You are on page 1of 27

Documentcode: OND-O Versie: 1 Datum: 22 april 2020

Opgesteld door: Coördinator basisopleidingen

Goedgekeurd door: Onderwijsmanager basisopleidingen

AFSTUDEERHANDLEIDING
MBO - VERPLEEGKUNDE

EFS College COVAB


APRIL 2020
Alle rechten voorbehouden. Tenzij anders vermeld berusten alle rechten bij het EFS College
COVAB.
Gehele of gedeeltelijke overname, plaatsing op sites, verveelvoudiging op welke andere
wijze dan ook en/of commercieel gebruik van deze informatie is niet toegestaan, tenzij
hiervoor uitdrukkelijk schriftelijke toestemming is verleend door het EFS College COVAB
en aan de onderstaande voorwaarden wordt voldaan.
Deze informatie mag worden bekeken op een scherm of geprint worden, mits dit geschiedt
voor niet-commercieel gebruik, mits de informatie niet gewijzigd wordt, mits de volgende
copyright-tekst in elke copy aanwezig is: “© Copyright EFS College COVAB”, mits
copyright, handelsmerk en andere van toepassing zijnde teksten niet worden verwijderd en
mits de informatie niet wordt gebruikt in een ander werk of publicatie in welk medium dan
ook.

Afstudeerhandleiding MBO – Verpleegkunde/ 22 april 2020/ Onderwijs/ WB/ CO/ versie 1


1
Inhoudsopgave
Inleiding ........................................................................................................................................... 3
1. Start van het afstudeertraject .................................................................................................... 4
1.1 Voorbereiding ......................................................................................................................... 4
1.2 Afstudeervoorstel ................................................................................................................... 4
1.3 Plan van aanpak ..................................................................................................................... 5
2. Richtlijnen afstudeerproject ...................................................................................................... 7
2.1 Algemeen ............................................................................................................................... 7
2.2 Omslag en titelblad ................................................................................................................ 7
2.3 Voorwoord .............................................................................................................................. 8
2.4 Inhoudsopgave ...................................................................................................................... 9
2.5 Samenvatting ......................................................................................................................... 9
2.6 Lijst met afkortingen en/ of lijst van tabellen en grafieken..................................................... 10
2.7 De inleiding .......................................................................................................................... 10
2.8 Het theoretisch kader ........................................................................................................... 11
2.9 Opzet en uitvoer onderzoek ................................................................................................. 12
2.10 Onderzoeksresultaten ........................................................................................................ 18
2.11 Conclusie ........................................................................................................................... 19
2.12 Discussie ............................................................................................................................ 21
2.13 Aanbevelingen.................................................................................................................... 21
2.14 Bronvermelding .................................................................................................................. 21
2.15 Bijlagen .............................................................................................................................. 22
2.16 Overige praktische zaken ................................................................................................... 22
2.16.1 Indeling en lay-out ....................................................................................................... 22
2.16.2 Illustraties ..................................................................................................................... 23
2.16.3 Vormgeving.................................................................................................................. 23
2.16.4 Taalgebruik .................................................................................................................. 24
2.16.5 Literatuurverwijzing in de tekst ..................................................................................... 24
3. Beoordeling afstudeerproject en voorbereiding examen............................................................ 25
3.1 Beoordelingstraject afstudeerproject .............................................................................. 25
3.2 Voorbereiding examen ......................................................................................................... 27
4. Afronding: het examen ........................................................................................................... 28
4.1 Examenonderdelen ............................................................................................................. 28
4.2 Proces en procedure van het examen .................................................................................. 28
Bijlagen

Afstudeerhandleiding MBO – Verpleegkunde/ 22 april 2020/ Onderwijs/ WB/ CO/ versie 1


2
Inleiding
Deze richtlijnen moeten worden gezien als een hulpmiddel bij de voorbereiding, de
uitvoering en de begeleiding van de opzet, de inhoud, de vorm en de structuur van het
afstudeerproject van de MBO – Verpleegkunde. De richtlijnen bestaan uit 4 delen waarin
achtereenvolgens wordt ingegaan op de voorbereiding, de uitvoering en de begeleiding,
het beoordelingstraject en de afname van het examen.

Het afstudeerproject biedt de gelegenheid aan de student om te laten zien dat hij/ zij alle
gewenste en de door het opleidingsinstituut vereiste competenties beheerst die
noodzakelijk zijn om het afstudeertraject succesvol te doorlopen. Alle onderdelen van het
traject worden door de student zelf uitgevoerd, waarvan deels onder begeleiding van een
begeleider.

Het afstudeerproject wordt gemaakt op basis van een door de student zelf gekozen
onderwerp. Het afstudeerproject wordt vervaardigd voor het gezondheidswerkveld of het
verpleegkundig onderwijs. De student in opleiding maakt met dit afstudeerproject zichzelf
zichtbaar als professional.

De student kan vertrekken vanuit een idee, een probleemstelling en daar een opdrachtgever
‘bij gaan zoeken’. Maar er kan ook omgekeerd worden gewerkt: op zoek gaan naar een
opdrachtgever uit het werkveld (bijvoorbeeld waar de student wellicht later wilt gaan werken)
en onderzoeken of er een onderzoeksopdracht verstrekt kan worden.

Met het onderzoek laat de student tevens zien kennis en inzicht te hebben van het
praktijkveld, dat verbonden is met de opdracht en van de vraagstukken en discussies die
daar spelen in verband met het onderwerp.

Door de opleiding wordt er een aantal eisen gesteld aan het afstudeerproject. In de
volgende hoofdstukken zullen de eisen stapsgewijs uiteengezet worden. Met dit document
hoopt de organisatie een volgende stap gezet te hebben naar standaardisatie van haar
onderwijsorganisatie.

Afstudeerhandleiding MBO – Verpleegkunde/ 22 april 2020/ Onderwijs/ WB/ CO/ versie 1


3
1. Start van het afstudeertraject

1.1 Voorbereiding
Reeds bij de aanvang van de opleiding bereidt de klassendocent de student voor op het
signaleren van een mogelijk afstudeeronderwerp tijdens de vele stages welke de student
loopt. De student kan in een vroeg stadium van haar opleiding starten met het bijhouden
van mogelijke afstudeeronderwerpen.

Een goede voorbereiding voorkomt veel overbodig werk met alle frustraties die daarbij de
kop op steken. Het is van belang om op een systematische wijze te werken en een goede
planning te maken. Bij de voorbereiding gaat het om het beschrijven van een
onderzoeksplan, waarbij de probleemdefinitie, de centrale vraag en de deelvragen worden
geformuleerd.

1.2 Afstudeervoorstel
De studenten worden tijdens periode 11 module – onderdeel 36 Onderzoeksvaardigheden
door de klassendocent ingedeeld in afstudeergroepen. Een dergelijke groep bestaat uit
minimaal drie (3) en maximaal vier (4) studenten. Tijdens het vak Verpleegkundige
Onderzoeksmethoden gaat de docent samen met de klassendocent en de
afstudeergroepen na welke onderwerpen mogelijk zijn voor het afstudeerproject.

De student komt met voorstellen, terwijl ook het onderwijsmanagement een overzicht heeft
van mogelijke actuele onderwerpen. Het is aan te bevelen dat de groep een pre-onderzoek
doet van de onderwerpen die zij voor het afstudeervoorstel willen indienen. Bij het pre-
onderzoek is belangrijk om te weten als er voldoende informatie (literatuur) terug te vinden
is over het onderwerp, de uitvoerbaarheid en het ethische binnen het onderzoek.

Tijdens het vak Verpleegkundige Onderzoeksmethoden worden de richtlijnen en het


afstudeervoorstel dat de studenten moeten indienen besproken. Elke groep dient aan het
einde van eerdergenoemde module een afstudeervoorstel in bij de desbetreffende docent.
De klassendocent en de vakdocent zijn verantwoordelijk voor de begeleiding van de
studenten in het finaliseren van het afstudeervoorstel. Alvorens te starten met het
afstudeervoorstel dienen de studenten goedkeuring te krijgen op het onderwerp door de
onderwijsmanager. Er dient een database van de onderwerpen c.q. de centrale vragen op
na gehouden te worden door de management assistent Onderwijs, waardoor identieke
onderzoekingen niet in opeenvolgende jaren verricht worden.

Na goedkeuring van de afstudeervoorstellen, krijgen de studenten een begeleider


toegewezen door de opleidingscoördinator. Dit geschiedt conform het in bijlage 1
opgenomen profiel van afstudeerbegeleiders. In bijlage 2 is het format van het
afstudeervoorstel opgenomen.

Afstudeerhandleiding MBO – Verpleegkunde/ 22 april 2020/ Onderwijs/ WB/ CO/ versie 1


4
1.3 Plan van aanpak
Bij het schrijven van het afstudeerproject wordt eerst het plan van aanpak opgemaakt in
samenspraak met de docent Methoden & Technieken en de klassendocent. Dit plan van
aanpak bespreekt de student na goedkeuring met de gekozen begeleider van de school.
Het plan van aanpak van het afstudeerproject ziet er als volgt uit:

Onderdeel Inhoud Aantal weken


Opzet module 11 Instructies afstudeervoorstel 1
Afstudeervoorstel Plan van aanpak: 2
• Titel
• Ondertitel
• Probleemdefinitie
• Centrale vraag
• Subvragen
• Motivatie
• Doelstelling
• Methodologie
• Indicatieve inhoudsopgave
Theoretisch kader Literatuurstudie: hoofdstuk 1 2
Praktijkonderzoek Opzet en uitvoer van het onderzoek 6
• Methodisch karakter
• Populatie + steekproef
• Meetinstrument
• Dataverzameling
• Dataverwerking
• Data - analyse
Afronding 1e concept Conclusie/ discussie/ aanbevelingen 1

De kern van het afstudeerproject is een gedegen en kwalitatief goed verslag van de
literatuurstudie en het eigen onderzoek dat de student in verband met het onderwerp heeft
verricht. In het verslag laat de student zien dat hij/ zij kennis heeft van de relevante
vakliteratuur en deze op een verantwoorde wijze kan gebruiken ten behoeve van het
onderzoeksgebied. Tegelijkertijd wordt duidelijk dat het product gebaseerd is op eigen
empirisch onderzoek.

Resultaat van het afstudeerproject kan een van de volgende producten zijn:
• Een probleemverkenning
• Een (verklarende) analyse van een probleem
• Een advies over de oplossing van een probleem
• Een advies over een interventieprogramma
• Een evaluatie van een programma

Afstudeerhandleiding MBO – Verpleegkunde/ 22 april 2020/ Onderwijs/ WB/ CO/ versie 1


5
De literatuurstudie is een belangrijk deel van het afstudeerproject. Zij omvat minimaal vier
(4) bronnen. Deze bronnen moeten ‘professioneel of wetenschappelijk’ zijn. Dat betekent
dat het informatie kan zijn in de vorm van een artikel, rapport, boek en gepubliceerd door
een wetenschappelijk tijdschrift, vaktijdschrift, onderzoeksinstantie, uitgeverij. Hieronder valt
niet de informatie die je van een internetsite kunt halen, bijvoorbeeld van de site van een
gezondheidsinstelling of school. Deze informatie mag je eventueel wel gebruiken, maar telt
niet mee voor het aantal bronnen. Er wordt een afzonderlijk hoofdstuk aan de literatuurstudie
en de opbrengsten ervan gewijd. Voornamelijk moet gebruik zijn gemaakt van recente
literatuur (bij voorkeur niet ouder dan 10 jaar).

In de literatuur moet volgens richtlijnen worden verwezen. Bij gebruikmaking van informatie,
citaten (of van of parafrasering ervan) uit andere teksten, beleidsplannen van de instelling
en/of pedagogische/ onderwijs literatuur wordt correct verwezen volgens APA-richtlijnen
naar de betreffende bron. Zo wordt bijvoorbeeld bij een citaat de achternaam van de
schrijver en het jaar van uitgave vermeld. Bij citaten wordt ook het paginanummer gegeven.
In de literatuurlijst wordt de tekst op de gebruikelijke wijze weergegeven. Via het internet zijn
er voldoende documenten beschikbaar met een gedetailleerde beschrijving van deze APA-
richtlijnen. Met het afstudeerproject laat de student tevens zien in staat te zijn tot het
verrichten van een kleinschalig empirisch onderzoek ten behoeve van de ontwikkeling van
het beoogde product en/of van de verantwoording ervan. Het eigen empirische onderzoek
is naast de literatuurstudie dus eveneens een belangrijk deel van de
afstudeerafstudeerproject. Het omvat circa 20 klokuren veldwerk (het afnemen van
interviews, het verrichten van observaties, e.d.). In totaal beslaat de voorbereiding, de
uitvoering en de rapportage van het afstudeerproject 12 weken.

Afstudeerhandleiding MBO – Verpleegkunde/ 22 april 2020/ Onderwijs/ WB/ CO/ versie 1


6
2. Richtlijnen afstudeerproject

2.1 Algemeen
Naast de bovengenoemde eisen hanteert de opleiding ook een aantal meer technische
richtlijnen voor het afstudeerproject. We gaan er hiervan uit dat je afstudeerproject een
product is, dat beschikbaar gesteld kan worden aan de opdrachtgever. De richtlijnen en
eisen waaraan het afstudeerproject moet voldoen, worden door de opleiding vastgelegd.
Voor de opleiding en geïnteresseerde vakgenoten hanteren we de volgende technische
richtlijnen.

Het afstudeerproject kent een omvang van minimaal 20 pagina’s en maximaal 30 pagina’s.
Dit is het aantal pagina’s exclusief de inhoudsopgave, voorwoord, literatuurlijst en bijlagen.
De tekst is getypt, lettertype Swiss721 Lt BT lettergrootte 12 of lettergrootte kopjes Swiss721
Lt BT 14,. Formaat A4, regelafstand 1,15. De pagina’s zijn genummerd. Correct gebruik van
de Nederlandse taal is vereist.

De opbouw van je afstudeerproject dient te voldoen aan een bepaalde standaard: het
afstudeerproject heeft een titelblad met naam van de studenten, de opleiding, de instelling
en de begeleider.

2.2 Omslag en titelblad


De omslag of het kaft moet de lezer prikkelen en uitnodigen verder te lezen. Gebruik hiervoor
steviger papier (dun karton). Illustraties zijn niet toegestaan op de omslag. Vermeld op de
omslag:

• de naam en het logo van de onderwijsinstelling (helemaal aan de bovenkant).


Hiervoor wordt het logo met tekst gehanteerd;
• de titel (in het midden) met daaronder eventueel de ondertitel;
• de naam/ namen van de schrijver(s) aan de rechter onderzijde;

Een duidelijke en informatieve titel, indien nodig voorzien van een ondertitel. Samen hooguit
tien tot vijftien woorden.

De titelpagina is de eerste (ongenummerde) pagina van het rapport en bevat de volgende


informatie:

• het logo en de naam van de onderwijsinstelling (helemaal aan de bovenkant).


Hiervoor wordt het logo met tekst gehanteerd;
• titel: lettergrootte 18;
De titel moet betrekking hebben op de inhoud van het verslag en een indicatie geven
over wat er wordt onderzocht. Bij een onderscheid in titel en subtitel omvat de
- Titel: het kader/ terrein/ vakgebied/ theoretische achtergrond/ studiegebied van
waaruit het probleem bestudeerd zal worden;

Afstudeerhandleiding MBO – Verpleegkunde/ 22 april 2020/ Onderwijs/ WB/ CO/ versie 1


7
- Subtitel: het te bestuderen verschijnsel/ probleem uit het studiegebied en het
domein waar het bestudeerd zal worden.
Tenminste komt in de titel/ subtitel voor: het te onderzoeken
kenmerk/gedrag/verschijnsel en het domein.
• Ondertitel lettergrootte 16;
• Namen van de begeleider: linksonder, lettergrootte 12;
• Naam van de samensteller(s): linksonder, lettergrootte 12;
• Studentennummer(s): linksonder, lettergrootte 12;
• Opleiding: linksonder, lettergrootte 12;
• Plaats en datum: linksonder, lettergrootte 12;
• Helemaal onderaan de pagina staat de zin: Afstudeerproject ter verkrijging van het
diploma MBO – Verpleegkunde: lettergrootte 12;
• Datum van indiening van de afstudeerproject: lettergrootte 12.

2.3 Voorwoord
Een voorwoord is niet verplicht in een afstudeerscriptie. Wil je het toch doen, beperk je dan
tot een persoonlijk woord. In het voorwoord ga je nog niet in op de inhoud van je werkstuk.
Gebruik de ik-vorm en besteed aandacht aan zaken als je persoonlijke interesse, reden van
betrokkenheid bij het onderwerp en het bedanken van personen en instellingen die hebben
meegewerkt. Sluit af met je naam, plaats en datum. Het voorwoord komt na de
inhoudsopgave en voor de inleiding. Het voorwoord gaat niet in op de inhoud van de titel,
maar wordt gebruikt voor voornamelijk dankbetuigingen. In het voorwoord worden de
volgende punten verwerkt:

• 1e alinea
- Doel van het vak in termen van kennis, inzicht en vaardigheden
- De opdracht/ inhoud van de opdracht
- Doel van de opdracht
• e
2 alinea
- Het onderwerp: keuze motiveren (persoonlijk)
- Onderzoek: waar gaat het over
- Verwachtingen en beperkingen t.a.v. de resultaten van het onderzoek
• e
3 alinea
- Uiteindelijk doel, waartoe dit onderzoek kan bijdragen
• e
4 alinea
- Dankwoord
• Het voorwoord dient vanuit de eerste persoon geschreven te worden. Gebruik daarbij
de ik-vorm en indien er meerdere samenstellers zijn, gebruik het woord “wij”.
Het voorwoord bestaat uit maximaal 1 A4.

Afstudeerhandleiding MBO – Verpleegkunde/ 22 april 2020/ Onderwijs/ WB/ CO/ versie 1


8
2.4 Inhoudsopgave
De bedoeling van een inhoudsopgave is dat de lezer direct een globaal beeld krijgt van de
onderwerpen/ onderdelen die in het afstudeerproject worden behandeld. De structuur wordt
benadrukt door verschillende lettergroottes te gebruiken. Geef naast de nummers van de
hoofdstukken (of paragrafen) ook de in de tekst gebruikte titels weer, met bijbehorende
paginanummering. Beperk je verder bij het structureren van de tekst tot twee, maximaal drie
niveaus, zodat er geen nummeringen voorkomen van meer dan drie cijfers (dus maximaal
1.1.1).

De literatuurlijst en eventuele bijlagen krijgen geen aparte hoofdstuknummering. De


titelpagina wordt niet genoemd in je inhoudsopgave en krijgt geen (ook geen ‘onzichtbaar’)
paginanummer.

De inhoudsopgave kun je het beste als laatste maken; het vormt daarmee een soort
eindcontrole. Zo kun je nog eens checken of alle onderdelen aanwezig zijn, of de
hoofdstukken logisch zijn ingedeeld, of de paginaverwijzingen kloppen en of alle kopjes en
tussenkopjes correct zijn weergegeven. De indeling van de inhoudsopgave van een
hoofdstuk ziet er globaal uit zoals weergegeven in het voorbeeld hieronder:

Inleiding .........................................................................................................................1

(titel paragraaf) ..............................................................................................................2

(titel subparagraaf) ........................................................................................................3

1 (titel hoofdstuk) ...........................................................................................................4

1.1 (titel paragraaf) ....................................................................................................... 5

1.1.1 (titel subparagraaf) ...............................................................................................6

1.1.2 (titel subparagraaf) ...............................................................................................7

1.2 (titel paragraaf) ....................................................................................................... 8

Literatuurlijst .............................................................................................................. 10

2.5 Samenvatting
De samenvatting is een zelfstandig leesbaar geheel, waarin er geen verwijzingen naar
onderdelen van de tekst worden gedaan. Er mag geen nieuwe informatie in de
samenvatting; alle informatie uit de samenvatting moet uitgewerkt in de tekst terug te vinden
zijn (www.fontys.nl). De samenvatting schrijf je op het laatst en het is verstandig dezelfde
indeling van het rapport te hanteren. In de samenvatting geef je inhoudelijke informatie over:
- Wat is het onderwerp? (probleemschets, hoofdvraag, belang van de hoofdvraag)
- Wat is er gedaan? (methode, werkwijze)
- Wat is er gevonden (resultaten)
- Wat betekenen de bevindingen (conclusie, aanbevelingen)

Afstudeerhandleiding MBO – Verpleegkunde/ 22 april 2020/ Onderwijs/ WB/ CO/ versie 1


9
De samenvatting bestaat uit minimaal 1 A4 en maximaal 1,5 A4.

2.6 Lijst met afkortingen en/ of lijst van tabellen en grafieken


Als er veel afkortingen voorkomen in de tekst, is een lijst van gebruikte afkortingen voor de
lezer nuttig. Een lijst van figuren en/of een lijst van tabellen is alleen zinvol als een werkstuk
veel figuren en/of tabellen bevat die belangrijk zijn voor het betoog. Een lijst met afkortingen
moet altijd op alfabetische volgorde gestructureerd worden. Een lijst met figuren en tabellen
moet in chronologische volgorde gestructureerd worden.

Afkortingen van woorden worden niet gebruikt. De betreffende woorden worden voluit
vermeld: bijv. = bijvoorbeeld: m.b.t.= met betrekking tot, i.p.v. = in plaats van, etc. = et
cetera. Afgekorte namen worden de eerste keer geïntroduceerd door de naam voluit te
schrijven en tussen haakjes de afkorting daarachter te plaatsen; bijvoorbeeld Domein
Onderwijs en Opvoeding (DOO).

2.7 De inleiding
De inleiding dient als een soort routekaart voor de lezer. Hier leg je uit wat de lezer kan
verwachten van het rapport. Een goede inleiding maakt de lezer nieuwsgierig. In de inleiding
geef je antwoord op de volgende vragen:

• Wat is de achtergrond van jouw onderzoek (achtergrondinformatie)?


• Op welke vraag geeft je onderzoek antwoord (probleemstelling en deelvragen)?
• Wat wil je bereiken met het antwoord (doelstelling)?
• Wat is het belang van de geformuleerde hoofdvraag (relevantie)?
• Hoe ben je te werk gegaan (werkwijze)?
• Welke beperkingen zijn er ten aanzien van het onderzoek, het onderwerp?
• Hoe is het antwoord op de vraag georganiseerd (structuuropbouw)?

Op basis van het bovenstaande komen dus achtereenvolgens aan de orde in alinea vorm
(geen paragrafen):
- Het probleem: de directe aanleiding voor het onderzoek: iets dat is
waargenomen/ geobserveerd/ geconstateerd/ heeft verwonderd/ ergens
gelezen/ een opdracht enz. Zoveel als nodig met feiten onderbouwen: data,
uitspraken in rapporten aanhalen, een kwalitatief gesprek het probleem rakende
met een aantal personen enz. (max. 1/2 A4)
- Het theoretisch kader (kort): met welk wetenschappelijk/ theoretische verschijnsel
heeft het voorgaande probleem te maken. Binnen welk theoretisch verschijnsel
ga je een verklaring zoeken voor het hierboven aangehaalde probleem.
Verschijnsel kort omschrijven, wie zijn de theoretici die zich hebben
beziggehouden met dit verschijnsel. Uit welke (deel) aspecten is dit verschijnsel
samengesteld?

Afstudeerhandleiding MBO – Verpleegkunde/ 22 april 2020/ Onderwijs/ WB/ CO/ versie 1


10
- De centrale vraag + deelvragen: formuleer op basis van het probleem en het
theoretisch kader nu een algemene probleemstelling/ centrale vraag. Zorg dat
hierin het te onderzoeken verschijnsel en het domein (populatie) duidelijk te
herkennen zijn. Gekoppeld aan de centrale vraag worden minimaal twee (2) en
maximaal vier (4) deelvragen geformuleerd.
- De maatschappelijke relevantie: nut van, bijdrage aan, inzichten in het
verschijnsel voor de samenleving.
- De methodische aanpak: bijvoorbeeld interview of observatie of een survey.
- Indeling van het afstudeerproject: benoemen wat per hoofdstuk aan de orde
komt.

2.8 Het theoretisch kader


In hoofdstuk 1 wordt de theorie beschreven over het gekozen onderwerp. De
informatie die hierin staat moet dus relevant zijn voor het onderwerp:
• informatie kan gehaald worden uit literatuur of het internet;
• er mogen geen meningen beschreven worden;
• verschillende onderwerpen worden in verschillende paragrafen vermeld;
• de inhoud moet duidelijk en eenvoudig worden weergegeven;
• de informatie mag niet letterlijk uit boeken of van het internet gehaald worden, tenzij
er wordt geciteerd, maar moet met eigen woorden worden weergegeven
(parafraseren);
• alles wat geschreven wordt, moet waar zijn;
• alle gegevens moeten door de lezer gecontroleerd kunnen worden, dus goede en
volledige literatuur verwijzingen doen;
• van elk stuk van informatie dient de bron vermeld te worden volgens de APA
richtlijnen. APA is een methode om de bronvermelding van een document op de
juiste manier te weergeven.

De te behandelen begrippen en thema’s hebben duidelijk betrekking op het probleem. Let


op de te onderzoeken verschijnsel(en) in de centrale vraag en de deelvragen. Als die niet
duidelijk zijn dan de centrale vraag en de deelvragen herformuleren. In dit gedeelte moet er
een duidelijke afbakening zijn van het algemene (het onderwerp) naar het bijzondere (het te
onderzoeken verschijnsel).
Voorbeelden:
Chronische ziekten-----Diabetes Mellitus-------Diabetes Mellitus onder jongeren
De theorie omvat dus:
- Omschrijvingen en definities van het centrale onderwerp vanuit de literatuur. Hoe
samengesteld is dit begrip.

Afstudeerhandleiding MBO – Verpleegkunde/ 22 april 2020/ Onderwijs/ WB/ CO/ versie 1


11
- De verschillende dimensies/ aspecten /sub kenmerken waaruit het eigenschap
begrip is opgebouwd hier bespreken
- Per dimensie worden indicatoren aangegeven: dit zijn waarneembare/
observeerbare/ meetbare gedragingen/ handelingen/ kenmerken. Zaken
waaraan men kan waarnemen /constateren dat de eigenschap in meer of
mindere mate (variabel) aanwezig is. De verdere concretisering (in bijvoorbeeld
een vragenlijst) vindt plaats onder de paragraaf ‘meetinstrument’.

2.9 Opzet en uitvoer onderzoek


In hoofdstuk 2 wordt het onderzoek besproken.
De belangrijke bevindingen vanuit de theorie en de definitieve vraagstelling plus
onderzoeksvragen worden kort aangegeven. Verder omvat het hoofdstuk de paragrafen:
1e paragraaf
Inleiding: een samenvatting van de theorie en de uiteindelijke onderzoeksvragen.

2e paragraaf
Methodisch karakter van het onderzoek: is het onderzoek kwalitatief of kwantitatief van aard
of is er sprake van een combinatie? Verder is er sprake van een beschrijvend, verklarend,
toetsend, samenhangend of exploratief onderzoek?

3e paragraaf
Populatie en steekproef
Wanneer je vragenlijst af is, kun je met het afnemen beginnen. Je moet echter eerst weten
wie je opneemt in jouw populatie. Een populatie bestaat uit alle eenheden (personen, zaken,
organisaties etc.) waarover je in je onderzoek een uitspraak wil doen.

Je zult niet een ieder uit de populatie kunnen ondervragen, dus zul je een steekproef moeten
trekken om je onderzoekspopulatie vast te stellen. Dit is een deelverzameling van je
populatie. Vuistregels voor een goede steekproef:
- Het moet representatief zijn: de kenmerken die belangrijk zijn voor het onderzoek
moeten voor alle eenheden in de populatie gelijk zijn. (bv. verhouding tussen
aantal mannen en vrouwen);
- Het moet willekeurig zijn. Dit betekent dat elke eenheid (personen, zaken,
organisaties, etc.) maken evenveel kans om opgenomen te worden in de
steekproef.
Kortom:
1. Maak een onderscheid tussen de te onderzoeken eenheid en degene die je gaat
bevragen. Indien beide dezelfde zijn heb je respondenten, anders informanten.
2. Soms is het ook nodig uit een populatie van onderzoekseenheden een steekproef
te kiezen. Als de respondenten niet hetzelfde zijn als de eenheden dan is het ook
mogelijk dat je uit deze respondenten(=informanten) een steekproef moet

Afstudeerhandleiding MBO – Verpleegkunde/ 22 april 2020/ Onderwijs/ WB/ CO/ versie 1


12
trekken. De steekproefgrootte bij kwantitatief onderzoek is minimaal 30
respondenten. Bij kwalitatief onderzoek kan volstaan worden met minimaal 10
respondenten.
3. Geef duidelijke aantallen aan behorend bij de populatie c.q. de steekproef.

Geef in tabelvorm aan de populatie en de steekproef in absolute en relatieve getallen.


Probeer hierbij eventueel een onderscheid te maken in bijvoorbeeld soort, geslacht, type.

4e paragraaf
Meetinstrument
Hieronder wordt het te gebruiken meetinstrument ontwikkeld of van een bestaand
meetinstrument aangegeven waarom het gebruikt kan worden.
- Een korte beschrijving van de lay-out van het instrument: vragen of stellingen/ de
te gebruiken schaalindeling, scoringsmethode, schriftelijk, mondeling enz.
- Een samenvatting de te meten eigenschap(pen) en de dimensies
- Per indicator wordt op indicatie van de waarneembare gedragingen/ handelingen
die aanwijzingen zijn voor de mate van het bezitten van een kenmerk een of
meerdere vragen/ stellingen geformuleerd t.b.v. de vragenlijst. Het resultaat
hiervan is een vragenlijst/ enquête.
- Een paar voorbeelden van vragen: b.v. per indicator 1
- De totale vragenlijst wordt als bijlage gepresenteerd

Het bovengenoemde wordt de operationalisatie van de variabele/ het onderwerp genoemd.


Dit kan het best weergegeven worden in onderstaande tabel:
Variabele Dimensie Indicator Stellingen

Voorbeeld: Operationaliseren van het begrip werkdruk:


• Aantal werkuren per dag • Onregelmatige werktijden
• Begin en eindtijden werkdag • Eigen ziekteverzuim
• Aantal aanwezige collega’s • Ziekteverzuim van collega’s

Er zijn verschillende soorten meetinstrumenten, namelijk:


1. Literatuurstudie: de literatuur die ten grondslag ligt aan het onderwerp. Hiermee geef
jij aan wat er in de literatuur staat over het onderwerp.

2. Observatie: de systematische waarneming van bepaalde gedragingen van


personen. Het gaat hierbij alleen om die aspecten van het gedrag die voor het
onderzoek interessant zijn, waar jij dus op gaat letten. Er zijn verschillende vormen
van observatie:

Afstudeerhandleiding MBO – Verpleegkunde/ 22 april 2020/ Onderwijs/ WB/ CO/ versie 1


13
- Gestructureerde observatie: er is van tevoren een lijst opgesteld met de
gedragingen die worden geobserveerd.
- Ongestructureerde observatie: er wordt naar alle gedragingen gekeken, zonder
vooraf vast te stellen waarop gelet zal worden.
- Verhulde observatie: de observator maakt niet bekend dat hij zal observeren.
- Onverhulde observatie: de observator maakt bekend aan de groep dat hij zal
observeren.
- Directie observatie: de groep die wordt geobserveerd ziet de observator
- Indirecte observatie: Hier wordt gebruik gemaakt van bv. Spiegels
- Participerende observatie: de observator doet mee met alle activiteiten van de
groep die wordt geobserveerd.
- Niet participerende observatie: de observator doet niet mee aan de activiteiten
van de groep die geobserveerd wordt.

3. Interview: dit is een vraaggesprek waarin de beleving van de geïnterviewde voorop


staat. Het doel is informatie te verzamelen over een bepaald onderwerp. Het kan in
de vorm van een gesprek tussen twee personen, maar het kan ook in de vorm van
een groepsgesprek. Bedenk van tevoren eerst heel goed welke onderwerpen je gaat
aansnijden en welke informatie je wilt verzamelen. Aan de hand van de belangrijke
begrippen en de onderzoeksvraag maak je een topiclijst. Dus een lijst met topics
(zaken) die je wilt bespreken. Vandaar uit formuleer je dan jouw interview vragen. Het
is aan te raden eerst een proefinterview te doen om zodoende erachter te komen of
er je vragenlijst moet aanpassen. Vraag of je het gesprek mag opnemen of vraag
iemand om aantekeningen te maken, zodat jij alle aandacht hebt voor de respondent
(geïnterviewde). Je interview heeft een begin, een midden (kern) en een einde.
- Introductie: voorstellen, gespreksdoel, opbouw, geschatte duur, waardering
deelname, belang van de informatie, wat gebeurt er met de informatie.
- Kern: je stelt de onderdelen van het hoofdonderwerp aan de orde.
- Einde: bouw na het gesprek het onderwerp goed af. Vat het gesprek samen en
geef de respondent de gelegenheid om nog wat aan te vullen of op te merken.

4. Enquête of vragenlijsten: dit is een gestructureerde methode om informatie te


verzamelen. De vraagstelling staat van tevoren vast en er is een klein aantal antwoord
mogelijkheden. (Verhoeven, 2007). Let op de volgorde van je vragen, eerst de
algemene informatie zoals geslacht, leeftijd etc. en dan per onderwerp vragen
stellen. De onderwerpen moeten elkaar logisch opvolgen en de beantwoording van
bepaalde vragen moet niet worden beïnvloed door eerder besproken onderwerpen
(Baarda & de Goede, 2006). Het is belangrijk dat een vragenlijst:

- bruikbaar is;

Afstudeerhandleiding MBO – Verpleegkunde/ 22 april 2020/ Onderwijs/ WB/ CO/ versie 1


16
- leesbaar en helder is; dus niet voor meer dan één uitleg vatbaar;
- compleet is;
- vragen bevat die “meten wat je wilt meten”;
- neutraal is, zodat de respondenten niet in een bepaalde richting worden gestuurd;
- niet te lang is, maar zo compact mogelijk;
- geen vergaarbak wordt van alles wat je altijd al wilde weten.

5e paragraaf
Een beschrijving van hoe het veldwerk zal plaatsvinden of heeft plaatsgevonden, een
draaiboek inhoudende:
- De benadering van de respondenten: individueel/ als groep/ thuisbezoek/ met
toestemming van de leiding enz.
- Wijze van afname/ elektronisch/ telefonisch/ het invullen van de questionnaire:
direct of meenemen
- Response duur/ hoeveel tijd/ na hoeveel dagen inleveren

6e paragraaf
Dataverwerking en -analyse: keuze van software voor de computerverwerking of handmatig:
hoe zal de dataverwerking plaatsvinden? Hoe zal de analyse plaatsvinden?
Nadat de informatie (data) is verzameld moet het worden geanalyseerd en geïnterpreteerd.
De volgende stappen zijn hierbij van belang:
1. De bewerking van de informatie(data): de analyse wordt voorbereid. De ruwe
informatie (data) wordt in een schema samengevat.
2. De data analyse: het proces van betekenis toevoegen. Het doel hiervan is te
begrijpen hoe de data in elkaar zitten. De gegevens worden opgesplitst in
betekenisvolle onderdelen.
3. De data interpretatie: de geanalyseerde gegevens worden in verband gebracht met
bestaande theorieën, zodat de waarde ervan kan worden bepaald en zodoende het
antwoord op de vraag kan worden gegeven.

Analyseren van kwantitatieve gegevens (enquête)


Bij kwantitatief onderzoek gaat het om een aantal vragenlijsten die door de respondenten
zijn ingevuld. Gelet op de kleinschaligheid van het onderzoek van de studenten van het
EFS College COVAB (minimaal 50% van de steekproef populatie enquêteren), kan de
analyse van de vragenlijsten geschieden middels het turven van de verschillende
antwoorden. Vervolgens worden op basis van de betekenisvolle onderdelen tabellen
gemaakt om de informatie verder te analyseren en te interpreteren. Zorg voor een heldere
weergave van schema's, tabellen en grafieken. Vermeldt bij een tabel of grafiek nummer en
titel. Uit grafieken moet in 1 oogopslag de kerninformatie gehaald worden. In een tabel
aangeven hoe vaak bepaalde scores voorkomen. Je kunt ook de percentages berekenen
om een uitspraak te kunnen doen over het aantal waarnemingen in relatie tot het totaal.

Afstudeerhandleiding MBO – Verpleegkunde/ 22 april 2020/ Onderwijs/ WB/ CO/ versie 1


17
Voorbeeld
Tabel x: Ziekteverzuim van collega’s per afdeling per maand
Afdeling Aantal dagen Percentages
Interne 12 34%
Cardiologie 15 43%
KNO 8 23%
Totaal 35 100%

De interpretatie hierbij zal zijn dat de afdeling KNO het minst aantal ziekteverzuim bevat.
Deze informatie kan vergeleken worden met bijvoorbeeld het aantal aanwezige collega’s en
het aantal patiënten op de desbetreffende afdeling. Na die vergelijking kan geïnterpreteerd
worden of er sprake is van een laag of hoog ziekteverzuim op de afdeling.

Analyseren van kwalitatieve gegevens (interview, observaties)


Bij kwalitatief onderzoek hoort een kwalitatieve analyse. Het gaat om het analyseren van
hetgeen je hebt opgenomen en hebt uitgeschreven tijdens het interview. Het gaat niet om
het verzamelen van cijfers en aantallen, maar over de betekenis die mensen geven aan
bepaalde situaties en gedragingen. Lees de gegevens goed door en stel vast welke
belangrijke topics je eruit kan halen. Ga na welke waarde de respondenten geven aan de
topics (bv. positief of negatief). Groepeer de informatie op basis van de vastgesteld topics.
Wat hoort bij welke topic? Zoek naar verbanden tussen de topics. Breng hetgeen je hebt
gevonden in verband met je centrale vraag en ga na of je het antwoord hebt gevonden op
je centrale vraag.

2.10 Onderzoeksresultaten
In hoofdstuk 3 worden de onderzoekresultaten besproken.
In dit hoofdstuk gaat het om de presentatie van de resultaten van het onderzoek dat bestaat
uit drie onderdelen:
• Een samenvatting van de data betrekking hebbende op de gemeten
kenmerk(en) of onderzoeksvragen: tabellen of grafieken
• Een analyse van de gepresenteerde data. Let wel geen letterlijke
beschrijving van hetgeen de lezer zelf ook uit de tabel kan lezen.
• Een analyse met betrekking tot de behandelde onderzoeksvraag

Uiteraard zijn de te presenteren paragrafen hier weer gekoppeld aan de onderzoeksvragen.


Tevens wordt bij elke presentatie vermeld hoe de data is samengevat bijvoorbeeld bij totalen
aangeven wat getotaliseerd is, hoe gemiddelde is berekend en wat gepresenteerd wordt in
de tabel (gemiddelde scores of totalen).

Afstudeerhandleiding MBO – Verpleegkunde/ 22 april 2020/ Onderwijs/ WB/ CO/ versie 1


18
• Onderzoekresultaten dienen overzichtelijk te worden weergegeven middels tabellen
en/ of grafieken.
• Als er cijfermateriaal is verkregen dienen deze overzichtelijk in tabellen en/ of
grafieken gepresenteerd te worden.
• Als er interviews zijn afgenomen dienen deze nauwkeurig weergegeven te worden
middels het uitschrijven van de topics uit de topiclist.
• Bij de vermelding van resultaten mogen nog geen conclusie getrokken worden.

2.11 Conclusie
Elk afstudeerproject sluit je af met een concluderend deel. Ervaren lezers beperken zich in
eerste instantie tot het lezen van de inleiding en de conclusies van een werkstuk. Op grond
daarvan beslissen zij of volledige lezing van de tekst de moeite waard is. Bij het schrijven
van werkstukken doe je er goed aan hier rekening mee te houden. Dit betekent dat het
concluderende hoofdstuk, samen met de inleiding, een cruciaal onderdeel van elk werkstuk
is. Als je alle argumenten systematisch hebt uitgewerkt, moet je ze opnieuw met elkaar in
verband brengen in de conclusie. Hierin vat je, nadat je de vraagstelling van het stuk hebt
herhaald, samen wat je gevonden hebt. Het is niet de bedoeling dat je het betoog nog eens
dunnetjes overdoet. Wel is van belang dat je de gevonden tussenconclusies, de
antwoorden op subvragen, in het kort weergeeft.

Doe dit zonder daarbij nieuwe informatie te presenteren. De samenvatting van de aparte
argumenten biedt een antwoord op de in de inleiding gestelde vraagstelling. Soms blijkt,
als je terugkijkt, dat je betoog een andere wending heeft genomen; je komt anders uit dan
je in de inleiding van plan was. Het is dan zaak te onderzoeken waar je die andere richting
ingeslagen bent. Dit kan ertoe leiden dat je de vraagstelling aanpast.

In feite is de conclusie, schematisch gezien, het omgekeerde van de inleiding: je schrijft van
specifiek naar meer algemeen. Een goede conclusie geeft niet alleen antwoord op de
centrale vraag, maar plaatst dat antwoord ook in een bredere (andere) context. Je plaatst
de resultaten van je onderzoek bijvoorbeeld in de bredere wetenschappelijke discussie rond
het gekozen onderwerp. Of je geeft (beargumenteerde) nieuwe vragen mee voor verder
onderzoek.

Je komt in je conclusie expliciet terug op de relevantie van het onderwerp; wat heb jij zowel
theoretisch (theorieontwikkeling) als praktisch (maatschappelijke relevantie of (beleids)
aanbevelingen) toegevoegd met je onderzoek? Ook hierbij gaat het weer om een kritische
blik: een reflectie op je onderwerp en hoe je het hebt uitgewerkt. Net zoals je bij het lezen
van literatuur kritisch moet zijn, kun je dat ook zijn over je eigen werkstuk.

Afstudeerhandleiding MBO – Verpleegkunde/ 22 april 2020/ Onderwijs/ WB/ CO/ versie 1


19
Een praktische tip: laat voor je aan de kritische reflectie begint het werkstuk enige tijd liggen,
zodat je er weer fris tegenaan kunt kijken. Vaak zie je dan zelf welke elementen in je betoog
wat zwakker zijn of welke in een vervolgonderzoek om verdere uitwerking vragen. Een frisse
kijk heb je niet meteen als je na al dat betogen eindelijk aan een afrondend antwoord bent
toegekomen.

Afstudeerhandleiding MBO – Verpleegkunde/ 22 april 2020/ Onderwijs/ WB/ CO/ versie 1


20
In de conclusie:
▪ Geef je antwoord op de deelvragen en de centrale vraagstelling. Daarbij geef je de
hoofdlijn van het betoog in samengevatte vorm weer, maar behoud je de precisie en
de nuances;
▪ Staan geen nieuwe elementen;
▪ Kom je terug op de relevantie van het onderzoek door aandacht te besteden aan de
consequenties van het onderzoek voor de theorie (theorieontwikkeling) en de praktijk
(bijvoorbeeld in de vorm van aanbevelingen).

2.12 Discussie
Voor de onderbouwing van de conclusie worden niet nog een keer de bevindingen van het
vorig hoofdstuk herhaald, maar wordt nu ondersteuning gezocht bij soort gelijke
onderzoeken, literatuur, theorie enz. Het antwoord hoeft niet noodzakelijkerwijs positief te
zijn. Het gaat hier om de betrouwbaarheid van de bevindingen. De conclusies worden
kritisch besproken. Is het in overeenstemming met de literatuur/ andere
onderzoeksresultaten/ theorie/ ervaring/ hetgeen geconstateerd was/ in lijn van je
verwachting enz. Hoe betrouwbaar zijn jouw conclusies: waarom wel/ niet. Denk aan je
opzet en uitvoer, operationalisatie van begrippen, wijze van dataverzameling enz. Houd
jezelf een spiegel voor als onderzoeker en reflecteer op elke stap van het onderzoek en
bespreek wat anders zou kunnen.

2.13 Aanbevelingen
Een aanbeveling is een advies om iets in de toekomst wel of niet te doen. Het gaat erom
wie wat moet gaan doen om het probleem op te lossen en op welke termijn. De
aanbevelingen moeten een praktische uitwerking zijn van de conclusies, en dus direct
daarop aansluiten. De aanbevelingen moeten concreet zijn en overzichtelijk worden
gepresenteerd. De aanbevelingen moeten aansluiten op de conclusies. Op elke conclusie
moet er een aanbeveling geformuleerd worden.
• de aanbeveling dient haalbaar te zijn;
• moet gericht zijn op de verbetering van de huidige praktijk;
• aangeven wie wat moet doen, wie is waarvoor verantwoordelijk;
• heldere onderbouwing.

2.14 Bronvermelding
De bronvermelding is de verantwoording van geraadpleegde bronnen. Alles wat in het
rapport staat is bedacht door degene van wie de naam op het rapport staat, tenzij er wordt
verwezen naar een geraadpleegde bron. Indien er informatie staat in jouw rapport die niet
door jou is bedacht en er is geen bronverwijzing, dan is er sprake van fraude (Hogeweg,
2004). Vernoem je bronnen consequent door het gehele rapport. Ook informatie die je op

Afstudeerhandleiding MBO – Verpleegkunde/ 22 april 2020/ Onderwijs/ WB/ CO/ versie 1


21
het internet hebt gevonden dien je te vermelden. Houd de bronverwijzing in de tekst zo kort
mogelijk. Direct na het citaat of het fragment dat (mede) gebaseerd is op een bron, zet je
tussen haakjes alleen de achternaam van de (eerste) auteur, het jaartal van publicatie en
eventueel de bladzijde waarop de informatie staat. Bij meerdere auteurs zet je de naam van
de eerste auteur en daarachter de afkorting e.a. (en anderen).

Voorbeeld: (Hogeweg, 2004) of (Hogeweg, e.a., 2004) Zie APA – richtlijnen.


Bij het samenstellen van je bronnenlijst moet je ervoor zorgen dat:
• je alleen bronnen vermeld die je hebt geraadpleegd en in je rapport hebt
opgenomen;
• je de bronnen op alfabetische volgorde zet;
• je de bronnen sorteert op type: boeken, internet, etc.

Voorbeeld:
Boeken:
Auteur, Jaar van uitgave, Titel, druk/uitgave, uitgeverij, plaats van uitgave.
Hogeweg, R., (2004). Een goed rapport - Aanwijzingen voor de verzorging van rapporten,
afstudeerprojects en verslagen, derde druk, Thieme Meulenhoff, Utrecht/Zutphen.

Websites:
Auteur, Titel van de webpagina, Titel van krant of tijdschrift, datum van raadpleging
http://www.fontys.nl/lerarenopleiding/sittard/nederlands/verslag/ (06-01-2015)

2.15 Bijlagen
De bijlagen zijn een middel om de kern van het rapport overzichtelijk en beknopt te houden.
In de kern kan soms worden verwezen naar de bijlagen. In de bijlage worden ondersteunde
documenten of cijfermateriaal geplaatst ter ondersteuning van het onderzoek. Gebruikelijk
zijn: Toestemmingsbrieven van de organisaties en vragenlijsten. Houd rekening met de
volgende richtlijnen:
• Plaats een titelblad voor de bijlagen om aan te geven dat het rapport eindigt en de
bijlagen beginnen;
• Nummer de bijlagen en geef ze een informatieve titel.

2.16 Overige praktische zaken


2.16.1 Indeling en lay-out
De structuur van een rapport wordt zichtbaar gemaakt door een weloverwogen gekozen
indeling en lay-out van de hoofdstukken, paragrafen en subparagrafen. Hieronder volgen
enkele adviezen over de indeling en de lay-out:

Afstudeerhandleiding MBO – Verpleegkunde/ 22 april 2020/ Onderwijs/ WB/ CO/ versie 1


22
- Begin elk hoofdstuk op een volgende bladzijde. (Sub) paragrafen beginnen niet op
een nieuwe bladzijde.
- Zet tussen het nummer van de titel en de titel een grote spatie (tab)
- Geef het nummer en de titel van het hoofdstuk een relatief groter lettergrootte)
(bijvoorbeeld 14), het nummer en de titel van de paragraaf een iets kleinere
(bijvoorbeeld 13) en het nummer en de titel van de subparagraaf in even grote letters
als de tekst.
- De hoofdstuk -en (sub)paragraaftitels zijn altijd vetgedrukt.
- Zet onder de hoofdstuktitel twee regels wit, onder de paragraaftitel één regel wit en
laat de tekst onder een sub paragraaftitel direct beginnen.

2.16.2 Illustraties
Hier wordt een onderscheid gemaakt tussen tabellen en figuren. Tabellen bestaan altijd uit
kolommen met cijfers. Alles dat geen tabel is (zoals grafieken, plaatjes, foto’s en schema’s)
is het een figuur. Zet altijd een begeleidende tekst en zet de illustratie zo dicht mogelijk bij
het betreffend tekstgedeelte. Nummer de tabellen en de figuren en voorzie ze ook van een
titel. Bij een tabel plaats je het nummer en de beschrijvende titel bovenaan en bij een figuur
onderaan.

2.16.3 Vormgeving
Realiseer je dat vormgeving een belangrijke rol speelt bij overdracht van informatie en dat
je met de uiterlijke vorm van de afstudeerproject een indruk achterlaat.
• Zorg voor een ruime marge: houd links een ruimte vrij van 3 cm (voor het inbinden);
rechts, boven en onder 2 á 3 centimeter.
• Het lettertype welke wordt gebruikt bij het schrijven van het afstudeerproject is:
Swis721 Lt BT:
Lettergrootte 12 voor de tekst;
Lettergrootte 14, vetgedrukt voor hoofdstukken;
Lettergrootte 12, vetgedrukt voor paragrafen;
Lettergrootte 12, vetgedrukt voor sub paragrafen.

• De lettergrootte voor de titelpagina zijn apart vermeld: titel 18 vetgedrukt/ 16


ondertitel.
• Tevens moet er een regelafstand van 1.15 Lines gehanteerd worden.
• Nummer de pagina's doorlopend. Begin te tellen bij het voorwoord.
• Zorg ervoor dat de tekst op een evenwichtige manier over de pagina wordt verdeeld.
Laat geen losse zinnen van een alinea alleen onder- of bovenaan een bladzijde
zwerven.
• Voorzie de tekst regelmatig van tussenkopjes en maak functioneel gebruik van
witregels: alinea's aangeven door een witregel, een extra witregel boven en onder
figuren, tabellen, opsommingen, paragraaftitels etc.

Afstudeerhandleiding MBO – Verpleegkunde/ 22 april 2020/ Onderwijs/ WB/ CO/ versie 1


23
• Het gebruik van de onderstrepingen of het vet drukken van teksten of woorden dient
te worden beperkt tot die delen van de tekst die extra benadrukt moeten worden.

2.16.4 Taalgebruik
Controleer het taalgebruik. In grote lijnen zijn dit de aandachtspunten:

• Je schrijft niet voor jezelf, maar voor anderen; verplaats je in de lezer.


• Voorkom lange zinnen met veel bijzinnen.
• Beperk de hoeveelheid informatie per zin en per alinea.
• Maak alinea's met een heldere kernzin.
• Ga na of eventuele moeilijke begrippen duidelijk zijn toegelicht.
• Controleer je spelling; let daarbij op de vervoegingen bij werkwoorden.
• Let op het gebruik van leestekens.

2.16.5 Literatuurverwijzing in de tekst


Literatuurverwijzing in de lopende tekst gebeurd als volgt:

Auteursnamen + jaar tussen haakjes. Bijvoorbeeld: De studie van Kramp (1999) toonde
aan dat …..
De verwijzing kan ook aan het eind van de zin worden vermeld: auteursnamen en jaar tussen
haakjes. Bijvoorbeeld: (Kramp, 1999).

In beide gevallen moet waar mogelijk, worden verwezen naar de paginanummers.


Vermelding van paginanummers volgt na het jaartal van publicatie: ·Bijvoorbeeld: (Kramp
1999, 54-56), maar zonder ‘p’ of ‘blz.’ te vermelden.

Afstudeerhandleiding MBO – Verpleegkunde/ 22 april 2020/ Onderwijs/ WB/ CO/ versie 1


24
3. Beoordeling afstudeerproject en voorbereiding examen

3.1 Beoordelingstraject afstudeerproject


Het beoordelingstraject van het afstudeerproject ziet er als volgt uit:

1. De student levert het 1e concept van het afstudeerproject in tweevoud in bij de


Studentenadministratie. 1 exemplaar is bestemd voor de begeleider (1e beoordelaar)
en 1 exemplaar voor de mede – beoordelaar (2e beoordelaar);
2. De mede – beoordelaar en de begeleider krijgen maximaal twee (2) weken de ruimte
om het afstudeerproject te lezen en van feedback te voorzien;
3. De opleidingscoördinator organiseert de 1e bespreking en nodigt uit: de student, de
begeleider en de mede – beoordelaar;
4. De student wordt in de gelegenheid gesteld de feedback van beide deskundigen te
verwerken binnen twee (2) weken;
5. Hierna levert de student het 2e concept in en volgt binnen één (1) week een 2e
bespreking. Na de 2e bespreking wordt het afstudeerproject beoordeeld door beide
deskundigen conform het beoordelingsformulier 1(zie bijlage 4);
6. Indien de student wederom aanpassingen dient te plegen krijgt hij/ zij hiervoor
maximaal één (1) week de ruimte deze te plegen;
7. Afhankelijk van de aard van de feedback bij de 2e bespreking kan de
opleidingscoördinator basisopleidingen besluiten een 3e bespreking te houden.
Deze bespreking is de finale bespreking. In dit geval wordt het afstudeerproject
wederom beoordeeld;
8. Indien het afstudeerproject na de 3e beoordeling niet met een voldoende wordt
beoordeeld, dient de onderwijsmanager hiervan verwittigd te worden. Op basis van
de aard van de redenen van afkeuring/ onvoldoende kan het opleidingsmanagement
maatregelen treffen, hetzij zelfstandig of in overleg met de examencommissie;
9. Indien het afstudeerproject met een voldoende is beoordeeld, levert de student de
finale versie in viervoud in op de Studentenadministratie. Deze zijn bestemd voor de
begeleider, de mede – beoordelaar, de Bibliotheek van het EFS College COVAB en
de Inspectie Verplegende en Verzorgende beroepen. De student levert het
afstudeerproject inclusief alle bijlagen tevens digitaal in op de
Studentenadministratie op een CD – rom.

1
alle criteria/ items opgenomen in het beoordelingsformulier dienen met minimaal een 6.0 beoordeeld te zijn

Afstudeerhandleiding MBO – Verpleegkunde/ 22 april 2020/ Onderwijs/ WB/ CO/ versie 1


25
Afstudeerhandleiding MBO – Verpleegkunde/ 22 april 2020/ Onderwijs/ WB/ CO/ versie 1
26
3.2 Voorbereiding examen
De voorbereiding naar het examen ziet er als volgt uit:
1. In periode 12 bij module – onderdeel 38.2 Begeleiden en presenteren
afstudeerproject worden de studenten presentatietechnieken aangeleerd.
2. De studenten maken een PowerPointpresentatie onder begeleiding van hun
begeleider. De begeleider dient de PowerPointpresentatie minimaal één (1) en
maximaal twee (2) keer van feedback te voorzien. Hierbij let hij/ zij op: aantal slides
in overeenstemming met de duur van de presentatie, taalgebruik, lay – out,
creativiteit, inhoud, illustraties, et cetera.
3. Op de geplande oefensessies komen de studenten naar school voor het oefenen
van hun presentatie, waarbij zij hierop feedback krijgen van de begeleider en de
klassendocent.

Afstudeerhandleiding MBO – Verpleegkunde/ 22 april 2020/ Onderwijs/ WB/ CO/ versie 1


27
4. Afronding: het examen

4.1 Examenonderdelen
Het examen bestaat uit:

• de beoordeling van het afstudeerproject


• de presentatie van het afstudeerproject
• verdediging van het afstudeerproject

4.2 Proces en procedure van het examen


1. De examencommissie bestaat uit twee (2) deskundigen welke zijn toegewezen door het
opleidingsinstituut, één (1) lid van de examencommissie van het opleidingsinstituut en
één (1) gedelegeerde van het Ministerie van Volksgezondheid als toezichthouder.
2. Het afstudeergesprek wordt gevoerd door de twee (2) deskundigen: de begeleider en
de mede - beoordelaar.
3. Het geheel wordt geleid door een gespreksleider.
4. De studenten geven een toelichting op de inhoud van het afstudeerproject. De
afstudeerpresentatie duurt per groep maximaal 20 minuten, waarbij elk groepslid
verplicht is te presenteren;
5. Het afstudeergesprek duurt maximaal 20 minuten en heeft betrekking op:
• de inhoud van het afstudeerproject
• persoonlijke leerervaringen
• beroepsvaardigheden
• persoonlijke groei
• toekomstplannen
6. Tijdens het afstudeergesprek (verdediging) krijgt elke deskundige maximaal 10 minuten
voor het stellen van vragen aan de studenten betreffende de onder punt 5 genoemde
onderdelen.
7. Na het gesprek trekt de examencommissie zich gedurende 10 minuten terug voor de
eindbeoordeling.
8. De eindbeoordeling wordt door de voorzitter van de examencommissie afgekondigd.
9. Na de bekendmaking van het eindresultaat krijgen een vertegenwoordiger uit de groep
de gelegenheid tot het richten van een dankwoord aan het publiek.
10. Na het dankwoord bestaat er ruimte tot het overbrengen van de felicitaties door het
publiek aan de geslaagden.

Afstudeerhandleiding MBO – Verpleegkunde/ 22 april 2020/ Onderwijs/ WB/ CO/ versie 1


28

You might also like