Professional Documents
Culture Documents
faillissement)
1. Algemeen.
1. De activiteit als “ondernemer”, zij het nu als eenmanszaak of in de vorm van een
vennootschap, kan door verschillende oorzaken beëindigd worden.
In een eenmanszaak:
In de vennootschap
• Als het statutair doel van de vennootschap ongeoorloofd is of strijdig met de openbare
orde.
Iedereen die een persoonlijk , rechtstreeks en rechtmatig belang heeft kan de nietigverklaring
vorderen.
1
Bijvoorbeeld: het Openbaar Ministerie ambtshalve de nietigverklaring vorderen doch
ook iedere andere persoon (bv. schuldeiser).
Maar:
kan de rechtbank oordelen dat, bij een vordering tot nietigverklaring dat een
regularisatietermijn voor de nietigheidsgronden dient te worden gegeven. Na een
eventuele regularisatie kan de vennootschap dan nog verder blijven bestaan.
De rechtbank zal een vereffenaar aanstellen of er wordt gekeken naar de statutaire bepalingen.
De ontbinding kan
Na de ontbinding bestaat het doel van de vennootschap er enkel nog in haar vereffening te
bewerkstellingen. Hiertoe wordt een vereffenaar aangesteld. Deze kan bepaald zijn in de
statuten (bv. een vennoot), kan worden aangesteld door de AVA of wordt door de rechtbank
aangesteld wanneer zij de ontbinding uitspreek.
2
• nadien, en indien mogelijk, de openstaande schulden (het passief) uit te keren.
Indien er nadien nog overblijvend actief voorhanden is dient dit te worden uitgekeerd aan de
vennoten in verhouding tot hun inbreng.
De vereffenaar blijft na sluiting van de vereffening nog 5 jaar aansprakelijk (2:143 WVV).
De AVA blijft gedurende de vereffening bestaan als toezichtsorgaan.
7.
Voorafgaand aan het faillissement kan, onder bepaalde voorwaarden, nog gepoogd worden de
vennootschap een “laatste kans” te geven.
Wanneer?
Is dit niet het geval dan stevent de onderneming onvermijdelijk af op een faillissement.
➢ Dit alles kan men sinds de wet van 11 augustus 2017 terugvinden in boek XX van het
WER onder de benaming “Insolventierecht”.
Dit boek XX is onderverdeeld in een aantal titels zoals bv. titel I “algemene bepalingen”, titel
II “opsporing van ondernemingen in moeilijkheden” enzovoort. :
3
2.c.1 Toepassingsgebied van het insolventierecht - Algemeen
Besluit:
2.c.2a. Algemeen:
De insolventiefunctionarissen
4
Dit zijn o.m. de curator: art. XX.104 WER, de gerechtsmandataris: art. XX.30 WER, de
voorlopig bewindvoerder: art. XX.32 WER.
- om ondernemingen die het financieel moeilijk hebben (en dit soms ook niet willen
inzien) hiervan bewust te maken
- deze onderneming uit het rechtsverkeer te halen om te vermijden dat deze andere
ondernemingen ook in moeilijkheden zou brengen.
wordt alle nuttige informatie over ondernemingen die met financiële moeilijkheden
kampen, verzameld op de territoriaal bevoegde
• Het niet betalen van één of meer kwartalen sociale zekerheidsbijdragen , BTW,
bedrijfsvoorheffing (meegedeeld door RSZ, fiscus, RSVZ,…).
• De (verplichte) meldingen gedaan door o.m. erkende externe boekhouders indien zij in
de uitoefening van hun opdracht gewichtige en overeenstemmende feiten vaststellen
die de continuïteit van de onderneming in het gedrang brengt.
Dit zijn de zgn. “knipperlichten” die aangeven dat een handelaar in de “gevarenzone” zit.
5
- Aambtshalve de toestand van ondernemingen in moeilijkheden kan volgen en
onderzoeken (op grond van de hierboven aangehaalde elementen) of ze voldoen aan
de voorwaarden voor de toepassing van de WCO of een andere maatregel.
- Die kamer kan de ondernemer uitnodigen op een speciale zitting (achter gesloten
deuren)
- om van hem meer inlichtingen te verkrijgen over hun toestand
- na te gaan of de toestand tijdelijk is en er herstelmaatregelen mogelijk zijn.
• Overmaken dossier aan het openbaar ministerie: in principe zal deze dagvaarden in
faillissement.
• Het vorderen van een gerechtelijke ontbinding: in dat geval zal zijn gemotiveerd
meedelen waarom de ontbinding (zie hoger) conform het W. Venn. moet worden
uitgesproken (bv. slapende vennootschap,…. Finaal zal de ondernemingsrechtbank
hierover oordelen.
• Het dossier overmaken aan de voorzitter van de ondernemingsrechtbank: dit
voornamelijk met het oog op het aanstellen van een voorlopig bewindvoerder.
• Het dossier afsluiten (“sepot”) zonder gevolg: voornamelijk indien blijkt dat er ofwel
toch geen moeilijkheden waren of de moeilijkheden met goed gevolg door de
onderneming werden opgelost. In sommige gevallen kunnen maatregelen vermeden
worden door een kapitaalsverhoging, nieuwe vennoten, een beter bestuur,…
In hoofdzaak anoniem.
De ondernemingsbemiddelaar
6
17. Enkel op verzoek van de schuldenaar-onderneming kan de voorzitter van de rechtbank
een ondernemingsbemiddelaar aanstellen, om de reorganisatie van het geheel of een
gedeelte van haar activa of activiteiten te vergemakkelijken.
De aanstelling van een degelijke bemiddelaar wordt niet openbaar gemaakt. Immers, dat
heeft veelal tot gevolg dat de betreffende onderneming-schuldenaar negatief aanzien wordt
door derden en een negatieve kredietwaardigheid verkrijgt.
De partijen bepalen vrij de inhoud van dit akkoord, dat de derden niet bindt.
18. De schuldenaar kan aan al zijn schuldeisers of aan twee of meer onder hen een
minnelijk akkoord voorstellen met het oog op de reorganisatie van het geheel of een
gedeelte van zijn activa of van zijn activiteiten. Hij kan hiertoe de aanwijzing van een
ondernemingsbemiddelaar voorstellen.
Dit geschrift wordt door de meest gerede partij neergelegd in het register en wordt er
bewaard.
Derden kunnen slechts kennis nemen van het minnelijk akkoord en kennis krijgen van de
neerlegging en van de bewaring ervan in het register met uitdrukkelijke toestemming van de
schuldenaar.
Dit is het grote verschil met de (zie verder) gerechtelijke reorganisatie waar het ontstaan van
een procedure tot gerechtelijke reorganisatie wel openbaar wordt gemaakt dmv publicatie in
het Belgisch Staatsblad.
7
− …
−
2.c.5 De gerechtelijke reorganisatie
Openbaar
20. De doelstelling is gelijkaardig als hetgeen hoger (minnelijk) gepoogd, namelijk het
behoud van de continuïteit van het geheel of een gedeelte van de onderneming in
moeilijkheden of haar activiteiten.
22. De procedure :.
2. Na neerlegging ter griffie van het verzoekschrift: van de neerlegging van het
verzoekschrift: schorsende werking.
Zolang de rechtbank geen uitspraak heeft gedaan over het verzoektot gerechtelijke
reorganisatie:
- kan de schuldenaar niet worden failliet verklaard; indien de schuldenaar een rechtspersoon
is, kan deze niet gerechtelijk worden ontbonden;
- kan geen enkele tegeldemaking van de roerende of onroerende goederen van de
schuldenaar plaatsvinden als gevolg van de uitoefening van een middel van tenuitvoerlegging.
3. Reorganisatieplan
8
24. Het reorganisatieplan beschrijft nauwkeurig de rechten van alle personen die titularis
zijn van schuldvorderingen in de opschorting en van de wijziging van de rechten ten gevolge
van de stemming en de homologatie van het reorganisatieplan.
De voorstellen bevatten voor alle schuldeisers een betalingsvoorstel dat niet minder dan 20
procent van het bedrag van de schuldvordering in hoofdsom mag bedragen.
25. Hierbij wordt een gerechtelijk minnelijk akkoord met twee of meer (alle)
schuldeisers bekomen dat door de rechtbank (kan) wordt(en) gehomologeerd waarna
de procedure wordt beëindigd (zie tevens hoger en vergelijk met het
BUITENgerechtelijk minnelijk akkoord).
- een gerechtelijk collectief akkoord bekomen met alle schuldeisers na stemming over
het reorganisatieplan.
Indien de onderneming het plan echter niet nakomt, kan iedere schuldeiser of het openbaar
ministerie bij dagvaarding de intrekking van het reorganisatieplan vorderen.
9
27. Het faillissement betekent het finale einde van de onderneming. De
faillissementsprocedure strekt ertoe het vermogen van de schuldenaar onder bevoegdheid van
een curator te plaatsen die belast is het vermogen van de gefailleerde te beheren en te
vereffenen en de opbrengst ervan te verdelen onder de schuldeisers
• Je moet onder de definitie van “een onderneming” vallen conform hetgeen hoger
aangehaald.
De niet-betaling van de voornaamste schulden kan reeds tot faillissement leiden zodat
het niet strik noodzakelijk is dat men al zijn schulden niet meer kan betalen. Deze
onmogelijkheid moet van duurzame wijze zijn. Als de onderneming kan aantonen dat
de betalingsmoeilijkheden slechts tijdelijk zijn kan de rechtbank het faillissement
opschorten of zelfs de onderneming tijd geven om hetgeen hoger aangehaald mbt de
reorganisatie aan te vragen.
• het krediet moet geschokt zijn. De onderneming krijgt noch bij geldschieters noch bij
leveranciers noch enig krediet, uitstel van betaling of lening.
➢ De “boeken” dienen dan niet meer te worden neergelegd ter griffie doch een aantal
documenten dienen elektronisch te worden toegevoegd (balans met staat van A & P,
schatting roerend en onroerend goed, staat van schuldvorderingen en schulden, laatste
resultatenrekeningen, ….). Tevens moet meegedeeld worden waar de boekhouding
zich bevindt.
• Op aangifte van de onderneming zelf (onder de oude wet “legt de boeken neer” of “je
bekent” – faillissement op bekentenis”)
De koopman is verplicht, binnen een maand nadat hij heeft opgehouden te betalen,
daarvan aangifte te doen ter griffie van de bevoegde rechtbank.
31. In het vonnis waarin het faillissement wordt uitgesproken gaat de rechtbank over tot
aanstelling van een curator en één of meerdere rechter-commissarissen Deze curatoren
10
worden gekozen uit een lijst van advocaten doch deze kan zich laten bijstaan door andere
deskundigen (bedrijfsrevisor, accountant,…).
De curator kan, mits toestemming van de rechtbank van koophandel beslissen de activiteiten
verder te zetten. Bv. wanneer hij meent dat door de instandhouding van de activiteit de
waarde van de onderneming hoger zal zijn in geval van overname.
32. Het faillissement maakt geen einde aan de lopende overeenkomsten m.u.v. intuitu
personae overeenkomsten.
34. Het faillissement heeft de buitenbezitstelling van alle goederen “op grond van een
oorzaak die het faillissement voorafgaat” tot gevolg.
Ook alle goederen, bedragen, sommen en uitkeringen die de gefailleerde ontvangt sinds de
faillietverklaring op grond van een oorzaak die dateert van na het faillissement vallen buiten
de boedel.
• betalingen verricht tijdens de verdachte periode (6 m): niet tegenstelbaar aan curator,
minder of meer kan (tijdstip staking betaling).
• Indien de dag van een gedwongen verkoop van in beslag genomen goederen voor het
vonnis van faillietverklaring werd bepaald gaat de verkoop voor rekening van de
boedel door.
11
36. Partijen die een tegoed hebben van de gefailleerde moeten een aangifte van
schuldvordering doen via een elektronisch register (www.regsol.be).
37. De schuldeisers kunnen in een faillissement meestal enkel hopen dat er uiteindelijk,
nadat de curator het vermogen heeft weder samengesteld, nog voldoende actief voorhanden is
om hun schuldvordering te voldoen.
In sommige gevallen hebben zij meer rechten. Zo kan, in geval bij de levering van goederen
een eigendomsvoorbehoud werd overeengekomen, de schuldeiser de goederen die door hem
wel al waren geleverd doch nog niet waren betaald, uit het faillissement lichten ( clausule van
eigendomsvoorbehoud of retentierecht.).
Zonder deze clausule had de “schuldeiserleverancier” dit recht niet en diende hij het einde van
het faillissement af te wachten.
Wanneer een handelaar (eenmanszaak) gehuwd is onder het wettelijk stelsel kan zowel zijn
eigen vermogen als het gemeenschappelijk vermogen worden aangesproken.
Tenslotte wordt bij het einde van het faillissement de gefailleerde al dan niet “kwijtschelding”
bekomen (vroeger “verschoonbaar verklaard”).
➢ Sinds 2002 kan enkel nog de natuurlijke persoon kwijtschelding worden verleend
➢ Rechtspersonen niet meer, deze laatste worden zonder meer ontbonden en vereffend.
➢ kan hij niet meer worden vervolgd door zijn schuldeisers voor schulden
12
De kwijtschelding kan de wettelijk samenwonende van wie de verklaring van samenwonen
afgelegd werd in de zes maanden voor het openen van de faillissementsprocedure, niet tot
voordeel strekken.
➢ Het bedrag van de zekerheid moet kennelijk niet in verhouding tot diens
terugbetalingsmogelijkheden zijn.
Wanneer de persoonlijke zekerheid door de rechtbank niet volledig van zijn verplichting is
ontslagen, verkrijgen de schuldeisers opnieuw het recht om individueel een vordering op zijn
goederen te stellen.
*****
Er kan enkel een vordering worden ingesteld indien er een netto-passief is:
Art. XX.225. § 1. Indien bij faillissement van een onderneming, de schulden de baten
overtreffen, kunnen de huidige of gewezen bestuurders, zaakvoerders, dagelijks bestuurders,
leden van een directieraad of van een raad van toezicht, alsmede alle andere personen die ten
aanzien van de zaken van de onderneming werkelijke bestuursbevoegdheid hebben gehad,
persoonlijk en al dan niet hoofdelijk aansprakelijk worden verklaard voor het geheel of een
deel van de schulden van de onderneming ten belope van het tekort,…”
Welke vorderingen?
A. Het bestaan van een kennelijke grove fout die bijdroeg tot het faillissement:
Art. XX 225 §1:”… indien komt vast te staan dat een door hen begane, kennelijk grove
fout heeft bijgedragen tot het faillissement zijn zij aansprakelijk.
13
Wat is een grove fout:
Als kennelijk grove fout wordt in elk geval beschouwd iedere vorm van ernstige fiscale
fraude, al dan niet georganiseerd, in de zin van artikel 5, § 3, van de wet van 11 januari 1993
tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld.
§ 1. In geval van tekortkoming, door een vennootschap of door een rechtspersoon bedoeld in
artikel 17, § 3, van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder
winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, aan
haar verplichting tot het betalen van de bedrijfsvoorheffing, zijn de bestuurder of
bestuurders van de vennootschap of van de rechtspersoon die belast zijn met de dagelijkse
leiding van de vennootschap of van de rechtspersoon hoofdelijk aansprakelijk voor de
tekortkoming indien die te wijten is aan een fout in de zin van artikel 1382 van het
Burgerlijk Wetboek, die ze hebben begaan bij het besturen van de vennootschap of de
rechtspersoon.
14
Deze hoofdelijke aansprakelijkheid kan worden uitgebreid naar de andere bestuurders van
de vennootschap of van de rechtspersoon indien in hunnen hoofde een fout wordt aangetoond
die heeft bijgedragen tot de in het eerste lid bedoelde tekortkoming.
Onder bestuurder van een vennootschap of van een rechtspersoon in de zin van dit artikel
wordt verstaan, elke persoon die, in feite of in rechte, de bevoegdheid heeft of heeft gehad om
de vennootschap of de rechtspersoon te besturen, met uitsluiting van de gerechtelijke
mandatarissen.
§ 2. De herhaalde niet-betaling van de bedrijfsvoorheffing door de vennootschap of door de
rechtspersoon, wordt, behoudens tegenbewijs, vermoed voort te vloeien uit een in § 1, eerste
lid, bedoelde fout.
Onder herhaalde inbreuken op de verplichting tot betaling van de bedrijfsvoorheffing in de
zin van dit artikel, wordt verstaan:
- ofwel, voor een trimestriële schuldenaar van de voorheffing, het gebrek aan betaling van ten
minste twee vervallen schulden binnen een periode van een jaar;
- ofwel, voor een maandelijkse schuldenaar van de voorheffing, het gebrek aan betaling van
ten minste drie vervallen schulden binnen een periode van een jaar.
§ 3. Er is geen vermoeden van fout in de zin van § 2, eerste lid, indien de niet-betaling het
gevolg is van financiële moeilijkheden die aanleiding hebben gegeven tot het openen van de
procedure van gerechtelijk akkoord, van faillissement of van gerechtelijke ontbinding.
§ 4. De hoofdelijke aansprakelijkheid van de bestuurders van de vennootschap of van de
rechtspersoon kan slechts worden ingeroepen voor de betaling, in hoofdsom en interesten,
van de schulden inzake bedrijfsvoorheffing.
§ 5. De rechtsvordering tegen aansprakelijke bestuurders is slechts ontvankelijk indien ze
wordt ingesteld na het verstrijken van een termijn van één maand te rekenen vanaf een door
de ontvanger bij ter post aangetekende brief verzonden kennisgeving, waarin de
geadresseerde verzocht wordt de nodige maatregelen te treffen om de tekortkoming te
verhelpen of om aan te tonen dat deze niet het gevolg is van een door hen begane fout.
Deze bepaling verhindert evenwel niet dat de met de invordering belaste ambtenaar, binnen
voormelde termijn, bewarende maatregelen vordert ten laste van het vermogen van de
bestuurder of bestuurders van de vennootschap of rechtspersoon aan wie een kennisgeving is
toegezonden.”
Als grove fout wordt volgens hetzelfde artikel o.m. “ernstige fiscale fraude” beschouwd.
Een gelijkaardige bepaling bestaat ook voor BTW-schulden (artikel 93undecies C WBTW.
44. “Indien bij faillissement van een onderneming, de schulden de baten overtreffen,
kunnen de huidige of gewezen bestuurders, zaakvoerders, dagelijks bestuurders, leden van
een directieraad of van een raad van toezicht, alsmede alle andere personen die ten aanzien
van de zaken van de onderneming werkelijke bestuursbevoegdheid hebben gehad, persoonlijk
en al dan niet hoofdelijk aansprakelijk worden verklaard voor het geheel of een deel van de
schulden van de onderneming ten belope van het tekort jegens de boedel, indien:
a) op een gegeven ogenblik voorafgaand aan het faillissement, de betrokken persoon wist of
behoorde te weten dat er kennelijk geen redelijk vooruitzicht was om de onderneming of
haar activiteiten te behouden en een faillissement te vermijden;
15
b) de betrokken persoon op dat ogenblik één van de hierboven vermelde hoedanigheden
had; en
c) de betrokken persoon vanaf het ogenblik bedoeld in a) niet heeft gehandeld zoals een
normaal voorzichtig en zorgvuldig bestuurder in dezelfde omstandigheden zou hebben
gehandeld.
De vordering in dit artikel bedoeld behoort tot de uitsluitende bevoegdheid van de curator.
Uitzondering:
.
§ 5. Paragraaf 1 is niet van toepassing wanneer de failliet verklaarde onderneming een
vzw, ivzw of stichting is die een vereenvoudigde boekhouding voert, overeenkomstig de
artikelen 17, 37 en 53 van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder
winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen.
Dit is een zeer strenge aansprakelijkheid, enkel uit te oefenen door de curator, die enkel het
bestaan van een fout, conform de omschrijving in de wet (“wist of behoorde te weten dat er
kennelijk geen redelijk vooruitzicht was om de onderneming of haar activiteiten te behouden
en een faillissement te vermijden”), moet aantonen en het bestaan van een netto-passief. Dat
de “fout” heeft bijgedragen tot het faillissement is hier GEEN vereiste!
D. Beroepsverboden
➢ indien blijkt dat een kennelijke grove fout van de gefailleerde heeft bijgedragen
tot het faillissement
➢ verbod opleggen persoonlijk of door een tussenpersoon een onderneming uit te
baten of om een rechtspersoon rechtsgeldig te verbinden.
De duur van het verbod bedraagt maximum drie tot tien jaar afhankelijk van het verbod. De
rechtbank kan het verbod voorwaardelijk opleggen voor een duur van drie jaar of de uitspraak
opschorten voor eenzelfde duur.
16