You are on page 1of 16

HOOFDSTUK 3: Het einde van de ondernemingsactiviteit (stopzetten, ontbinding,

faillissement)

1. Algemeen.

1. De activiteit als “ondernemer”, zij het nu als eenmanszaak of in de vorm van een
vennootschap, kan door verschillende oorzaken beëindigd worden.

In een eenmanszaak:

• kan diegene die de activiteit uitoefent wegvallen (overlijden, ziekte,…)


• de zaak stopzetten gelet op zijn leeftijd en gezien hij geen overnemers vindt.
• failliet verklaard worden met alle gevolgen voor het “privé-vermogen” van de
ondernemer dat in feite vermengd is met het vermogen van zijn ondernemersactiviteit.

In de vennootschap

• Een vennootschap kan ook ten einde komen door nietigverklaring.


• Dit kan bij gezamenlijk akkoord (minnelijke ontbinding) of na een beslissing van de
rechtbank (gerechtelijk ontbinding).
• Een vennootschap kan aan zijn einde komen door faillissement.

2. Enkel wijzen waarop de ondernemersactiviteit ten einde kan komen.

2.a. Nietigverklaring van de vennootschap

3. De gronden tot nietigverklaring van een vennootschap zijn limitatief opgesomd in de


wet:

Volgende gronden zijn voorhanden (voor de NV: art. 7:15 WVV):

• Als de oprichtingsakte niet in de vereiste vorm is opgemaakt.

• Als in de oprichtingsakte elk gegeven (een onvolledige omschrijving is niet


voldoende) ontbreekt aangaande de rechtsvorm, naam, zetel doel, inbreng, bedrag van
kapitaal en identiteit van de vennoten.

• Als het statutair doel van de vennootschap ongeoorloofd is of strijdig met de openbare
orde.

• Wanneer het aantal op geldige wijze verbonden oprichters van de vennootschap


minder dan het wettelijke vereiste minimum bedraagt. (o.m. vennootschap met
stromannen).

Iedereen die een persoonlijk , rechtstreeks en rechtmatig belang heeft kan de nietigverklaring
vorderen.

1
Bijvoorbeeld: het Openbaar Ministerie ambtshalve de nietigverklaring vorderen doch
ook iedere andere persoon (bv. schuldeiser).

Maar:

kan de rechtbank oordelen dat, bij een vordering tot nietigverklaring dat een
regularisatietermijn voor de nietigheidsgronden dient te worden gegeven. Na een
eventuele regularisatie kan de vennootschap dan nog verder blijven bestaan.

4. Nadat de nietigverklaring is uitgesproken zal de vereffening van de vennootschap


gebeuren.

De rechtbank zal een vereffenaar aanstellen of er wordt gekeken naar de statutaire bepalingen.

5. Verbintenissen aangegaan door de vennootschap vóór de nietigheidsverklaring blijven


gelden.

Bijvoorbeeld: zal de vereffenaar de schuldenaars van de vennootschap kunnen


aanspreken om hun schulden t.a.v. de vennootschap te betalen en zullen anderzijds de
schulden van de vennootschap dienen te worden betaald.

2.b. Ontbinding en vereffening

6. Na de ontbinding blijft de vennootschap verder bestaan voor de vereffening (art. 2.76


ev. WVV).

De ontbinding kan

• van rechtswege (wanneer de voorwaarde tot ontbinding expliciet in de wet staat


ingeschreven, bv. het verstrijken van de duur van de vennootschap)
• Vrijwillig (beslissing van de algemene vergadering met een quorum en meerderheid
voor statutenwijziging voor de kapitaalsvennootschappen. Bij
personenvennootschappen dienen alle vennoten akkoord te gaan
• Door opzegging (bv artikel 2:72 – 4:76 WVV) de vennootschap eindigt door
verklaring van één of meer personen dat zij niet meer tot de vennootschap willen
behoren – dit geldt voor vennootschappen opgericht voor onbepaalde duur – bv. de
VOF en Comm. V.)
• Gerechtelijk (Dit is een gerechtelijke beslissing o.m. op vordering van het Openbaar
Ministerie doch evenzeer op verzoek van – enkele - vennoten, )

Na de ontbinding bestaat het doel van de vennootschap er enkel nog in haar vereffening te
bewerkstellingen. Hiertoe wordt een vereffenaar aangesteld. Deze kan bepaald zijn in de
statuten (bv. een vennoot), kan worden aangesteld door de AVA of wordt door de rechtbank
aangesteld wanneer zij de ontbinding uitspreek.

De vereffenaar heeft als opdracht:

• alle openstaande schuldvorderingen te innen, te gelde maken van het vermogen,…


(realisatie van het actief)

2
• nadien, en indien mogelijk, de openstaande schulden (het passief) uit te keren.

Indien er nadien nog overblijvend actief voorhanden is dient dit te worden uitgekeerd aan de
vennoten in verhouding tot hun inbreng.

De vereffenaar blijft na sluiting van de vereffening nog 5 jaar aansprakelijk (2:143 WVV).
De AVA blijft gedurende de vereffening bestaan als toezichtsorgaan.

2.c Het insolventierecht (Faillissement en de “wet continuïteit Ondernemingen”)

7.

Voorafgaand aan het faillissement kan, onder bepaalde voorwaarden, nog gepoogd worden de
vennootschap een “laatste kans” te geven.

Wanneer?

➢ Als tekenen zijn dat de onderneming zich slechts “tijdelijk” in


(betalings)moeilijkheden bevindt en het verder zetten van de onderneming nog
(deels) mogelijk lijkt.

Is dit niet het geval dan stevent de onderneming onvermijdelijk af op een faillissement.

Dit is NIET vervat in het WVV maar wel in het WER.

➢ Dit alles kan men sinds de wet van 11 augustus 2017 terugvinden in boek XX van het
WER onder de benaming “Insolventierecht”.

Boek XX brengt de wet van 31 januari 2009 mbt de “WCO” en de faillissementswetgeving


samen tot 1 geheel.

Dit boek XX is onderverdeeld in een aantal titels zoals bv. titel I “algemene bepalingen”, titel
II “opsporing van ondernemingen in moeilijkheden” enzovoort. :

• Titel 1. Algemene beginselen (artt. XX.1 tot en met XX.20)


• Titel 2. Opsporing van ondernemingen in moeilijkheden (artt. XX.21 tot en met
XX.29)
• Titel 3. Voorlopige maatregelen (artt. XX.30 tot en met 35)
• Titel 4. Ondernemingsbemiddelaar en minnelijk akkoord (artt. XX.36 tot en met
XX.38)
• Titel 5. Gerechtelijke reorganisatie (artt. XX.39 tot en met XX.97)
• Titel 6. Faillissement (artt. XX.98 tot en met XX.201)
• Titel 7. Grensoverschrijdende insolventie (artt. XX.202 tot en met 223)
• Titel 8. Aansprakelijkheidsvorderingen (artt. XX.224 tot en met XX.228) (titel
verkeerdelijk genummerd als titel 7)
• Titel 9. Verbodsbepalingen en de rehabilitatie (artt. XX.229 tot en met XX.241)
• Titel 10. Intrekking faillissement (artt. XX.242 tot en met XX.243)

3
2.c.1 Toepassingsgebied van het insolventierecht - Algemeen

- GEEN onderscheid meer “handelaar” en “andere”.

- Hoger werd al aangehaald dat het begrip “handelaar” verdwenen is.

- Op heden is het insolventierecht van toepassing op (art. 1):

(a) iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent;


(b) iedere rechtspersoon;
(c) iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid.

- Op deze is het boek XX WER van toepassing.

Besluit:

➢ niet enkel de “vroegere handelaar” kan in faling gaan


➢ MAAR QUASI iedere zelfstandige natuurlijke of rechtspersoon (de bakker, slager
maar ook de advocaat, arts,…) (GEEN onderscheid tussen “bijberoep of hoofdberoep”
inzake zelfstandigen)
➢ en zelfs niet-ondernemers zoals sommige VZW’s, met name de VZW dewelke niet-
nijverheids- of handelszaken drijft doch niet met als doen een stoffelijk voordeel aan
de leden te verschaffen (bv. rusthuis, ziekenhuis, school,…)

2.c.2: (Het opsporen van) ondernemingen in moeilijkheden – de “WCO” - het faillissement

2.c.2a. Algemeen:

Centraal register van insolvabiliteit (REGSOL.BE)

Vanaf 1 april 2017 wordt elk faillissementsdossier uitsluitend op elektronische wijze


opgebouwd, beheerd en bewaard.

Lesbespreking (regsol.be, account, aangifte van faill en door SE’s, opvolging,..).

De insolventiefunctionarissen

10. De insolventiefunctionaris is elke persoon of instantie waarvan de taak, mede op


tussentijdse basis, erin bestaat, een of meer van volgende taken te vervullen:

• De in het kader van een insolventieprocedure ingediende vorderingen te verifiëren en


aanvaarden (CURATOR)
• Het collectieve belang van de schuldeisers te behartigen (CURATOR)
• Het geheel of een deel van de goederen waarover de schuldenaar het beheer en de
beschikking werd ontzegd, te beheren (CURATOR)
• Voornoemde goederen te vereffenen en in voorkomend geval de opbrengst te verdelen
onder de schuldeisers; of (CURATOR)
• Toe te zien op het beheer van de onderneming van de schuldenaar

4
Dit zijn o.m. de curator: art. XX.104 WER, de gerechtsmandataris: art. XX.30 WER, de
voorlopig bewindvoerder: art. XX.32 WER.

Lesbespreking (zie tevens verder) de curator en de mede-insolventiefunctionaris

2.c.2.b.Opsporen van ondernemingen in moeilijkheden:

11. In het handels en ondernemingsverkeer is het belangrijk:

- om ondernemingen die het financieel moeilijk hebben (en dit soms ook niet willen
inzien) hiervan bewust te maken

- tijdig in te grijpen omdat enerzijds de onderneming zou kunnen blijven voorbestaan of

- deze onderneming uit het rechtsverkeer te halen om te vermijden dat deze andere
ondernemingen ook in moeilijkheden zou brengen.

Dit kan uitmonden in een procedure “WCO” of in een “faillissement”.

12. Om dergelijke ondernemingen op te sporen gaat men gebruiken maken van:

A. Griffie van de ondernemingsrechtbank.

wordt alle nuttige informatie over ondernemingen die met financiële moeilijkheden
kampen, verzameld op de territoriaal bevoegde

Zo worden daar o.m. bijgehouden:

• De lijst van geregistreerde protesten betreffende geaccepteerde wisselbrieven en


orderbriefjes.

• Verstekvonnissen en vonnissen op tegenspraak waarbij de gevorderde hoofdsom niet


werd betwist.

• Het niet betalen van één of meer kwartalen sociale zekerheidsbijdragen , BTW,
bedrijfsvoorheffing (meegedeeld door RSZ, fiscus, RSVZ,…).

• Vonnissen waarbij een handelshuurovereenkomst wordt ontbonden lastens de huurder.

• De (verplichte) meldingen gedaan door o.m. erkende externe boekhouders indien zij in
de uitoefening van hun opdracht gewichtige en overeenstemmende feiten vaststellen
die de continuïteit van de onderneming in het gedrang brengt.

Dit zijn de zgn. “knipperlichten” die aangeven dat een handelaar in de “gevarenzone” zit.

B. Kamers voor ondernemingen in moeilijkheden (voorheen; kamers voor


handelsondezoek)

Doel van deze kamers:

5
- Aambtshalve de toestand van ondernemingen in moeilijkheden kan volgen en
onderzoeken (op grond van de hierboven aangehaalde elementen) of ze voldoen aan
de voorwaarden voor de toepassing van de WCO of een andere maatregel.

Hoe verloopt dit?

- Die kamer kan de ondernemer uitnodigen op een speciale zitting (achter gesloten
deuren)
- om van hem meer inlichtingen te verkrijgen over hun toestand
- na te gaan of de toestand tijdelijk is en er herstelmaatregelen mogelijk zijn.

Is er een herstel mogelijk:

“WCO” worden toegekend of een andere maatregel worden genomen.

Is geen herstel mogelijk:

- loert het gevaar van een faillissement om de hoek”.


- Men moet immers ook met de belangen van de schuldeisers rekening houden.

De kamer kan ook zelfs volgende beslissingen nemen:

• Overmaken dossier aan het openbaar ministerie: in principe zal deze dagvaarden in
faillissement.
• Het vorderen van een gerechtelijke ontbinding: in dat geval zal zijn gemotiveerd
meedelen waarom de ontbinding (zie hoger) conform het W. Venn. moet worden
uitgesproken (bv. slapende vennootschap,…. Finaal zal de ondernemingsrechtbank
hierover oordelen.
• Het dossier overmaken aan de voorzitter van de ondernemingsrechtbank: dit
voornamelijk met het oog op het aanstellen van een voorlopig bewindvoerder.
• Het dossier afsluiten (“sepot”) zonder gevolg: voornamelijk indien blijkt dat er ofwel
toch geen moeilijkheden waren of de moeilijkheden met goed gevolg door de
onderneming werden opgelost. In sommige gevallen kunnen maatregelen vermeden
worden door een kapitaalsverhoging, nieuwe vennoten, een beter bestuur,…

2.c.3. Voorlopige maatregelen inzake insolvabiliteit

- voorlopige bewindvoerder aanstellen.

2.c.4: Ondernemingsbemiddelaar en het buitengerechtelijke minnelijk akkoord.

In hoofdzaak anoniem.

De ondernemingsbemiddelaar

6
17. Enkel op verzoek van de schuldenaar-onderneming kan de voorzitter van de rechtbank
een ondernemingsbemiddelaar aanstellen, om de reorganisatie van het geheel of een
gedeelte van haar activa of activiteiten te vergemakkelijken.

Zijn opdracht bestaat er in de continuïteit van de onderneming te vrijwaren zonder


daarbij op te treden als “adviseur” van de onderneming.

Deze bemiddelaar moet immers als onafhankelijke partij pogen de schuldeisers en de


onderneming in moeilijkheden te verzoenen.

De opdracht van de ondernemingsbemiddelaar strekt, zowel buiten als in voorkomend geval


binnen het kader van een procedure van gerechtelijke reorganisatie, tot de voorbereiding en de
bevordering van hetzij het afsluiten van een minnelijk akkoord, hetzij het verkrijgen van het
akkoord van de schuldeisers over een reorganisatieplan, hetzij de overdracht onder
gerechtelijk gezag, aan een of meerdere derden, van het geheel of een gedeelte van de
activa of van activiteiten,

De aanstelling van een degelijke bemiddelaar wordt niet openbaar gemaakt. Immers, dat
heeft veelal tot gevolg dat de betreffende onderneming-schuldenaar negatief aanzien wordt
door derden en een negatieve kredietwaardigheid verkrijgt.

De partijen bepalen vrij de inhoud van dit akkoord, dat de derden niet bindt.

Het buitengerechtelijke minnelijk akkoord

18. De schuldenaar kan aan al zijn schuldeisers of aan twee of meer onder hen een
minnelijk akkoord voorstellen met het oog op de reorganisatie van het geheel of een
gedeelte van zijn activa of van zijn activiteiten. Hij kan hiertoe de aanwijzing van een
ondernemingsbemiddelaar voorstellen.

Dit geschrift wordt door de meest gerede partij neergelegd in het register en wordt er
bewaard.

Derden kunnen slechts kennis nemen van het minnelijk akkoord en kennis krijgen van de
neerlegging en van de bewaring ervan in het register met uitdrukkelijke toestemming van de
schuldenaar.

Dit is het grote verschil met de (zie verder) gerechtelijke reorganisatie waar het ontstaan van
een procedure tot gerechtelijke reorganisatie wel openbaar wordt gemaakt dmv publicatie in
het Belgisch Staatsblad.

Voordelen buitengerechtelijk minnelijk akkoord:


− Discretie (vermijden dat het naar buiten gekend geraakt dat de onderneming in
moeilijkheden verkeert).
− Dit vermijdt voor de schuldeisers een gerechtelijke reorganisatie met mogelijks een
periode van opschorting van betaling.
Inhoud buitengerechtelijk minnelijk akkoord:
− Kwijtschelden interest,
− Spreiding van betaling,
− Kwijtschelding deel schuld,

7
− …

2.c.5 De gerechtelijke reorganisatie

Openbaar

De wetgeving met als doel:

- de continuïteit van ondernemingen, bij wie het minder “draait” te waarborgen, of op


zijn minst van hun rendabele activiteiten bestaat uit twee wetgevende initiatieven

20. De doelstelling is gelijkaardig als hetgeen hoger (minnelijk) gepoogd, namelijk het
behoud van de continuïteit van het geheel of een gedeelte van de onderneming in
moeilijkheden of haar activiteiten.

22. De procedure :.

1. Het verzoek tot aanvatten van de procedure: verzoekschrift en stukken.

• Opmaak verzoekschrift tot reorganisatie


• Bij te voegen stukken (op straffe van nietigheid om te vermijden dat men te snel als
“vluchtmiddel” de procedure zou aanwenden). Zo dienen o.m. worden toegevoegd:

• Uiteenzetting van de feiten waaruit de bedreiging van continuïteit blijkt.


• Twee recentste jaarrekeningen
• Boekhoudkundige staat van actief en passie (max. 3 m oud) met bijstand van een
revisor of erkend accountant
• Lijst schuldeisers
• Toelichting maatregelen en voorstellen tot herstel
• Lijst van onbeperkt aansprakelijke vennoten

2. Na neerlegging ter griffie van het verzoekschrift: van de neerlegging van het
verzoekschrift: schorsende werking.

Zolang de rechtbank geen uitspraak heeft gedaan over het verzoektot gerechtelijke
reorganisatie:

- kan de schuldenaar niet worden failliet verklaard; indien de schuldenaar een rechtspersoon
is, kan deze niet gerechtelijk worden ontbonden;
- kan geen enkele tegeldemaking van de roerende of onroerende goederen van de
schuldenaar plaatsvinden als gevolg van de uitoefening van een middel van tenuitvoerlegging.

Tijdens de opschorting kan geen beslag worden gelegd.

3. Reorganisatieplan

8
24. Het reorganisatieplan beschrijft nauwkeurig de rechten van alle personen die titularis
zijn van schuldvorderingen in de opschorting en van de wijziging van de rechten ten gevolge
van de stemming en de homologatie van het reorganisatieplan.

Het plan vermeldt de voorgestelde betalingstermijnen en de verminderingen op de


schuldvorderingen in de opschorting, in kapitaal en interest, verhogingen, boeten en kosten.

De voorstellen bevatten voor alle schuldeisers een betalingsvoorstel dat niet minder dan 20
procent van het bedrag van de schuldvordering in hoofdsom mag bedragen.

Het gerechtelijk minnelijk akkoord

25. Hierbij wordt een gerechtelijk minnelijk akkoord met twee of meer (alle)
schuldeisers bekomen dat door de rechtbank (kan) wordt(en) gehomologeerd waarna
de procedure wordt beëindigd (zie tevens hoger en vergelijk met het
BUITENgerechtelijk minnelijk akkoord).

Het gerechtelijk collectief akkoord

- een gerechtelijk collectief akkoord bekomen met alle schuldeisers na stemming over
het reorganisatieplan.

- Tijdens de opschortingsperiode moet de onderneming een plan uitwerken:

- Enerzijds omtrent de “staat” van de onderneming mee alsmede haar


moeilijkheden.

- Anderzijds de maatregelen/plan om de schuldeisers te voldoen.

Het reorganisatieplan kan daarbij voorzien:

- in een vrijwillige overdracht van de onderneming of haar activiteiten (geheel of


gedeeltelijk) voorzien,
- in kwijtschelding van interesten voorzien
- in omzetting van schuldvorderingen in aandelen voorzien
- …

Goedkeuring door de meerderheid van de schuldeisers;

De homologatie van het reorganisatieplan door de rechtbank binnen de 15 dagen na de zitting


maakt het bindend voor alle schuldeisers.

Indien de onderneming het plan echter niet nakomt, kan iedere schuldeiser of het openbaar
ministerie bij dagvaarding de intrekking van het reorganisatieplan vorderen.

2.c.6. Het faillissement.

9
27. Het faillissement betekent het finale einde van de onderneming. De
faillissementsprocedure strekt ertoe het vermogen van de schuldenaar onder bevoegdheid van
een curator te plaatsen die belast is het vermogen van de gefailleerde te beheren en te
vereffenen en de opbrengst ervan te verdelen onder de schuldeisers

Het faillissement dient door de ondernemingsrechtbank te worden uitgesproken.

28. Drie voorwaarden dienen cumulatief vervuld te zijn (art. XX 99 WER):

• Je moet onder de definitie van “een onderneming” vallen conform hetgeen hoger
aangehaald.

• Je moet op duurzame wijze hebben opgehouden te betalen.

De niet-betaling van de voornaamste schulden kan reeds tot faillissement leiden zodat
het niet strik noodzakelijk is dat men al zijn schulden niet meer kan betalen. Deze
onmogelijkheid moet van duurzame wijze zijn. Als de onderneming kan aantonen dat
de betalingsmoeilijkheden slechts tijdelijk zijn kan de rechtbank het faillissement
opschorten of zelfs de onderneming tijd geven om hetgeen hoger aangehaald mbt de
reorganisatie aan te vragen.

• het krediet moet geschokt zijn. De onderneming krijgt noch bij geldschieters noch bij
leveranciers noch enig krediet, uitstel van betaling of lening.

Hoe gebeurt de aangifte van faillissement:

➢ dient elektronisch te gebeuren (www.regsol.be) doch de wet laat nog uitzonderingen


voor aangifte op papier via de griffie.

➢ De “boeken” dienen dan niet meer te worden neergelegd ter griffie doch een aantal
documenten dienen elektronisch te worden toegevoegd (balans met staat van A & P,
schatting roerend en onroerend goed, staat van schuldvorderingen en schulden, laatste
resultatenrekeningen, ….). Tevens moet meegedeeld worden waar de boekhouding
zich bevindt.

30. Een onderneming kan op verschillende wijzen failliet verklaard worden:

• Op aangifte van de onderneming zelf (onder de oude wet “legt de boeken neer” of “je
bekent” – faillissement op bekentenis”)

De koopman is verplicht, binnen een maand nadat hij heeft opgehouden te betalen,
daarvan aangifte te doen ter griffie van de bevoegde rechtbank.

• Op vordering van één van de schuldeisers, bij dagvaarding.

• Op vordering van het Openbaar Ministerie, bij dagvaarding.

31. In het vonnis waarin het faillissement wordt uitgesproken gaat de rechtbank over tot
aanstelling van een curator en één of meerdere rechter-commissarissen Deze curatoren

10
worden gekozen uit een lijst van advocaten doch deze kan zich laten bijstaan door andere
deskundigen (bedrijfsrevisor, accountant,…).

De curator en rechter-commissaris en de griffie kunnen, indien gewenst, een plaatsopneming


doen.

Het vonnis wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

De curator moet de failliete boedel beheren (opnieuw samenstellen en vereffenen) en


naderhand de opbrengst verdelen onder de schuldeisers ( leveranciers, werknemers,
belastingen, RSZ, sociale bijdragen zelfstandigen, enzovoort).

De curator kan, mits toestemming van de rechtbank van koophandel beslissen de activiteiten
verder te zetten. Bv. wanneer hij meent dat door de instandhouding van de activiteit de
waarde van de onderneming hoger zal zijn in geval van overname.

32. Het faillissement maakt geen einde aan de lopende overeenkomsten m.u.v. intuitu
personae overeenkomsten.

De curator kan de overeenkomsten verder zetten (bv. huurovereenkomst) of beëindigen.

33. Ook in het faillissementsvonnis wordt een (of meerdere) Rechter-commissaris


aangeduid. Deze moet toezicht houden op het beheer en op de vereffening van het
faillissement ( en dus op de activiteiten van de curator).

De rechter-commissaris is er in het bijzonder mee belast toezicht te houden op het beheer en


op de vereffening van het faillissement en de verrichtingen ervan te bespoedigen, in het
bijzonder de afwikkeling van de schuldvorderingen van de werknemers van de gefailleerde;
hij brengt op de terechtzitting verslag uit over bijna alle geschillen waartoe het faillissement
aanleiding geeft hij beveelt de dringende maatregelen die noodzakelijk zijn voor het
beveiligen en het bewaren van de goederen van de boedel en hij zit de vergaderingen voor van
de schuldeisers van de gefailleerde .

34. Het faillissement heeft de buitenbezitstelling van alle goederen “op grond van een
oorzaak die het faillissement voorafgaat” tot gevolg.

Ook alle goederen, bedragen, sommen en uitkeringen die de gefailleerde ontvangt sinds de
faillietverklaring op grond van een oorzaak die dateert van na het faillissement vallen buiten
de boedel.

Dit met als doel de “tweede kans” te bevorderen.

35. Andere gevolgen van het faillissement:

• betalingen verricht tijdens de verdachte periode (6 m): niet tegenstelbaar aan curator,
minder of meer kan (tijdstip staking betaling).

• Indien de dag van een gedwongen verkoop van in beslag genomen goederen voor het
vonnis van faillietverklaring werd bepaald gaat de verkoop voor rekening van de
boedel door.

11
36. Partijen die een tegoed hebben van de gefailleerde moeten een aangifte van
schuldvordering doen via een elektronisch register (www.regsol.be).

De curator met het nazicht, verificatie, van de schuldvorderingen doen.

37. De schuldeisers kunnen in een faillissement meestal enkel hopen dat er uiteindelijk,
nadat de curator het vermogen heeft weder samengesteld, nog voldoende actief voorhanden is
om hun schuldvordering te voldoen.

In sommige gevallen hebben zij meer rechten. Zo kan, in geval bij de levering van goederen
een eigendomsvoorbehoud werd overeengekomen, de schuldeiser de goederen die door hem
wel al waren geleverd doch nog niet waren betaald, uit het faillissement lichten ( clausule van
eigendomsvoorbehoud of retentierecht.).

Dit eigendomsvoorbehoud dient wel schriftelijk te worden overeengekomen en de goederen


dienen zich nog bij de gefailleerde te bevinden. Ze mogen evenmin onroerend zijn geworden (
door bevestiging aan het onroerend goed), noch vermengd zijn met andere roerende goederen.

Zonder deze clausule had de “schuldeiserleverancier” dit recht niet en diende hij het einde van
het faillissement af te wachten.

Wanneer een handelaar (eenmanszaak) gehuwd is onder het wettelijk stelsel kan zowel zijn
eigen vermogen als het gemeenschappelijk vermogen worden aangesproken.

38. Wat met de “overgebleven” schulden: kwijtschelding?

Tenslotte wordt bij het einde van het faillissement de gefailleerde al dan niet “kwijtschelding”
bekomen (vroeger “verschoonbaar verklaard”).

➢ Sinds 2002 kan enkel nog de natuurlijke persoon kwijtschelding worden verleend
➢ Rechtspersonen niet meer, deze laatste worden zonder meer ontbonden en vereffend.

Wanneer een gefailleerde kwijtschelding is verleend:

➢ kan hij niet meer worden vervolgd door zijn schuldeisers voor schulden

Dit dient op expliciet verzoek van de gefailleerde te gebeuren binnen de 3 maand na de


bekendmaking van het faillissementsvonnis.

Indien geen kwijtschelding is verleend hernemen de schuldeisers hun rechten.

39. De bedoeling van de verschoonbaarheid is de ondernemer een nieuwe start te laten


nemen.

De echtgenoot, gewezen echtgenoot, wettelijk samenwonende of gewezen wettelijk


samenwonende van de gefailleerde die persoonlijk verbonden is voor de schuld die
voornoemde persoon tijdens de duur van het huwelijk of de duur van de wettelijke
samenwoning was aangegaan, wordt ingevolge de kwijtschelding van die verplichting bevrijd.

12
De kwijtschelding kan de wettelijk samenwonende van wie de verklaring van samenwonen
afgelegd werd in de zes maanden voor het openen van de faillissementsprocedure, niet tot
voordeel strekken.

De kwijtschelding heeft geen gevolgen op de persoonlijke of gemeenschappelijke schulden


van de echtgenoot, ex-echtgenoot, wettelijk samenwonende of gewezen wettelijk
samenwonende voortvloeiend uit een overeenkomst door de genoemde personen gesloten,
ongeacht of die schulden alleen of samen met de gefailleerde werden aangegaan, en die
vreemd zijn aan de beroepsactiviteit van de gefailleerde.

40. Opmerking: de kwijtschelding geldt niet voor medeschuldenaars en de stellers


van persoonlijke zekerheden.

Die moet dit zelf aanvragen,

➢ Het bedrag van de zekerheid moet kennelijk niet in verhouding tot diens
terugbetalingsmogelijkheden zijn.

Wanneer de persoonlijke zekerheid door de rechtbank niet volledig van zijn verplichting is
ontslagen, verkrijgen de schuldeisers opnieuw het recht om individueel een vordering op zijn
goederen te stellen.

*****

Aansprakelijkheidsvorderingen ten aanzien van bestuurders/ zaakvoerders of feitelijke


bestuurders in geval van een faillissement.

41. De volgende vorderingen kunnen ingesteld worden tegen (voormalige)


bestuurders/zaakvoerders of de feitelijke bestuurders van een rechtspersoon evenals dagelijks
bestuurders, leden directieraad, ….

Zowel door curatoren als benadeelde schuldeisers

Er kan enkel een vordering worden ingesteld indien er een netto-passief is:

Art. XX.225. § 1. Indien bij faillissement van een onderneming, de schulden de baten
overtreffen, kunnen de huidige of gewezen bestuurders, zaakvoerders, dagelijks bestuurders,
leden van een directieraad of van een raad van toezicht, alsmede alle andere personen die ten
aanzien van de zaken van de onderneming werkelijke bestuursbevoegdheid hebben gehad,
persoonlijk en al dan niet hoofdelijk aansprakelijk worden verklaard voor het geheel of een
deel van de schulden van de onderneming ten belope van het tekort,…”

Welke vorderingen?

A. Het bestaan van een kennelijke grove fout die bijdroeg tot het faillissement:

Art. XX 225 §1:”… indien komt vast te staan dat een door hen begane, kennelijk grove
fout heeft bijgedragen tot het faillissement zijn zij aansprakelijk.

13
Wat is een grove fout:

Als kennelijk grove fout wordt in elk geval beschouwd iedere vorm van ernstige fiscale
fraude, al dan niet georganiseerd, in de zin van artikel 5, § 3, van de wet van 11 januari 1993
tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld.

Dit is niet absoluut:

“Paragraaf 1 is niet van toepassing wanneer de gefailleerde onderneming over de drie


boekjaren voor het faillissement, of, indien de onderneming sedert minder dan drie jaar is
opgericht, alle boekjaren voor het faillissement, een gemiddelde omzet van minder dan 620
000 euro, buiten de belasting over de toegevoegde waarde, heeft verwezenlijkt en wanneer
het totaal van de balans bij het einde van het laatste boekjaar niet hoger was dan 370 000
euro of wanneer het een vzw, ivzw of stichting betreft die een vereenvoudigde boekhouding
voert, overeenkomstig de artikelen 17, 37 en 53 van de wet van 27 juni 1921 betreffende de
verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en
stichtingen.”

B. De aansprakelijkheid voor niet betaalde sociale zekerheid:

43. Art. XX.226.” Onverminderd artikel XX.225 kunnen de huidige of gewezen


bestuurders, zaakvoerders, dagelijkse bestuurders, leden van een directieraad of van een raad
van toezicht, alsmede alle andere personen die ten aanzien van de zaken van de onderneming
werkelijke bestuursbevoegdheid hebben gehad, op vordering van de Rijksdienst voor Sociale
Zekerheid of van de curator persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor het
geheel of een deel van alle op het ogenblik van de uitspraak van het faillissement
verschuldigde sociale bijdragen met inbegrip van de verwijlinteresten, indien zij, in de loop
van de periode van vijf jaar voorafgaand aan de faillietverklaring, betrokken zijn geweest
bij minstens twee faillissementen of vereffeningen van ondernemingen waarbij schulden
ten aanzien van een inningsorganisme van de sociale zekerheidsbijdragen onbetaald zijn
gebleven, voor zover zij bij die eerder failliet verklaarde of vereffende ondernemingen ten
tijde van de faillietverklaring, ontbinding of aanvang van de vereffening tevens bestuurder,
gewezen bestuurder, lid of gewezen lid van de directieraad of van de raad van toezicht
waren of ten aanzien van de zaken van de onderneming werkelijke bestuursbevoegdheid
hadden of hebben gehad.

EEN GELIJKAARDIGE BEPALING BESTAAT IN FISCALE AANGELEGENHEDEN


(niet opgenomen in WER).

Artikel 442 quater WIB betreft de fiscale schulden:

§ 1. In geval van tekortkoming, door een vennootschap of door een rechtspersoon bedoeld in
artikel 17, § 3, van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder
winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, aan
haar verplichting tot het betalen van de bedrijfsvoorheffing, zijn de bestuurder of
bestuurders van de vennootschap of van de rechtspersoon die belast zijn met de dagelijkse
leiding van de vennootschap of van de rechtspersoon hoofdelijk aansprakelijk voor de
tekortkoming indien die te wijten is aan een fout in de zin van artikel 1382 van het
Burgerlijk Wetboek, die ze hebben begaan bij het besturen van de vennootschap of de
rechtspersoon.

14
Deze hoofdelijke aansprakelijkheid kan worden uitgebreid naar de andere bestuurders van
de vennootschap of van de rechtspersoon indien in hunnen hoofde een fout wordt aangetoond
die heeft bijgedragen tot de in het eerste lid bedoelde tekortkoming.
Onder bestuurder van een vennootschap of van een rechtspersoon in de zin van dit artikel
wordt verstaan, elke persoon die, in feite of in rechte, de bevoegdheid heeft of heeft gehad om
de vennootschap of de rechtspersoon te besturen, met uitsluiting van de gerechtelijke
mandatarissen.
§ 2. De herhaalde niet-betaling van de bedrijfsvoorheffing door de vennootschap of door de
rechtspersoon, wordt, behoudens tegenbewijs, vermoed voort te vloeien uit een in § 1, eerste
lid, bedoelde fout.
Onder herhaalde inbreuken op de verplichting tot betaling van de bedrijfsvoorheffing in de
zin van dit artikel, wordt verstaan:
- ofwel, voor een trimestriële schuldenaar van de voorheffing, het gebrek aan betaling van ten
minste twee vervallen schulden binnen een periode van een jaar;
- ofwel, voor een maandelijkse schuldenaar van de voorheffing, het gebrek aan betaling van
ten minste drie vervallen schulden binnen een periode van een jaar.
§ 3. Er is geen vermoeden van fout in de zin van § 2, eerste lid, indien de niet-betaling het
gevolg is van financiële moeilijkheden die aanleiding hebben gegeven tot het openen van de
procedure van gerechtelijk akkoord, van faillissement of van gerechtelijke ontbinding.
§ 4. De hoofdelijke aansprakelijkheid van de bestuurders van de vennootschap of van de
rechtspersoon kan slechts worden ingeroepen voor de betaling, in hoofdsom en interesten,
van de schulden inzake bedrijfsvoorheffing.
§ 5. De rechtsvordering tegen aansprakelijke bestuurders is slechts ontvankelijk indien ze
wordt ingesteld na het verstrijken van een termijn van één maand te rekenen vanaf een door
de ontvanger bij ter post aangetekende brief verzonden kennisgeving, waarin de
geadresseerde verzocht wordt de nodige maatregelen te treffen om de tekortkoming te
verhelpen of om aan te tonen dat deze niet het gevolg is van een door hen begane fout.
Deze bepaling verhindert evenwel niet dat de met de invordering belaste ambtenaar, binnen
voormelde termijn, bewarende maatregelen vordert ten laste van het vermogen van de
bestuurder of bestuurders van de vennootschap of rechtspersoon aan wie een kennisgeving is
toegezonden.”

Als grove fout wordt volgens hetzelfde artikel o.m. “ernstige fiscale fraude” beschouwd.

Een gelijkaardige bepaling bestaat ook voor BTW-schulden (artikel 93undecies C WBTW.

C. Aansprakelijkheid voor “Wrongfull Trading”

44. “Indien bij faillissement van een onderneming, de schulden de baten overtreffen,
kunnen de huidige of gewezen bestuurders, zaakvoerders, dagelijks bestuurders, leden van
een directieraad of van een raad van toezicht, alsmede alle andere personen die ten aanzien
van de zaken van de onderneming werkelijke bestuursbevoegdheid hebben gehad, persoonlijk
en al dan niet hoofdelijk aansprakelijk worden verklaard voor het geheel of een deel van de
schulden van de onderneming ten belope van het tekort jegens de boedel, indien:

a) op een gegeven ogenblik voorafgaand aan het faillissement, de betrokken persoon wist of
behoorde te weten dat er kennelijk geen redelijk vooruitzicht was om de onderneming of
haar activiteiten te behouden en een faillissement te vermijden;

15
b) de betrokken persoon op dat ogenblik één van de hierboven vermelde hoedanigheden
had; en

c) de betrokken persoon vanaf het ogenblik bedoeld in a) niet heeft gehandeld zoals een
normaal voorzichtig en zorgvuldig bestuurder in dezelfde omstandigheden zou hebben
gehandeld.

De vordering in dit artikel bedoeld behoort tot de uitsluitende bevoegdheid van de curator.

Uitzondering:
.
§ 5. Paragraaf 1 is niet van toepassing wanneer de failliet verklaarde onderneming een
vzw, ivzw of stichting is die een vereenvoudigde boekhouding voert, overeenkomstig de
artikelen 17, 37 en 53 van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder
winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen.

OPMERKING: de hoger voorziene uitzondering voor “kleine ondernemingen” (cfr.


minder dan 620.000 euro omzet – zie hoger) geldt hier dus NIET!

Dit is een zeer strenge aansprakelijkheid, enkel uit te oefenen door de curator, die enkel het
bestaan van een fout, conform de omschrijving in de wet (“wist of behoorde te weten dat er
kennelijk geen redelijk vooruitzicht was om de onderneming of haar activiteiten te behouden
en een faillissement te vermijden”), moet aantonen en het bestaan van een netto-passief. Dat
de “fout” heeft bijgedragen tot het faillissement is hier GEEN vereiste!

D. Beroepsverboden

45. De insolventierechtbank die het faillissement heeft uitgesproken kan:

➢ indien blijkt dat een kennelijke grove fout van de gefailleerde heeft bijgedragen
tot het faillissement
➢ verbod opleggen persoonlijk of door een tussenpersoon een onderneming uit te
baten of om een rechtspersoon rechtsgeldig te verbinden.

De duur van het verbod bedraagt maximum drie tot tien jaar afhankelijk van het verbod. De
rechtbank kan het verbod voorwaardelijk opleggen voor een duur van drie jaar of de uitspraak
opschorten voor eenzelfde duur.

16

You might also like