You are on page 1of 19

Willem de Kooning Academie

2022-2023

Stagegids
Docent Beeldende Kunst en Vormgeving
Voltijd Bacheloropleiding 3e jaar
Inhoudsopgave
Inleiding
Het beroepsprofiel: over bevoegdheid & bekwaamheid
Profiel van de opleiding

1 Stagebeleid

2 Contactgegevens stagecoördinatie

3 Inhoud derde jaars participerende stage

4 Protocol stagecontract

5 Verwachtingen Stagebedrijf & Stagebegeleiding

6 Toelichting op de stage opdrachten

7 Verslaglegging

8 Beoordeling

Bijlagen
Beoordelingsformulier begeleider stagebedrijf studiejaar 12

2
Inleiding

Deze stagegids informeert je over procedures en de inhoudelijke vereisten van de stage


voor het 3e jaar van de opleiding Docent Beeldende Kunst en Vormgeving. De stagegids is
gericht op de student maar is ook bedoeld voor docenten, stagebegeleiders en andere
betrokkenen.

Het opdoen van werkervaring in het beroepsveld is onlosmakelijk verbonden met het
beoogde beroepsprofiel en de competenties van de opleiding. Als integraal onderdeel van
het curriculum neemt de stage een belangrijke plaats in bij het vaststellen of de student
voldoende competent is om de studie met een diploma af te sluiten. De stage is een volledig
praktijkgericht leergebied voor de ontwikkeling van de competenties (kunstvakopleidingen
2018).

Het beroepsprofiel: bevoegdheid & bekwaamheid


De opleiding Docent Beeldende Kunst en Vormgeving leidt op voor het gehele werkveld in
de kunsteducatie. De bevoegdheid is ongedeeld en ongegradeerd. Het behalen van het
diploma aan de opleiding betekent een volledige bevoegdheid als docent voor alle niveaus
en disciplines van het kunstonderwijs. Het werkveld bestaat uit het primair-, voortgezet-,
middelbaar- en hoger beroeps onderwijs en de buitenschoolse kunsteducatie.

De relatie met het werkveld is essentieel om actueel te blijven als opleiding. De


docentenopleiding BKV is alle stagebedrijven zeer erkentelijk voor hun inzet en
betrokkenheid bij de ontwikkeling van de student tot volwaardige collega in de
kunsteducatie. Het komt de kwaliteit en continuïteit van de kunsteducatie ten goede
wanneer de studenten kunnen rekenen op een goede plek om praktijkervaring op te doen.
Daarnaast kunnen de stagebedrijven rekenen op jonge bevlogen startbekwame- en
zelfstandige collega’s.

Profiel van de opleiding


De inhoudelijke speerpunten van de opleiding zijn interdisciplinariteit, vraaggestuurd,
conceptueel denken, verbinden van theorie en praktijk, activerende en digitale didactiek,
mediawijsheid, ondernemerschap, inclusiviteit, empathie en weerbaarheid, onderzoek en
actualiteit en internationalisering. Deze speerpunten zijn verweven in het gehele
curriculum van de opleiding. Onze didactische methodieken zijn gestoeld op vier
uitgangspunten:
1. Inzetten van artistieke, actieve werkvormen (artistiek lesgeven).
2. Nieuwsgierigheid wekken, verbeelden, verdwalen en grenzen verleggen.
3. Projecten en praktijken. Ons onderwijs is verbonden met de buitenwereld.
4. Collectief leren en co-creëren. We bouwen en onderhouden een leergemeenschap.

3
1 Stagebeleid
Het stagebeleid is er op gericht om goed contact te leggen en onderhouden met de
stagebieders, het netwerk in kaart te brengen en de student goed te begeleiden tijdens de
stage. Van de student wordt verwacht dat hij of zij of hen zelf verantwoordelijkheid neemt
voor het leerproces, de contacten met begeleiders en de formele procedure rond de stage.

De student kiest en zoekt zelf een stageplek, deze dient vervolgens goedgekeurd te worden
door de stagecoördinator. De student leert zo een aantal belangrijke vaardigheden omtrent
het zoeken van een baan; communiceren, solliciteren, ‘netwerken’ en initiatief nemen.
Tevens kan de student zich beter oriënteren en zich bekwamen in een gewenst werkveld,
waardoor hij of zij of hen zelf kleur geeft aan zijn of haar latere beroepsuitoefening.

2 Contactgegevens stagecoördinatie

De stagecoördinator van de opleiding Docent Beeldende Kunst en Vormgeving is het


aanspreekpunt bij inhoudelijk vragen, calamiteiten en bij onbehoorlijk functioneren stagiair,
ondersteunt bij het zoeken van een stage, begeleidt samen met de studieloopbaancoach de
keuze voor een stage, goedkeuring stages, eventueel nabellen of bezoek, coördineren
toewijzen stagedocenten van de WdKA.

Stagecoördinator Docent Beeldende Kunst en Vormgeving WdKA


E-mail: f.c.m.t.wierenga@hr.nl of wdka.stagedbkv@hr.nl
Franciska Wierenga - 06 215 842 57

Disclaimer
Wijzigingen in deze stagegids zijn voorbehouden. Aan de informatie uit deze stage gids
kunnen geen rechten worden ontleend.

3 Inhoud derdejaarsstage, participerende stage

Je kiest een stagebedrijf dat past bij je beoogde beroepskeuze of ambities. Het doel van
deze participerende stage is je te verdiepen. Door bewust te kiezen en je te specialiseren,
vergroot je je kansen op de toekomstige arbeidsmarkt. Je participeert als een collega in de
activiteiten van het stagebedrijf, je toont initiatief en je functioneert gedurende de stage
steeds meer verantwoordelijk en zelfstandig.

De nadruk van de stage ligt op het zelf ontwikkelen en verzorgen van lessen en educatieve
programmaonderdelen. Je krijgt geleidelijk aan meer verantwoordelijkheid. Meest ideaal is
als je een klas of meerdere klassen kan overnemen. De opbouw van de
verantwoordelijkheid gaat vervolgens geleidelijk. In het begin is de begeleidende docent van
het stagebedrijf nog actief aanwezig en vervolgens neem jij het steeds meer over.

Binnenschoolse educatie: je geeft zelfstandig lessen en ontwikkelt - waar mogelijk – een


eigen lesprogramma voor deze lessen. Wanneer je lesgeeft verzorg je dus ook de

4
beoordeling maar je bent nog geen eindverantwoordelijke hiervoor. Je neemt deel aan
vergaderingen en bent onderdeel van de sectie.

Buitenschoolse educatie: je hebt een afgebakend takenpakket waarbinnen je (grotendeels)


de verantwoordelijkheid draagt voor het verzorgen en uitvoeren - waar mogelijk ook het
zelf ontwikkelen - van kunsteducatieve programma’s/projecten. Daarbij is een belangrijk
onderdeel het zelf uitvoeren van educatieve programma.

In studiejaar 22-23 zijn de dinsdag en woensdag de dagen waarop de studenten uit het
derde jaar voltijd hun stage kunnen inplannen. Op de andere dagen van de werkweek staan
andere studieonderdelen ingeroosterd.

Richtlijn stage uren


Studiebelasting = 448 uren. Dat wil zeggen 12 uur (1,5 dag) per week stage waarvan
gemiddeld:
a. 6 uur lesgeven of educatieve programma’s uitvoeren
b. 4 uur overige werkzaamheden zoals voorbereiding, ontwikkeling, assisteren,
evaluatie. Je maakt een eigen planning voor de invulling hiervan. Aan het eind van
de stageperiode heb je in totaal ongeveer 266 uur lesgegeven en 152 uur
voorbereid, ontwikkeld en geassisteerd.
c. 2 uur tijd per week voor stageopdrachten, verslaglegging reflectie en communicatie
met de begeleiding

Peereducatie
In het studieprogramma van het derde jaar wordt de stage ondersteund door de module
Peereducatie. Dit is een pedagogisch programma waarin werk- en stage-ervaringen centraal
staan. Doormiddel van intervisiemethodiek kan je je ervaringen delen, vragen bespreken,
lessen ontwikkelen en alle andere taken die van je verwacht worden in de stage op tafel
leggen.

Planning stagejaar 2022-2023


3e
Aug/begin Start jaars stage Term 3.1 Periode 1: startgesprek
sept. online, eerste bezoek,
18-12-22 e
1 beoordeling begeleider van de stageplek lesobservatie stagedocent
9- 01-2022 Uiterlijk inleveren stage tussenrapportage DBKV, eerste beoordeling
stagebegeleider
05-02-23 Term 3.2 en 3.3 Periode 2: tweede bezoek,
01-06-23 2e beoordeling begeleider van de stageplek lesobservatie stagedocent
07-06-23 Inleveren stage eindverslag DBKV, tweede beoordeling
stagebegeleider
03-07-23 Evt. herkansing stage eindverslag

5
4 Protocol stage opstart
Onderstaand stappenplan van A tot en met E loop je door om aan alle formele voorwaarden
voor een stage te voldoen.

⃝ A het zoeken van een stage


Je zoekt zelf een stageplek. Voor advies of contacten uit ons netwerk kun je terecht bij je
docenten of bij de interne stage coördinator. Start tijdig (maart/april van voorgaande
studiejaar) met het zoeken van een stage.

Let bij het zoeken van je stageplek op de volgende aspecten:


• De inhoudelijke relevantie m.b.t. de kunsteducatie op het stagebedrijf: kan je er
genoeg leren over je latere beroepspraktijk? Belangrijk voor de stage in jaar drie is
dat je zelfstandig kan functioneren.
• Bij het maken van afspraken met je stagebedrijf is het belangrijk om ervoor te
zorgen dat je jouw persoonlijke stagedoelen kunt behalen en kunt voldoen aan de
verplichtingen vanuit de opleiding. Spreek goed af wat je taken worden, hoe je
rooster er uit ziet, wat je ruimte wordt om je leerdoelen te behalen en wanneer en
op welke momenten er tijd is voor feedback van je begeleider.
• Afstand stageplek en WdKA maximaal 1 uur reistijd rondom de academie i.v.m. het
bezoek van de stagebegeleider. Stageplekken verder van de academie worden in
principe niet toegestaan.

⃝ B. Vraag goedkeuring aan de stage coördinator


Voordat je verdere afspraken maakt met je stage, dien je de stage goed te laten keuren door
middel van het Stage-Goedkeuringsformulier (mywdka/internship/fine art and design
teacher training). Mail het formulier naar de stagecoördinator: wdka.stagedbkv@hr.nl

⃝ C. Ga naar het Stagecontract op mywdka/internship/ fine art and design teacher


training
Leg in overleg met de stageplek het takenpakket vast in het stagecontract en laat deze
ondertekenen door de tekenbevoegde persoon op je stageplaats.
Zonder contract krijg je geen stagedocent van de WdKA toegewezen en kun je niet
beoordeeld worden. Het contract is van belang zodat je bekend bent op de stageplek.
Tevens is dit het bewijs dat je stage loopt/hebt gelopen.

⃝ D. Aanvraag VOG
Veel scholen vragen om een VOG. Een Verklaring Omtrent het Gedrag. Je kunt een VOG
aanvragen bij de gemeente.
Meer informatie: https://www.justis.nl/producten/vog/vog-aanvragen/

⃝ E. Scan het volledige contract in en stuur het als PDF naar de stage coördinator van de
WdKA (Franciska Wierenga) wdka.stagedbkv@hr.nl
Vermeld als onderwerp in je mail: Stagecontract DBKV, studiejaar, deeltijd of voltijd.

6
5 Verwachtingen Stagebedrijf & Stagebegeleiding
Verwachtingen ten aanzien van het stagebedrijf
Het stagebedrijf biedt de randvoorwaarden waarin de stagiaire zijn verplichtingen kan
nakomen, zo moet de stagiaire zelf lessen of educatieve programma’s kunnen ontwikkelen
en geven.
Er is een stagebegeleider vanuit het stagebedrijf met wie de student afspraken kan maken,
die de student observeert in de lessen en met wie de student regelmatig feedback
gesprekken voert. De begeleider van het stagebedrijf vult het beoordelingsformulier (bijlage
1) twee keer gedurende de stage volledig in, halverwege en aan het eind van de stage.

Wat te doen bij onduidelijkheid of erger conflictsituaties?


Mochten er voor jezelf of de stagebegeleider zaken onduidelijk zijn, schroom dan niet om
contact op te nemen met je stagedocent of de interne stagecoördinator van DBKV.

Bij probleem of conflictsituatie is het belangrijk dat er goed gecommuniceerd wordt. Neem
tijdig contact op met de toegewezen stagebegeleider van de DBKV. De stagebegeleider van
de opleiding zal in overleg treden met de student en de stageplek en indien nodig
langskomen. Mocht het probleem te complex zijn, dan kan er vervolgens contact
opgenomen worden met de stagecoördinator van de opleiding.

Begeleiding vanuit DBKV


Elke student krijgt vanuit de opleiding DBKV een stagedocent toegewezen. Geadviseerd
wordt om een online startgesprek in te plannen met de student- stagebegeleider en
stagedocent wdka na een paar weken. Dit om even kennis te maken en verwachtingen, de
leervragen en andere praktische zaken af te stemmen. Het initiatief hiervoor ligt bij de
student.
Daarnaast wordt de student ondersteund tijdens de stage door het programma
Peereducatie. De stagedocent is aanspreekpersoon voor de student en zal aan de hand van
het stagebezoek, de twee beoordelingsformulieren, de verslaglegging de stage van de
student bespreken en beoordelen. De opleiding is uiteraard eindverantwoordelijk en geeft
op basis van de beoordeling van de stagebegeleider van de stageplek het eindoordeel over
het gehele stagetraject.

Stagebezoek
De student wordt tijdens de stage twee maal bezocht door de stagedocent van de opleiding.
Belangrijk voor de planning van dat bezoek is enerzijds dat de student in ‘actie’ te zien is en
anderzijds dat er een overleg kan plaatsvinden met de stagebegeleider van het stagebedrijf.
Door het observeren van de les krijgt de stagedocent van de opleiding zicht op het
functioneren van de student. De student plant het bezoek en stemt dit af met de
begeleiding van het stagebedrijf en van de WdKA.

Tijdens het gesprek met de stagiair, de begeleider van het stagebedrijf en de stagedocent
van de WdKA, komen de volgende onderwerpen aan de orde:
1. Algemene informatie over de stageplek
2. Wat zijn de afspraken en wat doe je precies
3. Punten uit lesobservatie

7
4. Stageleerplan: Wat zijn je verbeterpunten en leervragen voor je stage en hoe
verloopt het onderzoek op basis van je plan.
5. Algemene conclusie
6. Eventuele afspraken

6 Stage opdrachten
Er zijn 4 opdrachten, A, B, C en D. Welke je laat terugkomen in je stageverslag.

A. Stage leerplan
De basis van je stageleerplan zijn je persoonlijke leervragen. Gebruik het onderstaande
format, formuleer er 3, 4 of maximaal 5. Zorg dat gedurende je hele stage alle 5 de
beroepscompetenties aan een vraag gelinkt zijn en je deze ook echt actief hebt onderzocht (
Artistiek- beeldend, Pedagogisch- didactisch, Interpersoonlijk, Omgevingsgericht, Kritisch
Reflectief. Deze leervragen vormen het uitganspunt voor het doorlopen van de hele
leercyclus. Leervragen kan je tussentijds bijstellen, zodat ze weer passen bij je stagesituatie
of ontwikkeling. We begrijpen dat je op het begin van jouw derdejaarsstage veel bezig bent
met bijvoorbeeld klassenmanagement en een veilig leerklimaat behorende bij de
pedagogisch-didactische competentie, maar in de tweede helft van jouw stage moet je ook
aantoonbaar aandacht geven aan bijvoorbeeld de omgevingsgerichte competentie in jouw
lessen.

Wat zijn kenmerken van een goede leervraag?


• Het moet een vraag zijn.
• Het is een persoonlijke vraag (er zit “ik” in de vraag).
• De vraag moet concreet zijn.
Als je voor jezelf hanteert dat elke leervraag begint met: “Op welke manier kan ik ……….”,
dan lijkt succes binnen handbereik. Uiteraard leer je het liefst zaken die je nog niet kent of
kunt. Als je bijvoorbeeld (nog) niet weet hoe je leerlingen het best in tweetallen kunt laten
werken dan formuleer je: “Hoe kan ik brugklasleerlingen leren om met behulp van het
leerboek in tweetallen te werken?”
Je leervragen bespreek je met de aangewezen stagedocent en op de intervisiemiddagen
met je medestudenten.

Waarom schrijf je een stageleerplan?


Leervragen sturen het leren. Naar aanleiding van de vragen zal je, zeker zonder
leerwerkplan, direct overgaan tot vooral een handelende actie. Een mens lost graag dingen
op. Door gebruik te maken van het stageleerplan word je gedwongen om doorlopend te
reflecteren en vragen te stellen.

Format Stageleerplan
Leervraag Hoe ga ik dit onderzoeken Horende bij de
competentie(s)
1. Ten eerste doe ik een kort Pedagogisch didactisch,
Voorbeeld vakliteratuuronderzoek naar interpersoonlijk
Op welke manier kan ik een werkvormen. Vervolgens wil ik een
individu begeleiden wanneer ik aantal werkvormen in praktijk
een groep les geef? uitproberen en ze met elkaar
vergelijken.

8
2. Hoe kan ik een beeldend …..
proces begeleiden zonder het
naar mijn hand te zetten?
3. Op welke manier kan ik
ordeverstoringen voorkomen
en oplossen?
4.
5. Op welke manier kan ik…..

B. Logboek
Om het hele proces van ervaringen in een concrete beroepssituatie naar een verandering in
het eigen handelen inzichtelijk te maken, maak je gebruik van een logboek.
Noteer in je logboek steeds wat je gedaan en geleerd hebt tijdens per stagedag en gebruik
daarbij je leervragen. Het logboek dient vervolgens als basis voor het schrijven van het
stageverslag. Gebruik onderstaand format als leidraad voor je wekelijkse notities. NB: Een
ander format dat voor jou beter werkt mag ook als de onderdelen er maar in terugkomen.

Format logboek, reflectie leervragen per stagedag/week


Datum v vandaag:
Leervraag Concreet Wat Wat Wat viel Wat
Voorbeelden voorbeeld ging kon nog meer neem
goed beter op ik mee
1. Op welke manier kan ik een
individu begeleiden wanneer ik
een groep les geef?
2. Hoe kan ik een beeldend proces
begeleiden zonder het naar mijn
hand te zetten?
3. Op welke manier kan ik
ordeverstoringen voorkomen en
oplossen?
4 Op welke manier kan ik mijn
lessen structureren, zodat de ll
hun aandacht vasthouden?
5 Op welke manier kan ik…..

Bijstellen leervraag:………..
Bedenk ook hoe vakliteratuur, expertmeningen etc je kunnen helpen in jouw voorbereiding dus
voor de volgende les

C Gebruik voor je lessen een lesbrief. Kies een format of maak een format dat bij jou past.
De uitwerking op papier geeft je houvast als beginnend docent.
Je ontwikkelt en voert gedurende het gehele jaar minstens twee hele
lessenserie/excursie’s/ workshops - in ieder geval een REEKS aan lessen- inclusief

9
beoordeling uit. Je reflecteert op deze uitgevoerde lessen in je stageverslag. Wat ging goed,
wat kan beter, wat zou je de volgende keer anders doen?
De uitgewerkte lessenreeks/workshop en eventueel powerpoints of lesbrieven komen als
bijlagen in het eindverslag.

D Je neemt deel aan een aantal vergaderingen (klassen/rapportvergaderingen, team,


sectievergaderingen). Neem een reflectie erop mee in je verslag. Wat gebeurt er op zo’n
bijeenkomst, wat valt op? Wat is je rol of kan je rol zijn? Welke mogelijkheden heb je als
team?

7 Verslaglegging
Tussenrapportage, Term 3.1
Voor de beoordeling van je stage in Term 3.1 lever je bij je begeleiders ( stagebegeleider
stageplek en stagedocent WdKA) een tussenrapportage in. In dit verslag beschrijf je wat je
gedaan hebt en vooral wat je geleerd hebt tijdens de stage. Maak goed gebruik van de
instructies en bouw het tussenrapportage volgens de onderstaande punten op.

Opbouw stageverslag
Hanteer de volgende punten chronologisch:
1. Voorblad met in ieder geval je eigen naam, studentnummer, studiejaar, groep, stage
periode, naam en adres stageplek, naam stagebegeleider van de stageplek inclusief
de contactgegevens en naam stagedocent van DBKV.
2. Inhoudsopgave (inclusief paginanummering van het verslag en de bijlagen).
3. Inleiding
Je maakt een filmpje van max 2 minuten op je stageplek als inleiding.
Hier introduceer je jezelf als kunstdocent en stagiair op de stageplek.
Vragen waar je aan kunt denken voor dit filmpje zijn:
Om wat voor een stagebedrijf gaat het? Opvallende visie, signatuur, doelgroep etc.
Wat is de inhoud van de stage? Wat doe je, wie zijn je doelgroepen of klassen etc
Motivatie; waarom is deze stage voor jou van belang.
Hoe past deze stage in je studieloopbaan en hoe sluit het aan op je ambities?
4. Stageleerplan; jouw leervragen en hoe je eraan gaat werken/
5. Overzicht van je taken, activiteiten en/of onderzoeken. Zet je verschillende
werkzaamheden op een rij met daarachter globaal aantal uren dat je eraan besteed
hebt.

Bijvoorbeeld zo:
Format overzicht taken, activiteiten en of onderzoeken
datum Activiteiten Onderdelen Uren

12-09- Assisteren bij lessen 1.Ckv documentaire fotografie, 6x1 u


21 tot filmen trailer Titanic 5x1 u
01-11- Voorbeeld 2.Project; ontwerp een nieuwe
21 maasbrug
01-11- Zelf lesgeven vmbo 1, klassen 1a, 1.lessenreeks korte animatie 3x2 u
21 en 1c 2. tekenen, beeldaspecten ruimte 8x1 u
Tot 3.

10
06-06-
22
Bijwonen sectievergaderingen
Bijwonen rapportvergadering
Organisatie excursie

6. Reflectie op je functioneren en je leerplan


De reflectie op je functioneren het belangrijkste deel van je verslag. Vertel eerst globaal wat
je handelingen en reflecties zijn geweest mb.t je functioneren, je leervragen, andere
activiteiten, inzichten en feedback van begeleiders, andere docenten en leerlingen.

Je beschrijft vervolgens op basis van je leervragen een aantal uitgewerkte praktijksituaties


die je ontwikkeling aantonen. Na de reflectie per leervraag kom je tot een conclusie over je
stageperiode.

Per leervraag werk je een casus uit die de ontwikkeling van je kennis, vaardigheden en je
gedrag duidelijk beschrijft. Hiervoor gebruik je de STARR methode. STARR staat voor
Situatie, Taak, Actie, Resultaat en Reflectie. De casussen zijn uitgewerkte praktijksituaties
die je (aantoonbaar) baseert op je eigen logboek en of de lessen intervisie. Je mag ook voor
de beantwoording van je leervragen ook gebruik maken van de kennis die je opdeed bij de
intervisiebijeenkomsten.

Situatie: concrete relevantie situatie, wie, wat en waar (feiten en omstandigheden)?


Geef ook kort aan wat de verbinding is tussen deze praktijksituatie en je leervraag.
Taak: Wat was je doel? Wat wilde je bereiken? Waar wilde je heen in deze situatie?
Welk doel had je jezelf gesteld?
Actie: Wat deed je in deze situatie. Wat toont dit aan?
Resultaat: Wat was het resultaat van je aanpak? In hoeverre heeft het effect
opgeleverd? Ben je geslaagd in je opzet? In hoeverre wel en/of in hoeverre niet?
Reflectie: Wat heb je geleerd uit deze situatie? Zou je het de volgende keer opnieuw
precies zo aanpakken en waarom? In hoeverre toont deze casus je ontwikkeling t.a.v.
van je leervraag en de daaraan gekoppelde competentie(s)?

Per leervraag gebruik je maximaal 300 woorden om volgens het STARR methode te
antwoorden. Let vooral op Taak (wat wilde jij in deze casus bereiken) en Reflectie (wat is je
aantoonbare ontwikkeling) in het kader van de leervraag en competentie(s) die hieraan zijn
gekoppeld. Je kunt je baseren op reacties van cursisten, de feedback van je stagebegeleider,
de stagebezoeker en input van medestudenten uit de intervisiebijeenkomsten en of
theoretisch onderzoek.

7. Vertel over en reflecteer op je geschreven en uitgevoerde lessenreeks en voeg deze


toe als bijlage
8. Conclusie; concludeer op het geheel van je ontwikkeling.
Waar sta je op dit moment in de ontwikkeling van de competenties? Waarin ben je

11
bekwaam en waar dien je in het vervolg van je stage en studie nog aan te werken.
Wat betekent dit voor het vervolg van je studie en stages, voor het vervolg van je
leerdoelen in het volgende studiejaar en voor je vooruitzichten op je latere beroep?
9. Bijlagen
• logboek volgens format stagegids.
• beoordelingsformulier ingevuld door de stagebegeleider op je stageplek, zie bijlage.
• lesbrieven van lessen die je hebt uitgevoerd, maximaal 4.
• beschrijving van alvast 1 lessenserie inclusief de beoordeling en de lesbrieven.

Basisvoorwaarden voor de tussenrapportage en het stageverslag


• Goed en foutloos Nederlands geschreven
• Paginanummering
• Duidelijk van structuur en opbouw, werk volgens de voorgeschreven chronologie en
hanteer de formats uit deze stagegids.
• Formulering niet in “dagboek” stijl. Beschrijf je eigen leren met de nodige
professionele afstand. Gebruik de formats en de opdrachtomschrijvingen uit deze
stagegids.
• Maximaal 12 pagina’s voor de gehele verslag. Dat is dus exclusief de bijlagen. De
onderbouwing en verantwoording van onderdelen in de rapportage en het verslag
(zoals het logboek) kun je opnemen in de bijlagen.

Eindverslag, Term 2 en 3
De opbouw en de voorwaarden van het eindverslag zijn gelijk aan die van de
tussenrapportage, zie hierboven.
Actualiseer je reflectie op je leerplan en je conclusies. Welke stappen heb je kunnen maken
het laatste halve jaar? Gebruik je logboek weer als fundament voor de casussen die je gaat
beschrijven in de reflectie en werk weer volgens de formats.

Inleveren Tussenrapportage en Eindverslag


De stageverslagen dienen digitaal te worden bij de stagedocent van de opleiding. Digitaal
inleveren betekent dat je het verslag mailt naar je stagedocent WdKA en dat je het uploadt
in Osiris. Vergeet het verslag niet te uploaden in Osiris onder het juiwte studieonderdeel:
Term 3.1 Stage en educatief onderzoek en Term 3.2 en 3.3 Stage en educatief onderzoek.
De stagebegeleider van de stageplek stuur je ook per mail het stageverslag voordat deze het
beoordelingsformulier invult zodat deze een betere beoordeling kan geven.
NB: Verslagen mogen niet zonder toestemming op het internet geplaatst worden.

8 Beoordeling
Als richtlijn van de beoordeling gelden de landelijk vastgestelde competenties
kunstvakopleidingen.

Opbouw beoordeling
De beoordeling van de stage bestaat uit drie delen.

Deel 1 beoordeling door de begeleider op het stagebedrijf

12
Deze beoordeling wordt gedaan adhv het ‘Beoordelingsformulier begeleider stagebedrijf’. In
dit formulier reflecteert de stagebegeleider van het stagebedrijf kort en inhoudelijk op de
vijf competenties van de stagiair.

Deel 2 lesobservatie door begeleider van de DBKV


Tijdens de observatie wordt gekeken naar de ontwikkeling van het leerplan en
competenties. Na de observatie volgt gesprek met de begeleider en de stagiair waarin deze
onderwerpen opnieuw aan de orde komen.

Deel 3 stageverslag
Dit deel van de beoordeling wordt gedaan op basis van het door de student ingeleverde
verslag. Voor de richtlijnen van het verslag zie onder hoofdstuk 9 van deze gids.

Weging en eindresultaat van een stageperiode


De drie delen waaruit de beoordeling van de stage is opgebouwd, worden afgesloten met
een goed, voldoende of onvoldoende. De stage is afgerond wanneer alle drie de delen met
een voldoende of goed zijn afgerond.
Wanneer één of meer delen van de beoordeling onvoldoende zijn, wordt er door de
stagedocent een analyse gemaakt over eventuele achterstanden en hiaten op
competentieniveau. Op grond hiervan wordt er in samenspraak met de stage coördinator of
de docent Peereducatie bepaald of er aanvullende opdrachten of taken nodig zijn, en zo ja,
hoe dit dient te worden ingevuld om aan het benodigde competentie niveau alsnog te
voldoen. Wanneer een student niet goed heeft gefunctioneerd in de stage kan dit leiden tot
een verlengd stagetraject.

13
Beoordelingsformulier begeleider stagebedrijf studiejaar 3

Als richtlijn van de beoordeling geldt dat de student DBKV de in 2018 nieuwe landelijk
vastgestelde competenties kunstvakopleidingen dient uit te oefenen op het niveau van het
derde studiejaar. Dit houdt in dat de student onder indirecte begeleiding in uiteenlopende
beroepssituaties en beroepscontexten in staat is tot uitoefening van de competenties.
U wordt als begeleider gevraagd om per competentie aan te geven Waar de student toe in
staat is en Waarin de student kan groeien. Op basis van deze korte motivatie wordt u
vervolgens gevraagd om per competentie de Eindscore Goed, Voldoende of Onvoldoende te
omcirkelen.

Competentie 1: Artistiek competent


De kunstvakdocent heeft een coherente artistieke visie van waaruit hij/zij/hen artistieke
processen en producten realiseert. Hiermee inspireert en begeleidt hij/zij/hen lerenden in
hun persoonlijke artistieke ontwikkeling.
De derde jaars student
1. De student onderzoekt als beeldend kunstenaar in ontwikkeling persoonlijke of collectieve
fascinaties en bronnen in twee of meer contexten, vertaalt deze naar gevorderde artistieke
concepten, en creëert beeldende producten.
2. De student hanteert een scala aan kennis en vaardigheden met betrekking tot concepten,
media, technieken en materialen.
3. De student draagt op effectieve wijze bij aan de totstandkoming van (een deel van)
beeldende en/of interdisciplinair producten door of met lerenden.
4. De student demonstreert een gevorderd inzicht in beeldende processen en producten en
reflecteert op de wijze waarop deze ervaringen veroorzaken.
5. De student demonstreert gevorderde actuele (inter)culturele, kunsthistorische en
kunstbeschouwelijke kennis en vaardigheden en gebruikt deze om beeldende uitingen te
verbinden met minstens één andere kunstdiscipline en één andere maatschappelijke
context.

14
Gebruik bovenstaande indicatoren ‘Artistiek’ als leidraad ten behoeve van de motivatie
op de eindscore.
Student is op dit moment in staat tot:

Student kan nog groeien in:

Eindscore: Artistiek competent (omcirkel)


Goed Voldoende Onvoldoende

Competentie 2: Pedagogisch en didactisch competent


De kunstvakdocent beschikt over een breed spectrum aan pedagogische en didactische
kennis en vaardigheden. Daarmee brengt hij/zij/hen voor individuele en groepen lerenden
veilige en krachtige leeromgevingen tot stand.
De derde jaars student
1. De student toont in zijn of haa0r of hun didactisch handelen gevorderde kennis van
(vak)didactiek, psychologie, pedagogiek en onderwijskunde.
2. De student brengt leeromgevingen tot stand vanuit een gevorderde didactische visie die in
het perspectief van de ontwikkeling van de lerenden betekenisvol zijn.
3. De student eenvoudige gedifferentieerde en gepersonaliseerde leerprocessen.
4. De student signaleert, benoemt en begeleidt de individuele talenten en mogelijkheden van
lerenden en stimuleert op beginnende wijze hun doorgaande ontwikkeling.
5. De student is in staat de ontwikkeling en voortgang van de lerenden te beschrijven en
beoordeelt de resultaten op een beginnende maar reflectieve wijze.
6. De student benoemt en zet af en toe zijn of haar of hen kennis en vaardigheden met
betrekking tot kunsteducatie in omwille van de ontwikkeling van discipline-overstijgende
leerprocessen en -gebieden.
Gebruik bovenstaande indicatoren ‘Didactisch Pedagogisch’ als leidraad ten behoeve van
de motivatie op de eindscore.
Student is op dit moment in staat tot:

Student kan nog groeien in:

15
Eindscore: Pedagogisch & didactisch competent (omcirkel)
Goed Voldoende Onvoldoende

Competentie 3: Interpersoonlijk competent


De kunstvakdocent beschikt over een breed spectrum aan communicatieve kennis en
vaardigheden. Daarmee brengt hij of zij of hen, vanuit zijn of haar of hun
ambassadeurschap voor de kunsten, effectieve interacties en samenwerkingsvormen tot
stand in verschillende beroepscontexten.
De derde jaars student
1. De student hanteert meerdere communicatiemethoden, -technieken en –strategieën en
toont gevorderd inzicht in zijn communicatieve vaardigheden.
2. De student beargumenteert gevorderd zijn artistieke, pedagogische en didactische keuzes
mondeling en schriftelijk en zet deze vaardigheid in.
3. De student draagt bij aan een veilig klimaat waarin op een coöperatieve en constructieve
manier wordt gecommuniceerd en samengewerkt.
4. De student levert een actieve bijdrage aan vormen van overleg en samenwerken binnen en
buiten het onderwijs.
5. De student benoemt hoe hij of haar of hun strategisch, flexibel en respectvol om kan gaan
met de verschillende rollen, verantwoordelijkheden, belangen en kwaliteiten in de
(internationale) interculturele beroepspraktijk.
6. De student draagt zijn of haar of hun visie uit op de positie en functie van kunst en
kunsteducatie in de samenleving.
Gebruik bovenstaande indicatoren ‘Interpersoonlijk’ als leidraad ten behoeve van de
motivatie op de eindscore.
Student is op dit moment in staat tot:

Student kan nog groeien in:

Eindscore: Interpersoonlijk competent (omcirkel)


Goed Voldoende Onvoldoende

16
Competentie 4: Omgevingsgericht competent
De kunstvakdocent signaleert en onderzoekt relevante ontwikkelingen in de (culturele)
diversiteit van de globaliserende samenleving. Hij/zij/hen benut kansen en mogelijkheden
om op een zakelijke en georganiseerde wijze de verbinding te leggen met zijn of haar of
hun beroepspraktijk.
De derde jaars student
1. De student ontwikkelt culturele zelfkennis en kennis van perspectieven van ‘de ander’ en
weet deze enigszins toe te passen in zijn of haar of hun handelen.
2. De student zoekt partijen in de samenleving op om vragen op het gebied van
cultuurparticipatie te expliciteren.
3. De student opereert met vallen en opstaan binnen netwerken, media, procedures en
afspraken die relevant zijn in de kunst- en cultuureducatieve context, zowel op analoog als
digitaal gebied.
4. De student ontwikkelt vanuit zijn gevorderde vakmanschap producten en start met het
initiëren, organiseren en evalueren van projecten in een breed cultureel-maatschappelijke
spectrum.
5. De student toont redelijk zakelijk, creatief en organisatorisch inzicht bij het ontwikkelen van
cultureel ondernemerschap voor de korte en langere termijn.
6. De student onderzoekt mogelijke organisatorische, financiële, en inhoudelijke aspecten van
het werkveld met opdrachtgevers en andere belanghebbenden.
Gebruik bovenstaande indicatoren ‘Omgevingsgericht’ als leidraad ten behoeve van de
motivatie op de eindscore.
Student is op dit moment in staat tot:

Student kan nog groeien in:

Eindscore: Omgevingsgericht competent (omcirkel)


Goed Voldoende Onvoldoende

17
Competentie 5: Kritisch reflectief en onderzoekend competent
De kunstvakdocent komt door reflectie en onderzoek tot inzicht en kennis voor zijn
functioneren als professional. Hij/zij/hen zet zijn onderzoeksvaardigheden in om lerenden
te stimuleren bij de ontwikkeling van een onderzoekende houding en te begeleiden bij het
doen van eenvoudig onderzoek.
De derde jaars student
1. De student reflecteert doelbewuster en beginnend systematisch op zijn/haar/hen
ontwikkeling als professional en maakt daarbij gebruik van minstens twee vormen van
feedback.
2. De student formuleert voor zijn of haar of hun kunsteducatieve praktijk in ontwikkeling
relevante onderzoeksvragen.
3. De student verzamelt en analyseert data en/of literatuur op het terrein van kunst en
educatie op een beginnende, doch onderbouwde manier en trekt op grond hiervan
conclusies.
4. De student onderbouwt de resultaten van (zijn of haar of hun) onderzoek voor de
ontwikkeling van beroepsproducten die een beginnende bijdrage leveren aan een relevant
vraagstuk.
5. De student benadrukt een onderzoekende houding bij lerenden en begeleidt deze bij
eenvoudig (artistiek) onderzoek.
6. De student benoemt meerdere praktijkervaringen en (praktijk)onderzoek voor een
gevorderde ontwikkeling van zijn of haar of hun beroepsvisie en professionaliteit.
Gebruik bovenstaande indicatoren ‘Kritisch reflectief’ als leidraad ten behoeve van de
motivatie op de eindscore.
Student is op dit moment in staat tot:

Student kan nog groeien in:

Eindscore: Kritisch reflectief competent (omcirkel)


Goed Voldoende Onvoldoende

Naam student Datum

18
Naam begeleider Handtekening begeleider

19

You might also like