You are on page 1of 13

FAILLISSEMENTSVERSLAG

Faillissementsverslag nummer 1a d.d. 22 juli 2014 Periode stille bewindvoering



Gegevens Onderneming : Estro Groep B.V.
Estro Kinderopvang B.V.
Estro Services B.V.
Faillissementsnummer : C/13/14/396 F
C/13/14/397 F
C/13/14/398 F
Datum Uitspraak : 5 juli 2014
Curator : mr. W.J.P. Jongepier
Boekel De Nere N.V.
Postbus 75510
1070 Amsterdam
Telefoon: 020 795 36 63
Fax: 020 794 29 61
e-mail: faillissementen@boekel.com
Rechter-commissaris : mr. N.A.J. Purcell
Activiteiten Onderneming : De failliete onderneming was n van de grootste aanbieders
van kinderopvang (zowel kinderdagverblijven als
buitenschoolse opvang) in Nederland.
Verslagperiode : 10 juni tot en met 4 juli 2014
Inleiding
Met dit faillissementsverslag doet de curator verslag van zijn handelen als stille bewindvoerder van
Estro Groep B.V., Estro Kinderopvang B.V. en Estro Services B.V. in de periode van 10 juni 2014 tot en
met 4 juli 2014.
Dit faillissementsverslag maakt onderdeel uit van het eerste openbaar verslag ex art. 73a Fw. Op
korte termijn zal het tweede deel van het eerste openbaar verslag volgen. In het tweede deel zal de
curator verslag doen van zijn handelen als curator in de periode vanaf 5 juli 2014.
1. Aanwijzing stille bewindvoerder
1.1 Op 5 juni 2014 deden Estro Groep B.V. (Estro Groep), Estro Kinderopvang B.V. (Estro
Kinderopvang) en Estro Services B.V. (Estro Services) hierna gezamenlijk: Estro groep
het verzoek aan de Rechtbank Amsterdam tot de aanwijzing van een stille
bewindvoerder.
1.2 De aanwijzing van een stille bewindvoerder beoogt een gestructureerde en doelmatige
afwikkeling van een faillissement te bevorderen en daarmee de schade voor klanten,
werknemers en schuldeisers zoveel mogelijk te beperken. De stille bewindvoerder laat
zich door de ondernemer informeren over wat hem te wachten staat. In geval van een
omvangrijk faillissement is wenselijk dat de te benoemen curator zich kan inlezen en
voorbereidingen kan treffen.
1.3 Daarnaast wordt de aanwijzing van een stille bewindvoerder vaak in verband gebracht
met een zogenoemde pre-pack. De pre-pack kan worden beschouwd als een (concept)
activaovereenkomst die voorafgaande aan het uitspreken van het faillissement is
voorbereid in aanwezigheid van de beoogde curator van de schuldenaar (de stille
bewindvoerder), en die direct of kort na datum faillissement door de alsdan benoemde
curator wordt gesloten en uitgevoerd. De koper van de activa kan de activiteiten van de
gefailleerde vennootschap(pen) vervolgens direct na faillissement voortzetten.
1.4 Bij het voorgaande dient te worden bedacht dat de stille bewindvoerder - hoewel
aangewezen door de rechtbank - bij de vennootschap (in dit geval: Estro groep) geen
formele positie heeft. Tot de datum van surseance of faillissement is het bestuur van de
vennootschap volledig bevoegd en verantwoordelijk. De stille bewindvoerder richt zich
met suggesties tot het bestuur van de vennootschap en is in beginsel onzichtbaar voor
anderen.
1.5 Telefonisch en bij brief van 10 juni 2014 heeft de Rechtbank Amsterdam gereageerd op
het verzoek van Estro groep om een stille bewindvoerder aan te wijzen. Ten behoeve
van dit verslag is het dienstig de brief van de rechtbank voor een belangrijk deel te
citeren:
Bij brief van 5 juni 2014 heeft u namens Estro Groep B.V. c.s. verzocht om aanwijzing van een
zogenoemde stille bewindvoerder. De strekking van de door uw clinten verlangde
aanwijzing was, zo blijkt uit het verzoek en de telefoongesprekken die wij die dag hebben
gevoerd, dat de stille bewindvoerder zich voorafgaande aan de op korte termijn op eigen
verzoek te openen insolventieprocedures van Estro Groep B.V. c.s. een oordeel zou kunnen
vormen over de door het management en de (belangrijkste) financiers van Estro Groep B.V.
c.s. voorgestane doorstart, dit met als doel dat een doorstart liefst per datum van het openen
van de insolventieprocedures zou kunnen worden gerealiseerd. Dit verzoek heeft de
rechtbank afgewezen [onderstreping curator], om de redenen als uiteengezet in de
telefoongesprekken die wij die dag hebben gevoerd. De rechtbank heeft u laten weten dat zij,
gelet op de grote belangen die hier spelen, wel bereid was te laten weten wie zij als
curator/bewindvoerder zal benoemen, op het moment dat de insolventieprocedures zouden
worden geopend. Indien Estro Groep c.s. van die bereidheid gebruik zou willen maken, zou zij
de beoogd curator/bewindvoerder (hierna: de beoogd curator) kunnen informeren over de
situatie van de onderneming, zodat hij op het moment dat de faillissementen worden
uitgesproken beter beslagen ten ijs komt dan wanneer hij pas door de rechtbank wordt
benaderd op de dag dat een insolventieprocedure wordt geopend. De beoogd curator zou
ook kennis kunnen nemen van een eventuele door een of meer betrokken partijen beoogde
doorstart, maar heeft als gezegd geen enkele instructie om voor het openen van
insolventieprocedures een standpunt in te nemen over een dergelijke doorstart.
1.6 De opdracht aan de stille bewindvoerder was aldus:
a. Voorbereiding op een insolventie van Estro groep; en
b. Kennisname van beoogde doorstarts zonder daarover behoudens nadere
instructies van de stille rechter-commissaris een standpunt in te nemen.
2. Voorbereiding insolventie Estro groep
2.1 De aanwijzing van een stille bewindvoerder ten behoeve van de voorbereiding op het
(op dat moment: dreigende) faillissement van Estro groep was bepaald nuttig.
2.2 Op 27 juni 2014 diende Estro groep de salarissen over juni, de huren over juli en de
sociale premies over mei te voldoen. Kort samengevat ontbeerde Estro groep de
middelen om al die betalingen te verrichten. Uit de aan de stille bewindvoerder
verstrekte liquiditeitsprognoses blijkt dat de liquiditeitspositie van Estro groep in de
daarop volgende weken en maanden alleen maar verder zou verslechteren. Uit de
prognose van Estro groep van 6 juni 2014 bleek dat Estro groep op 27 juni 2014 een
liquiditeitstekort zou hebben van EUR 0,9 miljoen, eind juli een liquiditeitstekort zou
hebben van EUR 3,1 miljoen en eind augustus een liquiditeitstekort van EUR 5,1 miljoen.
Vast stond derhalve wel dat Estro groep op enig moment zou failleren.
2.3 Indien geen stille bewindvoerder zou zijn aangewezen en Estro groep zonder nadere
voorzieningen in insolventie zou komen zijn te verkeren, was onvermijdelijk een zeer
moeilijk beheersbare situatie ontstaan. Estro groep zou in faillissement geen geld tot
haar beschikking hebben. Bij een direct faillissement zou om die reden de
dienstverlening op alle locaties direct dienen te worden gestaakt. Kinderopvang zou in
dat geval na faillissement op geen van de locaties plaats hebben gevonden. Dit zou tot
grote maatschappelijke onrust en schade hebben geleid omdat alle betrokken ouders
(van circa 30.000 kinderen) op stel en sprong alternatieve opvang hadden moeten
verzorgen en/of vakantiedagen hadden moeten opnemen.
2.4 Voortzetting van een onderneming als die van Estro groep in faillissement vereist voorts
een zorgvuldige voorbereiding van de dagelijkse gang van zaken. Nadat een
onderneming insolvent is verklaard doen zich allerhande praktische problemen voor. In
de eerste plaats moeten medewerkers en klanten worden benaderd en genformeerd.
Daarnaast zullen regelingen getroffen moeten worden met essentile leveranciers
(dwangcrediteuren), moet worden voorkomen dat verhuurders de sloten vervangen,
moeten meterstanden worden opgenomen, kasgelden geteld, eigendommen van
derden worden genventariseerd enzovoort.
2.5 In het geval van Estro groep was een sterk complicerende factor dat Estro groep
vestigingen had in het gehele land (letterlijk van Middelburg tot Delfzijl). Indien niet een
stille bewindvoerder was aangewezen was het risico derhalve zeer reel dat het
faillissement van Estro groep onbeheersbaar zou zijn geworden.
3. Positie management en financiers
3.1 Uit de brief van de rechtbank volgt dat het management van Estro groep tezamen met
de (belangrijkste) financiers van Estro groep een doorstart van de onderneming van
Estro groep beoogde in een nieuwe rechtspersoon. De rechtbank heeft, zoals blijkt uit
de gegeven opdracht, de stille bewindvoerder uitdrukkelijk niet de instructie gegeven
een standpunt in te nemen ten aanzien van deze beoogde doorstart.
3.2 In de periode van stille bewindvoering was Bayside de belangrijkste financier van Estro
groep. Ten opzichte van Estro groep neemt Bayside, tezamen met HIG tot wiens concern
Bayside behoort (hierna gezamenlijk: HIG), aldus een cruciale positie in. Al met al was
HIG (i) de belangrijkste financier van Estro groep, (ii) de belangrijkste aandeelhouder
van Estro groep, en (iii) de door Estro groep beoogde koper van de onderneming van
Estro groep (middels een nieuw op te richten indirecte dochtervennootschap van HIG).
3.3 De financieringsstructuur van Estro groep is erg complex, maar de situatie kan aldus
worden samengevat dat HIG, in ieder geval gedurende de periode van stille
bewindvoering, doorslaggevende invloed had op de beslissingen van de groep
financiers. Aan de financiers waren zekerheden verstrekt in de vorm van een pandrecht
op debiteuren, pandrechten op aandelen en niet in de laatste plaats een openbaar
pandrecht op de bankrekeningen van Estro groep. De schuld van Estro groep aan de
financiers bedroeg op datum faillissement circa EUR 100 miljoen en de financiers
hadden hun vordering opgeist.
3.4 Dat pandrecht op de bankrekeningen van Estro groep is van belang omdat ouders
maandelijks vooruit betalen voor de door Estro groep te verlenen diensten. Op datum
faillissement hadden de ouders derhalve reeds betaald voor de daarop volgende maand
juli. De consequentie van deze vooruitbetaling was dat de curator in het faillissement
geen betalingen zou ontvangen, ook niet indien de dienstverlening gedurende de maand
juli zou worden voortgezet. Vanwege het pandrecht op de betaalrekening van Estro
groep zou de curator in het faillissement evenmin over het saldo op de bankrekening
kunnen beschikken.
3.5 Zonder nadere afspraken zou de curator derhalve worden geconfronteerd met een
boedel zonder liquide middelen, terwijl voor voortzetting van de onderneming in
faillissement voor aanzienlijke bedragen aan inkopen zouden moeten worden besteed,
ook aan dwangcrediteuren (bijvoorbeeld voor luiers, voedsel en dergelijke). De
geschatte kosten om de gehele onderneming in faillissement voort te zetten bedroegen
naar schatting ca. EUR 4 miljoen voor een periode van 4 weken. Het voorgaande
betekent dat een faillissement zonder uitzicht op een directe doorstart of een
boedelkrediet vrijwel zeker zou leiden tot onmiddellijke staking van alle activiteiten (een
melt down).
4. Project Butterfly
4.1 Reeds bij zijn aantreden in november 2013 concludeerde het bestuur van Estro groep
dat voorzienbaar was dat Estro groep - zonder additionele financiering - in de zomer van
2014 niet meer aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen. Daarop volgde een periode
waarin Estro groep intensief heeft overlegd met haar belangrijkste financiers en
aandeelhouders, en ook met potentile andere financiers of investeerders, over de
verlening van additionele financiering. Dit overleg werd binnen Estro groep aangeduid
als Plan A. Uiteindelijk bleek geen van de benaderde partijen bereid additionele
financiering te verstrekken.
4.2 Terwijl de onderhandelingen over Plan A nog plaatsvonden, maar niet erg voorspoedig
verliepen, zette Estro groep zich aan het opstellen van een strategie voor het geval de
onderhandelingen over Plan A zouden mislukken. Dit alternatieve plan is door Estro
groep als Project Butterfly aangeduid.
4.3 Project Butterfly voorzag in de verkoop van een belangrijk deel van de onderneming van
Estro groep uit faillissement (een pre-pack, derhalve). Deze doorstart zou moeten
plaatsvinden op basis van de volgende uitgangspunten:
- Een doorstart van 243 van de 370 locaties;
- Behoud van werkgelegenheid voor ca. 2.500 van de ca. 3.600 medewerkers;
1
en
- Continuteit van de dienstverlening in alle vestigingen in de maand juli.
4.4 Elders in dit verslag zal de curator ingaan op de wijze waarop hij biedingen op de
onderneming van een failliete rechtspersoon waardeert. Nu reeds zij opgemerkt dat het
behoud van een grote hoeveelheid locaties en veel werkgelegenheid niet alleen
maatschappelijk wenselijk kan worden geacht, maar ook dat behoud van locaties en
werkgelegenheid leidt tot een aanzienlijke beperking van de schulden. De curator zal
immers niet de huurschulden en salarissen over de opzegtermijn hoeven te voldoen
omdat deze worden overgenomen door de voortzettende partij (de koper). Voortzetting
van locaties en behoud van werkgelegenheid zijn dus in het belang van de schuldeisers,
ten behoeve van wier belangen de curator in de eerste plaats is aangesteld.
5. Het verkoopproces
5.1 De kracht van de benoeming van een stille bewindvoerder is dat in relatieve rust, zonder
de hectiek van een faillissement, een verkoop van de onderneming uit faillissement kan
worden voorbereid en daardoor wordt bevorderd dat de opbrengst zo hoog mogelijk is.
Deze verkoop uit faillissement dient door het bestuur van de vennootschap te worden
voorbereid en uitonderhandeld met potentile kopers omdat de stille bewindvoerder,
zoals reeds opgemerkt, geen bevoegdheden heeft.

1
Uiteindelijk heeft Smallsteps de dienstverlening voortgezet op circa 250 locaties en circa 2.600 medewerkers
van Estro groep een contract aangeboden.
5.2 Onderdeel van het verkoopproces dient te zijn dat meerdere potentile gegadigden
worden benaderd, tenzij overwegingen van zwaarwegende aard zich daartegen zouden
verzetten. Het is aannemelijk dat in de markt voor kinderopvang in beginsel geen
(zwaarwegende) bezwaren bestaan tegen een verkoopproces waaraan meerdere
potentile gegadigden deelnemen. Dit wordt gellustreerd door het feit dat bij een
eerdere pre-pack in deze markt met betrekking tot Stichting De Speelwerk Groep wel
een grondige marktverkenning heeft plaatsgevonden.
2
5.3 Van een dergelijk verkoopproces waarbij meerdere opties zijn onderzocht is bij Estro
groep geen sprake geweest. Wellicht is de centrale rol van HIG binnen Estro groep daar
debet aan. Mogelijk, zoals door Estro groep wel werd gesuggereerd maar niet nader
onderbouwd, bevatte de financieringsdocumentatie juridische belemmeringen om
andere partijen dan HIG te (mogen) benaderen. Wellicht liggen daaraan andere
motieven ten grondslag. De curator zal deze gang van zaken nader onderzoeken en
daarvan verslag doen in zijn openbare verslagen.
5.4 Wat daar verder van zij, Estro groep heeft in het kader van Project Butterfly
uitsluitend HIG (aanvankelijk tezamen met KKR) als koper benaderd. Daarbij kan
bovendien worden vastgesteld dat zowel de bestuursvoorzitter van Estro groep als een
van haar commissarissen (verbonden aan BusyBees) belang hadden bij het welslagen
van het bod van HIG omdat zij zich zouden verbinden aan de beoogde koper. Deze
belangen zijn overigens tijdig en helder aan de stille bewindvoerder kenbaar gemaakt.
5.5 In zekere zin onderhandelde HIG dus met zichzelf. In het Engelstalig jargon betekent
dit dat HIG en haar groepsvennootschappen connected party moeten worden
beschouwd ten aanzien van de door Estro groep beoogde transactie.
5.6 De figuur van de pre-pack is overgewaaid uit het Verenigd Koninkrijk. Ook in het
Verenigd Koninkrijk bestaat (aanhoudende) kritiek op pre-pack transacties met
connected parties. De aanbevelingen in reactie op die kritiek in het recente Graham
Report
3
zien dan ook uitsluitend op transacties met connected parties (p. 59). Pre-pack
transacties met andere partijen worden in beginsel als niet bezwaarlijk beschouwd. Een
sterke aanbeveling in het Graham Report is dat verschillende potentile bieders moeten

2
http://www.dehaanlaw.nl/attachments/article/92345/Verslag%201%20Speelwerkgroep.pdf: Voorafgaand
aan de indiening van het verzoek [tot aanwijzing van een stille bewindvoerder, toevoeging curator] heeft []
Stichting De Speelwerk Groep de markt verkend op mogelijke overname kandidaten waarbij naast harde
selectiecriteria als financile gezondheid etc. ook zachtere eisen zijn gesteld zoals het onderschrijven van het
maatschappelijke c.q. idele oogmerk van de groep []. Aldus is een aantal overname kandidaten geselecteerd
en benaderd met wie onder strikte geheimhouding verkennende gesprekken zijn gevoerd welke tot initile
overname voorstellen hebben geleid uit welke verschillende scenarios een keuze diende te worden gemaakt.
Op dat moment is het [verzoek tot aanwijzing van een stille bewindvoerder] ingediend. [] [D]e stille
bewindvoerder [heeft] samen met de bestuurder van de Speelwerk Groep met diverse overname kandidaten
een tweede gespreksronde gehouden teneinde de eerder door hen uitgebrachte biedingen te laten
verduidelijken en deze kandidaten de gelegenheid te verschaffen nadere informatie te verkrijgen zodat zij
uiteindelijk een definitief bod / overname voorstel neer konden leggen [].
3
Beschikbaar via https://www.gov.uk/government/publications/graham-review-into-pre-pack-administration.
worden benaderd zodat voldoende duidelijk is dat de transactie die tot stand komt de
beste transactie is onder de gegeven omstandigheden (o.m. p. 65).
5.7 Het voorgaande heeft bij Estro groep niet plaatsgevonden. HIG heeft geruime tijd
exclusief de gelegenheid gehad een bod voor te bereiden alvorens het verzoek tot
aanwijzing van een stille bewindvoering werd gedaan. Belangstelling bij derden is niet
(serieus) in kaart gebracht.
5.8 De stille bewindvoerder heeft vanwege het gemankeerde biedingsproces aanvankelijk
overwogen om niet eens meer kennis te nemen van de onderhandelingen omtrent de
beoogde doorstart of zelfs zijn werkzaamheden geheel te staken. Gelet op de grote
maatschappelijke consequenties heeft de stille bewindvoerder dit, in overleg met de
stille rechter-commissaris, uiteindelijk niet gedaan. De stille bewindvoerder heeft
uiteindelijk zwaarder laten wegen dat een beoogde doorstart zou voorzien in de
voortzetting van de dienstverlening, het potentile behoud van 2.600 arbeidsplaatsen
en beperking van de financile schade voor met name ouders, het UWV, verhuurders en
de Nederlandse banken.
5.9 Wel heeft de stille bewindvoerder kenbaar gemaakt dat hij gegeven het gemankeerde
verkoopproces alleen zou overwegen om (de rechter-commissaris te vragen om
uitbreiding van zijn mandaat teneinde) mee te werken aan een beoogde pre-pack indien
de voordelen van een beoogde pre-pack wel zeer evident zijn. De stille bewindvoerder
heeft aan Estro groep verklaard dat hij zich uitsluitend voor een pre-pack zou willen
inspannen indien door HIG een zodanig hoog bod zou worden gedaan dat
redelijkerwijs mag worden aangenomen dat een beter bod voor de onderneming niet
had kunnen worden verkregen.
6. Boedelkrediet
6.1 Gelet op dit kader heeft de stille bewindvoerder het bestuur van Estro groep voorts in
overweging gegeven om voorbereidingen te treffen voor het geval HIG niet tot een
acceptabele bieding zou komen. Meer in het bijzonder heeft Estro groep in
samenwerking met de stille bewindvoerder een inspanning gepleegd om te komen tot
een boedelkrediet. Een boedelkrediet zou immers cruciaal zijn voor de alsdan
benoemde curator teneinde de dienstverlening in faillissement enige tijd verantwoord
voort te kunnen zetten. Vanuit die situatie zou de curator vervolgens de onderneming
(in grotere of kleinere stukken) kunnen verkopen.
6.2 Omdat Estro groep beschikte over vrij actief (onverpande inventaris en enkele
onverhypothekeerde onroerende zaken), zou in beginsel na faillissement zekerheid
kunnen worden verstrekt aan een financier voor een boedelkrediet. Een boedelkrediet
van een belanghebbende partij was dus niet op voorhand ondenkbaar. Voor de
voortzetting van de onderneming van Estro groep voor een periode van vier tot zes
weken in faillissement zou dit boedelkrediet zou naar beste inschatting circa EUR 4 tot 5
miljoen moeten hebben belopen.
6.3 Estro groep is in overleg getreden met haar aandeelhouders, de betrokken financile
instellingen n de Belastingdienst over een boedelkrediet.
6.4 De Belastingdienst is benaderd in de eerste plaats omdat zij een voorrecht heeft op de
inventaris en in ieder geval in de visie van de stille bewindvoerder met verpanding
van die inventaris aan een financier van een boedelkrediet zou moeten instemmen.
6.5 In de tweede plaats zullen de Belastingdienst en met name het UWV zeer grote
schuldeisers in het faillissement van Estro groep zijn. Indien op datum faillissement alle
activiteiten zouden zijn gestaakt en in het geheel geen activiteiten zouden zijn
voortgezet (een melt down) zou alleen al de daarop volgende schade voor het UWV bij
benadering EUR 7,1 miljoen hebben bedragen (het salaris met toebehoren van alle
3.600 medewerkers over een periode van 6 weken).
6.6 De Belastingdienst gaf evenwel te kennen niet mee te zullen werken aan een
boedelkrediet (bijvoorbeeld door toe te staan dat onbezwaarde bodemzaken aan de
Nederlandse banken werden verpand). Een contactpersoon bij het UWV is niet bereikt,
en opvallend genoeg - opvallend omdat de Belastingdienst namens het UWV incasseert -
had ook de Belastingdienst geen contactpersoon bij (of voor) het UWV. Onder die
omstandigheden bleken de betrokken financile instellingen niet bereid een
boedelkrediet te verstrekken.
6.7 Op initiatief van het bestuur van Estro groep is voorts KKR benaderd. KKR gaf aan bereid
te zijn als lender (of bieder) in last resort te fungeren. KKR toonde zich bereid na
faillissement een lening te verstrekken om een zachte landing te faciliteren en
maatschappelijke ontwrichting te voorkomen, maar alleen indien geen enkele
aanvaardbare transactie voorlag. Deze situatie deed zich uiteindelijk niet voor.
7. De onderhandelingen over Project Butterfly
7.1 De eerste bijeenkomst van de stille bewindvoerder en het bestuur van Estro groep vond
plaats op 11 juni 2014 ten kantore van de advocaat van Estro groep. Bij deze bespreking
waren de advocaten van HIG ook reeds aanwezig om de steun van HIG voor Project
Butterfly aan de stille bewindvoerder kenbaar te maken. Bij verdere besprekingen
tussen het bestuur van Estro groep en de stille bewindvoerder zijn HIG en haar
advocaten niet meer uitgenodigd en de stille bewindvoerder heeft gedurende de
onderhandelingen niet meer vertegenwoordigers van HIG gesproken. De
onderhandelingen met HIG werden gedaan door het bestuur van Estro groep.
7.2 In het daarop volgende gesprek met het bestuur van Estro groep heeft de stille
bewindvoerder het bestuur verzocht contact op te nemen met mogelijke andere
bieders. Aan de stille bewindvoerder is verklaard dat andere financile partijen gelet
op de recente resultaten van Estro groep en de negatieve ontwikkelingen in de markt
geen interesse zouden hebben. Hierover zou reeds in een eerder stadium (in 2013)
informeel zijn gesproken.
7.3 Slechts twee concurrenten (onder wie Partou) zouden een omvang hebben die hun in
staat stelde Project Butterfly te kunnen uitvoeren. De stille bewindvoerder heeft het
bestuur van Estro groep met klem verzocht deze twee partijen alsnog te benaderen.
Omdat de bestuursvoorzitter van Estro groep verbonden was c.q. zou zijn aan de door
Estro groep beoogde koper werden de gesprekken op verzoek van de stille
bewindvoerder gevoerd door de CFO. Bij de gesprekken was ook een adviseur van de
stille bewindvoerder aanwezig. De adviseur van de stille bewindvoerder heeft
vastgesteld dat de concurrenten adequaat werden voorgelicht. De betreffende
concurrenten hebben gedetailleerde informatie ontvangen over de in Project Butterfly
begrepen locaties, personeel en financin.
7.4 Op vrijdag 20 juni 2014 bleek dat geen van beide benaderde partijen een bieding deed
of zou doen. En concurrent gaf schriftelijk aan geen interesse te hebben in overname
met de omvang van Project Butterfly maar wel in kleinere onderdelen. Partou reageerde
aanvankelijk niet - zoals verzocht - schriftelijk maar verklaarde slechts telefonisch aan de
CFO van Estro groep dat zij geen bod zou uitbrengen.
4
7.5 Op dinsdag 17 juni 2014 ontving de stille bewindvoerder de eerste bieding van HIG. Dit
voorstel was buitengewoon teleurstellend. De bieding van HIG lag nauwelijks boven de
executiewaarde van de roerende zaken. Deze bieding is voorgelegd aan de stille rechter-
commissaris - die namens de rechtbank betrokken is bij de stille bewindvoering - maar
was (uiteraard) geen aanleiding om de instructie aan de stille bewindvoerder te herzien.
De werkzaamheden van de stille bewindvoerder beperkten zich na dat moment voor
een belangrijk deel tot het verzorgen van de voorbereiding op een faillissement zonder
pre-pack.
7.6 De stille bewindvoerder heeft de daarop volgende onderhandelingen tussen Estro groep
en HIG als bijzonder moeizaam ervaren. Resultaat van de onderhandelingen was dat de
bieding van HIG in essentie niet werd verhoogd en dat HIG zich uiteindelijk op 25 juni
2014 (ruim twee weken na de aanwijzing van de stille bewindvoerder) terugtrok als
bieder. Op 26 juni 2014 zond HIG in dat verband een brief aan de stille rechter-
commissaris waarin zij haar teleurstelling uitsprak over (de uitkomst van) het proces.
7.7 Met het vertrek van HIG uit de onderhandelingen, en het feit dat de twee landelijke
concurrenten van Estro groep afzagen van een bieding, was de weg vrij voor Estro groep
om alsnog KKR (in last resort) te benaderen voor een oplossing, bestaande hetzij uit een
goede bieding op de onderneming van Estro groep, hetzij een boedelkrediet.
7.8 KKR heeft op 26 juni 2014 een bieding gedaan die de stille bewindvoerder met de stille
rechter-commissaris heeft besproken en die met enige verbeteringen als goed
verdedigbaar moest worden beschouwd.
7.9 Kennelijk kreeg HIG nog diezelfde dag kennis van deze bieding want een paar uur later
kwam zij met een sterk verbeterd voorstel dat in lijn was met de bieding van KKR.

4
Ongeveer twee weken later, op 2 juli 2014, ontving Estro groep alsnog een brief van Partou waarin Partou
aangaf interesse te hebben in onderdelen van Estro groep. Dit bleek te gaan om ongeveer 50 locaties.
7.10 Het herziene voorstel van HIG is in de daarop volgende uren op verschillende punten
verbeterd en de bewindvoerder heeft uiteindelijk op 27 juni 2014 aan de stille rechter-
commissaris verzocht om aanpassing van zijn mandaat teneinde nader met HIG over het
voorstel te kunnen spreken.
7.11 In de periode tussen 27 juni 2014 en datum faillissement hebben vervolgens nog vele
moeizame en langdurige discussies plaatsgevonden. Onderwerp van veel discussie was
de aanspraak van de boedel op de toekomstige winst van Smallsteps - de door HIG
opgerichte vennootschap die de onderneming van Estro groep voortzet - bij
doorverkoop van de onderneming van Estro groep. Op datum faillissement kon de
curator van Estro groep niettemin een overeenkomst sluiten die naar zijn overtuiging:
(i) Een goede koopsom bevat voor het overgenomen deel van de activa en
goodwill van Estro groep;
(ii) Voor alle crediteuren verre te verkiezen is boven een gewoon faillissement;
en
(iii) De minst slechte oplossing biedt aan ouders, werknemers en alle andere bij
Estro groep betrokken partijen.
8. De overeenkomst
8.1 De curator en de koper, Smallsteps, hebben een overeenkomst gesloten die als volgt kan
worden samengevat. De locaties die door Smallsteps worden voortgezet worden daarbij
aangeduid als de Smallsteps Locaties:
a. Smallsteps koopt de onderneming van circa 250 locaties en verbindt zich om
circa 2.600 medewerkers een dienstverband aan te bieden per datum
faillissement;
b. Alle operationele kosten voor alle locaties (ook degene die niet worden
voortgezet door Smallsteps) over de maand juli zijn voor rekening van
Smallsteps. De operationele kosten van de locaties die wel in juli openblijven
maar niet door Smallsteps worden voortgezet worden geraamd op ca. EUR
500.000;
c. Een koopsom voor de roerende zaken op de circa 250 Smallsteps locaties
gebaseerd op onderhandse verkoopwaarde minus 10% (EUR 4 miljoen);
d. Een koopsom voor IE rechten e.d. (EUR 500.000);
e. Een directe goodwillvergoeding (EUR 1 miljoen);
f. Een indirecte goodwillvergoeding (een winstdelingsrecht). De boedel zal een
percentage ontvangen van de ondernemingswaarde (enterprise value) van
Smallsteps bij (door)verkoop van de onderneming aan een derde. In de eerste
twee jaar is dit percentage 20% van de ondernemingswaarde boven EUR 10
miljoen. Nadien betreft de winstdeling 10% van de ondernemingswaarde boven
EUR 10 miljoen.
Als bijkomend voordeel kan tevens worden beschouwd dat HIG als financier heeft
toegestaan dat Estro groep op 27 juni 2014 nog aanzienlijke betalingen verrichtte van
haar aan de financiers verpande bankrekening (hetgeen naar de curator aanneemt ook
in het belang van HIG/Smallsteps zelf is gebeurd, maar niettemin):
g. Betaling van de salarissen over juni (EUR 4,7 miljoen);
h. Betaling van de huren over juli (EUR 2 miljoen);
i. Een betaling aan de Ontvanger (EUR 2,1 miljoen).
Ten gevolge van deze overeenkomst zijn tevens de volgende schulden beperkt gebleven:
j. UWV vordering - naar schatting een derde van het bedrag van de vordering
zonder voortzetting (dus ca. EUR 2,4 miljoen in plaats van ca. EUR 7,1 miljoen);
k. De circa 250 verhuurders die een overeenkomst hebben gesloten met Smallsteps
hebben geen vordering op het failliete Estro groep voor de huur over de
opzegtermijn (van drie maanden) en trekken dus niet om die reden onder aan
hen verstrekte bankgaranties;
l. Doordat de diensten over juli waarvoor de ouders al hadden betaald zijn
geleverd zijn de vorderingen van ouders beperkt gebleven.
8.2 Het voorgaande laat zich in de navolgende tabel cijfermatig illustreren. Daarbij heeft te
gelden dat het vanwege de hoeveelheid variabelen en onzekere factoren niet goed
mogelijk is om alle mogelijke scenarios en de financile consequenties door te rekenen.
De complexiteit van de beschikbare scenarios is hoog. De bedragen zijn alle een ruwe
benadering en de tabel is daadwerkelijk niet anders bedoeld dan als illustratie.
8.3 In de tabel is met verschillende variabelen in het geheel geen rekening gehouden. Dit
betreft onder meer de door de boedel te maken kosten (deze kosten zouden bij een
melt down aanzienlijk hoger zijn geweest dan bij een transactie als die met Smallsteps)
en ook bijvoorbeeld de sociale lasten over de maand juni (omdat deze in geen van de
scenarios worden voldaan). Omdat met verschillende variabelen geen rekening is
gehouden is het woord boedel in de volgende paragrafen tussen aanhalingstekens
gezet.
8.4 Scenario 1 zou het scenario zijn geweest indien op datum faillissement gn beoogd
koper zou zijn gevonden voor een belangrijk deel van de onderneming en geen
boedelkrediet zou zijn verstrekt, hetgeen zou hebben geleid tot een noodzakelijke
directe sluiting van alle locaties (een melt down). Dit was een reel scenario. In dit
scenario zou de goodwill van de onderneming zeer snel zijn vervlogen en zou de
inventaris tegen bodemprijzen moeten worden verkocht. Dit zou (op basis van de in het
model opgenomen variabelen) hebben geleid tot een negatieve boedel van ca. EUR 13
miljoen.
8.5 Scenario 2 is het scenario dat de situatie weergeeft indien de curator in faillissement
onderdelen van Estro groep aan de hoogste bieder zou kunnen verkopen. Dit scenario
veronderstelt een boedelkrediet (al dan niet in combinatie met een verkoop van een
belangrijk deel van Estro groep direct na faillissement) zodat de boedel direct op datum
faillissement over voldoende middelen zou beschikken om de onderneming van Estro
groep in zijn geheel gedurende vier tot zes weken voort te zetten. Dit boedelkrediet zou
circa EUR 5 miljoen moeten hebben bedragen. Scenario 2 was geen reel scenario nu
een boedelkrediet niet zou worden verstrekt en aldus niet kon worden gegarandeerd
dat de boedel op datum faillissement over voldoende middelen zou beschikken.
Scenario 2 zou kunnen leiden tot een negatieve boedel van ca. 12 tot 17 miljoen,
afhankelijk van de goodwill die de curator in faillissement nog zou hebben kunnen
bedingen.
8.6 Scenario 3 is de uitwerking van de financile gevolgen van de transactie met Smallsteps.
Dit scenario zou uiteindelijk kunnen leiden tot een positieve boedel van EUR 7 miljoen
tot EUR 12 miljoen.
8.7 De conclusie uit de tabel is dat het verschil in de geschatte opbrengsten en kosten tussen
scenarios 1 en 2 enerzijds en scenario 3 anderzijds zo groot is dat wel zeer onaannemelijk
moet worden geacht dat de andere scenarios tot een beter resultaat zouden hebben
geleid.
8.8 Doordat Smallsteps alle operationele kosten voor alle locaties voor haar rekening neemt
in de maand juli, heeft de curator gedurende de maand juli gelegenheid om aan
oplossingen te werken voor de locaties die niet door Smallsteps worden voortgezet. De
resultaten zullen zijn opgenomen in het volgende openbare verslag van de curator. De
Faillissement scenario's - indicatieve boedel
Bedragen: miljoen Scenario 1 Scenario 2 Scenario 3
Low High Low High
Opbrengsten
Roerende zaken 2,9 2,9 2,9 4,0 4,0
IE-rechten - 0,1 0,1 0,5 0,5
Goodwill direct 0,5 1,0 6,0 1,0 1,0
Goodwill uitgesteld - - - 2,8 7,8
Overige opbrengsten - - - 1,0 1,0
Totaal Opbrengsten 3,4 4,0 9,0 9,3 14,3
Kosten
Betaling Ontvanger (EUR 2,1 miljoen) (2,1) (2,1) (2,1) - -
Huur juli 2014 (2,0) (2,0) (2,0) - -
UWV regresvordering juni 2014 (4,7) (4,7) (4,7) - -
UWV regresvordering juli/aug 2014 (7,1) (7,1) (7,1) (2,4) (2,4)
Operationele kosten/ Dwangcrediteuren - (5,2) (5,2) - -
Totaal Kosten (15,9) (21,1) (21,1) (2,4) (2,4)
Indicatief surplus/ (tekort) boedel (12,5) (17,1) (12,1) 6,9 11,9
opbrengsten zijn in bovenstaande tabel geschat op EUR 1 miljoen (onder overige
opbrengsten).
9. Conclusie
9.1 De betrokkenheid van de curator bij de onderneming in de periode voorafgaande aan het
faillissement (als stille bewindvoerder) heeft de curator in staat gesteld om zich voor te
bereiden op de onvermijdelijke negatieve gevolgen van het faillissement van Estro groep.
Dit neemt niet weg dat het faillissement van Estro groep voor de medewerkers, kinderen
en betrokken ouders ingrijpende gevolgen heeft gehad en aanleiding is geweest voor veel
onrust.
9.2 De activatransactie met Smallsteps is geschied op aanvaardbare voorwaarden. De curator
meent dat de voordelen van de transactie met Smallsteps (alle voornoemde elementen
daaronder begrepen) evident zijn. De curator hecht daarbij bijzondere waarde aan het
behoud van werkgelegenheid voor circa 2.600 werknemers en een voor zover praktisch
mogelijk ongestoorde voortgang van de dienstverlening aan de ouders van circa 30.000
kinderen door het hele land.

You might also like