Professional Documents
Culture Documents
Traject
Persoonlijke Professionalisering
Handleiding voor alle opleidingen
Studiejaar 2019-2020
Auteurs: UNASAT Directie in samenwerking met de
PP- coördinator
Code: SP/H1113-19PP1-7
Website: www.unasat.net
In paragraaf 1.1 zijn de competenties beschreven waaraan je werkt bij UNASAT. In de tweede
paragraaf is de visie en het doel van het PP-traject beschreven. In de derde paragraaf zijn de drie
(3) assessments beschreven die gedurende uw studie afgenomen zullen worden.
1. Ondernemend gedrag
U stelt u proactief op en beschikt over commercieel vermogen om kansen te signaleren en daar
naar te handelen.
2. Besluitvaardigheid
U durft keuzes te maken, knopen door te hakken en u kunt daarbij diverse belangen tegen elkaar
afwegen.
3. Ontwikkelingsgericht vermogen
U bent in staat en gemotiveerd om van elke situatie te leren. U bent gericht op
kennisontwikkeling, professionalisering van uzelf en de beroepsgroep.
4. Samenwerken
U kunt samen met anderen, goede prestaties neerzetten en bent gericht op positieve
werkrelaties.
5. Innovatief vermogen
U beschikt over visie en creativiteit om tot innovatieve oplossingen en/of werkwijze te komen
en een bijdrage te leveren aan de vernieuwing van het beroepsdomein.
6. Klantgerichtheid
U kunt uw werk inrichten naar de behoefte van de klant en zet u in om aan de wensen en
verwachtingen van klanten te voldoen.
1. Vakkundigheid
U signaleert en analyseert beroepsvraagstukken c.q. problemen en komt tot beredeneerde
oordelen en oplossingen, gebruikmakend van relevante en actuele internationale
kennisbronnen en beroepspraktijken, theorieën, modellen, begrippen en technieken.
2. Communiceren
U communiceert effectief met personen om gestelde doelen te bereiken. U bent
toegankelijk en sensitief en u hebt overtuigingskracht. Dit betreft zowel mondelinge als
schriftelijke communicatie.
3. Resultaatgerichtheid
U bent gericht op het bereiken van tastbare resultaten, u bent gericht op oplossingen, u
werkt doelgericht en efficiënt.
Tijdens de trainingen oefent u met de competenties die in de praktijk van belang zijn. Door hier
vaardig in te zijn, vergroot u uw persoonlijke effectiviteit. Uiteindelijk bent u dan beter voorbereid
op toekomstige en nieuwe ontwikkelingen in de beroepspraktijk.
De competenties zijn afgestemd op en met het beroepenveld en de ontwikkeling hiervan vindt dan
ook voor een belangrijk deel plaats op uw eigen werk- of stageplek. Hier treft u authentieke
praktijksituaties aan waarin u kunt werken aan het versterken van uw competenties. Hoe meer
aanknopingspunten uw beroepspraktijk biedt, hoe zelfstandiger en effectiever u uw persoonlijke
ontwikkeling vorm kunt geven.
Bij PP gaat het om uw gedrag. De STARR methode is een veel gebruikte techniek in het PP
programma. Met het STARR formulier (bijlage 2) kunt u zowel werkgedrag als de context waarin
dat gedrag zich heeft voorgedaan, duidelijk en scherp in beeld brengen. U verzamelt relevante,
concrete praktijkvoorbeelden uit uw eigen werkomgeving en/of stageplek en die analyseert u op
de volgende vijf (5) elementen:
1.3 Assessments
Gedurende de studie vinden er drie (3) assessments plaats en wel als volgt:
1. Oefenassessment
Halverwege het PP-traject vindt er een oefenassessment plaats. De STARR’ s over de
competenties Ondernemend gedrag en Besluitvaardigheid en het reflectieverslag over uw
ontwikkelingsgerichtheid zijn de basis voor dit gesprek. Dit is een ontwikkelingsgericht
gesprek, waarbij de assessor (de PP-docent) u individueel feedback geeft op uw ontwikkeling
van de competenties. Deze feedback gebruikt u bij het verder ontwikkelen van uw
competenties in het vervolg van het programma. Aan het eind van het PP-traject (eind van
semester 6) zijn (de verslagen van) alle competenties ondergebracht in een “Startportfolio”.
Dit is het eerste portfolio dat ook gezien kan worden als een ‘verzamelportfolio’ omdat hierin
alle informatie over de (groei van uw) competenties, inclusief de startopdracht, is opgenomen.
2. Ontwikkelassessment
Aan het eind van uw stageperiode (eind van semester7) levert u een ontwikkelportfolio in met
de ‘best practices’ (STARR’s) van de zes (6) competenties die u (verder) hebt ontwikkeld tijdens
de stage met daarin het competentie ontwikkelplan (COP). In de handleiding ‘Portfolio en
Assessment’ kunt u zien welke eisen gesteld worden aan een portfolio. Dit is een portfolio met
andere ‘best practices’ (STARR’s) dan in het startportfolio. Dit portfolio is de basis voor het
ontwikkelassessment. Uw stagebegeleider en uw PP-docent bevragen u tijdens dit assessment
op uw competentieontwikkelingen. Zij geven u tips en feedback om uw competenties verder
te ontwikkelen en uw portfolio verder uit te werken zodat u aan het eind van uw opleiding het
eindassessment kunt doen.
De studenten die vrijstelling krijgen voor de stage stellen ook een portfolio samen en voeren
tevens het ontwikkelassessment gesprek. De aanvraag voor vrijstelling wordt gedaan bij de
examencommissie en omvat een portfolio met o.a. alle negen (9) competenties. De “best
practices” in dit portfolio zijn andere dan de “best practices” die eerder geschreven zijn naar
aanleiding van de PP workshops.
2.1 PP-traject
Gedurende het PP-traject wordt u getraind in het ontwikkelen van de volgende competenties:
Metacompetentie Competenties
1. Ontwikkelingsgericht 2. Innovatief vermogen
vermogen 3. Ondernemend gedrag
- (Zelf)reflectie 4. Besluitvaardigheid
- Zelfsturend 5. Samenwerken
vermogen 6. Klantgerichtheid
7. Resultaatgerichtheid
8. Communiceren
Figuur 2.1 De acht (8) competenties waarin getraind wordt gedurende het PP-traject
Aan het begin van het PP-traject maakt u een start met het ‘verzamelportfolio’ waarin u tijdens het
traject per competentie, (deel)producten bewaart. Het gaat om STARR-beschrijvingen (‘best
practices’), ervarings- en reflectieverslagen, bewijsmateriaal en feedbackformulieren.
In totaal verwerft u 42 studiepunten (EC’s) voor het PP-traject en wel als volgt (zie details in figuur
3.1):
• Startopdracht: 2 EC’s.
• PP-opdrachten van de zes (6) competenties: 8 EC’s.
• COP: 2 EC’s.
Tijdens het laatste semester (semester 8) studeert u af. U voert een afstudeeronderzoek uit en
middels het afstudeerrapport wordt u voor de drie (3) competenties: vakkundigheid,
communiceren en resultaatgerichtheid op bachelor niveau beoordeeld. Bij een voldoende
beoordeling ontvangt u 18 EC’s. Zie voor meer informatie de handleiding Afstudeeropdracht.
Tijdens het PP-traject maakt u deel uit van een lerende groep die van elkaar en met elkaar leert.
We verwachten dat u sturing geeft aan uw eigen leerproces en dat u een actieve, positief kritische
en lerende houding laat zien in de samenwerking met medestudenten en trainer.
Naast de plenaire bespreking wordt er regelmatig in groepen gewerkt. Hierbij wordt de situatie op
de eigen werkplek nader bekeken, worden ervaringen uitgewisseld, geanalyseerd en
bediscussieerd en in relatie gebracht met de theorie. Tijdens de workshops worden zowel
individuele als groepsopdrachten uitgevoerd. In deze opdrachten oefent u met een specifieke
competentie: u leert aan de hand van opdrachten, discussie, oefeningen en rollenspelen
vaardigheden die u hiervoor nodig hebt. De opdrachten die u uitvoert bewaart u in uw verzamel-
(of ontwikkel-) portfolio nadat ze zijn beoordeeld door uw PP-docent. Verder is er gelegenheid om
te oefenen, praktijkervaringen uit te wisselen en concrete voorbeelden te onderzoeken. De docent
heeft hierbij de rol van procesbegeleider en faciliteert het leerproces door te coachen en feedback
te geven.
In de bijeenkomsten wordt nadrukkelijk uitgegaan van inbreng van de studenten. U levert naast de
gevraagde producten ook een actieve bijdrage vanuit uw eigen organisatie. Dit kan een korte
presentatie zijn over competenties op uw werk, een ‘best practice’, een gewaardeerd model uit de
praktijk, een leuk idee, een verbetervoorstel, een tip om klanten te binden, een trend, een situatie
die veel inzicht opleverde, etcetera.
2.3 Planning
Hieronder staat het overzicht van de trainingen. Het programma is een richtlijn en geeft een
algemene oriëntatie op de inhoud. De specifieke invulling is mede afhankelijk van het
groepsproces, concrete aandachtspunten in de competentieontwikkeling en de kennis en ervaring
dat al aanwezig is.
Semester
(Voor data en
tijden
Zie het
college
rooster) Trainingen Voorbereiding en Actie(s) student
Semester 2 Training 1: Toelichting op het programma en de Studiehandleiding Traject
competenties Persoonlijke Professionalisering (PP)
(3 • Kennismaking lezen.
• Startopdracht
trainingen x
• Competentieontwikkeling werk/opleiding;
1,5 uur)
portfolio
• Doel en werkwijze PP-traject
• Feedback geven en leren reflecteren
• Praktische zaken
Verplichte literatuur
Handleidingen. Naast deze studiehandleiding zijn er nog drie andere handleidingen die u
gebruikt tijdens het PP-traject, namelijk:
• De Handleiding startopdracht
• De Handleiding Portfolio en Assessment
• De Handleiding stage
Aanbevolen literatuur
Boek: Phillip L. Hunsaker: Managementvaardigheden
Uitgever: Pearson Education Benelux, Amsterdam
ISBN10: 978-90-430-1853-1, derde editie, 2010
Semester 2
Startopdracht: zogenaamde ‘Nul-meting’ van uw competenties (zie Studiehandleiding
Startopdracht).
Semester 4
STARR Besluitvaardigheid: u geeft een praktijkvoorbeeld waaruit uw ‘durf/daadkracht’ en/of
‘strategisch denken’ blijkt. U voegt feedback van relevant betrokkenen toe. Verder levert u een
reflectieverslag in voor de competentie Ontwikkelingsgericht vermogen. In dit verslag reflecteert
u op uw eigen functioneren en uw kwaliteiten en ontwikkelpunten.
Semester 5
STARR Innovatief vermogen: u geeft een praktijkvoorbeeld waaruit uw ‘visie’ en/of ‘creativiteit’
blijkt. U voegt feedback van relevant betrokkene toe en verwerkt dit in het onderdeel reflectie van
de STARR.
Semester 6
STARR Klantgerichtheid: u geeft een praktijkvoorbeeld waaruit uw ‘servicegerichtheid’ en/of
‘relatiegerichte houding’ blijkt. U voegt feedback van relevant betrokkenen toe en verwerkt dit in
het onderdeel reflectie van de STARR.
Ervaringsverslag Samenwerken: u voegt een praktijkvoorbeeld toe waarin u één van de vijf
zelfbeoordelingsvragen van samenwerken aantoont. U voegt feedback van relevant betrokkenen
toe en verwerkt dit in het onderdeel reflectie van de STARR.
Semesters 7 + 8
Zie voor de richtlijnen en eisen aan het portfolio en de assessments de handleiding ‘Portfolio en
Assessment’.
3.2 Beoordeling
Voorafgaand aan iedere training leest u de literatuur en maakt u de opdrachten die door de docent
in de voorafgaande training zijn toegelicht. Gezien de aard van het programma is aanwezigheid
tijdens de trainingen verplicht. U leert met elkaar en van elkaar. We verwachten, mocht u
onverhoopt een keer afwezig zijn, dat u zich vooraf via de mail afmeldt bij de docent en uw
oefengroep. Vervolgens overlegt u met uw PP-docent(e) wat de afspraken zijn voor de volgende
training. De docent beoordeelt of uw inspanningen toereikend zijn.
Elk onderdeel wordt beoordeeld met een cijfer. De trainer beoordeelt de opdrachten aan de hand
van de beoordelingscriteria en kent een cijfer tussen 1 en 10 toe. Om voor een 5,5 of hoger in
aanmerking te komen, moet elk beoordelingscriterium minimaal een voldoende zijn.
De studiepunten (EC’s) worden toegekend bij een beoordeling van 5,5 of hoger.
3.3 Feedback
U vraagt voor het samenstellen van uw verslagen feedback aan degenen die betrokken waren bij
uw ‘best practice’. Deze feedback verwerkt u in uw reflectie dat bestaat uit een zelfreflectie en de
reflectie op de verkregen feedback. De feedbackformulieren zijn opgenomen in bijlage 7.
U ontvangt van de trainer digitaal, binnen drie (3) weken na inleveren, de beoordeling en feedback
op uw ingeleverde PP-opdracht. Na afloop van de assessments ontvangt u direct mondelinge
feedback.
3.4 Herkansing
U heeft per studiejaar recht op 2 kansen: de 1e keer dat u uw opdracht inlevert is de kans en later
nog de (eventuele) herkansing. Zorg ervoor dat u de feedback van de PP-trainer volledig verwerkt
voordat u op de vastgestelde datum uw PP-opdracht inlevert! Niet inleveren op de vastgestelde
datum betekent dat u 1 kans heeft gehad en alleen nog van de herkansing gebruik kunt maken.
Mocht u onverhoopt na de herkansing nog geen voldoende hebben, dan moet u in het volgende
studiejaar de training opnieuw volgen en de opdracht maken. Bij een onvoldoende beoordeling
wordt door de trainer aangegeven of er een aanvulling wordt gevraagd of een geheel nieuw
product. Het verslag moet dan binnen 3 weken ingeleverd worden.
De competenties zijn verdeeld in vier competentiedomeinen, die nauw met elkaar samenhangen:
Beroepsmatig
handelen
Ontwikkelings-
gerichtheid
Sociaal
communicatief Bedrijfsmatig
handelen handelen
Ontwikkeling van zowel de competenties als de beheersing van de beroepstaken is pas mogelijk als
er sprake is van ontwikkelingsgerichtheid. In die zin vormt deze laatste algemene competentie de
basis voor alle andere.
Competentiedomein Competentie
I Beroepsmatig handelen 1. vakkundigheid
de student is in staat zijn beroepsvraagstukken te
2. innovatief vermogen
signaleren en op professionele wijze te analyseren, op te
lossen en te verantwoorden. Het opgeleverde werk moet
inhoudelijk deugen.
II Bedrijfsmatig handelen 3. resultaatgerichtheid
de student is in staat tot systematisch en efficiënt 4. ondernemend gedrag
handelen in beroepsvraagstukken zodat een optimale 5. besluitvaardigheid
output wordt bereikt: de werkwijze moet voldoen aan
eisen die doorgaans in het bedrijfsleven worden gesteld.
III Sociaal communicatief handelen 6. communiceren
de student is in staat om met en voor anderen werk uit te 7. samenwerken
voeren. De student is in staat om positieve werk- en 8. klantgerichtheid
klantrelaties te creëren en te onderhouden en hij is in staat
te handelen in relatie met anderen.
IV Ontwikkelingsgerichtheid 9. ontwikkelingsgerichtheid
de student neemt verantwoording voor de eigen
ontwikkeling en hij gaat actief op zoek naar ontwikkeling-
en loopbaanmogelijkheden: de student kan leren van
ervaring.
De competenties zijn verder uitgewerkt in indicatoren. De indicatoren geven inzicht in wat onder
een competentie wordt verstaan. Bijvoorbeeld: de competentie communiceren is uitgewerkt in de
indicatoren toegankelijkheid, sensitiviteit en overtuigingskracht. Indicatoren zijn op hun beurt weer
uitgewerkt in meetbaar (cognitief) gedrag.
Competentie 1: Vakkundigheid
De competentie vakkundigheid wordt ontwikkeld en beoordeeld in de vakinhoudelijke semesters
Omschrijving: signaleert en analyseert beroepsvraagstukken c.q. problemen en komt tot
beredeneerde oordelen en oplossingen, gebruikmakend van relevante en actuele (inter)nationale
kennisbronnen en beroepspraktijken, theorieën, modellen, begrippen en technieken.
Indicator (Gedrags)criteria
Onderzoekend • brengt verschillende aspecten aan een vraag/probleem in kaart; weet
vermogen een probleemstelling te definiëren en af te bakenen in deelvragen
• vergaart relevante informatie uit (inter)nationale, (wetenschappelijke)
kennisbronnen en beroepspraktijken
• voert, als de praktijksituatie daarom vraagt, een valide en betrouwbaar
onderzoek uit
• checkt informatie, vermijdt ‘jumping-to-conclusions’
Analytisch vermogen • bekijkt een vraagstuk vanuit de belangrijkste betrokken (interne en
externe) partijen en hun belang
• haalt de essentie en relevantie uit (cijfermatige) gegevens
• scheidt feiten van meningen/interpretaties
• onderscheidt hoofd- van bijzaken
• stelt oorzaak en gevolg vast
Conceptueel • plaatst problemen of situaties in een meer omvattend kader door
vermogen verbanden te leggen met andere (cijfermatige) gegevens
• integreert kennis en vaardigheden vanuit verschillende vakinhoudelijke
disciplines
• past recente (wetenschappelijke) kennis adequaat toe
Oordeelsvorming • beoordeelt oplossingen op vooraf opgestelde criteria
• betrekt mogelijke tegenargumenten in de oordeelsvorming
• werkt bij ontbrekende informatie zonodig met beredeneerde aannames
• trekt beargumenteerde conclusies, voortvloeiend uit voorgaande
analyse
Indicator (Gedrags)criteria
Visie • relateert oplossingen en adviezen aan trends, recente en toekomstige
ontwikkelingen zowel nationaal als internationaal
• zoekt naar lange termijn oplossingen
• verwoordt een eigen visie
Creativiteit • komt met nieuwe en originele oplossingen
• bekijkt oplossingen vanuit ongewone perspectieven
• produceert gemakkelijk ideeën
• gebruikt bestaande oplossingen in nieuwe toepassingen
Indicator (Gedrags)criteria
Doelgericht werken • stelt doelen in termen van stappen en (meetbare) resultaten
• maakt voorwaarden duidelijk die nodig zijn om doelen te bereiken
• stelt begrotingen op waarbij gelden vertaald zijn naar activiteiten
• gaat door tot resultaat is bereikt
• bewaakt dat oplossingen ook daadwerkelijk uitgevoerd worden
• evalueert of oplossingen een probleem ook daadwerkelijk hebben
opgelost
Oplossingsgerichtheid • onderneemt actie bij de constatering dat zaken fout gaan
• is gericht op actie ondernemen ter oplossing en/of voorkoming van
problemen
• komt met werkbare oplossingen; voorziet oplossingen van een
geloofwaardige haalbaarheids- en risicoanalyse
• reageert als doelen/planning niet wordt gehaald
Efficiency • stelt prioriteiten en verdeelt beschikbare tijd efficiënt over taken
• kosten staan in verhouding tot baten
Indicator (Gedrags)criteria
Proactief • anticipeert op mogelijke problemen
• ziet kansen en benut deze
• past handelswijze (planning / activiteiten) aan indien de
omstandigheden dit vereisen
• staat open voor nieuwe ideeën en ontwikkelingen
Commercieel gericht • toont inzicht in trends ontwikkelingen in de markt en de activiteiten
van concurrenten
• doet voorstellen voor het ontwikkelen van nieuwe diensten/producten
of het verbeteren van bestaande processen/diensten
• neemt factoren als kosten, winst, rendement en groei mee in
voorstellen en beslissingen
Competentie 5: Besluitvaardigheid
Omschrijving: maakt keuzes en zet deze om in acties
Indicator (Gedrags)criteria
Durf • hakt tijdig knopen door, wacht niet af tot anderen voor hem/haar
beslissen
• durft in onzekere situaties risico’s te nemen
• komt uit voor de eigen mening in een discussie of dilemma
• maakt, indien nodig, op basis van beperkte informatie keuzes
Strategisch denken • houdt bij het nemen van beslissingen rekening met voorwaarden en
omstandigheden in de organisatie: geld, kennis, cultuur, machts-
verhoudingen, tijd en werkwijze
• overziet consequenties van beslissing met betrekking tot processen,
personen, milieu en maatschappij in eigen land en over de grenzen
Competentie 6: Communiceren
Omschrijving: communiceert effectief met personen om gestelde doelen te bereiken. Het betreft
hier zowel mondelinge communicatie als schriftelijke communicatie.
Indicator (Gedrags)criteria
Toegankelijkheid • hanteert een duidelijke en logische structuur (opbouw is logisch,
hoofdlijn is steeds goed te volgen, de kernboodschap is duidelijk,
steeds is duidelijk hoe een onderdeel past in het groter geheel)
• gebruikt vaktaal correct en op de doelgroep afgestemd;
• is to the point, weidt niet onnodig uit
• gebruikt hulpmiddelen effectief
• presenteert informatie cijfermatig of via modellen en diagrammen
Indicator (Gedrags)criteria
Taakgericht • levert een actieve bijdrage aan structurering van het werk (doet
voorstellen en/of maakt afspraken over doelen, resultaten, werkwijze,
deadlines e.d.)
• heeft goed overzicht wie wat wanneer moet doen
• komt goed voorbereid naar bijeenkomsten
• komt afspraken na
• evalueert eigen bijdrage kritisch, vraagt hoe het beter kan
• evalueert bijdragen van anderen kritisch, stelt vragen, geeft
opbouwende kritiek
• doet uit zichzelf pogingen een probleem op te lossen (blijft niet steken
in klachten of bezwaren, verschuilt zich niet achter anderen)
Teamgericht • draagt bij aan een goede sfeer; maakt gemakkelijk contact, houdt
rekening met gangbare normen, is tactvol, toont belangstelling, laat
waardering over aanpak en resultaten blijken
Indicator (Gedrags)criteria
Klant- en servicegericht • neemt wensen van klanten als uitgangspunt van activiteiten, denkt
activiteiten door op consequenties daarvan voor klanten
• reageert tijdig op verzoeken of vragen van klanten en collega’s
• checkt of aan verwachtingen is voldaan
• maakt duidelijk afspraken met klanten en houdt zich daar aan
• reageert direct en oplossingsgericht op klachten, schuift klachten niet
af
• vraagt door op wensen van klanten en collega’s
Relatiegericht • maakt gemakkelijk contact met klanten; stelt hen op hun gemak, laat
een positieve eerste indruk achter
• is tactvol en diplomatiek
• praat met respect over klanten, collega’s, de organisatie
Competentie 9: Ontwikkelingsgerichtheid
Omschrijving: in staat en gemotiveerd om van elke situatie te leren, onderneemt actie na ervaringen en
feedback. Is gericht op professionalisering van zichzelf en als beroepsbeoefenaar.
Indicator (Gedrags)criteria
Reflecterend vermogen • staat open voor andere visies en methoden, kan eigen opvattingen
loslaten
• vraagt feedback over eigen aanpak en resultaten
• brengt sterke en zwakke kanten van het eigen functioneren in kaart,
beschikt over zelfkennis
Situatie
Beschrijf de situatie waarin de best practice plaatsvond en de aanleiding van de opdracht.
Taak
Beschrijf de exacte opdracht en wie de opdracht gaf. Geef aan wat uw rol/functie was.
Wat werd van u verwacht? Wat was uw taak in deze specifieke situatie? Kreeg u een opdracht
(welke en van wie?) of had u uzelf deze taak opgedragen?
Activiteiten
Beschrijf de aanpak die gehanteerd is bij het uitvoeren van de opdracht (activiteiten, methoden
en technieken, voorbereiding). Geef aan welke activiteiten u ondernomen heeft.
Resultaat
Beschrijf het resultaat van de opdracht en hoe dat resultaat is beoordeeld door verschillende
betrokkenen (opdrachtgever, klanten, etc.). Wat is er vervolgens met het resultaat gebeurd?
Reflectie
Waarom beschouwt u dit als een best practice?
Beschrijf per indicator van de competentie welke ontwikkeling u heeft doorgemaakt. Welke
feedback heeft u gehad (scores en tips) via de feedbackformulieren? Welke leerpunten haalt u
daar uit en hoe wilt u er aan gaan werken? Noem concrete acties die zult ondernemen
hieromtrent.
Alle bovenstaande items dienen minimaal een V te scoren voor een voldoende cijfer (minimaal
5.5). Een lagere score betekent bijstellen of herkansen.
7 x V = 5.5
6xV+1xG=6
5 x V + 2 x G = 6.5
4-3xV+3-4xG=7
2 - 1 x V + 5 - 6 x G =7.5
7xG=8
Eindcijfer
Alle bovenstaande items dienen minimaal een V te scoren voor een voldoende cijfer (minimaal
5.5). Een lagere score betekent bijstellen of herkansen.
7 x V = 5.5
6xV+1xG=6
5 x V + 2 x G = 6.5
4-3xV+3-4xG=7
2 - 1 x V + 5 - 6 x G =7.5
7xG=8
Alle bovenstaande items dienen minimaal een V te scoren voor een voldoende cijfer (minimaal
5.5). Een lagere score betekent bijstellen of herkansen.
7 x V = 5.5
6xV+1xG=6
5 x V + 2 x G = 6.5
4-3xV+3-4xG=7
2 - 1 x V + 5 - 6 x G =7.5
7xG=8
Uw COP moet voorzien zijn van een voorblad (met logo), titelblad, voorwoord, inhoudsopgave en
inleiding. Op het voorblad noteert u de titel en uw naam en opleiding.
Op het titelblad noteert u de volgende gegevens:
• naam + studentnummer
• periode waarop het COP betrekking heeft
• datum waarop het COP is opgesteld
• naam van uw PP-docent
1. Studievoortgang
U geeft een overzicht van uw studievoortgang tot nu toe. Hoeveel studiepunten hebt u tot nu toe
gehaald per semester? Wat heeft u geleerd per semester? Welke studieonderdelen heeft u niet
gehaald? Geef hierbij aan wanneer en hoe u van plan bent de (eventuele) achterstand in te halen.
Competenties
Vervolgens beschrijft u per competentie de stand van zaken:
• Wat gaat u goed af?
• Wat gaat u minder goed af?
Maak bij dit deel van de zelfevaluatie gebruik van bijlage 1 van de PP-handleiding: ‘Uitwerking
van competenties in indicatoren en gedrag’.
Competenties 1 2 3 4 5
1. Innovatief vermogen □ □ □ □ □
2. Ondernemend gedrag □ □ □ □ □
3. Besluitvaardigheid □ □ □ □ □
4. Samenwerken □ □ □ □ □
5. Klantgerichtheid □ □ □ □ □
6. Ontwikkelingsgericht vermogen □ □ □ □ □
4. SWOT-analyse
U beschrijft in dit hoofdstuk uw sterke en zwakke kanten, waarin u voor uzelf kansen ziet en
waar de ‘bedreigingen’ liggen. Informatie over het opstellen van een SWOT-analyse ontvangt
u van de PP-docent.
5. Ontwikkeldoelen
In dit hoofdstuk vertaalt u uw ambities naar ontwikkeldoelen die u gedurende uw stage of
afstudeertraject wilt ontwikkelen. U beschrijft minimaal één ontwikkeldoel per competentie.
Formuleer uw ontwikkeldoelen ‘SMART’
Student + studentnummer
Beoordeeld door: Handtekening:
Datum:
COP
Beoordelingscriteria
Waardering Toelichting
Studievoortgang is concreet O V G
aangegeven per semester en hoe
eventuele achterstand ingehaald zal
worden
Eigen visie op studie en beroep en O V G
eigen toekomstperspectief is helder
beschreven.
Voortgang van de competentie- O V G
ontwikkeling is duidelijk aangegeven:
vorderingen en verdere ontwikkeling.
Student toont inzicht in zijn sterktes O V G
en zwaktes, kansen en bedreigingen
d.m.v. de SWOT-analyse.
Student formuleert minimaal één O V G
ontwikkeldoel per competentie.
Ontwikkeldoelen zijn SMART O V G
geformuleerd en vastgelegd in
concrete activiteiten per
competentie.
Het product is professioneel O V G
geschreven en voldoet aan de
vormgevingseisen van UNASAT.
Eindcijfer (op schaal van 1-10)
Alle bovenstaande items dienen minimaal een V te scoren voor een voldoende cijfer (minimaal
5.5) . Een lagere score betekent bijstellen of herkansen.
7 x V = 5.5
6xV+1xG=6
5 x V + 2 x G = 6.5
4-3xV+3-4xG=7
2 - 1 x V + 5 - 6 x G =7.5
7xG=8
Organisatie:
Omschrijving: Signaleert kansen en handelt hiernaar.
Instructie
Kruis op onderstaande schalen tussen twee uiterste gedragingen aan welk gedrag u het meest
herkent. Indien u m.b.t. een bepaald aspect geen beeld heeft, dan vult u niets in.
Tips:
Handtekening:………………………………………………Datum:…………………………………
Organisatie:
Omschrijving
Neemt beslissingen door keuzes te maken en knopen door te hakken en de gevolgen daarvan te
dragen.
Instructie
Kruis op onderstaande schalen tussen twee uiterste gedragingen aan welk gedrag u het meest
herkent. Indien u m.b.t. een bepaald aspect geen beeld heeft, dan vult u niets in.
Tips:
Handtekening:…………………………………………..Datum:………………………
Organisatie:
Omschrijving: Is in staat en gemotiveerd om van elke situatie te leren, onderneemt actie n.a.v.
feedback en ervaringen. Is gericht op kennisontwikkeling, professionalisering van zichzelf en de
beroepsgroep.
Instructie
Kruis op onderstaande schalen tussen twee uiterste gedragingen aan welk gedrag u het meest
herkent. Indien u m.b.t. een bepaald aspect geen beeld heeft, dan vult u niets in.
Tips:
Handtekening:……………………………………….Datum……………………
Organisatie:
Omschrijving
Creëert nieuwe en originele ideeën, werkwijze en/of toepassingen.
Instructie
Kruis op onderstaande schalen tussen twee uiterste gedragingen aan welk gedrag u het meest
herkent. Indien u m.b.t. een bepaald aspect geen beeld heeft, dan vult u niets in.
Tips:
Handtekening:…………………………………………Datum…………………………
Organisatie:
Omschrijving: Levert in een team een bijdrage aan gemeenschappelijke resultaten, is gericht op
positieve werkrelaties, ondersteunt teamleden.
Instructie
Kruis op onderstaande schalen tussen twee uiterste gedragingen aan welk gedrag u het meest herkent. Indien u m.b.t.
een bepaald aspect geen beeld heeft, dan vult u niets in.
Tips
Datum : Handtekening:……………………………………..
Organisatie:
Omschrijving
Richt het werk in naar de behoefte van de klant, zet zich in om aan wensen en verwachtingen van
klanten te voldoen (rekening houdend met de mogelijkheden van de organisatie).
Instructie
Kruis op onderstaande schalen tussen twee uiterste gedragingen aan welk gedrag u het meest
herkent. Indien u m.b.t. een bepaald aspect geen beeld heeft, dan vult u niets in.
Tips:
Handtekening:………………………………………..Datum:………………………...
Instructie
Kruis op onderstaande schalen tussen twee uiterste gedragingen aan welk gedrag u het meest herkent. Indien u m.b.t. een bepaald
aspect geen beeld heeft, dan vult u niets in.
Tips
Datum: Handtekening:
Datum: Organisatie:
Tips
Datum : Handtekening:
Datum: Organisatie:
Instructie
Kruis op onderstaande schalen tussen twee uiterste gedragingen aan welk gedrag u het meest herkent. Indien u m.b.t.
een bepaald aspect geen beeld heeft, dan vult u niets in.
Tips
Datum : Handtekening: