You are on page 1of 82

Samenvatting handels-en

economisch recht 2018-2019 (deel 1)

geschreven door

morienelhaj

De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen

Op Stuvia vind je de beste samenvattingen, geschreven door je medestudenten. Voorkom


herkansingen en haal hogere cijfers met samenvattingen specifiek voor jouw studie.

www.stuvia.be

Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com


Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

HANDELS- EN ECONOMISCH RECHT


OVERZICHT EN BRONNEN
Het ondernemingsrecht is geen coherent of afgelijnd geheel van regels. Er bestaat geen eensgezinsheid
over de precieze invulling van het begrip. Het was sterk verspreid over diverse wetgevingen met
afzonderlijke aanknopingspunten. Sinds 1 november 2018 heeft men het ondernemingsrecht volledig
gecodificeerd in het Wetboek Economisch Recht en Wetboek van Vennootschappen. In deze cursus
slaat het begrip ondernemingsrecht op de regels die betrekking hebben op het commerciële leven.

Deelgebieden ondernemingsrecht:
- Handelsrecht
- Vennootschapsrecht
- Kapitaalmarktrecht
- Financieel recht
- Insolventierecht
- Economisch recht

Handelsrecht
Het handelsrecht is de oervorm van het ondernemingsrecht. Het handelsleven bleek op verschillende
punten andere regels te behoeven dan deze die voor gewone burgers van toepassing waren. Op die
manier heeft zich een set van regels ontwikkeld die de regels uit het burgerlijk recht aanvulden of deze
vervingen. Deze regelen gingen o.a. over het statuut van de handelaar (faillissementswetgeving en
bewijsregels), handelscontracten en het recht van de waardepapieren (wisselbrief en cheque). Het
doel was om het handelsverkeer soepeler en efficiënter te doen verlopen. Het regelde de commerciële
verrichtingen op soepele wijze met als aanknopingspunten handelaars en de daden van koophandel.

Handelaars zijn zij die daden uitoefenen, bij de wet daden van koophandel genoemd, en daarvan
hoofdzakelijk of aanvullend hun gewoon beroep maken. Je was enkel een handelaar onder bepaalde
omstandigheden, maar die voorwaarden waren redelijk onlogisch. De kern van de koophandel was het
kopen om te verkopen. Zo waren distributieondernemingen, productieactiviteiten, dienstverlenende
bedrijvigheden en intermediërende activiteiten daden van koophandel, maar een landbouwer die
enkel de producten van de grond gebruikte en dan verkocht niet. Betrok hij meststoffen van een derde,
dan werd hij wel aan het handelsrecht onderworpen. Daarom is de term handelaar en het bijhorende
Wetboek van Koophandel afgeschaft en vervangen door de term onderneming. Nu vinden we deze
regels in het Wetboek Economisch Recht en het Burgerlijk Wetboek (bewijsrecht).

Vennootschapsrecht
Het vennootschapsrecht is de uitoefening van een activiteit in de vorm van een vennootschap. Dit deel
houdt zich bezig met de organisatie van de onderneming en de interne werking van een onderneming
zoals de oprichting, het bestuur, aandeelhouders... Een vennootschap is een samenwerkingsverband
gesloten tussen verschillende ondernemers die samen een onderneming gaan uitbaten. Een ebvba is
de enigste uitzondering op de regel dat een vennootschap een samenwerkingsverband is. Opgelet:
een eenmanszaak is dus geen vennootschap!

Het vennootschapsrecht slaat op zowel vennootschappen, vzw’s en stichtingen met elk hun eigen
wetboek. Binnenkort gaan deze wetboeken waarschijnlijk samengevoegd worden tot het Wetboek van
Vennootschap en Verenigingen.

1
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Kapitaalmarktrecht
Het kapitaalmarktrecht is de bescherming van de goede werking van kapitaalmarkten. Een voorbeeld
van een beursmaatschappij die op de kapitaalmarkt staat is euronext die publiek beroep doet op het
spaarwezen.

Het kapitaalmarktrecht bevindt zich in het Wetboek van Vennootschappen waar enkele afwijkende en
specifieke bepalingen staan die betrekking hebben op de interne werking van een vennootschap indien
ze beursgenoteerd is. Deze specifieke wetgeving gaat over de Prospectuswet, Transparantiewet, MAR
en OBA wet.

Financieel recht
Het financieel recht bestaat uit twee onderdelen: de regels van publiek bankrecht en de regels van
privaat bankrecht. De regels van publiek bankrecht is specifieke wetgeving gericht op het statuut van
financiële instellingen die aanbieders zijn van financiële diensten (bv. vergunnigsvereisten). De regels
van het privaat bankrecht slaan op de verhouding tussen de aanbieder van financiële diensten en diens
cliënt. Dit zijn dus inhoudelijke regels zoals bijvoorbeeld het kredietrecht. Dit regelt de verhouding
tussen de kredietgever en de kredietnemer.

Het financieel recht is specifieke wetgeving zoals de Bankwet en Wet Financieel Toezicht. We vinden
dit recht in boek VII van het Wetboek Economisch Recht (vroeger Wet Hypothecair Krediet, WCK…).

Insolventierecht
Het doel van de Wet Continuïteit Ondernemingen is het voorkomen van faillissement en het behoud
van werkgelegenheid en economische activiteit. We spreken van faillissement als een onderneming
duurzaam opgehouden heeft met het betalen van haar schulden.

Vroeger konden alleen handelaars failliet verklaard worden. Nu kunnen alle ondernemingen failliet
verklaard worden aangezien het begrip handelaar afgeschaft is.

Vroeger vond men het insolventierecht in de Wet Continuïteit Ondernemingen en Faillissementswet.


Sinds 1 mei 2018 vinden we dit in boek XX van het Wetboek Economisch Recht.

Economisch recht
Het economisch recht regelt de economische activiteit. Met economische activiteiten wordt elke
activiteit die bestaat uit het aanbieden van goederen of diensten op de markt (onderneming) bedoeld.

Enerzijds ordent het economisch recht het evenwicht tussen rechtmatig geachte belangen zoals
marktpraktijken met ingang van consumentenbescherming. Anderzijds stuurt het economische
doeleinden van conjuncturele (prijzenwetgeving) of structurele aard (mededingingswetgeving).

Het economisch recht bevindt zich grotendeels in het Wetboek Economisch Recht. Dit wetboek wordt
steeds uitgebreider door de shift naar het ondernemingsbegrip, maar het bevat niet het
vennootschapsrecht! Het economisch recht is ook te vinden in andere bronnen zoals decreten,
ordonnanties, gebruiken en internationale bronnen.

Het Wetboek Economisch Recht (WER) bestaat uit 18 boekdelen waaronder definities (I), mededinging
(IV), marktpraktijken en consumentenbescherming (VI), handelscontracten (X) en insolventie (XX).

2
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

BEGRIPPEN

Definitie van onderneming


Oude definitie (tot 31/10/2018)
Een onderneming werd gedefinieerd als een natuurlijk persoon of rechtspersoon die op duurzame
wijze een economisch doel nastreeft. Met economisch doel wordt het aanbieden van goederen en
diensten bedoeld, waarbij de rechtsvorm en winstoogmerk irrelevant zijn. De duurzame wijze is ook
moeilijk te definiëren. Wanneer spreken we van een duurzaam karakter? Dagelijks? Maandelijks?
Jaarlijks? Daarom is er een nieuwe definitie van onderneming. De oude definitie is wel nog steeds van
toepassing in boek IV, V en VI WER.

Nieuwe definitie (sinds 01/11/2018) (art. 1,1,1° WER)


Voortaan worden drie categorieën van rechtssubjecten als onderneming beschouwd: ieder natuurlijke
persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent, ieder rechtspersoon en iedere organisatie
zonder rechtspersoonlijkheid.

Iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent, hoort onder het begrip
onderneming. Met het zelfstandig karakter van de beroepsactiviteit wordt de tegenpool van ‘in
dienstverband zijn’ bedoeld. Ook beoefenaren van vrije beroepen en landbouwers oefenen nu
zelfstandig een beroepsactiviteit uit. Deze definitie geldt enkel als iemand een bepaalde activiteit
beroepsmatig uitoefent. Zo zijn mensen die duurzaam activiteiten in de deeleconomie verrichten geen
onderneming (bvb. uber chauffeurs). Indien iemand zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent zonder
uitkeringsoogmerk en geen uitkeringen verricht, dan spreken we niet van een onderneming!

Rechtspersoonlijkheid op zich is voldoende om als onderneming gekwalificeerd te worden. Zo vallen


ook alle vzw’s en stichtingen onder het ondernemingsbegrip terwijl zij geen handelaar waren. Publiek-
rechtelijke rechtspersonen die geen goederen of diensten op de markt aanbieden, worden uitgesloten
van het ondernemingsbegrip. Hetzelfde geldt voor statelijke instellingen zoals de staat zelf, het ocmw,
openbare instellingen…

Tot slot hebben organisaties zonder rechtspersoonlijkheid. Hiermee wou de wetgever in het bijzonder
de vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid (maatschappen) vatten. Ook feitelijke verenigingen
vallen strikt genomen onder deze omschrijving. Anders dan bij de vzw (nochtans evenmin winst-
uitkeringsoogmerk) en de maatschap (nochtans evenmin rechtspersoonlijkheid), achtte de wetgever
het voor de feitelijke verenigingen niet raadzaam deze onder het ondernemingsbegrip onder te
brengen. De uitsluiting geldt evenwel slechts wanneer het een echte feitelijke vereniging betreft, wat
impliceert dat deze geen uitkeringsoogmerk mag hebben.

Definitie van vennootschap volgens het huidige recht (art. 1 W.Venn)


Een vennootschap wordt opgericht door een contract op grond waarvan twee of meer personen
overeenkomen iets in gemeenschap te brengen met als doel één of meer nauwkeurig omschreven
activiteiten uit te oefenen en met het oogmerk om aan de vennoten een rechtstreeks of onrecht-
streeks vermogensvoordeel te bezorgen. Er moet dus sprake zijn van een samenwerkingsverband,
behalve bij een e-bvba. Het maakt dus niet uit of een vennootschap rechtspersoonlijkheid heeft.

In het Belgische vennootschapsrecht geldt keuzevrijheid maar typendwang. Dit betekent dat men over
de vrijheid beschikt om naar eigen keuze de economische activiteiten in een vennootschapsvorm uit
te oefenen. Daartegenover staat wel dat men enkel maar kan kiezen tussen de bestaande vormen en
daarbij de dwingende regels van de gekozen vorm moet respecteren.

3
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Alle vennootschappen moeten als een onderneming worden beschouwd, ofwel omdat zij de
rechtspersoonlijkheid genieten ofwel omdat zij als andere organisaties zonder rechtspersoonlijkheid
kwalificeren. Dit verduidelijkt dat vennootschappen een deelverzameling zijn van ondernemingen.

Basisvormen
Vennootschap zonder Met rechtspersoonlijkheid en Met rechtspersoonlijkheid en
rechtspersoonlijkheid onbeperkte aansprakelijkheid beperkte aansprakelijkheid
Maatschap VOF BVBA
Tijdelijke vennootschap CVOA CVBA
Stille vennootschap Comm. V. Comm. VA.
NV

Definitie van vennootschap volgens het WVV en nieuwe recht (art. 1.1 WVV)
Een vennootschap wordt opgericht bij een rechtshandeling door één of meer personen, vennoten
genaamd, die een inbreng doen. Zij heeft een vermogen en stelt zich de uitoefening van één of meer
welbepaalde activiteiten tot voorwerp. Zij heeft tot doel aan de vennoten een rechtstreeks of
onrechtstreeks vermogensvoordeel uit te keren of te bezorgen.

Volgens deze definitie wordt er afstand gedaan van het samenwerkingsverband of pluraliteitsvereiste.
Een vennootschap kan ook opgericht worden door één persoon. Ook hier is er sprake van typendwang.

Basisvormen
Vennootschap zonder Met rechtspersoonlijkheid en Met rechtspersoonlijkheid en
rechtspersoonlijkheid onbeperkte aansprakelijkheid beperkte aansprakelijkheid
Maatschap VOF BV
Comm. V. CV
NV

Definitie van vereniging


Huidige definitie
Verenigingen zijn net zoals vennootschappen contracten, waarbij twee of meer personen overeen-
komen samen een doel na te streven. Het cruciale verschil met een vennootschap is dat de leden van
een vereniging niet als zelfstandig hoofddoel mogen hebben winst te maken met de vereniging. Men
mag wel winst nastreven, maar dit mag niet het hoofddoel zijn en dit mag niet uitgekeerd worden.

Nieuwe definitie in de toekomst (art. 1,2 WVV)


Een vereniging wordt opgericht bij overeenkomst tussen twee of meer personen, leden genaamd. Zij
streeft een belangeloos doel na in het kader van één of welbepaalde activiteiten die zij tot voorwerp
heeft. Zij mag rechtstreeks noch onrechtstreeks enig vermogensvoordeel uitkeren of bezorgen aan de
oprichters, de leden, de bestuurders of enig andere persoon behalve voor het in de statuten bepaald
belangeloos doel. Elke verrichting in strijd met dit verbod is nietig

4
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Vormen
Een vereniging kan wel of geen rechtspersoonlijkheid hebben. Indien ze rechtspersoonlijkheid bevat,
kan ze gezien worden als een vereniging zonder winstoogmerk (vzw) of als een internationale
vereniging zonder winstoogmerk (ivzw). Zij kan ook geen rechtspersoonlijkheid hebben waarbij we
spreken over een feitelijke vereniging. Gelet op de nieuwe definitie van het begrip onderneming, is er
geen sprake van onderneming als het gaat over ivzw’s of feitelijke verenigingen!

Definitie van stichting


Huidige definitie
Stichtingen zijn geen contracten en geen samenwerkingsverbanden tussen personen. Het gaat om een
beheerd vermogen die een bepaalde bestemming krijgen, die belangeloos moet zijn, dat wil zeggen
niet tot verrijking van de stichter of het bestuur van de stichting mag leiden. Ook hier is er een absoluut
verbod op winstverdelingsoogmerk.

Nieuwe definitie in de toekomst (art. 1,3 WVV)


Een stichting is een rechtspersoon zonder leden, opgericht bij rechtshandeling door één of meer
personen, stichters genoemd. Haar vermogen wordt bestemd om een belangeloos doel na te streven
in het kader van één of meer welbepaalde activiteiten die zij tot voorwerp heeft. Zij mag rechtstreeks
noch onrechtstreeks enig vermogensvoordeel uitkeren of bezorgen aan de stichters, de bestuurders
of enig andere persoon, behalve voor het in de statuten bepaald belangeloos doel. Elke verrichting in
strijd met dit doel is nietig.

Vormen
Een stichting is steeds bekleed met de rechtspersoonlijkheid en kan worden opgericht in de vorm van
een private stichting (PS) of een stichting van openbaar nut (SON). Gelet op haar rechtspersoonlijkheid,
is de stichting steeds als een onderneming in de zin van het WER te beschouwen.

ECONOMISCH GRONDSLAGENRECHT
Het belangrijkste economische basisprincipe (boek II WER) is de vrijheid van ondernemen en handel.
Dit betekent dat men de vrije keuze van activiteit heeft, de vrije keuze van de wijze waarop deze wordt
uitgeoefend, die beperkt door wettelijk kader en door de uitvoerende macht.

VESTIGINGSRECHT: OPSTART VAN EN VERPLICHTINGEN VAN EEN ONDERNEMING


Het vestigingsrecht gaat over alle wetgeving die verband houden met het stellen van vereisten om een
bepaalde onderneming uit te oefenen. Zo regelt het o.a. de afschaffing van basiskennis bedrijfsbeheer
en bewijs van specifieke beroepsbekwaamheden (beenhouwers, kappers, bakkers…). Het regelt ook
specifieke federale vestigingswetgeving voor advocaat, banken, verzekeraars, beleggingsadviseurs…

Overzicht van algemene voorwaarden en verplichtingen


- Economische bekwaamheid
- Handelsnaam
- Openen van een zichtrekening
- Inschrijving in Kruispuntbank Ondernemingen (KBO)
- Fiscale en sociale verplichtingen (zoals BTW nummer, sociaal statuut zelfstandigen…)

5
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Economische bekwaamheid
Eenieder die handelingsbekwaam is, kan een onderneming oprichten. Dit impliceert dat men als
ondernemer meerderjarig moet zijn en dat men niet onbekwaam verklaard mag zijn (krankzinnigen en
zwakzinnigen). Bij de bekwaamheid om een economische activiteit te ontplooien, moet rekening
worden gehouden met de nationaliteit beroepsverboden, het vestigingsrecht en de gevolgen van het
huwelijk.

Nationaliteit
Indien een vreemdeling geen EU onderdaan is, kunnen geen onderneming in België exploiteren zonder
verblijfvergunning en beroepskaart. Dit geldt niet voor EU onderdanen, want hier geldt het Europees
grondrecht om in andere Europese landen ondernemingen te exploiteren.

Onverenigbaarheden
Er gelden ook enkele beperkingen op de uitoefening van handelsactiviteiten voor bepaalde personen
vanuit hun functie of beroep. Voorbeelden zijn advocaten, gerechtsdeurwaarder, notarissen, rechters,
en journalisten.

Beroepsverboden
Een beroepsverbod is een verbod opgelegd door een rechtbank bij wijze van sanctie of maatregel om
een bepaalde professionele activiteit uit te oefenen.

Men maakt een onderscheid tussen een ondernemingsverbod en een bestuursverbod. Het eerste is
het verbod om persoonlijk of door een tussenpersoon een onderneming uit te baten. Een bestuurs-
verbod is dan weer een verbod om persoonlijk of door een tussenpersoon, enige taak op te nemen die
de bevoegdheid inhoudt om een rechtspersoon rechtsgeldig te verbinden. Je mag hier dus wel een
onderneming uitbaten, maar geen bestuursmandaat opnemen.

Gevolgen van het huwelijk


Het huwelijk brengt geen wijziging aan de handelingsbekwaamheid van echtgenoten. Als je een
onderneming gaat uitbaten, ga je een stuk van uw vermogen gebruiken, maar vanwaar is de oorsprong
van dat geld? Bij een huwelijk heb je drie oorsprongen (wettelijk stelsel, scheiding der goederen, alles
in gemeenschap).

Mag je het gemeenschappelijk deel gebruiken? In het wettelijk stelsel bestuurt elk van de echtgenoten
hun eigen vermogen en het gemeenschappelijk vermogen (art. 215 BW). Wanneer een echtgenoot
een beroep uitoefent, heeft hij alleen deze bestuursbevoegdheid m.b.t. het deel van het gemeen-
schappelijk vermogen dat dient voor het beroep (art. 217 en 1417 BW).

Alles wat gemeenschappelijk is, valt dus onder de regel van concurrentieel bestuur. Je hoeft geen
toestemming te vragen aan de echtgenoot. Eenmaal je dat vermogen hebt gebruikt om te investeren
in je onderneming, kan alleen jij beslissen wat je doet met het geld in de onderneming. De echtgenoot
kan wel naar de rechtbank stappen als hij denkt dat hij en zijn gezin benadeeld worden (art. 216, §1
BW).

Tot slot mag de ene echtgenoot in zijn beroepsactiviteiten de naam van de andere echtgenoot alleen
gebruiken als hij diens toestemming heeft. Eenmaal deze toestemming is gegeven, kan ze alleen om
gewichtige redenen worden ingetrokken. Er is verhaal mogelijk bij de rechtbank (art. 216, § 2 BW).

6
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Handels, merk, en vennootschapsnaamnaam


Handelsnaam
De handelsnaam is de naam waaronder ondernemingen zich in het rechtsverkeer begeven (publiciteit).
Deze wordt gebruikt om de handelsactiviteit van een onderneming te onderscheiden met die van een
andere onderneming. Een andere belangrijke functie is de publicitaire functie. De handelsnaam maakt
het mogelijk voor een onderneming om zich te identificeren en hierdoor een zekere reputatie op te
bouwen. Er is geen registratie of publiciteit nodig.

De handelsnaam heeft geen specifieke bescherming in het Belgisch rechtsverkeer. De eerste gebruiker
wordt beschermd op grond van het gemeen recht. Het recht ontstaat pas er als eerste een effectief,
publiek en voortdurend gebruik van maakt. Het is dus niet voldoende dat het gebruik eenmalig is.

Een handelsnaam houdt het recht in om derden te verbieden om een identieke of een gelijkaardige
naam te gebruiken op zodanige wijze dat verwarring wordt gesticht. De vereiste van verwarring is te
beoordelen op grond van de benaming, de uitgeoefende activiteit en afstand tussen ondernemingen.
Zo mogen twee café’s in hetzelfde dorp niet allebei Janssens heten, maar in verschillende dorpen wel.

Merknaam
Een merk is een teken dat dient om waren of diensten van een onderneming te onderscheiden. Men
kan dus bescherming aanvragen door een naam te laten registreren als merk waardoor niemand die
naam kan gebruiken.

Een handelsnaam zal in de praktijk ook vaak samenvallen met een merk. Dit betekent echter niet dat
er vanuit juridisch oogpunt geen onderscheid moet worden gemaakt tussen de handelsnaam en het
merk. Waar er voor de handelsnaam geen uitgewerkt wettelijke beschermingskader bestaat, worden
merken wel beschermd door een systeem van merkendepot inzake de intellectuele eigendom. Het
merkrecht verleent hierbij een exclusief gebruiksrecht binnen het ganse territorium waarvoor het
merk is geregistreerd.

Vennootschapsnaam
De vennootschapsnaam is de officiële benaming van een vennootschap (bv, bvba…) die is opgenomen
in de statuten en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. De vennootschapsnaam dient dus louter ter
identificatie van de rechtspersoon t.o.v. de overheid en heeft in tegenstelling tot de handelsnaam,
geen publicitaire functie.

De vennootschapsnaam wordt beschermd door het Wetboek van Vennootschappen. De eerste


geregistreerde gebruiker, heeft het exclusieve recht hierop voor het gehele Belgische grondgebied en
kan andere rechtspersonen dwingen tot naamswijziging. De handelsnaam en de vennootschapsnaam
van een onderneming kunnen samenvallen zonder dat daar evenwel enige verplichting toe bestaat.

Openen van zichtrekening


Alle ondernemingen die over een KBO-nummer beschikken, moeten verplicht over een zichtrekening
beschikken. Bij gebrek aan een zichtrekening zal de onderneming niet worden ingeschreven in de KBO.

Alle akten, facturen, aankondigingen, bekendmakingen, brieven, orders en andere stukken uitgaande
van een inschrijvingsplichtige onderneming dienen het ondernemingsnummer, de domiciliëring en het
rekeningnummer te vermelden (art. III.25 WER).

7
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Verder bepaalt een KB dat bij de bevordering van het gebruik van giraal geld er geen nalatigheids-
intresten verschuldigd zijn zolang de schuldenaar deze gegevens niet kent. Hiermee wordt bedoeld dat
indien een onderneming geen rekeningnummer op de factuur vermeldt en er sprake is van een
laattijdige betaling, dan kan men geen nalatigheidsintrest worden. Hoewel dit KB naar handelaars
verwijst, is het geldig voor alle ondernemingen!

Inschrijving in Kruispuntbank Ondernemingen (KBO) (art. III.15-73 WER)


Alle ondernemingen die zich in het economisch verkeer wensen te begeven, moeten zich kenbaar
maken door een inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen. Een KBO is een soort van
centraal overheidsregister dat alle relevante informatie van ondernemingen bijhoudt op de griffie van
de ondernemingsrechtbank. De verzamelde informatie is publiek consulteerbaar en is interessant voor
belanghebbenden en de overheid.

Bij het inschrijven, verkrijgt een onderneming een uniek ondernemingsnummer dat vermeld moet
worden op alle uitgaande stukken, communicatie, lokalen en bedrijfsvoertuigen. De inschrijving is
verplicht voorafgaand aan aanvang van activiteit via een ondernemingsloket. Ook bij opening van een
nieuwe vestiging of het opstarten van een nieuwe activiteit is dit verplicht. Bij inschrijving gaat men
uit van een weerlegbaar vermoeden dat degene die zich inschrijft een onderneming bezit (art. III.49,
§3 WER).

Inschrijvingsplicht (art. III.49 WER)


Elke onderneming naar Belgisch recht in de zin van artikel I.1(b) en (c) WER (rechtspersonen en
bepaalde organisaties zonder rechtspersoonlijkheid) enerzijds en elke onderneming die in België over
een zetel, bijkantoor of vestigingseenheid beschikt (buitenlandse rechtspersonen en natuurlijke
personen die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefenen) anderzijds zijn inschrijvingsplichtig.

Er bestaan ook enkele uitzonderingen zoals de onbeperkt aansprakelijke vennoten van een vennoot-
schap zonder rechtspersoonlijkheid, VOF of een CommV, op voorwaarde dat de vennootschap zelf
ingeschreven is.

Vermeldingen bij inschrijving (art. III.18 WER)


De inschrijving omvat o.a. de volgende gegevens: identificatiegegevens van onderneming, rekening-
nummer, voorgenomen activiteiten (NACEBEL nomenclatuur: in welke sector je actief zal zijn), bewijs
wettelijke voorwaarden voor uitoefening activiteit…

Wijzigingen inschrijving
De inschrijving moet gewijzigd worden in volgende omstandigheden: voorafgaand aan opening nieuwe
vestiging, voorafgaand aan wijziging activiteiten, overdracht van bedrijvigheid (binnen één maand na
overdracht) en stopzetting van bedrijvigheid (binnen één maand).

Ondernemingsnummer (art. III.17 WER)


Op het moment dat een onderneming of vestigingseenheid zich in de KBO inschrijft, verkrijgt ze een
ondernemings- of vestigingseenheidsnummer. Dit wordt haar onmiddellijk meegedeeld. Dit nummer
is haar unieke identificatienummer.

8
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Geen of onjuiste inschrijving: sancties


Indien er verzuim is in het ondernemingsnummer in een dagvaarding, kan de rechter een termijn geven
voor regularisatie. Indien een onderneming niet regulariseert, ontstaat er ambtshalve onontvankelijk-
heid.

Als je een onderneming opstart en je hebt geen inschrijving genomen bij de KBO, dan heb je ook geen
ondernemingsnummer en als je iemand wilt dagvaarden voor de rechter (omdat hij bijvoorbeeld niet
betaalt) en dan kan je geen ondernemingsnummer voorleggen waardoor de rechter de dagvaarding
van ambtswege onontvankelijk moet stellen. De procedure kan dan niet worden opgestelt.

Een gelijkaardig probleem zijn ondernemingen die wel over een KBO-nummer beschikken, maar niet
voor de juiste activiteit in de KBO zijn ingeschreven. Je stelt een dagvaarding over een contract maar
dat contract heeft niets te maken met de ondernemingsactiviteit (bijvoorbeeld als loodgieter iets met
elektriciteit doen en een factuur sturen als elektricien die niet betaald wordt). Als dit wordt opgemerkt
door de tegenpartij, dan zal de dagvaarding ook onontvankelijk worden verklaard.

Naast voormelde sancties, kan de uitoefening van een activiteit met miskenning van de publiciteits-
verplichtingen, aanleiding geven tot een vordering tot staking, waardoor de onderneming niet langer
de betrokken activiteit mag uitoefenen. Deze stakingsvordering kan in de regel enkel worden ingesteld
door de bevoegde minister, tenzij de niet naleving van de wettelijke regeling te beschouwen is als een
oneerlijke marktpraktijk.

Fiscale en sociale verplichtingen


Wie als onderneming goederen of diensten levert, is btw-plichtig en moet bijgevolg een BTW- nummer
aanvragen. Het nummer is gebaseerd op ondernemingsnummer met een nul ervoor.

Naast fiscale verplichtingen dient ook te worden gelet op sociaalrechtelijke verplichtingen. Wie als
zelfstandige ondernemer een activiteit start, moet zich ook in regel stellen met de eisen voortspruitend
uit het sociaal statuut der zelfstandigen. Voorts moet een onderneming bij het tewerkstellen van
werknemers een onmiddellijke aangifte van de tewerkstelling doen om de RSZ-diensten hiervan op de
hoogte te brengen, zodat zij de sociale zekerheidsbijdragen kunnen vaststellen.

GEVOLGEN VERBONDEN AAN HET STATUUT VAN ONDERNEMING

Naast deze regelen die gelden bij de aanvang van een economische activiteit (de toegang tot het
economisch verkeer), zijn er nog talloze regelen die een onderneming in acht dient te nemen bij de
deelname aan het economisch verkeer.

Verplicht gebruik giraal geld


Een KB stelt dat elke handelaar girale betalingen (overschrijvingen of cheques) niet mag weigeren voor
handelsverrichtingen boven €250. De term handelaar slaat op ondernemingen.

De anti-witwaswetgeving stelt dat bedragen boven de €3000 uitsluitend giraal worden betaald.
Onafhankelijk van het totale bedrag mag er geen enkele betaling in contanten worden verricht of
ontvangen voor meer dan €3000 in het kader van een verrichting of een geheel van verrichtingen
waartussen een verband bestaat. Dit geldt enkel voor verrichtingen gesloten tussen ondernemingen.
Een particulier mag wel meer dan €3000 cash betalen, behalve als het gaat over onroerende goederen.
Dan moet je altijd giraal betalen.

9
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Boekhouding
De boekhouding moet gevoerd worden om twee redenen. Enerzijds wordt dit gebruikt om de fiscale
afgifte (taksen en belastingen) te berekenen. Anderzijds moet een onderneming haar jaarrekening
voorleggen bij de nationale bank van België om het te publiceren. Zo kunnen ondernemingen, vooral
voor langdurige contracten, de financiële toestand van medecontracten controleren. De boekhoud-
plichtige en niet boekhoudsplichtinge ondernemingen staan in ons wetboek (art. III.82 WER).

De inhoud van een boekhouding hangt af van de grootte en vorm van een onderneming. Kleine onder-
nemingen mogen de boekhouding voeren volgens een verkort schema, de andere volgens het volledig
stelsel. Ondernemingen bestaande uit moeders en dochters moeten een geconsolideerde jaarrekening
opstellen.

Toepassing van faillissement en gerechtelijke reorganisatie: insolventierecht


Alleen ondernemingen kunnen failliet worden verklaard. Ondernemingen die hun schulden niet meer
kunnen betalen, zullen tot vereffening worden gedwongen. Het faillissement verzekert dat de gewone
schuldeisers op voet van gelijkheid worden behandeld, en dat dus geen schuldeiser er belang bij heeft
eerst toe te slaan om de goederen van de onderneming te doen verkopen.

Daarnaast kunnen ondernemingen ook gebruik maken van een gerechtelijke reorganisatie, die een
gestructureerde manier tot schuldherschikking bieden teneinde de onderneming opnieuw financieel
gezond te maken. Dit wordt aangeboden door de Wet Continuïteit Ondernemingen (WCO) die zich
gaat inzetten op het herstel van een onderneming. Het herstel kan op drie manieren: overdracht onder
gerechtelijk gezag, collectief akkoord en minnelijk akkoord (onderhandelingen met schuldeisers).

Niet-ondernemingen zijn in dit verband onderworpen aan veel minder goed uitgewerkte regels inzake
kennelijk onvermogen (beslag) en de regeling inzake collectieve schuldenregeling.

Vermoeden van commercialiteit


Vroeger gold dat elke handeling die door een handelaar werd gesteld, weerlegbaar werd vermoed een
handelsdaad te zijn op grond van het gewoonterecht. Het WER biedt hierop geen eenduidig antwoord.
In de rechtsleer wordt evenwel verdedigd dat handelingen verricht door een onderneming moeten
worden vermoed als onderneming te zijn gesteld. In principe betreft het een weerlegbaar vermoeden.
Indien de onderneming in kwestie echter een rechtspersoon is, dan is het vermoeden onweerlegbaar.

Hoofdelijkheid
Wanneer twee personen gehouden zijn tot eenzelfde schuld, bepaalt het Burgerlijk Wetboek dat
tussen hen schuldsplitsing zal intreden: de schuldeiser kan slechts de helft van de schuld op elk van
hen verhalen.

In het handelsrecht liggen de verhoudingen anders: wanneer twee handelaars tot eenzelfde schuld
zijn gehouden, is er sprake van hoofdelijkheid en zal de schuldeiser de volledige som van elk van hen
kunnen eisen.

Ondernemers die via een maatschap of een vennootschap onder firma (VOF) werken, zijn hoofdelijk
aansprakelijk voor de schulden van hun maatschap of VOF. In tegenstelling tot vroeger, wordt hiervoor
niet langer gekeken naar het maatschappelijk doel van deze vennootschapsvormen. De hoofdelijkheid
speelt thans steeds.

De hoofdelijkheid kan ook contractueel worden bedongen.

10
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Bewijsregels
In het gemeen recht wordt het bewijs van rechtshandelingen strikt gereglementeerd. In het
handelsverkeer gelden deze beperkingen niet: hier geldt het vrije bewijsrecht.

Algemeen
In het burgerlijk recht (particulieren) is voor het bewijs van rechtshandelingen waarvan de waarde
€375 overstijgt, een geschrift vereist. Zo’n geschrift vereist steeds evenveel exemplaren als partijen,
ondertekend door elk van hen. Er geldt hier een strikte hiërarchie van bewijsmiddelen. Zo kunnen
getuigen of vermoedens niets worden bewezen tegen de inhoud van een geschrift.

In het ondernemingsrecht gelden soepelere bewijsregels dan in het burgerlijk recht. Hier geldt het vrije
bewijsrecht voor ondernemingen (art. 1348bis BW) wat betekent dat alle bewijsmiddelen toegelaten
zijn met vrije beoordeling van de rechter.

Het vrije bewijsrecht geldt voor het bewijs van rechtshandelingen tussen ondernemingen of van onder-
nemingen. Tussen ondernemingen speelt het vrije bewijsrecht. Bij gemengde handelingen (particulier
en onderneming) moet je kijken ten aanzien van wie iets moet worden bewezen. Is het de particulier
die iets tegen de onderneming moet bewijzen? Dan geldt het vrije bewijsrecht of ondernemingsbewijs.
Is het de onderneming die iets tegen de particulier moet bewijzen? Dan geldt het burgerlijk bewijs. Op
het examen moet je steeds kijken ten aanzien van welke partij iets bewezen moet worden!

De boekhouding
In de door de wet verplicht gestelde boeken worden alle verrichtingen zonder uitstel, getrouw, volledig
en naar tijdsorde ingeschreven. Het Burgerlijk Wetboek schrijft voor dat de boekhouding van een
onderneming door de rechter kan worden aangenomen om het bewijs tussen ondernemingen en
tegen een onderneming te leveren (artikel 1348bis, §2 BW).

Artikel 1330 BW stelt dat de boeken van kooplieden (ondernemingen) een bewijs leveren tegen die
onderneming. Als een onderneming een bepaalde rechtshandeling registreert in zijn boekhouding, dan
is het evident dat derde partijen die een geschil hebben met de onderneming, kunnen teruggrijpen op
de boekhouding. Stel dat er een geschil is over de prijs en de onderneming schrijft in zijn boekhouding
die werkelijke bedragen, dan is dat een bewijs tegen zichzelf (buitengerechtelijke bekentenis).

Arttikel 1348 BW stelt dat een onderneming zijn eigen boekhouding kan beroepen ten aanzien van een
andere partij. Dit kan enkel t.o.v. een andere onderneming en niet t.o.v. een particulier want daar geldt
het burgerlijk bewijsrecht. Dit is ten voordele van eisende onderneming tegen andere onderneming,
maar de rechter zal voorzichtig moeten zijn: de onderneming verschaft immers zelf een bewijsmiddel.

Het bewijs is ondeelbaar (art. 1330, tweede zin B.W.) in die zin dat de boeken niet kunnen worden
gesplitst met het oog op het weglaten van hetgeen daarin strijdig is met de bewering van diegene die
het boek inroept. Als er tegenstrijdige gegevens zijn tegenover wat men wil bewijzen, dan is het bewijs
ongeldig.

De procedure verloopt als volgt: bewijs door de onderneming kan door vrijwillige voorlegging, bewijs
tegen een onderneming moet via een rechterlijk bevel.

11
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

De factuur
Een factuur is een geschrift, eenzijdig opgesteld door een leverende handelaar, die een beschrijvende
staat bevat van de geleverde koopwaar of de gepresteerde diensten, de daarvoor verschuldigde som
vermeldt en aan de geadresseerde klant wordt afgeleverd, die erbij wordt uitgenodigd te betalen. Een
factuur wordt opgesteld door de fiscale verplichting (BTW). Het is niet gebruikelijk dat de factuur door
de leverancier wordt ondertekend. Als ze ondertekend wordt, betekent dit dat de factuur betaald is.
De bewijswaarde van de factuur verschilt naargelang tegen wie de factuur wordt ingeroepen.

Bewijs tegen de leverancier die factuur heeft opgesteld


Ten aanzien van de leverancier die de factuur heeft opgesteld, houdt de factuur het bewijs in van de
erin genoemde overeenkomst, zoals die uit de vermeldingen op de factuur blijkt. De factuur houdt
m.a.w. een (buitengerechtelijke) bekentenis in vanwege de leverancier, waarop de klant zich in kan
beroepen, ongeacht of deze een onderneming is.

Indien de leverancier de factuur ontkent, moet hij het bewijs leveren dat de door de klant voorgelegde
factuur niet de juiste of niet de echte was. Tevens kan de leverancier de verbetering van de factuur
vorderen wanneer deze een materiële vergissing vertoont, ook al werd de factuur inmiddels door de
klant aanvaard.

Bewijswaarde tegen de geadresseerde/klant


Indien de factuur door de klant wordt aanvaard, wil dit zeggen dat hij zich akkoord heeft verklaard met
de inhoud ervan wat als bewijs kan dienen. Het aanvaarden kan uitdrukkelijk of stilzwijgend (ut infra).
De bewijswaarde van de aanvaarde factuur is verschillend naargelang de klant al dan niet een
onderneming is.

Ten aanzien van de klant die geen onderneming is, levert zelfs de aanvaarde factuur niet het volledig
bewijs op van de overeenkomst (aangezien artikel 1322 BW geldt en dus de voorwaarden waaraan een
schriftelijk bewijs moet voldoen bij rechtshandelingen ter waarde van meer dan €375). De aanvaarding
kan ook niet gelden als begin van bewijs door geschrift, aangezien het begin van schriftelijk bewijs
moet uitgaan van diegene tegen wie het wordt ingeroepen. De aanvaarding van de factuur door de
klant kan hooguit een bewijswaarde hebben van een vermoeden of buitengerechtelijke bekentenis.

Ten aanzien van de klant die onderneming is, is de bewijswaarde van de aanvaarde factuur groter. Zij
levert het bewijs van de overeenkomst. Het betreft een wettelijk vermoeden. Ontkrachten is enkel
mogelijk door aan te tonen dat de factuur niet werd aanvaard.

Aanvaarding factuur door klant


De aanvaarding van de factuur door de klant kan uitdrukkelijk (handtekening) zijn, maar gebeurt in de
regel stilzwijgend (geen protest). Wat de stilzwijgende aanvaarding betreft, moet een onderscheid
gemaakt worden naargelang de klant een particulier of een onderneming is.

Is de klant een onderneming, dan volstaat in principe de afwezigheid van protest binnen een redelijk
termijn om tot de stilzwijgende aanvaarding van de factuur te besluiten. Dit betekent dus dat het vrije
bewijsrecht geldt en dat een aanvaarde factuur het absolute bewijs is. Soms zullen de algemene
voorwaarden die tussen partijen gelden, specifieke regelen bevatten betreffende de vorm en termijn
waarbinnen het protest moet worden geformuleerd.

12
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Is de klant een particulier, dan volstaat de afwezigheid van protest doorgaans niet om tot de
stilzwijgende aanvaarding te besluiten. Het stilzwijgen dient omstandig te zijn, i.e. ook blijken uit
andere omstandigheden (vb. geen reactie op herinneringsbrieven). Als een klant een pakketje met
kleren ontvangt en deze factuur niet betaalt omdat hij dit niet besteld heeft (verkeerd geleverd), maar
wel de kleren draagt, dan is de factuur omstandig stilzwijgend aanvaard.

Wat wordt bewezen met de factuur?


Een probleem zijn de algemene voorwaarden die vaak onleesbaar zijn, in kleine lettertjes op de achter-
kant van de factuur vermeld staan of slechts gekend zijn bij de toezending van de factuur. Ook hier
moet men een onderscheid maken naargelang de klant al dan niet een onderneming is. Is de klant een
consument, dan zal hij niet verbonden zijn door deze algemene voorwaarden die voor het eerst op de
factuur opduiken. Is de klant daarentegen een onderneming, dan is deze daarentegen in principe wel
gebonden door deze algemene factuurvoorwaarden, behoudens zijn protest.

De vraag is men als geadresseerde van de factuur redelijkerwijze de mogelijkheid gehad heeft om
kennis te maken van die algemene voorwaarden bij de contractsluiting? Hier geldt een strenge
beoordeling. De oplossing is om de voorwaarden op een bestelbon uitdrukkelijk te doen aanvaarden
door de klant door bijvoorbeeld een mail te sturen en het duidelijk op de factuur te vermelden. Er
gelden wel enkele bijzondere regels m.b.t. bestelbon op grond van artikel VI.88 WER (consumenten).

Drie hypotheses voor de aanvaarding van de levering


De levering van het koopwaar gebeurt gelijktijdig met de aflevering van de factuur. Het ontbreken van
enig protest wordt in dit geval beschouwd als aanvaarding van zowel de factuur als van de (conforme)
levering. Als u toch protesteert in deze fase, kan u protesteren tegen de factuur, de levering of beide.

Als de levering voor de toezending van de factuur gebeurt, dan heeft de aanvaarding van de levering
tot gevolg dat de klant naderhand enkel nog de factuurvoorwaarden kan betwisten, en niet meer het
bestaan zelf van de overeenkomst.

Indien de toezending van de factuur de levering vooraf gaat, dan houdt de aanvaarding van de factuur
erkenning in van het bestaan van de overeenkomst. De klant kan op het ogenblik van de levering enkel
nog de conformiteit van de koopwaar met hetgeen is overeengekomen betwisten.

Vormeloze ingebrekestelling
Volgens het gemeen recht tussen particulieren kan een ingebrekestelling enkel door aanmaning bij het
gerechtsdeurwaardersexploot gebeuren (art. 1139 BW). In ondernemingszaken is het gewoonterecht
vormvrij. Aanmaningen kunnen via een gerechtsdeurwaardersexploot, brieven, telegrammen en zelfs
mondeling. Sinds 2002 is er zelfs een wet voor de bestrijding van betalingsachterstanden. Er is geen
ingebrekestelling vereist voor het maken van een aanspraak op moratoire intrest of schadevergoeding
wegens contractuele wanprestatie van een geldsom (en geen dienstverlening).

Betalingsachterstand bij handelstransacties


Laattijdige betaling factuur – gemeen recht
In geval van laattijdige betaling kan de schuldeiser bij toepassing van het gemeen recht (particulieren)
aanspraak maken op een moratoire intrest of nalatigheidsintrest, dit vanaf de ingebrekestelling aan
een de wettelijke intrestvoet (artikel 1153 BW). Een ingebrekestelling vereist normaal een aanmaning
bij het deurwaardersexploot, maar partijen kunnen ook contractueel bijkomende schadevergoedingen
voorzien.

13
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Contractuele afwijkingen van het regime uit artikel 1153 BW komen zeer vaak voor. Zo wordt veelal
bedongen dat de schuldeiser recht heeft op nalatigheidsintresten zonder ingebrekestelling en wordt
hierbij een hogere nalatigheidsintrestvoet bedongen dan de wettelijke intrestvoet. Bijkomend wordt
vaak een forfaitaire schadevergoeding of schadebeding voorzien, een percentage van het contract-
bedrag, al dan niet met een minimum van x euro.

Beide bedingen kunnen gecombineerd worden, aangezien zij beiden een andere schade dekken. Waar
de nalatigheidsintrest een vergoeding is van de schade die ontstaat doordat de schuldeiser pas later
dan afgesproken over zijn geld kan beschikken, voorziet een schadebeding een vergoeding voor andere
kosten die de schuldeiser heeft moeten maken om het bedrag te recupereren (administratiekosten,
zoals de kosten van een ingebrekestelling). Opgelet: er is een verschil tussen een schadebeding en een
strafbeding. Er geldt een verbod op een strafbeding. Indien er sprake is van een strafbeding, dan wordt
op grond van kennelijk bovenmatige schadebedingen het strafbeding niet gereduceerd, maar dan gaat
de rechter zeggen dat er gewoon geen schadebeding was en dan krijgt de onderneming geen schade-
beding.

Er gelden enkele beperkingen op de contractuele afwijkingen. Het gemeen recht stelt dat er geen
onbeperkte vrijheid is om de hoogte van schadevergoedingen. Bij bovenmatige schadevergoedingen
waarbij het bedrag niet strookt met de kosten die de partij door de wanbetaling leidt, kan het beding
gereduceerd worden door de rechter.

Boek VI WER regelt ook enkele beperkingen ten voordele van de consument die leiden tot nietigheid.
Artikel VI.83, 17° verbiedt niet-wederkerige en niet-gelijkwaardige schadebedingen en nalatigheids-
intresten. Artikel VI.83, 24° verbiedt schadevergoedingen waarvan het bedrag duidelijk hoger is dan
de schade die door de onderneming kan worden geleden (kennelijk bovenmatige schadevergoeding).

Laattijdige betaling factuur – ondernemingstransacties (examen)


De wet van betalingsachterstand (WBA) geldt voor alle betalingen betreffende de vergoeding van
handelstransacties, aangegaan tussen twee ondernemingen. Transacties tussen een onderneming en
een particulier vallen buiten het toepassingsgebied van deze wet. In dit geval zegt de WBA dat er geen
aanmaning of ingebrekestelling nodig is om aanspraak te maken op een nalatigheidsintrest!!!

Uit deze wet volgt dat de tegenprestatie voor de levering van diensten en goederen (zowel verkoop
als verhuur van roerende, onroerende, lichamelijke en onlichamelijke goederen) de betaling van een
geldsom tot voorwerp hebben. Transacties waarvoor de tegenprestatie bestaat uit een verbintenis om
iets te doen vallen niet onder deze wet.

Het begrip onderneming krijgt in de WBA een bijzondere invulling, nl. “elke organisatie, met uitsluiting
van overheidsinstanties, die handelt in het kader van haar zelfstandige economische of beroepsmatige
activiteit, ook wanneer deze door slechts één persoon wordt uitgeoefend” (art. 2,2° WBA).

Principe 1: betalingstermijn 30 dagen


Artikel 4 WBA bepaalt dat de betaling tot vergoeding van een handelstransactie, behoudens wanneer
partijen anders zijn overeengekomen, moet gebeuren binnen de dertig dagen te rekenen vanaf de dag
volgende op: de dag van ontvangst factuur, de dag van ontvangst goederen of diensten indien later
dan factuur en de dag van aanvaarding of controle indien voorzien in de wet of overeenkomst en de
factuur eerder ontvangen is.

Stel dat je een factuur met goederen op 22/02 ontvangt. De eerste dag dat we beginnen met tellen is
dan 23/03. Dan heb je nog 30 dagen de tijd om te betalen tot 24/03. Vanaf 25/03 ben je te laat.

14
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

De regel van de betalingstermijn van dertig dagen is suppletief: partijen kunnen een andere termijn
overeenkomen. Een afwijkend contractueel beding kan op verzoek van de schuldeiser door de rechter
herzien worden, indien het een kennelijke onbillijkheid bevat. Er is een verschillende regeling voor het
handelstransacties tussen ondernemingen onderling of tussen ondernemingen en overheidsinstanties.

Voor handelstransacties tussen ondernemingen onderling geldt een grotere mate van wilsautonomie.
Artikel 4, § 1, lid 2 WBA bepaalt dat partijen een betalingstermijn kunnen overeenkomen, die ook
langer dan zestig kalenderdagen kan zijn.

Voor handelstransacties tussen ondernemingen en overheidsinstanties is de wilsautonomie beperkter:


is de schuldenaar een overheidsinstantie, dan kan een langere betalingstermijn dan dertig dagen enkel
worden overeengekomen indien dit objectief wordt gerechtvaardigd door de bijzondere aard of door
bepaalde elementen van de overeenkomst. In geen geval mag de afwijkende betalingstermijn langer
zijn dan zestig kalenderdagen.

Principe 2: recht op nalatigheidsintrest


Artikel 5 WBA bepaalt dat in geval van overschrijding van de overeengekomen betalingstermijn de
schuldenaar van rechtswege en zonder ingebrekestelling vanaf de volgende dag nalatigheidsintrest
verschuldigd is op de betalingsschuld, tenzij de schuldenaar kan bewijzen dat hij niet verantwoordelijk
is voor de vertraging.

Deze super intrest wordt berekend op basis van een referentie intrestvoet van de ECB, vermeerderd
met acht procentpunten en afgerond tot het hogere halve procentpunt. In 2018 bedraagt deze super
intrest 8%. Als we terugkeren naar het voorbeeld van de vorige pagina, dan zal de schuldeiser jaarlijks
recht hebben op een super intrest van 8% vanaf 25/03.

Partijen kunnen bij handelstransacties tussen ondernemingen onderling contractueel een andere
nalatigheidsintrest bepalen, mits deze geen kennelijke onbillijkheid jegens de schuldeiser behelst. Bij
handelstransacties tussen ondernemingen en overheidsinstanties is een afwijking niet mogelijk. Ook
hier beschikt de rechter over de mogelijkheid om kennelijk onbillijke nalatigheidsintresten in het
voordeel van de schuldeiser te herzien (artikel 7 WBA).

Principe 3: recht op schadeloosstelling


Artikel 6 WBA voorziet een redelijke schadeloosstelling voor de invorderingskosten. Dit is de schade
die je leidt door een laattijdige betaling. De schuldeiser heeft zonder ingebrekestelling recht op de
betaling van een forfaitaire vergoeding van 40 euro voor de eigen invorderingskosten, indien er een
verwijlintrest overeenkomstig de WBA is verschuldigd. Bovenop dit forfaitaire bedrag heeft de
schuldeiser recht op een redelijke schadeloosstelling voor alle andere invorderingskosten die dat vaste
bedrag te boven gaan en die ontstaan zijn door de laattijdige betaling.

Als er niets in het contract staat, dan gelden deze regels. Bij overeenkomsten tussen ondernemingen
kan er afgeweken worden van deze regels in een beding. Dit is niet mogelijk als het een overeenkomst
is tussen een onderneming en een overheidsinstantie. Er is een herzieningsbevoegheid van de rechter
mogelijk met betrekking tot contractuele bedingen die een kennelijk onevenwicht tussen de rechten
en plichten creëren ten nadele van de schuldeiser.

15
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Invordering van onbetwiste geldschulden (art. 1394/20 e.v. Ger.W)


Met betrekking tot onbetwiste schuldvorderingen voorziet het Gerechtelijk Wetboek in een bijzondere
procedure die de invordering tussen van onbetwiste schulden moet vereenvoudigen. De essentie van
de huidige procedure bestaat erin dat de schuldeiser met betrekking tot een onbetwiste en opeisbare
geldschuld zonder daarbij naar de rechter te moeten stappen, een uitvoerbare titel kan verkrijgen.

Deze procedure kan enkel gehanteerd worden voor onbetwiste schuldvorderingen (opeisbaar en vast-
staand) tussen ondernemingen. Dit kan niet als de schuldenaar of schuldeiser niet ingeschreven zijn in
KBO, als de schuldenaar een publieke overheid is, als het gaat om handelingen die buiten het kader
van activiteiten vallen… Deze beperkingen vind je in artikel 1394/20 Ger.W.

Procedure
Eerst moet de schuldeiser zich wenden tot een advocaat (art. 1394/20 Ger.W.) die controleert of aan
de voorwaarden voor de procedure is voldaan. Indien voldaan zal de advocaat aan een gerechtsdeur-
waarder de opdracht geven om een aanmaning aan de schuldenaar te betekenen waarin deze wordt
aangemaand binnen de maand tot betaling over te gaan (art. 1394/21 Ger.W.). Dit verloopt buiten de
rechtbank om. De schuldenaar kan betalen, betwisten of betalingsfaciliteiten vragen omdat je niet
direct kan betalen via een antwoordformulier dat is gehecht aan de akte van aanmaning.

De schuldenaar die niet betaalt, beschikt over een termijn van een maand om betalingsfaciliteiten te
vragen of de redenen te kennen te geven waarom hij de schuldvordering betwist (art. 1394/22
Ger.W.). In geval de schuldenaar betaalt of de schuld gemotiveerd betwist, wordt de procedure
beëindigd. Indien betalingsfaciliteiten worden overeengekomen, wordt de invordering opgeschort
(art. 1394/23 Ger.W.).

Indien de schuldenaar na dertig dagen geen antwoord geeft (geen protest of geen betalingsfaciliteiten)
dan kan de gerechtsdeurwaarder, ten vroegste acht dagen na het verstrijken van de termijn van een
maand, een pv van niet-betwisting opstellen waarin wordt vastgesteld dat de schuldenaar niet heeft
betaald, noch de vordering heeft betwist, noch betalingsfaciliteiten heeft gevraagd of gekregen.

Op verzoek van de gerechtsdeurwaarder wordt de pv van niet-betwisting dan uitvoerbaar verklaard


door de centrale instantie en magistraat (ook bij betalingsfaciliteiten). Zo wordt er een uitvoerbare
titel verkregen waarmee men zonder een vonnis van een rechtbank beslag kan leggen op de goederen
van de schuldenaar.

De kosten van de gerechtsdeurwaarder zijn voor de schuldenaar. Ook moet hij een schadevergoeding
wegens laattijdige betaling betalen die niet meer dan 10% van de hoofdsom kan bedragen. We kunnen
dit terugkoppelen aan de Wet Betalingsachterstand waar je een superintrest van 8% kan laten lopen.
Je bent dan zeker van een vergoeding van 8%. Deze manier is sneller, maar hier kan je maximaal 10%
ontvangen.

Bevoegdheid ondernemingsrechtsbank
Betwistingen van ondernemingen onder elkaar of procedures tegen ondernemingen moeten worden
gebracht voor een van de negen ondernemingsrechtbanken. Eigen aan deze rechtbanken is dat naast
een beroepsmagistraat, ook ondernemers (lekenrechters) als rechter zetelen. De procedure verloopt
bovendien informeler en in principe sneller dan voor de burgerlijke rechtbank (rechtbank van eerste
aanleg). De materiële bevoegdheid van deze ondernemingsrechtbanken is onlangs uitgebreid i.f.v. het
ondernemingsbegrip en bevat onder meer: geschillen inzake vennootschappen en tussen vennoten,
geschillen en vorderingen tussen ondernemingen en faillissement en akkoordprocedures.

16
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Onbeslagbaarheid van de woning van de zelfstandige onderneming


Iedere natuurlijke persoon met een beroepsbezigheid uitoefent uit hoofde waarvoor hij niet door een
arbeidsovereenkomst of door een statuut verbonden is, kan voor de notaris een verklaring afleggen
waardoor het onroerend goed dat tot zijn hoofdverblijfplaats dient, onbeslagbaar wordt. Deze regeling
geldt ook voor mandatarissen van rechtspersonen.

Het doel van deze regeling is de bevordering van het ondernemerschap door bescherming te bieden
aan diegenen van wie het privé vermogen niet wordt afgeschermd door een vennootschap. De af te
leggen verklaring moet worden overgeschreven in een hypotheekkantoor en vanaf deze publiciteit is
het onroerend goed niet meer vatbaar voor latere schulden die uit de beroepsactiviteit ontstaan.

De zelfstandige kan echter op ieder ogenblik afstand doen van deze immuniteit. Deze afstand heeft
dan een retroactieve werking: de verklaring wordt geacht nooit te hebben bestaan. Het is niet mogelijk
een selectieve afstand te doen, bijv. ten aanzien van bepaalde schuldeisers. De afstand is aan dezelfde
formaliteiten en publiciteit onderworpen als de verklaring zelf.

De bescherming eindigt in geval van overlijden, maar dit geldt enkel voor de toekomst: de erfgenamen
worden dus beschermd. Ook het verlies van de hoedanigheid van zelfstandige heeft enkel uitwerking
voor de toekomst.

17
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

KREDIETRECHT EN MEDEDINGING
KREDIETRECHT
Het kredietrecht behoort tot het financiele recht wat een onderdeel is van het ondernemingsrecht.
Door middel van kredietverlening kan men zorgen voor een activatie van niet productieve spaargelden.
De toekenning van krediet zal consumenten stimuleren om goederen en diensten aan te schaffen. De
rol van kredieten en kredietinstellingen is dus zeer groot.

Krediet kan omschreven worden als de terbeschikkingstelling van koopkracht door een persoon (de
kredietgever) aan een andere persoon (de kredietnemer) onder de vorm van een som geld of op
andere wijze waarbij de kredietnemer op termijn gehouden is tot terugbetaling van de waarde van de
geleende koopkracht.

Er bestaan twee soorten kredieten: gereglementeerde en niet-gereglementeerde kredieten. Tot de


eerste groep behoren het consumentenkrediet, het hypothecair krediet en KMO-financiering. Tot de
tweede groep behoren leningen, kredietopening, garantiekrediet, acceptkrediet… In dit hoofdstuk
bespreken we de drie belangrijkste kredietvormen: leningen, kredietopening en KMO-financiering.

Geldlening
Een geldlening is een contract waarbij de ene partij geld aan de andere partij afgeeft onder verplichting
voor deze om aan de eerstgenoemde geld terug te geven. De lening is een benoemde overeenkomst.
Hiermee wordt bedoeld dat de principes van het algemeen verbintenissenrecht niet van toepassing
zijn op de lening en dat de lening onderworpen is aan afzonderlijke regels van het burgerlijk recht (art.
1892 e.v. BW).

De constitutieve voorwaarden om een geldige lening te sluiten


Toestemming – bekwaamheid
De geldlening is onderworpen aan de gewone geldigheidsvereisten voor overeenkomsten. Derhalve
kan een lening worden vernietigd door bijvoorbeeld dwaling in hoofde van de ontlener.
Voorwerp
Bij de geldlening is het voorwerp een geldsom. Luidens artikel 1893 BW wordt de ontlener eigenaar
van de geleende zaak en verliest de uitlener het eigendomsrecht.
Oorzaak
De geldigheid van de lening veronderstelt een geoorloofde oorzaak. Dit impliceert dat de beweegreden
die de ontlener tot de betrokken handeling brengt, niet mag ingaan tegen een wettelijk verbod. Wordt
de lening gesloten met onmiddellijk doel een ongeoorloofde activiteit te financieren, dan is zij nietig.
Een voorbeeld is geld lenen voor een drugsplantage.
Afgifte
De lening is een zakelijk contract. De lening veronderstelt de afgifte van een geldsom aan de ontlener.
Zonder deze afgifte is er geen overeenkomst van lening: de overeenkomst ontstaat eerst door en van
bij de afgifte. Stel dat twee mensen op café een contract opstellen en tekenen. De lening ontstaat nog
niet want dat gebeurt pas bij afgifte van de geldsom.

18
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Dit heeft als gevolg dat een lening een eenzijdige overeenkomst is. Na de afgifte heeft de lener geen
enkele verplichting tegenover de ontlener. De lener heeft het geld gegeven en hoeft dus niets meer te
doen. De overeenkomst is eenzijdig en niet wederkerig en legt enkel verplichtingen op aan de ontlener.

Dit leidt ertoe dat wanneer de ontlener zijn verbintenis tot teruggave niet nakomt, de uitlener niet
over de mogelijkheid beschikt om op grond van artikel 1184 BW gebruik te maken van een stilzwijgend
ontbindend beding. Je moet zelf in het leningscontract een ontbindend beding opstellen. Als je niets
opstelt, dan zal je als uitlener geen intrest kunnen vragen!

Verplichtingen van de ontlener


Vergoeding
De eerste verplichting van de ontlener is het betalen van een vergoeding. Meestal is dit rente. Van
belang is dat juridisch gezien het betalen van een vergoeding niet essentieel is aan de geldlening omdat
het in principe een overeenkomst om niet is. Bijgevolg zal de ontlener geen rente verschuldigd zijn
wanneer de partijen deze niet hebben bedongen. De rente moet dus worden bedongen (expliciet of
stilzwijgend). Intresten kunnen mondeling worden bedongen, maar dit wordt afgeraden omdat de
bewijslast hiervan zeer moeilijk is.

De rente kan op verschillende wijzen worden vastgesteld: een vaste rente, een variabele rente op basis
van een objectieve parameter, andere parameters (bv. resultaat ontlener) en kapitalisatie (niet op
geregelde tijdstippen intrest betalen, maar gewoon op het einde de intrest terugbetalen door middel
van een hoger bedrag).

Artikel 1907 BW gaat over de contractsvrijheid: de intrest is wettelijk of bij overeenkomst bedongen.
Hiermee wordt bedoeld dat de bedongen intrest de wettelijke intrest mag overschrijven in alle
gevallen waarin de wet het toelaat. Als de rente in het contract bedongen was, maar het bedrag van
de rente nog niet vastgesteld is, dan geldt de wettelijke rentevoet. De rente is verschuldigd voor de
duurtijd van de lening dus van afgifte tot einde lening.

Artikel 1907, lid 3 BW legt de conventionele verhogingsbedingen bij laattijdige intrestbetaling inzake
geldleningen evenwel gedeeltelijk aan banden: in geen geval mag de verhoging van de intrest wegens
vertraging in de betaling, een half t.h. per jaar op het verschuldigd gebleven kapitaal overschrijden. Dit
betekent dat je maximaal een verhoging van 0,5% bovenop de intrest mag aanrekenen bij laattijdige
intrestbetaling. Dit geldt niet op het laattijdig betalen van kapitaal!
Teruggaveplicht
De meeste leningen zijn van bepaalde duur met een overeengekomen einddatum. Een bullet krediet
is een krediet waarbij alles op het einde in één keer wordt terugbetaald. Een annuïteit is een krediet
waarbij een aflossingsschema verplicht is met vaste of veranderlijke bedragen die afgelost kapitaal en
rente bevatten. Een krediet kan ook van onbepaalde duur zijn. In zo’n geval mag je het geld houden
tot de uitlener zegt dat hij zijn geld terug wilt.

Inzake geldlening tegen rente hebben beide partijen voordeel bij het behoud van de lening: de
schuldeiser als geldbelegging, de schuldenaar ter financiering van vermogen of bedrijf. Derhalve kan
de uitlener niet vervroegd terugeisen en kan de ontlener niet voor termijn terugbetalen, tenzij anders
contractueel werd gestipuleerd. Indien het toch toegestaan is om vervroegd af te betalen, dan mag de
schaderegeling maximaal zes maanden intrest als wederbeleggingsvergoeding bevatten (1907bis BW).

19
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Er kan ook bepaald worden dat het niet mogelijk is om vervroegd af te betalen. Wanneer dit in een
leningsovereenkomst uitgesloten wordt, kan de uitlener de vervroegde terugbetaling ofwel weigeren
ofwel aanvaarden onder de voorwaarden die de uitlener zelf bepaalt. Deze vergoeding, funding loss
vergoeding genoemd, zou niet onder het toepassingsgebied van artikel 1907bis BW vallen en zou een
schadevergoeding zijn in plaats van een wederbeleggingsvergoeding.

Deze visie is niet langer houdbaar volgens het Hof van Cassatie. Het zou oneerlijk zijn om volledig zelf
de funding loss vergoeding te bepalen. Daarom stelt het hof dat de wederbeleggingsvergoeding van
artikel 1907bis BW toch is indien een kredietgever, ondanks een contractueel verbod op, toch met de
vervroegde terugbetaling instemt op voorwaarde dat de kredietnemer de door hem voorgestelde
wederbeleggingsvergoeding betaalt van maximaal zes maanden intrest.

Aangezien de ontlener de vervroegde terugbetaling kan eisen, kan de uitlener dit dan ook? Heeft de
uitlener recht op een vervroegde opeisbaarheid? Dit is geoorloofd voor zover het uitdrukkelijk in een
ontbindend beding (en niet stilzwijgend) staat of als ontbindende voorwaarden opgenomen zijn.

Tot slot kan er ook sprake zijn van een laattijdige teruggave van de geldsom. Dan kan na aanmaning
een moratoire intrest verschuldigd zijn.

Kredietopening
Kredietopening is een consensuele overeenkomst waarbij de kredietnemer in één of meerdere malen
krediet kan opnemen (op afroep). Het gaat hier over toekomstig krediet waardoor het geen benoemde
overeenkomst is. In tegenstelling tot de lening is de kredietopening geen zakelijke overeenkomst. Er
ontstaan immers reeds contractuele verbintenissen voor het moment waarop er effectief geld wordt
overhandigd aan de kredietnemer.

Herkwalificatie van kredietopening naar geldlening


De laatste jaren rees de vraag in welke mate er ruimte was om een kredietopening te herkwalificeren
naar een lening op intrest zodat de wederbeleggingsvergoeding ook onder deze wettelijke bepaling
zou vallen (art. 1907bis BW).

Wanneer een kredietopening wordt geherkwalificeerd in een lening, wordt abstractie gemaakt van het
traditionele onderscheid tussen het zakelijke karakter van de lening en het consensuele karakter van
de kredietovereenkomst. De herkwalificatie van een kredietopening is voordelig door de modaliteiten
inzake de terbeschikkingsstelling van het kapitaal en de verbintenissen van de kredietnemer: zo is de
afgifte van het kapitaal in één keer onder de vorm van een niet-wederopneembare voorschot en
terugbetaalbaar in periodieke aflossingen te kwalificeren als een lening. Of het niet in eenmaal
opnemen van het kapitaal een beletsel vormt voor de herkwalificatie als lening is niet duidelijk, maar
hier lijkt de rechtspraak zeker de laatste jaren een zekere soepelheid in te bouwen.

Zo ziet het Hof van Beroep in de opname van het kapitaal binnen een beperkte tijdspanne geen beletsel
voor de herkwalificatie tot lening: het Hof kwalificeerde in een arrest de overeenkomst van krediet-
opening, waarin de mogelijkheid werd voorzien van opname binnen een korte periode tot een bepaald
bedrag, als een leningsbelofte, niettegenstaande de vaststelling dat de ontlener tot op de laatste dag
van de beperkte opnemingsperiode kon beslissen welk bedrag (binnen de maximumgrens) kon worden
ontleend.

Ook stelde het Hof hierbij vast dat de overeenkomst voorzag in een reserveringscommissie voor de
niet-opgenomen bedragen binnen de opnameperiode, waardoor geen herkwalificatie mogelijk was
omdat de partijen de gevolgen van kredietopening aanvaarden. Maar ook hier is er nuancering.

20
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

KMO financiering – wet 21/12/2013 (WKF)


KMO’s zijn kleine en middelgrote ondernemingen. Ze worden gedefinieerd als ondernemingen die een
personeelsbestand hebben van minder dan 50 mensen, een omzet kleiner dan 9 miljoen euro en een
balanstotaal kleiner dan 4,5 miljoen euro (art. 15 W.Venn.).

KMO’s hebben het heel wat moeilijker om zich te financieren. Ondernemingen worden geconfronteerd
met strengere kredietvoorwaarden en informatie-assymetrie. Zo krijgen ze bij kredietweigering geen
duidelijke verantwoording van de reden van weigering.

Vervroegde terugbetaling
KMO’s hebben te allen tijde het recht op een vervroegde terugbetaling van een schuld zonder dat dit
recht, met uitzondering van de wederbeleggingsvergoeding, afhankelijk kan worden gemaakt van het
vervullen van bijkomende voorwaarden.

Hiermee bestaat een afwijking op regeling zoals voorzien bij de geldlening (geen recht op vervroegde
terugbetaling, maar indien deze wordt toegelaten is de wederbeleggingsvergoeding beperkt tot zes
maanden intrest) en bij de kredietopening (contractuele vrijheid op het vlak van de mogelijkheid tot
vervroegde terugbetaling en de daarvoor te betalen wederbeleggingsvergoeding).

Kwalificeert het krediet van de KMO als een geldlening, dan geldt het gemeen recht en verandert er
niets op het vlak van de wederbeleggingsvergoeding: de wederbeleggingsvergoeding is beperkt tot zes
maanden intrest. In het geval het krediet niet gekwalificeerd kan worden als een geldlening op intrest,
dan beperkt de WKF de wederbeleggingsvergoeding tot zes maanden intrest.

Tot slot kan nog gewezen worden op de lijst van onrechtmatige bedingen die in artikel 13 WKF werden
opgenomen. Indien de kredietovereenkomst met de KMO een dergelijk beding bevat, dan moet dat
beding als ongeschreven worden beschouwd wegens nietig. Dit doet geen afbreuk aan de geldigheid
van de kredietovereenkomst.

Als je op het examen een vraag krijgt moet je eerst kijken naar welk soort onderneming het is (KMO of
niet). Indien het een KMO is, moet je kijken naar de wet KMO financiering. Indien het geen KMO is,
moet je terugvallen op het onderscheid tussen een lening en kredietopening.

MEDEDINGINGSRECHT EN PRIJZENWETGEVING

Mededingingsrecht
Het doel van mededingingsrecht is om goed werkende markten te creëren dus concurrentie. De
Belgische mededingingswetgeving omvat drie luiken: een verbod van kartelafspraken, een verbod van
misbruik van machtspositie en een controle op concentraties.

Verbod van kartelafspraken (IV.1 WER)


Artikel IV.1 WER stelt dat overeenkomsten en besluiten die de mededing op de markt verminderen,
beperken of vervalsen verboden zijn zoals prijsafspraken, verdeling van de markt, beperking van de
productie, onderling afgestemde gedragingen…

Wat doen we dan met moeder en dochterondernemingen? Voor zover de afspraak tussen moeder en
dochter de uiting is van een door de moeder aan de dochter opgelegde regeling die een normale
taakverdeling op het oog heeft, worden beide entiteiten geacht een economische eenheid te vormen.

21
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Kartelafspraken zijn toch toegelaten indien ze een verbetering van de technische of economische
vooruitgang tot gevolg hebben, indien ze de concurrentieposities voor KMO’s op de markt verbeteren,
indien er een billijk aandeel voor de gebruikers is, indien geen beperkingen worden opgelegd die niet
onmisbaar zijn voor het bereiken van voorgaande doelstellingen en indien de mededinging niet voor
een wezenlijk deel van producten wordt uitgeschakeld.

Verbod van misbruik van machtspositie


Een machtspositie kan worden gedefinieerd als de dominante positie die een onderneming in staat
stelt het behoud van een daadwerkelijke mededinging op de relevante markt te beletten door de
mogelijkheid zich onafhankelijk te gedragen zonder in noemenswaardige mate rekening te moeten
houden met de houding van andere marktdeelnemers zoals concurrenten, klanten en consumenten.
Het hebben van een machtspositie is niet verboden, maar het misbruik maken wel.

Controle op concentraties
Een concentratie ontstaat wanneer twee of meer voorheen onafhankelijke ondernemingen fuseren of
wanneer een persoon met zeggenschap over minstens één onderneming of de onderneming zelf, op
gelijk welke wijze, over een andere onderneming rechtstreeks of onrechtstreeks zeggenschap verkrijgt.

Van zodra de bij een concentratie betrokken ondernemingen samen een jaaromzet van meer dan 100
miljoen euro totaliseren en ten minste twee van de betrokken ondernemingen elk in België een omzet
realiseren van tenminste 40 miljoen euro moeten zij deze aanmelden bij de Belgische Mededingings-
autoriteit (BMA) voor de totstandkoming van de concentratie en na het sluiten van de overeenkomst.

De BMA bekijkt de stand van zaken in verhouding met andere nationale en Europese aanmeldings-
verplichtingen. In principe zal de mededingingsautoriteit slechts concentraties toelaten wanneer deze
niet tot gevolg hebben dat een machtspositie wordt verworven of versterkt die de mededinging
merkbaar belemmert.

Prijzenwetgeving (niet gezien in les)


Ingrijpen op het vlak van de prijzen vormt één van de instrumenten waarover de overheid be- schikt
om het marktmechanisme van vraag en aanbod bij te sturen wanneer dit niet de juiste of gewenste
prijs oplevert; dit moet toelaten om de concurrentiepositie van de ondernemingen en de koopkracht
van de bevolking te handhaven.

Het prijzenobservatorium oefent doorlopend toezicht uit op het functioneren van markten en maakt
verslagen. Het mededingingscollege kan voorlopige maatregelen van maximaal zes maanden opleggen
indien het dringend is. Een beroep tegen een beslissing worden ingediend bij het hof van beroep te
Brussel. De minister van economische zaken stelt dan binnen zes maanden definitieve maatregelen via
wetgeving.

22
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

HANDELSCONTRACTEN
Hoe komen de goederen en diensten bij de tussen- en eindgebruikers? Dit hangt van de distributie.
Hoe de organisatie van de distributie verloopt hangt af van de vraag: wens ik gebruik te maken van
mijn eigen netwerk of van een extern netwerk?

Indien men gebruik wenst te maken van zijn eigen netwerk, dan heeft dit voor de verkoper als voordeel
dat hij de controle over de distributie behoudt. Daartegenover staat dat de verkoper ook het financiële
risico draagt indien blijkt dat iets misloopt. Indien men hiervoor kiest kan dit verlopen via ofwel zijn
interne organisatie door gebruik te maken van handelsvertegenwoordigers (dit zijn werknemers en
geen tussenpersonen) ofwel via externe organisatie door een beroep te doen op een handelsagent of
commissionair.

Wenst men echter het risico van de distributie niet langer te dragen, dan kan men dit organiseren door
beroep te doen op een ander netwerk. De verkoper draagt slechts een beperkt financieel risico voor
de distributie maar daartegenover staat slechts een beperkte of zelfs geen controle over de distributie.
Als men hiervoor kiest, dan kan dit verlopen via een concessie of franchising.

JURIDISCHE OMKADERING HANDELSDISTRIBUTIE


Door een beroep te doen op een derde, ontstaan er juridisch verschillende contractuele verhoudingen
naargelang de soort handelspersoon. Je hebt de privaatrechtelijke rechtsverhoudingen, de publiek-
rechtelijke rechtsverhoudingen en de economische regulering.

Er zijn twee verschillende privaatrechtelijke rechtsverhoudingen. Enerzijds is er de interne verhouding


tussen de opdrachtgever en de tussenpersoon (het eigenlijke handelscontract). Anderzijds is er de
verhouding tussen de handelstussenpersoon en zijn wederpartij, zijnde een afnemer van goederen of
diensten, die in uitvoering van het handelscontract tot stand komt.

Verder zijn er ook publiekrechtelijke of administratiefrechtelijke regelen van belang die de regulering
van het statuut en de toezicht op de tussenpersoon beogen zoals kredietbemiddelaars. Ten slotte
wordt de handelsdistributie ook nog economisch gereguleerd door de mededinging te beschermen.
Distributieovereenkomsten mogen niet leiden tot een overmatige inperking van de vrije mededinging.

OVERZICHT

De handelsagent is sterk verbonden met zijn principaal. Tussen de commissionair en de committent


bestaat wat meer afstand. Nog meer afstand bestaat er voor de makelaar. Indien men nog een trapje
lager gaat, zoals bij de verkoopconcessie, werkt men niet langer met een distributie waarbij het eigen
netwerk wordt ingeschakeld, maar organiseert men de distributie door gebruik te maken van externe
personen. Tot slot hebben we franchising dat tot een aparte categorie behoort waar er wel controle
en ook enige risico bestaat. Nu wordt stilgestaan bij deze verschillende types handelstussenpersonen
en handelsovereenkomsten.

HANDELSVERTEGENWOORDIGERS

Handelsvertegenwoordigers hebben als opdracht het verlenen van bemiddeling bij het tot stand
komen en eventueel sluiten van overeenkomsten in naam en voor rekening van een opdrachtgever,
genoemd principaal. Zij hebben een permanente ondergeschikte band met de principaal, hetgeen hen
werknemers maakt.

23
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

HANDELSAGENTUUR (BOEK X WER)


Handelsagentuur wordt gedefinieerd als overeenkomst waarbij de ene partij, de handelsagent, door
de andere partij, de principaal, zonder dat hij onder gezag staat, permanent en tegen vergoeding belast
wordt met het bemiddelen en eventueel afsluiten van zaken in naam en voor rekening van de
principaal (I.11, 1° WER).

Constitutieve elementen om van een handelsagentuur te spreken


Optreden in naam en voor rekening van principaal
De handelsagent heeft een vertegenwoordigingsbevoegdheid tegenover zijn principaal. Dit houdt in
dat hij in naam en voor rekening van de principaal bemiddelt met het oog op het tot stand brengen
van een overeenkomst met een derde.

De handelsagent kan bemiddelen door een klant als het ware door te verwijzen naar de principaal of
hij kan het contract zelf met de klant sluiten. Eenmaal de opdracht van de handelsagent vervuld is, dan
verdwijnt de handelsagent uit het contract. De overeenkomst die de handelsagent met de derde sluit,
zal dus niet tot stand komen tussen de handelsagent en de wederpartij, maar wel rechtstreeks tussen
de principaal en de wederpartij. De agent is niet persoonlijk verbonden, want hij verbindt de principaal.
De handelsagent staat ook niet in voor de insolvabiliteit van de klant-wederpartij.

Er is hier echter een uitzondering op: het delcredebeding. Dit is een specifieke clausule waardoor de
handelsagent verantwoordelijk wordt gesteld voor de verplichtingen van de klant uit bemiddelde
zaken. Dit beding is slechts toegelaten onder bepaalde strikte voorwaarden die in artikel X.23 WER te
vinden zijn.

Het beding moet schriftelijk worden vastgesteld. Het beding mag enkel slaan op effectief bemiddelde
of afgesloten zaken door de handelsagent. Het betreft in principe enkel de insolvabiliteit van de klant.

Tot slot is de aansprakelijkheid van de agent beperkt tot het bedrag van de overeengekomen
commissie, tenzij de agent zelf het contract gesloten en niet bemiddeld heeft. In dit geval kan het
beding het volledige bedrag dekken. Stel dat de vergoeding 5% is van een contract van 100 euro, dan
kan de schadevergoeding verhaald op de agent maximaal 5 euro zijn tenzij hij het contract zelf gesloten
heeft. Dan kan het 100 euro zijn. De rechter bezit over een matigingsbevoegdheid i.g.v. kennelijke
wanverhouding tussen het risico dat de handelsagent op zich heeft genomen en de overeengekomen
commissie.

Agent staat niet onder gezag van de principaal


Een handelsagent staat niet onder gezag van zijn principaal, met als gevolg dat de principaal de agent
geen bevelen kan geven over onder meer de organisatie van zijn werk. De handelsagent kan zijn werk
naar eigen goeddunken indelen en zelfstandig beschikken over zijn tijd. Een handelsagent is dus geen
werknemer. Als er toch sprake van gezag zou zijn, dan spreken we van een handelsvertegenwoordiger.

Bemiddelen en eventueel afsluiten van zaken


Zoals eerder vermeld bestaat de opdracht van de handelsagent uit het bemiddelen en het eventueel
afsluiten van zaken. Het bemiddelen op zich volstaat voor de kwalificatie als handelsagent. Bemiddelen
veronderstelt het actief opsporen en contacteren van klanten, het onderhandelen met klanten en het
doorgeven van orders. De handelsagent beschikt over de bevoegdheid om een overeenkomst te
sluiten met een weder- partij en dit in naam en voor rekening van de opdrachtgever.

24
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Permanentie
Er moet een bestendige contractuele samenwerking tussen de principaal en de agent en een zekere
regelmaat in zijn activiteit zijn. Dit kan zowel in hoofdberoep als in bijberoep, zolang er maar regelmaat
is.

Tegen vergoeding (art. X.7-X.15 WER)


De handelsagent voert zijn opdracht uit tegen een vergoeding. Zelfs als er geen vergoeding bedongen
werd in de handelsagentuurovereenkomst, heeft de agent er recht op. De vergoeding kan drie vormen
aannemen: vast bedrag, variabel bedrag (commissie) of een combinatie van beide (art. X.7 WER).
Vaste vergoeding
Een vaste vergoeding is een vergoeding die onafhankelijk is van het aantal en waarde van zaken. Vaste
vergoedingen zijn geen loon in de zin van artikel 2 van de loonbeschermingswet. Dit betekent dat een
vaste vergoeding niet geniet van de door de wet aangeboden bescherming (het minimumloon en
indexatie). Een vaste vergoeding moet maandelijks uitbetaald worden, tenzij anders overeengekomen
(art. X.15 WER).
Variabele vergoeding
Een variabele vergoeding is een vergoeding in functie van het aantal en de waarde van zaken. Dit is
een incentive voor de agent om zijn job beter te doen.
Grondslag (art. X.13 WER)
Een variabele vergoeding is vrij te bepalen in een overeenkomst en kan gebaseerd zijn op de bezochte
klanten, de aard van de verspreide producten of geleverde diensten en de rol van de agent bij de
verwezenlijking van de zaak. Indien er geen vergoeding bepaald is, dan kan dit op grond van het gebruik
in de sector of een billijk bedrag. Een commissie wordt berekend op grond van de prijs die aan de klant
wordt gefactureerd zonder aftrek van de bijkomende kosten, behalve als zij afzonderlijk worden
gefactureerd en zonder belastingen.

Wat als de principaal eenzijdige kortingen toestaat aan een klant? Zal de agent dan minder verdienen?
Stel dat een contract een waarde heeft van €100, maar de principaal een korting van €50 euro toestaat
omdat hij de klant zeer goed kent. De commissie 5% bedraagt. Die kortingen mag geen impact hebben
op de vergoeding van de agent en de agent zal dus nog steeds 5% op €100 krijgen.

Elke eenzijdige verlaging van de commissie tijdens de uitvoering van de overeenkomst is een handeling
die gelijkstaat met de verbreking van de overeenkomst.
Ontstaan recht op vergoeding
Het recht op een commissie ontstaat bij het afsluiten van een zaak. Als een agent gewoon bemiddelt,
dan moet er eerst een verkoop bij de principaal plaatsvinden vooraleer hij recht heeft op vergoeding.
Als een agent een zaak direct afsluit, dan ontstaat het recht op vergoeding onmiddellijk. Er moet wel
een onderscheid gemaakt worden tussen zaken afgesloten gedurende de overeenkomst met de agent
en zaken afgesloten na einde van de overeenkomst met de agent.
Zaken afgesloten gedurende overeenkomst met de agent (drie categorieën) (art. X.8 WER)
De eerste categorie is de rechtstreekse commissie ten gevolge van de tussenkomst van de agent. Dit
veronderstelt dus dat een zaak afgesloten is door het rechtstreekse optreden van een handelsagent.

De tweede categorie is de onrechtstreekse commissies. Dit zijn klanten die vroeger door de agent
aangebracht zijn en een nabestelling plaatsen van een gelijkaardige zaak. Zonder die agent zou deze
klant nooit bij de principaal terechtgekomen zijn en dus ook geen nabestellingen geplaatst hebben.

25
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

De derde categorie is de onrechtstreekse commissie bij exclusiviteit van de agent. De agent krijgt ook
een vergoeding voor niet aangebrachte klanten. Indien er exclusiviteit bestaat, dan zal dit in principe
aanleiding geven tot vergoeding voor alle zaken die worden afgesloten binnen het exclusieve gebied,
ook al heeft de handelsagent de klanten niet zelf aangebracht en heeft de principaal zich het recht
voorbehouden om zelf zaken af te sluiten binnen het exclusieve gebied. Stel dat een agent bevoegd is
voor de regio Oost-Vlaanderen en er is een klant uit die regio die zelf naar de principaal gaat en een
zaak sluit. Dan krijgt de bevoegde agent toch een commissie omdat het iemand uit zijn regio is.Tot slot
kan exclusiviteit er zowel in rechte als in feite zijn. Het recht op vergoeding ontstaat dus ook bij het
ontbreken van een exclusiviteitsbeding in de handelsagentuurovereenkomst waarbij de agent de facto
de enige is die een bepaald gebied mag bedienen.

Al deze regelen zijn van dwingend recht, wat tot gevolg heeft dat de benadeelde agent slechts afstand
kan doen van zijn recht op vergoeding na het ontstaan daarvan. Dit betekent dat u niet kan afwijken
van de contractuele afspraken. Indien men toch iets anders doet, dan zijn deze nietig.
Zaken afgesloten na einde overeenkomst met de agent (2 categorieën) (art. X.9 WER)
De eerste categorie gaat over bestellingen ontvangen voor het einde van de overeenkomst, maar door
de principaal aanvaard na het einde van de overeenkomst met de agent. In dat geval heeft de agent
recht op een (on)rechtstreekse commissie conform de regelen van artikel X.8 WER. Hierbij geldt geen
tijdslimiet.

De tweede categorie gaat over zaken die hoofdzakelijk te danken zijn aan de activiteit van de vroegere
agent tijdens het bestaan van de overeenkomst. Dit is een situatie waarbij een bestelling pas werd
doorgegeven na het beëindigen van de handelsagentuurovereenkomst, maar deze bestelling hoofd-
zakelijk te wijten is aan de handelsagent wiens overeenkomst werd beëindigd.

Hier geldt wel een tijdsbeperking: de zaak dient te zijn afgesloten binnen de zes maanden na het einde
van de overeenkomst. In dit verband zou eventueel een conflict kunnen ontstaan tussen het recht op
commissie van de oude agent (artikel X.9, 1°) en het recht op commissie van de nieuwe agent (artikel
X.8, 1°). Indien dit het geval is moet er voorrang worden gegeven aan de oude agent (artikel X.10 WER).
De nieuwe agent heeft ingevolge dit artikel geen recht op commissie, tenzij de verdeling van de
commissie tussen de oude en de nieuwe agent als billijk kan worden beschouwd, wat moet blijken uit
de omstandigheden.
Opeisbaarheid vergoeding (art. X.11 WER) (examen)
Het is mogelijk dat de handelsagent al recht heeft op zijn vergoeding, bijv. voor het afsluiten van een
bepaalde zaak, maar dat de vergoeding zelf nog niet opeisbaar is. De commissie is opeisbaar zodra en
voor zover een van de volgende omstandigheden zich voordoet: de principaal heeft de overeenkomst
uitgevoerd, de principaal moest de overeenkomst uitvoeren of de tegenpartij is de overeenkomst
(gedeeltelijk) nagekomen.

De betaling van de commissie dient te gebeuren uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op
het kwartaal waarin zij opeisbaar is geworden. Stel dat het recht van contractsluiting ontstaat op 31/12
en dat de betaling van de klant of het tijdstip van levering 01/02 is. Dan kijken we naar het einde van
het kwartaal 31/03 en tellen we er nog een maand bij op. De commissie moet dus uiterlijk betaald
worden op 30/04.
Verval vergoeding (art. X.12 WER)
Enkel indien overeengekomen kan het recht op commissie vervallen in de volgende situaties: de derde
voert zijn verbintenissen niet uit (tenzij het te wijten is aan de principaal), de uitvoering is onmogelijk
(tenzij het te wijten is aan de principaal) en de uitvoering kan niet van de principaal worden geëist door
gewichtige redenen.

26
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Controlerecht (art. X.14 WER)


Indien de opdracht van de handelsagent beperkt is tot het bemiddelen, dan weet de agent niet aan
welke prijs de bestelling door de principaal werd aanvaard en mist de agent informatie waarop hij de
berekening van zijn commissieloon kan steunen. Daarom heeft de principaal de verplichting om een
opgave van de verschuldigde commissies voor te leggen en mag de agent nodige gegevens opvragen
zoals bestelbonnen en uitreksels uit de boekhouding.

Einde handelsagentuur
Algemene gemeenrechtelijke gronden
De gemeenrechtelijke gronden op basis waarvan een handelsagentuurovereenkomst kan worden
beëindigd zijn: de onderlinge toestemming, het verstrijken van de bepaalde duur, het overlijden van
de handelsagent, het faillissement van de handelsagent of overmacht.

Specifieke gronden voor handelsagentuur


Beëindiging door opzegging (art. X.16 WER)
Een overeenkomst van bepaalde duur kan door opzegging beëindigd worden indien dit bedongen is.
Een overeenkomst van onbepaalde duur kan op elk moment worden beëindigd. Zowel de principaal
als de handelsagent hebben het recht om de overeenkomst op te zeggen. Bij onmiddelijke beëindiging
of te korte opzeggingstermijn wordt er een contractuele fout gemaakt en heeft de tegenpartij recht
op een schadevergoeding.

Het opzeggen van de overeenkomst vereist het in acht nemen van een opzeggingstermijn. De periode
die dient te worden gerespecteerd, wordt bepaald in functie van de anciënniteit van de agent: een
maand per jaar anciënniteit van de agent met een maximum van zes maanden. Dit is echter slechts
een dwingend minimum, wat impliceert dat partijen een langere opzeggingsperiode kunnen
overeenkomen.
Beëindiging zonder opzegging (art. X.17 WER)
Beëindiging door uitzonderlijke omstandigheden
De voorwaarde voor deze beëindigingswijze is de onmogelijkheid voor verdere professionele
samenwerking. Het maken van een fout is hier niet vereist. Voorbeelden die in aanmerking komen zijn
het gebrek aan enige consumptie in de sector, de wijziging van de marktomstandigheden, de duurzame
en ernstige onenigheid tussen partijen, de ziekte van de agent, de strafrechtelijke veroordeling van de
agent, enz. Dit mag echter niet worden verward met de situatie van overmacht, waarbij een vreemde
oorzaak de uitvoering van de overeenkomst onmogelijk maakt.

De te volgen procedure bestaat uit twee stappen. Eerst moet de beëindiging ter kennis op een manier
naar keuze worden gebracht. Daarna moeten de motieven voor de beëindiging worden meegedeeld
bij deurwaardersexploot of bij een ter post aangetekende brief binnen de zeven werkdagen. Als sanctie
is een opzeggingsvergoeding verschuldigd.
Beëindiging door ernstige tekortkoming
Een ernstige tekortkoming is als elke fout die verdere uitvoering van de overeenkomst onmogelijk
maakt wegens vertrouwensbreuk. De procedure en de sanctie zijn dezelfde als bij de uitzonderlijke
omstandigheden.

27
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Gevolgen beëindiging handelsagentuur


Voor handelsagent: betalen van een uitwinningsvergoeding (art. X.18 WER)
Een uitwinningsvergoeding is een algemeen concept ter bescherming van de handelsagent. Na de
beëindiging van de handelsagentuurovereenkomst heeft de agent recht op een uitwinningsvergoeding
indien hij de principaal nieuwe klanten heeft aangebracht of wanneer hij de zaken met bestaande
klanten aanzienlijk heeft uitgebreid.

Ingeval de overeenkomst werd beëindigd door de handelsagent zelf, door een ernstige tekortkoming
van de handelsagent of door de overdracht van de rechten en verplichten aan een derde, dan bestaat
er geen recht op een uitwinningsvergoeding. Eigenlijk bestaat het recht op een uitwinningsvergoeding
voor alle gevallen waarin het niet aan de agent te wijten is dat de overeenkomst werd beëindigd (zoals
het verstrijken van de duur, de normale opzegging met respect voor de opzeggingstermijn door de
principaal…).

De uitwinningsvergoeding slaat op twee verschillende zaken: enerzijds op het aanbrengen van nieuwe
klanten door de agent, wat weerlegbaar wordt vermoed bij de opname van een concurrentiebeding;
anderzijds op de aanzienlijke uitbreiding van zaken met bestaand cliënteel. Bovendien dienen beide
elementen de principaal nog een aanzienlijk voordeel op te leveren. Er is echter geen bewijs vereist
van het behoud van effectieve voordelen voor de principaal. Het vooruitzicht hierop volstaat.

Om de hoogte van de uitwinningsvergoeding te bepalen, wordt het criterium van de gerealiseerde


aanbreng of uitbreiding gehanteerd. De bovengrens van deze vergoeding werd vastgelegd op het
bedrag van de vergoeding die de agent normalerwijze op één jaar zou ontvangen, berekend o.b.v. het
gemiddelde van de vijf voorgaande jaren, tenzij de werkelijke schade hoger ligt. Bij betwisting wordt
dit bedrag bepaald door de rechter naar billijkheid.

Voor principaal: niet concurrentiebeding (art. X.22 WER)


Een concurrentiebeding kan omschreven worden als een contractueel verbod voor de handelsagent
om gelijkaardige activiteiten te ontplooien als agent of voor eigen rekening na het einde van de
overeenkomst.

Een concurrentiebeding is enkel geldig wanneer het schriftelijk werd bedongen, het betrekking heeft
op het soort zaken waarmee de handelsagent belast was, het beperkt blijft tot het geografisch gebied
van de handelsagent en het niet verder reikt dan zes maanden na beëindiging van de overeenkomst.

Een concurrentiebeding is niet geldig bij beëindiging door de principaal door opzeg en bij beëindiging
door de agent wegens uitzonderlijke omstandigheden of ernstige tekortkomingen wegens principaal.

Indien de agent het concurrentiebeding schendt, heeft de principaal recht op een schadevergoeding.
Deze vergoeding kan eventueel voorafgaand worden geraamd aan de hand van een schadebeding. De
geraamde schade mag niet hoger zijn dan het plafond voor de uitwinningsvergoeding.

COMMISSIE

Een commissie is een overeenkomst waarbij een persoon (de commissionair) zich tegen vergoeding
verbindt om in eigen naam maar voor rekening van een ander (de committent) handelsverrichtingen
te stellen. Het verschil tussen een handelsagent en een commissionair bevindt zich in het feit dat een
commissionair deze handelingen stelt in eigen naam – in tegenstelling tot de handelsagent die dit doet
in naam van zijn principaal.

28
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Privaatrechtelijke gevolgen
Vanwege het feit dat de commissionair handelt in eigen naam, dient een onderscheid te worden
gemaakt tussen de interne rechtsverhouding en de externe rechtsverhouding.

Interne rechtsverhouding (committent – commissionair)


De committent geeft een opdracht aan de commissionair, wat de eigenlijke commissieovereenkomst
inhoudt (bijv. de verkoop van een bepaald schilderij tegen een minimumprijs van 3 miljoen EUR in het
geval van een veilingmeester). Na de uitvoering van de opdracht door de commissionair vindt er een
afrekening plaats tussen de commissionair en de committent.

Externe rechtsverhouding (commissionair – wederpartij)


Aangezien de commissionair handelt in eigen naam, is hij persoonlijk verbonden ten opzichte van zijn
wederpartij. Dit betekent dat er een overeenkomst ontstaat tussen de commissionair en wederpartij.
Er ontstaat dus geen contractuele band tussen de committent en de wederpartij. Het gevolg hiervan
is dat er geen toerekening zal plaatsvinden aan de committent van de handelingen gesteld door de
commissionair. Dit betekent dat er geen onmiddellijke vertegenwoordiging is van de committent door
de commissionair, maar wel een middellijke of onrechtstreekse vertegenwoordiging. De handelingen
die de commissionair stelt, stelt hij weliswaar voor rekening van zijn committent, maar in eigen naam
(bijv. de commissionair is de wederpartij bij de verkoop van het schilderij aan de derde en vormt dan
ook het aanspreekpunt van de derde).

Rechten en verplichtingen commissionair


Uitvoering opdracht conform instructies committent
De commissionair moet de opdracht uitvoeren conform de instructies van de committent. Indien de
committent geen specifieke instructies nagelaten heeft, moet de commissionair zijn opdracht zo goed
mogelijk uitvoeren. In het eerste geval spreken we van een resultaatverbintenis. In het tweede geval
van een middelenverbintenis.

Uitvoering overeenkomst met wederpartij


De commissionair staat in voor de goede uitvoering van de verbintenissen uit de overeenkomst die hij
met de derde heeft gesloten. Hij moet dus onder andere de verkochte zaak leveren en de verkoopprijs
in ontvangst nemen. Omgekeerd is het ook de commissionair die instaat voor de afdwinging van de
overeenkomst. Als de wederpartij een wanprestatie begaat, bijvoorbeeld in gebreke om verkoopprijs
te betalen, dan is het de commissionair die de uitvoering in rechte dient te vorderen.

Informatie aan committent


Op de commissionair rust de verplichting om de committent de nodige informatie te verschaffen. Ook
bij de uitvoering van de overeenkomst met de derde rust op de commissionair een informatieplicht.
Deze verplichting houdt echter niet in dat de commissionair de identiteit van zijn wederpartij aan de
committent dient mee te delen.

Geheimhouding over identiteit committent


De commissionair dient de identiteit van de committent tegenover zijn wederpartij geheim te houden.
De wederpartij is echter wel op de hoogte van het bestaan van een opdrachtgever.

29
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Rekening en verantwoording afleggen


De afrekening met de committent betekent dat in de interne rechtsverhouding de transactie wordt
afgewikkeld. De commissionair dient verantwoording af te leggen over het verloop van de opdracht
aan de committent. Het eigenlijke afrekenen houdt in essentie in dat de ontvangen gelden moeten
worden doorgestort of de aangekochte goederen moeten worden overhandigd.

Verbod om als tegenpartij op te treden (belangenconflict)


De commissionair mag niet als tegenpartij mag optreden. Het idee hierachter is het vermijden van
belangenconflicten. Er bestaat een kans dat de commissionair voor zichzelf betere voorwaarden zou
bedingen dan ingeval de transactie met een derde zou worden afgewikkeld.

Aansprakelijkheid van de commissionair


In principe is de commissionair aansprakelijk voor de correcte uitvoering van de overeenkomst (bv. het
leveren van conforme goederen, het in ontvangst nemen van de prijs…) maar niet voor de niet-
uitvoering van de daaruit voortvloeiende overeenkomst door de derde. De commissionair is in principe
niet aansprakelijk voor de insolvabiliteit van de derde- wederpartij.

Op dit principe bestaan er echter twee uitzonderingen. Indien de commissionair een overeenkomst
met een zeer insolvabele tegenpartij sluit, dan kan dit gezien worden als een contractuele fout. Ten
tweede kan net zoals bij de handelsagentuur ook hier de committent een delcrederebeding opnemen
om zich in te dekken. Bij een delcrederebeding is de commissionair verantwoordelijk voor de betaling
van de derde. In tegenstelling tot de handelsagentuur is dit beding in deze context niet aan bijzondere
vorm- of geldigheidsvereisten onderworpen.

Rechten en verplichtingen committent


Betaling van commissieloon
De commissie is een vergoedingsovereenkomst, wat inhoudt dat er steeds een recht is op commissie.
Indien de overeenkomst niet voorziet in een vergoeding, zal de vergoeding worden geraamd op basis
van de impliciete wilsuiting of op grond van de gebruiken.

Verder staat de wilsautonomie van de partijen centraal. De partijen zijn vrij om de wijze, de hoogte,
het ontstaan en de opeisbaarheid van de vergoeding te bepalen. De omvang van de commissie kan
zowel de vorm aannemen van een vaste vergoeding, een veranderlijke vergoeding of een combinatie
van beide. Aangenomen wordt dat de rechter de overeengekomen vergoeding niet kan matigen (art.
1134 BW).

Het commissieloon is doorgaans verschuldigd vanaf het sluiten van de transactie, ook al wordt de
transactie achteraf niet uitgevoerd. Ook hier kunnen de partijen dit anders bedingen (wilsautonomie).

Terugbetaling van kosten en voorschotten


De commissionair heeft recht op de terugbetaling van de normale kosten die gemaakt zijn in de
uitvoering van zijn opdracht, ook al komt de transactie naderhand niet tot stand. Daarnaast kan de
commissionair ook recht hebben op een voorschot voor de te maken kosten.

Einde
Een commissiecontract wordt beëindigd volgens de regels van het gemeenterecht.

30
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

MAKELAAR
Een makelaar wordt omschreven als een onafhankelijke tussenpersoon, die geen permanente band
heeft met zijn opdrachtgever en wiens taak erin bestaat twee of meer personen met elkaar in contact
te brengen zodat tussen deze personen een overeenkomst kan worden gesloten, zonder dat de
makelaar zelf tussenkomt in de sluiting van de overeenkomst.

Kenmerken van de makelaar


Oafhankelijke tussenpersoon
De makelaar is een onafhankelijke tussenpersoon, d.w.z. dat er tussen de makelaar en opdrachtgever
geen gezagsverhouding bestaat (in tegenstelling tot bijvoorbeeld de handelsvertegenwoordiger).

Zonder permanente band met de opdrachtgever


Tussen de makelaar en de opdrachtgever bestaat er geen permanente band. De afwezigheid van een
duurzame relatie met de opdrachtgever laat toe om makelaars te onderscheiden van handelsagenten
waarbij permanentie één van de constitutieve elementen is.

Taak
De taak van een makelaar bestaat uit het met elkaar in contact brengen van twee of meer personen
teneinde hen een overeenkomst te laten sluiten. Hij wordt in principe niet geacht rechtshandelingen
te stellen voor iemand anders. De overeenkomst komt louter tot stand tussen de opdrachtgever en de
wederpartij.

Privaatrechtelijke kwalificatie van de makelaarsovereenkomst


Juridisch kwalificeert men de makelaarsovereenkomst als een overeenkomst van aanneming (huur van
diensten). Beperkt de opdracht van de makelaar zich tot het plaatsen van advertenties, het uitnodigen
en begeleiden van een klant of het aanbieden van rondleidingen, dan kan dit als aanneming worden
beschouwd. Een aanneming kan enkel door de opdrachtgever beëindigd worden.

Wanneer echter de opdracht minder duidelijk is, kunnen discussies ontstaan omtrent de kwalificatie
als aanneming dan wel als lastgeving. In realiteit wordt dit vaak gekwalificeerd als beperkte lastgeving.
Een lastgeving kan op elk moment door beide partijen beëindigd worden.

VERKOOPCONCESSIE
Een concessie is een overeenkomst waarbij een concessiegever aan concessiehouder het recht
voorbehoudt om gedurende (on)bepaalde tijd de producten van de concessiegever in eigen naam en
voor eigen rekening te verkopen (art. I.11,3° WER).

Kenmerken van de verkoopconcessie


Concessiegever heeft de plicht om te verkopen
Op de concessiegever rust de verplichting om te verkopen. De concessiegever verbindt zich ertoe om
aan zijn concessiehouder de in de overeenkomst omschreven producten te verkopen. Bijgevolg geniet
de concessiehouder bijzondere rechten ten aanzien van de concessiegever, onder meer inzake de
bevoorrading door de concessiegever.

31
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Concessiehouder heeft het recht om te verkopen


De concessiehouder heeft het recht om te verkopen, wat het recht impliceert op een permanente en
regelmatige levering gedurende de looptijd van de concessieovereenkomst. De concessiegever kan al
dan niet exclusiviteit verlenen aan de concessiehouder. Exclusiviteit is dus geen wezenlijk kenmerk van
de verkoopconcessie.

De wederverkoop door de concessiehouder gebeurt in eigen naam en voor eigen rekening. Dit houdt
in dat de concessiehouder in principe instaat voor het financiële risico. Dit in tegenstelling tot de
handelsagent die handelt in naam en voor rekening van zijn principaal, met als gevolg dat de principaal
ook de risico’s draagt die samenhangen met de distributie.

Tussen de concessiegever en de concessiehouder bestaat geen band van ondergeschiktheid. Indien er


een gezagsverhouding tussen beide zou bestaan, sluit dit de toepassing van de verkoopconcessie uit.
Tussen beide partijen geldt in principe dan ook een juridische gelijkheid.

Verkoop van de producten van de concessiegever


Het voorwerp van de verkoopconcessie betreft de verkoop van producten van de concessiegever. In
tegenstelling tot de voorgaande handelscontracten is er bij de verkoopconcessie sprake van een
werkelijke wederverkoop. De door de concessiegever verkochte goederen mogen geen bewerking
hebben ondergaan met het oog op de wederverkoop. De goederen aangekocht van de concessiegever
dienen als dusdanig nog te kunnen worden herkend. Indien deze goederen wel een bewerking hebben
ondergaan, kan men de overeenkomst niet langer kwalificeren als een concessie.

De concessie is een kaderovereenkomst


Een verkoopconcessie is een kaderovereenkomst: een overeenkomst waarbij de contractpartijen het
algemeen kader vaststellen waarbinnen zij latere (toepassings)overeenkomsten zullen sluiten.

De nadruk ligt op de uitbouw van een duurzame handelsrelatie tussen gelijken ter bevordering van de
verkoop van producten. Hierin onderscheidt de concessie zich van de successieve leveringen of
aankopen. Er kan enkel sprake zijn van een concessie als beide partijen duidelijk de intentie hebben
om een duurzame handelsrelatie in wederzijds belang uit te bouwen. Er is dus een intentioneel
element vereist. Zo moet de concessiegever de bedoeling hebben om zich aan de verdeler te binden
en om de verdeler in zijn distributiesysteem in te schakelen.

De beoordeling of een overeenkomst gekwalificeerd kan worden als een kaderovereenkomst hangt af
van de concrete feiten. Er is bijvoorbeeld wel sprake van een concessie bij de systematische
doorverwijzing van klanten naar een wederverkoper. Er is daarentegen geen concessie indien er geen
afspraken werden gemaakt over de prijzen, de verkoopquota’s, de bevoorrading...

Intuitu personae karakter van de verkoopconcessie?


De verkoopconcessie ten aanzien van de concessiehouder wordt meestal als intuitu personae gezien.
De concessiegever selecteert een concessiehouder op basis van verschillende criteria zoals ervaring,
kennis en vaardigheden. De verkoopconcessie ten aanzien van de concessiegever heeft geen intuitu
personae karakter. Meestal primeren de goederen die door de concessiegever worden verkocht op
zijn persoon.

32
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Juridische omkadering
De verkoopconcessie is een wederkerige overeenkomst wat ervoor zorgt dat de wilsautonomie van de
partijen als uitgangspunt geldt. Een uitzondering op de wilsautonomie vormt de bescherming van de
concessiehouder bij de eenzijdige beëindiging van verkoopconcessies (art. X.35-40 WER). Hierbij horen
de concessie van alleenverkoop, de quasi alleenverkoop en de concessie met verplichtingen voor de
concessiehouder.

Concessie van alleenverkoop


De concessie van alleenverkoop gaat gepaard met exclusiviteit. Aan de concessiehouder wordt het
recht toegekend om als enige een bepaald product te verkopen binnen de grenzen van een bepaald
territorium.

Quasi-alleenverkoop
De quasi-alleenverkoop is een concessie waarbij de concessiehouder nagenoeg alle producten waarop
de overeenkomst slaat in het concessiegebied verkoopt. Dit is een feitelijke exclusiviteit en geen
juridische exclusiviteit. Doorgaans neemt de rechtspraak aan dat een verkoop van 80% van de
producten volstaat om te kunnen spreken van een quasi-alleenverkoop.

Concessie met belangrijke verplichtingen voor de concessiehouder


De concessie met belangrijke verplichtingen voor de concessiehouder, die op strikte en bijzondere
wijze aan de verkoopconcessie gekoppeld zijn en waarvan de last zo zwaar is dat de concessiehouder
groot nadeel zou lijden in geval van beëindiging van de concessie, vereist geen exclusiviteit, noch enige
vorm van quasi-exclusiviteit. Het gehanteerde criterium is of de beëindiging van de concessie een groot
nadeel zou toebrengen aan de concessiehouder. Voorbeelden van belangrijke verplichtingen zijn:
minimumquota, opleggen van verkoopstrategieën, aankoop van bijzondere uitrusting…

Concessie voor onbepaalde duur (art. X.36 en X.37 WER)


Elke partij kan, behalve bij een grove tekortkoming, in principe eenzijdig de concessie van onbepaalde
duur beëindigen, mits een redelijke opzeggingstermijn of een billijke vergoeding (art. X.36 WER).
Redelijke opzeggingstermijn
De redelijke opzeggingstermijn impliceert dat de wederpartij in staat moet zijn om binnen die termijn
een evenwaardige vervangende concessie te vinden. De duur kan vrij worden overeengekomen op
basis van de duur van de concessie, het territorium, het aandeel van de concessie in de totale activiteit
van de concessiehouder, de investeringen… In de praktijk varieert de opzeggingstermijn doorgaans
van 3 maanden tot 3 jaar.
Billijke opzeggingsvergoeding
Naast het in acht nemen van een opzeggingstermijn, is het ook mogelijk om een billijke vergoeding te
betalen. De omvang van deze vergoeding dient in overeenstemming te zijn met de verwachte winst
gedurende de redelijke opzeggingstermijn. Dit houdt in dat de opzeggende partij geen vergoeding
dient te betalen bij een verlieslatende concessie. Het criterium om de billijke vergoeding te bepalen is
de semi-nettowinst: de nettowinst vermeerderd met de niet-indrukbare kosten (kosten die ondanks
de beëindiging van de concessie blijven verder lopen, zoals afschrijvingen, kredieten, personeel…).

33
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Vermeerderd met billijke vergoeding


Als de concessiegever de verkoopconcessie beëindigt of bij grove tekortkoming van de concessiegever,
kan de concessiehouder aanspraak maken op een billijke bijkomende vergoeding (art. X.37 WER). Dit
eventuele recht op een billijke bijkomende vergoeding komt alleen toe aan de concessiehouder en niet
aan de concessiegever! Bovendien is het van belang te wijzen op het bijkomende karakter van de
vergoeding. Deze bestaat naast de opzeggingstermijn of vervangende billijke opzeggingsvergoeding.

Het doel van deze vergoeding is het toekennen van een schadeloosstelling voor de meerwaarde en de
voordelen die de concessiehouder heeft gecreëerd en welke ook na de beëindiging behouden blijven
aan de concessiegever.

De omvang van de billijke bijkomende vergoeding wordt bepaald door beide partijen op basis van
volgende criteria: aangebrachte meerwaarde inzake cliënteel, kosten concessiehouder met blijvend
effect, rouwgeld aan personeel… De rechter kan tussenkomen indien de partijen geen akkoord vinden.

Concessie voor bepaalde duur (art. X.38 WER)


Voor de eenzijdige beëindiging van de concessie van bepaalde duur is een eindopzegging vereist, zo
niet wordt de instemming met vernieuwing. Bij gebreke van een aangetekende brief, waarmee de
opzegging wordt betekend, worden de partijen geacht te hebben ingestemd met een vernieuwing van
het contract, hetzij voor onbepaalde tijd, hetzij voor de in een eventueel beding van stilzwijgende
verlenging vastgestelde tijd (art. X.38, eerste lid WER). Dit vermoeden is onweerlegbaar.

De duur van de vernieuwing is bepaald in de overeenkomst (stilzwijgende vernieuwing). Als er niets


bepaald is, dan is de vernieuwing van onbepaalde duur. Tot slot geldt dat als een verkoopconcessie
tweemaal (stilzwijgend) vernieuwd wordt, elke latere verlenging van onbepaalde duur geacht wordt
te zijn (art. X.38, tweede lid WER).

FRANCHISING
Om de franchiseovereenkomst te omschrijven, kijken we best naar de definitie van commerciële
samenwerkingsovereenkomsten: overeenkomst gesloten tussen meerdere personen, waarbij de ene
persoon het recht verleent aan de andere om bij de verkoop van producten of de verstrekking van
diensten een commerciële formule te gebruiken onder één of meerdere van de volgende vormen: een
gemeenschappelijk uithangbord, een gemeenschappelijke handelsnaam, een overdracht van know
how en een commerciële of technische bijstand (art. I.11 WER). Zowel franchising als handelsagentuur
voldoen aan deze definitie en kunnen als een commerciële samenwerkingsovereenkomst beschouwd
worden.

In het Belgische recht wordt franchising slechts in beperkte mate gereglementeerd. Is boek X, titel 3
WER van toepassing op franchise? Er is geen eenduidigheid.

Wat het wetgevend kader betreft, is er de discussie over de vraag of de regelen inzake de eenzijdige
beëindiging van concessies van alleenverkoop van toepassing zijn op de franchiseovereenkomst,
althans op de goederenfranchise. Traditioneel wordt het onderscheid tussen franchising en concessie
gemaakt door na te gaan waarop de nadruk wordt gelegd. Ligt de nadruk op de overdracht van
knowhow, het verschaffen van bijstand of het gebruiken van kenmerkende tekens, dan is er sprake
van een franchise. Indien de nadruk ligt op de wederverkoop, is er sprake van een concessie. Bijgevolg
zullen de regels van de concessie enkel van toepassing zijn op de franchisingovereenkomst waarbij de
component wederverkoop van groot belang is. Bij betwisting moet de rechter de bedoeling van de
partijen achterhalen.

34
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Kenmerken van de franchising


Onbenoemde overeenkomst
De franchiseovereenkomst wordt doorgaans als een onbenoemde overeenkomst beschouwd,
aangezien zij niet kan worden herleid tot één of meerdere benoemde overeenkomsten. Hieruit volgt
dat een analoge toepassing van de bijzondere regelen van andere benoemde overeenkomsten niet
mogelijk is. Er moet worden teruggegrepen naar het gemeen verbintenissenrecht.

Wederkerige overeenkomst
De franchiseovereenkomst is een wederkerige overeenkomst. Dit betekent dat er op beide partijen,
zowel de franchisegever als franchisenemer, verplichtingen rusten.

Intuitu personae overeenkomst?


Klassiek neemt men aan dat m.b.t. de franchisenemer de overeenkomst een intuitu personae karakter
heeft. Of de overeenkomst ook in hoofde van de franchisegever een dergelijk karakter heeft, is betwist.

Franchisenemer is een zelfstandige


Net zoals de handelsagent en concessiehouder is de franchisenemer sociaalrechtelijk een zelfstandige.
Er is geen band van ondergeschiktheid. Hij handelt bovendien in eigen naam en voor eigen rekening
en is dus juridisch volledig onafhankelijk ten aanzien van de franchisegever.

Franchise gaat vaak gepaard met verregaande instructies van de franchisegever. Bijgevolg bestaat het
gevaar op herkwalificatie. In dat geval wordt de verhouding beschouwd als een werkgever- werknemer
relatie. Daarnaast zou een franchisegever als een feitelijk bestuurder van de vennootschap van de
franchisenemer kunnen worden beschouwd, indien de franchisegever zich inmengt in het bestuur van
de vennootschap, zodat zijn aansprakelijkheid op die manier in het gedrang kan komen.

Verplichtingen van de franchisegever


Precontractuele informatieplichten
De franchisegever dient minstens één maand voor het sluiten van de overeenkomst de volgende
gegevens aan de kandidaat-franchisenemer te verstrekken: ontwerpovereenkomst (art. X.27 WER) en
een afzonderlijk document met gegevens omtrent belangrijke contractuele bepalingen en gegevens
voor de correcte beoordeling van de samenwerkingsovereenkomst (art. X.28 WER).

Deze precontractuele informatieverplichting heeft tot doel om de potentiële wederpartij voor de


daadwerkelijke ondertekening van de overeenkomst een zo juist en volledig mogelijk beeld te geven
over de rechten en de plichten die voortvloeien uit de commerciële samenwerkingsovereenkomst.

Bij niet-naleving van de precontractuele informatieplicht, kan de franchisenemer afhankelijk van de


miskende bepalingen de relatieve nietigheid inroepen van de betrokken contractuele bepalingen van
de overeenkomst of van de volledige overeenkomst, binnen de twee jaar na het sluiten van de
overeenkomst (artikel X.30 WER). De beschermde partij kan slechts geldig afstand doen van zijn recht
om de nietigheid te vorderen één maand na het sluiten van de overeenkomst.

Mededeling van knowhow


De franchisegever moet zijn knowhow meedelen aan de franchisenemer om de instap te versimpelen.
Er rust wel een geheimhoudingsverplichting op de franchisenemer.

35
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Respecteren bedenktermijn
Voor het einde van een periode van één maand na afgifte van de ontwerpovereenkomst mag geen
enkele verbintenis worden aangegaan en mag geen enkele vergoeding, bedrag of waarborg worden
gevraagd of betaald (art. X.27, laatste lid WER) met uitzondering van verbintenissen aangegaan in het
kader van een vertrouwelijkheidsakkoord en in geval van hernieuwing commerciële samenwerkings-
overeenkomsten van bepaalde duur, nieuwe commerciële samenwerkingsovereenkomsten tussen
dezelfde partijen of wijzigingen van bestaande overeenkomsten die minstens twee jaar lopen (art. X.29
WER).

Bijstand aan de franchisenemer


De franchisegever dient zowel bij de opstart als gedurende de looptijd van de overeenkomst bijstand
te verlenen aan de franchisenemer.

Ter beschikking stellen van de commerciële formule


De franchisegever moet de commerciële formule ter beschikking stellen: overdracht van knowhow,
gemeenschappelijk uithangbord, gemeenschappelijke handelsnaam en commerciële of technische
bijstand. Concreet moet de franchisegever de franchisenemer in staat stellen om deze kenmerken te
kunnen gebruiken.

Andere clausules
Ook andere clausules kunnen voorzien worden in de franchiseovereenkomst zoals een clausule van
exclusiviteit of een bevoorradingsplicht.

Verplichtingen van de franchisenemer


Uitbating conform instructies
Uit het recht van de franchisegever om instructies te geven aan de franchisenemer, volgt dat op deze
laatste de plicht rust om deze instructies na te leven. De franchisegever kan de nodige instructies geven
om diens imago veilig te stellen.

Vergoeding aan de franchisegever


Het is gebruikelijk dat de franchisenemer een vergoeding dient te betalen voor het toetreden tot het
netwerk (instap of toetredingsvergoeding). De vergoeding vormt de tegenprestatie voor de overdracht
van knowhow, bijstand…

De omvang van de toetredingsvergoeding wordt meestal bepaald in het licht van de grootte van de
franchiseonderneming, de al dan niet toegekende exclusiviteit, de grootte van het toegekende
territorium, de omvang van de knowhow, de bekendheid van het merk…

Naast de toetredingsvergoeding dient de franchisenemer veelal ook gedurende de franchising een


vergoeding te betalen (periodieke vergoedingen of royalty’s). De vergoeding neemt vaak de vorm aan
van een vast of variabel percentage van de door de franchisenemer verwezenlijkte omzet.

Andere verplichtingen
Ook op de franchisenemer kunnen nog andere verplichtingen rusten zoals een afnameverplichting of
een niet-concurrentiebeding.

36
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

MARKTPRAKTIJKEN EN CONSUMENTENBESCHERMING (BOEK VI)


INLEIDING
Boek VI WER vervangt de wet betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming die de wet
handelspraktijken verving. Naast boek VI moet ook rekening gehouden worden met andere boeken
zoals boek I, XV en XVII. Boek XIV met de bijzondere regeling voor vrije beroepen is afgeschaft sinds 1
november 2018 en is opgenomen in boek VI.

Boek VI heeft een dubbele doelstelling, nl. het beschermen van de consument en het beschermen van
de eerlijke concurrentie tussen ondernemingen. Voorbeelden van de bescherming van de consument
zijn de regelingen betreffende onrechtmatige bedingen, overeenomst op afstand, verkoop buiten de
onderneming, het herroepingsrecht… Voorbeelden van de bescherming van de eerlijke concurrentie
zijn de regelen inzake solden, sperperiode, verkoop met verlies… Beide doelstellingen staan met elkaar
in verband in die zin dat veel regelen beide doelstellingen gelijktijdig nastreven zoals de oneerlijke
handelspraktijken jegens consumenten.

Europese richtlijnen
Veel regels uit boek VI zijn grotendeels een omzetting van de Europese richtlijnen zoals de richtlijnen
inzake overeenkomsten op afstand, buiten verkoopruimte gesloten overeenkomsten, vergelijkende
reclame, oneerlijke handelspraktijken jegens consumenten en oneerlijke bedingen. Daarnaast zijn er
ook enkele typisch Belgische regelen zoals de verkooppromotie, sperperiode, stilzwijgende verlenging
van de dienstenovereenkomsten…

Zijn al die Europese richtlijnen dan gelijk in alle lidstaten van de Europese Unie? Neen, er zijn twee
verschillende harmonisatietechnieken die door de Europese wetgeving gebruikt kunnen worden in een
richtlijn: minimale en maximale harmonisatie.

De minimale harmonisatie stelt dat de Europese richtlijn een minimum aan bescherming moet
voorzien dat aan elke lidstaat erkend moet worden, maar dat de lidstaten zelf kunnen beslissen om in
hun nationale wetgeving een additionele bescherming te voorzien.

Stel dat je als Belgische consument met een Duitse onderneming een contract afsluit. Welk recht moet
je dan toepassen? Als je zou kijken naar de algemene voorwaarden van het contract, dan zal daar vaak
staan dat het Duitse recht van toepassing is. Ze gaan dus in de contracten al vaststellen dat hun recht
van toepassing is, maar er is een verordening die consumenten gaat beschermen. Die verordening stelt
dat dat de consument de mogelijkheid heeft om zich te beroepen op de additionele bescherming die
zijn eigen rechtstelsel biedt. Dit betekent dus dat als het Duitse recht meer bescherming biedt, je het
algemene Duitse recht gaat volgen en als het Belgische recht meer bescherming biedt, dat je dan het
additionele Belgische recht gaat volgen. Er is wel nog een laatste voorwaarde. De Duitse onderneming
moet zijn activiteiten in het land van de consument hebben gericht. Je moet dus nagaan of de onder-
neming de bedoeling had om contracten te sluiten met andere landen dan haar eigen land. Dit kan
gemakkelijk onderzocht worden door te kijken naar de taal van de site en de domeinnaam of door te
kijken of ze nergens vermeld hebben naar welke landen ze leveren.

De maximale harmonisatie stelt dat de lidstaat geen additionele bescherming kan bieden. Dit betekent
dat de maximale harmonisatie ook de minimale harmonisatie is. De maximale harmonisatie draagt het
meest bij want hierdoor verdwijnt de behoefte om na te gaan hoe het recht eruit ziet in een andere
lidstaat.

37
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Stakingsvordering
De vordering tot staking wordt in de praktijk heel vaak aangewend om vlug in te grijpen op een inbreuk.
Je kan aan de rechter vragen om iemand bevelen te stoppen met een oneerlijke marktpraktijk zoals
misleidende reclame. Oordeelt de rechter dat dit effectief een inbreuk is, dan kan hij een vordering tot
staking laten gelden. Als hij de uitspraak niet naleeft, dan moet hij een dwangsom betalen aan degene
die de vordering heeft ingesteld.

Collectieve vordering
De collectieve vordering is een specifieke procedure die nuttig is als men vaststelt dat door eenzelfde
inbreuk van eenzelfde onderneming een groot aantal consumenten het slachtoffer geworden is. Een
groepsvertegenwoordiger gaat namens de getroffen consumenten een procedure opstarten met het
oog op de vergoeding van de collectieve schade. Vaak is de schade per consument slechts gering en
dan is het ook niet de moeite voor de consument om individueel een kostelijke procedure op te starten
voor slechts enkele euro’s. De bedoeling van deze collectieve rechtsvordering (class action) is om de
rationele desinteresse van de verschillende individuele consumenten in een te kostelijke individuele
procedure te overwinnen door al deze geschillen te bundelen en in één procedure af te wikkelen.

ALGEMENE DEFINITIES

Onderneming (art. I.8.39° WER)


Een onderneming wordt gedefinieerd als elk natuurlijke persoon of rechtsperoon die op een duurzame
wijze een economisch doel nastreeft, alsmede zijn verenigingen. Op duurzame wijze een economisch
doel nastreven betekent dat op regelmaat goederen of diensten aangeboden moeten worden op de
markt tegen een vergoeding door publiekrechtelijke personen met een taak van algemeen belang.

Consument (art. I.1.2° WER)


Een consument is iedere natuurlijke persoon (geen rechtspersoon) die handelt voor doeleinden die
buiten zijn beroepsactiviteit vallen. Dit betekent dus dat je moet handelen voor niet-beroepsmatige
doeleinden. Om te beoordelen of iemand al dan niet handelt met professionele doeleinden, wordt er
gekeken naar de toepassing van het bestemmingscriterium en niet van het specialisatiecriterium. Bij
het bestemmingscriterium dient nagegaan te worden waarom een product werd aangeschaft. De
natuurlijke persoon kan enkel als consument worden beschouwd als de goederen of diensten louter
werden aangeschaft voor privégebruik. Eens het werd aangeschaft voor professionele doeleinden,
gaat het niet om een consument. Als het wordt aangeschaft voor gemengd gebruik, dan moet je kijken
of het hoofdzakelijk voor privé of professionele doeleinden gebruikt wordt.

Producten (art. I.1.4° WER)


Producten zijn goederen en diensten, onroerende goederen, rechten en verplichtingen. Quasi alles is
een product. Zo zijn huizen, contracten, onrechtmatige handelspraktijken en onrechtmatige bedingen
ook producten!

Goederen zijn alle lichamelijk roerende zaken. Diensten zijn elke prestatie verricht door een onder-
neming in het kader van haar professionele activiteit of haar statutionair doel. Een homogene dienst
is een dienst waarvan de kenmerken identiek of gelijkaardig zijn (art. I.8, 1° WER). Een voorbeeld van
een homogene dienst is het aanbieden van pakketreizen. De prijs die betaald wordt en de verstrekte
diensten zijn voor iedereen dezelfde. Een autoverzekering is een niet-homogene dienst. De premie die
betaald wordt is afhankelijk van verschillende elementen zoals leeftijd.

38
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

INFORMATIE VAN DE MARKT

Algemene informatieplicht (art. VI.2 WER)


Artikel VI.2 WER stelt dat elke onderneming verplicht is om de consument ten laatste bij het sluiten
van de overeenkomst op een duidelijke wijze de in de wet bepaalde informatie te verstrekken zoals de
voornaamste kenmerken, de totale prijs, de identiteit van de onderneming, de verkoopsvoorwaarden,
de wijze van betaling… Stel dat er een verbrekingsbeding bij annulering van de koopovereenkomst is
waardoor je nog steeds 30% van de factuurprijs moet betalen. Zo’n beding met aanzienlijke gevolgen
vergt de uitdrukkelijke en actieve aandacht van de consument.

Deze algemene precontractuele informatieplicht geldt enkel in de verhouding tussen de onderneming


en de consument (B2C). Het geldt voor alle overeenkomsten, behalve voor overeenkomsten op afstand
en verkopen buiten de onderneming. Voor die twee categorieën van contracten bestaan (strengere)
bijzondere informatieplichten (art. VI.45 WER en art. VI.64 WER).

Het WER voorziet geen een specifieke sanctie voor de niet-naleving van de algemene precontractuele
informatieplicht. Indien er geen bijzondere sanctie is voorzien, kan worden teruggevallen op de
algemene burgerrechtelijke sanctionering (art. 1382-1383 BW).

Prijsaanduiding (art. VI.3 en VI.4 WER)


De prijs moet op een schriftelijke en ondubbelzinnige wijze worden aangeduid. De aangeduide prijs
moet de totale prijs vermelden inclusief alle verplichte supplementen waarover de consument geen
invloed zoals dossierkosten en leveringskosten. Indien er verschillende prijzen voor eenzelfde product
in een winkel zijn, dan heeft de consument recht op de laagste prijs. Tot slot moet er bij de vereiste
van ondubbelzinnige prijsaanduiding een onderscheid worden gemaakt tussen goederen en diensten.

Goederen
De prijs van goederen moet schriftelijk en ondubbelzinnig aanduiden. Met ondubbelzinnigheid wordt
bedoeld dat er bij de gemiddelde consument met een doorsnee onderscheidingsvermogen geen twijfel
mag ontstaan over de prijs. Indien de aangeboden goederen worden uitgestald, moet de prijs tevens
leesbaar en goed zichtbaar zijn aangeduid. Er bestaat hier wel een uitzondering op. Indien de prijs van
uitgestalde juwelen hoger ligt dan €870, dan moet de prijs niet aangeduid zijn.

Homogene diensten
Homogene diensten zijn diensten waarvan de kenmerken gelijkaardig zijn, ongeacht de plaats waar zij
wordt verstrekt, het ogenblik waarop ze wordt verstrekt en de persoon aan wie ze wordt verstrekt. De
aanduiding van de prijs van homogene diensten dient in elk geval schriftelijk, leesbaar, goed zichtbaar
en ondubbelzinnig te zijn.

Niet-homogene diensten
Voor niet-homogene diensten kan geen algemene prijsaanduiding worden voorzien, doordat de prijs
vooraf niet bekend is. Door een bestek te vragen kan de consument wel enige informatie verkrijgen
over de prijs. Het bestek is bindend voor de onderneming die het heeft opgesteld. De aannemer kan
achteraf geen hogere prijs vragen dan die afgesproken is in het bestek. Hij zou een clausule kunnen
opnemen om toch een hogere prijs te vragen, maar dit is een onrechtmatig beding. Een onderneming
is verplicht een bestek op te stellen indien de consument hiernaar vraagt. Hier kan een prijs voor
gevraagd worden maar dit moet eerst worden gecommuniceerd aan de consument. Indien er geen
afspraken over de prijs gemaakt worden, moet het bestek kosteloos zijn.

39
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

OVEREENKOMSTEN MET CONSUMENTEN (ART. VI.37 E.V. WER)

Algemene bepalingen (VI.37-44 WER)


Schrifteijke bedingen moeten duidelijk en begrijpelijk geformuleerd worden. Het is niet voldoende dat
het taalkundig juist is, maar de gemiddelde consument moet ook de draagwijdte en de economische
gevolgen van het beding begrijpen.

Als een beding niet voldoet aan duidelijkheid en begrijpelijkheid, dan moet men opteren voor de voor
de consument gunstigste interpretatie (gunstigste en niet per se voordeligste) (art. VI.37, §2 WER).
Indien een beding een kennelijk onevenwicht creëert tussen de rechten en de plichten van de partij,
dan kan de rechter zelfs beslissen om het beding nietig te verklaren.

Het is verboden om consumenten die telefonisch contact opnemen te laten betalen voor de inhoud
van een gesprek (art. VI.40 WER). Dit houdt een onderneming niet tegen om een betalend nummer te
gebruiken.

Men heeft steeds de uitdrukkelijke toestemming van de consument nodig bij extra betalingen. Deze
toestemming kan niet gegeven worden via standaardopties of default opties (art. VI.41 WER). Dit zijn
vakjes die vooraf al aangevinkt zijn. Indien toch nog gebruik wordt gemaakt van default opties, zal de
consument niet gebonden zijn door de overeenkomst en heeft hij recht op terugbetaling van de extra
betaalde bedragen.

Ondernemingen mogen kosten aanrekenen bij het gebruik van een betaalmiddel, maar deze extra kost
moet in overeenstemming zijn met de werkelijke kost van dit betaalmiddel (art. VI.42 WER).

Tenzij anders overeengekomen, moet de levering van goederen binnen 30 dagen gebeuren (art VI.43
WER). Bij niet-naleving van de termijn door de onderneming moet de consument de onderneming
eerst nog een aanvullende termijn bieden die passend is. Indien deze aanvullende termijn opnieuw
niet wordt nageleegd, heeft de consument het recht om de overeenkomst te ontbinden en eventueel
een schadevergoeding vorderen. Het aanbieden van deze additionele termijn zal niet van toepassing
zijn indien de levering binnen de overeengekomen levertermijn essentieel is zoals een trouwjurk die
pas na de trouwdatum afgewerkt is.

Betreft de regeling inzake risico overdracht, rust het risico van het transport op de onderneming en
gaat het risico pas over bij de fysieke overdracht van het goed aan de consument (art VI.44 WER). Deze
regel is van dwingend recht, hetgeen impliceert dat er in de algemene voorwaarden niet mag worden
van afgeweken.

Overeenkomsten op afstand
Een overeenkomst op afstand wordt omschreven als iedere overeenkomst die tussen de onderneming
en de consument wordt gesloten in het kader van een georganiseerd systeem voor verkoop of
dienstverlening op afstand zonder gelijktijdige fysieke aanwezigheid van de onderneming en de
consument en waarbij, tot op en met inbegrip van het moment waarop de overeenkomst wordt
gesloten, uitsluitend gebruik wordt gemaakt van een of meer technieken voor communicatie op
afstand (art. I.8, 15° WER). Het gaat bijvoorbeeld over de koop via de website van de onderneming, via
een postordercatalogus van de onderneming of via de telefoon.

Het is dus essentieel dat de partijen elkaar niet ontmoeten voorafgaand aan en bij het sluiten van de
overeenkomst. Deze bijzondere reglementering geldt zowel voor goederen als diensten. Tot slot valt
een occasionele verkoop niet onder deze regeling. Er wordt een zekere regelmaat verwacht!

40
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Consumenten die een overeenkomst op afstand sluiten, genieten van een bijzondere bescherming. De
consument gedraagt zich vaak irrationeel als hij op afstand koopt. De bescherming van de consument
gebeurt daarom op twee manieren. Er moet eerst en vooral tweemaal informatie verstrekt worden.
Daarnaast wordt er aan de consument een herroepingsrecht toegekend.

Boek VI maakt een onderscheid tussen de overeenkomsten op afstand die geen betrekking hebben op
financiële diensten en overeenkomsten op afstand die betrekking hebben op financiële diensten. Een
financiële dienst wordt omschreven als elke dienst van bancaire aard of op het gebied van krediet-
verstrekking, verzekering, individuele pensioenen, beleggingen en betalingen (art. I.8, 18° WER).

Dubbele informatieplicht
Precontracuele informatieplicht (bij aanbod) (art. VI.45, §1 WER)
Alvorens de consument door een overeenkomst op afstand is gebonden, moet de onderneming de
consument op een duidelijk en begrijpelijke wijze de in artikel VI.45, §1 WER opgesomde informatie
verstrekken: voornaamste kenmerken, identiteit, adres, prijs, uitvoeringsmodaliteiten, informatie over
herroepingsrecht en informatie over terugzending. Deze precontractuele informatie moet gewoon op
een passende wijze worden meegedeeld. Zo is het vermelden van de informatie op hun site voldoende.

Verder moet de onderneming op de websites waarop de consument een bestelling kan plaatsen
duidelijk melding maken van het feit dat een betalingsverplichting wordt gecreëerd in hoofde van de
consument. Indien aan deze bepaling niet werd voldaan, is de consument niet door de overeenkomst
of de bestelling gebonden.

Bij een verkoop via technieken met beperkingen (sms, telefoon) moet enkel de essentiële informatie
gegeven worden. De andere informatie moet later op een passende manier beschikbaar gesteld
worden.
Verplichting de informatie te bevestigen (bij levering goed of dienst) (art. VI.46, §7 WER)
De onderneming dient binnen een redelijke periode na de contractsluiting en uiterlijk bij de levering
van de goederen of voordat de uitvoering van de dienst begint, de consument de bevestiging van de
overeenkomst mee te delen op een duurzame gegevensdrager (informatiebevestigingsplicht).

Bij de tweede informatieplicht zijn ze minder soepel dan bij de eerste. Deze informatie moet op een
duurzame manier verstrekt worden. Een duurzame gegevensdrager is een drager die toelaat om de
inhoud die opgeslagen is op een ongewijzigde manier te kunnen raadplegen. Dit kan per email of per
brief zijn. Het doel van deze regel is om ervoor te zorgen dat bepaalde informatie wordt bewaard tot
het moment dat de consument deze nodig heeft.
Sancties bij niet-naleving informatieplicht
Als er geen informatie over de prijs of kosten vermeld wordt, zoals terugzendingskosten, dan moet de
consument deze kosten niet betalen (art. VI.45, §5 WER). Als er geen informatie over het herroepings-
recht vermeldt wordt, dan wordt het herroepingsrecht verlengd met twaalf maanden na einde van de
oorspronkelijke herroepingstermijn (art. VI.48 WER) en is er geen recht op vergoeding voor waarde-
verminderingen (art. VI.51§2 WER).

Voor het overige zijn er geen specifieke sancties en zal het gemeen recht moeten toegepast worden.
Er zal moeten aangetoond worden dat er schade is geleden door een fout (gemis van informatie) of
door oneerlijke handelspraktijken.

41
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Herroepingsrecht
De consument beschikt over het recht om de overeenkomst op afstand zonder opgave van redenen te
herroepen binnen een termijn van 14 kalenderdagen na de levering voor goederen of na de contracts-
luiting voor diensten (art VI.47 WER). Dit kan via een ontvangen modelformulier of online.

Indien de onderneming niet de verplichte precontractuele informatie over het herroepingsrecht heeft
meegedeeld, wordt de herroepingstermijn met twaalf maanden verlengd. Door de informatie over het
herroepingsrecht alsnog mee te delen, wordt de verlenging evenwel ingekort tot veertien dagen na de
dag waarop de consument de informatie heeft ontvangen (art. VI.48 WER).

De consument moet de onderneming op de hoogte brengen van zijn beslissing voor het verstrijken van
de herroepingstermijn, waarbij het ogenblik van de verzending doorslaggevend is en niet de effectieve
ontvangst door de onderneming. De consument moet de goederen terugzenden binnen de 14 dagen
na de dag waarop hij zijn beslissing om de overeenkomst te herroepen aan de onderneming heeft
meegedeeld (art. VI.51 WER).

De herroeping brengt allerlei kosten met zich mee zoals de kosten van terugzending. De onderneming
dient alle van de consument ontvangen betalingen, inclusief de leveringskosten, binnen de 14 dagen
na de dag waarop ze kennis krijgt van de herroepingsbeslissing, terug te betalen. Hierbij mag de
onderneming wachten met de terugbetaling totdat zij alle goederen heeft teruggekregen of de
consument heeft aangetoond dat hij de goederen heeft teruggezonden.

De consument draagt daarentegen alleen de directe kosten van het terugzenden van de goederen,
tenzij de onderneming ermee instemt deze kosten te dragen (art. VI.51, § 1, tweede lid WER). Verder
kan de consument een vergoeding verschuldigd zijn voor de waardevermindering van de goederen.
Dit wordt berekend in functie van het nadeel dat de verkoper lijdt omdat hij het goed niet meer als
nieuw kan verkopen.

Tot slot bestaat er geen herroepingsrecht bij bepaalde goederen of diensten (art. VI. 53 WER). Het gaat
bijvoorbeeld over diensten die volledig zijn uitgevoerd op vraag van de consument, diensten met
betrekking tot vrijetijd (vb. concerttickets), goederen die snel bederven, maatwerk, digitale inhoud…

Buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten


Een buiten verkoopruimte gesloten overeenkomst en een verkoopruimte worden gedefinieerd in de
artikels I.8, 31° en 32° WER. Belangrijk bij een buiten verkoopruimte gesloten overeenkomst is dat het
gaat om een overeenkomst tussen een onderneming en een consument waarbij goederen of diensten
verkocht worden in fysieke aanwezigheid van beide partijen buiten de verkoopruimte. Doordat fysieke
aanwezigheid van beide partijen vereist is, kan een buiten verkoopruimte gesloten overeenkomst geen
overeenkomst op afstand zijn.

In de praktijk gaat het vooral over de verkopen bij de consument thuis of de verkopen op een openbare
plaats. Overeenkomsten die worden gesloten op een beurs worden niet automatisch als een buiten
verkoopruimte gesloten overeenkomst beschouwd. Er moet onderzocht worden of een gemiddelde
consument kon verwachten dat een handelaar er zijn activiteiten uitvoert en hem aanspreekt om een
overeenkomst te sluiten. Stel dat je naar autosalon gaan, kan je verwachten dat je aangesproken zal
worden door een autoverkoper. Dan is dit geen buiten verkoopruimte gesloten overeenkomst. Stel
dat je op diezelfde beurs aangesproken wordt door iemand die schoenen verkoopt, dan kon je dit niet
verwachten en dan is er wel sprake van een buiten verkoopruimte gesloten overeenkomst.

42
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Een buiten verkoopruimte gesloten overeenkomst kan ook in de verkoopruimte zelf gebeuren meteen
nadat een consument buiten de verkoopruimte aangesproken is. Stel dat je op straat aangesproken
wordt om een overeenkomst te sluiten en je gaat dan in de winkel om het te sluiten, dan wordt dit ook
gezien als een buiten verkoopruimte gesloten overeenkomst. Overeenkomsten gesloten tijdens een
georganiseerde excursie behoren hier ook toe.

Volgende regelen worden uitgesloten van buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten (art. VI.66
WER): verkoop van voedingsmiddelen, kredieten, verzekeringen en menslievende doelen onder €50.
Stel dat je een overeenkomst sluit waarbij je maandelijks €5 moet betalen gedurende 12 maanden. Dit
behoort wel tot een buiten verkoopruimte gesloten overeenkomst omdat dit in totaal €60 is. Stel dat
je een overeenkomst sluit waarbij je maandelijks €5 moet betalen waarbij je het elk moment kan stop-
zetten, dan wordt dit niet beschouwd als een buiten verkoopruimte gesloten overeenkomst.

Consumenten genieten net zoals bij overeenkomsten op afstand van een bijzondere bescherming. De
consument gedraagt zich vaak irrationeel in zulke situaties. De bescherming gebeurt ook hier op twee
dezelfde manieren. Er moet eerst tweemaal informatie verstrekt worden. Daarnaast wordt er aan de
consument een herroepingsrecht toegekend.

Dubbele informatieplicht
Precontractuele informatieplicht
Voor de contractsluiting dient de onderneming de in artikel VI.64, § 1 WER bepaalde informatie aan
de consument te verstrekken op een duidelijke en begrijpelijke wijze. De informatie moet op papier
worden verstrekt, tenzij de consument met een andere duurzame gegevensdrager heeft ingestemd.
Dit is het grote verschil met overeenkomsten op afstand. Daar moest de precontractuele informatie
op een passende wijze worden verstrekt.

Ook hier zijn er algemene en specifieke sancties mogelijk bij het niet-verstrekken van informatie. Als
er geen informatie over het herroepingsrecht wordt verstrekt, dan leidt dit opnieuw tot een verlenging
van twaalf maanden (artikel VI.68 WER) en tot geen vergoeding voor waardeverminderingen (art. VI.71
WER). Als er geen informatie over extra kosten wordt verstrekt, dan moet de consument die kosten
niet betalen.

Bevestiging
Op de onderneming rust ook een informatiebevestigingsplicht (art. VI.65, §2 WER). De onderneming
moet een onderneming een kopie van het ondertekend contract verstrekken of de bevesting van de
van de overeenkomst op papier of mits akkoord van de consument op een andere duurzame drager.

Herroepingsrecht
Behoudens de uitzonderingen in art VI.73 WER beschikt de consument over een herroepingsrecht van
14 kalenderdagen (art. VI.67 WER). De regeling is identiek aan deze die geldt bij overeenkomsten op
afstand.

Gezamenlijk aanbod
Het gezamenlijk aanbod is volgens artikel I.8, 21° WER het aanbod waarbij de al dan niet kosteloze ver-
krijging van goederen of diensten gebonden is aan de verkrijging van andere goederen of diensten. Er
gebeurt dus een hoofdtransactie van een goed of dienst onder bezwarende titel (met tegenprestatie).
Dit wordt dan verbonden aan een bijkomende transactie van goederen of diensten onder bezwarende
titel of kosteloos. Beide goederen of diensten kunnen afzonderlijk niet tegen dezelfde voorwaarden
verkregen worden. Dit gezamenlijk aanbod wordt ook wel koppelverkoop genoemd.

43
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Opdat er sprake is van een gezamenlijk aanbod, is het dus niet vereist dat de consument een voordeel
verkrijgt.

Er is geen sprake van een gezamenlijk aanbod indien je een kosteloos geschenk krijgt zonder aankoop-
verplichting, indien het een resultaat is van individuele onderhandeling en indien het ten aanzien van
een niet-consument is.

Het gezamenlijk aanbod aan consumenten is toegelaten voor zover het geen oneerlijke handelspraktijk
uitmaakt (art. VI.80 WER). Ook is het verboden als het gaat om financiële dienst (art. VI.81, §1 WER)
door de complexiteit en de vergaande gevolgen. Toch bestaan hier enkele uitzonderingen op zoals
diensten die een geheel vormen of give-aways (art. VI.80, §2 WER).

Onrechtmatige bedingen
De contractvrijheid bij het bepalen van de inhoud van een overeenkomst tussen een onderneming en
consument wordt beperkt door onrechtmatige bedingen. Een onrechtmatig beding wordt omschreven
als elk beding of elke voorwaarde in een overeenkomst tussen een onderneming en een consument
die, alleen of in samenhang met een of meer andere bedingen, een kennelijk onevenwicht schept
tussen de rechten en plichten van de partijen ten nadele van de consument (art. I.8, 22° WER). Elk on-
rechtmatig beding is verboden en nietig.

Het doel van deze regeling is om de consument te beschermen tegen bedingen die zijn rechten te veel
zouden inperken of al te zware verplichtingen zouden creëren. Onrechtmatige bedingen hebben dus
enkel betrekking op de contractuele verhouding tussen ondernemingen en consumenten. Ze gaan dit
binnen enkele jaren veranderen. Dan zullen er ook onrechtmatige bedingen, in mindere mate dan bij
consumenten, geldig zijn tussen ondernemingen onderling.

Het gaat hier om de bindende kracht van overeenkomsten: in welke mate een onderneming vrij is om
de algemene voorwaarden op te stellen en in welke mate ze zich kan beroepen op haar algemene
voorwaarden. Er zijn twee voorwaarden opdat een onderneming zich op haar algemene voorwaarden
kan beroepen tegen de consument: tegenwerpbaarheid en rechtsgeldigheid.

De tegenwerpelijkheid van de algemene voorwaarden is vereist. Dit betekent dat een onderneming er
voor moet zorgen dat de algemene voorwaarden de contractsrelatie binnendringen m.a.w. de weder-
partij moet de redelijke mogelijkheid gehad hebben om voorafgaand aan het sluiten van het contract
kennis te maken met de algemene vorowaarden. Bovendien moet deze voorwaarden uitdrukkelijk of
stilzwijgend aanvaard worden.

De tweede voorwaarde is de rechtsgeldigheid. Een onderneming kan de algemene voorwaarden niet


vrij bepalen. Deze beperkingen op de wilsautonomie resulteren in een algemene toetsingsnorm en
een zwarte lijst.

Algemene toetsingsnorm
De algemene toetsingsnorm is een open norm die kijkt of een beding een kennelijk onevenwicht schept
tussen de rechten en plichten van de partijen ten nadele van de consument (art. I.8, 22°WER). Door
de open norm is dit een marginale of rechterlijke toetsing waardoor een besluit over een beding kan
verschillen tussen verschillende rechters. Bij de beoordeling wordt er rekening gehouden met alle om-
standigheden en andere bedingen (art. VI.82 WER). De beoordeling heeft geen betrekking op de gelijk-
waardigheid van prestaties, maar over het juridische evenwicht (wederkerigheid).

44
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Zwarte lijst
De zwarte lijst bevat een opsomming van bedingen die hoe dan ook onrechtmatig zijn (art. VI.83 WER).
Bij de zwarte lijst is er, in tegenstelling tot de algemene toetsingsnorm, geen beoordelingsvrijheid van
de rechter.

Voorbeelden zijn het verbod op eenzijdige wijziging essentiële kenmerken, eenzijdige prijsverhogingen
bij contracten van bepaalde duur, extreme exoneratie en exoneratie van lichamelijke schade t.v.v. de
onderneming, niet wederkerige of bovenmatige schadebedingen…

ENERGIE EN TELECOM
Energiecontracten zijn steeds opzegbaar zonder vergoeding, mits een opzegtermijn van één maand
gerespecteerd wordt. Telecomcontracten hebben geen opzegtermijn of opzegvergoeding bij opzeg na
ten vroegste zes maanden. Er is wel een vergoeding verschuldigd voor de restwaarde van toestellen
op basis van een afschrijvingstabel van maximaal twee jaar.

RECLAME EN VERGELIJKENDE RECLAME

Reclame
Reclame wordt omschreven als iedere mededeling die rechtstreeks of onrechtstreeks als doel heeft de
verkoop van producten te bevorderen, ongeacht de plaats of de aangewende communicatiemiddelen
(art. I.8, 13° WER). Reclame is een ruim begrip. Wanneer een mededeling verkoopbevorderend is en
het imago van een onderneming versterkt, dan speken we van reclame. Voorbeelden zijn etalages,
reclameboodschappen, publiciteitspanelen, gesponsorde links, mondelinge aanprijzingen, interviews,
brieven, persmededelingen… Het begrip handelspraktijk omvat reclame. Als iets reclame is, dan is het
automatisch ook een handelspraktijk.

Vergelijkende reclame
Vergelijkende reclame is elke vorm van reclame waarbij een concurrent of door een andere concurrent
aangeboden goederen of diensten uitdrukkelijk of impliciet worden genoemd (art. I.8, 14°).

De wettelijke definitie van vergelijkende reclame is veel ruimer. Zo’n reclame hoeft geen vergelijking
te bevatten om als vergelijkende reclame gezien te worden. Het volstaat om een concurrent of product
aangeboden door een concurrent expliciet of impliciet te vermelden.

Reclame die de concurrent of diens goederen of diensten uitdrukkelijk noemt stelt weinig problemen
zoals de vermelding van de naam of logo van de concurrent. Bij een impliciete identificatie wordt de
concurrent of diens aanbod niet uitdrukkelijk genoemd, maar kan de gemiddelde consument wel een
concurrent tussen de lijnen door zien.

Om te bepalen wie de concurrent is, moet vanuit het standpunt van de geadresseerde van de reclame
worden nagegaan of de aangeboden goederen of diensten substitueerbaar zijn. Reclame die refereert
naar of vergelijkt met een niet-concurrent is ongeoorloofd (art. VI.105, 3° WER). “Gilet, de Rolls Royce
onder de scheermesjes” zou ontoelaatbaar zijn. Dit betekent dat het moet gaan om een concurrent!

De kwalificatie als vergelijkende reclame heeft tot gevolg dat de reclame moet beantwoorden aan acht
voorwaarden (2 positieve en 6 negatieve) (art. VI.17, § 1, 1°-8° WER). Pas indien de acht voorwaarden
cumulatief zijn vervuld, is vergelijkende reclame geoorloofd.

45
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

VERBODEN PRAKTIJKEN
De regeling inzake de verboden praktijken wordt opgesplitst in de oneerlijke handelspraktijken jegens
consumenten en oneerlijke marktpraktijken jegens niet-consumenten. Dit onderscheid wordt gemaakt
omdat men vindt dat een consument meer bescherming behoud dan een niet-consument.

Oneerlijke handelspraktijken jegens consumenten


De regeling inzake de oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten zijn van
toepassing voor, gedurende en na de tekoopaanbieding en de verkoop aan consumenten (art. VI.92
WER). Een handelspraktijk is elke handeling, omissie, gedraging, voorstelling van zaken of commerciële
communicatie, met inbegrip van reclame en marketing, van een onderneming, die rechtstreeks
verband houdt met de verkoopbevordering, verkoop of levering van een product” (art. I.8, 23° WER).

Misleidende handelspraktijken
De regeling van de misleidende handelspraktijken (art. VI.97-VI.100 WER) bestaat uit een algemene
norm inzake misleidende handelspraktijken en uit een zwarte lijst van per se verboden.
Zwarte lijst (art. VI.100 WER)
Het is verboden om te vermelden dat de onderneming door een bepaalde gedragscode is verbonden,
terwijl dit in werkelijkheid niet het geval is.

Lokvogelreclame is de reclamevorm waarbij een bepaald product aan een bijzonder aantrekkelijke
prijs wordt aangeboden, terwijl de adverterende onderneming slechts over een zeer kleine voorraad
beschikt, dit niet aangeeft of geen gelijkwaardige producten binnen een redelijke termijn kan (doen)
leveren. De bedoeling is aldus om de consument naar de onderneming te lokken en er vervolgens toe
aan te zetten om een ander product te kopen.

Het is verboden om reclame te maken met wettelijke rechten waar de consument hoe dan ook over
beschikt. Indien een supermarkt een goed verkoopt en hierbij in de verf zet dat er twee jaar garantie
is dan kan dit een misleidende handelspraktijk uitmaken aangezien iedere consument recht heeft op
een dergelijke garantie.

Het is verboden om een product onterecht als gratis voor te stellen, terwijl er in werkelijkheid kosten
aan verbonden zijn, andere dan deze die noodzakelijk zijn om het gratis product te verwerven. Het is
ook verboden om een product onterecht als geneeskundig voor te stellen.

Redactionele reclame of onherkenbare reclame is reclame waarbij een onderneming iemand betaalt
om reclame te maken zonder dat dit duidelijk uit de inhoud of identificeerbare beelden blijkt. Dit zien
we tegenwoordig vaak bij influencers waarbij ze niet vermelden dat het eigenlijk reclame is.

Het is eveneens verboden om als onderneming de indruk te wekken dat ze een consument is of om de
indruk te wekken dat een product door een bepaalde fabrikant vervaardigd is terwijl dit niet zo is.

Algemene norm (art. VI.97 en VI.99 WER)


Wanneer een bepaalde handelspraktijk niet op de zwarte lijst staat, kan die nog steeds verboden zijn
op grond van de algemene norm van misleidende handelspraktijken. Elke handelspraktijk die de
gemiddelde consument misleidt of kan misleiden en die een impact heeft of kan hebben op het al dan
niet nemen van een besluit over een transactie is verboden. Misleidende informatie moet betrekking
hebben op één of meer van de in artikel VI.97, 1°-7° WER opgesomde elementen.

46
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

De misleiding kan volgens artikel VI.99 WER ook voortvloeien uit de afwezigheid of weglating van
essentiële informatie (omissie). Met afwezige informatie wordt ook die informatie bedoeld die wel
aanwezig is, maar door de gemiddelde consument niet wordt begrepen of opgemerkt, aangezien de
reclame de informatie verborgen houdt, laattijdig meedeelt, op een dubbelzinnige wijze verstrekt of
het commerciële oogmerk verbergt.

Misleiding door omissie vereist dat de informatie die de consument wordt onthouden essentieel is om
een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen. Bij een uitnodiging tot aankoop (niet
noodzakelijk dat het gaat om een mededeling die de consument daadwerkelijk in staat stelt om een
aankoop te doen) reikt de wet een lijst aan van essentiële informatie (art. VI.99, §4 WER). Indien er
geen uitnodiging tot aankoop is, zal de rechter zelf moeten oordelen welke informatie de gemiddelde
consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen.

De vaststelling dat essentiële informatie ontbreekt, betekent niet automatisch dat er sprake is van
misleiding door omissie. Bij de beoordeling moet er rekening worden gehouden met de beperkingen
qua tijd en ruimte die aan het gebruikte medium zijn verbonden, alsook met de maatregelen die de
onderneming heeft genomen om de ontbrekende essentiële informatie langs andere kanalen ter
beschikking te stellen (art. VI.99, § 3 WER).

Naast de kans op misleiding, moet de handelspraktijk ook de gemiddelde consument ertoe kunnen
brengen om een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet zou hebben genomen. Dit
vormt het grote verschil met de zwarte lijst, waarbij het voldoende is dat de praktijk in de lijst staat
opgenomen om te komen tot een verboden praktijk, ongeacht of dit de consument heeft aangezet tot
het nemen van een besluit over een transactie dat hij anders niet had genomen.

Agressieve handelspraktijken
De regeling inzake de agressieve handelspraktijken (art. VI.101-VI.103 WER) is op dezelfde manier
opgebouwd als de regeling inzake de misleidende handelspraktijken. Opnieuw is er een algemene
norm inzake agressieve handelspraktijken en een zwarte lijst.
Zwarte lijst (art. VI.103 WER)
Het is verboden om de indruk geven dat de consument het pand niet mag verlaten alvorens er een
overeenkomst is opgesteld.

De consument thuis opzoeken en zijn verzoek om weg te gaan of niet meer terug te komen negeren,
behalve indien, en voor zover gerechtvaardigd volgens de wettelijke of reglementaire bepalingen,
wordt beoogd een contractuele verplichting te doen naleven. Hardnekkig en ongewenst aandringen
per telefoon, fax, e-mail of andere afstandsmedia is ook verboden.

Kinderen er in de reclame rechtstreeks toe aanzetten om de geadverteerde producten te kopen of om


hun ouders of andere volwassenen ertoe over te halen die producten voor hen te kopen;

Het is evens verboden om ongevraagde producten te leveren en vragen om de onmiddellijke dan wel
uitgestelde betaling of om de terugzending of bewaring.

Algemene norm (art.VI.101 WER)


Als agressief wordt beschouwd een handelspraktijk die, door intimidatie, dwang, inclusief het gebruik
van lichamelijk geweld of ongepaste beïnvloeding, de keuzevrijheid van de gemiddelde consument
met betrekking tot het product aanzienlijk beperkt, waardoor hij ertoe wordt gebracht of kan worden
gebracht over een transactie een besluit te nemen dat hij anders niet had genomen.

47
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Privaatrechtelijke ancties (art. VI.38 WER)


Wanneer een overeenkomst met een consument gesloten werd door een misleidende of agressieve
handelspraktijk dan kan of moet de rechter, in zes specifieke gevallen (art. VI.38 lid 2) de consument
vrijstellen van zijn betalingsverplichting, zonder dat de consument daarbij het ontvangen product moet
teruggeven. Ook de consument kan de terugbetaling eisen zonder teruggave van het reeds ontvangen
product. Tot slot is de consument altijd vrijgesteld van betaling i.g.v. een niet-gevraagde levering.

Oneerlijke marktspraktijken jegens andere personen dan consumenten


De regels inzake de oneerlijke marktpraktijken van ondernemingen jegens niet-consumenten zitten
vervat in de artikelen VI.104-VI.109 WER. Ook hier is er een algemene norm en meer specifieke daden
van oneerlijke medediging.

Algemene norm
Elke met de eerlijke marktpraktijken strijdige daad waardoor een onderneming de beroepsbelangen
van een of meer andere ondernemingen schaadt of kan schaden is verboden (art. VI.104 WER). Hier-
voor zijn er twee cumulatieve voorwaarden. Men moet aantonen dat de onderneming zich gedraagt
op een manier die in strijd is met eerlijke marktpraktijken. Dit wordt beoordeeld door een rechter.
Men moet ook aantonen dat de gedraging een aantasting is van de beroepsbelangen van de andere
onderneming. De potentiële schade aantonen is voldoende.

Uiteraard is een schending van een regel in strijd met eerlijke marktpraktijken. Sommige schendingen
zijn echter zo beperkt dat zij niet leiden tot een aantasting van de beroepsbelangen van een andere
onderneming. Zo maakt het niet vermelden van het ondernemingsnummer op verschillende document
geen schending van een beroepsbelang uit.

Daarom is er een catch-all bepaling die toelaat om ook de oneerlijke marktpraktijken te vatten die niet
door de andere bepalingen kunnen worden gevat. Dit is in de praktijk van essentieel belang, doordat
zij het mogelijk maakt om een vordering tot staking in te stellen tegen om het even welke onderneming
die de wet miskent. Deze catch-all bepaling is eigenlijk een soort van vangnet.
Toepassingen van deze algemene norm
Parasitaire mededinging houdt in dat de naam of de faam van een concurrent wordt uitgebuit zonder
evenwel verwarring te stichten of diens verdiensten af te breken. De parasiterende onderneming
profiteert van de naam of faam van een andere onderneming op een voor deze laatste nadelige wijze.
De onrechtmatigheid ligt in het feit dat de nabootser een oneerlijk voordeel haalt uit de investeringen
of het succes van zijn concurrent.

De strijd om het cliënteel behoort tot het wezen van de mededinging, wat betekent dat men moet
uitgaan van de principiële toelaatbaarheid van het afwerven van cliënteel. Wanneer de afwerving
gebeurt in samenhang met bijzondere bijkomende omstandigheden, die aan een in beginsel normale
concurrentiedaad een onrechtmatig karakter verlenen, kan dit onrechtmatig zijn. Het fairplay beginsel
moet gerespecteerd worden. Indien men het cliënteel gaat afwerven door de concurrent zwart te
maken, dan zal dit niet aanvaard worden.

Het afwerven van personeel behoort tot de vrijheid van mededinging, tenzij de afwerking als oogmerk
en tot gevolg heeft dat de concurrerende onderneming wordt gedestabiliseerd. De omstandigheden
waarin de afwerving gebeurt, kunnen deze alsnog onrechtmatig maken (bijv. met de bedoeling om
specifieke kennis te verkrijgen van fabrieksgeheimen of andere vertrouwelijke informatie).

48
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Het gebruik van een handelsnaam of een domeinnaam die verwarring kan creëren, is strijdig met de
eerlijke marktpraktijken. Bij een verwarringstichtende handelsnaam moet ook rekening gehouden
worden met de vraag of het gaat om concurrerende ondernemingen en of beide actief zijn op dezelfde
geografische markt.

Specifieke daden van oneerlijke medediging


Misleidende reclame (art. VI.105 WER), afgedwongen aankoop (art. VI.108 WER) en piramidesystemen
(art. VI.109 WER) zijn voorbeelden van specifieke daden van oneerlijke medediging.

Het is ook verboden adverteerders te werven om hen in gidsen, adressenbestanden, telefoonboeken


of soortgelijke lijsten of bestanden op te nemen, zonder ondubbelzinnig aan te geven dat deze werving
een aanbod van overeenkomst tegen betaling uitmaakt en zonder in het vet en in het grootste
lettertype dat in het document wordt gebruikt de duur van de overeenkomst en de hieraan verbonden
prijs te vermelden. Dit noemen we bedrijvengidsen.

Ongevraagde communicatie (art VI.110 WER)


Het gebruik van geautomatiseerde oproepsystemen zonder menselijke tussenkomst en het gebruik
van faxen met het oog op directe marketing, zijn verboden tenzij men de voorafgaande toestemming
van de geadresseerde gekregen heeft. Die toestemming moet steeds herroepbaar zijn. Dit is ook niet
verboden als het naar rechtspersonen gericht is.

Voor e-mails en spam geldt een gelijkaardige regeling. Als men voorafgaand het emailadres van de
geadresseerde verkregen heeft, dan mag men zonder voorafgaande toestemming sturen over gelijk-
aardige producten. Men moet wel rechtstreeks het emailadres van de geadresseerde zelf gekregen
hebben met de uitdrukkelijke toestemming om zo’n soort mails te sturen.

Verkopen met verlies


Om de eerlijke marktpraktijken tussen onderneming te verzekeren, is het voor elke onderneming
verboen om goederen met verlies te verkopen. Hiermee wordt elke verkoop verstaan tegen een prijs
die lager is dan de prijs waartegen de onderneming het goed heeft aangekocht of die de onderneming
zou moeten betalen bij herbevoorrading, na aftrek van kortingen die niet worden toegekend in ruil
voor andere verbintenissen van de onderneming dan de aankoop van goederen (art. VI.116 WER).

Zoals hierboven vermeld, mogen goederen niet tegen een verlieslatende prijs verkocht worden. Geldt
dit dan ook voor diensten? Deels. Verkopen met verlies op diensten mag niet als het gaat om oneerlijke
marktpraktijken. Ergens gaan eten wordt gezien als een dienst en hierop geldt het verbod op verkopen
met verlies niet (tenzij natuurlijk oneerlijke marktpraktijken).

Artikel VI.117 WER vermeldt de gevallen waarin het verbod van verkoop met verlies niet geldt: solden,
uitverkoop, goederen die niet lang bewaard kunnen worden, externe omstandigheden en dwingende
redenen van mededinging.

PROMOTIES INZAKE PRIJZEN

Aankondiging van prijsverminderingen


De algemene bepalingen inzake de aankondiging van prijsverminderingen (VI. 18 – 20 WER) werden
reeds afgeschaft omwille van hun strijdigheid met de Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken.

49
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Uitverkopen (art. VI.22 e.v. WER)


De verkoop van goederen mag slechts geschieden onder de benaming uitverkoop in volgende gevallen:
een rechterlijke beslissing (faillissement), overlijden, overname, stopzetting, verbouwing, overmacht
en ramp. Om misbruik te beperken, mag er maar om de drie jaar een verbouwing van minstens twintig
dagen plaatsvinden

De benaming uitverkoop mag enkel worden gebruikt voor de verkoop van goederen. Diensten komen
niet in aanmerking voor een uitverkoop! De uitverkoop mag maximaal vijf maanden duren. Tot slot
mogen enkel goederen die deel uitmaakten van de voorraad uitverkocht worden.

Solden of opruiming (art. VI 25 e.v. WER)


De benaming solden mag slechts worden gebruikt voor goederen die minstens voor een periode van
dertig dagen voor de aanvang van de solden aangeboden zijn. De soldenperiode loopt van 03/01 tot
31/01 en van 01/07 tot 31/07. De soldenprijs moet steeds een prijsvermindering inhouden. Enkel
goederen komen in aanmerking voor solden, diensten niet!

Sperperiode
De sperperiode is de periode die de solden voorafgaat en waarin het verboden is om prijsvermin-
deringen aan te kondigen (art. VI.29 WER). De sperperiode loopt van 03/12 tot 02/12 en van 01/06 tot
30/06. Deze sperperiode geldt enkel voor de sectoren van de kledij, de lederwaren en de schoenen en
heeft tot doel om te vermijden dat ondernemingen al voor de soldenperiode goederen aan verlaagde
prijzen trachten te verkopen.

Heel wat discussie bestaat vandaag omtrent de zogenaamde fluistersolden. De winkel binnen komen
en een verkoopster die naar je toekomt en zegt dat er vandaag 20% korting is op alle kledingstukken.
De meningen zijn verdeeld.

Een uitzondering op de sperperiode zijn de braderijen (VI. 29 §4 WER). Tijdens deze periode mogen
toch prijsverminderingen worden aangekondigd. Deze activiteit heeft een maximale duurtijd van vier
dagen en maximaal tweemaal per jaar.

In geval van een uitverkoop kan men ook tijdens de sperperiode prijsverminderingen aankondigen.
Ook dit is een uitzondering die expliciet in de wet staat vermeld. (VI. 29 §5 WER)

De sperperiode wordt vaak omzeild door het toepassen van het gezamenlijk aanbod (VI. 80 WER). Art.
VI. 8, 21° WER geeft de definitie van een gezamenlijk aanbod. Bij het verwerven van een goed, wordt
het andere goed (al dan niet kosteloos) verkregen.

50
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

COMMERCIEEL INSOLVENTIERECHT
Het insolventierecht bestaat uit twee delen: faillissement en reorganisatie. Indien een onderneming
niet langer aan haar verbintenissen kan voldoen, kan een onderneming ook gedwongen worden tot
stopzetting van haar activiteiten. Vooraleer faillissement in werking treedt, kan een onderneming nog
beroep doen op de rechtsorde om opnieuw gezond gemaakt te worden.

FAILLISSEMENT
Een schuldenaar die op duurzame wijze heeft opgehouden te betalen en van wie het krediet geschokt
is, bevindt zich in staat van faillissement (art. XX.99 WER).

Faillissementsvoorwaarden
Personeel toepassingsgebied
Het toepassingsgebied van het faillissement wordt afgebakend via het nieuwe ondernemingsbegrip
van artikel I.1, °1 WER. Dit betekent dat niet alleen ondernemingen, maar ook beoefenaren van vrije
beroepen en hun vennootschappen, vennootschapsbestuurders, VZW’s, maatschappen en stichtingen
failliet kunnen worden verklaard.

Vennootschapsbestuurders kunnen ook failliet verklaard worden omdat zij een zelfstandige beroeps-
activiteit uitvoeren. Dit betekent dat zowel de vennootschap als de zaakvoerder failliet verklaard
kunnen worden. Het zijn twee faillissementen:

Belangrijk is dat het faillissement van vennootschappen met onbeperkte aansprakelijkheid niet altijd
tot het faillissement van de onbeperkt aansprakelijke vennoten leidt. Enkel wanneer de vennoten de
schulden van de vennootschap niet kunnen betalen, kan de curator het faillissement van die vennoten
vorderen.

In de meeste gevallen zal een onderneming failliet worden verklaard op een ogenblik waarop deze nog
actief is. Om de positie van schuldeisers te beschermen, bevat het WER ook een aantal maatregelen
die ertoe leiden dat men ook na de stopzetting van de activiteiten nog failliet kan worden verklaard.

Men kan denken aan het overlijden van een natuurlijke persoon die een ondernemer is. Deze kan nog
tot zes maanden na zijn overlijden worden failliet verklaard (art. XX.99, tweede lid WER).

Een rechtspersoon die ondernemer was en ontbonden is, kan ook tot zes maanden na de sluiting van
de vereffening worden failliet verklaard (art. XX.99, vierde lid WER)). De vrijwillige ontbinding van een
rechtspersoon verhindert het faillissement dus niet.

Duurzaam ophouden te betalen


Niet elke onmogelijkheid te betalen volstaat om het faillissement uit te lokken: de staking van betaling
moet duurzaam zijn. Dit betekent dat het geen tijdelijk probleem is. Het ophouden van betalen is een
feitenkwestie. De staat van faillissement is een zuiver feitelijke beoordeling o.b.v. de liquiditeitspositie
en niet de balansmatige solvabiliteit! Een rechter zal de gehele liquiditeitstoestand van de schuldenaar
onderzoeken en hieruit eventueel een faillissement vaststellen. Eenmaal dat gebeurt, is er geen weg
terug!

51
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Geschokt (wankelend) krediet


Het wankelen van krediet hangt nauw samen met het duurzaam ophouden te betalen. De duurzame
aard van de betalingsmoeilijkheden is het gevolg van het feit dat de onderneming geen krediet of geen
uitstel van betaling kan verkrijgen bij de schuldeisers. Dit betekent dat je krediet geschokt is.

Belangrijk is dat het gebeurlijke krediet waarover een onderneming beschikt reëel is. Fictief krediet is
bijvoorbeeld het krediet dat je onrechtmatig afdwingt bij je leveranciers of de overheid door schulden
niet te betalen. Dit staat gelijk met wankelen van het krediet. Ook kan het gebruik van ruïneuze
middelen (zoals de verkoop van de voorraden onder de kostprijs) erop wijzen dat het krediet geschokt
is, vermits de daaruit gerealiseerde liquiditeiten onrechtmatig zijn verworven.

De staat is typisch de eerste schuldeiser die ondernemingen in moeilijkheden niet betalen omdat er
geen prestatie tegenover staat. Vervolgens gaat men bepaalde handelspartners en leveranciers niet
betalen waardoor je je tot een andere handelspartner gaat richten. Vervolgens gaat men banken niet
meer betalen en uiteindelijk de medewerkers.

Initiatiefrecht: opening van de faillissementsprocedure (art. XX.100 WER)


Aangifte door schuldenaar
De standaardregel is dat de schuldenaar zelf aangifte moet doen van zijn faillissement. Men noemt dit
in de “de boeken neerleggen” of “faillissement op bekentenis”. Deze aangifte moet binnen de maand
gebeuren nadat hij heeft opgehouden te betalen (art. XX.102, lid 1 WER).

Hierop bestaan twee uitzonderingen: voor VZW’s en indien men gerechtelijke reorganisatie heeft
aangevraagd en dit tot zolang deze gerechtelijke reorganisatie duurt (art. XX.102, lid 4 en 5 WER).

Strafrechterlijke aansprakelijkheid
De strafwet bevat specifieke strafbepalingen indien men bepaalde handelingen hebben nagelaten of
gesteld (art. 489 e.v. Sw). Indien een schuldenaar te laat aangifte doet, kan hij strafrechtelijk worden
veroordeeld indien bijzonder opzet aanwezig is: de onderneming moet de aangifte nagelaten hebben
met het oogmerk om de faillietverklaring uit te stellen (art. 489bis, 4° Sw).

Bestuurdersaansprakelijkheid
Naast de strafrechterlijke aansprakelijkheid is ook bestuurdersaansprakelijkheid mogelijk. De materie
van de aansprakelijkheid van bestuurders van vennootschappen en rechtspersonen in het kader van
het faillissement zijn terug te vinden in de artikelen XX.224-228 WER. Deze regeling geldt logischerwijs
niet voor natuurlijke personen die ondernemingen zijn want zij zijn uit die hoedanigheid gehouden om
de schulden van de onderneming te betalen (art. XX.224 WER).

De bestuurder is aansprakelijk bij een gewone bestuursfout, een kennelijk grove fout (art. XX.225, §1
WER) en bij wrongful trading (art. XX.227 WER). Wrongful trading is het onrechtmatig handel drijven.
Indien een bestuurder wist dat herstel onmogelijk is en toch de activiteiten blijft uitoefenen, kan hij
aansprakelijk worden gesteld voor het ganse netto-passief van de vennootschap.

Dagvaarding door schuldeiser


Een schuldeiser kan evenzeer vragen dat zijn schuldenaar die niet betaalt, failliet wordt verklaard: hij
treedt daarbij op bij dagvaarding. Hiertoe is vereist dat de vordering bestaat en vaststaat.

52
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Dagvaarding door openbaar ministerie


Ook het openbaar ministerie kan de faillietverklaring vorderen (zie depistage verder).

Dagvaarding door voorlopig bewindvoerder


Indien er aanwijzingen zijn dat de voorwaarden van faillissement vervuld zijn, kan de rechtbank het
beheer van de goederen van een onderneming te onttrekken om deze onder het bewind te plaatsen
van een voorlopige bewindvoerder. Dit kan op verzoekschrift van een belanghebbende of ambtshalve
aangesteld worden (art. XX.32, lid 1 en 2 WER).

Faillissementsvonnis
Als je een aangifte tot faillissement doet, bevind je je in staat van faillissement. De rechtbank moet het
faillissement niet uitspreken, maar als ze het doet, ben je failliet en is er geen weg meer terug. Dit kan
enkel via een faillissementsvonnis worden vastgesteld. Dit is een document dat vaststelt dat er aan de
faillissementsvoorwaarden voldaan is. Dit is de start van een faillissement.

Inhoud (art. XX.104 WER)


Aanduiding curator (artikel XX.122 en 123 WER)
Het faillissementsvonnis benoemt een of meer curatoren. Enkel advocaten komen in aanmerking voor
opname op de lijst omdat zij neutraal zijn. De curator voert het bewind over de te vereffenen boedel
met bij wet bepaalde opdrachten: het beheer van het buitenbezitgestelde vermogen, de samenstelling
en het beheer van het vermogen (activa en passiva) en de vereffening en verdeling van het vermogen.
Aanduiding rechter-commissaris (art. XX.129 WER)
De rechtbank wijst een rechter in de ondernemingszaken die toezicht moet houden op de curator. Hij
vormt de brug tussen de rechtbank en curator. Bij bepaalde beslissingen moet de curator toestemming
vragen aan de rechter-commissaris.
Vaststelling datum van staking van betaling (art. XX.105 WER)
Het tijdstip van staking van betaling mag niet worden vastgesteld op meer dan zes maanden voor het
vonnis van faillietverklaring. Meestal wordt hiervoor de datum van het faillissementsvonnis genomen.

Enkel in bijzondere omstandigheden, waarin bepaalde schuldeisers worden benadeeld door specifieke
handelingen van de onderneming vlak voor het faillissement, zal het tijdstip van staking van betaling
op een eerder moment worden geplaatst.

Stel dat je de dag van het faillissementsvonnis hebt, maar het was zeer duidelijk dat dit drie maanden
eerder het geval was. Er ontstaan dan tussen die tijdstippen een verdachte periode. Dit is een periode
waarin veel transacties gebeurd zijn om bijvoorbeeld andere schuldeisers te beoordelen.
Bekendmaking vonnis en oproep tot aangifte van schuldvordering door de schuldeisers
Het vonnis wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad (art. XX.107 WER). Schuldeisers moeten
binnen de dertig dagen hun vordering aangeven in het elektronsiche register RegSol.

Verloop procedure
Bijna de helft van alle faillissementen worden afgesloten zonder dat er eigenlijk een faillissements-
procedure wordt geopend. Dit komt omdat heel veel faillissementen uit alleen maar schulden bestaan
(door curator vastgesteld) en er niets meer van activa overblijft. Er valt niets te verdelen. Er is zelfs te
weinig actief om de kosten van de procedure te betalen.

53
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Rechtsgevolgen t.a.v vermogen gefailleerde


Buitenbezitstelling
De gefailleerde verliest door het faillissement van rechtswege het beheer over al zijn goederen evenals
over de goederen die hij tijdens de procedure verkrijgt op grond van een oorzaak die het faillissement
voorafgaat (art. XX.110 WER). Men noemt dit de buitenbezitstelling. Dit bewind wordt toevertrouwd
aan de curator.

De maatregel geldt vanaf 0 uur van de dag van de faillietverklaring, zodat aan het vonnis een beperkte
retroactieve uitwerking toekomt. Dit is de nul uur-regel. Dit betekent dat als je bijvoorbeeld om 10 uur
’s morgens failliet verklaard wordt, dat men 10 uur terug in de tijd gaat.

De buitenbezitstelling beperkt aanzienlijk de handelingsvrijheid van de gefailleerde: hij mag niet meer
over zijn goederen beschikken, hij mag geen betalingen meer aan schuldeisers verrichten en hij mag
geen betalingen meer ontvangen met een oorzaak van voor het faillissement.

Doet de gefailleerde toch iets met de goederen, dan zijn de beslissingen ongeldig zonder dat de curator
een procedure hoeft op te starten. Handelingen zijn dus niet-tegenwerpelijk tegen de curator. Hij kan
de handelingen gewoon terugdraaien en negeren.

Hij mag in principe geen nieuwe verbintenissen aangaan, maar door een nieuwe wet blijven inkomsten
die voortkomen uit een oorzaak na het faillissement buiten de boedel (art. XX.110, §3, lid 2 WER). Dit
betekent dat de gefailleerde vanaf een blanco blad opnieuw kan beginnen. Hij zal dan twee vermogens
hebben: zijn vermogen in de faillissementsprocedure en zijn nieuwe vermogen.

Erfenissen en schenkingen die je na de buitenbezitsstelling ontvangt, mocht je vroeger niet houden


maar nu wel. Hetzelfde geldt voor de lotto.

Vorming boedel
Het faillissement heeft tot gevolg dat de meeste schuldeisers in samenloop komen wat de gelijkheid
tussen schuldeisers moet verzekeren. Dit leidt tot pondspondsgewijze verdeling d.w.z. proportioneel
in verhouding tot het bedrag van de vordering.
Passief van de boedel
De curator vormt op de dag van het faillissement een boedel of massa. Dit leidt tot de definitieve vast-
legging van de passiva. Er zijn schuldeisers die in de boedel en uit de boedel vallen.

Verbintenissen die later worden aangegaan door de curator krijgen een afzonderlijke positie in de
vereffening van het faillissementsvermogen: deze schulden van de boedel of boedelschulden worden
betaald voor de schulden in de boedel, door voorafname op de activa die in de boedel zitten. Dit zijn
schulden zoals het ereloon van de curator en contracten die moeten verderlopen (elektriciteit en
verwarming). Deze schulden krijgen voorrang op iedereen.

Vervolgens heb je schuldeisers die niet in de bedoel komen. Dit zijn de separisten die apart behandeld
worden. Enerzijds heb je de hypothecaire en pandhoudende schuldeisers. Zij hebben respectievelijk
een zekerheid op een onroerend of roerend goed. Anderzijds heb je ook de bijzonder bevoorrechte
schuldeisers. Dit zijn schuldeisers die aanspraak kunnen maken op specifieke delen van een bedrijf.
Onbetaalde verhuurders van onroerende goederen worden bevoorrecht op alle goederen die in dat
pand staan en onbetaalde verkopers van roerende goederen worden bevoorrecht op de opbrengst
van de verkoop van dat onroerend goed.

54
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Tot slot heb je de schuldeisers in de boedel: de algemeen bevoorrechte schuldeisers en chirografaire


schuldeisers. Eerst heb je de algemeen bevoorrechte schuldeisers in de boedel die een stapje boven
de chirografaire schuldeisers staan. Zij hebben een voorrecht op de opbrengst van de verkoop van alle
goederen. Dit zijn werknemers, RSZ, ficus, bedrijfsvoorheffing, begrafeniskosten… Vervolgens heb je
de chirografaire of de gewone schuldeisers. Dit zijn schuldeisers zonder speciale rechten zoals telecom,
gas, elektriciteit, insiders die zelf een lening gegeven hebben… Voor hen blijft er bijna nooit iets over.
Actief van de boedel
Het actief van de boedel is in principe alle activa van de gefailleerde. De activa verworven uit nieuwe
activiteiten behoren hier niet toe. Bepaalde activa van de gefailleerde werden echter bij uitdrukkelijke
bepaling aan de buitenbezitstelling en het beheer van de curator onttrokken. Het betreft met name:
onbeslagbare goederen zoals speelgoed van kinderen, vergoeding lichamelijke schade, door curator
toegekend levensonderhoud en vergoedingen voor separatisten.

Stopzetting maatregelen van tenuitvoerlegging (art. XX.120-121 WER)


Alle individuele beslagen worden stopgezet. De boedel moet collectief worden afgewikkeld tussen alle
schuldeisers. Enkel vorderingen tegen de curator kunnen verder worden vervolgd (art. XX.118 WER).
Ook de bijzonder bevoorrechte schuldeisers en deze met zakelijke zekerheid buiten de faillissements-
boedel, behouden in principe individuele vervolgings- en uitvoeringsrechten.

Eisbaarheid termijnschulden (art. XX.116 WER)


Schulden die op termijn eisbaar zijn, worden door het faillissement onmiddellijk eisbaar. Dit
geldt voor alle schulden, ook deze die buiten de massa vallen. De onmiddellijke eisbaarheid
bewerkstelligt een snelle afwikkeling van het faillissement.
Stuiting loop intresten (art. XX.117 WER)
Om het faillissementspassief precies te kunnen vaststellen en de gelijkheid tussen de schuldeisers te
garanderen, moet het passief op de dag van het faillissement duidelijk wordt afgesloten. Schulden in
de massa met intrest zouden het passief verder doen oplopen. Daarom worden de intresten op die
dag gestuit. Bij schulden buiten en van de boedel wordt de intrest niet gestuit, maar deze kunnen enkel
worden verhaald op het voorwerp of het goed dat tot waarborg dient.

Rechtsgevolgen t.a.v. vroegere handelingen


Tegenwerpelijkheid
De handelingen die gesteld werden voor het faillissement zijn in beginsel geldig en kunnen de boedel
toegerekend worden. Deze regel is een toepassing van het gemeen recht: de schuldeiser volgt het lot
van de failliete schuldenaar. In principe is elke schuldeiser dus gehouden de nadelige gevolgen te
ondergaan van de handelingen van zijn schuldenaar. Op dit beginsel bestaan een drietal correcties.

Gemeenrechtelijke niet-tegenwerpelijkheid
In principe bindt een handeling de schuldeisers en boedel niet na het faillissementsvonnis, maar de
curator kan een handeling wel bevestigen als hij akkoord gaat met die handeling. Dit zie je vaak bij
akten met verplichte publiciteit. Denk maar aan de aankoop of verkoop van een onroerend goed.

Eerst moet er een onderhandse akte opgesteld worden en later een notariële akte. Daarna laat een
notaris die akte overschrijven op het hypotheekkantoor. Een onroerend goed is pas tegenwerpelijk als
er een publiciteit geweest is m.a.w. overgeschreven naar het hypotheekkantoor.

55
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Stel dat het onroerend goed verkocht is, maar dat het nog niet ingeschreven is op hypotheekkantoor
voor faillissement. Dit betekent dat het goed niet-tegenwerpelijk wordt aan de curator. Hij hoeft geen
rekening te houden met de transactie. Hij mag kiezen of hij de verkoop omkeert of toch laat doorgaan.

Handelingen in verdachte periode


De staking van betaling gaat in principe in met de faillietverklaring. In de praktijk zal het ophouden van
betalen niet ingaan van de ene dag op de andere: de onderneming verkeert meestal reeds geruime
tijd in een onmogelijkheid te betalen. Men noemt dit de verdachte periode: de periode voorafgaand
aan het faillissement sinds het tijdstip dat de gefailleerde in feite had opgehouden te betalen.

De rechter kan tot zes maanden voor de faillietverklaring teruggaan in de tijd indien daartoe ernstige
en objectieve omstandigheden ondubbelzinnig aangeven dat de betalingen reeds voorheen hebben
opgehouden.

Handelingen in de verdachte periode gesteld zijn in beginsel geldig: dit geldt ook voor handelingen die
tijdens deze periode tegenwerpelijk zijn gemaakt. Ten aanzien van bepaalde categorieën handelingen
geldt evenwel dat zij niet-tegenwerpelijk zijn aan de failliete boedel. De tegenpartij zal de ontvangen
gelden of goederen aan de boedel moeten teruggeven. In sommige gevallen kan dit een teruggave bij
equivalent zijn. De wet maakt het onderscheid tussen verplichte en facultatieve niet-tegenwerpelijke
handelingen.
Verplichte niet-tegenwerpelijke handelingen (art. XX.111 WER)
In volgende gevallen moet de curator de handeling omkeren: handelingen om niet of met aanzienlijk
onevenwicht van de prestaties, betaling van niet-vervallen schulden, betaling van vervallen schulden
anders dan in geld (inbetalinggeving) en het vestigen van een nieuwe zekerheid of hypotheek op een
oude schuld.

Dit laatste geval kan ook toegepast worden op de hypothecaire volmacht. In dit geval geef je het recht
aan de bank om te kiezen wanneer hij een hypotheek vestigt zonder toestemming. Het uitoefenen van
zo’n mandaat wordt gelijkgesteld met het vestigen van een nieuwe zekerheid op een oude schuld en
kan dus ook omgekeerd worden.

Facultatieve niet-tegenwerpelijke handelingen (art. XX.112 WER)


In de gevallen van facultatieve niet-tegenwerpelijkheid beschikt de curator over een keuzerecht en
kan hij de handeling wel laten voortbestaan. Deze bepaling stelt de curator in staat handelingen te
verwerpen, indien zij werden gesteld door een wederpartij die kennis had van de staking van betaling.
De regel heeft tot doel te vermijden dat schuldeisers voordeel kunnen halen uit de prefaillissements-
situatie op basis van voorkennis. Dit gebeurt vooral in gevallen waarbij handelingen en betalingen
onder bezwarende titel gedaan worden.

Faillissementspauliana (art. XX.114 WER)


De faillissementspauliana stelt dat eender welke handeling met een bedriegelijke benadeling van de
schuldeisers niet-tegenwerpelijk is ongeacht wanneer (los van de verdachte periode). Dit betekent dat
een curator deze handelingen altijd kan terugkeren.

De regel is een loutere toepassing van de gemeenrechtelijke pauliana (art. 1167 BW). In tegenstelling
tot de gemeenrechtelijke pauliana ligt het recht om de pauliana in te stellen na het faillissement niet
langer bij de benadeelde schuldeiser maar komt dit recht toe aan de curator. Na het faillissement is de
eisende partij immers niet langer de benadeelde schuldeiser maar de boedel. Bijgevolg komen de
opbrengsten van een geslaagde vordering dan ook terecht in de boedel.

56
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Lopende overeenkomsten
Lopende overeenkomsten zijn overeenkomsten waarbij de kenmerkende prestatie, d.i. deze prestatie
waarvoor de tegenpartij een betaling zal verrichten, op het ogenblik van het faillissement nog moet
gebeuren. Het maakt niet uit of de prestatie door de gefailleerde of door de tegenpartij geleverd moet
worden. Voorbeelden zijn leasing en huurovereenkomsten. Het principe is dat het faillissement geen
gevolgen heeft voor deze overeenkomsten. Hierop bestaan twee uitzonderingen.

Enerzijds zullen intuitu personae overeenkomsten door het faillissement wel beëindigd worden. De
lastgeving, de kredietopening en de rekening-courant vallen hieronder. De arbeidsovereenkomst blijft
wel nog gelden! Anderzijds kunnen partijen ook uitdrukkelijk bepalen dat de overeenkomst zal worden
beëindigd bij faillissement via een uitdrukkelijk ontbindende voorwaarde.

Het optierecht van de curator bij lopende overeenkomsten (art. XX.139 WER)
De curator beschikt over een optierecht voor het al dan niet verder uitvoeren van een bestaande
overeenkomst. Bij stilzitten van de curator, kan de wederpartij de curator aanmanen om die beslissing
binnen 15 dagen te nemen. De curator kan een overeenkomst stilzwijgend beëindigen door het niet
meer uitvoeren. Een schadevergoeding voor het verbreken van het contract voor de tegenpartij is
mogelijk, maar die zal opgenomen worden in de boedel. De tegenpartij wordt dan beschouwd als een
chirografaire schuldeiser.

Rechten van de medecontractanten van de gefailleerde bij lopende overeenkomsten


De wederpartij zou ook de uitvoering van de overeenkomst kunnen vorderen, maar dit is doorgaans
weinig zinvol aangezien alle individuele vervolgingsmaatregelen stopgezet worden. De schuldeiser zou
dan enkel uitvoering bij equivalent kunnen vragen, wat een schuld in de boedel vormt.

Door de beëindiging is de schuldeiser bevrijd voor de toekomst, maar zal voor de geleden schade en
uitvoering van de prestaties uit het verleden slechts over een schuldvordering in de boedel beschikken.

Faillissement van de koper van geleverde koopwaar


Indien een koopcontract door de gefailleerde nog niet is uitgevoerd, rijst de vraag wat de rechtspositie
is van de onbetaalde verkoper. Indien de koopwaar is geleverd, is zij onder het bewind van de
(gefailleerde) koper gekomen.
Terugvordering
In geval van contante verkoop van een roerend goed beschikt de verkoper over een recht van
revindicatie of terugvordering van het goed binnen 8 dagen na de levering, op voorwaarde dat het
goed zich nog in dezelfde staat bij de (gefailleerde) koper bevindt.

Revindicatie in natura is enkel mogelijk mits de goederen nog in natura aanwezig zijn bij de gefailleerde
en de eiser hiervan bewijs van zijn titel kan leveren. Werden de goederen bewerkt, verwerkt, verkocht,
dan vervalt het revindicatierecht, en kan de eiser enkel als schuldeiser in de boedel optreden.
Voorrecht onbetaalde verkoper
Daarnaast kan hij het voorrecht van de onbetaalde verkoper uitoefenen, tenzij de goederen onroerend
zijn geworden door bestemming of incorporatie (bv. toonbank in gebouw inbouwen). Hierop geldt een
uitzondering: het voorrecht van de onbetaalde verkoper blijft, ondanks de onroerendmaking, bestaan
wanneer het bedrijfsuitrustingsmaterieel betreft. Het voorrecht blijft gedurende vijf jaar na de levering
bestaan.

57
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Eigendomsvoorbehoud
Tot slot kan hij een eigendomsvoorbehoud hebben bedongen. Dit betekent dat de goederen eigendom
blijven van de verkoper tot de volledige afbetaling.

Er gelden enkele geldigheidsvereisten voor het beding van eigendomsvoorbehoud: het beding moet
schriftelijk zijn opgesteld, het beding moet uiterlijk op het ogenblik van de levering van het goed zijn
overeengekomen en indien de goederen nog in natura aanwezig zijn.

De rechtsvordering tot terugvordering van de goederen moet voor het eerste proces-verbaal van
verificatie van schuldvorderingen worden ingesteld.

Invloed van het faillissement op het familiaal vermogen


Tot de boedel van de gefailleerdE gehuwde persoon behoren niet enkel zijn eigen goederen, maar ook
de goederen die tot het gemeenschappelijk vermogen behoren, inclusief de gezinswoning. Het eigen
vermogen van de andere echtgenoot kan niet aangesproken worden. Bij scheiding van de goederen
beperkt de werking van het faillissementsvonnis zich tot de eigen goederen van de gefailleerde.

Verloop van de procedure


Een curator komt ter plekke, verkoopt al de activa en betaalt de schuldeisers. Als alle activa verkocht
is en er alleen maar schulden overblijven, wordt de onderneming gesloten.

Van zodra alle passiva van de gefailleerde bepaald zijn, kan tot vereffening worden overgegaan. Nadat
het geheel actief is uitgedeeld, sluit de rechtbank definitief de faillissementsprocedure

Kwijtschelding (art. XX.173 en XX.174 WER)


De regeling geldt uitsluitend voor gefailleerde natuurlijke personen. De gevolgen van de kwijtschelding
zijn de bevrijding van de gefailleerde van alle restschulden met uitzondering van onderhoudsschulden,
schulden voor vergoeding van lichamelijke schade en contractuele schulden vreemd aan het beroep.
Ook de echtgenoot of de wettelijk samenwonende partner worden bevrijd.

Door een vernieuwing hoeft de rechtbank in principe geen inhoudelijke beoordeling meer te maken
en is de kwijtschelding in beginsel een automatisme. De kwijtschelding is dus de regel, maar moet door
de gefailleerde aangevraagd worden bij de aangifte van zijn faillissement of binnen drie maanden.

Belanghebbenden kunnen de aanvraag gedeeltelijk of volledig weigeren in geval van kennelijk grove
fout tot drie maanden na de beslissing van de kwijtschelding.

De gefailleerde wordt ook de mogelijkheid geboden om, na het verstrijken van een periode van zes
maand na het faillissementsvonnis, bij de rechtbank aan te dringen op een beslissing omtrent de
kwijtschelding. In dat geval dient de rechtbank uiterlijk binnen een jaar na de opening van het
faillissement, aan de gefailleerde de redenen mee te delen die rechtvaardigen waarom nog geen
uitspraak over de kwijtschelding werd gedaan.

Kosteloze borg
Stel dat iemand zich kosteloos borg stelt voor iemand anders. Moet hij uw schulden betalen? Wanneer
we vaststellen dat de inspanning van de kosteloze borgsteller kennelijk niet in verhouding staan tot
het inkomen en het vermogen van de borgsteller, dan kunnen zij worden vrijgesteld.

58
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Met kosteloos wordt bedoeld dat je niets hebt verkregen voor die borgstelling. Dit geldt dus niet voor
de zaakvoerder van de vennootschap, want als zaakvoerder word je betaald door de vennootschap die
draait door de lening die je gekregen hebt met de borgstelling.

PREVENTIEVE MECHANISMEN

Depistage
De depistage is een op eigen initiatief door de kamer voor ondernemingen in moeilijkheden gevoerd
onderzoek naar de situatie en toekomstperspectieven van een onderneming. Ze gaan ondernemingen
algemeen opvolgen met als doel de continuïteit van ondernemingen en de bescherming van schuld-
eisers te bewerkstelligen. Ze gaan dus ondernemingen in moeilijkheden opsporen en onderzoeken.

De kamers voor ondernemingen in moeilijkheden gaan gegevens verzamelen. Op basis daarvan kan
men drie conclusies trekken: geen bedreiging voor de continuïteit, wel bedreiging voor de continuïteit
en staat van faillissement.

Geen bedreiging van de continuïteit


De schuldenaar ondervindt enkele moeilijkheden, maar deze vormen binnen afzienbare termijn geen
continuïteitsbedreiging voor de onderneming. In deze hypothese voldoet de onderneming nog niet
aan de voorwaarden tot opening van een reorganisatieprocedure.

Bedreiging van de continuïteit


De onderneming bevindt zich nog steeds in een toestand van continuïteit, maar ondervindt enkele
moeilijkheden die binnen korte of afzienbare termijn deze continuïteit kunnen bedreigen. Indien het
financiële herstel van de onderneming mogelijk blijft, moet de ondernemer in de filosofie van de wet
ertoe worden aangezet een minnelijk akkoord te verkrijgen of een pro- cedure van gerechtelijke
reorganisatie op te starten.

59
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

In eerste instantie zal de schuldenaar worden uitgenodigd voor een gesprek. Tijdens het verhoor zal
de kamer of de rechter-verslaggever niet enkel de huidige financiële situatie maar ook de continuïteit
naar de toekomst toe verifiëren. De schuldenaar moeten in persoon verschijnen.
Staat van faillissement
De onderneming bevindt zich in toestand van discontinuïteit, d.w.z. ze is niet meer in staat om haar
schulden te betalen (staking van betalingen) en kan geen krediet meer verkrijgen, zodat het ophouden
van betalen een duurzaam karakter verkrijgt. In dit geval zal aangestuurd worden hetzij op een
faillietverklaring van de ondernemer, hetzij op een gerechtelijke ontbinding, hetzij op het instellen van
een procedure van overdracht van de onderneming onder gerechtelijk gezag.

Bewarende maatregelen
Er worden t.a.v. ondernemingen in moeilijkheden verschillende instrumenten om een onderhandelde
oplossing te stimuleren voor de financiële problemen aangeboden.

Aanstelling ondernemingsbemiddelaar (art. XX.36 WER)


Op verzoek van de schuldenaar kan de rechtbank een ondernemingsbemiddelaar toewijzen om de
onderhandelingen met schuldeisers om een oplossing te vinden voor de financiële moeilijkheden te
vergemakkelijken.

De wettelijke regeling is dan ook doelbewust laagdrempelig gebleven en voert geen enkele vorm van
dwang in ten opzichte van de onderneming in moeilijkheden. Het is dus zeer voluntaristisch. De
concrete invulling van de functies van de ondernemingsbemiddelaar zijn volledig in handen van de
onderneming in moeilijkheden.

De schuldenaar draagt zelf de kosten voor de ondernemingsbemiddelaar. Bij een navolgende


samenloop van schuldeisers geniet de vordering van de ondernemingsbemiddelaar in verband met zijn
bemiddeling het voorrecht van de gerechtskosten en wordt diens vordering behandeld als een
buitengewone schuldvordering in het kader van een reorganisatieplan.

Aanstelling gerechtsmandataris (voor de procedure) (art. XX.30 WER)


Op verzoek van elke belanghebbende of openbaar ministerie kan bij kennelijke grove tekortkoming
van de schuldenaar of bij gevaar voor de continuïteit van de onderneming een gerechtsmandataris
aangesteld worden door de voorzitter van de ondernemingsrechtbank. De rechtbank bepaalt de duur,
inhoud en omvang van de opdracht aan de gerechtsmandataris. Dit gebeurt voor de procedure.

Aanstelling voorlopig bewindvoerder I (tijdens de procedure) (art. XX.31 WER)


De voorlopige bewindvoerder uit artikel XX.31 WER is degene die specifiek kan worden aangesteld
tijdens de periode van opschorting die aan een schuldenaar wordt toegekend tijdens een gerechtelijke
reorganisatieprocedure m.a.w. de periode waarin een schuldenaar bescherming tegen zijn schuldeiser
verkrijgt.

Opdat een dergelijke voorlopige bewindvoerder kan worden aangesteld, moet de schuldenaar of een
van zijn organen een kennelijk grove fout hebben begaan. De rechtbank bepaalt de bevoegdheid van
de bewindvoerder. In principe zal deze de schuldenaar of diens bestuursorgaan vervangen en worden
belast met het bestuur van de onderneming voor de duur van de opschorting. De rechtbank doet
uitspraak op verzoek van elke belanghebbende of van het openbaar ministerie.

60
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Aanstelling voorlopig bewindvoerder II (art. XX.32 WER)


De voorlopige bewindvoerder zoals bedoeld in artikel XX.32 WER moet specifiek in verband worden
gebracht met vennootschappen die zich in staat van faillissement bevinden. Op verzoek van iedere
belanghebbende, openbaar ministerie of ambtshalve kan de voorzitter van de rechtbank het beheer
van de goederen van een ondernemer geheel of gedeeltelijk aan diens bewind onttrekken, om deze
onder het bewind te plaatsen van een voorlopige bewindvoerder. Het kan enkel worden aangewend
indien gewichtige en met elkaar overeenstemmende aanwijzingen bestaan dat de voorwaarden van
het faillissement vervuld zijn.

Buitenrechtelijk minnelijk akkoord (art. XX.37-38 WER)


Depistage en bewarende maatregelen zijn regelingen van de overheid en wetgever. Dit is een akkoord
zonder de rechtbank waarbij de schuldeisers zelf een deal of minnenlijk akkoord met de onderneming
in moeilijkheden kunnen sluiten. De wetgever zegt dat als je dit akkoord sluit en de onderneming gaat
toch nog failliet, dan gaan we de afspraken die gemaakt zijn in zo’n akkoord niet in vraag stellen. Dit
betekent dat een curator dit niet kan omdraaien. Je krijgt dus bescherming i.g.v. later faillissement.

Voorwaarden
Opdat een minnelijk akkoord immuniteit voor later faillissement zou bekomen, is vereist dat het met
minstens twee schuldeisers wordt afgesloten. Deze voorwaarde wil verhinderen dat een schuldenaar
in financiële moeilijkheden met één welbepaalde schuldeiser afspraken maakt die deze schuldeiser
toelaat om zich te onttrekken aan de nefaste implicaties van een faillissement. Het akkoord is bindend
voor de partijen en het moet schriftelijk vastgesteld worden. De faillissementspauliana en handelingen
om niet kunnen wel nog leiden tot betwisting door de curator.

Gerechtelijke reorganisatie
Doelstellingen van de procedure
Stel dat een onderneming richting faillissement gaat, maar ze ziet dat in en ze wilt zich reorganiseren.
Hiervoor heeft de onderneming tijd nodig, mar dat gaat niet als er constant schuldeisers aan haar deur
staan. Daarom kan ze beroep doen op de procedure van de gerechtelijke reorganisatie waarbij ze
tijdelijk bescherming tegen haar schuldeisers krijgt. Het herstel van de onderneming verloopt op basis
van een reorganisatieplan.

Het doel van de gerechtelijke reorganisatie is het voorkomen van faillissementen door tijdig in te
grijpen. Dit is een mogelijk alternatief voor faillissement. De staat van faillissement belet de opening
van een reorganisatieprocedure niet.

Ze willen de economische substantie of de continuïteit van een onderneming behouden. Dit hoeft niet
de volledige onderneming te zijn. Het kan ook een deel ervan zijn. Dit betekent dat reorganisatie ook
mogelijk is als een onderneming in globo insolvabel is. Stel dat een bouwbedrijf foute investeringen
gedaan heeft waardoor ze enorm veel schulden niet kunnen terugbetalen. Tegelijk hebben ze dertig
werven die lopende zijn of binnenkort gestart zullen worden met zeer veel goede werknemers. Het
bedrijf uit de schulden betalen is geen oplossing, maar ze kunnen wel kandidaat kopers zoeken die de
werven willen overkopen. Zo kan er heel wat economische substantie gered worden.

61
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Krachtlijnen van de procedure


Het tijdelijk moratorium op de schulden geeft aan de schuldenaar het recht om de schuldvorderingen
in de opschorting niet te betalen door afgeschermd van de bestaande schuldeisers. De onderneming
blijft in tussentijd wel functioneren: de continuïteit blijft gegarandeerd. De ondernemer of bestuurder
blijft aan het hoofd van de onderneming (debtor in possession) met de facultatieve bijstand door de
gerechtsmandataris.

Zowel bij de aanvang van de procedure als tijdens de opschorting kan de schuldenaar zelf bepalen welk
doel nagestreefd wordt met de gerechtelijke reorganisatie: minnelijk akkoord, collectief akkoord of
overdracht onder gerechtelijk gezag.

Bij het minnelijk akkoord gaat de schuldenaar onderhandelen met schuldeisers tijdens de opschorting.
Dit is enkel mogelijk met een beperkt aantal schuldeisers omdat iedereen akkoord moet gaan. Dan heb
je ook het collectief akkoord waarbij een schuldeiser tijdelijke bescherming tegen schuldeisers krijgt
om een reogranisatieplan uit te werken. Tot slot heb je ook de overdracht onder gerechtelijk gezag.
Dit is een procedure die specifiek ontwikkeld is om uw bedrijfsactiviteiten in going concern aan een
ander bedrijf te verkopen (grogg).

Verloop van de procedure


Initiatief: wie kan een verzoek tot gerechtelijke reorganisatie indienen?
Aangezien de slaagkansen van een akkoord in eerste instantie afhangen van de bereidheid van een
schuldenaar om zelf het herstel van de onderneming te bewerkstelligen, komt het initiatiefrecht in
eerste instantie toe aan de schuldenaar.

Ook de schuldeisers beschikken over een onrechtstreeks initiatiefrecht via de vordering tot aanstelling
van een gerechtsmandataris binnen de onderneming. De voorlopig bewindvoerder II kan ook worden
aangesteld over een onderneming die zich schijnbaar in staat van faillissement bevindt door een
verzoek tot gerechtelijke reorganisatie te kunnen indienen.

Tot slot kunnen de procureur des konings, schuldeisers, of andere personen die belang hebben bij de
overdracht van de onderneming (kandidaat-overnemers) de procedure inleiden door dagvaarding van
de schuldenaar (grogg). Vereist is dat het bewijs wordt geleverd dat de schuldenaar zich in globo in
staat van faillissement bevindt of dat een reorganisatieprocedure ingesteld door de schuldenaar faalt.
Toegangsvoorwaarden
Onderneming
Het moet gaan om een onderneming. Dit is zeer uitgebreid door het nieuwe ondernemingsbegrip uit
dat ook alle burgerlijke activiteiten omvat, inclusief de vrije beroepen, alle VZW’s en vennootschappen
zonder rechtspersoonlijkheid.
Continuïteitsbedreiging (art. XX.45 WER)
Het is mogelijk om een reorganisatieprocedure te openen afhankelijk van één grondvoorwaarde: het
bestaan van een continuïteitsbedreiging. Deze bedreiging kan onmiddellijk of op termijn zijn. De
schuldenaar moet op het ogenblik van de beoordeling met moeilijkheden kampen die de continuïteit
van zijn onderneming actueel of op termijn bedreigen.

De staat van faillissement is geen beletsel voor verzoek en opening van een reorganisatieprocedure,
maar eenmaal failliet verklaard, is er geen weg terug! Bij het verzoek voert de rechtbank geen grondige
beoordeling door. Ze voert slechts een prima facie beoordeling zonder uitgebreid onderzoek.

62
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Volgens het principe van de openportaalbenadering, moeten ondernemingen in moeilijkheden op een


zo eenvoudig mogelijke wijze toegang krijgen tot de verschillende reorganisatieprocedures. De selectie
van de ondernemingen die zulke procedure kunnen doorzetten, zal pas later gebeuren.

Met name kan de rechtbank de procedure van gerechtelijke reorganisatie vroegtijdig beëindigen
wanneer duidelijk blijkt dat de onderneming niet in aanmerking komt voor een reorganisatie doordat
de continuïteit niet bedreigt is of als ze rechtsmisbruik maakt. In een reorganisatieprocedure kan je
niet failliet verklaard worden. Daarom gaan sommige ondernemingen daar bewust in omdat ze weten
dat ze binnenkort failliet verklaard gaan worden. In zo’n gevallen word je eruit gezet wegens misbruik.

Vaak wordt de beoordeling van de herstelkansen en het continuïteit niet langer geënt op het geheel
van de onderneming van de schuldenaar, maar op een deel van de onderneming. Er kan dan eventueel
een vereffeningsscenario gelden voor de andere onderdelen.
Geen reorganisatie bekomen in recent verleden (art. XX.45 WER)
De wetgever wil vermijden dat een onderneming al te frequent in zijn bestaan beroep zou doen op de
procedure. Om deze reden bouwt de wet een aantal temporele beperkingen in.

Het is onmogelijk om een gerechtelijke reorganisatieprocedure te openen indien de aanvrager minder


dan drie jaar voorheen reeds een reorganisatieprocedure had aangevraagd en verkregen. In dit geval
kan de schuldenaar enkel een verzoek tot overdracht onder gerechtelijk gezag indienen.

Indien een nieuw verzoek tot opening van een reorganisatieprocedure wordt ingeleid tussen 3 en 5
jaar nadat een eerder verzoek werd ingediend en ingewilligd, kan een nieuw reorganisatieplan niet
terugkomen op de verworvenheden die schuldeisers de eerste keer verkregen hebben. Dit betekent
dat enkel nieuwe schulden in aanmerking komen.

Een verzoek tot gerechtelijke reorganisatie heeft niet zijn normale, schorsende werking indien het uit-
gaat van een schuldenaar die minder dan zes maanden tevoren reeds het openen van een procedure
van gerechtelijke reorganisatie heeft aangevraagd. Dit betekent dat er geen gevolgen verbonden zijn
aan het louter indienen van een nieuw verzoek na een vorig negatief verzoek.

Start procedure
De schuldenaar is ertoe gehouden de vraag tot opening van de reorganisatieprocedure te formuleren
bij verzoekschrift, waarbij een aantal gegevens te voegen zijn. Is hieraan voldaan, dan komt het verzoek
in aanmerking voor reorganisatie. Al die gegevens staan opgesomd in artikel XX.41, §2, 1° tot 11° WER.

Gevolg neerlegging verzoekschrift


Ingevolge artikel XX.42 WER wordt de gedelegeerd rechter aangeduid onmiddellijk na de neerlegging
van het verzoekschrift. De gedelegeerd rechter functioneert als schakel tussen de schuldenaar en de
rechtbank. De gedelegeerd rechter brengt verslag uit over de ontvankelijkheid en de gegrondheid van
het verzoek door de manifeste misbruiken van de procedure te filteren. Hij waakt ook over de naleving
van de wet wat een signaalfunctie is aan de rechtbank door de slecht evoluerende procedures te
filteren.

Op grond van artikel XX.46 §1 WER dient het verzoekschrift binnen de vijftien dagen te worden
behandeld door de rechtbank in de raadkamer. Nadat zij het verslag van de gedelegeerd rechter heeft
gehoord, zal de rechtbank uitspraak doen bij vonnis binnen de 8 dagen.

Er geldt ook een verbod voor de regeldemaking ingevolge de uitoefening middel van tenuitvoerlegging.

63
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Opschorting
Indien de rechtbank de procedure opent, bepaalt ze de duur van de opschorting. Die mag niet langer
dan 6 maanden zijn. De opschorting kan een of verschillende malen door de rechtbank worden
verlengd, evenwel zonder dat de totale duur ervan 12 maanden mag overschrijden (art. XX.59 WER).

De wet biedt een bijkomende soepelheid: in buitengewone omstandigheden en wanneer het belang
van de schuldeisers dit toelaat, kan de rechtbank de opschorting bijkomend met 6 maanden verlengen.
Een opschorting kan dus maximaal 18 maanden duren.

Teneinde de (financiële) situatie van de onderneming te inventariseren en de inspraakmogelijkheden


van de schuldeisers te stroomlijnen, organiseert de wet tijdens de opschorting een procedure van
mededeling en betwisting van schuldvorderingen: de schuldenaar doet binnen 14 dagen na de opening
van de reorganisatieprocedure aan zijn schuldeisers mededeling van het bedrag van zijn schulden.

De schuldenaar blijft tijdens de opschortingsperiode volledig het bestuur van zijn onderneming voeren.
Er is dus geen curatele op de onderneming. De schuldenaar zal enkel i.g.v. kennelijk grove fouten de
inmenging van een gerechtsmandataris in de pre-reorganisatie en een voorlopige bewindvoerder
tijdens de reorganisatie moeten kunnen dulden.

Gevolgen van de opschorting


Opschorting middelen tenuitvoerlegging (art. XX.50 WER)
Tijdens de observatieperiode kan geen enkel middel van tenuitvoerlegging op roerende of onroerende
goederen van de schuldenaar worden voortgezet of aangewend. Er heerst dus een moratorium t.a.v.
de bestaande schuldeisers voor schuldvorderingen in de opschorting. Dit geldt enkel voor vorderingen
ontstaan voor de opening van het reorganisatievonnis.

Het tenuitvoerleggingsverbod viseert alle schuldeisers in de opschorting: zowel de gewone als de


buitengewone schuldeisers. Dit geldt niet voor nieuwe schuldeisers en niet voor schuldvorderingen
die voortvloeien uit een bestaande overeenkomst met opeenvolgende prestaties.

De schuldenaar kan wel nog vrijwillig overgaan tot betaling van schuldvorderingen in de opschorting
zolang die betaling vereist is voor de continuïteit van de onderneming (art. XX.53 WER).

Verbod beslagleggingen (art. XX.51 WER)


Het principe van de opschorting heeft tevens tot gevolg dat het niet langer mogelijk is enig beslag te
leggen op de goederen van de schuldenaar. Het principe dekt zowel de bewarende als uitvoerende
beslagen. De onmogelijkheid tot beslaglegging gaat in op de dag van het vonnis waarbij de opschorting
wordt toegekend.

Onmogelijkheid faillietverklaring (art. XX.50 WER)


Tijdens de opschorting wordt de schuldenaar afgeschermd van het risico op faillietverklaring. Een
schuldeiser die toch de faillietverklaring van de schuldenaar wil uitlokken, zal eerst de beëindiging van
de reorganisatieprocedure moeten bewerkstelligen (artikel XX.62 WER).

64
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Lopende overeenkomsten
Het principe is continuïteit. De opening van de procedure van gerechtelijke reorganisatie maakt geen
einde aan de lopende overeenkomsten (art. XX.56 WER). Dit artikel vermeldt ook een dwingende regel:
niettegenstaande andersluidende contractuele bepalingen. De wet neutraliseert de uitwerking van
ontbindende voorwaarden. De schuldenaar kan zelf beslissen om een lopende overeenkomst niet
langer uit te voeren tijdens de opschorting. Dit betekent niet dat hij een ontbindingsrecht heeft, maar
dat hij ze tijdenlijk niet hoeft uit te voeren. De schuldeiser mag dan ook zijn verplichtingen opschorten,
maar hij mag de overeenkomst niet beëindigen!

Nieuwe prestaties uit lopende overeenkomsten


Artikel XX.57 WER verduidelijkt dat schuldvorderingen, die voortvloeien uit lopende overeenkomsten
met opeenvolgende prestaties, niet onderworpen zijn aan de opschorting in de mate dat ze betrekking
hebben op prestaties verricht nadat de procedure open is verklaard. Dit betekent dat na de opening
van de procedure deze schuldvorderingen als nieuwe schulden gezien worden.

De schuldenaar heeft kan deze nieuwe schulden uit lopende overeenkomsten toch opschorten indien
de niet-uitvoering noodzakelijk is voor de reorganisatie. Dit geldt niet arbeidsovereenkomsten!

Ingeval de schuldenaar beslist deze overeenkomsten niet langer uit te voeren, kan de schuldeiser ook
beslissen om zijn verplichtingen op te schorten (ENAC). De schuldenaar mag niet ontbinden! Eventuele
aanspraken op schadevergoeding van de schuldeiser vormen een vordering in de opschorting.

In de mate de nieuwe schulden uit lopende overeenkomsten schulden buiten de opschorting blijven,
genieten ze eveneens een bevoorrechte status indien de reorganisatie mislukt tot een faillissement
leidt. Deze schulden zullen beschouwd worden als boedelschulden in de faillissementsafwikkeling (art.
XX.58 WER) en zullen bij voorrang boven alle andere vorderingen worden voldaan met de opbrengst
van de tegeldemaking van de activa die in de faillissementsboedel vallen.

Nieuwe overeenkomsten
Om de continuïteit van de onderneming te behouden, heeft de schuldenaar de mogelijkheid om
nieuwe overeenkomsten aan te gaan. In vermogensrechtelijk opzicht lopen deze nieuwe schulden
grotendeels gelijk met de situatie van nieuwe schulden uit lopende overeenkomsten.

Zo blijkt vooreerst dat schulden die ontstaan uit rechtsverhoudingen ontstaan na de opschorting, niet
door de opschorting worden getroffen. Daarnaast verwerven deze schulden het statuut van
boedelschuld bij een navolgend faillissement of vereffening. Hiertoe is niet vereist dat het faillissement
onmiddellijk volgt op de beëindiging van de reorganisatieprocedure: het volstaat dat er een nauwe
band bestaat tussen de beëindiging van de reorganisatieprocedure en de faillissementsprocedure.

Vanuit budgettaire en billijkheidoverwegingen breidt de wetgever deze voorkeursbehandeling nu ook


uit tot fiscale en socialezekerheidsschulden die tijdens de opschorting zijn ontstaan (art. XX.58, lid 2
WER). Zo heeft ook d eoverheid recht op de boedelschuld wanneer het bedrijf in de procedure zit en
daarna failliet gaat.

65
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Drie reorganisatieschema’s

Doelstelling(en) procedure

Minnelijk akkoord Collectief akkoord Overdracht onder


gerechtelijk gezag

Er zijn drie reorganisatieschema’s. Bij het minnelijk akkoord moet je gewoon weten dat het bestaat en
dat dit niet hetzelfde is als het buitengerechterlijk minnelijk akkoord. De overdracht onder gerechtelijk
gezag moet je niet kennen. Hieronder bespreken we het collectief akkoord.

Collectief akkoord
Voorbereiding van het reorganisatieplan
De schuldenaar moet in de loop van de opschorting een reorganisatieplan opmaken (art. XX.70 WER).
Meestal staat een gerechtsmandataris of ondernemingsbemiddelaar de schuldenaar bij om het plan
op te stellen. Dit plan bestaat uit een beschrijvend en bepalend gedeelte.
Beschrijvend gedeelte
Het beschrijvend gedeelte beschrijft de bestaande (financiële) toestand van de onderneming en de
maatregelen die de rendabiliteit van de onderneming moeten herstellen. Het is dus een inventarisatie
van de situatie van de onderneming door de beschrijving van de moeilijkheden en herstelmaatregelen.
Bepalend gedeelte
Het bepalend gedeelte somt de voorgestelde maatregelen op om de schuldeisers in de opschorting te
voldoen en hierdoor het financiële herstel van de onderneming te bewerkstelligen. Het gaat hier dus
over hoe de schulden herschikt zullen worden (uitsel, spreiding, kwijtschelding, conversie…).

De vrijheid van het bepalend gedeelte is niet onbeperkt. Overeenkomstig artikel XX.73 WER dient voor
elke schuldeiser in de opschorting het betalingsvoorstel in een reorganisatieplan minstens 20% te
bedragen van het bedrag in hoofdsom van de betreffende schuldvordering.

Als het plan een verschillende behandeling voorziet tussen schuldeisers, dan mag de behandeling van
de institutionele schuldeisers die een algemeen voorrecht genieten verder niet minder gunstig zijn dan
die welke de best behandelde schuldeisers in de opschorting genieten. Dit betekent dat de overheid
niet slechter behandeld mag worden dan de best behandelde gewone schuldeiser. Hij mag wel gelijk
met de best behandelde gewone schuldeiser staan.

Tot slot heeft de wetgever ook drie categorieën van schuldeisers bepaald ten aanzien van wie het
reorganisatieplan in geen geval een schuldreductie of kwijtschelding kan toepassen: de werknemers
voor hun schuldvorderingen die ontstaan zijn voor de opening van de procedure, onderhoudsschulden
en schadevergoeding voor overlijden of lichamelijke letsels en tot slot strafrechtelijke boeten.

66
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Goedkeuring van het reorganisatieplan door de schuldeisers


Het ontwerp van reorganisatieplan kan aan de schuldeisers ter goedkeuring worden voorgelegd, door
de neerlegging ervan. Naast goedkeuring bij collectieve stemming door alle schuldeisers, moet het
plan in de regel tevens de individuele instemming krijgen van de buitengewone schuldeisers in de
opschorting opdat het elk van hen zou kunnen binden.

Collectieve stemming door de schuldeisers


Elke schuldeiser voor wie het plan in een opschorting voorziet, beschikt over één stem. Ook de
buitengewone schuldeisers in de opschorting nemen aan de stemming deel wanneer het plan voor
hen in een opschorting zou voorzien.

Het plan wordt slechts geacht goedgekeurd te zijn wanneer aan een dubbele meerderheidsvereiste is
voldaan: meer dan de helft van de aanwezige of vertegenwoordigde schuldeisers hebben het plan
goedgekeurd en die goedkeurende schuldeisers vertegenwoordigen meer dan de helft in waarde van
de aanwezige of vertegenwoordigde schuldvorderingen (art. XX.78, lid 2 WER).

Er geldt ter zake geen quorum-vereiste: de meerderheid wordt berekend op de schuldeisers en de


waarde van hun schuldvorderingen die effectief aan de stemming deelnemen. Er wordt dus geen
rekening gehouden met de afwezige schuldeisers.

Individuele instemming door de buitengewone schuldeisers in de opschorting


Als tegengewicht voor de algemene reikwijdte van de opschorting, hebben bepaalde schuldeisers een
bijzonder recht van inspraak ten aanzien van het plan: de buitengewone schuldeisers in de opschorting
moeten hun individuele instemming met het ontwerpplan betuigen opdat het tegenover hen bindende
kracht zou verkrijgen. De schuldeisers die dit gunstregime genieten zijn: de bijzonder bevoorrechte,
zakelijke zekerheid (pandhoudende en hypothecaire schuldeisers) en de schuldeiser-eigenaar.

Homologatie van het goedgekeurde reorganisatieplan


Het door een meerderheid van schuldeisers goedgekeurde plan wordt slechts verbindend voor alle
schuldeisers die in de opschorting zijn betrokken nadat het door de ondernemingsrechtbank werd
goedgekeurd of gehomologeerd. De beslissing van de rechtbank over de homologatie is in beginsel
een alles-of-niets uitspraak. De rechtbank kan het plan niet wijzigen of aan bikomende voorwaarden
onderwerpen.

De rechtbank mag de homologatie enkel weigeren wanneer hetzij één van de pleegvormen opgelegd
door de wet niet werden nageleefd of het plan de openbare orde schendt (art. XX.79, §3 WER). Als de
rechtbank van oordeel is dat de pleegvormen niet werden nageleefd of dat het plan de openbare orde
schendt, kan zij aan de schuldenaar toestaan om een aangepast reorganisatieplan aan de schuldeisers
voor te leggen.

De homologatie van het plan door de rechtbank maakt dit bindend voor alle bij het plan betrokken
schuldeisers, dus ook voor de schuldeisers die niet aanwezig waren of niet akkoord gingen!

De homologatie maakt ook, onder voorbehoud van de betwistingen die voortvloeien uit de uitvoering
van het plan, een einde aan de reorganisatieprocedure (art. XX.79, §4 WER).

67
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Uitvoering van het gehomologeerde reorganisatieplan


Eenmaal het reorganisatieplan door de rechtbank is gehomologeerd, kan het plan worden uitgevoerd.
Dit moet binnen de vijf jaar gebeuren. Als je het plan volledig hebt uitgevoerd, ben je velost van al je
schulden.

Het reorganisatieplan kan in de fase van uitvoering nog worden ingetrokken (art. XX.83 WER). Als je
het plan niet stipt uitvoert, kan een schuldeiser of het openbaar ministerie de intrekking van het plan
aanvragen bij de rechtbank. Dit heeft het faillissement als gevolg.

68
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

PRAKTISCHE OEFENING 1: MERGERS AND ACQUISITIONS


VERLOOP VAN EEN TRADITIONELE TRANSACTIE

Wie is wie?
Mededingingsautoriteiten
Management
Aandeelhouders
Financieel Werknemers / Ondernemingsraad Financieel
Adviseur Banken Adviseur
Juridisch
Juridisch Pers Adviseur
Adviseur Klanten
VDD Leveranciers DD
Providers Providers
VERKOPER KOPER
(CEO, CFO, COO, (CEO, CFO, COO,
Fiscaal bedrijfsjurist, IP/IT, SPA bedrijfsjurist, IP/IT, Fiscaal
Adviseur milieu, ...) milieu, ...) Adviseur

TARGET
(CEO, CFO, COO,
bedrijfsjurist,
IP/IT, milieu, ...)
Fiscaal
Financieel Adviseur
Adviseur
“Working party list” Juridisch
Adviseur

We zien hier de overdracht van aandelen in een private context in die zin dat er geen beurskoers of
markt voor de aandelen is. Het voorwerp van de vennootschap dat je wilt overnemen is de target. Een
vennootschap is een rechtssubject en kan dus drager zijn van rechten en plichten

De verkoper is iemand die aandelen of belangen in een vennootschap verworven heeft en deze wenst
te verkopen. De koper is degene die de aandelen wilt kopen. De SPA is de overeenkomst voor koop en
verkoop van aandelen tussen de koper en verkoper.

De closing is de overdracht van de aandelen naar de koper en de betaling van de aandelen. Dit gaat
gepaard met overdracht van het risico van de vennootschap. Het rechtse kadertje betekent dat vanaf
de eigendomsoverdracht bij de closing de koper het risico draagt. De koper draagt niet de risico’s van
historische gebeurtenissen in het verleden. Dat blijft het risico van de verkoper.

Zowel de verkoper, de koper als de target worden omgeven door adviseurs en providers.

VDD = Vendor Due Diligence

69
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Roadmap

• Type van
• Teaser en • Verbintenissen
transactie en
information pre-closing
Verkoper

scope
memorandum • Kennisgevingen
• Op zoek naar
• Process letter • Closing • Verbintenissen
kandidaat-
• Release VDD • Verklaren en deliverables post-closing
kopers
rapport waarborgen • Overdracht (niet-
• Vendor Due
(reliance / aandelen concurrentie
Diligence • Vrijwaring
non-reliance) • Closing logistics en niet-
• Data room afwerving)

Post closing
Pre-due
Voorbereiding Due diligence Overeenkomsten Signing – CPs - Closing implementation
diligence
Integration
Koper

Indien een verkoper al een koper in het oog heeft, dan is er sprake van een one-to-one proces. Er zijn
twee partijen: een koper en een verkoper. Indien de verkoper of de onderneming nog geen idee heeft
aan wie hij zijn aandelen zou kunnen verkopen, dan kan men aan de hand van een veiling of auction
proces een markt creëren voor de aandelen en de kandidaat-kopers die dan een bod kunnen doen.

De verkoper kan in de voorbereidingsfase eventueel een vendor due diligence (VDD) opstellen. Dit is
een zorgvuldigheidsonderzoek op initiatief van de verkoper wordt uitgevoerd. Het omschrijft o.a. de
risico’s. Dit rapport kan dan later aan potentiële kopers gegeven worden.

Een reliance rapport is duurder dan non-reliance rapport. In een reliance rapport worden bindende
afspraken gemaakt, terwijl een non-reliance rapport eerder indicatief is.

Een letter of intent (LOI) of intentieverklaring legt de intentie van koper en verkoper vast om een
transactie met elkaar aan te gaan en daarover te onderhandelen. De beide partijen zetten op papier
waar ze naartoe willen gaan zoals de prijs en de voorwaarden. Een LOI zal enkel voorkomen bij een
one-to-one proces. Dit is niet altijd bindend, maar indien het bindend is, is het moeilijk om het proces
af te breken.

NDA = Non Disclosure Agreement

Niet bindend of indicatief bod is om te kijken of de verwachtingen over de prijs ongeveer gelijk zijn
tussen verkoper en koper. Als een indicatief bod hoog genoeg is voor de kandidaat-verkoper, dan zal
hij verder gaan in het proces. Aan de hand van dat onderzoek kan hij met het management praten via
een Q&A om tot een finaal bod te komen.

In de eerste drie stappen komen juristen nog niet tussen. Vanaf het ogenblik dat ze een overeenkomst
hebben over het voorwerp, pas dan komen de juristen tussen.

70
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Biedingsproces

Teaser – info memo – process letter

Roadmap
Verkoper

• Teaser en Financieel
• Op zoek naar information Adviseur
kandidaat- memorandum
kopers • Process letter

Pre-due
Voorbereiding Due diligence
diligence

De teaser of blind profile is een anonieme profiel van de onderneming dat gestuurd wordt naar de
potentiële kopers. De bedoeling is om na te gaan of een dergelijke aankoop hen kan interesseren
zonder de identiteit van de onderneming prijs te geven. Het is eigenlijk een soort van reclamefolder
waarin ze opnemen dat een bepaalde vennootschap op de markt komt om op anonieme basis te kijken
of er interesse is.

Als de kandidaten positief antwoorden op de teaser, krijgen ze een info memo. Dit is een document
dat de onderneming beschrijft en een samenvatting geeft van de historiek van bedrijf, beschrijving
van de producten en diensten, marktpositie, management, financiële informatie… In deze fase wordt
de identiteit van de vennootschap bekend gemaakt.

Process letter zit bij de info memo en bevat informatie over hoe de verkoper het verkoopsproces wil
organiseren, tegen welke datum een bod verwacht wordt, aan welke vormvereisten het moet voldoen
en hoe na dat bod de volgende fase eruit zal zien.

Waarderingsmethodes en prijsbepalingsmechanismen

Roadmap
Pre-due
Voorbereiding Due diligence
diligence
Kope
r

Financieel
Adviseur

71
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Waarderingsmethodes
EBITDA is de winst voor interest, belastingen, afschrijvingen en waardeverminderingen. Het is een
maatstaf voor de operationele cashflow van een onderneming.

REBITDA is de maatstaf voor de recurrente operationele cashflow van een onderneming, zijnde EBITDA
gecorrigeerd voor niet-wederkerende elementen zoals een eenmalige grote bestelling. De R staat voor
recurring.

De free cashflow is EBITDA zonder de belasting op operationele winst, investeringen en groei van het
werkkapitaal.

De discounted cashflow (DCF) is de actualisatie van toekomstige free cashflows. De actualisatievoet of


discount factor is de weighted average cost of capital (WACC).

WACC is de gewogen gemiddelde kapitaalkost m.a.w. de gewogen gemiddelde van de kost van kapitaal
en de kost van schuld.

De kost van het kapitaal is het vereiste rendement dat een gemiddelde investeerder wenst te behalen
op zijn investering.

De kost van een schuld is de kost van schuldfinanciering.

Multiple is de vergelijking van de onderneming met andere ondernemingen waarvan de waarde wel
gekend is en waarbij de vergelijking via multiple gebeurt (vb. waardering van sectorgenoten aan 6 x
EBITDA).

EV of enterprise value is de debt & cash free waarde van een onderneming. Voorgaande waarderings-
methodes leiden dus eerst naar een waarde, waarop een correctie dient toegepast te worden voor de
cash en de schulden. Pas dan komt men tot een waarde van de aandelen.

Prijsbepalingsmechanismen
Bij locked box is de prijs gebaseerd op een historische boekhoudkundige situatie voor de datum van
ondertekening. Het is dus de referentiebalans of pre signing balans. Men kijkt dus naar de prijzen van
het verleden. De koper neemt economisch gezien de aandelen vanaf die datum over. De koper moet
extra beschermd worden tegen bepaalde acties vanwege de verkoper (no leakage).

Bij closing accounts is de prijs gebaseerd op een balansdatum die in de toekomst ligt (dicht bij closing).
De koper neemt economisch gezien de aandelen pas over vanaf de datum van de closing accounts. De
koper is beschermd tegen lekken (leakage) en manipulaties van het werkkapitaal, doch tijdsverlies.

Earn-out is een brugmechanisme waarbij prijsaanpassing gebeurt op basis van resultaten op langere
termijn. Dit is interessant wanneer de verkoper aan boord blijft (incentive) of bij grote prijsdiscussies
over toekomstige resultaten.

Soms wilt de koper dat de verkoper nog een tijdje actief blijft in de vennootschap om de continuïteit
te behouden. Waarom zou een verkoper nog een tijdje aan boord blijven als hij de vennootschap toch
al verkocht heeft? Waarom zou hij zijn best doen? Om de koper te beschermen is er een mechanisme
waarbij de verkoper een vergoeding krijgt als de resultaten goed zijn bvb. 20% van de EBIT gerealiseerd
in boekjaar X+1 en X+2. Er is ook bescherming van de verkoper nodig tegen lekken (leakage), dit keer
tussen target en koper.

72
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

31/12/16 31/12/17 31/12/18 Signing Closing 31/12/19 31/12/20 31/12/21

30/06/19 30/09/19

Vaste prijs Bedrijfsvoering

Betaling

Conduct of
“Locked Box” Locked Box + Bedrijfsvoering
business

Referentierekeningen
31/12/18

Voorbereiding closing accounts

Bedrijfsvoering
Prijsaanpassing

Closing accounts
Betaling
30/09/19

Voorbereiding earn-out accounts

“Earn-Out” Bedrijfsvoering Earn-out periode

Betaling

Stel dat de partijen op 30/06 overeenkomen om de vennootschap te verkopen en op 30/09 gebeurt


de closing en de betaling. In de periode tussen de signing en closing blijft de vennootschap nog in bezit
van de verkoper.

Bij locked box mag er in deze periode niets uit de vennootschap gaan. De vennootschap moet gesloten
zijn en er mag niets veranderen. Dit wordt gedaan om de koper te beschermen tegen leakage. De
verkoper zou anders nog middelen uit de verkochte vennootschap kunnen halen. Bij locked box gaat
de verkoper vaak intrest vragen omdat hij op een bepaald moment een overeenkomst sluit, maar hij
krijgt zijn geld pas na de closing dus hij wilt een vergoeding voor die periode.

Prijsaanpassing wordt op het moment van closing een voorlopige prijs betaald. Wanneer de closing
accounts in de toekomst beschikbaar zijn, kijkt men wat de prijs nu in de toekomst echt is en op basis
daarvan zal de koper een stukje moeten betalen als er te weinig betaald was of een stukje terugkrijgen
als er te veel betaald was.

Bij de earn out blijft de verkoper na closing presteren. Op een bepaald moment gaat men kijken naar
wat het resultaat is tijdens de earn out periode. Als deze goed zijn, dan krijgt de verkoper een extra
vergoeding.

Locked box Closing accounts

Vaste prijs Variabele prijs i.f.v. situatie op closing

Geen post-closing aanpassingen Post-closing prijsaanpassingsmechanisme


(duur, lang, onzeker)
Economische overdracht op ogenblik Economische overdracht op closing
referentierekeningen
Verkoper controleert prijsbepaling: (voorzien Koper beheerst de prijsaanpassing (met
van) lekken en informatievoordeel controle door verkoper)
Voor signing en closing incentive om Na signing tegenstrijdige belangen voor
akkoord te vinden over accounts bepalen closing account
Enige instrument voor koper bij problemen Koper kan bepaalde problemen
is vordering in verklaringen en waarborgen vertalen in prijsaanpassing

73
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Due diligence (DD)

Roadmap Due diligence = risico-analyse


• Vrijwaring voor
uitwinning en verborgen
gebreken (voorwerp = • Analyse van de risico’s
Verkoper

aandelen)
• Release VDD
• Vendor Due • Kwantificatie
rapport • Precontractuele
Diligence
(reliance / • Waarschijnlijkheid
• Data room
non-reliance)
aansprakelijkheid
(onderzoeksplicht K vs. • Prioriteit
zorgvuldigheidsplicht VK)
• Financiële en
• Wilsgebreken (dwaling en operationele impact
VDD
bedrog)
Providers

Pre-due
Voorbereiding Due diligence
diligence

RISICO-
ANALYSE
Koper

• Remedieer waar • Quid resultaten?


mogelijk
o Aanpassing prijs
• Rechtzettingen
o SPA: vrijwaring -
DD • Voorafgaande R&W – CPs
Providers
herstructurering
o Deal breaker
• Toekomstige
aandachtspunten

Due diligence is een diepgaand onderzoek over de vennootschap met een risico-analyse. Het wordt
vaak gebruikt om zaken recht te zetten, te corrigeren of te remediëren.

Wat wordt er gedaan met de resultaten van de due diligence? In het slechtste geval leidt dit tot een
deal breaker. De koper was bereid een bepaald bedrag te betalen, maar doordat de koper de due
diligence uitvoert, ziet hij iets opmerkelijk waardoor hij de deal verbreekt.

KOPER VERKOPER

• Bij voorbereiding • Optimaliseren van de prijs


o Identificeer opportuniteiten o Vermijd verrassingen
o Check of grote lijnen kloppen o Laatste kans om problemen op
te lossen
• In de onderhandeling
• Vermijd toekomstige
o Impact op waardering (prijs) aansprakelijkheid
o Onderbouwt contractnegotiatie • Vendor due dilligence
• Op langere termijn
o Indicatie over kwaliteit bestuur
o Inventaris van op te lossen
problemen

74
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Due diligence: scope


Het belang als (V)DD provider is om duidelijke afspraken te maken rond scope of reikwijdte van de DD.

De company perimeter gaat kijken welke entiteiten in scope zitten en welke we gaan onderzoeken.

De due diligence request list gaat over welke informatie met betrekking tot de entiteiten binnen de
company perimeter tot het due diligence-onderzoek zal behoren en welke informatie geen deel zal
uitmaken van het onderzoek. We gaan dus kijken welke informatie we willen weten. Die bevinden zich
in de table of contents. Die informatie gaan we voorleggen aan het management en die informatie
komt dan in een data room.

We kunnen niet alle informatie bekijken over een entiteit. Enkel de informatie die significant is, nemen
we in rekening. De materialiteit is de kwantificeerbare informatie die onder een bepaalde grens die
geen deel zal uitmaken van het onderzoek. Zo zullen bijvoorbeeld contracten onder €500 niet bekeken
worden wegens niet significant.

Due diligence: toepassing Scope

Aanpassing prijs

Vrijwaring: gekend Verklaringen en Opschortende Verbintenissen of acties


probleem waarvan K het waarborgen (R&W): voorwaarden (CPs): na closing
risico/de gevolgen niet nog onbekende gekend probleem
aanvaardt, waarvoor VK problemen waarvoor VK waarvan de K het
de K zal vergoeden de K zal vergoeden risico/de gevolgen niet
indien het zich voordoet indien ze zich voordoen aanvaardt, en dat
opgelost moet worden
voorafgaand aan de
eigendomsoverdracht

De data room is gevuld met informatie en nu gaan we risico’s spotten. Dit is een verslag in tabelvorm
met alle informatie. We noteren de key findings. Dit zijn zaken die opvallen. We noteren voor elke key
finding de impact en hoe we dit eventueel kunnen oplossen.

Een van de oplossingen is de vrijwaring. Dit zijn risico’s waar de koper niet voor wil opdraaien omdat
hij weet dat ze eraan komen. Deze risico’s zijn nog niet materialiseerbaar is, maar wel waardeerbaar.

Stel dat een werknemer een dagvaarding tegen de vennootschap indient. Dit risico is er nog niet, maar
wel al waardeerbaar. Stel dat je in de data room een brief van de fiscus ziet die vermeldt dat ze een
bijkomend onderzoek gaan doen in de dochtervennootschap. We weten dat daar een risico is.

De koper kan in zo’n gevallen vragen dat de verkoper de koper zal vergoeden indien het zich voordoet.

75
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

SHARE PURCHASE AGREEMENT (SPA)


Als we terugkijken naar de roadmap, hebben we juist de eerste drie stappen besproken zonder de
juristen. Nu gaan we de drie laatste stappen waarbij juristen wel aan bod komen.

Overzicht contract

Dit is een overzicht van een standaard SPA (voorblad en inhoudstafel). We hebben een koper (geel),
een verkoper (paars) en een voorwerp (groen). De aangeduide hoofdstukken d.m.v. pijltjes zullen we
hieronder bespreken.

Opschortende voorwaarden of conditions precedent (CPs)


Een CP is een toekomstige en onzekere gebeurtenis die de opschorting van een specifieke verbintenis
teweeg brengt (art. 1168 e.v. BW). In de M&A praktijk wordt enkel de closing afhankelijk gemaakt van
het vervullen van de opschorten voorwaarden.

Dit betekent dat we nu wel de overeenkomst tekenen, maar de uitvoering ervan wordt opgeschort tot
een bepaalde toekomstige onzekere gebeurtenis zich voordoet. Met toekomstig en onzeker bedoelen
we dat de uitvoering niet afhankelijk is van slechts 1 partij in de overeenkomst. De voorwaarde moet
dus volledig van een derde of van beide partijen afhankelijk zijn.

Er is de eventuele mogelijkheid om te verzaken voor een partij (in wiens voordeel is de CP bedongen).

Er moet best een drop dead date of long stop date. Dit betekent dat tegen een bepaalde datum alle
verrichtingen vervuld moeten zijn, anders wordr de overeenkomst ontbonden. Indien er geen drop
dead date vastgelegd wordt, kan de voorwaarde voor eeuwig hangend zijn.

Bij een gemengde voorwaarde is er een positieve loyauteitsplicht: een redelijke inspanningsverbintenis
om de CP in vervulling te laten gaan (te omschrijven in de SPA) en een verbod om de vervulling te
verhinderen (in welk geval de CP geacht wordt vervuld te zijn!).

76
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Tussen de signing en closing moeten de voorwaarden vervuld worden.

signing closing

• Vervulling CPs
• Pre-closing
verbintenissen

Art. 1179 BW laat toe om de retroactieve of terugwerkende werking van de vervulling van de
opschortende voorwaarde contractueel uit te sluiten. Dit wordt in principe altijd voorzien.

Toepassingen
Bekomen van financiering
Een voorbeeld is het geval waarbij de ene partij nog geen geld heeft en nog een aanvraag voor
financiering bij de bank moet doen.
Goedkeuring door mededingingsautoriteiten
Met betrekking tot de mededingingsgoedkeuring in België, heeft een van de volgende situaties zich
voorgedaan: de mededingingsautoriteit heeft de concentratie bewerkstelligd door deze overeenkomst
toelaatbaar verklaard of de verkoop van de aandelen wordt geacht te zijn toegelaten omwille van het
nalaten van de mededingingsautoriteiten om een beslissing te nemen.
Bekomen van goedkeuring van de klant/leverancier/bank/vergunninggever (change of control)
Dit wordt klassiek gespot in legal due diligence, met opschortende voorwaarde als recommendation.
Geen Material Adverse Change (deal zekerheid)
Material adverse change is een koper die zich wel indekken tegen negatieve factoren. Er zijn twee
situaties van material adverse change: een buyer friendly situatie waarin slechts een ‘kleine bom’ moet
ontploffen vooraleer de deal geannuleerd kan worden en een seller friendly situatie waarin een ‘grote
bom’ moet ontploffen vooraleer de deal geannuleerd kan worden.
Satisfactory due diligence
De voorwaarde dat de resultaten van een due diligence onderzoek uitgevoerd door de koper
aanvaardbaar zijn voor de koper, is wellicht zuiver potestatief en dus ongeldig. Een zorgvuldige
formulering en objectivering is noodzakelijk (eerder confirmatory due diligence inlassen).

Pre-closing verbintenissen of pre-closing covenants


Er is een verschil tussen de opschortende voorwaarde en pre-closing verbintenissen. Bij de schending
van een opschortende voorwaarde, vervult de overeenkomst en heeft niemand nog rechten.

Bij de schending van een pre-closing verbintenis, blijft de overeenkomst bestaan en wordt er een
schadevergoeding verkregen. Enkel bij ernstige inbreuk is de ontbinding van toepassing met eventueel
een schadevergoeding.

77
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Toepassingen
Verplichting om werknemers te informeren
Rond de verplichting om de werknemer te informeren wordt geen opschortende voorwaarde gemaakt,
maar gewoon een pre-closing verbintenis.

Ordinary course verplichtingen


Ordinary course verplichting stelt dat de verkoper de vennootschap moet blijven besturen zoals hij
altijd gedaan heeft voor de closing (het goede huisvaderprincipe).

No leakage (cfr. locked box mechanisme)

Restrictions
Restrictions zijn beperkingen tussen periode signing en closing voor de verkoper. Hij kan bijvoorbeeld
geen fusies meer aangaan, niet meer ontbinden, geen grote contracten meer sluiten, contracten niet
zomaar stopzetten…

Handelingen op closing
Bij de closing gebeurt de eigendomsoverdracht en enkele handelingen. Eerst wordt de (initiële) prijs
betaald. Een deel kan eventueel in escrow zijn: een geblokkeerde rekening waar de verkoper recht op
heeft maar nog niet aan kan. De koper kan bijvoorbeeld een bepaald percentage daar al op storten.
Vervolgens wordt de aandelenoverdracht geregistreerd in het aandelenregister.

Wanneer de controle over een vennootschap wijzigt, zal de nieuwe eigenaar (koper) zijn eigen bestuur
installeren in de vennootschap. Hij zal het voormalig bestuur ontslaan of zelf ontslag laten nemen en
ze zullen kwijting vragen om niet aansprakelijk te zijn. Vervolgens stelt hij het nieuwe bestuur samen.
Dit noemen we corporate actions.

Indien nodig kan er een bankgarantie opgesteld worden. Als de verkoper zegt dat hij het geld direct
wil, dan zal koper een bankgarantie vragen. De bankgarantie en escrow zijn twee mechanismes om
hetzelfde te bereiken. Er kan slechts een van de twee gebruikt worden en niet allebei.

Vervolgens stemmen ze dat de deal rond is, wat we de closing memorandum noemen. Tot slot zijn er
de closing deliverables. Dit zijn zaken die de verkoper moet aanleveren aan de koper. Dit zijn zaken die
geen risico inhouden, maar de koper wil er graag bewijs van zien op het moment van de closing.

78
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Contractuele bescherming van de koper


Allocatie van de risico’s
signing closing

Risico VK Risico K

Gekend: Niet gekend:


• Kwantificeerbaar en zeker: verklaringen en
prijsvermindering waarborgen
• Niet-kwantificeerbaar of
onzeker: vrijwaring

Een koper wil niet opdraaien voor de historische gebeurtenissen.

Voorafgaand: bescherming gemeen recht


Precontractuele aansprakelijkheid (art. 1382 BW)
De precontractuele aansprakelijkheid stelt dat er zowel een onderzoeksplicht t.o.v. de koper als een
zorgvuldigheidsplicht t.o.v. de verkoper. De koper moet zich informeren als hij de transactie aangaat.
Het is niet aan de verkoper om de koper proactief te wijzen op bepaalde zaken. Dit noemen we ‘caveat
emptor’. Letterlijk vertaald, betekent dit ‘wees op je hoede’.

Wilsgebreken (art. 1108 BW)


Als er een wilsgebrek in de overeenkomst is, dan kan je aan de rechter vragen de overeenkomst nietig
te verklaren. We doen alsof de overeenkomst nooit plaatsgevonden heeft. Er zijn drie wilsgebreken op
basis waarvan een overeenkomst nietig verklaard kan worden: dwaling, geweld en bedrog.

Dwaling (art. 1110 BW) is de verkeerde voorstelling van de werkelijkheid m.b.t. vergissen of dwalen
over een essentieel bestanddeel van de overeenkomst. Het probleem is dat het enkel kan gaan om de
zelfstandigheid van de zaak, in dit geval aandelen en niet de onderneming en de onderliggende activa
en passiva. Bovendien wordt dwaling omtrent de prijs en dus ook de waarde van de aandelen in het
algemeen niet gezien als essentieel gekwalificeerd. Ten slotte moet het verschoonbaar zijn. Een
redelijk handelende en gelijkwaardige koper zou in dezelfde omstandigheden ook gedwaald hebben.

Bedrog (art. 1116 BW) is de aanwending van kunstgrepen door de verkoper met als doel de koper te
doen dwalen. Zonder kunstgreep is er geen overeenkomst. Het probleem is de zware bewijslast zoals
de voorlegging van een klantenlijst die naderhand vals blijkt te zijn.

Verborgen gebreken (art. 1641 BW)


Verborgen gebreken kunnen ertoe leiden dat een overeenkomst nietig verklaard wordt. Denk maar
aan het geval waarbij je een nieuwe auto koopt die na een week al kapot is. Het probleem is dat er bij
aandelen niet echt een gebrek kan zijn. Daarom is artikel 1641 BW i.v.m. verborgen gebreken niet van
toepassing op aandelen.

79
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Contractuele bescherming
De koper kan zich best contractueel beschermen want bescherming van het gemeen recht (vorige
pagina) zijn vaak niet van toepassing.

Verklaringen en waarborgen
Een techniek voor ongekende problemen zijn de verklaringen en waarborgen (representations and
warranties, R&W). Dit is een uitgebreide lijst van zaken waarbij de verkoper tegen de koper zegt dat
er niets mis mee is. Het is eigenlijk een ideale wereld want het zijn niet-gekende problemen.

In geval van schending of een incorrecte verklaring is, kan de verkoper aansprakelijk gesteld worden.
Stel dat de verkoper zegt dat alle overeenkomsten geldig aangegaan zijn en dat er nergens een contract
stopgezet zal worden. Na de closing krijg je een mail van een boze klant wegens zeer slechte service
en hij zet het contract stop. Hier is dus een incorrecte verklaring van de vennootschap want hij zei dat
alles oke was. Hierdoor kan de koper schade lopen en dit laten vergoeden door de verkoper.

De verkoper kan deze aansprakelijkheid contractueel beperken door een francise (enkel schade vanaf
minimumwaarde), door een korf of basket (enkel schade vanaf x aantal klachten), door een maximale
aansprakelijkheid of cap (maximaal x% van de verkoopprijs van het contract) en door een tijdslimiet.

Vrijwaringen (specific indemnities)


Gekende problemen die nog niet gematerialiseerd zijn of waarvan we het bedrag nog niet kennen,
kunnen we vrijwaren. Dan blijft de verkoper aansprakelijk voor die bepaalde zaken. Meestal is deze
aansprakelijkheid zonder beperkingen.

Waarborg t.v.v. koper tot zekerheid van betaling door verkoper


Mogelijke waarborgen zijn escrow, vrijggavemechanisme, bankgarantie, termijn en parant guarantee.
Bji parent guarantee is de verkoper zelf deel van een grotere groep vennootschappen waarbij de
moederentiteit zegt dat aks een dochter de verbintenissen niet kan nagaan, dat de moeder dat doet.

Post-closing
Namens verkoper
Er geldt een niet-concurrentieverbintenis. Na verkoop mag de verkoper geen concurrentie meer zijn.
Stel dat een verkoper een handelszaak verkoopt, dan mag na de verkoop die activiteit niet uitvoeren.
Er zijn wel drie grenzen. Het is beperkt in tijd, beperkt in ruimte (waar de verkoper geen concurrentie
mag aandoen) en de koper moet duidelijk zeggen welke activiteiten de verkoper niet meer mag
uitoefenen.

De verkoper mag wel een nieuwe activiteit beginnen, maar hij moet wel het personeel en management
met rust laten en niet afwerven. Ook dit is beperkt in tijd.

Tot slot moet er wederzijdse vertrouwelijkheid zijn. De verkoper en koper komen overeen om de
meeste informatie als vertrouwelijke informatie te behandelen.

Namens koper
De koper mag het bestuur van vroeger niet meer aansprakelijk stellen voor de uitoefening van hun
mandaat. Hij moet de bestuurders dus kwijten.

80
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen

Als de verkoper met zijn persoonlijk vermogen een borg of hypotheek is over iets in de vennootschap,
deze vallen weg als hij verkoopt. De verkoper wordt dus bevrijd van zijn persoonlijke zekerheden.

Tot slot moet de koper de verkoper nog toegang verlenen tot informatie om bijvoorbeeld de earn-out
te berekenen.

Slotbepalingen of boilerplate clausules


Wie zal de kosten van de transactie dragen? Zullen de partijen de kosten delen?

Hoe zullen de beide partijen in de toekomst met elkaar communiceren? Wat is de kennisgeving?

Wat met andere overeenkomsten of wijzigingen zoals het statuut van de LOI? Hetgeen wat de partijen
overeengekomen zijn, staat louter in de overeenkomst van de SPA. Als er tegenstrijdigheden zijn, moet
er gekeken worden naar wat er in de SPA staat.

Hoe gebeurt de overdracht? De rechten en verplichtingen kunnen niet overgedragen worden zonder
toestemming van beide.

Is deelbaarheid mogelijk?

Wie is er hoofdelijk aansprakelijk? Wanneer er niets in het contract staat, dan kan je als verkoper of
schuldeiser maar een deel bij elke koper of schuldenaar opeisen. Dit is het Belgisch recht, maar met
hoofdelijke aansprakelijkheid in het contract kan de verkoper heel de schuld vorderen bij een koper.

Hoe handelen we alles af? Via het Belgisch recht? Via de exclusieve bevoegdheden van specifieke
rechtbanken? Via arbitrage? Arbitrage zijn privé rechters. Dit gaat sneller dan klassieke rechtszaken
want bij arbitrage moet je niets vertalen want SPA zijn normaal in het Engels en de gewone rechter
kan dan vragen om dit te vertalen in Nederlands. Arbitrage is wel duurder!

81
Gedownload door: gillesbekaert | gilles_bekaert@hotmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
Powered by TCPDF (www.tcpdf.org)

You might also like