door maatschappij
o Ondernemingsresultaten

Competenties
Cluster I, competenties 7, 8, 10, 11
Cluster II, competenties 14, 15, 16, 17, 18, 23, 24, 25, 27, 28, 32
Cluster III, competentie 49

Werkvorm
De colleges zullen 4 lesuren duren en voornamelijk interactief worden ingevuld, waarbij hoor- en
werkcolleges en practica in elkaar overlopen. Er wordt gestreefd naar een optimale wisselwerking
tussen theorie en praktijk.
Van de studenten wordt daarbij een actieve inbreng verwacht, waarbij gedacht kan worden aan het
voorbereiden van presentaties en cases, leergesprekken tijdens de colleges, werken met simulaties
etc.

Toetsvorm
Individuele toets en een beroepsproduct (of bijdrage daaraan)

Beroepsproducten
Bedrijfsanalyse, Advies/ Verandervoorstel, Strategisch beleidsplan uitgewerkt tot plannen op tactisch
en operationeel niveau.

Literatuur
Verplicht:
Hersey, Paul (jjjj). Situationeel Leidinggeven. Business Contact.
T Hart, P / Ten Hooven, M (2004). Op zoek naar leiderschap. De Balie
Sanders, Geert (1999). Bedrijfscultuur diagnose en benvloeding. Van Gorkum
Altink Wieby (2004). Menselijk kapitaal. Van Gorkum
Thomassen Jean Pierre (2002). Waardering door klanten. Kluwer

Geadviseerd:
Ogilvie, Robert (2004). Krijgskunde en ondernemingstrategie.Business Contact
Quinn, Robert (1999). Onderzoeken en veranderen van organisatiecultuur. Academic service
Vorstman, H.R. (19..). Productmarktbeleid en kwaliteit
Thomassen, J-P.R. (1996). Klanttevredenheid, de succesfactor voor elke organisatie. Kluwer

Verdere informatie volgt nog.


6.18 Globalisation

15 ECTS
420 SBU

Globalization, Governance and Governments: Global-Local links in Public Policy
86

Organising faculty BRV (Bestuur, Recht en Veiligheid)
Contactperson
Ron Crijns ( R.J.H.A.Crijns@hhs.nl) (070)5258086
Ines Trigo de Sousa ( I.M.R.deSousa@hhs.nl) (070)5258089
Objectives
To make students aware of the links between global and local
processes in researching, designing and implementing public
policy.
Summary of contents
This minor offers a multidisciplinary approach to public policy. It
combines a focus on the four major domains of public
management (law, sociology, political science and economics)
with case-study analysis of specific geographic areas. Courses
offered include: Multiculturalism in Global Cities, Governments
and Governance of East Asia, Economic Development at the Local
Level.
Indication of targetgroup
Students from the BRV academy and students from other
international programmes from the HHS.
Entry requirements
All students that possess a sound basic knowledge on at least three
of the four main fields of Public Management (law, political
science, sociology and economics). This criterion applies to BRV
students as well.
Teaching methods
Combination of different educational forms: lectures, guest
lectures, round-table discussions, presentations, Group and
individual assignments.
Competency levels
This minor highlights 3 competencies (translated and adapted from
the LOBO list):
1. Awareness of political, ideological and cultural
differences between peoples and capacity to discuss policy
effectiveness looked at from different angles and interests.
2. Ability to conduct research, analyse diverse variables in
problem areas and to evaluate the content of existing policies
and their development stages.
3. Ability to communicate clearly and correctly, to get a
discussion going involving all differences of opinion, and to
co-operate and function effectively in a group.
Studyload per week
This is a 15-credit minor, with a study load of around 20 hours per
week.
Description of tests and minimum
pass rate
Written exams (open and closed-book exams), oral presentations
and research papers.
Study aids
Text Books, Articles and reports in reader format, policy reports
and case-studies
Contact hours Fridays 13.00-17.00 (see below the field bijzonderheden)
Minimum- and maximum
participation Minimum: 5 students; Maximum: 25 students
Term Term 3 and 4 2010. Lintminor
Bijzonderheden
The proposed contact hours are based on the current structure of
the BRV academy. This structure is quite rigid for the students
from the duaal variant, who only have one day left to come to
school and eventually attend the minor. We are currently
discussing with the respective team-leaders what solutions could
87
be found in this respect, in order to extend the possibilities for
contact hours apart from Fridays
Code in OSIRIS BO-HMDU08-MPR


6.19 Neighbourhood governance

15 ECTS
420 SBU

Neighbourhood Governance: gezamenlijk buurtbeheer

Aanbiedende academie /
opleiding
Academie BRV, FM en SP
Beheer: SP
Contactpersoon
Margot Sol
A.M.B.Sol@hhs.nl
0704458333
Algemene doelstelling
Het programma NBG helpt de toekomstig beroepsbeoefenaar zicht
te krijgen op hoe wijkproblematiek ontstaat en welke aanpak
bijdraag aan oplossingen.
Korte weergave inhoud
De student verwerft kennis over maatschappelijke ontwikkelingen
op wijkniveau en leert deze in onderlinge samenhang te
analyseren. De student verwerft daarnaast kennis over de
verschillende actoren die op wijkniveau actief zijn en over
samenwerkingsverbanden tussen die actoren. Kennis over
methodieken en methodisch handelen, kennis over en
vaardigheden in multidisciplinair werken zijn een belangrijk
onderdeel van de minor.
Samenwerkingspartners
Lectoraat Grootstedelijke Ontwikkeling
Gastdocenten
doelgroep Studenten van de Academies BRV, FM, SP, PABO, GZ, HALO
Ingangseisen
Studenten behorend tot de doelgroep vanaf hoofdfase 2. Student
kan projectmatig werken en beheerst methoden van onderzoek.
Werkvormen Colleges , werkcolleges, training, gastlessen, project
Te verwerven competenties
student kan situatie verkennen en een aanbod ontwikkelen
methodisch werken
samenwerken met professionals en andere betrokkenen
Studiebelasting per week 20 uur
Beschrijving van de toets(en) en
minimumeisen voor een
voldoende
toets over de te bestuderen literatuur
assessment
projectopdracht
Leer(hulp)middelen
Literatuur, wetenschappelijke- en beroepstijdschriften, digitale
bronnen, praktijkervaring, werkbezoeken
Contactmomenten Een resp. twee avonden per week van af 17.00
Minimum- en
maximumdeelname
Minimum: 25
Maximum: 75
Periode van
uitvoering/startdatum Lintminor: blok 1 en 2 2009/2010
Bijzonderheden De minor heeft een interdisciplinair karakter, zowel door
88
deelname van studenten en beroepsachtergrond als het
onderwijsaanbod dat door drie academies en het Lectoraat GO is
samengesteld.
Code in OSIRIS SP-HMVT08-NG





6.20 Globalisering

15 ECTS
420 SBU

Docenten: Drs. T.I.M. van Tongeren, drs. W. Hafkamp

Informatie volgt nog.


6.21 Beleid en politiek

15 ECTS
420 SBU

Docenten: Drs. J. Santegoeds, drs. W. Brass

Informatie volgt nog.
89
7.0 Vakken- en studiepuntenoverzicht B/O duaal 4

Programma duaal jaar 4 dit programma geldt zowel voor de reguliere studenten als de MBO-
instroom- en doorstroomstudenten
(de beoordeling van de leerkringen en de supervisie in de onderwijseenheid competentiemanagement
luidt in termen van voldaan/niet voldaan, alle overige studiesonderdelen worden afgesloten met een
cijfer / voor de toetsvorm wordt verwezen naar de studiegids bestuurskunde/overheidsmanagement
2009-2010 / voor alle studieonderdelen die worden afgesloten met een tentamen geldt dat hiervoor
vooraf dient te worden ingetekend (zie ook art.12)

Studieonderdeel Blokperiode 1 2 3 4 Totaal
ects
Onderwijseenh.: competentiemanagement
-Supervisie (deeltoets)
-Leerkring (deeltoets)
-Portfolio (deeltoets)

x
x
x

x
x
x



x



x
12
Onderwijseenheid: leerarbeidsplaats x x x x 28
Onderwijseenheid: afstudeervariant* (A&C,
PM, MPR en EPM)
x x x x 12
Onderwijseenheid: afstudeeropdracht (A&C,
PM, MPR en EPM)
-afstudeerwerkstuk (deeltoets)
-eindassessment (deeltoets)


x


x


x


x
x
8

(7)***
(1)***
of
Onderwijseenheid: afstudeervariant
premaster**
x x 9
Onderwijseenheid: afstudeeropdracht
premaster**
-afstudeerwerkstuk (deeltoets)
-eindassessment (deeltoets)


x



x
x
11

(10)***
(1)***
Totaal ects 60

* Studenten die kiezen voor de afstudeervariant integrale veiligheidszorg volgen het afstudeerjaar van
de studie integrale veiligheidskunde, zoals deze is geregeld in het OER 2009-2010 van die studie.
** Het premaster programma valt onder de afstudeervariant Public Management (in bijzondere
gevallen
kan het studenten uit het 3
e
jaar door de examencommissie toegestaan worden om in te stromen in
het 4e jaars premaster programma)
****De ects tussen () tellen gezamenlijk op tot het ects totaal van de onderwijseenheid

90
7.1 Supervisie 3 t/m 4

Dit studieonderdeel loopt ononderbroken door over de blokken 3 en 4 van studiejaar 3 en de blokken 1
en 2 van studiejaar 4.

Zie paragraaf 6.9


7.2 Leerkring en portfolio 5 t/m 8

Dit studieonderdeel loopt van blok 1 t/m 4.

Zie paragraaf 2.6.3 en 2.6.4.


7.3 Leerarbeidsplaats 5 t/m 8

Dit studieonderdeel loopt van blok 1 t/m 4.

28 ECTS
784 SBU

Zie paragraaf 2.6.2.


7.4 Afstudeervarianten

Dit studieonderdeel loop van blok 1 t/m 3.

In het studiejaar 2008-2009 zullen er door de opleiding Bestuurskunde/Overheidsmanagement (B/O) 5
afstudeervarianten of differentiaties worden aangeboden, te weten:
Public Management
Auditing en Consulting
European Public Management
Integrale Veiligheidszorg
Management Publieke Ruimte

De ontwikkeling van de afstudeervarianten is gebaseerd op de enige tijd geleden landelijk opgestelde
profielschets Bestuurskunde/Overheidsmanagement.


7.4.1 Public Management

12 ECTS
336 SBU

Cordinatie: drs. W.Brass
Docenten: drs.. W. Brass. Mw. Dr. V. Tjon-a-Ten.





91
Inhoud

1. Wat is Public Management?
PM biedt een brede orintatie op het werken als public manager aan de hand van de
ervaringen van studenten op leerarbeidsplaats en de eigen leerroutes van de studenten
Eigen ervaring en eigen inbreng worden gekoppeld aan algemene themas die van belang
zijn voor de public manager, zoals integriteit, administratieve lasten en de relatie
overheid-burger
Bij PM leer je door te doen, en door je eigen leerbehoefte in kaart te brengen en in te
vullen.

2. Wanneer kies je Public Management?
Als je je niet wilt specialiseren, maar juist breed wilt ontwikkelen:
je leert van je eigen leerroute, maar ook van de leerroutes van je medestudenten. in de
praktijk komen daardoor zeer uiteenlopende onderwerpen en producten aan bod
Als je een specialisme wil waarvoor geen afstudeerrichting bestaat:
je mag immers je eigen leerdoelen en leerroute kiezen,
dus je kunt ook je eigen specialisme kiezen
Als je niet houdt van vakken en tentamens
Als je praktijkgericht wilt leren
Als je zelfstandig en in je eigen tempo wilt werken
Als je je eigen leerprogramma wil maken
Als je veel persoonlijke feedback wilt op wat je doet
Als je geen meelifter bent

3. Leren door te doen.
In deze afstudeervariant gaat het om leren door te doen:
Er zijn gn vakken en gn tentamens
Je maakt je eigen leerroute en je eigen planning
Je verdiept je in onderwerpen die je zelf kiest
Je doet dat door over die onderwerpen producten te maken zoals die ook in de
beroepspraktijk bestaan: notas, rapporten, presentaties, workshops, discussies,
werkbezoeken, persberichten, essays etc.
Je kiest zelf welke producten je gaat maken

Voorbeeld:
Leerdoelen: kennisverwerving; leren beleid te ontwikkelen
Kennisgebieden: relatie overheid/burger; asielbeleid
Vaardigheid: schrijven van een beleidsnota

Product:
schrijf een beleidsnota over het invoeren van interactieve beleidsontwikkeling bij het
ontwerpen van vreemdelingenbeleid

4. Zo is het jaar opgebouwd.
Public management als afstudeervariant wordt geheel gegeven in de leerkring. De
kringbijeenkomsten duren daarom langer dan bij andere afstudeervarianten..
In blok 1 zijn er wat algemene workshops o.a. over visie op kwaliteit en over op te stellen
productvoorstellen en beoordelingscriteria.
3 keer per jaar maken jullie een opdracht rond een algemeen thema dat voor elke public
manager relevant is.
De verdere opbouw en planning van het programma wordt door de studenten gemaakt -
die hangt immers af van de eigen leerroute die de studenten zelf maken.
92

5. Wie zijn de docenten?
Jullie.
Jullie leren van elkaars leerroutes en lap-ervaring.
Docenten leren jullie hoe jullie kunnen groeien naar hogere competentieniveaus.
Docenten en studenten leren studenten hoe je producten maakt en beoordeelt.
Docenten en studenten geven feedback aan studenten.
Docenten en studenten geven samen cijfers, bij consent.

6. De ects-sen.
Bij PM dien je 12 ects te behalen. 3 ects-sen worden ingevuld met themaopdrachten.
Binnen kaders kies je zelf de aard, omvang en inhoud van de te maken producten.
De producten dienen in de eerste twee blokken van het 4
e
jaar te worden gemaakt.

7. Meer weten?
Elk jaar geven we voorlichting over PM in zowel het tweede als het derde jaar.
Je vindt meer informatie op blackboard in de blackboard-course afstudeervariant public
management
Op die blackboard-course kun je ook zien wie de docenten zijn en wanneer en waar ze bereikbaar
zijn: we informeren je graag. Haal je je informatie liever bij studenten? Laat het ons weten en we
geven je wat namen en emailadressen.

Competenties
Alle competentieclusters zijn relevant. Studenten kiezen zelf uit elk van de clusters de competenties
waar zij gelet op hun leerroute aan willen werken.

Werkvorm
Er wordt gewerkt in leerkringen. Studenten werken aan de ontwikkeling van hun competenties aan de
hand van door hen te kiezen producten. De werkvormen zijn afhankelijk van de leerdoelen van de
studenten en van de aard van de gekozen producten. De meest voorkomende werkvormen zijn het
schrijven van beleidsnotas, onderzoeksrapporten en essays en het verzorgen van workshops,
presentaties, werkbezoeken of debatten.
Er zijn richtlijnen voor product- en onderwerpkeuze.
Er is wekelijks 1 bijeenkomst van 1 uur op vrijdag, in aansluiting op de reguliere leerkring, waarin aan
pop, portfolio, lap en scriptie wordt gewerkt.

Toetsvorm
Getoetst wordt door beoordeling van de producten die door de studenten worden gemaakt. De toetsing
vindt plaats in de kring door medestudenten en tutor aan de hand van vooraf per product afgesproken
beoordelingscriteria. De beoordeling vindt plaats door de studenten, in overleg met de tutor. De tutor
blijft eindverantwoordelijk voor het cijfer en kan zonodig gemotiveerd afwijken van het cijfer dat de
studenten bepalen.

Het eindcijfer voor de module wordt bepaald door het gewogen gemiddelde van de cijfers voor de
producten.

Literatuur
Verplicht is het bestuderen van de producten die door de mede-kringleden worden gemaakt.






93
7.4.2 Auditing & Consulting

Cordinatie: drs. P. Wouters.

Inhoud
Omdat deze afstudeervariant geheel in de Nederlandse taal wordt verzorgd zou de naam moeten
luiden: Toetsen en adviseren.
Toetsen betekent dat men de werkelijkheid beoordeelt. Dat klinkt iets eenvoudiger dan het is, in het
bijzonder waar het om de werkelijke gang van zaken gaat in complexe (overheids-) organisaties en in
de samenleving. Het beschrijven van feiten is geen neutrale bezigheid, men kan het (nog) niet aan
computers uitbesteden. Men moet immers een invalshoek kiezen, meetinstrumenten ontwikkelen,
passende inschattingen maken. Vaak zal men informatie bij personen vandaan moeten halen en dat
veronderstelt dan weer een flinke dosis communicatieve vaardigheid. Die vaardigheid speelt
vanzelfsprekend ook een dominante rol op het moment dat men bevindingen rapporteert.
Een tweede belangrijke bron van ingewikkeldheid schuilt achter het woord beoordelen. Beoordelen,
met andere woorden de maat nemen, veronderstelt de beschikking over normen of criteria: wat doet
terzake als het gaat om de kwaliteit van processen, structuren, maatschappelijke effecten?
Toetsen gebeuren in het algemeen met het oog op verantwoording afleggen en verbeteren. Adviseren
ligt dus vaak in het verlengde van toetsen. Aan de andere kant is het niet zo dat aan adviseren altijd
een expliciete en methodische toetsing vooraf dient te gaan. Dat hangt af van het vraagstuk in kwestie
en van de verwachtingen van de opdrachtgever. Wel is het zo dat bij adviseren dezelfde
ingewikkeldheden optreden als bij toetsen: enerzijds dient men grip te krijgen op de weerbarstige
werkelijkheid, anderzijds dient men aanbevelingen te doen in het licht van (normatieve) doelstellingen
of wenselijkheden. Toetsen en adviseren zijn allerminst vrijblijvende bezigheden. Niet alleen kennis
en vaardigheden zijn vereist, maar ook een portie wijsheid. Die laatste eigenschap zal in de praktijk
moeten rijpen, maar in deze opleiding wordt alvast een bodem gelegd.

Organisatie van de onderwijsblokken

Op vrijdag vindt steeds de leerkring c.q. afstudeerkring plaats. In de blokken 1 en 2 worden ook nog
de volgende vakken aangeboden:
trends in management;
consultancy en
operational auditing.

Competenties
Bij de start van het studiejaar actualiseert de student het persoonlijk ontwikkelingsplan. Daarin worden
competenties beschreven waar de student zich in de loop van het jaar op zal focussen. De eerst
aangewezen plek voor de ontwikkeling van deze bekwaamheden is uiteraard de LAP. In tweede
instantie zullen de geselecteerde competenties ook van invloed zijn op de individuele invulling van de
afstudeeropdracht.
In de leerkring wordt door de kring als geheel vinger aan de pols gehouden van deze ontwikkeling,
zodat alle teamleden deelgenoot zijn aan elkaars leerproces.
Bekwaamheden die in deze afstudeervariant bij uitstek in aanmerking komen voor nadere
ontwikkeling zijn: (de nummers verwijzen naar de landelijk vastgestelde lijst beroepscompetenties van
het Landelijk Overleg Bestuurskunde & Overheidsmanagement)
16 uitvoeren van beleidsmatig onderzoek;
24 profiteren van eerder toegepaste oplossingstrajecten;
27 ontwerpen van zo nodig nieuwe oplossingsrichtingen;
39 informatie verzamelen en creren ten behoeve van toezicht en handhaving;
40 analyseren en evalueren van beleidsprocessen en -effecten;
46 communicatieve vaardigheden;
47 omgaan met spanningsvelden.


94
Literatuur
In de leerkring en de lessen zullen de studenten met specifieke literatuur kennismaken, doch wie zich
in algemene zin alvast grondig wil orinteren kan bijvoorbeeld terecht bij:
wat betreft toetsing: Driessen, A.J.G. en Molenkamp, A. (2004). Operational Auditing. Kluwer. 3de
herziene druk
wat betreft adviseren: Twijnstra, A, Keuning, D en Caluw, L.I.A. de (2002).
Organisatieadvieswerk. Kluwer. 3de herziene druk.


7.4.3 European Public Management

1. Study group: 10.5 (294 SBU)
2. Workshops: 12 ECTS (336 SBU)
Lecturer/cordinator: dr. Kees A Aldewereld

Course description:
The objective of this program is to offer the students:
1. practical knowledge about EU affairs and procedures they will/might be confronted with in
their future professional life, like eg. Requests for European subsidies;
to prepare the students:
2. for a European career in the field of Public Management or to
3. to prepare the students for a follow up Master Study European Public Management.

Insight in and knowledge of European Politics, European Economics and European History is obtained
through lectures and working experience (LAP) as well as through discussions and presentations.
Narrative specialization is accomplished by working on the thesis and relevant products.
The working language of (a part of) this program is English.
Eligibility:
Good to excellent knowledge of the English language.
Interested in European affairs.

Competencies:
Bases decision on knowledge of precepts and function of Dutch political system (democracy,
judiciary, European cooperation).
Takes into account political, ideological and cultural differences.
Is able to place issues in a European context.
Has knowledge of professional, international literature the subject matter.
Does research in matters of policy and society.
Is able to determine relevant European directives.
Is able to analyze and formulate the problematic aspects of national policy and supranational
directives and law making.

Assessment:
The assessment consists of:
Oral presentations of the different themes.
Written exam.
POP (Personal Development Plan)
Reports (LAP experience)
A thesis and final assessment

The final grade of the EPM course is based upon:
presentations (50%)
Exam (50%)

95
Assignments:
The students are requested to compose and hand in the following products:
- presentations
- reports on specific European issues
- reports on their working experiences (LAP)
- portfolio (digital)
- thesis

Term 1, 2, 3 : Study group and Lectures.
The objective of the lectures is to inform the students on the diverse issues of the European Union:
legal, political, economic and cultural. The lectures are held weekly and the students are expected to:
1. present the assigned chapter
2. to conduct a discussion dealing with the most important issues discussed in the relevant
chapter.

The objective of the study group sessions is to relate the theoretical knowledge of the course to the
practical dimensions of the LAP. This means that the students are given the assignment to relate
issues of their working situation to the European Union that is to place their LAP in a European
context. (This process facilitates the writing process of the final thesis).
Each student is to present this European dimension during the meeting of the study group and to
supply the other members of the study group with relevant reading material (newspaper articles,
reports published on the Internet).

The lectures are held on a weekly basis, the study group meetings on weekly or two-weekly basis.
During term 4 the students have weekly individual meetings with the lecture to monitor the
process on their thesis.

LAP and EPM:
A Lap with a European dimension is an advantage in regard to:
1. Participating in the study group,
2. Writing your final thesis.
The subject of your final thesis must be placed in a European context.

Literature:
Neill Nugent, The Government and Politics of the European Union. 6
th
Edition. Palgrave
Macmillan. ISBN 978 0 230 00002 5
Desmond Dinan. A History of European Union. Palgrave Macmillan. ISBN 0 333 98734 9
R, Sakwa, A. Stevens. Contemporary Europe. ISBN 1 4039 4567 5
B. Patmos. De Scriptie Supporter. ISBN 90 441 1130 2

Optional reading:
J. Rifkin. The European Dream
K. Feathersone, C. Radealli, The Politics of Europeanization

For further information, please contact:
Dr. Kees Aldewereld
RZ 4.03
c.a.aldewereld@hhs.nl







96
7.4.4 Management publieke ruimte

12 ects
336 SBU

Cordinatie: drs. L. Polak.

De afstudeervariant past binnen het profiel management publieke ruimte dat met het CROW, de
Hogeschool Utrecht en de Hogeschool Larenstein is opgesteld (zie hoofdstuk 8). De inrichting en
toetsing van de afstudeervariant is vergelijkbaar met die van de afstudeervariant Public Management
(zie daar), met dien verstande dat de producten en opdrachten van de afstudeervariant management
publieke ruimte allemaal liggen binnen het domein management publieke ruimte.


7.5 Afstudeeronderzoek

Dit studieonderdeel loopt van blok 3 t/m 4.

7 ECTS
168 SBU

voor studenten van de premaster:
10 ects
280 SBU

Cordinatie: de cordinatoren van de afstudeervarianten.

Het afstudeeronderzoek vormt in combinatie met het eindgesprek of het eindassessment de afronding
van de studie. De combinatie afstudeeronderzoek gesprek/assessment betekent dat aan het eind een
proeve van bekwaamheid wordt afgelegd waarin de student bewijst dat hij aan het beroepsprofiel
voldoet.

De opdracht kan een eigen onderzoek zijn, het kan ook een opdracht van de lapwerkgever of van een
andere partij uit het werkveld zijn, waarbij een beroepsgericht product dient te worden ontwikkeld.
Kenmerk van de afstudeeropdracht is dat daarbij methodiek, de link met de theorie en de diepgang
bijzondere aandacht krijgen. Het object van het onderzoek dient een bestuurskundig probleem te zijn;
de rapportage dient inhoudelijk, methodisch en rapportagetechnisch van professioneel niveau te zijn en
dient te eindigen met conclusies en aanbevelingen.
Studenten beginnen in blok 1 met de voorbereidingen van hun afstudeeropdracht en zullen gedurende
het hele jaar af en aan aan de opdracht werken. Doordat studenten in de leerkring hun onderzoekswerk
en ervaringen met elkaar delen, functioneert de leerkring als een onderzoekspracticum en doen de
studenten brede kennis en ervaring op met het werken aan praktijkgericht onderzoek.

Nadere informatie is te vinden in de handleiding voor het bachelorexamen. Voor de
premasterstudenten geldt ook de aanvullende informatie uit de cursusbeschrijving van de premaster.


7.6 Eindgesprek of afstudeerassessment.

Dit studieonderdeel vindt plaats in blok 4.

1 ECTS
42 SBU

Cordinatie: drs. J. Santegoeds, mw. M. Verbeek-Moor.
97

Het 4
e
jaar wordt afgesloten met een eindgesprek of een afstudeerassessment.
Het eindgesprek is een gesprek dat plaatsvindt naar aanleiding van het afstudeeronderzoek.
Het gesprek wordt gevoerd naar aanleiding van dat onderzoek, maar heeft een breder karakter.
In het gesprek wordt op basis van vragen over of casussen naar aanleiding van de scriptie
verkend of de student in staat is om als bestuurskundige op HBO-niveau zijn/haar vak te
benaderen.
Het eindassessment is een assessment naar aanleiding van het afstudeeronderzoek. Er wordt
een gesprek gesimuleerd met een MT (rollen worden gespeeld door middenmanagers uit het
werkveld). De student dient het MT ervan te overtuigen om op basis van conclusies en
aanbevelingen uit zijn afstudeeronderzoek actie te ondernemen.
Voor studenten EPM, PM en AenC is het afstudeerassessment verplicht; voor studenten van de
premaster is het eindgesprek verplicht. Studenten van de afstudeervariant MPR hebben de keuze.

Eindgesprek en afstudeerassessment zijn verder uitgewerkt in de handleiding voor het
bachelorexamen.
98
8 Bijlage: Opleidingsprogramma Management Publieke ruimte
(minor en afstudeervarianten)
Hogeschool Utrecht, Hogeschool Larenstein, Haagse Hogeschool.



INHOUDSOPGAVE Blz.

1. Inleiding


2. Algemene typering van het domein en de functies bij de organisaties


3. Actuele ontwikkelingen


4. Typering van de beroepsbeoefenaar
a. Algemeen
b. Overzicht van rollen
c. Overzicht van de beroepstaken


5. Niveau van de beroepsbeoefening


6. De competenties van het opleidingsprofiel


7. Opleidingsprogramma


8. Externe kwaliteitszorg


Bijlagen
I. Procesverslag ontwikkeltraject


2. Bronnen


99
1. Inleiding


Algemene probleemstelling
Beheer van de openbare ruimte is een expertisegebied dat zich snel in de praktijk ontwikkelt. Het
beheer van de openbare ruimte is complexer geworden en heeft een multidisciplinair karakter. De
huidige beheerders zijn slechts ten dele opgeleid voor de huidige functievereisten. De
Cordinatiecommissie Integraal Beheer Openbare Ruimte (IBOR) beschrijft in haar Masterplan IBOR,
CROW uitgave Naar integraal beheer openbare ruimte, dat er behoefte bestaat een opleiding voor
het beheer van de openbare ruimte. De directeur van het CROW onderschreef dit op de Praktijkdag
IBOR op 26 juni 2003.
Medewerkers beschikken onvoldoende over het volledige scala van vereiste competenties
(vakinhoudelijk voor groen, civiele techniek en verkeer; beleidsmatig en bestuurlijk; communicatie en
bewonersparticipatie, opdrachtgeverschap). Dit betekent dat professionele beheerkundigen deels in
de praktijk moeten worden opgeleid. Hoewel dit geldt voor medewerkers op mbo-, hbo- en wo-niveau,
ligt de prioriteit bij de versterking van de competenties op hbo-niveau. In overleg met CROW neemt
Hogeschool Larenstein, samen met De Haagse hogeschool en de Hogeschool van Utrecht, met dit
project het initiatief om een opleiding Management Publieke Ruimte te starten. CROW vervult hierbij
een ondersteunende rol en verzorgt de afstemming met cursussen voor de professionele markt.

Doelstelling en vraagstelling
Het resultaat van het project zal een door het werkveld (diensten beheer openbare ruimte van
gemeentes en adviesbureaus voor openbare ruimte) getoetste beschrijving zijn van:
- de kerncompetenties van de beheerkundige van de openbare ruimte op hbo-niveau
- een opleidingstraject op hbo-niveau dat een profiel vormt binnen bestaande opleidingen (b.v. in de
vorm van een afstudeerrichting) dat gereed is voor implementatie en dat opleidt tot
beheerkundige. Dit opleidingstraject wordt gedragen door de expertise van diverse hogescholen
op het gebied van beheer openbare ruimte, civiele techniek (inclusief verkeer) en bestuurskunde
en overheidsmanagement;
- een life-long learning programma voor beheerkundige op hbo-niveau waarbij huidig personeel via
een modulair systeem ontbrekende kerncompetenties voor de beheerder kunnen verwerven;
- een samenwerkingsverband tussen een aantal hogescholen in Nederland waarbij de
onderwijsuitvoering qua kwaliteit en inhoud gerealiseerd kan worden;
- bekendheid bij doelgroepen uitgaande van een instroom van minimaal 50 studenten per jaar voor
de voltijd en minimaal 50 cursisten voor de modules voor life-long learning per jaar;
- een goede benutting van de, grotendeels door FCO gesubsidieerde, ontwikkelde expertise en
CROW-publicaties voor IBOR (b.v. publicaties 119, 145, 146, 147, 174, 181, 185, rap 02-04,
brochure 557 en 558)
100

2. Algemene typering van het domein en de functies bij
de organisaties


De kern van het beroep bestaat uit het managen van de levenscyclus van de buitenruimte (v Ginkel,
2004) (Riele, 20) in een aan maatschappelijke dynamiek onderhevige context voorbereiden,
uitvoeren en monitoren van strategisch en tactisch beleid ten behoeve van het duurzaam in stand
houden en ontwikkelen van de buitenruimte en het communiceren hierover met de omgeving.

De werkkring van de beheerkundige bestaat uit de (gemeentelijke) overheid, alsmede bedrijven en
organisaties met een publieke taak (adviesbureaus, aannemers, woningbouwverenigingen ed.). De
beheerkundige werkt dus vaak direct of indirect in het publieke domein.
Het beroep kan in diverse functies worden uitgeoefend, zoals: beleidsmedewerker of
gebiedscoordinator bij een gemeente of woningbouwvereniging, adviseur bij een ingenieursbureau of
aannemer. In deze functie kunnen ook leidinggevende taken opgenomen zijn. Hij of zij bekleedt
doorgaans een sleutelpositie in een netwerkorganisatie.


3. Actuele ontwikkelingen


Beheer van de openbare ruimte verandert ingrijpend. Veranderingen in de maatschappij stellen
andere eisen aan de kwaliteit van de openbare ruimte en de positie van de beheerder. Bij de
integrale benadering van die kwaliteit hoort ook een integrale aanpak van beheer samen met
gebruikers, bestuurders, ontwerpers, bedrijfsleven en andere actoren.
(CROW, 2001).

Het beheer van de openbare ruimte verandert in hoog tempo van technisch fenomeen naar
strategisch instrument waarbij de zorg voor de (openbare) buitenruimte centraal staat. Bij deze zorg
gaat het al lang niet meer om onderhoud alleen. Maatschappelijke omstandigheden veranderen
voortdurend. Ook het ontwikkelen van de buitenruimte hoort daarom tot het takenpakket van de
beheerorganisatie. De rol van de beheerkundige hanngt af van de mate van verandering. Nu eens
geeft de beheerder het stokje over aan de ontwikkelaar/ontwerper, dan weer blijven de veranderingen
binnen de regie van de beheerkundige. Een bruikbare definitie van beheer is daarom:

Beheer is het zorgdragen voor een passend programma voor de (openbare) buitenruimte en
daarmee samenhangende plannen en werkzaamheden. (Riele, 2003)

Maatschappelijke ontwikkelingen vragen van de beheerorganisatie om anders met de beheeropgave
om te gaan. De maatschappij vraagt om een manier van werken waarbij men het aanbod (de fysieke
buitenruimte) zo goed mogelijk afstemt op de vraag. Deze vraaggerichte werkwijze is lastig. Ten
eerste omdat ze uitgaat van de kennis van de vraag. Zeker in een sterk geindividualiseerde
samenleving kan men vraagtekens plaatsen bij de representativiteit en de legitimiteit van die vraag.
Ten tweede omdat de relatie overheid-burger een andere is dan de relatie bedrijf-klant.
Het is duidelijk dat de beheerorganisatie met zijn per definitieve schaarse middelen zorgvuldig moet
afwegen in hoeverre aan de vraag van de gebruiker kan worden voldaan en welke instrumenten zij
hierbij inzet.

De inzet van de beheerorganisatie is uiteindelijk het realiseren van een kwalitatief zo hoogwaardig
mogelijke (openbare) buitenruimte. De inhoudelijke beheersing van een vak alleen volstaat niet. Een
adequate communicatie met de omgeving (bestuur, gebruiker , uitvoerder) en resultaatgericht
regisseren bepalen steeds meer of de vakinhoudelijke competenties tot hun recht komen. Bestaande
opleidingen tot specialisten zullen dus meer aandacht moeten geven aan communicatie en regie.

Met het complexer worden van het vakgebied zijn meer specialismen ontstaan. Vakinhoudelijke
specialisten blijven hard nodig. Daarnaast is er behoefte aan integrale denkers en doeners die naast
101
de benodigde vakinhoudelijke kennis meer de rol van regisseur en communicator op zich kunnen
nemen: een beheerkundige/manager buitenruimte.
102

4. Typering van de beroepsbeoefenaar


Algemeen

Afhankelijk van de werksituatie zal de toekomstig beheerkundige verschillende rollen op zich nemen.
In een grote organisatie zullen deze rollen deels in verschillende functies tot uitdrukking komen. De
startbekwaam beheerkundige zal al onderstaande rollen tot op zekere hoogte moeten kunnen
vervullen om zich thuis te voelen in uiteenlopende situaties (ontwerpteams, bewonersplatforms,
overleg met andere disciplines en bestuurder.

Overzicht van rollen

A vakinhoudelijk beleidsmaker
Vanuit meerdere invalshoeken analyseert de beleidsmaker situaties en formuleert beleidsproblemen.
Hij/zij doet onderzoek, bereidt bestuursopdrachten voor en levert bijdragen aan beleidsontwikkeling, -
uitvoering en monitoring. De beleidsmaker heeft een visie op de buitenruimte en vertaalt deze naar
beleid.
B communicator
De communicator onderhoudt relaties tussen bij de openbare ruimte betrokken partijen. Hij/zij is
gericht op samenwerking en weet op goede wijze gebruik te maken van netwerken. Om
besluitvorming tot een succes te maken creert de communicator draagvlak.
C regisseur
De regisseur stuurt projecten en processen aan en bewaakt de (contractuele) relaties tussen partijen.
Hij/zij delegeert vakinhoudelijke taken vanuit het besef wat er vakinhoudelijk speelt.

Overzicht van de beroepstaken

Om de verschillende rollen naar behoren op zich te nemen dient de beginnend beheerkundige de
volgende beroepstaken uit te voeren. (gerangschikt naar plaats in de beleidscyclus, zie figuur aan
einde paragraaf). Het spreekt voor zich dat de diverse plannen en activiteiten betrekking hebben op
de buitenruimte.
Beleidsbenvloeding
1. Benvloeden agendavorming
2. Voorbereiden (inhoudelijk en financieel)
Beleidsuitwerking
3. Strategisch: uitwerken gebiedsplannen en thematische plannen inhoudelijk en financieel
4. Tactisch: opstellen beheerplannen en productbegrotingen
5. Operationeel: opstellen werkplannen (en onderhoudsbestekken)
Beleidsmonitoring
6. Strategisch: opstellen management- en bestuursrapportages inhoudelijk en financieel
7. Tactisch: opstellen productenrekening
8. Operationeel: opstellen afdelings- (en besteksbegrotingen)
Ontwikkeling
9. Opstellen programma van eisen vanuit beheer (beleid, financin, gebruik en techniek)
10. Toetsen van diverse planstadia aan PVE
11. Opstellen overdrachtsdocument

103
De burger
12. Communiceren (mbt. productiecyclus)
13. Begeleiden inspraakprocedures
14. Begeleiden participatietrajecten
15. Begeleiden wijkschouwen
16. Uitdragen beleid
17. Signaleren en terugkoppelen kansen en knelpunten
De opdrachtgever-opdrachtnemerrelatie
18. Opstellen contractdocumenten (tav. Advies en onderhoud)
19. Monitoren contractuitvoering (tav. Advies en onderhoud)




104
Niveau van de beroepsbeoefening

Het niveau van de beroepsuitoefening waar de opleiding zich op richt is die van de startbekwaam
beroepsbeoefenaar op HBO-niveau.
De Commissie Accreditatie Hoger Onderwijs noemt in haar eindrapport prikkelen presteren profileren
(2001) tien generieke kwalificaties als beoordelingskader voor de HBO-bachelor.
Deze kwalificaties worden in het volgende hoofdstuk per competentie uitgewerkt als handelings- en
procuctcriteria.

Brede professionalisering: wil zeggen dat de student aantoonbaar wordt toegerust met
actuele kennis die aansluit bij recente (wetenschappelijke) kennis, inzichten, concepten en
onderzoeksresultaten, alsmede aan de in het beroepsprofiel geschetste (internationale)
ontwikkelingen in het beroepenveld, teneinde zich te kwalificeren voor:
- het zelfstandig kunnen uitvoeren van de taken van een beginnend beroepsbeoefenaar;
- het functioneren binnen een arbeidsorganisatie;
- de verdere professionalisering van de eigen beroepsuitoefening c.q. het beroep.
Multidisciplinaire integratie: de integratie van kennis, inzichten, houdingen en vaardigheden
(van verschillende vakinhoudelijke disciplines), vanuit het perspectief van het beroepsmatig
handelen.
(Wetenschappelijke) toepassing: de toepassing van beschikbare relevante (wetenschappelijke)
inzichten, theorien, concepten en onderzoeksresultaten bij vraagstukken waar afgestudeerden
in hun beroepsuitoefening mee geconfronteerd worden.
Transfer en brede inzetbaarheid: de toepassing van kennis, inzichten en vaardigheden in
uiteenlopende beroepssituaties.
Creativiteit en complexiteit in handelen: vraagstukken in de beroepspraktijk, waarvan het
probleem op voorhand niet duidelijk is omschreven en waarop de standaardprocedures niet
van toepassing zijn.
Probleemgericht werken: het zelfstandig definiren en analyseren van complexe probleemsituaties
in de beroepspraktijk op basis van relevante kennis en (theoretische) inzichten,
het ontwikkelen en toepassen van zinvolle (nieuwe) oplossingsstrategien en het beoordelen
van de effectiviteit hiervan.
Methodisch en reflectief denken en handelen: het stellen van realistische doelen, het plannen
c.q. planmatig aanpakken van werkzaamheden en het reflecteren op het (beroepsmatig)
handelen, op basis van het verzamelen en analyseren van relevante informatie.
Sociaalcommunicatieve bekwaamheid: het communiceren en samenwerken met anderen in
een multiculturele, internationale en/of multidisciplinaire omgeving en het voldoen aan de
eisen die het participeren in een arbeidsorganisatie stelt.
Basiskwalificering voor managementfuncties: het uitvoeren van eenvoudige leidinggevende en
managementtaken.
Besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid: begrip en betrokkenheid zijn ontwikkeld met
betrekking tot ethische, normatieve en maatschappelijke vragen samenhangend met de
toepassing van kennis en de (toekomstige) beroepspraktijk.
105

5. Het opleidingsprofiel

Het opleidingsprofiel bevat de competenties die (startende) beroepsbeoefenaars nodig hebben. Ze
zijn het compas voor de opleiding.
Het opleidingsprofiel wordt afgeleid van het beroepsprofiel. Het beroepsprofiel schrijft de competenties
echter niet voor. Ze worden mede bepaald door de visie van de opleidingen.

Visie
De betrokken instituten garanderen een basiskwaliteit voor de manager publieke ruimte. Daarnaast
wordt de signatuur van deze manager bepaald door het karakter van het instituut en de
persoonlijkheid van de individuele student. De startbekwaamheid wordt aan het eind van de opleiding
afgemeten aan competenties.

De competenties worden beroepsspecifiek geformuleerd. Ze worden steeds genoemd in relatie tot een
beroepsproduct. Aan deze competenties kunnen dan weer criteria (onderdelen, tools) worden
ontleend om succesvol te opereren. Bijvoorbeeld onderhandelen, rapporteren, analyseren
bestuurlijke verhoudingen ed..
106


De competenties van het opleidingsprofiel

Formuleren en ontwikkelen beleid

Competentie

Maakt onderdelen van een beleidsplan (thema of gebied) waarin
verbeteringsvoorstellen voor de buitenruimte op basis van een analyse van de
kwaliteit en benodigde middelen worden gedaan, rekening houdend met
fysieke, bestuurlijke en maatschappelijke processen.

Context, rol

Medewerker adviesbureau, lid projectteam

Context, situatie

Een gemeentelijk opdrachtgever overlegt een startdocument voor een complex
vraagstuk in de openbare buitenruimte.

Handelen

Formuleren projectopdracht
Analyseren fysieke, bestuurlijke en maatschappelijke processen
Analyseren kwaliteit buitenruimte en middelen
Analyseren juridische mogelijkheden en beperkingen
Formuleren visie
Rapporteren over voortgang
Verrichten van uitvoerende taken
Communiceren met betrokkenen
Coordineren onderdelen project

Handelings-criteria

Organiseert eigen werk
Werkt systematisch, verifieerbaar en maakt eigen proces inzichtelijk
Is onafhankelijk in oordelen, reflecteert kritisch op uitkomsten
Vraagt en geeft feedback
Draagt actief bij aan groepsproces
Informeert globaal en actueel
Stimuleert (politieke aandacht, positief imago beheer)
Inititieert en begeleidt discussies en inspraakprocedures
Voert (coordinerende) taken volgens afspraak uit
Blijft presteren onder tijdsdruk en bij onverwachte situaties

Resultaat,
Beroeps(product)

Rapport met visie of beleidsrapportage,
programma van eisen,
plan voor interactieve communicatie,
Presentatie aan opdrachtgever, bestuur of belanghebbenden

Resultaatscriteria

Document geeft blijk van visie (ook voor de langere termijn)
Draagt beleid uit
Houdt op afgewogen wijze rekening met de wensen van de
opdrachtgever, maatschappelijke belangen en aspecten van
haalbaarheid en uitvoerbaarheid (technisch, juridisch, financieel)
Belicht de verschillende kwaliteitsaspecten van de buitenruimte
Bevat een onderbouwde analyse van het probleem
Bevat verschillende oplossingsvarianten
Bevat een vergelijking met elders toegepaste oplossingen
Geeft voldoende sturing aan de beleidsuitvoering (kwaliteit, tijd,
financien, organisatie communicatie)
Sluit aan bij het planningsproces en de beheercyclus, inhoudelijk,
financieel en organisatorisch
Is helder, overzichtelijk en resultaatgericht

Toetsvorm

Product
Procesdocumenten
Observatie


107
E Beheren van de buitenruimte

Competentie

Werkt beleid uit tot (thematische of geografische) verbeteringsvoorstellen voor
de (groene) buitenruimte op basis van een analyse van de kwaliteit en de
benodigde middelen, rekening houdend met fysieke, bedrijfskundige en
maatschappelijke processen.
Koppelt strategische, tactische en operationele (groen-)plannen aan de
planning en control cyclus en houdt daarbij rekening met de bedrijfskundige en
juridische mogelijkheden en beperkingen.
Toetst bestaande buitenruimte en plannen voor ontwikkeling aan beleid.
Analyseert practische problemen en geeft oplossingsrichtingen aan reking
houdend met belangen van de gebruiker en haalbarheid (bestaand beleid).

Context, rol
Gemeentelijk beheerder openbare ruimte

Context, situatie
De directeur van de dienst Beheer Openbare Ruimte overlegt een
startdocument voor de uitwerking van bestaand beleid.

Handelen
Formuleren projectopdracht
Analyseren beleid en fysieke, bedrijfskundige gegevens
Analyseren juridische mogelijkheden en beperkingen
Analyseren actoren en invloed uitoefenen
Formuleren persoonlijke visie
Rapporteren over voortgang
Operationaliseren van beleid
Mondeling en schriftelijk communiceren met projectleider, gebruikers,
bestuur en specialisten (bedrijfskundig, materiedeskundig)
Coordineren project/proces (scheppen van orde in de complexiteit)
Signaleren problemen en adviseren aan gebruiker en bestuur
Toetsen ontwikkelingsplannen en herijken PVE
Onderhandelen

Handelings-criteria
Is ter zake deskundig en betrouwbaar
Is helder, overzichtelijk en overtuigend
Voert (coordinerende) taken volgens afspraak uit
Draagt beleid uit, bouwt netwerken op
Streeft naar het onderhouden van stabiele, postitieve relaties
Blijft presteren onder tijdsdruk en bij onverwachte situaties
Resultaat,
Beroeps(poduct)
Thematische of geografische uitwerking van beleid
Rapportage monitoring (technische en functionele kwaliteit,
probleemanalyse, krachtenveldanalyse)
Presentatie aan uitvoerenden en gebruikers
Adviesgesprek
Adviesrapport
Verslag van terugmelding naar gebruiker

Resultaatscriteria
Beschikbare (digitale) systematiek is toegepast
Houdt op afgewogen wijze rekening met de wensen van de
opdrachtgever, bewonersbelangen
Houdt rekening met aspecten van haalbaarheid en uitvoerbaarheid
(vakinhoudelijk, bedrijfskundig, juridisch)
Bevat een afdoende probleemanalyse
Bevat een adequate vertaling van het beleid
Bevat een adequatie terugkoppeling naar beleid (beleidsproblemen en
kansen)
Bevat verschillende oplossingsvarianten waarin de speelruimte voor
uitwerking tot uitdrukking komt
Bevat een vergelijking met elders toegepaste oplossingen
Geeft voldoende sturing (kwaliteit, financien, organisatorisch) aan de
daadwerkelijke uitvoering
Is helder en overzichtelijk
Toetsvorm Producten
Procesdocumenten
Observatie
108
6. Opleidingsprogramma


Dit hoofdstuk bevat een uitwerking van het opleidingsprogramma Management Publieke Ruimte voor
Hogeschool Larenstein , De Hogeschool van Utrecht en de Haagse Hogeschool.

Bij de bepaling van het opleidingsprogramma gelden de volgende uitgangspunten:
De uitwerking is gebaseerd op de competenties
De minor (half jaar) is een verbreding van de bestaande opleiding. Voor Hogeschool Larenstein
en de Hogeschool van Utrecht is deze verbreding bestuurskundig van aard, bij de Haagse
Hogeschool meer materieinhoudelijk. Om die reden is er een bestuurskundige minor
Management Publieke Ruimte voor Larenstein/Utrecht en een materieinhoudelijke minor voor
de Haagse Hogeschool.
De Hogeschool van Utrecht leidt studenten vooral op voor planuitwerking en niet voor beheer.
Daarom is voor Hogeschool van Utrecht -studenten 20% van de minor gereserveerd voor
specififieke IBOR-leerdoelen. Voor Larenstein-studenten is deze 20% gereserveerd voor
leerdoelen inzake bowmanagement
Voor de Hogeschool van Utrecht en Hogeschool Larenstein is de minor deels als stage in te
vullen (15 credits, casuistiek van de werkplek, inleidingen en toetsing door de opleiding)
Met de opleidingsspecifieke vooropleiding en de minor is de student in staat om een individueel
duaal programma voor het afstudeerjaar te formuleren teneinde de competenties Management
Publieke Ruimte te verwerven



Opleidingsspecifiek
2,5 jr




*

Minor
0,5 jr
840u

*

Afstudeerjaar
1 jr
1680u

*
* = assessment
109
Minor voor de Haagse Hogeschool
Studie-tijd
(%)
module beschrijving
20 Introductie in het beheer van de
openbare buitenruimte

de straat
kwaliteiten en problemen (esthetisch,
technisch, functioneel, duurzaam) in kaart
brengen vanuit de perceptie van
verschillende actoren (beheerder, technicus,
architect, bestuurder, gebruiker/burger).
Studenten kunnen kwaliteiten en problemen
analyseren en komen tot vragen over
ontbrekende kennis.
30 Technische aspecten van de
belangrijkste sectoren
(hard, zacht en gebruik)
Wegen
Ondergrondse infrastructuur
Meubilair
Groen
Water
Verkeer/parkeren
Handhaving/vergunningen
de sectorale cultuur en problematiek in de
keten van plan naar uitvoering en onderhoud.
kijken vanuit de perceptie van de
materiedeskundige.
Vaardigheid om kritische problematiek in elke
fase van beleidsvorming te onderkennen en
te behandelen (probleemoplossende schets)
20 Regisseren
(evt. Integreren met introductie)

Opdrachtgever-opdrachtnemerrelatie
Sturen en beinvloeden
Contractvorming
Vanuit het standpunt van de beheerder:
opdrachtgever, directievoeren, bestekken
maken en aanbestedingsprocedures.
Incidenteel gebruik (evenementen ed.)
10 De rol van de beheerder in de
planontwikkeling
Ontwikkelen van eisen en toetsen plannen
vanuit beheer. Kennismaking met het
ontwerpproces en de daarbij betrokken
actoren.
10 Keuzeruimte Nader te bepalen
10 Studieloopbaanbegeleiding Intakeassessment: Vaststellen beginniveau
en persoonlijk ontwikkelingsplan
Persoonlijk leiderschap

110
Minor voor Hogeschool van Utrecht en Hogeschool Larenstein
Studie-
tijd (%)
module beschrijving
30 Besturen
(toegespitst op
openbare ruimte)
inzicht en kennis in de werking van het openbaar
bestuur, het ontwerpen van beleid en de relatie met
burgers en belangengroepen
eenvoudige organisatieproblemen aan de hand van
organisatietheorien analyseren;
behandelde metaforen (invalshoeken) op een goede
manier combineren bij het analyseren van
organisatieproblemen.
kennis van en inzicht in de werking van het politieke
systeem in Nederland.
30 Beleidsvormings-
Processen en
servicemanagement

(in stage)
Kennis van relevante beleidsvormingstheorien en
ontwerpmethoden;
Inzicht in de ontwerproutines die in een
beleidsvormingsproces geactiveerd worden;
Vaardigheid om kritische problematiek te behandelen;
Kennis en inzicht van de uitvoeringsproblematiek en in
top-down versus bottum-up benadering van
beleidsvraagstukken
herkennen en benoemen van marketingactiviteiten van
willekeurige bedrijven en non-profit-
/overheidsorganisaties in termen van de producten-dan
wel de dienstenmarketingmix,
benoemen en analyseren van de markt(segmenten) van
willekeurige bedrijven alsmede van non-profit-/
overheidsorganisaties,
verklaren waarom bedrijven en non-profit-
/overheidsorganisaties zich in bepaalde
markt(segmenten) op een voorspelbare wijze
positioneren,
het beheersen van de eerste beginselen van
marketingplanning op operationeel en tactisch niveau in
de sfeer van de overheid.
10 Bestuurs- en
publieksrecht
voor de organisatie relevante onderdelen uit het
publiekrecht en met name van de volgende te
onderscheiden rechtsgebieden: Staatsrecht,
Bestuursrecht en Strafrecht.
eenvoudige juridische casus oplossen en heeft enige
vaardigheid verworven in het gebruik van juridische
teksten (onder andere de wet, de jurisprudentie en
wetenschappelijke teksten).
20 Keuzeruimte
Voor HVU: gericht op IBOR
IBOR-systematiek toepassen
Voor LAR: gericht op toezicht en contractvorming
Toezichthouden, contracten opstellen en handhaven
10 Studieloopbaan-
begeleiding
Intakeassessment: Vaststellen beginniveau en
persoonlijk ontwikkelingsplan
Persoonlijk leiderschap


111
Het afstudeerjaar

In het afstudeerjaar combineren de studenten hun studie met een (tijdelijke) baan waardoor de
verworven competenties verder worden ontwikkeld. Uiteindelijk ontwikkelt de student zich tot een
competente beheerkundige

Duale studenten lopen geen stage, zij werken. Zij combineren het studeren met werken en draaien als
werknemer op dezelfde wijze binnen de arbeidsorganisatie mee als iedere andere werknemer. Met het
werk ontwikkelen studenten allerlei voor het beroep relevante competenties. Op de werkplek leren zij
dus op een specifieke wijze, de werkplek is in
deze zin dus ook een leerplek.

De studenten zullen door de opleiding gecoached en ondersteund worden in een Competence
Development Center (CDC). Het kan beschouwd worden als een mogelijkheid om aandacht te geven
aan de ontwikkeling van de competenties van de studenten. Onderdelen die hierin ondergebracht zijn
hebben alles te maken met het werkend-leren. De Lap, de lapbegeleiding, de contacten met de
werkplek, het mentoraat (studievoortgangbewaking), methodische praktijkbegeleiding, supervisie,
adviesvaardigheden, managementstijlen, assessment en HRM zijn allen in dit CDC ondergebracht en
worden integraal aangeboden, met andere woorden, staan allen in verband met het ontwikkelen van de
competenties.

Iedere student heeft zijn eigen werk. Hij heeft daarom ook een eigen specifieke leerbehoefte. Bovendien
heeft iedere student een eigen achtergrond. De n heeft studieachterstand, de ander weer niet. Maar
er zijn natuurlijk ook veel overeenkomsten met de leersituaties van de medestudenten. Studenten gaan
daarom deelnemen aan een leerkring. Samen met een groep studenten (6 deelnemers) gaan ze
zelfstandig en actief het leerproces vorm geven. In een leerkring werken ze, met steun van mede
studenten en een tutor (docent) aan hun eigen competentieontwikkeling.

Lifelong learning
De opleiding is zodanig opgezet dat afzonderlijke modules als cursussen of begeleidingstrajecten aan
het werkveld aangeboden kunnen worden. In combinatie met andere programmaonderdelen van de
betrokken instituten kunnen ze mogelijk leiden tot het behalen van een HBO/bachelor-diploma in.
112
9 Jaarplanner B/O 2009-2010

Informatie volgt nog.
113


o Dnderwijs en xamenregeIing zoogJzoo































114
Inhoudsopgave

Algemeen 3
ArIikel 8egripsbepalingen ................................................................................ 115
ArIikel z keikwi|dIe .......................................................................................... 118
ArIikel De Iaal waarin heI onderwi|s gegeven wordI (arI ).z WRW) ............................ 118
ArIikel q 1oelaIingseisen .................................................................................... 118
ArIikel vri|sIellingen ....................................................................................... 120
ArIikel 6 lnrichIing van heI onderwi|s .................................................................... 122
ArIikel ) linancile bi|dragen arIikel ).q6 WRW...................................................... 135
ArIikel 8 1oekennen van sIudiepunIen................................................................... 135
ArIikel g Lxamencommissie ................................................................................ 135
ArIikel o Lxamens............................................................................................. 136
ArIikel 1oeIsen .............................................................................................. 137
ArIikel z kegelingen meI beIrekking IoI heI uiIvoeren van IoeIsen ............................... 139
ArIikel Geldigheidsduur (deel)IoeIsresulIaIen en verleende vri|sIellingen en bewaarIermi|n
IoeIsen.................................................................................................. 140
ArIikel q 8i|zondere voorzieningen voor sIudenIen meI een IuncIiebeperking ................. 140
ArIikel Aanpassingen in geval een buiIen Nederland aIgegeven diploma ..................... 140
ArIikel 6 OvermachI .......................................................................................... 141
ArIikel ) OnregelmaIigheden .............................................................................. 141
ArIikel 8 SIudievoorIgang, sIudieloopbaanbegeleiding en sIudieadvies ......................... 141
ArIikel g lnIormaIievoorziening ........................................................................... 143
ArIikel zo Slagen................................................................................................ 144
ArIikel z GeIuigschriII ....................................................................................... 145
ArIikel zz SloIbepaling ........................................................................................ 145

115

AIgemeen
DiI documenI geeII heI hogeschool- en opleidingsdeel van de onderwi|s- en examenregeling
samengevoegd weer. Per arIikel volgen eersI gecursiveerd de regelingen op hogeschoolniveau en daarna
de regelingen en verbi|zonderingen op opleidingsniveau.

ArtikeI 8egripsbepaIingen
Hoyeschooldeel
ln Jeze reqelinq wcrJt verstoon cnJer:

AroJemierooJ MeJezeqqensrhopscrqoon cp oroJemie- en Jienstenniveou, in Je WlW
JeelrooJ qencemJ {ortilel o.z WlW).
A[sluitenJ exomen let exomen woormee een stuJent een cpleiJinq c[ het AJ-prcqrommo
Joorbinnen, o[sluit.
Assessment


len inteqrool cnJerzcel Jot leiJt tct beccrJelinq en teruqlcppelinq von het
bereilte niveou von een c[ meer rcmpetenties, vostqestelJ Jccr ossesscren oon
Je honJ von vccro[ bepoolJe beccrJelinqsrriterio, cp bosis von woorneemboor
qeJroq en in relotie tct een situotie Jie zirh in Je reele bercepsproltijl vccrJcet
c[ in Je bercepsproltijl zel[.
Assesscr 0e ossesscr is Jeqene Jie leerprcressen evolueert met behulp von een
ossessment. 0ccr speri[iele troininq interpreteert hij oJequoot en betrcuwboor
Jccr stuJenten behoolJe tcetsresultoten en hij stelt vost in hceverre een
stuJent Je qetcetste {Jeel)rcmpetenties verwcrven hee[t.
Asscriote Jeqree {AJ) 0e wettelijle qrooJ Jie tceqelenJ wcrJt oon stuJenten Jie het Asscriote
Jeqree-prcqrommo met surres hebben o[qercnJ.
Asscriote-
Jeqreeprcqrommo
{AJ-prcqrommo)
len prcqrommo binnen een cpleiJinq met een stuJielost von tenminste zo
stuJiepunten Jot leiJt tct het beholen von Je qrooJ Asscriote Jeqree.
Cclleqe von 8ercep vccr
Je lxomens
let Cclleqe von 8ercep vccr Je lxomens von Je looqse lcqesrhccl zcols
beJcelJ in ortilel ,.o WlW {zie ccl hcc[Jstul vll von het stuJentenstotuut
Jeel ).
Cclleqe von 8estuur let bestuur von Je hcqesrhccl zcols beJcelJ in ortilel o.z WlW en in ortilel .
sub j WlW.
Ccmpetentie len qenteqreerJ qeheel von lennis, voorJiqheJen, inzirht en hcuJinq, Jot ncJiq
is cm in een bercepsrcntext bercepsprcJurten te reoliseren Jie oon Je qelJenJe
lwoliteitseisen vclJcen.
Ccmpetentieprc[iel 0e set rcmpetenties Jie een beqinnenJ bercepsbece[enoor in een bepoolJ
bercepsJcmein mcet bezitten cm in een bercepssituotie oJequoot te lunnen
honJelen. let rcmpetentieprc[iel is qereloteerJ oon het lonJelijl vostqestelJe
rcmpetentieprc[iel.
0eeltijJcpleiJinq len cpleiJinq Jie zcJoniq inqerirht is Jot releninq is qehcuJen met Je
mcqelijlheiJ Jot Je stuJent ccl in besloq wcrJt qencmen Jccr onJere
werlzoomheJen Jon cnJerwijsortiviteiten. 0eze werlzoomheJen lunnen in het
cpleiJinqsJeel von Je cnJerwijs- en exomenreqelinq oonqemerlt wcrJen ols
cnJerwijseenheJen.
0uole cpleiJinq len cpleiJinq woorin het vclqen von cnJerwijs {cnJerwijsJeel) qeJurenJe een c[
meer pericJen wcrJt o[qewisselJ met bercepsuitce[eninq {proltijlJeel) in
verbonJ met Jot cnJerwijs {ort. ,., liJ z WlW). 0e bercepsuitce[eninq vinJt
ploots cp bosis von een cvereenlcmst qeslcten Jccr Je cpleiJinq, Je stuJent en
Je werlqever {ortilel ,.,liJ WlW).
116
lxomen let exomen is o[qeleqJ inJien Je tcetsen von Je tct een cpleiJinq c[
prcpeJeutisrhe [ose von een cpleiJinq behcrenJe cnJerwijseenheJen met qceJ
qevclq zijn o[qeleqJ, vccr zcver Je exomenrcmmissie niet hee[t bepoolJ Jot het
exomen tevens cmvot een Jccr hoor zel[ te verrirhten cnJerzcel noor Je lennis,
het inzirht en Je voorJiqheJen von Je exominonJus.{ortilel ,.o liJ z WlW).
lxomenrcmmissie 0e rcmmissie Jie belost is met het o[nemen von exomens, Je crqonisotie en
rccrJinotie von tcetsen en Jie bevceqJ is tct het uitreilen von qetuiqsrhri[ten
en verllorinqen {ortilel ,.z WlW).
lxominotcr Persccn Jie belost is met het o[nemen von tcetsen {ortilel ,.z WlW).
lxomenJotum 0e Jotum woorcp Je exomenrcmmissie hee[t vostqestelJ Jot het
prcpeJeutisrhe c[ het o[sluitenJe exomen is behoolJ. 0eze Jotum wcrJt
vermelJ cp het qetuiqsrhri[t.
lxtroneus 0eqene Jie Jccr Je hcqesrhccl is inqesrhreven ols extroneus en Jie vclqens
ortilel ,. WlW uitsluitenJ het rerht hee[t cm Je tcetsen von Je
cnJerwijseenheJen behcrenJe tct Je cpleiJinq, olsmeJe Je exomens behcrenJ
tct Je cpleiJinq o[ te leqqen en in prinripe rerht hee[t cp tceqonq tct Je
inrirhtinqen en verzomelinqen von Je hcqesrhccl {zcols Je biblictheel).
lunrtiebeperlinq len zirhtbore c[ cnzirhtbore beperlinq in het [unrticneren ols qevclq von een
honJirop c[ rhrcnisrhe zielte, zcols beJcelJ in ortilel WG8l/CZ. let lon
hierbij qoon cm cnJer meer uiteenlcpenJe lirhomelijle beperlinqen, rhrcnisrhe
zielten, psyrhisrhe prcblemotiel en Jyslexie.
Getuiqsrhri[t let bewijsstul Jot uitqereilt wcrJt wonneer Je exomenlonJiJoot het
prcpeJeutisrh c[ o[sluitenJ exomen von Je cpleiJinq c[ von het A0-prcqrommo
met qceJ qevclq o[qeleqJ hee[t, zcols beJcelJ in ortilel ,. liJ WlW.
lcqesrhccl 0e looqse lcqesrhccl.
lcqesrhcclJeel 0ot Jeel von Je cnJerwijs- en exomenreqelinq Jot von tcepossinq is cp het
cnJerwijs, Je tcetsen en Je exomens von olle vcltijJ- JeeltijJ- en Juole
cpleiJinqen inrlusie[ Je AJ-prcqrommo's von Je hcqesrhccl.
lcc[J[ose let Jeel von Je cpleiJinq Jot vclqt cp Je prcpeJeutisrhe [ose.
keuzecnJerwijseenheiJ len Jccr een cpleiJinq, ter leuze von Je stuJent, oonqebcJen cnJerwijseenheiJ
c[ ortiviteiten c[ werlzoomheJen binnen c[ buiten Je hcqesrhccl ter invullinq
von Je mincrruimte. 0e stuJielost beJrooqt moximool stuJiepunten.
Mojcr 0ot Jeel von Je cpleiJinq woormee Je stuJent meJe in stoot qestelJ wcrJt het
rcmpetentieprc[iel te verwerven. 0e mojcr vcrmt somen met Je mincrruimte Je
vccrbereiJinq cp het beholen von het qetuiqsrhri[t von het o[sluitenJ exomen.
Mincr len cnJerwijseenheiJ von stuJiepunten ter invullinq von Je mincrruimte.
Mincrruimte let Jeel von Je vcltijJse cpleiJinq met een Jccr Je cpleiJinq vost te stellen
cmvonq Jot Je stuJent zel[ lon invullen, qesonrticneerJ Jccr Je
exomenrcmmissie.
OnJerwijsJeel let qeJeelte von Je Juole cpleiJinq Jot bestoot uit het vclqen von cnJerwijs.
OnJerwijseenheiJ len somenhonqenJ cnJerJeel von Je cpleiJinq Jot Je stuJent o[sluit met een
tcets {ortilel ,. WlW). len cnJerwijseenheiJ lon in het cpleiJinqsJeel wcrJen
oonqeJuiJ ols c.o. 'rursus' c[ 'mcJule'.
OnJerwijs- en
exomenreqelinq
0e reqelinq woorin rerhten en plirhten von stuJenten en Je hcqesrhccl zijn
vostqeleqJ ten oonzien von het cnJerwijs, Je exomens en tcetsen von een
cpleiJinq {ortilel ,. WlW). 0e reqelinq bestoot uit een hcqesrhccl- en
cpleiJinqsJeel.
OnJerwijsprcqrommo let qeheel von cnJerwijseenheJen {inrlusie[ stoqes en Jccr Je stuJent te liezen
cnJerwijseenheJen in Je mincrruimte) en Je Jooroon verbcnJen tcetsen Jie
behcren tct Je prcpeJeutisrhe, Je hcc[J[ose c[ het AJ-prcqrommo.
OpleiJinq len cpleiJinq is een somenhonqenJ qeheel von cnJerwijseenheJen, qerirht cp
Je verwezenlijlinq von rcmpetenties c[ Jcelstellinqen cp het qebieJ von lennis,
inzirht, ottituJes en voorJiqheJen woorcver Jeqene Jie Je cpleiJinq vcltccit,
117
Jient te besrhillen {ortilel ,. WlW). OpleiJinqen lunnen vcltijJ, JeeltijJ en
Juool wcrJen oonqebcJen. Woor in Jeze cnJerwijs- en exomenreqelinq sprole
is von een cpleiJinq, wcrJt een borhelcrcpleiJinq beJcelJ inrlusie[ het AJ-
prcqrommo, inJien een cpleiJinq Jit prcqrommo lent.
OpleiJinqsrcmmissie 0e oJviesrcmmissie Jie vccr elle cpleiJinq wcrJt inqestelJ, zcols beJcelJ in
ortilel o.r von Je WlW.
OpleiJinqsJeel 0ot Jeel von Je cnJerwijs- en exomenreqelinq Jot een uitwerlinq vcrmt von het
hcqesrhcclJeel en olleen qelJt vccr Je {vcltijJ, JeeltijJ c[ Juole voriont von Je)
Jesbetre[[enJe cpleiJinq.
Overmorht von cvermorht is sprole ols een telcrtlcminq niet oon Je Jesbetre[[enJe
{telcrtsrhietenJe) persccn lon wcrJen tceqerelenJ, cmJot zij niet te wijten is
oon zijn srhulJ, ncrh lrorhtens wet, rerhtshonJelinq c[ in het verleer qelJenJe
cpvottinqen vccr zijn releninq lcmt.
ProltijlJeel let qeJeelte von een Juole cpleiJinq Jot bestoot uit bercepsuitce[eninq en Jot
Jeel uitmoolt von het cnJerwijs.
Pcrt[clic 0e verzomelinq bewijsstullen, srhri[telijl c[ eleltrcnisrh, cp bosis woorvon Je
stuJent zijn stuJielccpboon vcrmqee[t en Jie Je uniele cntwillelinq en/c[ het
resultoot von Je rcmpetentiecntwillelinq von Je stuJent zirhtboor moolt.
PrcpeJeutisrh exomen let exomen woormee Je stuJent Je prcpeJeutisrhe [ose von Je cpleiJinq
o[sluit.
PrcpeJeutisrhe [ose 0e eerste pericJe von Je cpleiJinq, vccro[qoonJ oon Je hcc[J[ose, woorin
stuJenten inzirht lrijqen in Je inhcuJ von Je cpleiJinq en het tcelcmstiqe
bercep. Aon het einJe von Jeze [ose is selertie en verwijzinq mcqelijl {ortilel ,.8
WlW).
5tuJent 0eqene Jie Jccr Je hcqesrhccl is inqesrhreven vccr een vcltijJ-, JeeltijJ- c[
Juole cpleiJinq, en cnJermeer het rerht hee[t cm Jeel te nemen oon het
cnJerwijs von Je hcqesrhccl.
5tuJentenJeroon 0e cno[honlelijle [unrticnoris Jie stuJenten oJviseert en beqeleiJt bij
persccnlijle prcblemen von moteriele en immoteriele oorJ, en woor ncJiq
bemiJJelt.
5tuJentenstotuut let stuJentenstotuut bestoot uit twee Jelen {ortilel ,.g WlW): het
instellinqssperi[iele Jeel {Jeel ) en het {qeJeeltelijl) cpleiJinqssperi[iele Jeel
{Jeel z). let eerste Jeel bevot een olqemene besrhrijvinq von Je stuJiecpbcuw,
Je cnJersteunenJe [oriliteiten Jie Je stuJent oonqebcJen wcrJen, Je rerhten
en verplirhtinqen von Je stuJenten en Je hcqesrhccl en een cverzirht von Je
reqelinqen Jie Je rerhten von Je stuJenten becqen te besrhermen. let tweeJe
Jeel bevot Je cnJerwijs- en exomenreqelinq en een cverzirht von Je
stuJentenvccrzieninqen.
5tuJieoJvies AJvies oon Je stuJent cver Je vccrtzettinq von Je cpleiJinq binnen c[ buiten Je
cpleiJinq, Jot wcrJt uitqebrorht oon het einJe von het eerste joor von
insrhrijvinq vccr Je prcpeJeuse c[ zclonq Je stuJent het prcpeJeutisrh exomen
niet behoolJ hee[t {ortilel ,.8b WlW).
5tuJiejoor let tijJvol Jot oonvonqt cp september en einJiqt cp ouqustus von het
JoorcpvclqenJe joor.
5tuJielccpboon-
beqeleiJer
0e stuJielccpboonbeqeleiJer cnJersteunt het prcres woorin Je stuJent zijn
eiqen stuJie en lccpboonombities leert sturen. 0celen von Je
stuJielccpboonbeqeleiJinq zijn stuJie-, berceps- en lccpboon{leuze)prcressen,
zel[reqie en tolentcntwillelinq.
5tuJiepunt 0e stuJielost zcols qeJe[inieerJ in ortilel ,.q WlW. len stuJiepunt is vclqens
het lurcpeon CreJit 1rons[er 5ystem {lC15) qelijl oon z8 uur stuJie.
1cets


let beqrip tcets stoot qelijl oon het in Je WlW qencemJe beqrip tentomen
{ortilel ,.o WlW). len tcets is een cnJerzcel noor Je Je lennis, het inzirht en
Je voorJiqheJen von Je stuJent, olsmeJe Je beccrJelinq von Je uitlcmsten von
118
Jot cnJerzcel. len tcets lon bestoon uit versrhillenJe Jeeltcetsen.
vcltijJcpleiJinq len cpleiJinq woorbij Je proltisrhe vcrminq { zcols stoqes) Jeel uitmoolt von
het cnJerwijs.
WerlJoq Alle Joqen von het joor met uitzcnJerinq von zoterJoqen, zcnJoqen, Je
verplirhte [eestJoqen en Je volontieJoqen zcols [crmeel vostqestelJ vccr Je
hcqesrhccl.
WlW 0e Wet cp het lcqer cnJerwijs en Wetensrhoppelijl cnJerzcel {5tootsbloJ
ggz, g).


ArtikeI z keikwijdte
Hoyeschooldeel
let hcqesrhcclJeel vcrmt somen met het cpleiJinqsJeel Je cnJerwijs- en exomenreqelinq
{ortilel ,. WlW). let hcqesrhcclJeel {inrlusie[ Je bijloqen) is von tcepossinq cp het cnJerwijs, Je tcetsen
en Je exomens von olle vcltijJ-, JeeltijJ- en Juole cpleiJinqen von Je hcqesrhccl in het stuJiejoor zoog-
zoo. Aon cnJerwijs- en exomenreqelinqen Jie qclJen in vccro[qoonJe stuJiejoren lon Je stuJent qeen
rerhten cntlenen, tenzij onJers is bepoolJ in het cpleiJinqsJeel. let cpleiJinqsJeel vcrmt een oonvullinq
cp het hcqesrhcclJeel en qelJt olleen vccr Je Jesbetre[[enJe cpleiJinq c[ vccr Je Jesbetre[[enJe qrcep
von cpleiJinqen.

DpIeidingsdeeI
ReI opleidingsdeel is van Ioepassing op de volIi|d]duale en de deelIi|d- varianI van de opleiding
besIuurskunde]overheidsmanagemenI van de Raagse Rogeschool.

ArtikeI De taaI waarin het onderwijs gegeven wordt (art .z
WHW)
Hoyeschooldeel:
. let cnJerwijs wcrJt qeqeven in het NeJerlonJs, tenzij in het cpleiJinqsJeel - qemctiveerJ - is
oonqeqeven Jot het cnJerwijs c[ Jelen Joorvon in een onJere tool wcrJt/wcrJen qeqeven.
z. lnJien het cnJerwijs wcrJt qeqeven in een onJere tool Jon het NeJerlonJs is Je ' qeJroqsrcJe vreemJe
tolen' von tcepossinq. 0eze is te vinJen in het stuJentenstotuut Jeel .

DpIeidingsdeeI
De Iaal waarin heI onderwi|s wordI gegeven is in principe heI Nederlands.
Op deze regel zi|n enkele uiIzonderingen.
A. De lessen voor de vakken Lngels (geleI op heI karakIer van heI vak zal heI vaak voorkomen daI
deze in heI Lngels worden gegeven).
8. De onderwi|sonderdelen binnen de aIsIudeervarianI Luropean Public ManagemenI. (voor heI
volgen van de varianI is heI nodig om Ie werken meI inIernaIionaal lesmaIeriaal, heI werkveld daI aansluiI
bi| deze aIsIudeervarianI verwachI daI sIudenIen op proIessioneel niveau acIieve en passieve kennis van
heI Lngels hebben. ReI verzorgen van heI onderwi|s in heI Lngels draagI bi| aan deze proIessionele
vorming).

ArtikeI q 1oeIatingseisen
Hoyeschooldeel
119
. 0e tcelotinq von Jeqene Jie ols stuJent c[ extroneus oon Je hcqesrhccl wil stuJeren, is qereqelJ in
stuJentenstotuut Jeel , hcc[Jstul ll en in bijloqe . ln het cpleiJinqsJeel wcrJen, inJien von
tcepossinq, qesperi[ireerJ:
- Je vccrcpleiJinqseisen {ortilel ,.zq WlW),
- Je noJere vccrcpleiJinqseisen {ortilel ,.z WlW),
- oonvullenJe eisen {ortilel ,.z WlW),
- eisen Jie Je cpleiJinq stelt oon het verrirhten von werlzoomheJen von Je JeeltijJ- en Juole
stuJent, mits Jeze werlzoomheJen ols cnJerwijseenheJen oonqemerlt zijn {ortilel ,., en ,.z,
WlW).
z. lnJien sprole is von een in het buitenlonJ o[qeqeven Jiplcmo, Jient Je ospiront stuJent vccro[qoonJe
oon Je insrhrijvinq vccr een NeJerlonJstoliqe cpleiJinq, oon te tcnen Jot hij Je NeJerlonJse tool
vclJcenJe beheerst cm Je cpleiJinq met vrurht te lunnen vclqen. ln het ln- en uitsrhrij[reqlement
{bijloqe bij stuJentenstotuut Jeel ) is besrhreven welle tooleisen Je hcqesrhccl stelt oon Je ospiront
stuJent.
. lnJien sprole is von een in het buitenlonJ o[qeqeven Jiplcmo, Jient Je ospiront stuJent, Jie qeen
Jiplcmo hee[t von een lnqelstoliqe cpleiJinq {Jiplcmo o[qeqeven in een lonJ Jot niet behccrt tct Je
llk) c[ Jie qeen exomen hee[t qeJoon in het vol lnqels { Jiplcmo o[qeqeven in een lonJ Jot behccrt
tct Je llk) vccro[qoonJe oon Je insrhrijvinq vccr een lnqelstoliqe cpleiJinq, oon te tcnen Jot hij Je
lnqelse tool vclJcenJe beheerst cm Je cpleiJinq met vrurht te lunnen vclqen. ln het ln- en
uitsrhrij[reqlement {bijloqe bij het stuJentenstotuut Jeel ) is besrhreven welle tooleisen Je
hcqesrhccl oon Je ospiront stuJent stelt.
q. lnJien een ospiront stuJent met een in NeJerlonJ o[qeqeven Jiplcmo, zirh wil insrhrijven vccr een
lnqelstoliqe cpleiJinq, lon Je cpleiJinq eisen stellen oon Je beheersinq von Je lnqelse tool, inJien het
cnJerwijs von Je cpleiJinq woorvccr hij zirh insrhrij[t zcwel in het NeJerlonJs ols in het lnqels wcrJt
qeqeven. 0e eisen zijn noJer qesperi[ireerJ in het cpleiJinqsJeel.
. 0e ospiront stuJent Jie cp Je eerste Joq von Je moonJ woorin hij zirh wil insrhrijven, z joor c[ cuJer
is en niet vclJcet oon Je vccrcpleiJinqseisen, mcet een tcelotinqscnJerzcel o[leqqen cm zijn
qesrhiltheiJ vccr het Jesbetre[[enJe cnJerwijs oon te tcnen en cm oon te tcnen Jot hij Je
NeJerlonJse tool vclJcenJe beheerst cm Je cpleiJinq met vrurht te lunnen vclqen. ln het
cpleiJinqsJeel is besrhreven wot Je inhcuJ is von Je tcets, welle beccrJelinqsrriterio qelJen en tct wie
Je ospiront stuJent zirh mcet wenJen vccr in[crmotie. ln het ln- en uitsrhrij[reqlement {bijloqe bij
stuJentenstotuut Jeel ) is besrhreven welle tooleisen Je hcqesrhccl oon Je ospiront stuJent stelt.
. 0e ospiront stuJent Jie niet vclJcet oon Je noJere vccrcpleiJinqseisen lon olsncq wcrJen tceqeloten
ols hij Jccr miJJel von een tcets hee[t oonqetccnJ cver Je vereiste lennis en voorJiqheJen te
besrhillen. ln het cpleiJinqsJeel is besrhreven wot Je inhcuJ is von Je tcets, welle
beccrJelinqsrriterio qelJen en tct wie Je ospiront stuJent zirh mcet wenJen vccr in[crmotie.

DpIeidingsdeeI
a. VooropIeidingseisen
Om IoI de opleiding besIuurskunde]overheidsmanagemenI IoegelaIen Ie kunnen worden, dienI de
aspiranI sIudenI in heI beziI Ie zi|n van een van de volgende diploma's.
- heI diploma havo- oI vwo-diploma nieuwe sIi|l,
- een diploma van een middenkader- oI specialisIenopleiding (zoals bedoeld in arIikel ).z.z WeI
LducaIie en 8eroepsonderwi|s) oI een diploma van een bi| minisIerile regeling aangewezen
vakopleiding,
- heI geIuigschriII van heI propedeuse- oI aIsluiIend examen hbo oI WO,
- een ander diploma oI geIuigschriII daI door de MinisIer van Onderwi|s, CulIuur en WeIenschap als
geli|kwaardig wordI beschouwd, dan wel als bewi|s van voldoende voorbereiding voor de Ie
volgen opleiding wordI aangemerkI,
- een ander diploma oI geIuigschriII daI door heI College van 8esIuur als geli|kwaardig wordI
beschouwd, dan wel als bewi|s van voldoende voorbereiding voor de Ie volgen opleiding wordI
aangemerkI. 8i| besluiI van Iebruari zoo heeII heI College van 8esIuur besloIen daI diI geldI
120
voor heI havo- en vwo-diploma oude sIi|l.

b. Nadere vooropIeidingseisen
lnsIromende sIudenIen meI een havo- oI vwo-diploma nieuwe sIi|l dienen voor de opleiding
besIuurskunde]overheidsmanagemenI de proIielen culIuur en maaIschappi| oI economie en
maaIschappi| gevolgd Ie hebben om IoegelaIen Ie kunnen worden. voor sIudenIen meI een havo-
oI vwo-diploma oude sIi|l geldI als aanvullende eis daI heI vak LC onderdeel van heI vakkenpakkeI
moeI uiImaken. voor sIudenIen meI een havo- oI vwo-diploma oude sIi|l geldI daI heI vak LC
onderdeel moeI hebben uiIgemaakI van heI onderdeel moeIen hebben uiIgemaakI van heI examen
Ier verkri|ging van voornoemd diploma.

c. isen aan werkzaamheden van duaIe studenten
De opleiding sIelI eisen aan de buiIenschoolse werkzaamheden die duale sIudenIen in heI kader van
heI prakIi|kdeel van hun opleiding verrichIen. De eisen die de opleiding aan deze werkzaamheden
sIelI, zi|n vasIgelegd in heI documenI "samen werken aan vakmanschap, gids voor heI school|aar
zoog-zoo" daI is op Ie vragen bi| heI bureau Onderwi|sondersIeuning.

d. isen aan de werkzaamheden van deeItijdstudenten
De opleiding sIelI eisen aan de buiIenschoolse werkzaamheden die deelIi|dsIudenIen in heI kader
van hun opleiding verrichIen. De eisen die de opleiding aan de werkzaamheden sIelI, zi|n vasIgelegd
in heI documenI "de relevanIe IuncIie" daI is op Ie vragen bi| de opleidingscordinaIor
veranIwoordeli|k voor de deelIi|dopleiding.

e. isen aan de beheersing van het ngeIs van de aspirant student met een in NederIand afgegeven
dipIoma dat formeIe toeIating geeft tot de opIeiding (voor dipIoma's zie hierboven bij Iid a.)
Lr worden geen speciIieke aanvullende eisen gesIeld meI uiIzondering van heI volgen van de
aIsIudeervarianI Luropean Public ManagemenI. Daarvoor geldI daI IoelaIing slechIs kan
plaaIsvinden nadaI de aspiranI deelnemer heeII aangeIoond voor heI z.g. CLlk examen heI C
niveau Ie halen heIgeen overeenkomI meI 'Iluency in Lnglish'.

I. z+-1oets
voor kandidaaI sIudenIen van z |aar oI ouder meI een onvoldoende vooropleiding besIaaI de
mogeli|kheid om middels de z.g. z+ IoeIs Ie laIen bepalen oI hun niveau voldoende is voor
deelname aan heI onderwi|s. MeI de z+ IoeIs wordI nagegaan oI de kennis en vaardigheden van de
kandidaaI op heI vakgebied Nederlands, Lngels (alleen leesvaardigheid) voldoende is en omvaI
daarnaasI een opleidingsspeciIieke opdrachI. Len beschri|ving van de precieze inhoud en vorm van
de IoeIs en beoordelingscriIeria is verkri|gbaar bi| heI SIudie lnIormaIie PunI (S1lP).

g. Deficinties
De aspiranI sIudenI die nieI voldoeI aan de nadere vooropleidingseisen kan pas worden IoegelaIen
als hi|]zi| door middel van een IoeIs heeII aangeIoond over de vereisIe kennis en vaardigheden Ie
beschikken. lnIormaIie over heI examen oI de deIicinIiecursus is Ie vinden in de 8rochure
deIicinIievakken. Deze is Ie verkri|gen bi| heI SIudie lnIormaIie PunI (S1lP).


ArtikeI y VrijsteIIingen
Hoyeschooldeel
. 0e exomenrcmmissie lon een stuJent cp Jiens srhri[telijl verzcel vrijstellinq verlenen von tcetsen
verbcnJen oon cnJerwijseenheJen met een qezomenlijle stuJielost von ten hccqste o stuJiepunten,
inJien Je stuJent in het bezit is von een Jiplcmo von een Jccr Je hcqesrhccl ols verwont oonqemerlte
mbc-cpleiJinq. ln het cpleiJinqsJeel is vostqeleqJ welle mbc-cpleiJinqen ols verwont zijn oonqemerlt
en wot Je cmvonq en inhcuJ von Je vrijstellinq is.
121
z. 0e exomenrcmmissie lon een stuJent cp Jiens srhri[telijl verzcel vrijstellinq verlenen vccr een c[
meerJere tcetsen verbcnJen oon cnJerwijseenheJen cp qrcnJ von Jcrumenten wooruit blijlt Jot Je
stuJent reeJs oon Je vereisten {inhcuJ en niveou) von het Jesbetre[[enJe tcets vclJoon hee[t.
vccrbeelJen von Jeze Jcrumenten zijn: olte, Jiplcmo, qetuiqsrhri[t, rerti[iroot.
. 0e exomenrcmmissie lon, mits Je cpleiJinq hiertce speri[iel beleiJ en een speri[iele prcreJure
cntwillelJ hee[t, een stuJent cp Jiens srhri[telijl verzcel vrijstellinq verlenen vccr een c[ meerJere
tcetsen verbcnJen oon cnJerwijseenheJen cp qrcnJ von eerJer -buiten het hcqer cnJerwijs- Jccr
werlervorinq verwcrven rcmpetenties, lennis c[ voorJiqheJen, mits Je stuJent cp een Jccr Je
cpleiJinq vost te stellen wijze, lon oontcnen Jot hij reeJs oon Je vereisten von Je Jesbetre[[enJe tcets
vclJoon hee[t.
q. ln het cpleiJinqsJeel is qereqelJ hce een stuJent een verzcel tct vrijstellinq mcet inJienen.
. 0e exomenrcmmissie Jeelt binnen een reJelijle termijn no cntvonqst von Je oonvrooq hoor beslissinq
cver Je cmvonq en sccrt von Je verleenJe vrijstellinq srhri[telijl oon Je stuJent mee. 0e
exomenrcmmissie vermelJt in hoor besluit:
o) Je Jotum woorcp zij Je vrijstellinq hee[t verleenJ,
b) Je betre[[enJe tcetsen verbcnJen oon cnJerwijsheJen woorvccr zij Je vrijstellinq hee[t verleenJ,
r) Je qelJiqheiJsJuur von Je vrijstellinq {Jeze is qelijl oon Je qelJiqheiJsJuur von tcetsresultoten).

DpIeidingsdeeI
a. Verwante mbo-opIeidingen
SIudenIen die meI succes een door de examencommissie verwanI verklaarde mbo-opleiding hebben
aIgerond, kunnen op verzoek IoegelaIen worden IoI de verkorIe rouIe. Mbo-opleidingen die door de
hogeschool als verwanI aan opleiding besIuurskunde]overheidsmanagemenI is aangemerkI is.
AJministrotie[ IuriJisrh meJewerler met cpenboor bestuur.

b. VrijsteIIing op basis van overige documenten
SIudenIen die op basis van elders behaalde diploma's, cerIiIicaIen, geIuigschriIIen oI akIes in
aanmerking menen Ie komen voor vri|sIelling van onderwi|seenheden, kunnen hierIoe een
schriIIeli|k verzoek indienen bi| de examencommissie (zie voor de aanvraagprocedure lid d).

c. VrijsteIIingen op basis van eerder door werkervaring verworven competenties
SIudenIen die op basis van eerder door werkervaring verworven compeIenIies in aanmerking
denken Ie komen voor vri|sIelling van IoeIsen verbonden aan onderwi|seenheden kunnen zich IoI
de examencommissie wenden meI een verzoek om een onderzoek in Ie sIellen. Zo de
examencommissie een dergeli|k onderzoek in heI desbeIreIIende geval opporIuun achI zal de
verzoekende sIudenI middels en porIIolio-assessmenI moeIen kunnen aanIonen daI hi|]zi| de
noodzakeli|ke compeIenIies op een adequaaI niveau verworven heeII. Len porIIolio-assessmenI kan
besIaan uiI bi|v. . een curriculum viIae, zelIbeoordeling oI moIivaIie, porIIolio, 6o-opdrachI,
werkplekscan (huidige compeIenIieniveau en leerpoIenIieel werkplek), casus overall IoeIs,
werksIuk, simulaIie als presenIaIie. voor een nadere uiIleg over de procedure is de 'handleiding LvC-
procedure' beschikbaar.

d. Procedure voor het aanvragen van vrijsteIIingen
SIudenIen die op basis van n oI meer van de onder d en e genoemde gronden rechI menen Ie
hebben op vri|sIelling van IoeIsen verbonden aan onderwi|seenheden, kunnen hierIoe een
schriIIeli|k verzoek indienen bi| de examencommissie. voor heI schriIIeli|ke verzoek dienI gebruik Ie
worden gemaakI van heI daarvoor besIemde Iormulier daI bi| secreIariaaI van 8OO is aI Ie halen.
DiI verzoek moeI uiIerli|k 6 weken voor aanvang van de onderwi|seenheid door de
examencommissie onIvangen zi|n. MeI diI verzoek dienen Ier ondersIeuning bewi|ssIukken
meegesIuurd Ie worden.
122

ArtikeI 6 Inrichting van het onderwijs
Hoyeschooldeel
. len cpleiJinq hee[t een tctole stuJielost von zqo stuJiepunten {ortilel ,.qb WlW).
z. lnJien een cpleiJinq een A0-prcqrommo hee[t, hee[t Jeze een tctole stuJielost von tenminste zo
stuJiepunten.
. let rurrirulum von een cpleiJinq en von het AJ-prcqrommo binnen een cpleiJinq is verJeelJ in een
prcpeJeutisrhe en een hcc[J[ose. 0e prcpeJeutisrhe [ose hee[t een stuJielost von o stuJiepunten.
q. vccr vcltijJ- en Juole cpleiJinqen qelJt Jot Je prcpeJeutisrhe en hcc[J[ose zijn verJeelJ in semesters.
let cnJerwijs in het semester lon cnJerwezen wcrJen in een pericJe von zo welen c[ twee pericJes
von ell o welen. 0e stuJielost von Je cpleiJinq is zcJoniq verJeelJ cver Je joren en binnen Je joren
cver Je semesters Jot Je stuJent een qceJe stuJievccrtqonq wcrJt qewoorbcrqJ {WlW ,.8b liJ ).
. 0e prerieze inJelinq von Je JeeltijJcpleiJinqen en von Je A0-prcqrommo's von vcltijJ- JeeltijJ- en
Juole cpleiJinqen in Je prcpeJeutisrhe en hcc[J[ose is qereqelJ in het cpleiJinqsJeel.
6. 0e cnJerwijseenheJen met Je bijbehcrenJe stuJiepunten wcrJen besrhreven in het cpleiJinqsJeel
{ortilel ,. WlW). 0e minimole cmvonq von een cnJerwijseenheiJ beJrooqt stuJiepunten. ln
o[wijlinq hiervon lunnen in Je prcpeJeutisrhe [ose vccr stuJiepunten en in Je hcc[J[ose eveneens
vccr stuJiepunten, lleinere cnJerwijseenheJen qeJe[inieerJ wcrJen.
,. len cpleiJinq cmvot een mojcr en een mincrruimte. 0e mojcr is qerirht cp Je verwervinq von het
rcmpetentieprc[iel. 0e mincrruimte is qerirht cp verbreJinq c[ verJiepinq von Je rcmpetenties Jieeen
stuJent in Je mojcr verwer[t.
8. 0e mojcr von een vcltijJ cpleiJinq hee[t een minimole stuJielost von 8o en een moximole stuJielost
von g stuJiepunten. 0e mincrruimte in Je hcc[J[ose von een vcltijJcpleiJinq hee[t een stuJielost
von q stuJiepunten. 0e stuJent lon Jeze mincrruimte invullen met mincrs c[ met z mincrs en
leuzecnJerwijseenheJen. 0e prcpeJeutisrhe [ose lon een mincrruimte von stuJiepunten cmvotten.
ln het cpleiJinqsJeel is cpqencmen c[ Je prcpeJeutisrhe [ose een mincrruimte hee[t.
g. 0e mojcr von een JeeltijJ en Juole cpleiJinq hee[t een minimole stuJielost von 8o en een moximole
stuJielost von zqo stuJiepunten. 0e mincrruimte in Je hcc[J[ose von een JeeltijJ en Juole cpleiJinq
beJrooqt moximool q stuJiepunten. 0e prerieze cmvonq von Je mincrruimte is in Je het
cpleiJinqsJeel cpqencmen. 0e stuJent moq Jeze mincrruimte met moximool stuJiepunten oon
leuzecnJerwijseenheJen vullen. 0e prcpeJeutisrhe [ose lon een mincrruimte von stuJiepunten
cmvotten. ln het cpleiJinqsJeel is cpqencmen c[ Je prcpeJeutisrhe [ose een mincrruimte hee[t.
o. 0e stuJent lon vccr Je invullinq von Je mincrruimte liezen uit het cpleiJinqs- en hcqesrhcclbreJe
oonbcJ von mincrs en leuzecnJerwijseenheJen. len cverzirht von het oonbcJ stoot cp het
stuJentennet von Je hcqesrhccl. 0e stuJent lon moximool mincr met leuzecnJerwijseenheJen
vullen.
. 0e stuJent lon vccr Je invullinq von Je mincrruimte ccl liezen uit cnJerwijseenheJen verzcrqJ Jccr
NeJerlonJse instellinqen vccr hcqer cnJerwijs c[ een buitenlonJse instellinq vccr hcqer cnJerwijs Jie
Jccr Je minister erlenJ zijn.
z. 0e stuJent Jient zijn leuze vccr Je invullinq von Je mincrruimte vccr te leqqen oon Je
exomenrcmmissie. ln het cpleiJinqsJeel is besrhreven welle prcreJure Je stuJent Jient te vclqen cm
qceJleurinq von Je exomenrcmmissie te verlrijqen vccr Je Jccr hem qelczen mincrs en
leuzecnJerwijseenheJen.
. 0eelnome von een stuJent oon een cpleiJinqsrcmmissie qeJurenJe een joor wcrJt besrhcuwJ ols het
vclqen von een leuzecnJerwijseenheiJ von stuJiepunten, tenzij in het cpleiJinqsJeel een o[wijlenJe
stuJielost is vostqeleqJ.

DpIeidingsdeeI
a. 8eroeps- en competentieprofieI opIeiding
ReI beroeps- en compeIenIieproIiel van de opleiding is neergelegd in de sIudiegids
besIuurskunde]overheidmanagemenI zoog-zoo.
123
Duale sIudenIen kunnen zich Ii|dens de opleiding vanaI heI vierde |aar specialiseren in
respecIieveli|k. Public ManagemenI, AudiIing & ConsulIancy, Luropean Public ManagemenI,
ManagemenI Publieke kuimIe en lnIegrale veiligheidszorg (voor een nadere scheIs van de
aIsIudeervarianIen wordI verwezen naar de sIudiegids besIuurskunde]overheidsmanagemenI
zoog-zoo). Deze aIsIudeerrichIingen richIen zich op hogere en middenkaderIuncIies.
Duale en deelIi|dsIudenIen die aan de selecIiecriIeria voldoen kunnen, Ier aanvulling op de
sIudieonderdelen van heI curriculum besIuurskunde]overheidsmanagemenI, vanaI |aar z
deelnemen aan heI premasIerIra|ecI voor de opleiding besIuurskunde van de UniversiIeiI Leiden.
Deze sIudenIen kunnen in heI q
e
|aar van de sIudie besIuurskunde]overheidsmanagemenI kiezen
voor heI "premasIer"-programma daI onderdeel vormI van de aIsIudeervarianI 'public
managemenI' (in bi|zondere gevallen kan de examencommissie erin IoesIemmen daI
e
|aars
sIudenIen deelnemen aan heI q
e
|aars premasIer Ira|ecI).
SIudenIen van de deelIi|dopleiding kunnen zich in heI vierde |aar specialiseren, zowel verbreden als
verdiepen, door een keuze Ie maken uiI de aangeboden specialisaIievakken. SIudenIen leggen hun
keuze gemoIiveerd vasI in hun "sIudieplan". De "handleiding aIsIuderen" verschaII de sIudenIen
heI overzichI in deze maIerie.

b. IndeIing van het onderwijs
ReI onderwi|s van de opleiding is ingedeeld in een propedeuIische (meI de weIIeli|k verplichIe
orinIerende, selecIerende en verwi|zende IuncIie) en een hooIdIase.
- de propedeuIische Iase omvaI 6o sIudiepunIen, de hooIdIase 8o sIudiepunIen.
- zowel de duale- en de deelIi|d varianI van de opleiding is ingedeeld in semesIers (een semesIer
omvaI Iweemaal o lesweken).

o AanwezigheidsplichI.
ln de sIudiegids besIuurskunde]overheidsmanagemenI zoog-zoo dan wel in de
vakhandleiding zi|n per sIudieonderdeel spelregels vasIgelegd beIreIIende de
aanwezigheid bi| conIacImomenIen. Daarbi| gelden de volgende kaders.
- de aanwezigheidsplichI geldI nieI voor hoor- en insIrucIiecolleges maar -
voorzover vermeld- wel voor werkcolleges en bi|zondere werkvormen,
- de consequenIies van heI nieI nakomen en de verplichIingen verbonden meI
heI evenIueel compenseren voor aIwezigheid zi|n vasIgelegd in sIudiegids oI
vakhandleiding,
- zonder een voldoende beoordeelde compensaIie voor aIwezigheid wordI er
geen eindci|Ier voor heI beIreIIende sIudieonderdeel Ioegekend,
- sIudenIen die wegens Ie laaI komen nieI meer IoI de les worden IoegelaIen
dan wel wegens heI overIreden van de gedragscode uiI de les worden
verwi|derd worden beschouwd als 'aIwezig'.

c. DuaaI
c. propedeuse duaaI
De propedeuse duurI een |aar en omvaI de in de ondersIaande Iabel vermelde onderwi|seenheden.
ledere onderwi|seenheid leverI -na een succesvolle aIronding- een bepaald aanIal sIudiepunIen op
(zie ondersIaande Iabel) waarbi| geldI daI heI geheel van de aIgeronde sIudieonderdelen 6o
sIudiepunIen opleverI. ReI behalen van alle 6o sIudiepunIen leverI heI propedeuIische diploma op
alsmede uiIeraard Ioegang IoI de hooIdIase.
voor volIi|d]duale sIudenIen' die aan einde van heI propedeuIische |aar de bedoelde 6o punIen
nieI hebben gehaald geldI de volgende regel.
. indien zi| qo sIudiepunIen oI meer hebben gehaald alsmede de
sIudieonderdelen 8esIuurskunde , 8esIuurskunde z en 8esIuurskunde
elk meI minimaal een . hebben aIgesloIen, mogen zi| de nieI behaalde
propedeuIische sIudieonderdelen nog gedurende heI daaropvolgende
124
sIudie|aar herkansen alsmede in diIzelIde |aar een begin maken meI de
sIudie in de hooIdIase
z. indien zi| minder dan qo sIudiepunIen hebben gehaald kri|gen zi| een
negaIieI bindend sIudieadvies en dienI de opleiding Ie worden beendigd
(zie ook arI.8)
. indien zi| minder dan . hebben gehaald voor de sIudieonderdelen
8esIuurskunde , 8esIuurskunde z oI 8esIuurskunde kri|gen zi| een
negaIieI bindend sIudieadvies en dienI de opleiding Ie worden beendigd.
lnIormaIie over de inhoud en invulling van alle onderwi|seenheden, alsmede over de compeIenIies
en]oI leerdoelen die per onderwi|seenheid worden bereikI, is vasIgelegd in de sIudiegids
besIuurskunde]overheidsmanagemenI zoog-zoo.
'deze regel geldI nieI voor deelIi|d sIudenIen


0uool - prcpeJeuseprcqrommo vccr zcwel requliere ols vccr M8O-instrccm-stuJenten
(alle onderwi|sonderdelen worden aIgesloIen meI een ci|Ier ] voor de IoeIsvorm wordI
verwezen naar de sIudiegids besIuurskunde]overheidsmanagemenI zoog-zoo ] voor alle
sIudieonderdelen die worden aIgesloIen meI een IenIamen geldI daI hiervoor vooraI dienI Ie
worden ingeIekend (zie ook arI.z)

Studieonderdeel Blokperiode 1 2 3 4 Total
ects
Bestuurskunde 1 3 3
Bestuurskunde 2 3 3
Bestuurskunde 3 3 3
Bestuurskunde 4 4 4
Recht in een publieke omgeving
-Recht 1 (deeltoets)
-Recht 2 (deeltoets)

2


2
4
Economie en overheid
-E&O1 (deeltoets)
-E&O2 (deeltoets)

2


2
4
Organisatiekunde 2 2 4
Organisatiepsychologie 3 3
Politicologie 3 3
Sociologie 3 3
Overheid en informatiesamenleving 3
Bedrijfskunde in een publieke omgeving 3 3
Projectmatig werken 3 3
Analysevaardigheden 3
Professionele taalvaardigheid
-PTV1 (deeltoets)
-PTV2 (deeltoets)
-PTV3 (deeltoets)
-PTV4 (deeltoets)

1


1



1




1
4
125
Professional English
-PE1 (deeltoets)
-PE2 (deeltoets)

2


2
4
Loopbaanontwikkeling
-LO1 (deeltoets)
-LO2 (deeltoets)
-LO3 (deeltoets)
-LO4 (deeltoets)

0.5


0.5



1




1
3
Vrije keuzeruimte* x x x x 3
Totaal ects 13.5 16.5 13 14 60
' . de besIeding van de vri|e keuzeruimIe dienI Ie voldoen aan de criIeria zoals deze geIormuleerd zi|n in de
sIudiegids besIuurskunde]overheidsmanagemenI zoog-zoo, z. de vri|e keuzeruimIe dienI in principe ingevuld Ie
worden door heI volgen van een sIudieonderdeel oI begeleidingsIra|ecI binnen de Academie 8vk en . indien een
sIudenI, als invulling voor de vri|e keuzeruimIe voorkeur heeII voor heI volgen van een sIudieonderdeel oI
begeleidingsIra|ecI daI buiIen de Academie voor 8vk wordI aangeboden, dienI uiIdrukkeli|k vooraI schriIIeli|ke
IoesIemming Ie worden gevraagd aan de examencommissie.

0uool - prcpeJeuseprcqrommo uitsluitenJ vccr M8O-Jccrstrccm-stuJenten.
(alle onderwi|sonderdelen worden aIgesloIen meI een ci|Ier ] voor de IoeIsvorm wordI
verwezen naar de sIudiegids besIuurskunde]overheidsmanagemenI zoog-zoo ] voor alle
sIudieonderdelen die worden aIgesloIen meI een IenIamen geldI daI hiervoor vooraI dienI Ie
worden ingeIekend (zie ook arI.z)

Studieonderdeel Blokperiode 1 2 3 4 Total
ects
Bestuurskunde 1 (vrijstelling) vrs. 3
Bestuurskunde 2 3 3
Bestuurskunde 3 3 3
Bestuurskunde 4 4 4
Recht in een publieke omgeving
-Recht 1 (vrijstelling) (deeltoets)
-Recht 2 (vrijstelling) (deeltoets)

vrs.


vrs.
4
Economie en overheid
-E&O1 (vrijstelling) (deeltoets)
-E&O2 (deeltoets)

vrs.


2
4
Organisatiekunde 2 2 4
Organisatiepsychologie (vrijstelling) vrs. 3
Politicologie 3 3
Sociologie (vrijstelling) vrs. 3
Overheid en informatiesamenleving 3
Bedrijfskunde in een publieke omgeving 3 3
Projectmatig werken 3 3
Analysevaardigheden 3
126
Professionele taalvaardigheid
-PTV1 (deeltoets)
-PTV2 (deeltoets)
-PTV3 (deeltoets)
-PTV4 (deeltoets)

1


1



1




1
4
Professional English
-PE1 (deeltoets)
-PE2 (deeltoets)

2


2
4
Loopbaanontwikkeling
-LO1 (deeltoets)
-LO2 (deeltoets)
-LO3 (deeltoets)
-LO4 (deeltoets)

0.5


0.5



1




1
3
Vrije keuzeruimte* x x x x 3
Totaal ects 6.5 8.5 13 14 60
' . de besIeding van de vri|e keuzeruimIe dienI Ie voldoen aan de criIeria zoals deze geIormuleerd zi|n in de
sIudiegids besIuurskunde]overheidsmanagemenI zoog-zoo, z. de vri|e keuzeruimIe dienI in principe ingevuld Ie
worden door heI volgen van een sIu dieonderdeel oI begeleidingsIra|ecI binnen de Academie 8vk en . indien een
sIudenI, als invulling voor de vri|e keuzeruimIe voorkeur heeII voor heI volgen van een sIudieonderdeel oI
begeleidingsIra|ecI daI buiIen de Academie voor 8vk wordI aangeboden, dienI uiIdrukkeli|k vooraI schriIIeli|ke
IoesIemming Ie worden gevraagd aan de examencommissie.

cz. Hoofdfase duaaI
De hooIdIase omvaI de sIudieonderdelen zoals opgenomen in de hierondersIaande Iabellen. ln
de Iabellen is Ievens per sIudieonderdeel heI aanIal Ie behalen sIudiepunIen vermeld (alle
sIudieonderdelen worden aIgesloIen meI een ci|Ier).
lnIormaIie over de inhoud, invulling en IoeIsvorm van alle sIudieonderdelen alsmede over de
CompeIenIies en]oI leerdoelen die per onderwi|seenheid worden nagesIreeId, is vasIgelegd in de
sIudiegids besIuurskunde]overheidsmanagemenI zoog-zoo oI in de modulebeschri|ving van heI
beIreIIende sIudieonderdeel. lndien een IoeIs besIaaI uiI verschillende onderdelen oI deelIoeIsen,
wordI bi| de beschri|ving van heI sIudieonderdeel de normering (indien deze nieI uniIorm is) vermeld.

Prcqrommo Juool joor z {Jit prcqrommo qelJt zcwel vccr Je requliere stuJenten ols Je M8O-
instrccm- en JccrstrccmstuJenten)
(alle onderwi|sonderdelen worden aIgesloIen meI een ci|Ier ] voor de IoeIsvorm wordI
verwezen naar de sIudiegids besIuurskunde]overheidsmanagemenI zoog-zoo ] voor alle
sIudieonderdelen die worden aIgesloIen meI een IenIamen geldI daI hiervoor vooraI dienI Ie
worden ingeIekend (zie ook arI.z)

Studieonderdeel Blokperiode 1 2 3 4 Totaal
ects
Beleidsvoorbereiding 3 3
Beleid & Maatschappij 3 3
Bestuursatelier beleidsvoorbereiding 3 3
English Research & reporting 3 3
Beleidsvorming 3 3
127
Beleidsmanagement 3 3
Bestuursatelier beleidsvorming 3 3
Projectmatig werken I 3 3
Beleidsuitvoering 3 3
Bedrijfs&organisatiemanagement 3 3
Bestuursatelier beleidsuitvoering 3 3
Projectmatig werken II 3 3
Beleidsevaluatie 3 3
Multi-level governance 3 3
Bestuursatelier beleidsevaluatie 3 3
Projectmatig werken III 3 3
Competentiemanagement x x x x 9
Vrije keuzeruimte* x x x x 3
Totaal ects 12 12 12 12 60
' . de besIeding van de vri|e keuzeruimIe dienI Ie voldoen aan de criIeria zoals deze geIormuleerd zi|n in de
sIudiegids besIuurskunde]overheidsmanagemenI zoog-zoo, z. de vri|e keuzeruimIe dienI in principe ingevuld Ie
worden door heI volgen van een sIudieonderdeel oI begeleidingsIra|ecI binnen de Academie 8vk en . indien een
sIudenI, als invulling voor de vri|e keuzeruimIe voorkeur heeII voor heI volgen van een sIudieonderdeel oI
begeleidingsIra|ecI daI buiIen de Academie voor 8vk wordI aangeboden, dienI uiIdrukkeli|k vooraI schriIIeli|ke
IoesIemming Ie worden gevraagd aan de examencommissie.

Programma duaal |aar voor reguliere sIudenIen (geldI derhalve nieI voor M8O-doorsIroom
sIudenIen)
(de beoordeling van de leerkringen en de supervisie in de onderwi|seenheden
compeIenIiemanagemenI en z luidI in Iermen van voldaan]nieI voldaan, alle overige
sIudieonderdelen worden aIgesloIen meI een ci|Ier ] voor de IoeIsvorm wordI verwezen naar de
sIudiegids besIuurskunde]overheidsmanagemenI zoog-zoo ] voor alle sIudieonderdelen die
worden aIgesloIen meI een IenIamen geldI daI hiervoor vooraI dienI Ie worden ingeIekend (zie
ook arI.z)

Studieonderdeel Blokperiode 1 2 3 4 Totaal
ects
Onderwijseenh.: competentiemanagement 1
-Leerkring (deeltoets)
-Portfolio (deeltoets)

x
x

x
x
7
Onderwijseenheid: leerarbeidsplaats 1 7 7 14
Onderwijseenheid: uitvoeren van onderzoek 3 3
Onderwijseenh.: competentiemanagement 2
-Leerkring (deeltoets)
-Supervisie* (deeltoets)
-Portfolio (deeltoets)

x
x
x

x
x
x
7
Onderwijseenheid: leerarbeidsplaats 2 7 7 14
Onderwijseenheid: minoren** x x x x 15
Totaal ects 60
128
'Supervisie kan alleen en uiIsluiIend worden gevolgd indien er voldaan wordI aan de volgende voorwaarden. a. de
sIudenI een relevanIe IuncIie vervulI (voor 'relevanIie' zie SIudiegids 8esIuurskunde]OverheidsmanagemenI zoog-
zoo, b. heI propedeuIische diploma heeII gehaald, c. MP8 meI succes heeII aIgerond en d. in heI z
e
sIudie|aar
minimaal qo sIudiepunIen heeII gehaald.
'' . voor de invulling van deze onderwi|seenheid dienI een keuze gemaakI Ie worden uiI een aanbod van minoren
zoals vermeld in de keuzegids minoren besIuurskunde]overheidsmanagemenI zoog-zoo (een minor neemI oI z
blokperiodes in beslag zodaI de sIudenI sIeeds z IoI maximaal q minoren kan kiezen) en z. indien een sIudenI
zwaarwegende inhoudeli|ke argumenIen heeII om als invulling voor n oI meer minoren een sIudieonderdeel Ie
volgen anders dan vermeld in de keuzegids minoren 8esIuurskunde]OverheidsmanagemenI zoog-zoo dienI
uiIdrukkeli|k vooraI schriIIeli|ke IoesIemming Ie worden gevraagd aan de examencommissie.

Prcqrommo Juool joor vccr M8O-Jccrstrccm stuJenten {qelJt Jerholve niet vccr requliere
stuJenten)
(de beoordeling van de leerkringen en de supervisie in de onderwi|seenheden
compeIenIiemanagemenI en z luidI in Iermen van voldaa n]nieI voldaan, alle overige
sIudiesonderdelen worden aIgesloIen meI een ci|Ier ] voor de IoeIsvorm wordI verwezen naar
de sIudiegids besIuurskunde]overheidsmanagemenI zoog-zoo ] voor alle sIudieonderdelen
die worden aIgesloIen meI een IenIamen geldI daI hiervoor vooraI dienI Ie worden ingeIekend
(zie ook arI.z)

Studieonderdeel Blokperiode 1 2 3 4 Totaal
ects
Onderwijseenh.: competentiemanagement 1
-Leerkring (deeltoets)
-Portfolio (deeltoets)

x
x

x
x
7
Onderwijseenheid: leerarbeidsplaats 1 7 7 14
Onderwijseenheid: uitvoeren van onderzoek 3 3
Onderwijseenh.: competentiemanagement 2
-Leerkring (deeltoets)
-Supervisie (deeltoets)
-Portfolio (deeltoets)

vrs.
vrs.
vrs.

vrs.
vrs.
vrs.
vrs.


Onderwijseenheid: leerarbeidsplaats 2 vrs. vrs. vrs.
Onderwijseenheid: minoren* x x x x 15
Totaal ects 39
' . voor de invulling van deze onderwi|seenheid dienI een keuze gemaakI Ie worden uiI heI aanbod van minoren
zoals vermeld in de keuzegids minoren besIuurskunde]overheidsmanagemenI zoog-zoo (een minor neemI oI z
blokperiodes in beslag zodaI de sIudenI sIeeds z IoI maximaal q minoren kan kiezen) en z. indien een sIudenI
zwaarwegende inhoudeli|ke arguemenIen heeII om als invulling voor n oI meer minoren een sIudieonderdeelIe
volgen anders dan vermeld in de keuzegids minoren 8esIuurskunde]OverheidsmanagemenI zoog-zoo dienI
uiIdrukkeli|k vooraI schriIIeli|ke IoesIemming Ie worden gevraagd aan de examencommissie.

Prcqrommo Juool joor q - Jit prcqrommo qelJt zcwel vccr Je requliere stuJenten ols Je M8O-
instrccm- en JccrstrccmstuJenten
(de beoordeling van de leerkringen en de supervisie in de onderwi|seenheid
compeIenIiemanagemenI luidI in Iermen van voldaan]nieI voldaan, alle overige
sIudiesonderdelen worden aIgesloIen meI een ci|Ier ] voor de IoeIsvorm wordI verwezen naar
de sIudiegids besIuurskunde]overheidsmanagemenI zoog-zoo ] voor alle sIudieonderdelen
die worden aIgesloIen meI een IenIamen geldI daI hiervoor vooraI dienI Ie worden ingeIekend
(zie ook arI.z)

129
Studieonderdeel Blokperiode 1 2 3 4 Totaal
ects
Onderwijseenh.: competentiemanagement
-Supervisie (deeltoets)
-Leerkring (deeltoets)
-Portfolio (deeltoets)

x
x
x

x
x
x



x



x
12
Onderwijseenheid: leerarbeidsplaats x x x x 28
Onderwijseenheid: afstudeervariant* (A&C,
PM, MPR en EPM)
x x x x 12
Onderwijseenheid: afstudeeropdracht (A&C,
PM, MPR en EPM)
-afstudeerwerkstuk (deeltoets)
-eindassessment (deeltoets)


x


x


x


x
x
8

(7)***
(1)***
of

Onderwijseenheid: afstudeervariant
premaster**
x x 9
Onderwijseenheid: afstudeeropdracht
premaster**
-afstudeerwerkstuk (deeltoets)
-eindassessment (deeltoets)


x



x
x
11

(10)***
(1)***
Totaal ects 60
' SIudenIen die kiezen voor de aIsIudeervarianI inIegrale veiligheidszorg volgen heI aIsIudeer|aar van
de sIudie inIegrale veiligheidskunde, zoals deze is geregeld in heI OLk zoog-zoo van die sIudie.
'' ReI premasIer programma valI onder de aIsIudeervarianI Public ManagemenI (in bi|zondere gevallen
kan heI sIudenIen uiI heI
e
|aar door de examencommissie IoegesIaan worden om in Ie sIromen in
heI qe |aars premasIer programma)
''''De ecIs Iussen () Iellen gezamenli|k op IoI heI ecIs IoIaal van de onderwi|seenheid

d. DeeItijd
d. propedeuse
De propedeuse duurI een |aar en omvaI de in de ondersIaande Iabel vermelde onderwi|seenheden.
ledere onderwi|seenheid leverI -na een succesvolle aIronding- een bepaald aanIal sIudiepunIen op
(zie ondersIaande Iabel) waarbi| geldI daI heI geheel van de aIgeronde sIudieonderdelen 6o
sIudiepunIen opleverI. ReI behalen van alle 6o sIudiepunIen leverI heI propedeuIische diploma op
alsmede uiIeraard Ioegang IoI de hooIdIase.

PrcpeJeuseprcqrommo
(alle onderwi|sonderdelen worden aIgesloIen meI een ci|Ier meI uiIzondering van de
onderwi|seenheid 'relevanIe IuncIie' die wordI beoordeeld meI voIdaanJniet voIdaan ] voor de
IoeIsvorm wordI verwezen naar de sIudiegids besIuurskunde]overheidsmanagemenI zoog-zoo ]
voor alle sIudieonderdelen die worden aIgesloIen meI een IenIamen geldI daI hiervoor vooraI dienI
Ie worden ingeIekend (zie ook arI.z)

Onderwijseenheid/ Blokperiode
Studieonderdeel
1 2 3 4 Totaal
ects
Onderwijseenheid: wat is bestuurskunde? (8) (8)*
130
-Bestuurskunde 2,5 2.5
- Sociologie en psychologie 1,5 1.5
- Politicologie 2,5 2.5
- Nederlands recht 1,5 1.5
Onderwijseenheid: structuur en sturing (7) (7)*
- Organisatieleer 2 2
- Economie van de publieke sector 2 2
- Public controlling 1,5 1.5
- Portfoliomanagement 1,5 1.5
Onderwijseenheid: onderzoek en interne
dynamiek
(8) (8)*
- Systeemleer 2,5 2.5
- Methoden van bestuurskundig onderzoek 2,5 2.5
- Engels 1,5 1.5
- Bestuurlijke informatievoorziening 1,5 1.5
Onderwijseenheid: meervoudig perspectief (7) (7)*
- Interculturele en internationale organisatie 1,5 1.5
- Ethiek in het openbaar bestuur 1,5 1.5
- Organisatie en technologie 2 2
- Integratief bestuurskundig practicum 2
Onderwijseenheid: relevante functie x x x x 30
Totaal ects 8 7 8 7 60
'Ci|Ier sIaaI voor heI geheel van ecIs die in deze onderwi|seenheid gehaald moeIen worden


d.z hoofdfase deeItijd
De hooIdIase deelIi|d omvaI de sIudieonderdelen zoals opgenomen in de hierondersIaande Iabellen.
ln de Iabellen is Ievens per sIudieonderdeel heI aanIal Ie behalen sIudiepunIen vermeld (alle
sIudieonderdelen worden aIgesloIen meI een ci|Ier).
lnIormaIie over de inhoud, invulling en IoeIsvorm van alle sIudieonderdelen alsmede over de
CompeIenIies en]oI leerdoelen die per onderwi|seenheid worden nagesIreeId, is vasIgelegd in de
sIudiegids besIuurskunde]overheidsmanagemenI zoog-zoo oI in de modulebeschri|ving van heI
beIreIIende sIudieonderdeel. lndien een IoeIs besIaaI uiI verschillende onderdelen oI deelIoeIsen,
wordI bi| de beschri|ving van heI sIudieonderdeel de normering (indien deze nieI uniIorm is) vermeld.


Prcqrommo JeeltijJ joor z
(alle onderwi|sonderdelen worden aIgesloIen meI een ci|Ier ] voor de IoeIsvorm wordI verwezen
naar de sIudiegids besIuurskunde]overheidsmanagemenI zoog-zoo ] voor alle sIudieonderdelen
die worden aIgesloIen meI een IenIamen geldI daI hiervoor vooraI dienI Ie worden ingeIekend (zie
ook arI.z)

Studieonderdeel Blokperiode 1 2 3 4 Totaal
ects
131
Onderwijseenheid: Beleidsvoorbereiding en
analyse
(8)*
-Beleid en Maatschappij (deeltoets) 2.5 2.5
-Bestuursrecht (deeltoets) 2 2
-Procesmanagement en Procesadvisering (dl.ts.) 2 2
-Competentiemanagement (deeltoets) 1.5 1.5
Onderwijseenheid: Beleidsbepaling en-ontwerp

(7)*
-Beleidsontwikkeling 2 2
-Bestuurlijke kaart van Europa (deeltoets) 1.5 1.5
-Veranderkunde (deeltoets) 2 2
-Engels (deeltoets) 1.5 1.5
Onderwijseenheid: Beleidsuitvoering en
implementatie
(8)*
-Beleidsimplementatie (deeltoets) 2.5 2.5
-Governanace (van o.a. uitv.orgs) (dl.ts.) 2 2
-Bedrijfsmatige overheid (deeltoets) 2 2
-Projectmanagement (deeltoets) 1.5 1.5
Onderwijseenheid: Beleidsevaluatie en
terugkoppeling
(7)*
-Beleidsevaluatie (deeltoets) 2 2
-Kwaliteitsmanagement (deeltoets) 1.5 1.5
-Competentiemanagement (assessment) (dl.ts.) 1.5 1.5
-Integratief bestuurskundig practicum (deeltoets) 2 2
Onderwijseenheid: relevante functie (30 ects) x x x x 30

Totaal ects 8 7 8 7 60
' Ci|Ier sIaaI voor heI geheel van ecIs die in deze onderwi|seenheid gehaald moeIen worden


Prcqrommo JeeltijJ joor
(de beoordeling van de supervisie in de onderwi|seenheid vaardigheden luidI in Iermen van
voldaan]nieI voldaan, alle overige sIudiesonderdelen worden aIgesloIen meI een ci|Ier ] voor de
IoeIsvorm wordI verwezen naar de sIudiegids besIuurskunde]overheidsmanagemenI zoog-
zoo ] voor alle sIudieonderdelen die worden aIgesloIen meI een IenIamen geldI daI hiervoor
vooraI dienI Ie worden ingeIekend (zie ook arI.z)

Studieonderdeel Blokperiode 1 2 3 4 Totaal
ects
Onderwijseenheid: vaardigheden (5)*
- Supervisie (cordinatie) x x x x 5
Onderwijseenheid: management & organisatie (17)*
- Beheer van menselijk kapitaal (deeltoets) 2.5 2.5
132
- Bedrijfseconomie 1 (deeltoets) 2 2
- Bedrijfseconomie 2 (deeltoets) 2 2
- Marketing 2 (deeltoets) 2 2
- Organisatiekunde 2 (deeltoets) 2.5 2.5
- Verzelfstandiging (deeltoets) 2 2
- Management van projecten (deeltoets) 4 4
Onderwijseenheid: context (8)*
- Integratief practicum 3: praktijkanalyse (dl.ts.) 6 6
- Organisatie & filosofie (deeltoets) 2 2
Onderwijseenheid: relevante functie x x x x 30
60
' Ci|Ier sIaaI voor heI geheel van ecIs die in deze onderwi|seenheid gehaald moeIen worden


Prcqrommo JeeltijJ joor q
(de beoordeling van de supervisie in de onderwi|seenheid vaardigheden luidI in Iermen van
voldaan]nieI voldaan, alle overige sIudiesonderdelen worden aIgesloIen meI een ci|Ier ] voor de
IoeIsvorm wordI verwezen naar de sIudiegids besIuurskunde]overheidsmanagemenI zoog-
zoo ] voor alle sIudieonderdelen die worden aIgesloIen meI een IenIamen geldI daI hiervoor
vooraI dienI Ie worden ingeIekend (zie ook arI.z)

Studieonderdeel Blokperiode 1 2 3 4 Totaal
ects
Onderwijseenheid: specialisatievakken 9
NB: 9 ects te kiezen uit de volgende
studieonderdelen:

- Proces- en kwaliteitsmanagement (deeltoets) 3 (3)*
- Public consultancy (6 ects) (deeltoets) x x (6)*
- Leiderschap (deeltoets) 3 (3)*
- Programmamanagement (deeltoets) 3 (3)*
- Andere activiteit (zie st.gids*) (3 ects) (dl.ts.) x x x (3)*
Onderwijseenheid: afstuderen 21
- Studieplan (deeltoets) 1 1*
- Workshops (3 ects) x x x 3*
- Onderzoeksmeth.&technieken (5 ects) (dl.ts.) x x x 5*
- Afstudeeropdracht (10,5 etcs) (deeltoets) x x 10.5*
- Eindgesprek/presentatie (1.5 ects) (deeltoets) x 1.5*
Onderwijseenheid: relevante functie x x x x 30
Totaal ects 60
'De ecIs Iussen () Iellen voorzover heI beIreII de gekozen sIudieonderdelen dan wel verplichIe sIudieonderdelen
gezamenli|k op IoI heI ecIs IoIaal van de onderwi|seenheid
'' . voor de 'andere acIiviIeiI geldI daI -voorzover de sIudenI hiervoor een sIudieonderdeel wensI Ie volgen- diI in
principe ingevuld moeI worden door heI volgen van een sIudieonderdeel oI begeleidingsIra|ecI binnen de
Academie 8vk en z. indien een sIudenI, als invulling voor de vri|e keuzeruimIe voorkeur heeII voor heI volgen van
133
een sIudieonderdeel oI begeleidingsIra|ecI daI buiIen de Academie voor 8vk wordI aangeboden, er uiIdrukkeli|k
vooraI schriIIeli|ke IoesIemming dienI Ie worden gevraagd aan de examencommissie.


e. 8uitenschooIs deeI van het voItijdse of deeItijdse curricuIum
ReI buiIenschoolse curriculum van de deelIi|dopleiding omvaI o ecIs per |aar. Nadere bepalingen,
voorwaarden en inIormaIie zi|n beschreven in de brochure "relevanIe IuncIie voor
deelIi|dsIudenIen".
ln heI heI
e
en q
e
sIudie|aar van de duale opleidingsvarianI dienen sIudenIen sIeeds qo weken lang
gedurende z uur per week in de prakIi|k een beIaalde IuncIie Ie vervullen. De minimale Ii|dsduur
die sIudenIen hieraan moeIen besIeden is zz8o uur. lnIormaIie over de aard van de
werkzaamheden, geldende bepalingen en de eisen die aan de werkkring gesIeld worden, zi|n
beschreven in heI documenI "samen werken aan vakmanschap ll, gids voor heI school|aar zoog-
zoo". voor M8O-doorsIroom sIudenIen omvaI heI prakIi|kgedeelIe o weken in |aar en o weken
in |aar q. voor M8O-insIroom sIudenIen omvaI heI prakIi|kgedeelIe qo weken in |aar q.
voor de sIudenI kan beginnen meI heI prakIi|kdeel, dienI in een conIracI Iussen sIudenI, opleiding
en werkgever Ien minsIe geregeld zi|n. de duur van de overeenkomsI, de Ii|dsduur van de
beroepsuiIoeIening, de aard van de begeleiding, kennis, inzichI, vaardigheden en aIIiIudes die de
sIudenI Ii|dens de beroepsuiIoeIening moeI verwerven en de beoordeling daarvan. DaarnaasI moeI
aangegeven worden in welke gevallen de overeenkomsI voorIi|dig onIbonden kan worden. Deze
inIormaIie is Ie vinden in heI documenI "samen werken aan vakmanschap ll, gids voor heI
school|aar zoog-zoo". Ook de eisen die aan de leerarbeidsplaaIs worden gesIeld zi|n in genoemde
gids Ie vinden.
voor de sIudenI kan beginnen meI heI prakIi|kdeel uiI heI derde leer|aar, dienI hi|]zi| aan de
volgende eisen Ie voldoen.
- de sIudenI heeII heI propedeuIische examen gehaald,
- de sIudenI die de sIudie is gesIarI in heI sIudie|aar zoo)-zoo8 heeII sIudiepunIen behaald uiI
heI sIudieprogramma van heI Iweede |aar n heeII heI assessmenI uiI heI z
e
sIudie|aar behaald
- de sIudenI heeII een relevanIe IuncIie in een leerarbeidsplaaIs.

SlechIs onder bi|zondere omsIandigheden en meI uiIdrukkeli|ke srhri[telijle IoesIemming van de
examencommissie kan een sIudenI die aan oI meerdere eisen nieI voldoeI IoI heI prakIi|k deel van
heI
e
sIudie|aar worden IoegelaIen.
voor IoelaIing IoI heI prakIi|kdeel van heI q
e
|aar gelden de volgende voorwaarden,
-de sIudenI mag maximaal sIudiepunIen achIersIand hebben over heI IoIale Iweede en derde
sIudie|aar,
- voor M8O insIroom sIudenIen die de sIudie zi|n gesIarI vr heI sIudie|aar zoo)-zoo8 geldI daI de
sIudenI maximaal sIudiepunIen achIersIand mag hebben over heI Iweede sIudie|aar en daI de
propedeuse moeI zi|n behaald,
- voor M8O insIroom sIudenIen die de sIudie zi|n gesIarI in heI sIudie|aar zoo)-zoo8 geldI daI de
sIudenI maximaal g sIudiepunIen achIersIand mag hebben over heI Iweede sIudie|aar, daI de
propedeuse moeI zi|n behaald n daI de sIudenI heI assessmenI uiI |aar z heeII behaald,
- de sIudenI moeI over een relevanIe leerarbeidsplaaIs beschikken.
Aan sIudenIen die nieI aan deze voorwaarden voldoen zal de mogeli|kheid worden geboden om in
Iebruari zoo) Ie sIarIen meI heI prakIi|kdeel q
e
|aar.

f. Minorruimte duaIe opIeiding
ln de duale opleiding besIaaI in |aar de mogeli|kheid IoI heI volgen van minoren. voor de invulling
van de minoren dienI een keuze gemaakI Ie worden uiI een aanbod van minoren zoals vermeld in de
keuzegids minoren besIuurskunde]overheidsmanagemenI zoog-zoo (een minor neemI oI z
blokperiodes in beslag zodaI de sIudenI sIeeds z IoI maximaal q minoren kan kiezen). lndien een
134
sIudenI zwaarwegende inhoudeli|ke arguemenIen heeII om als invulling voor n oI meer minoren
een sIudieonderdeelIe volgen anders dan vermeld in de keuzegids minoren
8esIuurskunde]OverheidsmanagemenI zoog-zoo dienI uiIdrukkeli|k vooraI schriIIeli|ke
IoesIemming Ie worden gevraagd aan de examencommissie. SIudenIen dienen in heI bedoelde
geval uiIerli|k zo werkdagen voor aanvang van de gekozen minorens en]oI onderwi|seenheden een
schriIIeli|k verzoek IoI goedkeuring in Ie dienen bi| de examencommissie. De examencommissie
geeII over de aanvraag binnen o werkdagen schriIIeli|k uiIsluiIsel.

g. Minorruimte in de deeItijdse opIeiding
ln de deelIi|dse opleiding besIaaI in |aar de mogeli|kheid IoI heI volgen van minoren. voor de
invulling van de minoren dienI een keuze gemaakI Ie worden uiI een aanbod van minoren zoals
vermeld in de keuzegids minoren besIuurskunde]overheidsmanagemenI zoog-zoo (een minor
neemI oI z blokperiodes in beslag zodaI de sIudenI sIeeds z IoI maximaal q minoren kan kiezen).
lndien een sIudenI zwaarwegende inhoudeli|ke argumenIen heeII om als invulling voor n oI meer
minoren een sIudieonderdeel Ie volgen anders dan vermeld in de keuzegids minoren
8esIuurskunde]OverheidsmanagemenI zoog-zoo dienI uiIdrukkeli|k vooraI schriIIeli|ke
IoesIemming Ie worden gevraagd aan de examencommissie. SIudenIen dienen in heI bedoelde
geval uiIerli|k zo werkdagen voor aanvang van de gekozen minoren en]oI onderwi|seenheden een
schriIIeli|k verzoek IoI goedkeuring in Ie dienen bi| de examencommissie. De examencommissie
geeII over de aanvraag binnen o werkdagen schriIIeli|k uiIsluiIsel.

h. Inschrijvingsprocedure minoren
lnschri|ven voor minoren uiI de keuzegids minoren besIuurskunde]overheidsmanagemenI zoog-
zoo dienI Ie gebeuren uiIerli|k IoI weken voor de geplande aanvang van de beIreIIende minor.
ReI is nieI IoegesIaan om voor meer dan n minor in Ie schri|ven (van deze regel kan alleen worden
aIgeweken indien er in de beIreIIende periode Iwee oI meer minoren gevolgd kunnen en ook
daadwerkeli|k zullen worden gevolgd).
voor minoren uiI de keuzegids minoren besIuurskunde]overheidsmanagemenI zoog-zoo geldI daI
er -zo er voldoende plaaIs is- geen verdere IoesIemming nodig is. voor andere minoren geldI daI er
uiIdrukkeli|k vooraI schriIIeli|ke IoesIemming dienI Ie worden gevraagd aan de examencommissie.
SIudenIen dienen in heI bedoelde geval uiIerli|k zo werkdagen voor aanvang van de gekozen
minoren en]oI onderwi|seenheden een schriIIeli|k verzoek IoI goedkeuring in Ie dienen bi| de
examencommissie.( De examencommissie geeII over de aanvraag binnen o werkdagen schriIIeli|k
uiIsluiIsel). Na IoesIemming geldI daI de sIudenI voor de beIreIIende minor(en) de daar geldende
regels rond de inschri|ving en IoelaIing dienI Ie volgen.

i. Afstudeeropdracht
De aIsIudeeropdrachI besIaaI uiI heI schri|ven van een scripIie oI aIsIudeeropdrachI plus een
eindgesprek oI aIsIudeerassessmenI. voor de duale opleiding zi|n de eisen en spelregels vasIgelegd
in de handleiding voor heI bachelorexamen zoog-zoo. voor de deelIi|dse opleiding zi|n de eisen en
spelregels vasIgelegd in de handleiding voor heI aIsIuderen.

h. DvergangsmaatregeI indien onderdeIen van het onderwijsprogramma zijn gewijzigd
SIudenIen die -binnen de kaders van de Ioen geldende sIudiegids, in heI sIudie|aar zoo8-zoog
sIudieonderdelen hebben gevolgd maar deze nieI hebben gehaald Ierwi|l deze sIudieonderdelen in
heI sIudie|aar zoog-zoo nieI meer in heI curriculum zi|n opgenomen, kunnen deze
sIudieonderdelen nog herkansen in diI huidige sIudie|aar zoog-zoo. Na heI sIudie|aar zoog-zoo
zullen de nog Ie behalen onderdelen van 'heI oude curriculum' dienen Ie worden vervangen door
onderdelen uiI heI nieuwe curriculum. DaI dienI Ie gebeuren in overleg meI en na goedkeuring door
de examen-commissie. Deze laaIsIe regel geldI ook voor sIudieonderdelen die voor heI sIudie|aar
zoo8-zoog zi|n aangeboden maar nog nieI voldoende zi|n aIgerond.


135
ArtikeI financiIe bijdragen artikeI .q6 WHW
Hoyeschooldeel
. 0e hcqesrhccl stelt Je insrhrijvinq niet o[honlelijl von een onJere qelJelijle bijJroqe Jon het
rclleqeqelJ.
z. 0e cpleiJinq lon een stuJent vroqen leer{hulp)miJJelen oon te srho[[en, ols Je cpleiJinq Jeze
nccJzolelijl orht vccr het stuJieprcqrommo.
. ln het cpleiJinqsJeel is oonqeqeven welle leer{hulp)miJJelen Je cpleiJinq nccJzolelijl orht cm het
cnJerwijs te lunnen vclqen en wot Je cmvonq is von Je lcsten Jie Je oonsrho[ von Jeze
leer{hulp)miJJelen met zirh meebrenqt.
q. lnJien er lcsten verbcnJen zijn oon ortiviteiten Jie ols cnJerwijseenheiJ zijn cpqencmen in het
cnJerwijsprcqrommo, bieJt Je cpleiJinq Je stuJent een qelijlwoorJiq olternotie[ oon, inJien hij Jie
lcsten niet lon c[ wil molen. liertce Jient Je stuJent een verzcel in bij Je exomenrcmmissie. 0e
exomenrcmmissie besluit in cverleq met Je Jcrent.

DpIeidingsdeeI
Leer(huIp)middeIen
De benodigde leerhulpmiddelen sIaan aangegeven in de sIudiegids en in de vakhandleidingen. De
kosIen van de leerhulpmiddelen zi|n, behalve waar uiIdrukkeli|k vermeld, voor rekening van de
sIudenIen.

ArtikeI 8 1oekennen van studiepunten
Hoyeschooldeel
. llle cnJerwijseenheiJ hee[t een cmvonq in stuJielost von c[ meer hele stuJiepunten. Zcwel in Je
prcpeJeutisrhe [ose ols in Je hcc[J[ose moq Je cpleiJinq eenmool vccr stuJiepunten lleinere
cnJerwijseenheJen Je[inieren.
z. 0e cpleiJinq lent Je stuJiepunten behcrenJ bij een cnJerwijseenheiJ oon Je stuJent tce, wonneer
Jeze minimool vclJoon hee[t oon Je vclqenJe vccrwoorJen:
o) 0e stuJent hee[t Je oon Je cnJerwijseenheiJ verbcnJen tcets c[ Je oon Je cnJerwijseenheiJ
verbcnJen Jeeltcetsen o[qeleqJ,
b) let einJresultoot behoolJ vccr een cnJerwijseenheiJ mcet minimool , cp een tienpuntssrhool
c[ vclJcenJe cp een vclJcenJe/cnvclJcenJesrhool zijn. Aon Je resultoten von Jeeltcetsen lon Je
cpleiJinq in het cpleiJinqsJeel vccrwoorJen verbinJen, zie hiervccr ortilel liJ 8 von Jit
reqlement.
. Aon het met pcsitie[ resultoot o[leqqen von een Jeeltcets lent Je cpleiJinq qeen stuJiepunten tce.
q. 0e stuJent lon einJresultoten behoolJ vccr cnJerwijseenheJen niet rcmpenseren.

ArtikeI g xamencommissie
Hoyeschooldeel
Alqemene reqels cver Je exomenrcmmissie stoon in stuJentenstotuut Jeel , hcc[Jstul lv.
. 0e oroJemieJirerteur stelt een exomenrcmmissie in, Jie werlzoom is vccr olle oon zijn oroJemie
verbcnJen cpleiJinqen. 0e oroJemieJirerteur bencemt Je vccrzitter en Je onJere leJen von Je
exomenrcmmissie vccr Je pericJe von een joor. lerbenceminq is cnbeperlt mcqelijl. kirhtlijn vccr
het oontol leJen von Je exomenrcmmissie is minimool tct moximool leJen.
z. 0e oroJemieJirerteur bencemt Je leJen von Je exomenrcmmissie uit het perscneel Jot belost is met
het verzcrqen von cnJerwijs in Je cpleiJinqen Jie tct zijn oroJemie behcren{ortilel ,.z WlW). 0e
teomleiJer lon qeen Jeel uitmolen von Je exomenrcmmissie.
. 0e exomenrcmmissie is belost met het o[nemen von exomens, het voststellen von Je uitsloq Joorvon
en met Je crqonisotie en rccrJinotie von Je tcetsen. 0e exomenrcmmissie is bevceqJ tct o[qi[te von
qetuiqsrhri[ten en verllorinqen {ortilel ,.z WlW).
136
q. 0e exomenrcmmissie stelt een huishcuJelijl reqlement cp vccr hoor werlzoomheJen. Zij brenqt
tellens no o[lccp von een stuJiejoor versloq uit von Je werlzoomheJen oon Je oroJemieJirerteur.
. vccr het o[nemen von tcetsen wijst Je exomenrcmmissie exominotcren oon. Als exominotcr lon Je
exomenrcmmissie olleen leJen von het perscneel oonwijzen, Jie belost zijn met het verzcrqen von
cnJerwijs in Je cpleiJinqen behcrenJ tct Je oroJemie en JeslunJiqen von buiten Je hcqesrhccl. 0e
exomenrcmmissie lon oon Je exominotcren rirhtlijnen en oonwijzinqen qeven met betrellinq tct Je
beccrJelinq en Je voststellinq von Je uitsloq von Je tcets {ortilel ,.z WlW).
. 0e oroJemieJirerteur bepoolt in cverleq met Je exomenrcmmissies Je pericJen Jie in hcc[Jzool
qereserveerJ zijn vccr het o[leqqen von tcetsen en exomens en leqt Jeze Jccr miJJel von een
joorlolenJer vost. ln Je joorlolenJer wcrJen Joornoost Je welen vostqeleqJ Jie in hcc[Jzool
qereserveerJ zijn vccr cnJerwijs en Je welen woorin Je exomenrcmmissie bijeenlcmt. 0e
oroJemieJirerteur zcrqt vccr Je belenJmolinq von joorlolenJer vio het stuJentennet.
,. Op vccrJrorht von Je exomenrcmmissie bencemt Je oroJemieJirerteur {externe) oJviseurs, Jie cp
qrcnJ von hun speri[iele JeslunJiqheiJ cp het qebieJ von Je cpleiJinq, vccr een pericJe von tellens
een stuJiejoor ols oJviseur oon Je exomenrcmmissie wcrJen tceqevceqJ. Zij zijn qeen {meJe-)
beccrJeloors von eniq exomencnJerJeel. 1ct Je tolen von Jeze oJviseurs lunnen behcren: het
bijwcnen von exomenzittinqen, lennisnemen von exomencpqoven en Je bijbehcrenJe
beccrJelinqsncrmen, lennisnemen von het exomenwerl von stuJenten, een ccrJeel qeven cver Je
lwoliteit von Je exomencpqoven en Je oonsluitinq Joorvon cp het leerplon, het roppcrteren von
bevinJinqen oon Je exomenrcmmissie en Je oroJemieJirerteur.
8. 0e exomenrcmmissie verstrelt oon Je oroJemieJirerteur tijJiq, zcwel cp verzcel ols uit eiqen
beweqinq, olle relevonte inlirhtinqen Jie vccr Je uitce[eninq von Jiens [unrtie ncJiq zijn.

DpIeidingsdeeI
a. HuishoudeIijk regIement van de examencommissie
ReI huishoudeli|ke reglemenI op basis waarvan de examencommissie IuncIioneerI, ligI Ier inzage
bi| de secreIaris van de examencommissie
b. IaarkaIender
De |aarkalender van de examencommissie wordI gepubliceerd op de sIudenIenporIal en kan worden
opgevraagd bi| heI bureau Onderwi|sondersIeuning.

ArtikeI o xamens
HogeschooIdeeI
. len cpleiJinq lent een prcpeJeutisrhe [ose en een hcc[J[ose. Aon beiJe [osen is een exomen
verbcnJen. lnJien Je stuJent Je tcetsen von Je tct Je prcpeJeutisrhe c[ Je hcc[J[ose behcrenJe
cnJerwijseenheJen met qceJ qevclq hee[t o[qeleqJ, hee[t Je stuJent het Jesbetre[[enJe exomen
o[qeleqJ, beholve ols er in het cpleiJinqsJeel bepoolJ is Jot het exomen tevens een Jccr Je
exomenrcmmissie zel[ te verrirhten cnJerzcel cmvot {ortilel ,.o WlW).
z. lnJien Je exomenrcmmissie hee[t bepoolJ Jot het exomen tevens een Jccr hoor zel[ te verrirhten
cnJerzcel cmvot, stelt zij Je inhcuJ von Jot cnJerzcel vost joorlijls vccr oonvonq von het stuJiejoor.
0e inhcuJ von Jit cnJerzcel is vostqeleqJ in het cpleiJinqsJeel.
. Aon een stuJent Jie een exomen met qceJ qevclq hee[t o[qeleqJ reilt Je exomenrcmmissie een
qetuiqsrhri[t uit {ortilel ,. WlW). 0e cp het qetuiqsrhri[t vermelJe exomenJotum is Je Jotum
woorcp Je exomenrcmmissie Je exomenresultoten hee[t vostqestelJ.

DpIeidingsdeeI
Inhoud van het propedeutisch enJof hoofdfase- examen
ReI examen van de propedeuse' en]oI hooIdIase van de duale en de deelIi|d-opleiding besIaaI uiI de
sIudieondedelen genoemd in arIikel 6. De hooIdIase wordI aIgerond meI een eindwerksIuk en een
eindassessmenI. Nadere inIormaIie over procedure en beoordelingscriIeria is opgenomen in
137
respecIieveli|k de handleiding eindwerksIukken zoog-zoo en de handleiding eindassessmenIs zoog-
zoo.
'De propedeuIische Iase van de duale en de deelIi|dopleiding besIuurskunde]overheidsmanagemenI worden nieI
aIgesloIen meI een propedeuIisch examen als de beIrokken sIudenI volledige vri|sIelling van heI propedeuIisch
examen heeII gekregen.

ArtikeI 1oetsen
HogeschooIdeeI
Toetsen en deeltoetsen
. 0e stuJent sluit een cnJerwijseenheiJ o[ met een tcets. len tcets lon bestoon uit meerJere
Jeeltcetsen. Aon Jeelnome oon {Jeel)tcetsen lon Je cpleiJinq in het cpleiJinqsJeel reJelijle
vccrwoorJen von crqonisotcrisrhe en cnJerwijslunJiqe oorJ verbinJen.
z. 0e exomenrcmmissie lon bepolen Jot een stuJent, olvcrens hij een tcets lon o[leqqen, verplirht is Jeel
te nemen oon bepoolJe proltisrhe ce[eninqen. 0e exomenrcmmissie lon vrijstellinq qeven von Jeze
verplirhtinq en ol Jon niet vervonqenJe eisen stellen. ln het cpleiJinqsJeel is vermelJ oon welle
proltisrhe ce[eninqen Je stuJent verplirht mcet Jeelnemen, evenols Je prcreJure Jie hij mcet vclqen
cm cnthe[[inq von Jeze verplirhtinq te lrijqen {WlW ,. liJ sub t).
. ln het cpleiJinqsJeel is bij Je besrhrijvinq von Je cnJerwijseenheJen {ortilel ) cpqencmen cp welle
wijze Je {Jeel)tcetsen wcrJen o[qencmen {mcnJelinq, srhri[telijl, onJerszins).
q. 0e exomenrcmmissie Jrooqt er zcrq vccr Jot Je leerJcelen en/c[ rcmpetenties Jie qetcetst wcrJen,
vccro[qoonJ oon Je Jesbetre[[enJe tcets belenJ zijn.
Beoordeling
. 0e exomenrcmmissie Jrooqt er zcrq vccr Jot Je ncrmerinq von Je versrhillenJe cnJerJelen von Je
tcets vccro[qoonJ oon Je Jesbetre[[enJe tcets belenJ is. lnJien Je ncrmerinq niet wcrJt vermelJ,
qelJt vccr olle cnJerJelen von Je tcets Jezel[Je ncrmerinq. Op bosis von Je lwolitotieve onolyse von
Je tcets lon Je exominotcr Je ncrmerinq orhtero[, met instemminq von Je exomenrcmmissie,
oonpossen.
. len {Jeel)tcets wcrJt beccrJeelJ met een von Je vclqenJe lwoli[iroties:
o. OnvclJcenJe oon te JuiJen ols O, woorbij een cnvclJcenJe Je betelenis hee[t von een
rij[er loqer Jon ,,
b. vclJcenJe oon te JuiJen met v, woorbij een vclJcenJe Je betelenis hee[t von een rij[er
hcqer Jon c[ qelijl oon ,,
,. lnJien een {Jeel)tcets wcrJt beccrJeelJ met een rij[er, Jon qelJt Jot het rij[er met Je nouwleuriqheiJ
von o, {een tienJe) cp Je srhool von ,o tct en met o,o wcrJt qeqeven. 0e cpleiJinq lon ervccr liezen
tcetsrij[ers o[ te rcnJen cp hele qetollen. lnJien Je cpleiJinq besluit tct o[rcnJinq, is Jit vostqeleqJ in
het cpleiJinqsJeel. lnJien er sprole is von o[rcnJinq rcnJt Je cpleiJinq Je rij[ers o[ cp hele qetollen. ls
het eerst rij[er orhter Je lcmmo lleiner Jon Jon wcrJt het tcetsrij[er noor beneJen o[qercnJ
{bijvccrbeelJ: ,q8 wcrJt ). ls het eerste rij[er orhter Je lcmmo qelijl oon c[ qrcter Jon Jon wcrJt
het tcetsrij[er noor bcven o[qercnJ{bijvccrbeelJ: , wcrJt ,). 8ij rij[ers Jie het resultoot zijn von een
qewcqen c[ berelenJ qemiJJelJe vinJt qeen o[rcnJinq ploots. lnJien Jit rij[er bestoot uit meerJere
Jerimolen wcrJen Jeze teruqqebrorht tct Jerimool {bijvccrbeelJ: ,qg wcrJt ,q). lierbij vinJt qeen
o[rcnJinq ploots {bijvccrbeelJ: .qg wcrJt o[qelopt noor .q).
8. Als een cpleiJinq een cnJerwijseenheiJ tcetst Jccr miJJel von Jeeltcetsen Jie zij beccrJeelt met een
rij[er, Jon is het einJresultoot vccr Jie cnJerwijseenheiJ het relenlunJiqe qemiJJelJe von olle
Jeeltcetsen. lnJien bij miJJelinq von Je Jeelrij[ers sprole is von een qewcqen qemiJJelJe, Jon qee[t
Je cpleiJinq Jit in het cpleiJinqsJeel oon.
g. 0e cpleiJinq lon in het cpleiJinqsJeel vostleqqen Jot Je resultoten von bepoolJe Jeeltcetsen
vclJcenJe mceten zijn {. c[, bij o[rcnJinq, c[ v).
o. 0e cpleiJinq lent qeen beccrJelinq tce oon {Jeel)tcetsen verbcnJen oon cnJerwijseenheJen woorvccr
Je exomenrcmmissie vrijstellinq hee[t verleenJ.
138
8ekendmukiny resultuut en bezwuur en beroep
. 0e cpleiJinq moolt het resultoot von een {Jeel)tcets uiterlijl werlJoqen no o[lccp von Je tcets
belenJ in O5lkl5. 0it is Je c[[iriele belenJmolinq. Aon Je resultoten Jie stoon vermelJ in O5lkl5 lon Je
stuJent rerhten cntlenen twee moonJen no Je Jotum woorcp Je tcets plootsvcnJ.
z. lnJien een stuJent het niet eens is met een beccrJelinq Jccr een exominotcr, lon Je stuJent binnen
zo werlJoqen no Je c[[iriele belenJmolinq in O5lkl5, srhri[telijl bezwoor oontelenen bij Je
exomenrcmmissie.
. 0e exomenrcmmissie lon lennelijle [cuten in O5lkl5 binnen z moonJen no o[lccp von Je tcets
herstellen. 1eqen het herstelJe resultoot lon Je stuJent binnen zo werlJoqen no het herstel in O5lkl5,
bezwoor oontelenen bij Je exomenrcmmissie.
q. lnJien een stuJent bezwoor hee[t oonqetelenJ beleqt Je exomenrcmmissie zcncJiq een verqoJerinq
woorin zij zcwel Je stuJent ols Je exominotcr lon hcren. 0e exomenrcmmissie Jeelt Je beslissinq
srhri[telijl en uiterlijl werlJoqen noJot zij het bezwoor hee[t cntvonqen mee oon Je stuJent. 0e
termijn vonqt oon cp Je Joq vclqenJ cp Jie woorcp het srhri[telijle bezwoor von Je stuJent is
cntvonqen.
. 0e stuJent lon teqen beslissinqen von exomenrcmmissies en exominotcren in bercep qoon bij het
Cclleqe von 8ercep vccr Je exomens von Je looqse lcqesrhccl {ortilel ,. WlW). {Zie
stuJentenstotuut Jeel , bijloqe 8.)
lnzuye
. 0e cpleiJinq stelt Je stuJent in Je qeleqenheiJ cm inzoqe te lrijqen in Je beccrJeelJe tcets cp een
noJer Jccr Je cpleiJinq te bepolen mcment, Jcrh in ieJer qevol uiterlijl werlJoqen no Je c[[iriele
belenJmolinq von het resultoot in O5lkl5. 0e termijn vonqt oon cp Je Joq vclqenJ cp Jie woorcp het
resultoot c[[irieel is belenJ qemoolt. 0oornoost lon Je stuJent Je beccrJeelJe tcets binnen Jeze
termijn inzien cp o[sprool met Je Jcrent {ortilel ,. WlW).
Herkansing
,. 0e exomenrcmmissie bieJt Je stuJent in beqinsel vccr elle {Jeel)tcets ten minste een herlonsinq in
hetzel[Je stuJiejoor oon. 1cetsen Jie Je stuJent niet in hetzel[Je stuJiejoor lon herlonsen,cmJot een
herlonsinq reJelijlerwijs niet volt in te possen in het cnJerwijsprcqrommo weqens het speri[iele
lorolter von een cnJerwijseenheiJ, zijn cpqencmen in het cpleiJinqsJeel. 8ij herlonsinq telt het
hccqste resultoot.

DpIeidingsdeeI
a. Voorwaarden voor deeIname aan (deeI)toetsen
voor sIudenIen kunnen beperkingen gelden waar heI beIreII heI volgen van heI onderwi|s in een
bepaalde Iase van de opleiding dan wel heI volgen van een bepaald sIudieonderdeel (nadere
inIormaIie over deze beperkingen is vermeld in arIikel 6).
UiIeraard hebben sIudenIen waarvoor zo'n bedoelde beperking geldI geen Ioegang IoI de
(deel)IoeIsen in de beIreIIende Iase ] voor heI beIreIIende sIudieondeel .
voor sIudenIen die gerechIigd zi|n IoI heI deelnemen aan heI onderwi|s in een beIreIIende periode
dan wel voor een beIreIIend sIudieonderdeel zi|n er geen andere beperkingen waar heI gaaI om
deelname aan (deel)IoeIsen dan a. heI vooraI inschri|ven voor de (deel)IoeIs en evenIueel b. heI
voldoen aan de aanwezig heidsplichI voorzover diI voor heI beIreIIende sIudieonderdeel geldI (zie
ook arIikel 6 en z, hieronder lid b alsmede de sIudiegids besIuurskunde]overheidsmanagemenI
zoog-zoo ).

b. 1oetsstof en toetsvorm
De IoeIssIoI en de criIeria die heI uiIgangspunI vormen voor de beoordeling van de (deel)IoeIsen
zi|n beschreven in de modulebeschri|ving en]oI de sIudiegids besIuurskunde]overheids-
managemenIzoog-zoo. voor de sIudieonderdelen waarvoor wordI geIoeIsI wordI voorIs verwezen
naar arIikel 6.

139
r. 8eoordeIing van toetsen
lndien een onderwi|seenheid wordI aIgerond meI meerdere deelIoeIsen dan is de weegIacIor
evenredig aan de sIudielasI die geldI voor de aIzonderli|ke deelIoeIsen.

J. Afronding
0e cpleiJinq rcnJt tcetsrij[ers o[ cp hele qetollen. vccr Je rij[ers vccr Jeeltcetsen {Jie qezomenlijl het
einJrij[er vcrmen) qelJt Jot Jeze niet wcrJen o[qercnJ.

e. MinimaaI te behaIen resuItaat voor deeItoetsen
voor alle deelIoeIsen moeI minimaal heI ci|Ier q, behaald worden dan wel in voorkomende
gevallen waarin geen ci|Ier wordI gegeven een kwaliIicaIie. voldoende.

f. 1ijdstip toetsen en herkansingen
(Deel)IoeIsen worden aIgenomen in de laaIsIe week van de periode waarin de onderwi|seenheid is
gegeven, Ienzi| anders vermeld in de modulebeschri|ving.
De opleiding neemI (deel)IoeIsen aI in de laaIsIe week van de periode waarin de onderwi|seenheid
gegeven wordI, Ienzi| anders is vermeld in de modulebeschri|ving . De opleiding biedI de
mogeli|kheid IoI heI deelnemen aan herkansingen halverwege de volgende blokperiode. Per |aar
worden per sIudieonderdeel in maximaal z IoeIsgelegenheden aangeboden.

ArtikeI z kegeIingen met betrekking tot het uitvoeren van toetsen
Hoyeschooldeel
. ln het cpleiJinqsJeel zijn noJere bepolinqen cpqencmen met betrellinq tct Je uitvcerinq von
{Jeel)tcetsen. let qoot Joorbij cm reqels betre[[enJe insrhrijvinq, oonweziqheiJ, wijze von inleveren
von cpJrorhten, qeJroq, verbcJen honJelinqen en Jerqelijle.
z. lnJien een stuJent een tcets o[leqt bij een onJere cpleiJinq Jon woorbij hij stoot inqesrhreven, zijn Je
reqels Jie qelJen in Jie cpleiJinq cp hem von tcepossinq.
. McnJelinqe tcetsen en exomens zijn niet cpenboor, tenzij Je exomenrcmmissie in bijzcnJere qevollen
onJers bepoolt {ortilel ,. WlW).
q. 0e cpleiJinq lon Je stuJent te ollen tijJe vroqen cm zirh bij Jeelnome oon {Jeel)tcetsen {Jubbel) te
leqitimeren met Je rclleqeloort en met een wettiq iJentiteitsbewijs {pospccrt, iJentiteitsloort,
rijbewijs c[ vreemJelinqenJcrument). lnJien er qeen sprole is von Jubbele leqitimerinq Jient Je
stuJent zirh oltijJ te leqitimeren met zijn rclleqeloort.

DpIeidingsdeeI
1oetsregeIing
voor de bepalingen geldend bi| (deel)IoeIsen wordI verwezen naar de beIreIIende regeling.
van belang is voorIs daI.
. a. vooraI inschri|ven voor de (deel)IoeIs IoI uiIerli|k z weken voor de (deel)IoeIsdaIum verplichI is en
daI b. de sIudenI voor in aanmerking komende sIudieonderdelen voldaan heeII aan de
aanwezigheidsplichI,
z. in de modulebeschri|vingen is bepaald in welk vorm (mondeling, schriIIeli|k oI anderszins) de
(deel)IoeIsen aIgenomen worden en daI
. alle werksIukken zowel digiIaal ingeleverd dienen Ie worden (zulks meI heI oog op de conIrole door de
plagiaaIscanner) alsmede in hard copy. lnleveren dienI Ie gebeuren voor de daarIoe in de sIudiegids
besIuurskunde]overheidsmanagemenI zoog-zoo, de |aarkalender oI de modulebeschri|ving genoemde
deadline.
q. voor evenIuele nadere bepalingen verwezen wordI naar heI IoeIsreglemenI zoog-zoo.

140
ArtikeI CeIdigheidsduur (deeI)toetsresuItaten en verIeende
vrijsteIIingen en bewaartermijn toetsen.
Hoyeschooldeel
. kesultoten von Jeeltcetsen, tcetsen en vrijstellinqen zijn in beqinsel o joor qelJiq, tenzij in het
cpleiJinqsJeel een onJere qelJiqheiJsJuur vccr Jeeltcetsen is vostqestelJ. 0it ortilelliJ is vccr het
eerst von tcepossinq cp resultoten von {Jeel)tcetsen en vrijstellinqen Jie Je stuJent hee[t behoolJ c[
oon Je stuJent zijn verleenJ in het stuJiejoor zoo,/o8. vccr resultoten Jie vccr september zoo, zijn
behoolJ is Je qelJiqheiJsJuur cnbeperlt, tenzij in het cpleiJinqsJeel von Je cnJerwijs- en
exomenreqelinqen Jie qclJen vccr september zoo,, onJers is bepoolJ.
z. ln bijzcnJere qevollen en cp srhri[telijl verzcel von Je stuJent, lon Je exomenrcmmissie besluiten cm
Je qelJiqheiJsJuur te verlenqen c[ cm een oonvullenJe c[ vervonqenJe tcets o[ te nemen {ortilel ,.
WlW). len besluit Joorcver Jeelt Je exomenrcmmissie srhri[telijl mee. len reqelinq hiervccr is
cpqencmen in het cpleiJinqsJeel.
. 0e cpleiJinq bewoort tcetsen ten minste zes moonJen, te relenen vono[ Je c[[iriele belenJmolinq
von het resultoot von Je beccrJelinq. ln qevol von bercep teqen Je uitsloq von een tcets bewoort Je
cpleiJinq Je Jesbetre[[enJe tcets qeJurenJe Je pericJe woorin ncq niet cnherrcepelijl cp het bercep
is beslist.


ArtikeI q 8ijzondere voorzieningen voor studenten met een
functiebeperking
Hoyeschooldeel
. len stuJent met een [unrtiebeperlinq hee[t vonweqe Je Wet qelijle behonJelinq cp qrcnJ von een
honJirop c[ rhrcnisrhe zielte {WG8l/CZ) en Je WlW {ortilel ,.) rerht cp Jceltre[[enJe
oonpossinqen {Jot wil zeqqen: qesrhilt en nccJzolelijl), tenzij Jeze vccr Je hcqesrhccl een
cnevenreJiqe belostinq vcrmen.
z. Aonpossinqen Jienen ertce belemmerinqen weq te nemen c[ te beperlen en Je zel[stonJiqheiJ en
vclwoorJiqe portiripotie von Je stuJent zcveel mcqelijl te bevcrJeren. 0e oonpossinqen lunnen
betrellinq hebben cp Je tceqonlelijlheiJ von qebcuwen, het cnJerwijsprcqrommo {inrlusie[ Je
stoqes), Je stuJierccsters, Je cnJerwijswerlvcrmen, Je tcetsinq en Je leermiJJelen.
. 0e stuJent met een [unrtiebeperlinq Jie oonsprool wil molen cp oonpossinqen, Jient hiertce een
qemctiveerJ verzcel in bij Je exomenrcmmissie {zie ccl stuJentenstotuut Jeel , bijloqe bij
5tuJentenJeronen). let verzcel mcet vccrzien zijn von een oJvies von Je stuJentenJeroon, Jot
qeboseerJ is cp Je oon Je stuJentenJeroon cverhonJiqJe meJisrhe verllorinq, woorin Je persccnlijle
qeqevens von Je stuJent en Je meJisrhe Jioqncse vermelJ zijn. 8ij Jyslexie vclstoot een
Jyslexieverllorinq cp qrcnJ von een Jccr een erlenJe psyrhclccq c[ crthcpeJoqccq verrirht
cnJerzcel. Wonneer Je exomenrcmmissie Jit vccr het Jccr hoor te nemen besluit nccJzolelijl orht,
lon zij, cp bosis von qeheimhcuJinq, inzoqe lrijqen in Je meJisrhe verllorinq.

ArtikeI y Aanpassingen in gevaI een buiten NederIand afgegeven
dipIoma
Hoyeschooldeel
. 0e stuJent Jie niet besrhilt cver een in NeJerlonJ o[qeqeven Jiplcmo von het vccrtqezet cnJerwijs
lon een verzcel inJienen cm qeJurenJe het eerste joor von insrhrijvinq vccr NeJerlonJstoliqe
{Jeel)tcetsen o von Je tcetstijJ extro te lrijqen en/c[ qebruil te molen von een wccrJenbcel.
z. 0e stuJent rirht het verzcel oon Je exomenrcmmissie.
141
. 0e exomenrcmmissie lon Jeze oonpossinqen uitbreiJen. ln het cpleiJinqsJeel is besrhreven hce Je
stuJent een verzcel tct oonpossinqen c[ uitbreiJinq Joorvon mcet inJienen.

Opleidingsdeel
Verzoek tot (uitbreiding van) aanpassingen
SIudenIen die rechI menen Ie hebben op verlenging van de IoeIsIi|d en]oI heI gebruik van een
woordenboek bi| IoeIsen kunnen hierIoe een schriIIeli|k en gemoIiveerd verzoek indienen bi| de
examencommissie. DiI verzoek moeI uiIerli|k zo werkdagen voor aanvang van de onderwi|seenheid door
de examencommissie zi|n onIvangen. Deze procedure geldI ook voor een verzoek IoI uiI-breiding van de
aanpassingen.

ArtikeI 6 Dvermacht
Hoyeschooldeel
Wonneer een stuJent Jccr cvermorht is verhinJerJ oon een tcets Jeel te nemen lon Je exomenrcmmissie,
cp srhri[telijl qemctiveerJ verzcel Joortce von Je stuJent {inJien mcqelijl vccro[qoonJ oon Je tcets),
besluiten Jot Jeze Je qeleqenheiJ lrijqt Je Jesbetre[[enJe tcets cp een onJer mcment o[ te leqqen.

ArtikeI DnregeImatigheden
Hoyeschooldeel
. lnJien een stuJent zirh ten oonzien von eniq cnJerJeel von Je prcpeJeutisrhe [ose c[ Je hcc[J[ose oon
eniqe cnreqelmotiqheiJ hee[t srhulJiq qemoolt, lon Je exomenrcmmissie hem Jeelnome c[ verJere
Jeelnome oon Joortce oon te wijzen tcetsen c[ exomens cntzeqqen vccr een noJer te bepolen termijn
von ten hccqste een joor {z moonJen) {ortilel ,.z WlW). Zie ccl het [rouJereqlement Jot ols bijloqe
bij het stuJentenstotuut Jeel is cpqencmen.
z. lnJien een stuJent zirh tijJens een tcets oon cnreqelmotiqheJen srhulJiq moolt, ncteert Je surveillont
c[ exominotcr Je noom von Je Jesbetre[[enJe stuJent cp het prcres-verbool c[ cp het qemoolte werl.
lij melJt Jit oon Je Jesbetre[[enJe stuJent. 0e exomenrcmmissie lent bij cnreqelmotiqheJen qeen
beccrJelinq tce vccr Je Jesbetre[[enJe tcets. len lcpie von het prcres-verbool lcmt in het Jcssier von
Je stuJent.
. lnJien Je cnreqelmotiqheiJ pos no o[lccp von Je tcets c[ exomen wcrJt cntJelt, lon Je
exomenrcmmissie Je Jesbetre[[enJe stuJent het qetuiqsrhri[t c[ het bewijsstul cnthcuJen. Zij lon
ccl bepolen Jot zij oon Je betrcllen stuJent het qetuiqsrhri[t c[ het bewijsstul slerhts lon uitreilen
no een nieuw cnJerzcel in Je Jccr Je exomenrcmmissie oon te wijzen cnJerJelen von Je tcets c[
exomen en cp een Jccr hoor te bepolen wijze {ortilel ,.z WlW).
q. Alvcrens een beslissinq inqevclqe het eerste, tweeJe c[ JerJe liJ te nemen, hccrt {Je vccrzitter von) Je
exomenrcmmissie Je stuJent. 0e {vccrzitter von) Je exomenrcmmissie Jeelt Je beslissinq von Je
exomenrcmmissie zc spceJiq mcqelijl mee, inJien mcqelijl mcnJelinq en in ieJer qevol srhri[telijl'.
. 0e exomenrcmmissie moolt von hoor beslissinq en von Je [eiten woorcp Jeze steunt een roppcrt cp
en zenJt Jot noor Je oroJemieJirerteur.
. 0e stuJent lon teqen beslissinqen von Je exomenrcmmissie in bercep qoon bij het Cclleqe von 8ercep
vccr Je exomens von Je looqse lcqesrhccl {ortilel ,. WlW). {Zie stuJentenstotuut Jeel , bijloqe 8).
'vccr een besrhrijvinq von Je prcreJure en termijnen Jie Je exomenrcmmissie 8kv honteert , wcrJt verwezen noor het
huishcuJelijl reqlement von Jeze exomenrcmmissie

ArtikeI 8 5tudievoortgang, studieIoopbaanbegeIeiding en studieadvies
Hoyeschooldeel
142
. 0e qeqevens cver Je stuJievccrtqonq von ieJere stuJent wcrJen cpqencmen in het stuJievclqsysteem
O5lkl5. 0e stuJent lon cp ieJer mcment Je in O5lkl5 vostqeleqJe qeqevens inzien. 0e stuJent Jie stoot
inqesrhreven in Je prcpeJeutisrhe [ose, cntvonqt von O5lkl5 tenminste een mool per hol[ joor per e-
moil een herinnerinq oon Jeze mcqelijlheiJ.
z. ln het cpleiJinqsJeel is vermelJ welle vcrmen von inJiviJuele stuJielccpboonbeqeleiJinq Je cpleiJinq
bieJt {ortilel ,. WlW).
. OnJer verontwccrJelijlheiJ von Je oroJemieJirerteur qee[t Je exomenrcmmissie Je stuJent een
srhri[telijl oJvies cver Je vccrtzettinq von Je cpleiJinq. 0it oJvies wcrJt qeqeven oon het einJe von
het eerste joor von insrhrijvinq vccr Je prcpeJeuse {cpleiJinq qestort cp september) resp. het tweeJe
joor von insrhrijvinq vccr Je prcpeJeuse {cpleiJinq qestort in [ebruori

). Aon Jit oJvies is een preoJvies


vccro[qeqoon. {Zie vccr Je vclleJiqe reqelinq von het binJenJ stuJieoJvies Je koJerreqelinq
stuJieoJvies, bijloqe von Jeze reqelinq.)
q. OnJer verontwccrJelijlheiJ von Je oroJemieJirerteur qee[t Je exomenrcmmissie een stuJent Jie
stoot inqesrhreven in Je prcpeJeutisrhe [ose een neqotie[ binJenJ stuJieoJvies, met inorhtneminq
von zijn persccnlijle cmstonJiqheJen, inJien Je oroJemieJirerteur Je stuJent niet qesrhilt orht vccr
Je cpleiJinq, cmJot zijn stuJieresultoten niet vclJcen oon Je qestelJe lwolitotieve en lwontitotieve
rriterio {ortilel ,.8b WlW). ln het cpleiJinqsJeel zijn Je rriterio vostqeleqJ en Je tijJtippen woorcp
Jooroon vclJoon mcet zijn.
. vccrJot Je exomenrcmmissie Je stuJent een neqotie[ binJenJ stuJieoJvies qee[t, qee[t zij hem een
srhri[telijle woorsrhuwinq. 0eze woorsrhuwinq wcrJt cp een zcJoniq tijJstip qeqeven, Jot Je
betre[[enJe stuJent Je mcqelijlheiJ hee[t zijn stuJieresultoten te verbeteren {ortilel ,.8b WlW). 0e
moonJ woorin Je exomenrcmmissie Je woorsrhuwinq qee[t, stoot vermelJ in het cpleiJinqsJeel.
. vccrJot Je exomenrcmmissie het neqotieve oJvies uitbrenqt, stelt zij Je stuJent in Je qeleqenheiJ cm
qehccrJ te wcrJen
,. OnJer verontwccrJelijlheiJ von Je oroJemieJirerteur lon Je exomenrcmmissie von het tcepossen
von het neqotie[ binJenJ stuJieoJvies o[wijlen inJien Je persccnlijle cmstonJiqheJen von Je stuJent
hiertce oonleiJinq qeven {ortilel ,.8b WlW). 0otqene wot wcrJt verstoon cnJer persccnlijle
cmstonJiqheJen is vostqeleqJ in Je koJerreqelinq stuJieoJvies
8. lnJien Je stuJent wenst Jot Je exomenrcmmissie releninq hcuJt met persccnlijle cmstonJiqheJen,
Jient hij Je stuJentenJeroon hiercmtrent te in[crmeren. vccrts mcet hij vccr juli {cpleiJinq qestort
in september) resp. jonuori {cpleiJinq qestort in [ebruori) Je exomenrcmmissie srhri[telijl verzcelen
cm releninq te hcuJen met Je persccnlijle cmstonJiqheJen. 0e exomenrcmmissie lon oon het einJ
von het eerste joor {cpleiJinq qestort in september) resp. het tweeJe joor {cpleiJinq qestort in [ebruori)
von insrhrijvinq vccr Je prcpeJeutisrhe [ose, uitstel c[ cnthe[[inq verlenen, oon het einJ von het
tweeJe joor{cpleiJinq qestort in september) resp. JerJe joor {cpleiJinq qestort in [ebruori) von
insrhrijvinq vccr Je prcpeJeutisrhe [ose lon zij olleen uitstel verlenen.
g. len stuJent Jie het prcpeJeutisrhe exomen ncq niet hee[t behoolJ, moor wel een pcsitie[ stuJieoJvies
c[ een niet binJenJ neqotie[ stuJieoJvies hee[t cntvonqen, moq reeJs tcetsen behcrenJ bij het
cnJerwijs von Je hcc[J[ose o[leqqen. 0e exomenrcmmissie lon hieroon vccrwoorJen verbinJen.
o. lnJien Je cpleiJinq no Je prcpeJeuse meerJere o[stuJeerrirhtinqen cmvot, lon Je exomenrcmmissie
cnJer verontwccrJelijlheiJ von Je oroJemieJirerteur, besluiten Jot een stuJent slerhts tceqonq hee[t
tct een c[ meer o[stuJeerrirhtinqen. von Jeze bevceqJheiJ lon zij olleen qebruil molen inJien:
o) in het cpleiJinqsJeel is vostqeleqJ Jot er een binJenJe verwijzinq lon plootshebben ten oonzien
von Je pcstprcpeJeutisrhe [ose,
b) Je oorJ en Je inhcuJ von Je versrhillenJe o[stuJeerrirhtinqen von Je cpleiJinq zcJoniq von elloor
versrhillen Jot tcepossinq von Jeze bevceqJheiJ qererhtvoorJiqJ is.
8ij tcepossinq von Je binJenJe verwijzinq in Je pcstprcpeJeutisrhe [ose stelt Je exomenrcmmissie Je
stuJent eerst in Je qeleqenheiJ qehccrJ te wcrJen en neemt zij Je persccnlijle cmstonJiqheJen von
Je betre[[enJe stuJent in orht. vervclqens Jeelt Je exomenrcmmissie Je verwijzinq srhri[telijl oon Je

1
len insrhrijvinqsjoor beqint cp september en einJiqt cp ouqustus. let eerste joor von insrhrijvinq von een stuJent
Jie zirh cp [ebruori von een lolenJerjoor vccr het eerst insrhrij[t, einJiqt cp ouqustus von Jot zel[Je lolenJerjoor.
Op september von Jot lolenJerjoor beqint zijn tweeJe joor von insrhrijvinq. Op september Joorcp vclqenJ beqint
zijn JerJe joor von insrhrijvinq.
143
stuJent mee, woorbij zij het besluit mctiveert oon Je honJ von Je stuJieresultoten von Je stuJent en
het Jccr Je stuJent qevclqJe stuJieprcqrommo {ortilel ,.g WlW). lnJien Je cpleiJinq qebruil moolt
von het pcstprcpeJeutisrhe oJvies Jon wcrJt in het cpleiJinqsJeel noJer inqeqoon cp Je versrhillen in
o[stuJeerrirhtinqen, in stuJieresultoten en cp Je oonsluitinq von cnJerwijseenheJen cp Je
versrhillenJe o[stuJeerrirhtinqen.

DpIeidingsdeeI
a. 5tudieIoopbaanbegeIeiding
De individuele sIudieloopbaanbegeleiding is geregeld in de handleiding SL8 voor |aar en z .
1i|dens heI buiIenschoolscurriculum (e en qe |aar) wordI de sIudieloopbaanbegeleiding
geregeld door de IuIor van de leerkring resp. de aIsIudeerkring. ln de handleidingen voor heI e
en qe |aar wordI de individuele begeleiding en de rol van de werkbegeleider uiIvoering
beschreven. DiI geldI in principe ook voor de M8O insIroom en doorsIroom groepen.
ln heI e I]m e sIudie|aar van de deelIi|dopleiding vervulI een menIor de rol van begeleider.
1i|dens heI aIsIudeer|aar wordI deze rol weer ingevuld door de IuIor van de aIsIudeerkring.
b. 5tudieadvies
ln de kaderregeling SIudieadvies zi|n de sIappen van heI adviesIra|ecI uiIvoering beschreven. Als
kwaliIaIieve norm geldI voor heI voldoen aan de eisen van een posiIieI sIudieadvies, daI de
onderwi|seenheden loopbaanonIwikkeling en besIuurskunde en z meI een voldoende
moeIen zi|n aIgesloIen. De genoemde onderwi|seenheden gelden als selecIerende
onderwi|seenheden binnen heI propedeuseprogramma.
c. De norm van het studieadvies
-eersIe |aar van inschri|ving voor de propedeuse.
. Len sIudenI onIvangI een negaIieI bindend sIudieadvies indien hi|]zi| uiIerli|k op augusIus
van heI eersIe |aar van inschri|ving voor de propedeuse, minder dan qo ecIs (exclusieI
sIudiepunIen uiIvri|sIellingen) uiI de propedeuse heeII behaald en Ievens als hi|]zi| minder dan
. heeII gehaald voor 8esIuurskunde , 8esIuurskunde z oI 8esIuurskunde .
z. Len sIudenI die vri|sIellingen heeII voor een oI meer onderdelen van de propedeuse, kri|gI een
negaIieI advies als hi| op augusIus minder dan z] van de nog Ie behalen sIudiepunIen
(exclusieI vri|sIellingen) nieI heeII behaald.
-Iweede |aar van inschri|ving voor de propedeuse.
Len sIudenI onIvangI een negaIieI bindend sIudieadvies indien hi|]zi| uiIerli|k op augusIus
(de opleiding is gesIarI op sepIember) van heI Iweede |aar van inschri|ving oI z8 Iebruari van
heI derde |aar van inschri|ving de propedeuse nieI heeII behaald
d. Verzoek om uitsteI of ontheffing van het negatief bindend studieadvies
SIudenIen die door persoonli|ke omsIandigheden in aanmerking menen Ie kunnen komen voor
aIwi|king van heI Ioepassen van heI negaIieI bindend sIudieadvies, volgen de procedure die is
beschreven in de kaderregeling bindend sIudieadvies.
De examencommissie kan aan heI eind van heI eersIe |aar van inschri|ving voor de
propedeuIische Iase uiIsIel oI onIheIIing verlenen, aan heI eind van heI Iweede |aar van
inschri|ving voor de propedeuIische Iase kan alleen uiIsIel verleend worden.
Aanvullende procedure bi| persoonli|ke omsIandigheden.
lndien een sIudenI wensI daI de examencommissie rekening houdI meI zi|n persoonli|ke
omsIandigheden, moeI hi| nieI alleen de sIudenIendecaan hierover inIormeren, maar ook zi|n
sIudiebegeleider. DaarnaasI moeI hi| een schriIIeli|k verzoek indienen bi| de examencommissie.

ArtikeI g Informatievoorziening
Hoyeschooldeel
. ln[crmotie cver Je crqonisotie von het cnJerwijs verstrelt Je cpleiJinq tijJiq oon Je stuJent vio het
stuJentennet.
144
z. 0e cpleiJinq stelt het lesrccster vccr een cnJerwijspericJe ten minste o werlJoqen vccr oonvonq von
Je pericJe oon Je stuJent ter besrhillinq, het rccster besloot Je qehele pericJe.
. ln Je rccsters Jie Je cpleiJinq oon Je stuJent ter besrhillinq qestelJ hee[t, brenqt Je cpleiJinq qeen
wijziqinqen meer oon, tenzij er sprole is von cnvccrziene cmstonJiqheJen. ln Jot qevol moolt Je
cpleiJinq rccsterwijziqinqen ten minste zq uur von tevcren belenJ. lnJien het niet mcqelijl is
stuJenten zq uur tevcren cp Je hccqte te stellen, in[crmeert Je cpleiJinq Je stuJent persccnlijl vio Je
e-moil .
q. vccr tcetsrccsters qelJen Jezel[Je reqels, vccr het cnJer liJ qestelJe qelJt Jot Je cpleiJinq
tcetsrccsters ten minste o werlJoqen vccr oonvonq von Je tcetsweel oon Je stuJent ter besrhillinq
stelt.

ArtikeI zo 5Iagen
Hoyeschooldeel
. ln het cpleiJinqsJeel zijn reqelinqen cpqencmen met betrellinq tct o[stuJeren, Je beccrJelinq in Je
o[stuJeer[ose en Je voststellinq von Je uitsloq von het o[sluitenJ exomen.
z. 0e exomenrcmmissie stelt vccr zcwel het prcpeJeutisrh exomen ols het o[sluitenJ exomen vost c[ Je
stuJent qeslooqJ is 'met lc[' c[ 'met Je hccqste lc['. 0e exomenrcmmissie vermelJt het preJiloot 'met
lc[' c[ 'met Je hccqste lc[' cp het qetuiqsrhri[t.
o) Je stuJent is 'met lc[' qeslooqJ inJien het qewcqen qemiJJelJe von Je resultoten behoolJ vccr
olle tct Je prcpeJeutisrhe c[ hcc[J[ose behcrenJe cnJerwijseenheJen ten minste een 8,o c[ hcqer
beJrooqt en vccr olle cnJerwijseenheJen ten minste het rij[er ,,o is behoolJ Jon wel Je
beccrJelinq 'vclJcenJe' is verlreqen,
b) Je stuJent is 'met Je hccqste lc[' qeslooqJ inJien het qewcqen qemiJJelJe von Je resultoten
behoolJ vccr olle tct Je prcpeJeutisrhe c[ hcc[J[ose behcrenJe cnJerwijseenheJen ten minste
een g,o c[ hcqer beJrooqt en vccr olle cnJerwijseenheJen ten minste het rij[er 8,o is behoolJ Jon
wel Je beccrJelinq 'vclJcenJe' is verlreqen.
kesultoten behoolJ vccr cnJerwijseenheJen Jie beccrJeelJ zijn cp een vclJcenJe/cnvclJcenJe srhool
neemt Je exomenrcmmissie niet mee bij Je bereleninq von het qewcqen qemiJJelJe.
OnJerwijseenheJen woorvccr Je stuJent vrijstellinq hee[t verlreqen, neemt zij evenmin mee. 8ij Je
bereleninq von het qewcqen qemiJJelJe is Je zwoorte in stuJielost von Je cnJerwijseenheJen,
uitqeJrult in stuJiepunten, Je weeq[ortcr.
. 0e stuJent Jie vccr Je hel[t c[ meer von het cnJerwijsprcqrommo von Je prcpeJeuse c[ Je hcc[J[ose
vrijstellinq hee[t qelreqen, volt niet cnJer het bepoolJe in liJ z, hij lon niet met lc[ c[ met Je hccqste
lc[ het prcpeJeutisrh c[ o[sluitenJ exomen beholen. 0it ortilelliJ is von tcepossinq cp stuJenten Jie
zirh vccr het stuJiejoor zoo,/zoo8 insrhrijven oon een cpleiJinq. vccr stuJenten Jie reeJs vccr het
stuJiejoor zoo,/o8 stcnJen inqesrhreven, qelJt Jot zij niet met {hccqste) lc[ het prcpeJeutisrhe c[
o[sluitenJe exomen lunnen beholen, inJien zij vccr Jrielwort c[ meer von het cnJerwijsprcqrommo
vrijstellinq hebben qelreqen.

DpIeidingsdeeI
kegeIingen
De regeling meI beIrekking IoI heI aIsIuderen, de beoordeling in de
eindexamenIase en de vasIsIelling van de uiIslag van heI aIsluiIend examen zi|n
voor de duale opleiding vasIgelegd in de honJleiJinq vccr het borhelcrexomen
zoo8-zoog. voor de deelIi|dse opleiding zi|n de eisen en spelregels vasIgelegd
in de honJleiJinq vccr het o[stuJeren.

145
ArtikeI z Cetuigschrift
Hoyeschooldeel
. 1en bewijze Jot het prcpeJeutisrh c[ o[sluitenJ exomen met qceJ qevclq o[qeleqJ is, reilt Je
exomenrcmmissie oon Je Jesbetre[[enJe exomenlonJiJoot het qetuiqsrhri[t, Je beccrJelinqslijst en
in het qevol von een o[sluitenJ exomen ccl het lnternoticnool 0iplcmo 5upplement uit. 0it qebeurt cp
een Jccr Je exomenrcmmissie vostqestelJ tijJstip.
z. 0e stuJent Jie vccrtijJiq Je stuJie stoolt en oon wie Je exomenrcmmissie qeen qetuiqsrhri[t lon
uitreilen, cntvonqt cp zijn verzcel een verllorinq von Je exomenrcmmissie woorin vermelJ wcrJt
hcever hij met zijn stuJie is qevcrJerJ en welle tcetsen von het prcpeJeutisrh en het o[sluitenJ
exomen hij met qceJ qevclq hee[t o[qeleqJ.
. 0e oroJemie bewoort Je prcressenverbool en Je rij[er- c[ resultootlijsten Jie ten qrcnJsloq liqqen oon
Je qetuiqsrhri[ten tct Jertiq joor noJot Je stuJent is uitqesrhreven.
q. 0e oroJemie bewoort o[srhri[ten von qetuiqsrhri[ten Jertiq joor.

ArtikeI zz 5IotbepaIing
HogeschooIdeeI
. ln olle qevollen woorin Jit reqlement niet vccrziet, beslist Je oroJemieJirerteur cp oJvies von Je
exomenrcmmissie.
z. 0e oroJemieJirerteur lon cp oJvies von Je exomenrcmmissie vccr bepoolJe qevollen besluiten von
Jit reqlement o[ te wijlen inJien tcepossinq von Jit reqlement zcu leiJen tct cnbillijlheiJ von
cverweqenJe oorJ. lierbij wcrJt het belonq Jot Jit reqlement beccqt te besrhermen meeqencmen.
. 8ij wijziqinqen von het hcqesrhccl- en/c[ cpleiJinqsJeel von Je Olk Jie qevclqen hebben vccr reeJs
inqesrhreven stuJenten, Jient Je cpleiJinq een cverqonqsreqelinq vost te leqqen in het cpleiJinqsJeel.


146
8ijIage kaderregeIing studieadvies

InIeiding
De Kaderregeling sIudieadvies is gebaseerd op arIikel ).8b WRW , daI handelI over een goede verwi|zing
en selecIie van sIudenIen. De propedeuIische Iase van alle opleidingen dienI zodanig ingerichI Ie zi|n
daI sIudenIen Ii|dens deze Iase inzichI kri|gen in de inhoud (orinIaIie) en zwaarIe (selecIie) van de
opleiding. Aan heI einde van de propedeuIische Iase kri|gen alle sIudenIen van de opleiding een
sIudieadvies meI evenIueel een aIwi|zing. ln deze kegeling wordI een sIudieadvies meI aIwi|zing
aangeduid als 'negaIieI bindend sIudieadvies'. ReI is de inIenIie van de hogeschool daI sIudenIen, mede
door zelIselecIie en sIudieadvisering, op de |uisIe plek IerechIkomen. voor de sIudieadvisering heeII diI
geleid IoI hogeschoolbrede aIspraken die in deze regeling zi|n opgenomen.

ArtikeI 5tudieadvies propedeutische fase
. Aan iedere sIudenI wordI aan heI eind van heI eersIe |aar van inschri|ving voor de propedeuIische
Iase van elke opleiding een schriIIeli|k advies over de voorIzeIIing van zi|n sIudie binnen oI buiIen
de opleiding waarvoor de sIudenI is ingeschreven, uiIgebrachI. ReI sIudieadvies kan zi|n.
a) een posiIieI sIudieadvies. heI advies aan een propedeuse sIudenI daI hi| zi|n sIudie binnen de
opleiding (voorlopig) mag voorIzeIIen.
b) een negaIieI (nieI bindend) sIudieadvies. een nieI bindend advies aan een propedeuse sIudenI
om zi|n sIudie binnen de opleiding nieI voorI Ie zeIIen, ondanks daI hi| heeII voldaan aan de
vereisIen van heI eersIe sIudie|aar.
c) een negaIieI bindend sIudieadvies. een bindend advies aan een propedeuse sIudenI om zi|n
sIudie binnen de opleiding Ie beindigen. DiI advies wordI nader uiIgewerkI in de navolgende
arIikelen.
z. Als een sIudenI heI propedeuIisch examen aan heI eind van heI Iweede |aar van inschri|ving nieI
meI goed gevolg heeII aIgelegd, wordI alsnog een negaIieI bindend sIudieadvies uiIgebrachI.
. voor sIudenIen die zi|n ingeschreven in de propedeuIische Iase van een opleiding die per Iebruari
sIarI, worden de genoemde Iermi|nen aangepasI (zie arIikel z van diI reglemenI).

ArtikeI z Negatief bindend studieadvies
. WeIIeli|k kader
Len negaIieI bindend sIudieadvies kan alleen worden gegeven wanneer de sIudenI, geleI op zi|n
sIudieresulIaIen en meI inachIneming van zi|n persoonli|ke omsIandigheden, nieI geschikI wordI
geachI voor de opleiding, doordaI zi|n sIudieresulIaIen nieI voldoen aan de vereisIen die
daaromIrenI zi|n vasIgesIeld in de onderwi|s- en examenregeling van de desbeIreIIende opleiding
(zie arIikel ).8b. lid WRW). volgens de weI kan een negaIieI bindend sIudieadvies worden gegeven
zolang een sIudenI heI propedeuIisch examen nieI meI goed gevolg heeII aIgelegd.
z. CriIeria
1oI heI uiIbrengen van een negaIieI bindend sIudieadvies wordI overgegaan indien een sIudenI nieI
voldoeI aan n van de kwanIiIaIieve oI kwaliIaIieve criIeria .
a) kwanIiIaIieve criIeria
1oI een negaIieI bindend sIudieadvies wordI overgegaan indien.
l bi| een in sepIember sIarIende opleiding.
de desbeIreIIende sIudenI uiIerli|k op augusIus van heI eersIe |aar van inschri|ving
geen qo sIudiepunIen (exclusieI sIudiepunIen uiI vri|sIellingen) uiI heI propedeuIisch
programma heeII behaald,
147
de desbeIreIIende sIudenI uiIerli|k op augusIus van heI Iweede |aar van inschri|ving
voor de desbeIreIIende opleiding heI propedeuIisch examen van die opleiding nieI
heeII behaald.
8i| wi|ze van experimenI mag een opleiding aIwi|ken van d kwanIiIaIieve norm in heI
eersIe |aar van inschri|ving, na goedkeuring door heI College van 8esIuur en insIemming
door de Rogeschoolraad
ll bi| een in Iebruari sIarIende opleiding.
de desbeIreIIende sIudenI uiIerli|k op z8 Iebruari van heI Iweede |aar van inschri|ving,
na een volledig sIudie|aar, geen qo sIudiepunIen (exclusieI sIudiepunIen uiI
vri|sIellingen) heeII behaald uiI heI propedeuIisch programma,
de desbeIreIIende sIudenI uiIerli|k op z8 Iebruari van heI derde |aar van inschri|ving
voor de desbeIreIIende opleiding (daI wil zeggen na Iwee volledige sIudie|aren) heI
propedeuIisch examen van die opleiding nieI heeII behaald.
8i| wi|ze van experimenI mag een opleiding aIwi|ken van d kwanIiIaIieve norm in heI
Iweede |aar van inschri|ving, na goedkeuring door heI College van 8esIuur en insIemming
door de Rogeschoolraad.
lll bi| sIudenIen die op grond van eerder verworven kwaliIicaIies aanspraak maken op
vri|sIellingen en bi| een respecIieveli|k in sepIember oI Iebruari sIarIende opleiding.
de desbeIreIIende sIudenI uiIerli|k op respecIieveli|k augusIus oI z8 Iebruari van heI
eersIe |aar van inschri|ving voor de desbeIreIIende opleiding z] van de nog Ie behalen
sIudiepunIen (exclusieI vri|sIellingen) nieI heeII behaald.
de desbeIreIIende sIudenI uiIerli|k op augusIus oI z8 Iebruari van heI Iweede |aar
van inschri|ving voor de desbeIreIIende opleiding heI propedeuIisch examen van die
opleiding nieI behaald heeII.
ln de onderwi|s- en examenregeling worden de evenIuele uiIwerkingen van de genoemde
kwanIiIaIieve criIeria beschreven.
b) kwaliIaIieve criIeria
NaasI de in arIikel z lid z.a vermelde kwanIiIaIieve criIeria kunnen opleidingen kwaliIaIieve
criIeria hanIeren. Maximaal g sIudiepunIen kunnen verbonden worden aan selecIerende
onderwi|seenheden binnen heI propedeuseprogramma De opleiding die selecIerende
onderwi|seenheden aanwi|sI, dienI bi| haar keuze rekening Ie houden meI een redeli|ke
spreiding over heI sIudie|aar. ReI is derhalve nieI IoegesIaan om alleen eenheden uiI n
semesIer aan Ie wi|zen.
ReI gevolg van deze regeling is daI ook de sIudenI die qo (oI meer) sIudiepunIen behaald heeII
een negaIieI bindend sIudieadvies kan kri|gen, als hi| nieI voldaan heeII aan de kwaliIaIieve
criIeria.
ln de onderwi|s- en examenregeling worden de evenIuele kwaliIaIieve criIeria beschreven.
. voorwaarden
Len opleiding kan alleen een negaIieI bindend sIudieadvies uiIbrengen indien aan de volgende
voorwaarden is voldaan.
a) inIormaIie sIudiebegeleiding
ledere sIudenI wordI bi| aanvang van heI eersIe |aar van inschri|ving voor de propedeuIische
Iase van een opleiding op de hoogIe gesIeld van de criIeria en de procedures Ien aanzien van de
sIudiebegeleiding, heI sIudieadvies en de mogeli|kheid IoI aIwi|zing. Zie daarvoor de onderwi|s-
en examenregeling.
b) herkansing
De opleiding biedI elk sIudie|aar voor iedere onderwi|seenheid IenminsIe n herkansing aan.
Rierop zi|n echIer uiIzonderingen mogeli|k, indien een herkansing redeli|kerwi|s nieI valI in Ie
passen in heI onderwi|sprogramma wegens heI speciIieke karakIer van een onderwi|seenheid
(bi|voorbeeld een sIage oI selecIerend pro|ecI). ln de onderwi|s- en examenregeling worden de
beoordelingsprocedure en de herkansingsprocedure beschreven.
c) inIormaIie sIudievoorIgang
De gegevens over de sIudievoorIgang van iedere sIudenI worden opgenomen in heI
148
sIudievolgsysIeem OSlklS. De sIudenI kan op ieder momenI de in OSlklS vasIgelegde gegevens
inzien. SIudenIen die sIaan ingeschreven in de propedeuIische Iase worden IenminsIe een maal
per halI |aar per e-mail herinnerd aan deze mogeli|kheid. De sIudenI is hierdoor in sIaaI om zi|n
sIudieresulIaIen Ie verbeIeren oI zich Ii|dig Ie orinIeren op, c.q. zich in Ie schri|ven bi| een
andere opleiding.
d) sIudiebegeleiding en advisering
Lr vindI individuele sIudiebegeleiding plaaIs, heIgeen minimaal inhoudI vroegIi|dige
Ierugkoppeling bi| sIerk achIerbli|vende sIudiepresIaIies. De sIudenI heeII meI de
sIudieloopbaanbegeleider, op basis van recenIe gegevens over de sIudievoorIgang, in de loop
van heI eersIe sIudie|aar minimaal Iwee gesprekken, Ie weIen in heI eersIe halI |aar en in heI
Iweede halI |aar. SIudenIen die heI propedeuIisch examen nog nieI behaald hebben, bli|ven in
hun Iweede |aar van inschri|ving onder dezelIde begeleidingssysIemaIiek vallen.
De conclusies van de gevoerde gesprekken worden schriIIeli|k als preadvies versIrekI aan de
sIudenI en opgenomen in heI dossier van de sIudenI.
e) Waarschuwing vooraIgaande aan heI negaIieI bindend sIudieadvies
Aan een negaIieI bindend sIudieadvies dienI Ii|dig een schriIIeli|ke waarschuwing vooraI Ie zi|n
gegaan zodaI heI voor de sIudenI mogeli|k is om zi|n sIudieresulIaIen alsnog Ie verbeIeren.
1evens heeII de sIudenI heI rechI gehoord Ie worden alvorens IoI een negaIieI bindend
sIudieadvies wordI besloIen.

ArtikeI Afwijking van het toepassen van een negatief bindend studieadvies
. Onder veranIwoordeli|kheid van de direcIeur kan de examencommissie, in geval van bi|zondere
omsIandigheden, besluiIen IoI onIheIIing dan wel uiIsIel van heI negaIieI bindend sIudieadvies. De
sIudenI is veranIwoordeli|k voor heI Ii|dig melden van heI besIaan van bi|zondere omsIandigheden.
Na heI eersIe |aar van inschri|ving kan besloIen worden IoI uiIsIel oI onIheIIing van heI negaIieI
bindend sIudieadvies en na heI Iweede |aar van inschri|ving IoI uiIsIel van heI negaIieI bindend
sIudieadvies, aan diI laaIsIe besluiI kunnen door de examencommissie nadere voorwaarden worden
verbonden. De besluiIen IoI onIheIIing en IoI uiIsIel worden schriIIeli|k aan de beIrokken sIudenI
medegedeeld.
z. De bi| de beoordeling beIrokken persoonli|ke omsIandigheden zi|n.
a) ziekIe. Rieronder wordI versIaan. elke lichameli|ke oI psychische ongesIeldheid van de
beIrokkene,
b) IuncIiebeperking. Rieronder wordI versIaan. een lichameli|ke, zinIuigli|ke oI psychische
IuncIiesIoornis van de beIrokkene,
c) zwangerschap van de beIrokkene,
d) bi|zondere IamilieomsIandigheden. Rieronder wordI versIaan,
- de verzorging van een langdurig zieke bloedverwanI oI iemand binnen heI eigen
samenlevingsverband,
- langdurige psychische en]oI sociale problemen in heI eigen samenlevingsverband,
-langdurige Iinancile problemen als gevolg van sociale problemen in heI eigen
samenlevingsverband,
-andere omsIandigheden die door oI namens heI College van 8esIuur als bi|zondere
omsIandigheden worden aangemerkI.
e) heI beoeIenen van IopsporI oI vergeli|kbare acIiviIeiIen op hoog niveau. Rieronder wordI
versIaan. (sporI)acIiviIeiIen op (inIer)naIionaal niveau meI een Ii|dsbesIeding van IenminsIe
uur per week,
I) heI lidmaaIschap van de hogeschoolraad, een academieraad, een opleidingscommissie oI heI
lidmaaIschap van heI besIuur van een sIichIing oI vereniging meI volledige rechIsbevoegdheid,
die bli|kens haar sIaIuIen IoI doel heeII de exploiIaIie van sIudenIenvoorzieningen dan wel een
daarmee, naar heI oordeel van heI College van 8esIuur, geleI op de Iaak, geli|k Ie sIellen orgaan,
g) andere door heI College van 8esIuur aan Ie geven omsIandigheden waarbi| beIrokkene
acIiviIeiIen onIplooiI in heI kader van de organisaIie en heI besIuur van de hogeschool,
149
h) heI lidmaaIschap van heI besIuur van een sIudenIenorganisaIie van enige omvang meI
volledige rechIsbevoegdheid.
. De procedure om in aanmerking Ie komen voor erkenning van persoonli|ke omsIandigheden sIaaI
beschreven in de onderwi|s- en examenregeling (zie arIikel ) OLk).

ArtikeI q Consequentie van het negatief bindend studieadvies
. '8indend' in negaIieI bindend sIudieadvies wil zeggen daI de sIudenI aan wie een negaIieI bindend
sIudieadvies is versIrekI zich in beginsel nieI meer aan de Raagse Rogeschool voor diezelIde
opleiding in volIi|d, duaal oI deelIi|d kan inschri|ven.
z. De inschri|ving van de sIudenI die Ii|dens heI sIudie|aar een negaIieI bindend sIudieadvies heeII
onIvangen, wordI door heI College van 8esIuur beindigd meI ingang van de eersIe dag van de
maand, volgend op de maand waarin de sIudenI schriIIeli|k is meegedeeld daI er sprake is van een
bindend negaIieI sIudieadvies.
. ReI negaIieI bindend sIudieadvies geldI voor heI eersIe inschri|vings|aar volgend op heI
inschri|vings|aar waarin heI negaIieI bindend sIudieadvies is gegeven. MochI een sIudenI zich
daarna Ioch opnieuw voor de desbeIreIIende opleiding willen inschri|ven, dan is diI IoegesIaan miIs
Ien genoegen van de direcIeur aannemeli|k wordI gemaakI daI de opleiding meI succes kan worden
gevolgd.

ArtikeI y Negatief bindend studieadvies bij gemeenschappeIijke propedeuse
. ln geval van een gemeenschappeli|ke propedeuse geldI de aIwi|zing op grond van heI kwanIiIaIieve
criIerium, zoals bedoeld in arIikel z, voor alle opleidingen die heI propedeuIisch examen gemeen
hebben. ln de onderwi|s- en examenregeling is beschreven welke opleidingen de propedeuse
gemeenschappeli|k hebben.

ArtikeI 6 Verwijzing in de postpropedeutische fase artikeI .g WHW
. lndien een opleiding na de propedeuse meerdere aIsIudeerrichIingen aanbiedI, kan overeenkomsIig
arIikel ).g WRW, in bepaalde gevallen een bindende verwi|zing worden gegeven. DiI houdI in daI op
basis van de sIudieresulIaIen, heI gevolgde sIudieprogramma oI een combinaIie van beide, de
IoelaIing IoI n oI meer aIsIudeerrichIingen kan worden beperkI. 8i| de weging van de
sIudieresulIaIen wordI rekening gehouden meI persoonli|ke omsIandigheden van de sIudenI. 8i| de
weging van heI sIudieprogramma wordI beoordeeld oI de door de sIudenI gekozen
programmaonderdelen voldoende aansluiIen op de door de sIudenI gewensIe aIsIudeerrichIing. ln
de onderwi|s- en examenregeling worden de randvoorwaarden beschreven.

ArtikeI Procedure studieadvies en negatief bindend studieadvies
. SIudieadvies
Len sIudieadvies wordI alIi|d schriIIeli|k versIrekI. vr heI versIrekken van een negaIieI bindend
sIudieadvies dan wel een bindende verwi|zing zoals bedoeld in arIikel 6 wordI de sIudenI in de
gelegenheid gesIeld Ie worden gehoord door de examencommissie, alvorens de examencommissie
IoI een deIiniIieve beslissing komI.
ReI sIudieadvies wordI bi| voorkeur vr |uli doch uiIerli|k op augusIus van heI eersIe dan wel
(indien van Ioepassing) heI Iweede |aar van inschri|ving versIrekI aan de sIudenI die in sepIember is
ingesIroomd.
Aan sIudenIen die in Iebruari zi|n ingesIroomd, wordI heI advies uiIerli|k op z8 Iebruari van heI
Iweede dan wel (indien van Ioepassing) heI derde |aar van inschri|ving versIrekI.
z. NegaIieI bindend sIudieadvies
ln principe wordI heI negaIieI bindend sIudieadvies vr |uli (en bi| insIroom in Iebruari vr z8
150
Iebruari) gegeven. Wanneer echIer in de onderwi|s- en examenregeling is opgenomen daI Iussen
|uli en sepIember nog gelegenheid is om sIudiepunIen Ie behalen, wordI heI negaIieI bindend
sIudieadvies uiIerli|k op augusIus versIrekI. De opleiding beschri|II, op schriIIeli|k verzoek van de
sIudenI, onder welke voorwaarden de sIudenI in de gelegenheid wordI gesIeld om Iussen |uli en
sepIember alsnog Ie kunnen voldoen aan de gesIelde eisen voor een posiIieI sIudieadvies.
. 1ussenIi|dse beindiging van de sIudie
SIudenIen die hun inschri|ving voorIi|dig beindigen (uiIschri|vers) en nieI voldoen aan de
kwanIiIaIieve en]oI kwaliIaIieve criIeria, kri|gen eveneens vr |uli resp. z8 Iebruari een negaIieI
bindend sIudieadvies. Len uiIzondering op deze bepaling vormen die sIudenIen die om persoonli|ke
redenen de sIudie onderbreken en de procedure om in aanmerking Ie komen voor erkenning van
persoonli|ke omsIandigheden hebben doorlopen (zie arIikel ). 8innen Iwee |aren van inschri|ving
moeI een sIudenI meI een onderbroken inschri|ving de propedeuse hebben behaald, indien geen
persoonli|ke omsIandigheden van Ioepassing zi|n.

ArtikeI 8 Inhoud en vorm studieadvies
. ReI schriIIeli|ke advies omvaI.
a) heI sIudieadvies,
b) heI aanIal behaalde sIudiepunIen.
z. 8i| heI negaIieI bindend sIudieadvies wordI aan de sIudenI, naasI heI bovensIaande in ieder geval
beschreven.
a) op grond van welke criIeria heI negaIieI bindend sIudieadvies IoI sIand is gekomen,
b) de mededeling daI de sIudenI zich nieI meer aan de hogeschool voor diezelIde opleiding en
evenmin bi| een andere opleidingsvorm (volIi|d, duaal oI deelIi|d), en in heI geval van een
gemeenschappeli|ke propedeuse, voor alle opleidingen die daI propedeuIische examen gemeen
hebben, kan inschri|ven, Ienzi| op grond van arIikel ).8b lid van de WRW, hi| aannemeli|k kan
maken daI hi| die opleiding meI vruchI zal kunnen volgen,
c) evenIueel een advies voor een andere opleiding binnen oI buiIen de hogeschool,
d) inIormaIie op welke wi|ze beroep kan worden aangeIekend bi| heI College van 8eroep voor de
Lxamens (zie bi|lage 8).

ArtikeI g VerantwoordeIijkheden en bevoegdheden
. ReI aIgeven van een sIudieadvies vindI plaaIs door de voorziIIer van de examencommissie van de
desbeIreIIende opleiding, onder veranIwoordeli|kheid van de direcIeur. 8i| heI opsIellen van heI
negaIieI bindend sIudieadvies wordI in ieder geval heI oordeel van de sIudieloopbaanbegeleider en
de sIudenIendecaan beIrokken. (Zie ook arIikel g uiI deel van heI sIudenIensIaIuuI en de
onderwi|s- en examenregeling.)

ArtikeI o Dnvoorziene omstandigheden J hardheidscIausuIe
. ln onvoorziene gevallen en in gevallen waarin Ioepassing van deze kaderregeling leidI IoI duideli|ke
onrechIvaardigheden, beslisI de examencommissie onder veranIwoordeli|kheid van de direcIeur.

ArtikeI InsteIIen beroep J schorsende werking
. De sIudenI die een negaIieI bindend sIudieadvies heeII gekregen, kan daarIegen beroep
aanIekenen bi| heI College van 8eroep voor de Lxamens (zie sIudenIensIaIuuI deel hooIdsIuk vll
arIikel qz en bi|lage 8.) Als heI beroep is ingesIeld, dan wordI de uiIvoering van heI negaIieI bindend
sIudieadvies Ii|deli|k opgeschorI IoIdaI heI College van 8eroep voor de Lxamens onherroepeli|k
heeII beslisI over heI beroep.

151
1celirhtinq.
0ccrqoons lon een bercep niet meer vccr het einJe von het stuJiejoor woorin het neqotie[ binJenJe
stuJieoJvies wcrJt qeqeven behonJelJ wcrJen Jccr het Cclleqe von 8ercep vccr Je lxomens. 0it
honqt somen met het tijJstip woorcp het neqotie[ binJenJ stuJieoJvies wcrJt qeqeven {oon het einJe
von een stuJiejoor c[ einJ [ebruori) en met Je vccr bercep qelJenJe termijnen.

0ccr een srhcrsenJe werlinq oon een bercep tce te lennen, wcrJt bereilt Jot stuJenten Jie een nbso
oonverhten, Jesqewenst, en vccr Je Juur von het bercep, zirh lunnen insrhrijven bij Je cpleiJinq
{septemberinstrccm), Jon wel vccrlcpiq inqesrhreven lunnen blijven {[ebruori-instrccm) 0it hee[t
twee vccrJelen. lnerzijJs lccpt Je stuJie[inonrierinq Jccr honqenJe het bercep. AnJerzijJs lccpt men
qeen cnncJiqe stuJievertroqinq cp vccr het qevol het Cclleqe von 8ercep vccr Je lxomens het bercep
qeqrcnJ verlloort. 0e tijJens Je Juur von het bercep behoolJe stuJieresultoten zijn rerhtsqelJiq {Je
stuJent is immers inqesrhreven), ze wcrJen erhter niet meeqencmen bij Je uitsprool von het Cclleqe
von 8ercep vccr Je lxomens, ncrh hebben ze qevclqen vccr Jeze uitsprool.
Aonqezien Je insrhrijvinq in prinripe von tijJelijle oorJ is, wcrJt von Je betrcllen stuJent von Je
septemberinstrccm verlonqJ Jot hij bij insrhrijvinq een verllorinq cnJertelent woorin hij zirh cp
vccrhonJ ollccrJ verlloort met Je beeinJiqinq von zijn insrhrijvinq. 0e hcqesrhccl zol hiertce olleen
cverqoon ols het Cclleqe von 8ercep vccr Je lxomens het bercep cnqeqrcnJ c[ niet-cntvonlelijl
verlloort. 8eeinJiqinq von Je insrhrijvinq hee[t ols Jon ploots met inqonq von Je eerste von Je moonJ
Jie vclqt cp Je moonJ woorin het Cclleqe von 8ercep vccr Je lxomens uitsprool hee[t qewezen. Als
het rclleqeqelJ ol qeheel betoolJ is, wcrJt het Jon resterenJe beJroq oon rclleqeqelJ teruqbetoolJ. 0e
eventuele qevclqen von beeinJiqinq von insrhrijvinq vccr het qebruil von stuJie[inonrierinq zijn vccr
Je releninq von Je stuJent. 8ij stuJenten Jie in [ebruori zijn inqestrccmJ qelJt, bij een niet-
cntvonlelijl c[ cnqeqrcnJverllorinq von een bercep, eveneens Jot Je uitsrhrijvinq qesrhieJt met
inqonq von Je eerste Joq von Je moonJ Jie vclqt cp Je moonJ woorin het Cclleqe von 8ercep Je
uitsprool hee[t qeJoon.

You might also like