You are on page 1of 228

PR1391.

10 juli 2010
Opdrachtgever:
Rijkswaterstaat Waterdienst













Overzichtsdocument probabilistische
modellen zoete wateren

Hydra-VIJ, Hydra-B en Hydra-Zoet





















Auteur: Chris Geerse
Met medewerking van Robert Slomp en Herbert Berger (Rijkswaterstaat Waterdienst)



juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 i
Voorwoord
Nederland is voor de primaire a-keringen in te delen in vijf watersystemen: bovenrivieren,
benedenrivieren, Vecht- en IJsseldelta, het merengebied (IJssel- en Markermeer) en de kust. De
kust is daarbij nog onder te verdelen in de gladde duinen kust en de harde keringen langs de
Hollandse Kust, de Ooster- en Westerschelde en de Waddenzee. In de periode 1996 2008 zijn
voor deze gebieden (met uitzondering van de bovenrivieren) voor de toets op hoogte en
bekledingen probabilistische modellen ontwikkeld: de Hydra-modellen. Zo is Hydra-M/Q
1

ontwikkeld voor het merengebied, Hydra-B voor de benedenrivieren, Hydra-VIJ voor de Vecht-
en IJsseldelta en Hydra-K voor de kust (met uitzondering van de duinen en de Wadden). De
probabilistische methoden uit deze modellen verschillen van elkaar, al zijn Hydra-B en
Hydra-VIJ nauw met elkaar verwant. In het bovenrivierengebied wordt tot op heden een semi-
probabilistische methode gebruikt, die in de jaren '80 in het kader van de Leidraad rivierdijken
is ontwikkeld. Berekeningen volgens deze methode worden gemaakt met Hydra-R. Het werken
met het probabilistische model Hydra-B in het bovenrivierengebied behoort tot de
mogelijkheden, maar hiervan wordt in het kader van de Hydraulische Randvoorwaarden geen
gebruik gemaakt.

Gaandeweg, en met name na het verschijnen van het Randvoorwaardenboek 2006, is de wens
tot uniformering van de probabilistische methoden gegroeid. Bij Rijkswaterstaat, Deltares,
advies- en ingenieursbureaus en de waterschappen bestaat een duidelijke behoefte aan het
terugdringen van het aantal modellen, omdat de toetsing daarmee overzichtelijker wordt. Voor
de zoete wateren is deze uniformering inmiddels een feit. Er is een nieuw probabilistisch model
opgesteld, Hydra-Zoet genaamd, waarin de vier zoete watersystemen zijn opgenomen. Op dit
moment wordt de laatste hand gelegd aan de implementatie van Hydra-Zoet. Voor de HR2011
kan dit model daarmee de Hydra-modellen M/Q, B, VIJ en R vervangen, met de kanttekening
dat op beleidsmatige gronden is gekozen om op het Markermeer en in het bovenrivierengebied
Hydra-M/Q en Hydra-R te handhaven.

Het voorliggende rapport is bedoeld om de ruim tien jaar modelontwikkeling voor de zoete
Hydra-modellen VIJ, B en Zoet af te sluiten met n overkoepelend document. In dit document
heeft Chris Geerse de Hydra-modellen VIJ en B beschreven, die aan de basis liggen van het
nieuwe, uniforme belastingmodel Hydra-Zoet. Ook het laatstgenoemde model is beschreven.
Om de omvangrijke beschrijving enigszins te beperken, gaat het rapport alleen in op de
hoogtetoets en de toetspeilberekeningen, die de kern van de genoemde Hydra-modellen zijn.
Op de ook in de modellen aanwezige mogelijkheden voor het uitvoeren van de bekledingtoets
wordt niet ingegaan.

De beschrijving bevat voor de zoete watersystemen gedetailleerde probabilistische formules en
statistische invoer voor de belastingmodellen.Daarnaast worden, weliswaar in mindere mate van
detail, de gebruikte waterstandsmodellen en golfmodelleringen besproken. Ook wordt kort
ingegaan op de plaats van de Hydra-modellen in de keten van toetsing, ontwerp en beleid. Het
rapport is geschreven voor een doelgroep die genteresseerd is in precieze formules en details
van de modellen, en kan daarmee dienen als naslagwerk.


1
Hydra-M bevat de hoogtetoets en Hydra-Q die voor bekledingen. Beide programmas worden hier gecombineerd
aangeduid als Hydra-M/Q.
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010

ii PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
Dit rapport heeft gediend als leidraad voor de bouw van het rekenhart van Hydra-Zoet.
2
Het kan
verder bijdragen aan een nieuwe uniformeringsslag, waarbij belastingmodellen gentegreerd
worden met sterktemodellen, voor de zoete n de zoute wateren. Deze uniformering moet
uitmonden in een nieuw model (Hydra-Ring) dat naar verwachting eind 2017 operationeel zal
zijn. Bij het opstellen van dat model wordt de kennis van het project Veiligheid Nederland in
Kaart (VNK) gecombineerd met de kennis van de Hydra-modellen. De ontwikkeling van
Hydra-Ring gebeurt in het kader van het project TOI, waarin een nieuw Toets- en Ontwerp-
instrumentarium wordt ontwikkeld, dat past bij een nieuwe normering op basis van
overstromingskansen. Het voorliggende rapport is n van de bronnen waaruit bij het opstellen
van het nieuwe instrumentarium geput kan worden.


Robert Slomp (Rijkswaterstaat Waterdienst)
Projectleider Toets- en Ontwerpinstrumentarium (TOI)


2
Feitelijk heeft een al tamelijk compleet concept van het rapport uit eind 2009 als leidraad gediend.
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 iii
Samenvatting
Volgens de Wet op de Waterkering [Wwk, 1996] moeten de primaire waterkeringen iedere vijf
jaar worden getoetst. Daarbij worden Hydraulische Randvoorwaarden (HR) gebruikt. De meest
recente HR zijn die uit 2006 (HR2006), die gebruikt worden in de derde toetsronde, die de
periode 2006-2011 beslaat. Een groot deel van de HR-onderdelen wordt bepaald met
zogenaamde Hydra-modellen. Dat zijn probabilistische modellen, die zijn gemplementeerd in
computerprogrammas. Deze modellen hebben betrekking op de primaire a-keringen. Voor de
benedenrivieren is er het model Hydra-B en voor de Vecht- en IJsseldelta het model Hydra-VIJ.

De modellen Hydra-B en Hydra-VIJ zijn ontwikkeld door Rijkswaterstaat, in samenwerking met
het bureau HKV Lijn in Water, gedurende de jaren 1999 tot heden. De rapportage over Hydra-B
en Hydra-VIJ is zeer uitgebreid, maar gezien de lange ontstaansgeschiedenis en het grote
aantal rapporten, soms wat onsamenhangend en een enkele keer incompleet. Het is daarom
gewenst een samenhangende beschrijving te geven van beide modellen, waarbij statistische
gegevens, fysische modellen en probabilistische formules aan de orde komen. Het geven van
deze beschrijving is n van de hoofddoelen van dit rapport.

De modellen Hydra-VIJ en Hydra-B vertonen de nodige verwantschap. In de afgelopen jaren is
echter duidelijk geworden dat de modellen op nog meer uniforme wijze kunnen worden opgezet,
waarbij de modellering van de zogeheten trage stochasten, zoals afvoeren en meerpeilen, op
overeenkomstige wijze kan worden uitgevoerd. Na deze uniformering kunnen de
benedenrivieren en de Vecht- en IJsseldelta deel uitmaken van een nieuw probabilistisch model.
Bovendien is gebleken dat ook het IJssel- en Markermeer en de bovenrivieren kunnen worden
opgenomen in dit nieuwe model. Dat betekent dat alle primaire a-keringen uit de zoete
watersystemen dan deel uitmaken van n nieuw probabilistisch model, Hydra-Zoet genaamd.
Dat laatste biedt grote voordelen qua overzichtelijkheid en voor beheer en onderhoud. Het
tweede hoofddoel van dit rapport is het beschrijven van de formules uit Hydra-Zoet.
Terzijde: de implementatie van het model Hydra-Zoet is enige tijd geleden al gestart, en het
model wordt binnenkort opgeleverd. Voor de implementatie heeft een concept van het
voorliggende rapport uit eind 2009 als leidraad gediend.

De modellen Hydra-VIJ en Hydra-B bevatten een groot aantal rekenopties. In dit rapport is er
omwille van de overzichtelijkheid voor gekozen slechts faalmechanismes te behandelen die tot
de kern van het model kunnen worden gerekend. Dat zijn de mechanismes overloop en
golfoverslag, respectievelijk gebruikt voor de berekening van waterstanden (toetspeilen) en
benodigde kruinhoogtes, terwijl onder andere berekeningen voor bekledingen, die ook mogelijk
zijn met deze modellen, achterwege zijn gelaten.

Wat de doelgroep van lezers betreft: dit rapport is bedoeld voor lezers die bekend zijn met
statistiek en wiskundige formules. De meest gecompliceerde formules en bewijzen zijn
opgenomen in bijlagen.


juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 v
Abstract
According to the Flood Defences Act [Wwk, 1996], every five years the Dutch primary flood
defenses have to be assessed. To that purpose Hydraulic Boundary Conditions (HBC) are used
(normative water levels and wave conditions). The most recent ones date from 2006
(HBC2006), and are used in the third period of assessments, corresponding to 2006-2011. A
large part of the HBC are determined with so-called Hydra models. These are probabilistic
models, implemented in computer programs. These models are used for the primary flood
defenses of type a, which are located along the larger water systems in the Netherlands, i.e.
along the rivers Rhine and Meuse and their branches and the river (Overijsselse) Vecht, along
the large lakes Lake IJssel and Lake Marken and along the coast.

Two important water systems are the tidal river area and the Vecht and IJssel delta. The tidal
river area is that part of the lower reaches of the Rhine and Meuse where storms on the North
Sea have a significant effect on the water levels during high discharge waves. The Vecht and
IJssel delta consists of the lower reaches of the Vecht and IJssel (a branch of the river Rhine)
where wind set up from Lake IJssel has a significant effect on the water levels during high
discharge waves.

For the tidal river area the model Hydra-B is available, and for the Vecht and IJssel delta the
model Hydra-VIJ. These models have been developed by Rijkswaterstaat, a department of the
Ministry of Transport, Public Works and Water Management, and HKV Consultants from 1999
until the present. There are a lot of reports regarding these models, but due to the long period
over which the models have been developed, the reports are sometimes inarticulate and
incomplete. It is therefore desirable to provide a coherent description of these models, including
statistical data and modelling, physical modelling and probabilistic formulas. Providing this
description is one of the main purposes of this report.

The models Hydra-VIJ and Hydra-B have many similarities. However, in the past years it
became apparent that these models can be constructed in a more uniform way. All the so-called
slow stochastic variables such as discharges and lake levels are modelled using the same type
of schematisation. This resulted in a single probabilistic model for the lower reaches of the
Rhine, Meuse, Vecht and IJssel. Even better, the upper reaches of these rivers and Lake IJssel
and Lake Marken fit into the general scheme of this model as well, meaning that all flood
defences of type a of the fresh water systems are part of a single new probabilistic model, called
Hydra-Zoet. The model offers big advantages in terms of clarity, management and
maintenance. The second main purpose of this report is to describe the detailed formulas of
Hydra-Zoet. We note that the implementation of Hydra-Zoet started several months ago, based
on an earlier draft of this report. The model will soon be ready.

The models Hydra-VIJ and Hydra-B contain several calculational options and failure
mechanisms. For transparency, this report only treats the major options and failure mechanisms
of these models and of the model Hydra-Zoet: overflow and wave overtopping, used
respectively in the calculation of normative water levels and required crest heights,
corresponding to exceedance frequencies given by law. These concepts play an important role in
the 5-yearly assessment of the flood defences. Other options and failure mechanisms, such as
the determination of wave conditions to assess dike revetments, are left out of the description.
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010

vi PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
The report contains detailed statistical and mathematical formulas for the models Hydra-VIJ,
Hydra-B and Hydra-Zoet. It also discusses (but in less detail) the physical models for waves and
water levels and the way they are used to generate input for the Hydra models. Lastly, the
report briefly describes the role of the Hydra models in the chain of assessment, design and
policy regarding flood defences. The mathematical parts of the report require a fair amount of
statistical and mathematical background, whereas the report as a whole can serve as a
reference book.

juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 vii
Inhoud
1 Inleiding................................................................................................. 13
1.1 Aanleiding .................................................................................................................... 13
1.2 Doel............................................................................................................................. 13
1.3 Doelgroep en scope van het rapport ................................................................................ 14
1.4 Opzet van het rapport .................................................................................................... 14

DEEL 1
2 Toetsing, ontwerp en beleid ................................................................... 17
2.1 Algemeen..................................................................................................................... 17
2.2 Veiligheidsbenaderingen................................................................................................. 18
2.3 HR en VTV voor de toetsing ............................................................................................ 20
2.3.1 HR en Hydras per watersysteem......................................................................... 20
2.3.2 VTV................................................................................................................. 21
2.3.3 TMR versus HR ................................................................................................. 22
2.4 Hydras voor ontwerpen ................................................................................................. 22
2.5 Hydras voor beleidsstudies............................................................................................. 23
2.6 Afbakening rapport ........................................................................................................ 24
3 Zoete watersystemen ............................................................................. 25
3.1 Bovenrivieren................................................................................................................ 25
3.2 IJssel- en Markermeer.................................................................................................... 26
3.3 Vecht- en IJsseldelta...................................................................................................... 26
3.4 Benedenrivieren ............................................................................................................ 27
3.5 Diverse toeslagen.......................................................................................................... 27
4 Voorbeeldberekeningen Vecht- en IJsseldelta........................................ 29
4.1 Versies voor normale en geavanceerde gebruikers............................................................. 29
4.2 Terugkeertijden van afvoer, meerpeil en wind................................................................... 30
4.3 Faalmechanisme overloop: waterstanden ......................................................................... 31
4.3.1 Elementaire uitvoer waterstandsberekening.......................................................... 31
4.3.2 Uitsplitsingen bij de waterstandsberekening ......................................................... 32
4.3.3 Illustratiepunten bij de waterstandsberekening ..................................................... 34
4.4 Faalmechanisme golfoverslag: benodigde kruinhoogte ....................................................... 37
4.4.1 Effectieve bodemhoogtes, strijklengtes en dijkprofiel ............................................. 37
4.4.2 Elementaire uitvoer berekening benodigde kruinhoogte ......................................... 38
4.4.3 Uitsplitsingen bij berekening benodigde kruinhoogte.............................................. 40
4.4.4 Illustratiepunten bij berekening benodigde kruinhoogte ......................................... 41
4.5 Waar zijn welke stochasten van invloed voor de toetspeilen? .............................................. 42
4.5.1 Uitsplitsingen voor waterstandsberekeningen in de IJsseldelta ................................ 43
4.5.2 Uitsplitsingen voor waterstandsberekeningen in de Vechtdelta ................................ 46
5 Fysische modellen .................................................................................. 49
5.1 Waterstanden ............................................................................................................... 49
5.2 Windgolven................................................................................................................... 49
5.2.1 Formules van Bretschneider ............................................................................... 50
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
viii PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
5.2.2 Effectieve strijklengtes en bodemhoogtes voor Bretschneider ................................. 51
5.2.3 Potentile wind en open water transformatie ........................................................ 52
5.2.4 Golfgegevens op basis van Hiswa of Swan............................................................ 53
5.3 Transformatie golfgegevens van open water naar de dijkteen ............................................. 53
5.3.1 Dammodule ..................................................................................................... 54
5.3.2 Voorlandmodule................................................................................................ 55
5.4 Hydraulische belasting ................................................................................................... 56
6 Combineren van trage en snelle stochasten ........................................... 59
6.1 Tijdschalen van stochasten............................................................................................. 59
6.2 Trage en snelle stochasten in Hydra-VIJ........................................................................... 59
6.2.1 Tijdbasis van snelle stochasten........................................................................... 59
6.2.2 Combineren van trage en snelle stochast voor vereenvoudigde situatie van
meerpeil en windsnelheid................................................................................... 60
6.2.3 Combineren van trage en snelle stochasten in Hydra-VIJ ....................................... 63
6.3 Trage en snelle stochasten in Hydra-B ............................................................................. 63
6.4 Commentaar op onafhankelijkheid en duur van de windblokken.......................................... 64
7 Correlatiemodellen ................................................................................. 67
7.1 Theorie model CS (constante spreiding) ........................................................................... 67
7.2 Toepassing model CS..................................................................................................... 70
7.3 Theorie model VS (variabele spreiding) ............................................................................ 70

DEEL 2
8 Inleiding model Hydra-VIJ...................................................................... 75
8.1 Vecht- en IJsseldelta ..................................................................................................... 75
8.2 Stochasten Hydra-VIJ .................................................................................................... 78
8.3 Hoofddoel Hydra-VIJ voor dit rapport............................................................................... 78
8.4 Opzet model aan de hand van een schema....................................................................... 79
9 Hydraulische belastingniveaus Hydra-VIJ .............................................. 83
9.1 Waquaberekeningen ...................................................................................................... 83
9.2 Windgolven .................................................................................................................. 85
9.3 Hydraulische belastingniveaus ........................................................................................ 86
9.4 Dataverwerking............................................................................................................. 86
10 Tijdsmodellering trage stochasten Hydra-VIJ......................................... 87
10.1 Onderdelen van een afvoer- en meerpeilstatistiek ............................................................. 87
10.2 Tijdsverloop afvoer en meerpeil ...................................................................................... 88
10.3 Correlaties en fases tussen IJsselmeer en de afvoeren....................................................... 89
10.4 Geknikte trapezia .......................................................................................................... 90
11 Statistische gegevens Hydra-VIJ ............................................................ 91
11.1 Opsomming statistische invoer Hydra-VIJ......................................................................... 91
11.2 Vecht........................................................................................................................... 92
11.2.1 Kansdichtheid piekafvoer trapezia ....................................................................... 92
11.2.2 Trapeziumparameters........................................................................................ 94
11.2.3 Momentane overschrijdingskansen...................................................................... 98
11.3 IJssel ......................................................................................................................... 100
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 ix
11.3.1 Kansdichtheid piekafvoer trapezia ..................................................................... 100
11.3.2 Trapeziumparameters...................................................................................... 101
11.3.3 Momentane overschrijdingskansen .................................................................... 103
11.4 IJsselmeerpeil ............................................................................................................. 104
11.4.1 Kansdichtheid piekafvoer trapezia ..................................................................... 104
11.4.2 Trapeziumparameters...................................................................................... 105
11.4.3 Momentane overschrijdingskansen .................................................................... 107
11.5 Fase tussen afvoer en meerpeil ..................................................................................... 108
11.5.1 Fase tussen Vecht en IJsselmeer ....................................................................... 108
11.5.2 Fase tussen IJssel en IJsselmeer ....................................................................... 110
11.6 Correlatie tussen afvoer en meerpeil .............................................................................. 112
11.6.1 Correlatie tussen Vecht en IJsselmeerpeil ........................................................... 112
11.6.2 Correlatie tussen IJssel en IJsselmeerpeil ........................................................... 116
11.7 Wind.......................................................................................................................... 118
12 Probabilistische formules Hydra-VIJ..................................................... 121
12.1 Kansdichtheid blokduur ................................................................................................ 121
12.2 Overschrijdingskans blokduur ....................................................................................... 123
12.3 De overschrijdingsfrequentie......................................................................................... 124
12.4 Formules voor een dijkring ........................................................................................... 126
13 Uitsplitsingen Hydra-VIJ....................................................................... 129
13.1 Het nut van de uitsplitsingen ........................................................................................ 129
13.2 Continue versie probabilistische formules ....................................................................... 130
13.3 Uitsplitsing naar de afvoer ............................................................................................ 132
13.4 Uitsplitsing naar de afvoer en het meerpeil ..................................................................... 134
13.5 Volledige uitsplitsingen................................................................................................. 136
13.6 Alternatieve formule voor de uitsplitsingen ..................................................................... 137
13.7 Windgedomineerde locaties .......................................................................................... 138
14 Illustratiepunten Hydra-VIJ.................................................................. 141
14.1 Isovlakken en keuze kansdichtheid ................................................................................ 141
14.2 Definitie illustratiepunt ................................................................................................. 142
14.2.1 Illustratiepunt exclusief transformatie................................................................ 142
14.2.2 Illustratiepunt inclusief Rosenblatt-transformatie................................................. 142

DEEL 3
15 Inleiding model Hydra-B....................................................................... 147
15.1 Benedenrivierengebied................................................................................................. 147
15.2 Stochasten Hydra-B..................................................................................................... 149
15.3 Hoofddoel Hydra-B ...................................................................................................... 149
15.4 Gebiedsindeling........................................................................................................... 150
15.5 Opzet model aan de hand van een schema ..................................................................... 151
16 Hydraulische belastingniveaus Hydra-B................................................ 155
16.1 Sobekberekeningen ..................................................................................................... 155
16.1.1 Zeewaterstanden ............................................................................................ 156
16.1.2 Windsnelheid en windrichting............................................................................ 157
16.1.3 Afvoeren ........................................................................................................ 157
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
x PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
16.1.4 Europoortkering.............................................................................................. 158
16.2 Windgolven ................................................................................................................ 159
16.3 Hydraulisch belastingniveau.......................................................................................... 159
17 Statistische gegevens Hydra-B............................................................. 161
17.1 Gegevens Lobith ......................................................................................................... 161
17.1.1 Reguliere en uitgebreide afvoerstatistiek............................................................ 161
17.1.2 Reguliere afvoerstatistiek................................................................................. 162
17.1.3 Uitbreiding overschrijdingsfrequentie en golfvormen............................................ 164
17.2 Gegevens Lith............................................................................................................. 165
17.2.1 Reguliere afvoerstatistiek................................................................................. 165
17.2.2 Uitbreiding overschrijdingsfrequentie en golfvormen............................................ 167
17.3 Wind-waterstandstatistiek ............................................................................................ 167
17.4 Beheersituatie keringen en voorspelde waterstanden....................................................... 168
18 Probabilistische formules Hydra-B........................................................ 171
18.1 Kansdichtheid voor getijperiode .................................................................................... 171
18.2 Overschrijdingskans voor getijperiode............................................................................ 173
18.3 De overschrijdingsfrequentie ........................................................................................ 174
18.4 Formules voor een dijkring ........................................................................................... 175
19 Uitsplitsingen Hydra-B.......................................................................... 179
19.1 Continue versie probabilistische formules ....................................................................... 179
19.2 Uitsplitsingen naar alle stochasten................................................................................. 180
19.3 Alternatieve formule voor de uitsplitsingen..................................................................... 182
19.4 Door wind en/of zee gedomineerde locaties .................................................................... 183
20 Illustratiepunten Hydra-B..................................................................... 187
20.1 Isovlakken en keuze kansdichtheid................................................................................ 187
20.2 Definitie illustratiepunt................................................................................................. 188
20.2.1 Illustratiepunt exclusief transformatie................................................................ 188
20.2.2 Illustratiepunt inclusief Rosenblatt-transformatie ................................................ 188

DEEL 4
21 Hydra-Zoet ........................................................................................... 193
21.1 Uniformering Hydra-modellen voor de zoete watersystemen............................................. 193
21.2 Hydra-Zoet voor het IJssel- en Markermeer.................................................................... 194
21.3 Hydra-Zoet voor de benedenrivieren.............................................................................. 195
21.3.1 Afvoer gemodelleerd met trapezia..................................................................... 195
21.3.2 Basisformules Hydra-B voor Hydra-Zoet ............................................................ 195
21.3.3 Formules uitsplitsingen Hydra-B voor Hydra-Zoet ............................................... 196
21.3.4 Herformulering wind-waterstandstatistiek .......................................................... 197
21.3.5 Gemeenschappelijke tijdbasis in Hydra-Zoet....................................................... 199
21.4 Hydra-Zoet voor de bovenrivieren ................................................................................. 199
21.4.1 Algemeen ...................................................................................................... 199
21.4.2 Bovenstroomse deel Overijsselse Vecht, van km 52 t/m km 36............................. 200
21.4.3 Bovenstroomse delen van IJssel, Lek en Waal .................................................... 200
21.4.4 Bovenstrooms van Bergsche Maas km 235/km 228. ............................................ 200

juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 xi
DEEL 5
Bijlage A Formules voor kansen en frequenties ......................................... 203
Bijlage A.1 Setting en gebruikte notatie........................................................................203
Bijlage A.2 Elementaire formules .................................................................................205
Bijlage A.3 Jaarmaximum en overschrijdingsfrequentie...................................................206
Bijlage A.4 Overschrijdingsfrequentie berekend met de outcrossingsformule ......................207
Bijlage A.5 Diverse bewijzen.......................................................................................208
Bijlage B Alternatieve formules uitsplitsingen Hydra-VIJ .......................... 213
Bijlage C Formules uitbreiding afvoergolven ............................................. 217
Referenties................................................................................................. 221

juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 13
1 Inleiding

1.1 Aanleiding
Volgens de Wet op de Waterkering [Wwk, 1996] moeten de primaire waterkeringen iedere vijf
jaar worden getoetst. De meest recente Hydraulische Randvoorwaarden zijn die uit 2006
(HR2006), die gebruikt worden in de derde toetsronde, die de periode 2006-2011 beslaat. Voor
de tweede toetsronde zijn de HR2001 gebruikt (periode 2001-2006). Een groot deel van de HR-
onderdelen voor de primaire a-keringen wordt bepaald met zogenaamde Hydra-modellen. Met
uitzondering van het model voor de bovenrivieren zijn dat probabilistische modellen, die zijn
gemplementeerd in computerprogrammas. Voor de benedenrivieren is er het probabilistisch
model Hydra-B, voor de Vecht- en IJsseldelta het probabilistisch model Hydra-VIJ. Met Hydra-B
zijn de HR2001, zie [Slomp et al, 2005], en de HR2006 voor de benedenrivieren bepaald. Met
Hydra-VIJ, relatief recent ontwikkeld, zijn alleen de HR2006 voor de Vechtdelta bepaald [Beijk,
2006]; voor de IJsseldelta is om beleidsmatige redenen teruggevallen op een semi-
probabilistische methode.

De modellen Hydra-B en Hydra-VIJ zijn ontwikkeld door Rijkswaterstaat, in samenwerking met
het bureau HKV Lijn in Water, gedurende de jaren 1999 tot heden. Delen van deze
modellen/computerprogrammas worden nog steeds verder ontwikkeld. De rapportage over
Hydra-B is zeer uitgebreid maar, gezien de lange ontstaansgeschiedenis en het grote aantal
rapporten, soms wat onsamenhangend. De rapportage over Hydra-VIJ is minder uitgebreid,
maar eveneens soms onsamenhangend, en op een enkel onderdeel niet compleet. Het is
daarom gewenst een samenhangende beschrijving te geven van beide modellen.

De modellen Hydra-VIJ en Hydra-B vertonen de nodige verwantschap. In de afgelopen jaren is
echter duidelijk geworden dat de modellen op nog meer uniforme wijze kunnen worden opgezet,
waarbij de modellering van de zogeheten trage stochasten, zoals afvoeren en meerpeilen, op
overeenkomstige wijze kan worden uitgevoerd. Na deze uniformering kunnen de
benedenrivieren en de Vecht- en IJsseldelta deel uitmaken van een nieuw probabilistisch model.
Bovendien is gebleken dat ook het IJssel- en Markermeer en de bovenrivieren kunnen worden
opgenomen in dit nieuwe model. Dat betekent dat de primaire a-keringen uit alle zoete
watersystemen dan deel uitmaken van n nieuw probabilistisch model, Hydra-Zoet genaamd.
Dat laatste biedt grote voordelen qua overzichtelijkheid en voor beheer en onderhoud. De
implementatie van het model Hydra-Zoet is eind 2009 gestart, en het model zal binnenkort
worden opgeleverd. Met uitzondering van het Markermeer en de bovenrivieren, zullen voor de
zoete waterssystemen de HR2011 met Hydra-Zoet worden bepaald.

1.2 Doel
Bij het schrijven van dit rapport hebben de volgende hoofddoelen voor ogen gestaan:

Het geven van een complete en samenhangende beschrijving van de probabilistische
modellen Hydra-VIJ en Hydra-B. Daarbij worden in elk model statistische gegevens, fysische
modellen en probabilistische formules in samenhang met elkaar beschouwd.

Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
14 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
Het beschrijven van de formules voor het nieuwe model Hydra-Zoet. Op basis van deze
formules kan dit model gemplementeerd worden.

Wat het tweede punt betreft: het afronden van de definitieve versie van het voorliggende
rapport heeft door diverse oorzaken veel tijd in beslag genomen. Een conceptversie, met daarin
de formules voor Hydra-Zoet, was echter december 2008 al gereed. De implementatie van
Hydra-Zoet is (mede) gebeurd op basis van die conceptversie.

Behalve de genoemde twee hoofddoelen wordt in dit rapport ook de plaats van de Hydra-
modellen geschetst in de keten van toetsing, ontwerp en beleid.

1.3 Doelgroep en scope van het rapport
Dit rapport is geschreven voor gebruikers van Hydra-VIJ en Hydra-B met belangstelling voor de
achtergronden van de modellen. Ook is het bedoeld voor degenen die betrokken zijn bij een
verdere ontwikkeling van deze modellen en bij de bouw van Hydra-Zoet. Bij voorkeur dient een
lezer vertrouwd te zijn met statistiek en wiskundige formules. De formules in dit rapport worden
zeer gedetailleerd beschreven, en waar nodig voorzien van wiskundige bewijzen.

In dit rapport beperken we ons tot de kern van de modellen Hydra-VIJ en Hydra-B, zodat niet
alle onderdelen van deze modellen in dit rapport worden behandeld. Zo worden bijvoorbeeld
berekeningen voor dijkbekledingen weggelaten en worden uitsluitend de faalmechanismes
overloop (voor waterstandsberekeningen) en golfoverslag (voor benodigde kruinhoogtes)
beschouwd. Zie voor een verdere afbakening paragraaf 2.6.

1.4 Opzet van het rapport
Het rapport valt uiteen in meerdere delen:

Deel 1 (hoofdstuk 2 t/m 7)
Een algemeen deel waarin aan de orde komt: de plaats van de Hydras in de keten van
toetsen, ontwerp en beleid, alsmede fysische/statistische modellen en ideen die
gemeenschappelijk zijn voor Hydra-VIJ, Hydra-B en Hydra-Zoet.

Deel 2 (hoofdstuk 8 t/m 14)
Dit deel beschrijft het model Hydra-VIJ, waarin voor de Vecht- en IJsseldelta de statistische
gegevens, fysische modellen en de probabilistische formules worden behandeld.

Deel 3 (hoofdstuk 15 t/m 20)
Dit deel beschrijft het model Hydra-B, waarin voor de benedenrivieren de statistische
gegevens, fysische modellen en de probabilistische formules worden behandeld.

Deel 4 (hoofdstuk 21)
Dit deel beschrijft het nog te bouwen model Hydra-Zoet, waarin voor alle zoete
watersystemen de statistische gegevens, fysische modellen en de probabilistische formules
worden behandeld.

Deel 5 (Bijlage A t/m Bijlage C)
In dit deel worden wiskundige details en bewijzen gegeven.











Deel 1



juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 17
2 Toetsing, ontwerp en beleid

2.1 Algemeen
Het overstroombare deel van Nederland is ingedeeld in dijkringgebieden. Ieder dijkringgebied
wordt omsloten door waterkerende objecten (dijk, duin, hoge gronden,), die het gebied tegen
overstromen beschermen. Ieder dijkringgebied heeft een eigen waarde voor de veiligheidsnorm,
die in de Wet op de Waterkering [Wwk, 1996] is vastgelegd. Deze norm heeft de vorm van een
overschrijdingsfrequentie (aantal keer per jaar) van de belasting op de waterkering, die deze
waterkering nog veilig moet kunnen weerstaan. Deze normen zijn streng: de keringen moeten
belastingen kunnen weerstaan die aanzienlijk zwaarder zijn dan wat tot nu toe (in de afgelopen
50 tot ca 100 jaar) is gemeten. De dijkringgebieden, met hun normfrequenties, zijn weerge-
geven in Figuur 2-1. De Deltacommissie uit 1960 heeft de basis gelegd voor de huidige manier
van normeren.

In de Wet op de Waterkering staat bovendien dat iedere vijf jaar de primaire waterkeringen, die
een dijkringgebied omsluiten, moeten worden getoetst aan de veiligheidsnorm. Bij deze toetsing
maakt de waterkeringbeheerder gebruik van toetsregels, waarbij een vergelijking wordt
gemaakt tussen enerzijds de sterkte van de waterkering en anderzijds de hydraulische belasting
die deze kering nog veilig moet kunnen weerstaan. Voorbeelden van sterkte-eigenschappen van
de kering zijn de aanwezige kruinhoogte en de bekledingsdikte. De hydraulische belasting op de
kering wordt voornamelijk gevormd door de waterstand en golfaanval vlak voor de waterkering.

De toetsregels zijn gebundeld in het Voorschrift Toetsen op Veiligheid (VTV). De toe te passen
belastingen worden gegeven door de Hydraulische Randvoorwaarden (HR), die deels zijn
gegeven in het Hydraulische Randvoorwaardenboek en deels kunnen worden berekend met
computerprogrammas uit de zogenaamde Hydra-familie, waarvan het eerder genoemde
Hydra-VIJ en Hydra-B deel uitmaken. Samen vormen de HR en het VTV het wettelijk
toetsinstrumentarium. Dit instrumentarium wordt iedere vijf jaar herzien en waar nodig
bijgesteld op basis van de nieuwste informatie en inzichten.

Zowel de hydraulische belastingen als de sterkte-eigenschappen variren langs een dijkring. Bij
de toetsing wordt daarom een dijkring onderverdeeld in (een aaneengesloten keten van) dijk- of
duinvakken. Dat zijn stukken van de dijkring die wat betreft belasting en sterkte als uniform
mogen worden beschouwd. In de huidige praktijk wordt ieder dijk- of duinvak afzonderlijk
getoetst.

De hydraulische randvoorwaarden (de HR) op de waterkeringen worden per vak bepaald. Wat
betreft de methodiek achter deze HR bepaling wordt onderscheid gemaakt tussen
watersystemen. Dat is nodig omdat de aard van de dreiging in Nederland varieert per regio:
langs de bovenrivieren bijvoorbeeld vormt een extreme rivierafvoer de belangrijkste bedreiging,
terwijl voor een dijk langs de kust de rivierafvoer helemaal niet relevant is; daar is juist een
extreme stormvloed (extreem hoogwater met extreme wind) de belangrijkste bedreiging.

Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
18 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER


Figuur 2-1: De dijkringgebieden van Nederland met de bijbehorende normfrequentie volgens [Wwk,
1996].
3


2.2 Veiligheidsbenaderingen
Het vakgebied dat zich bezig houdt met de HR-bepaling blijkt relatief complex, onoverzichtelijk
en daardoor ontoegankelijk te zijn. En oorzaak is dat het vakgebied behoorlijk specialistisch is
en klein wat betreft aantal experts. Een tweede belangrijke oorzaak is de grote diversiteit aan

3
In een later stadium zijn ook dijkringen langs de Limburgse Maas onder de wet geplaatst, die in de figuur niet zijn
weergegeven.
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 19
huidige methodieken en de grote diversiteit aan sporen waarlangs ontwikkelingen plaatsvinden.
Deze paragraaf geeft een nadere toelichting op die tweede oorzaak.

Binnen Nederland zijn er op hoofdlijnen drie sporen van ontwikkelingen te onderscheiden met
betrekking tot waterveiligheid [Stijnen et al, 2008]:

o Spoor 1: dagelijkse veiligheid
Binnen dit spoor moet, gebaseerd op de huidige wetgeving, de dagelijkse veiligheid van
de waterkeringen worden gegarandeerd.

o Spoor 2: waterveiligheidsbeleid
Binnen dit spoor wordt onderzocht of de huidige wetgeving nog de juiste, meest
adequate representatie geeft van onze veiligheid tegen overstromingen, en of hier
verbeteringen of aanpassingen in nodig zijn.

o Spoor 3: lange termijn kennisontwikkeling
Binnen dit spoor vindt in diverse onderzoeksprojecten lange termijn kennisontwikkeling
plaats. Wetenschappelijke onderzoeken op hoog niveau door de Rijkswaterstaat
Waterdienst, Deltares, universiteiten, kennisinstituten en adviesbureaus spelen hierin
een belangrijke rol.

Los van deze sporen kunnen volgens [TAW, 1998] voor de veiligheid tegen overstroming de
volgende vier veiligheidsbenaderingen worden genoemd:
1. Overbelastingskans op dijkvakniveau.
2. Overbelastingskans op dijkringniveau.
3. Overstromingsrisico op dijkvakniveau.
4. Overstromingsrisico op dijkringniveau.

De eerste benadering is het eenvoudigst, maar kent een aantal inhoudelijke beperkingen. De
vierde benadering sluit het meest aan bij de beleidsmatig gewenste evenwichtige
veiligheidsbenadering. Maar de uitwerking hiervan is zeer complex en de benodigde kennis en
rekentechnieken zijn nog onvoldoende uitgekristalliseerd.

De huidige (uitwerking van de) wetgeving is gebaseerd op de eerste benadering, maar er
bestaat breed draagvlak om te zijner tijd over te gaan op de vierde benadering. Veel
beleidsmatig aangestuurde ontwikkelingsrichtingen in het vakgebied van de HR-bepaling hebben
dan ook het karakter van een verkenning in die richting, met als vertrekpunt de eerste
benadering. En van de belangrijkste ontwikkelingstrajecten in dit kader is het project Veiligheid
Nederland in Kaart (VNK). Het rekeninstrument PC-Ring speelt hierbij een centrale rol. Deze
verkennende analyse moet ondermeer informatie geven op basis waarvan gediscussieerd kan
worden over de huidige veiligheid tegen overstromingen in Nederland. Ook relevant is het
project Waterveiligheid 21
e
eeuw (WV21), dat ten doel heeft te onderzoeken of het huidige
beleid tegen overstromingen en de wettelijke verankering hiervan nog adequaat zijn.

In de huidige wetgeving, gebaseerd op de eerste benadering, speelt de zogenaamde Hydra-
filosofie een belangrijke rol, die heeft geleid tot een productenlijn voor operationeel gebruik: de
Hydra-familie. De ontwikkeling van methodes die deze benadering verder uitwerken is echter
nog volop gaande. Een belangrijke complicerende factor hierbij is dat in de afgelopen decennia
voor ieder watersysteem afzonderlijk een methode is ontwikkeld, dus langs gescheiden
ontwikkelsporen. Diverse verschillen zijn daarom historisch zo gegroeid in plaats van logisch
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
20 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
onderbouwd. Belangrijk doel van het voorliggende rapport is te beschrijven hoe een aantal van
de Hydras, die voor de zoete wateren, geuniformeerd kunnen worden opgenomen in een nieuw
model, Hydra-Zoet genaamd.

2.3 HR en VTV voor de toetsing
2.3.1 HR en Hydras per watersysteem
Voor de vijfjaarlijkse toetsing zijn de Hydraulische Randvoorwaarden (HR) nodig, die per
watersysteem voornamelijk worden bepaald met een model uit de Hydra-familie (zie
Figuur 2-2):

Hydra-VIJ voor de Vechtdelta en IJsseldelta.
Hydra-B voor het benedenrivierengebied.
Hydra-M en Hydra-Q voor het IJsselmeer en Markermeer.
Hydra-R voor de bovenrivieren.
Hydra-K voor de Hollandse en Zeeuwse Kust en de Ooster- en Westerschelde.

Uitgezonderd Hydra-R voor de bovenrivieren zijn dit probabilistische modellen, terwijl Hydra-R
een deterministisch model is. De eerste vier bolletjes betreffen de zoete watersystemen; het
laatste bolletje de zoute wateren. De HR voor de Waddenzee kunnen op dit moment niet met
een Hydra-model worden bepaald (voor de HR2011 zal dat overigens wel het geval zijn). Omdat
de zoute wateren geen onderwerp vormen van dit rapport, worden Hydra-K (en de Waddenzee)
verder niet meer genoemd.

Welke grootheden precies met de zoete Hydra-modellen kunnen worden berekend, verschilt per
model. Met een Hydra-model kan voor elk van de zoete watersystemen in ieder geval bepaald
worden:
Het toetspeil: de waterstand behorende bij de normfrequentie.
N.B.: de toetspeilen voor locaties langs het IJssel- en Markermeer, alsmede de toetspeilen
in de as van een rivier op de hele kilometerraaien zijn ook gepubliceerd in het zogenaamde
Randvoorwaardenboek, zie voor de meest recente versie [HR, 2006].
De benodigde kruinhoogte: dit is, behorende bij de normfrequentie, de kruinhoogte die de
dijk minimaal dient te hebben bij een in de toetsing gebruikt toegestaan overslagdebiet,
uitgezonderd toeslagen als bijvoorbeeld die voor zetting en klink.
Golfcondities voor het toetsen van bekledingen: significante golfhoogte H
s
en de piekperiode
T
p
. N.B.: voor Hydra-VIJ is hiervoor wel de meest recente versie van het programma
vereist, die eind december 2008 is opgeleverd.

Wat de term toetspeil betreft nog het volgende. Strikt genomen zijn voor de rivieren de
toetspeilen per definitie alleen waterstanden in de as van de rivier, op gehele kilometerraaiien,
behorende bij de normfrequentie. In dit rapport worden de waterstanden bij de normfrequentie
voor oeverlocaties ook aangeduid als toetspeilen.





juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 21

Figuur 2-2: Indeling in watersystemen.
2.3.2 VTV
De toetspeilen en benodigde kruinhoogtes spelen een belangrijk doel in de toetsing van de
waterkeringen. Uiteraard wordt de benodigde kruinhoogte gebruikt om te toetsen of een dijk de
vereiste hoogte heeft. Behalve de hoogte is de stabiliteit van de waterkering een belangrijk
onderdeel uit de toetsing. Diverse faalmechanismes, zoals piping en heave, stabiliteit binnen- en
buitenwaarts, microstabiliteit, stabiliteit van de bekleding, etcetera, dienen getoetst te worden.
Toetsregels hiervoor worden gegeven in het Voorschrift Toetsen op Veiligheid [VTV, 2007]. Bij
de stabiliteitstoetsing wordt veelvuldig gebruik gemaakt van het toetspeil, berekend met n
van de Hydras of afkomstig uit het Randvoorwaardenboek, en van golfcondities die uit de
Hydras volgen. Het Randvoorwaardenboek geeft daarnaast nog aanvullende informatie voor het
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
22 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
toepassen van de toetsregels van het VTV (diverse soorten toeslagen, waterstandsverlopen,
etcetera). De HR afkomstig uit het Randvoorwaardenboek of berekend met de Hydra-modellen
leveren, tezamen met de toetsregels uit het VTV, alle informatie die nodig is voor het toetsen
van de waterkeringen.

2.3.3 TMR versus HR
De HR worden gebruikt in de vijfjaarlijkse toetsing. In principe dienen de HR iedere vijf jaar
opnieuw te worden bepaald, rekening houdend met de meest actuele inzichten en gegevens
betreffende statistiek, gebiedsschematisaties en modellen. Beleidsmatig is het soms gewenst,
bijvoorbeeld om al te snelle wisselingen te voorkomen, om de gegevens uit een eerdere
toetsronde te handhaven. Zo zijn voor de IJsseldelta, de beneden- en bovenrivieren, het IJssel-
en Markermeer, de gegevens voor de HR2006 (derde toetsronde) voor een belangrijk deel
overgenomen uit die voor de HR2001. Soms zijn al wel nieuwe HR voor de derde toetsronde
berekend en beschikbaar in de Hydra-modellen. De laatste HR die voor de toetsing dus geen
officile status hebben worden aangeduid als de zogenaamde Thermometer Randvoorwaarden
2006 (TMR2006): deze TMR geven, als ware het een thermometer, de actuele toestand weer.
De TMR2006 voor de benedenrivieren worden uitgebreid behandeld in het achtergrondrapport
[De Waal, 2007], en die voor de IJsseldelta in [Beijk, 2006].

In dit rapport worden zowel gegevens uit de HR2006 als de TMR2006 gebruikt. De reden om
naast de HR2006 ook de TMR2006 te behandelen, is dat alleen in de TMR2006 de IJsseldelta
probabilistisch wordt behandeld; in de HR2006 is dat nog deterministisch, waarbij de hele IJssel
als deel van de bovenrivieren wordt gezien. Met het oog op toekomstige ontwikkelingen is het
gewenst voor de IJsseldelta de probabilistische aanpak te behandelen, die deel uitmaakt van
Hydra-VIJ.

2.4 Hydras voor ontwerpen
De toetsing van de primaire waterkeringen vindt iedere vijf jaar plaats. Als een waterkering
wordt afgekeurd, of bij een geheel nieuwe gebiedsinrichting, dient een ontwerp te worden
gemaakt voor een nieuw aan te leggen waterkering (of kunstwerk). Op basis van het Technisch
Rapport Ontwerpbelastingen [Van Velzen en Beyer, 2007] en de Leidraad Rivieren [LR, 2007]
kan hierover het volgende worden gezegd.

Situatie (beoogd project) Gebruikelijke planperiode
rivierverruiming 50 jaar
aanpassing / aanleg groene dijk 50 jaar
aanpassing / aanleg dijk in stedelijk gebied 100 jaar
aanpassing / aanleg kunstwerk 100 jaar

Tabel 2-1: Gebruikelijke planperiode voor verschillende maatregelen.
Een ontwerp wordt gemaakt voor een planperiode van 50 of 100 jaar, zie Tabel 2-1. Gedurende
die periode dient het uitgevoerde ontwerp te blijven funtioneren zonder dat ingrijpende en
kostbare aanpassingen noodzakelijk zijn. Bij voorkeur dient een ontwerp uitbreidbaar te zijn,
wat wil zeggen dat het na uitvoering gemakkelijk uit te breiden valt om aan zwaardere
(ontwerp)eisen te voldoen. Het toekomstgericht ontwerpen is onderdeel van het begrip robuust
ontwerpen. In de Leidraad Rivieren worden drie ontwerpeisen geformuleerd die van belang zijn
voor de bepaling van de ontwerpbelastingen:

juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 23
In de ontwerpbelastingen wordt rekening gehouden met de verwachte toename van de
rivierafvoer en de verwachte toename van de zee- en meerwaterstanden als gevolg van
klimaatverandering gedurende de planperiode.
Robuust ontwerpen betekent dat de onzekerheid in de waterstand, in zowel boven- als
benedenrivierengebied, wordt opgenomen als een robuustheidstoeslag van 0.3 m. Deze
toeslag kan ook andere onzekerheden opvangen, zoals onzekerheden in de golfoploop. De
beheerder kan van deze toeslag afwijken als uit een probabilistische analyse, waarin alle
relevante onzekerheden zijn meegenomen, blijkt dat de toeslag niet passend is.
Indien een ontwerp niet uitbreidbaar is, verdient het aanbeveling het ontwerp op extremere
klimaatscenarios te baseren dan de gemiddelde scenarios die gewoonlijk als uitgangspunt
dienen.

De toekomstige ontwikkelingen waarmee in het bepalen van de ontwerpbelasting rekening
wordt gehouden, zijn de verwachte autonome ontwikkeling, de verwachte klimaatverandering
en de wijze waarop hierop wordt geanticipeerd door maatregelen te nemen die de effecten van
klimaatverandering beperken. Denk bij die laatste maatregelen bijvoorbeeld aan rivierver-
ruimende maatregelen.

De Hydras voor de HR2006 en TMR2006 hebben als invoer statistische gegevens voor de
toetsperiode 2006-2011 (derde toetsronde, met zichtjaar 2011). Sommige Hydras bevatten ook
de statistische invoergegevens om klimaatscenarios door te rekenen. Met deze Hydras kunnen
dan ontwerpbelastingen worden bepaald, als tenminste ook overige invoer is toegesneden op de
ontwerpomstandigheden. Denk bij die overige invoer aan waterstands- en golfgegevens, welke
veranderen bij een andere gebiedsschematisatie.

Klimaatomstandigheden en ontwerpbelastingen komen in dit rapport verder niet meer aan de
orde. Om zo duidelijk mogelijk te zijn, wordt steeds n set van gegevens beschouwd, voor n
gebiedsschematisatie, corresponderend met de HR2006 en TMR2006 (bij de behandeling van
Hydra-VIJ) of de HR2006 (bij de behandeling van Hydra-B).

2.5 Hydras voor beleidsstudies
Geregeld worden beleidsstudies verricht, waarin bijvoorbeeld effecten van rivierverruimende
maatregelen of klimaatveranderingen worden doorgerekend. Voor dergelijke studies kunnen de
Hydra-modellen eveneens gebruikt worden, mits tenminste statistische gegevens, en
waterstands- en golfgegevens op de juiste wijze worden aangepast. Bijvoorbeeld het project
Waterveiligheid 21
e
eeuw (WV21) heeft gebruik gemaakt van de uitkomsten van de Hydra-
modellen om een inschatting te maken van overstromingskansen.

Bij het gebruik van de Hydra-modellen moet wel worden opgemerkt dat het volledig opnieuw
berekenen van met name de waterstandsgegevens nodig bij een andere gebiedsschematisatie
door bijvoorbeeld aanleg van een nevengeul of een dijkverlegging vaak een zeer grote
inspanning vergt. Bij relatief eenvoudige maatregelen zal men liever een vereenvoudigde
effectberekening uitvoeren, dan alle benodigde invoer voor een Hydra-model genereren om
volledig probabilistisch het effect te bepalen. De Ruimte voor de Rivier projecten in de
benedenrivieren en de IJsseldelta zijn dan ook beoordeeld met versimpelde Hydra-modellen.
Deze modellen zijn speciaal voor de PKB (Planologische Kernbeslissing) of voor een bepaald
project ontwikkeld.

Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
24 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
2.6 Afbakening rapport
Deze paragraaf beschrijft de scope van dit rapport, waarbij ook wordt aangegeven welke
gegevens als uitgangspunt worden genomen.

Alleen faalmechanismes overloop en golfoverslag worden beschouwd. Het inmiddels wat
verouderde faalmechanisme 2%-golfoploop blijft buiten beschouwing. Ook worden geen
faalmechanismes voor dijkbekleding behandeld.

De berekening gebeurt in principe voor een dijkvakberekening. In twee aparte paragrafen
wordt daarnaast de berekening voor een dijkring behandeld, maar tenzij anders vermeld, is
sprake van een berekening op vakniveau.

Alleen zoete watersystemen worden behandeld, waarvan de meren (Hydra-M) en de
bovenrivieren (Hydra-R) slechts summier, inzoverre de behandeling daarvan nodig is voor
een goed begrip van Hydra-Zoet. Hydra-K en de Waddenzee worden niet behandeld.

Voor Hydra-VIJ wordt voor de Vechtdelta uitgegaan van statistische/fysische gegevens voor
de HR2006, die voor dit gebied overeen stemmen met de TMR2006. Voor de IJsseldelta
wordt in Hydra-VIJ uitgegaan van de TMR2006 gegevens (deze verschillen van de HR2006
gegevens die semi-probabilistisch zijn bepaald).

Voor Hydra-B wordt uitgegaan van statistische/fysische gegevens voor de HR2006. De
aspecten seiches en deining uit Hydra-B worden niet behandeld.

Klimaatscenarios en ontwerprandvoorwaarden worden niet behandeld.
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 25
3 Zoete watersystemen

Een groot deel van dit rapport gaat over Hydra-VIJ en Hydra-B, welke modellen gaan over twee
van de zoete watersystemen: de Vecht- en IJsseldelta respectievelijk de benedenrivieren. In
totaal zijn er vier zoete watersystemen (zie Figuur 2-2):
Bovenrivieren.
IJssel- en Markermeer.
Vecht- en IJsseldelta.
Benedenrivieren.

Het is de bedoeling om op termijn deze vier zoete watersystemen te integreren in n
probabilistisch model, Hydra-Zoet, dat wordt behandeld in hoofdstuk 21. Om alvast een context
te geven worden in dit hoofstuk van elk van de vier watersystemen genoemd: ten eerste, het
(probabilistisch) model waarmee tot nu toe de HR worden bepaald, en ten tweede de
(stochastische) grootheden die per gebied in het HR-model worden gebruikt.

Voor met name de bovenrivieren is het begrip maatgevende afvoer belangrijk. Dat is per
definitie, voor een beschouwde rivier, de afvoer met een overschrijdingsfrequentie van 1/1250
per jaar, of equivalent hiermee, met een terugkeertijd van 1250 jaar. Bijvoorbeeld voor de Rijn
te Lobith is de maatgevende afvoer gelijk aan 16000 m
3
/s, wat inhoudt dat gemiddeld eens in
de 1250 jaar een afvoergolf voorkomt waarvan de piekwaarde het niveau 16000 m
3
/s
overschrijdt.
4


3.1 Bovenrivieren
Voor de bovenrivieren wordt voor de HR2006/TMR2006 gebruik gemaakt van Hydra-R. Dit is
een deterministisch model. De toetspeilen, voor T = 1250 jaar, volgen door met Waqua (zie
hoofdstuk 5) waterstanden te bepalen door maatgevende afvoergolven voor de Rijn en de Maas
door te rekenen; de piekwaarden van deze golven zijn gelijk aan de maatgevende afvoeren van
deze rivieren (te Lobith respectievelijk te Borgharen). Hierbij wordt ook rekening gehouden met
relevante laterale toestromingen.

Om een benodigde kruinhoogte te bepalen, wordt het toetspeil vermeerderd met een toeslag
voor golven. Deze wordt deterministisch bepaald met behulp van ontwerpwindsnelheden, die
per windrichting andere waarden kunnen hebben. De windrichting die leidt tot de hoogste
toeslag, is daarbij maatgevend. De benodigde kruinhoogte wordt dan, afgezien van toeslagen
voor bochtwerking en locale opstuwing, gelijk genomen aan het toetspeil vermeerderd met deze
(hoogste) toeslag.


4
Impliciet in het gebruik van de terugkeertijd op deze manier, is dat de afvoerstatistiek ieder jaar hetzelfde blijft
(aanzienlijk langer dan 1250 jaar). In werkelijkheid zullen de rivier(schematisatie) en het klimaat in de loop der tijd
veranderen, wat n van de redenen is dat de maatgevende afvoeren van Rijn, Maas, Vecht en IJssel om de zoveel jaar
worden herzien (ook gewijzigde inzichten van diverse aard spelen een rol). Het gebruik van de terugkeertijd zoals in de
tekst kan dus verwarrend zijn. Wanneer gesproken wordt van een terugkeertijd van T = 1250 jaar voor een zeker
niveau, wordt feitelijk bedoeld dat onder de vigerende statistiek dit niveau wordt overschreden met een
overschrijdingsfrequentie van 1/1250 per jaar.
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
26 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
De (onderliggende) grootheden die centraal staan in de Hydra-R berekeningen voor de
bovenrivieren zijn:
Rijnafvoer te Lobith voor locaties langs de Rijn of een Rijntak.
Maasafvoer te Borgharen voor locaties langs de Maas.
Windsnelheid.
Windrichting.

Als de bovenrivieren op termijn worden opgenomen in Hydra-Zoet, worden deze grootheden,
die in Hydra-R deterministisch worden meegenomen, als stochasten opgenomen in Hydra-Zoet.

3.2 IJssel- en Markermeer
Voor het IJssel- en Markermeer wordt voor de faalmechanismes overloop en golfoverslag
Hydra-M gebruikt. Stilzwijgend worden tot het IJsselmeer gerekend het Ketel- en Vossemeer,
en tot het Markermeer het IJmeer, Gooi- en Eemmeer, het Nijkerkernauw en de Eem.
Stochasten in Hydra-M zijn:
IJsselmeerpeil, in m+NAP, voor locaties langs het IJsselmeer.
Markermeerpeil, in m+NAP, voor locaties langs het Markermeer.
Windsnelheid, in m/s, (statistiek van potentile windsnelheid Schiphol).
Windrichting, in termen van 30-sectoren, (statistiek van potentile windsnelheid Schiphol).

Het meerpeil moet hier worden opgevat als een ruimtelijk over het meer gemiddelde waarde;
windopzet maakt dus geen deel uit van de stochast meerpeil. De windsnelheid en windrichting
zijn in Hydra-M gecorreleerd.

3.3 Vecht- en IJsseldelta
Voor de Vecht- en IJsseldelta wordt in dit rapport voor de faalmechanismes overloop en
golfoverslag Hydra-VIJ gebruikt. Een precieze afbakening van beide deltas wordt verderop in dit
rapport gegeven. Stochasten in Hydra-VIJ zijn:
Vechtafvoer te Dalfsen, in m
3
/s, voor locaties in de Vechtdelta.
IJsselafvoer te Olst, in m
3
/s, voor locaties in de IJsseldelta.
IJsselmeerpeil, in m+NAP.
Windsnelheid, in m/s, (statistiek van potentile windsnelheid Schiphol).
Windrichting, in termen van 22.5-sectoren, (statistiek van potentile windsnelheid
Schiphol).
Beheertoestand Ramspolkering (rekening wordt gehouden met een correct functionerende
zowel als met een falende kering).

Het meerpeil moet hier worden opgevat als een ruimtelijk over het meer gemiddelde waarde;
windopzet maakt dus geen deel uit van het meerpeil. De afvoeren en het meerpeil zijn in
Hydra-VIJ gecorreleerd. Hetzelfde geldt voor de windsnelheid en de windrichting.

Opmerking: recente versie Hydra-VIJ voor de meren
Omdat de stochasten van de meren ook voorkomen in Hydra-VIJ, kunnen deze meren behalve
met Hydra-M ook worden doorgerekend met Hydra-VIJ. Voorwaarde is dan wel dat de juiste
waterstandsdatabases en statistische gegevens beschikbaar zijn (in het bijzonder dienen nog
gegevens voor het Markermeer aanwezig te zijn). Dat is inmiddels het geval, en er is reeds een
versie van Hydra-VIJ gebouwd, zie [Duits, 2008d], waarbij de uitvoer van het model passend
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 27
voor de meren is gemaakt; gegevens voor de afvoer en de balgstuw zijn uit de uitvoer
verwijderd. Zie verder hierover ook hoofdstuk 21 over Hydra-Zoet en in het bijzonder pragraaf
21.2.

3.4 Benedenrivieren
Voor de benedenrivieren wordt in dit rapport voor de faalmechanismes overloop en golfoverslag
Hydra-B gebruikt. Een precieze afbakening van het gebied wordt verderop in dit rapport
gegeven. Stochasten in Hydra-B zijn:
Rijnafvoer te Lobith, in m
3
/s, voor locaties die gedomineerd worden door de Rijn.
Maasafvoer te Lith, in m
3
/s, voor locaties die gedomineerd worden door de Maas.
Zeewaterstand te Maasmond, in m+NAP.
Windsnelheid, in m/s, (statistiek van potentile windsnelheid Schiphol).
Windrichting, in termen van 22.5-sectoren, (statistiek van potentile windsnelheid
Schiphol).
Beheertoestand Maeslant- en Hartelkering (er wordt rekening gehouden met geopende en
gesloten keringen, alsmede met het falen van de keringen).

De zeewaterstand is in Hydra-B gecorreleerd met de windsnelheid en de windrichting. De afvoer
wordt statistisch onafhankelijk beschouwd van de zeewaterstand, de windsnelheid en de
windrichting. De correlatie tussen de Rijn- en de Maasafvoer wordt in Hydra-B op een
versimpelde manier (semi-probabilistisch) meegenomen.

3.5 Diverse toeslagen
In de genoemde Hydra-modellen en/of in de toetsing met deze modellen worden diverse
toeslagen gebruikt. Er zijn toeslagen voor bochtwerking, locale opstuwing door hindernissen,
seiches, golfdoordringing en slingeringen. Om de rest van dit rapport niet nodeloos complex te
maken, worden dergelijke toeslagen verder in de tekst niet meer genoemd.

juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 29
4 Voorbeeldberekeningen Vecht- en
IJsseldelta

De rest van het rapport gaat uitgebreid in op de modellen Hydra-VIJ en Hydra-B, waarbij het
vooral gaat om een gedetailleerde beschrijving van de invoer en opzet van de modellen, maar
minder om praktische toepassingen. Vooraf is het nuttig om concrete voorbeelden te geven van
de uitvoer van beide Hydra-modellen. De uitvoer van Hydra-VIJ en Hydra-B heeft min of meer
dezelfde structuur, vandaar dat we ons beperken tot slechts n model, in dit geval Hydra-VIJ.
De reden om Hydra-VIJ te nemen is enerzijds dat dit programma iets meer uitvoer levert voor
de zogenaamde uitsplitsingen (verderop uitgelegd), en anderzijds dat in [Geerse, 2004c] al
concrete voorbeelden voor Hydra-B zijn gerapporteerd.

Dit hoofdstuk heeft de volgende indeling. Eerst wordt ingegaan op verschillende
gebruikersversies van beide Hydras. Dan volgt, om de voorbeelden uit dit hoofdstuk beter te
kunnen interpreteren, informatie over terugkeertijden van relevante stochasten uit Hydra-VIJ en
Hydra-B. Daarna worden voorbeelden van Hydra-VIJ uitvoer besproken voor de
faalmechanismes overloop en golfoverslag. Tot slot volgt een paragraaf waarin voor een aantal
locaties in de Vecht- en IJsseldelta wordt besproken in welke mate afvoer, meerpeil en wind van
belang zijn als het toetspeil wordt overschreden. Aan de hand daarvan kan bijvoorbeeld worden
gezien of een locatie bedreigd wordt door extreme afvoeren, door extreme stormen, of door
combinaties van verhoogde afvoeren en stormen.

4.1 Versies voor normale en geavanceerde gebruikers
De computerprogrammas Hydra-VIJ en Hydra-B kennen elk twee verschijningsvormen:

Normale gebruikersversie: bedoeld voor standaardgebruik in de toetsing door de
zogenaamde normale gebruiker.

Geavanceerde gebruikersversie: bedoeld voor onderzoeks- en beleidsdoeleinden. Het
gebruik hiervan, door de zogenaamde geavanceerde gebruiker, vergt de nodige kennis
van het betreffende Hydra-model. In deze versie kunnen statistische invoergegevens
worden aangepast, en wordt bovendien meer uitvoer gegeven dan in de normale versie.

Behalve voor onderzoeksdoeleinden is tijdens de ontwikkelingsfase van het betreffende Hydra-
model de geavanceerde versie vaak gebruikt om te testen of het model goede antwoorden
levert.

Van beide programmaversies bestaat een gebruikershandleiding, zie voor Hydra-VIJ [Duits,
2008ab] en voor Hydra-B [Duits, 2006a; Duits, 2007]. Wanneer een Hydra-model genstalleerd
wordt en vervolgens opgestart, komt de gebruiker terecht in de normale gebruikersversie. Door
middel van een wachtwoord, zie de handleidingen [Duits, 2008b; Duits, 2007], kan de
geavanceerde versie worden geactiveerd. De voorbeelden uit dit hoofdstuk geven steeds uitvoer
afkomstig uit de normale gebruikersversie van Hydra-VIJ.

Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
30 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
4.2 Terugkeertijden van afvoer, meerpeil en wind
Als hulp bij de interpretatie van de voorbeelden uit de rest van dit hoofdstuk geeft Tabel 4-1
gegevens over terugkeertijden van Vecht- en IJsselafvoer, IJsselmeerpeil en wind. De
beschouwde terugkeertijden zijn 1, 10, 100, 1250, 2000, 4000 en 10000 jaar; de getallen
1250, 2000 en 4000 jaar komen voor als normterugkeertijden in de Vecht en IJsseldelta.

De tabel laat bijvoorbeeld zien dat de maatgevende afvoeren van de Vecht en de IJssel
respectievelijk gelijk zijn aan 550 en 2720 m
3
/s. Voor de wind zijn gegevens van station
Schiphol gebruikt, omdat de windstatistiek in Hydra-VIJ en Hydra-B van dit station afkomstig is.
De windsnelheden uit de tabel gelden omnidirectioneel, wat wil zeggen dat ze gelden ongeacht
de beschouwde windrichting, hoewel in Hydra-VIJ windstatistiek per richting wordt gebruikt.
Verder spreken de gegevens voor zichzelf.

De voorbeelden uit de rest van dit hoofdstuk gaan niet over de benedenrivieren, maar toch is
het illustratief om soortgelijke gegevens voor dit gebied te geven, zie Tabel 4-2. Merk op dat de
windgegevens overeenstemmen met de voorgaande tabel. Net als voor de wind zijn de
gegevens voor de zeewaterstand omnidirectioneel, hoewel in Hydra-B voor de wind en de
zeewaterstand statistiek per windrichting wordt gebruikt.

terugkeertijd T afvoer Dalfsen afvoer Olst IJsselmeerpeil
jaar m3/s m3/s m+NAP m/s Beaufort
1 180 800 0.05 20.1 ruim 8
10 299 1420 0.40 24.0 grens van 9 en 10
100 419 2040 0.62 28.4 grens van 10 en 11
1000 538 2660 0.85 32.4 grens van 11 en 12
1250 550 2720 0.87 32.8 beginnende 12
2000 574 2846 0.91 33.6 12
4000 610 3033 0.98 34.7 12
10000 658 3279 1.07 36.1 ruim 12
windsnelheid Schiphol

Tabel 4-1: Terugkeertijden van een aantal stochasten voor de Vecht- en IJsseldelta (HR2006-gegevens
voor de Vechtdelta en TMR2006 voor de IJsseldelta). Bron: afvoeren en meerpeil volgens
hoofdstuk 11, windsnelheden volgens het Rijkoort Weibull model.
5


terugkeertijd T afvoer Lobith afvoer Lith zeewaterstand
Maasmond
jaar m3/s m3/s m+NAP m/s Beaufort
1 5893 1315 2.38 20.1 ruim 8
10 9459 2070 2.96 24.0 grens van 9 en 10
100 12675 2824 3.60 28.4 grens van 10 en 11
1000 15706 3579 4.29 32.4 grens van 11 en 12
1250 16000 3652 4.36 32.8 beginnende 12
2000 16619 3806 4.50 33.6 12
4000 17531 4033 4.73 34.7 12
10000 18737 4333 5.03 36.1 ruim 12
windsnelheid Schiphol

Tabel 4-2: Terugkeertijden van een aantal stochasten voor de benedenrivieren (HR2006-gegevens).
Bron: afvoeren volgens hoofdstuk 17, zeewaterstand volgens [Geerse, 2003b],
windsnelheden volgens het Rijkoort Weibull model.
6


5
De windsnelheden voor T = 10 jaar en hoger zijn berekend met het Rijkoort Weibull model beschreven in [Rijkoort,
1983]. Met dat model kan geen resultaat voor T = 1 jaar worden berekend, het getal daarvoor is afkomstig uit [Verkaik
et al, 2003b].
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 31

4.3 Faalmechanisme overloop: waterstanden
4.3.1 Elementaire uitvoer waterstandsberekening
Figuur 4-1 toont het hoofdscherm van Hydra-VIJ. Hier is een database ingeladen met
oeverlocaties voor dijkring 9 (Vollenhove). Voor al de aangegeven oeverlocaties kunnen met
Hydra-VIJ berekeningen worden uitgevoerd. Voor de geselecteerde locatie (geel gemarkeerd),
die hier kortweg wordt aangeduid als Zwarte Water km 14, is een waterstandsberekening
uitgevoerd (faalmechanisme overloop) voor drie terugkeertijden, namelijk T = 1250, 2000 en
4000 jaar. Tabel 4-3 laat een deel van de Hydra-VIJ uitvoer zien. Volgens de normfrequentie
van deze dijkring heeft deze locatie een terugkeertijd van 1250 jaar. Daarvoor resulteert een
waterstand van 1.85 m+NAP. De uitvoer laat zien dat de waterstanden voor T = 2000 en 4000
jaar niet al te zeer verschillen, die blijken respectievelijk (afgerond) 0.06 m en 0.16 m hoger te
zijn dan die voor T = 1250 jaar.




Figuur 4-1: Het hoofdscherm van Hydra-VIJ met locatie Zwarte Water km 14 geel gemarkeerd.

6
De zeewaterstand geldt voor toestandsjaar 2006. Ten opzichte van toestandsjaar 1985 voor Hoek van Holland (de
basispeilen) is een zeespiegelstijging van 0.05 m aangenomen; daarnaast is een verlaging van 0.02 m toegepast om
Hoek van Holland te transformeren naar Maasmond. Voor de windsnelheden is de voorgaande voetnoot van toepassing.
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
32 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
HYDRA-VIJ Versienummer: 3.0.2 juli 2008 Berekeningsresultaten
Naam gebruiker = geerse
Datum berekening = 09-12-2008 17:21:52

Invoerdatabase = Oeverloc_dkr_009_Vecht.mdb
Locatie = Dkr 9 Zwarte Water km 14-15 Locatie 1
X-cordinaat = 202428 (m)
Y-cordinaat = 515247 (m)


Berekeningstype = Waterstand

Deze berekening is gemaakt zonder klimaatscenario
en met statistische gegevens van de Vecht

Berekeningsresultaten
Frequentie: Waterstand:
1/ 1250 1.850 (m+NAP) Illustratiepunten Percentielen
1/ 2000 1.911 (m+NAP) Illustratiepunten Percentielen
1/ 4000 2.009 (m+NAP) Illustratiepunten Percentielen

Terugkeertijd Waterstand
(jaren) (m+NAP)
0.5 0.797
1 0.912
2 1.011
5 1.134
10 1.226
25 1.348
50 1.439
100 1.528
250 1.645
500 1.732
1000 1.821
2000 1.911
4000 2.009
10000 2.164
20000 2.307

Tabel 4-3: Deel Hydra-VIJ uitvoer waterstandsberekening Zwarte Water km 14.

4.3.2 Uitsplitsingen bij de waterstandsberekening
Met Hydra-VIJ kunnen zogenaamde uitsplitsingen worden berekend, die informatie geven over
de kansen waarmee afvoeren, meerpeilen en wind voorkomen tijdens falen. Strikt genomen
kleven er wat haken en ogen aan de precieze interpretatie van de uitsplitsingen, wat in
hoofdstuk 13 besproken wordt, tezamen met de relevante formules. Hier worden de
uitsplitsingen uitgelegd aan de hand van een voorbeeld, dat correspondeert met de hiervoor
behandelde waterstandsberekening. Tabel 4-4 geeft, aanvullend op Tabel 4-3, de uitvoer met
uitsplitsingen.

De uitsplitsingen vinden plaats naar de volgende grootheden:
Keringtoestand.
Afvoer.
Meerpeil.
Windsnelheid.
Windrichting.

Van de eerste vier grootheden staan de gegevens in Tabel 4-4; voor de windrichting komen ze
aan de orde bij de bespreking van de illustratiepunten in de volgende paragraaf.


juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 33
Locatie = Dkr 9 Zwarte Water km 14-15 Locatie 1 (202428,515247)
Berekeningstype = Waterstand
Waterstand = 1.85 (m+NAP)
Terugkeertijd = 1250 (jaar)
Overschrijdingsfrequentie = 8.00E-04 (per jaar)

Geopende Ramspolkering = 31.9%
Gesloten Ramspolkering = 68.1%

Percentielen van de Vechtafvoer (m/s)

percentiel | open+dicht | open | dicht
------------+------------+-----------+-----------
5% | 40 | 15 | 202
10% | 90 | 30 | 336
25% | 349 | 86 | 397
50% | 447 | 264 | 451
75% | 525 | 601 | 505
90% | 596 | 664 | 550
95% | 640 | 705 | 573

Percentielen van het meerpeil (m+NAP)

percentiel | open+dicht | open | dicht
------------+------------+-----------+-----------
5% | -0.27 | -0.34 | 0.08
10% | -0.15 | -0.30 | 0.39
25% | 0.44 | -0.16 | 0.57
50% | 0.70 | 0.36 | 0.73
75% | 0.86 | 0.90 | 0.85
90% | 1.00 | 1.07 | 0.96
95% | 1.06 | 1.17 | 1.02

Percentielen van de windsnelheid (m/s)

percentiel | open+dicht | open | dicht
------------+------------+-----------+-----------
5% | 13.2 | 8.9 | 15.4
10% | 14.9 | 12.2 | 16.5
25% | 17.7 | 15.1 | 18.3
50% | 20.9 | 23.1 | 20.7
75% | 25.8 | 27.7 | 24.2
90% | 29.6 | 29.7 | 29.4
95% | 33.4 | 31.0 | 36.1

Tabel 4-4: Hydra-VIJ uitvoer Zwarte Water km 14 voor de uitsplitsingen, voor T = 1250 jaar.
Ruwweg gezegd geven de uitsplitsingen informatie over de kansen waarmee allerlei
omstandigheden voorkomen tijdens falen, waarbij falen hier staat voor het overschrijden van de
voor T = 1250 jaar berekende waterstand (1.85 m+NAP). Zo betekent het getal 31.9%
behorend bij Geopende Ramspolkering bijvoorbeeld dat er tijdens falen 31.9% kans op een
open Ramspolkering is, waarbij open dan staat voor een situatie dat (a) tijdens een storm de
kering niet gesloten hoefde te worden (sluitcriterium niet bereikt) of (b) dat tijdens een storm
de kering wel gesloten moest worden, maar waarbij dat niet lukte. In het laatste geval is sprake
van technisch falen van de kering, omdat opblazen van de balgen faalt of dat de gesloten kering
bezwijkt. In beide gevallen worden in Hydra-VIJ waterstanden gebruikt die horen bij een steeds
geopende kering. Het getal 68.1% behorend bij Gesloten kering staat (uiteraard) voor de
situatie dat tijdens een storm de kering daadwerkelijk sluit.

De uitleg voor de uitsplitsing van de (Vecht)afvoer gebeurt aan de hand van een paar getallen
uit Tabel 4-4. Beschouw eerst, voor percentiel 10%, de afvoeren 90, 30 en 336 m
3
/s,
respectievelijk uit de kolommen open+dicht, open en dicht. Deze getallen betekenen het
volgende:
Tijdens falen bestaat er 10% kans op een afvoer lager dan 90 m
3
/s.
Als tijdens falen sprake is van een geopende kering (sluitcriterium niet gehaald of technisch
falend), is er 10% kans op een afvoer lager dan 30 m
3
/s. Anders gezegd: conditioneel op de
open keringtoestand is er 10% kans op een afvoer lager dan 30 m
3
/s.
Als tijdens falen sprake is van een gesloten kering, is er 10% kans op een afvoer lager dan
336 m
3
/s. Anders gezegd: conditioneel op de gesloten keringtoestand is er 10% kans op
een afvoer lager dan 336 m
3
/s.

Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
34 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
De overige getallen uit de tabel laten zien dat tijdens falen een zeer grote variatie aan
bedreigende afvoeren bestaat, vergelijk ook Tabel 4-1 met informatie over terugkeertijden.
Bijvoorbeeld voor de situatie open+dicht blijkt, omdat de 10%- en 90%-percentielen 90 en
596 m
3
/s bedragen, dat tijdens falen 80% kans bestaat op een afvoer tussen 90 en 596 m
3
/s.
De eerste waarde ligt niet ver boven de gemiddelde Vechtafvoer (60 m
3
/s in het winterhalfjaar),
en de tweede ruim boven de maatgevende Vechtafvoer (550 m
3
/s).

Misschien is het verhelderend commentaar te leveren op de constatering dat het 90%-percentiel
van 596 m
3
/s ruim boven de maatgevende afvoer ligt. Wellicht bestaat de indruk dat dit
percentiel, behorend bij een berekening voor T = 1250 jaar, altijd onder de maatgevende afvoer
zou moeten liggen (de afvoer met de genoemde terugkeertijd). Dat hoeft echter niet. De
uitsplitsingen betreffen immers faalgebeurtenissen waarbij het toetspeil wordt overschreden,
zodat ook de maatgevende afvoer kan worden overschreden (zie desgewenst ook de uitleg in
paragraaf 13.1). Voor de genteresseerde lezer melden we dat wel een theoretische bovengrens
bestaat voor het 90%-percentiel q
90%
, die als volgt wordt berekend. Per definitie is er 10% kans
dat tijdens falen q
90%
wordt overschreden. Omdat T = 1250 jaar wordt beschouwd, en in 1 op
de 10 faalgebeurtenissen q
90%
wordt overschreden, hebben dergelijke faalgebeurtenissen een
terugkeertijd van 10*1250 = 12500 jaar. Er kan worden afgeleid dat de theoretische
bovengrens van q
90%
dan gelijk is aan de afvoer die volgens de afvoerstatistiek correspondeert
met T = 12500 jaar. Die afvoer is 670 m
3
/s, zodat q
90%
670 m
3
/s.

De uitsplitsingen voor de (IJssel)meerpeilen en de windsnelheden hebben een soortgelijke
interpretatie als die voor de afvoer, en spreken daarom voor zich. Net als voor de afvoer geldt
dat tijdens falen, tenminste voor deze locatie, een zeer grote variatie aan bedreigende
omstandigheden kan optreden: falen kan plaatsvinden bij min of meer dagelijkse meerpeilen en
windsnelheden, maar ook bij extreme meerpeilen en windsnelheden. De gevoeligheidsanalyses
uit paragraaf 4.5.2 laten zien dat voor bijna alle locaties uit de Vechtdelta, de variatie aan
bedreigende omstandigheden uitzonderlijk groot is.

4.3.3 Illustratiepunten bij de waterstandsberekening
Met Hydra-VIJ kunnen naast de uitsplitsingen ook zogenaamde illustratiepunten, afgekort IPs,
worden berekend. Losjes gezegd geven de IPs de meest waarschijnlijke omstandigheden
tijdens falen. De interpretatie van de IP-uitvoer wordt hier uitgelegd met een concreet
voorbeeld, namelijk de hiervoor behandelde waterstandsberekening. Hoe IPs precies worden
berekend staat in hoofdstuk 14.

Algemene uitleg IP-uitvoer
Hydra-VIJ uitvoer voor de IPs staat in Tabel 4-5; deze uitvoer is aanvullend op die uit
Tabel 4-3. Hydra-VIJ berekent een IP voor elke combinatie van keringtoestand en windrichting,
wat in principe 32 IPs oplevert: 16 voor de open en 16 voor de gesloten toestand. Wel komt
het voor dat een richting/keringtoestand zon kleine kans op falen oplevert, of zelfs kans 0 voor
dichte kering bij oostelijke richtingen, dat daarvoor geen IP te berekenen valt. In die gevallen
bevat de uitvoer geen gegevens (de lege posities en nullen in Tabel 4-5).


juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 35
Locatie = Dkr 9 Zwarte Water km 14-15 Locatie 1 (202428,515247)
Berekeningstype = Waterstand
Waterstand = 1.85 (m+NAP)
Terugkeertijd = 1250 (jaar)
Overschrijdingsfrequentie = 8.00E-04 (per jaar)

Geopende Ramspolkering

r | meerp. | q IJssel| q Vecht | windsn. | waterst.| ov. freq | ov. freq
| m+NAP | m/s | m/s | m/s | m+NAP | *0.001/whj | %
---------+---------+---------+---------+---------+---------+------------+---------
NNO | 1.16 | 2265 | 688 | 6.0 | 1.85 | 0.001 | 0.1
NO | 1.16 | 2265 | 688 | 7.0 | 1.85 | 0.001 | 0.1
ONO | 1.16 | 2265 | 688 | 7.0 | 1.85 | 0.001 | 0.1
O | 1.16 | 2265 | 688 | 6.0 | 1.85 | 0.001 | 0.1
OZO | 1.16 | 2265 | 688 | 5.0 | 1.85 | 0.001 | 0.1
ZO | 1.16 | 2265 | 688 | 6.0 | 1.85 | 0.001 | 0.1
ZZO | 1.16 | 2265 | 688 | 6.0 | 1.85 | 0.001 | 0.1
Z | 1.16 | 2265 | 688 | 7.0 | 1.85 | 0.001 | 0.1
ZZW | 1.16 | 2265 | 688 | 8.0 | 1.85 | 0.001 | 0.1
ZW | 1.03 | 2034 | 611 | 14.0 | 1.85 | 0.017 | 2.1
WZW | 0.80 | 1760 | 520 | 16.8 | 1.85 | 0.064 | 8.0
W | 0.85 | 1985 | 595 | 13.1 | 1.85 | 0.097 | 12.1
WNW | 0.85 | 1985 | 595 | 13.0 | 1.85 | 0.054 | 6.7
NW | 0.95 | 2025 | 608 | 12.4 | 1.85 | 0.014 | 1.7
NNW | 1.13 | 2168 | 656 | 8.0 | 1.85 | 0.003 | 0.3
N | 1.14 | 2229 | 676 | 6.0 | 1.85 | 0.001 | 0.1
---------+-------------------------------------------------+------------+---------
som | | 0.255 | 31.9

Gesloten Ramspolkering

r | meerp. | q IJssel| q Vecht | windsn. | waterst.| ov. freq | ov. freq
| m+NAP | m/s | m/s | m/s | m+NAP | *0.001/whj | %
---------+---------+---------+---------+---------+---------+------------+---------
NNO | -- | -- | -- | -- | -- | 0.000 | 0.0
NO | -- | -- | -- | -- | -- | 0.000 | 0.0
ONO | -- | -- | -- | -- | -- | 0.000 | 0.0
O | -- | -- | -- | -- | -- | 0.000 | 0.0
OZO | -- | -- | -- | -- | -- | 0.000 | 0.0
ZO | -- | -- | -- | -- | -- | 0.000 | 0.0
ZZO | -- | -- | -- | -- | -- | 0.000 | 0.0
Z | -- | -- | -- | -- | -- | 0.000 | 0.0
ZZW | -- | -- | -- | -- | -- | 0.000 | 0.0
ZW | 0.75 | 1400 | 400 | 22.6 | 1.85 | 0.050 | 6.2
WZW | 0.74 | 1430 | 410 | 19.8 | 1.85 | 0.138 | 17.3
W | 0.65 | 1550 | 450 | 19.0 | 1.85 | 0.216 | 27.0
WNW | 0.72 | 1595 | 465 | 17.8 | 1.85 | 0.108 | 13.6
NW | 0.77 | 1655 | 485 | 17.8 | 1.85 | 0.030 | 3.8
NNW | 0.85 | 1610 | 470 | 20.4 | 1.85 | 0.002 | 0.3
N | 1.15 | 1730 | 510 | 19.6 | 1.85 | 0.000 | 0.0
---------+-------------------------------------------------+------------+---------
som | | 0.545 | 68.1

Betekenis van de gegevens:
- r = De windrichting
- meerp. = De ruimtelijk gemiddelde waterstand van het IJsselmeer in m+NAP
- q IJssel = De afvoer op de IJssel bij Olst in m/s
- q Vecht = De afvoer op de Vecht bij Dalfsen in m/s
- windsn. = De potentile windsnelheid van Schiphol in m/s
- waterst. = De waterstand op de doorgerekende locatie in m+NAP
- ov.freq = De overschrijdingsfrequentie van de waterstand voor de bijbehorende windrichting
in gemiddeld aantal keer per winterhalfjaar en als percentage
Tabel 4-5: Hydra-VIJ uitvoer Zwarte Water km 14 voor de illustratiepunten, voor T = 1250 jaar.
Nu volgt een nadere toelichting op de tabel. Het eerste blokje van vijf regels geeft elementaire
informatie over de berekening waarmee de IPs corresponderen; deze gegevens spreken voor
zich. De twee volgende blokken bevatten gegevens voor de geopende en gesloten kering. De
laatste twee kolommen van elk blok bevatten de uitsplitsingen naar de combinatie van
windrichting en keringtoestand, zowel absoluut (in keren per winterhalfjaar) als relatief ten
opzichte van de overschrijdingsfrequentie. Bijvoorbeeld de 12.1% voor de open kering in
combinatie met richting W houdt in: tijdens falen hier overschrijden van niveau 1.85 m+NAP
is er 12.1% kans dat dat gebeurt bij een geopende kering en tevens windrichting W. Analoog
houdt het getal 27.0% voor de dichte kering/richting W in dat tijdens falen 27.0% kans bestaat
op een dichte kering met tevens richting W. Hieruit blijkt dat zonder uitsplitsing naar
keringtoestand er 12.1+27.0 = 39.1% kans bestaat op richting W tijdens falen. De gegevens
uit de tabel maken duidelijk dat voor deze locatie met name richting W, en daarnaast nog
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
36 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
richtingen WZW en WNW, verantwoordelijk zijn voor falen. Merk op dat, per keringtoestand, de
som over de richtingspercentages de uitsplitsing voor de betreffende toestand oplevert; de
respectievelijke sommaties over de richtingen (31.9% en 68.1%) komen ook voor in Tabel 4-4.

Uitleg kolommen 1 t/m 6 van de IP-uitvoer
Nu volgt uitleg over de kolommen 1 t/m 6 voor de twee keringsblokken uit de tabel. Kolom 1
geeft, per keringtoestand, de beschouwde windrichting. Kolom 3 wordt hieronder toegelicht. De
kolommen 2, 4 en 5 geven, per keringtoestand/windrichting, het IJsselmeerpeil, de Vechtafvoer
en de windsnelheid. Losjes gezegd kunnen de waarden uit deze kolommen genterpreteerd
worden als degenen die op de grens van juist wel/juist niet falen de grootste kans van
voorkomen hebben. De frase tussen aanhalingstekens betekent hier dat alleen omstandigheden
worden beschouwd waarbij de waterstand exact de voor T = 1250 jaar berekende waterstand
(1.85 m+NAP) aanneemt. Merk het verschil in faalwijze op met de uitsplitsingen: de
uitsplitsingen gaan over omstandigheden waarvoor het niveau 1.85 m+NAP wordt
overschreden, terwijl het IP omstandigheden beschouwt waarvoor dit niveau precies wordt
aangenomen, oftewel waarvoor juist falen optreedt. Samengevat: de waarden uit het IP voor
het meerpeil, de Vechtafvoer en de windsnelheid, geven de situatie weer die tijdens juist falen
het meest waarschijnlijk zijn.

Het IP geeft ook een waarde voor de IJsselafvoer (kolom 3), die niet te interpreteren valt als
een waarde met de maximale kans van voorkomen tijdens falen, en eigenlijk uit het overzicht
had mogen worden weggelaten. De beschouwde locatie ligt namelijk in de Vechtdelta, waarvoor
de Vecht de zogeheten dominante rivier is, terwijl de IJsselafvoer fysisch gezien vrijwel geen
invloed heeft op de waterstanden bij deze locatie. Feitelijk geldt: voor een locatie in de
Vechtdelta moet aan de IJsselafvoer uit het IP geen waarde worden toegekend; omgekeerd
geldt dat voor een locatie in de IJsseldelta aan de Vechtafvoer uit het IP geen waarde moet
worden toegekend. Oftewel: de niet-dominante rivieren uit het IP geven voor praktisch gebruik
geen zinnige interpretatie.

Tot slot van de uitleg van de tabel: kolom 6 geeft de berekende waterstand, die voor het hier
beschouwde faalmechanisme overloop voor iedere richting/keringtoestand simpelweg gelijk is
aan de berekende waterstand (1.85 m+NAP); de waarden uit het IP voor het meerpeil, de
afvoeren, de windsnelheid en de windrichting zijn daarbij zdanig dat ze de waterstand van
1.85 m+NAP opleveren. Bij faalmechanisme golfoverslag, dat zometeen wordt behandeld, kan
de waterstand uit het IP wl variren per richting/keringtoestand.

Praktisch gebruik van IPs en de gevaren daarvan
IPs worden in de praktijk nogal eens gebruikt als karakterisering van de maatgevende
omstandigheden tijdens falen. Met deze omstandigheden worden dan berekeningen uitgevoerd,
bijvoorbeeld om het effect van maatregelen te bepalen (rivierverruiming, zomerbedverdieping
etcetera). De eerder besproken uitsplitsingsgegevens en de informatie uit paragraaf 4.5 tonen
echter dat falen bij een zeer groot bereik van omstandigheden kan optreden: zowel extreme als
dagelijkse (en tussenliggende) waarden voor afvoeren, meerpeilen en wind kunnen dan
voorkomen. Het is dan niet te rechtvaardigen om effectberekeningen uit te voeren voor alleen
de omstandigheden uit het IP. Er kleeft dus een gevaar aan het gebruik van de IPs: ze kunnen
ten onrechte de indruk wekken dat de omstandigheden die ze karakteriseren de enig relevante
omstandigheden voor falen zijn. Eigenlijk zijn IPs vooral nuttig voor locaties waarbij falen
slechts kan optreden bij een beperkt bereik aan bedreigende omstandigheden. Dat laatste is
bijvoorbeeld, zo blijkt uit paragraaf 4.5, alleen het geval (voor toetspeilen) nabij Dalfsen en
bovenstrooms van IJssel km 993, waar alleen extreme afvoeren tot falen leiden, en in de
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 37
IJsselmonding waar extreme stormen tot falen leiden. Rondom Kampen en in praktisch de hele
Vechtdelta (uitgezonderd nabij Dalfsen) komt tijdens falen een grote diversiteit aan bedreigende
omstandigheden voor, zodat de IPs hier een beperkt nut hebben.

4.4 Faalmechanisme golfoverslag: benodigde kruinhoogte
Nu wordt uitvoer besproken voor een berekening met faalmechanisme golfoverslag, waarbij
voor een gespecificeerd dijkprofiel een benodigde kruinhoogte wordt bepaald. Daarbij dient een
toelaatbaar overslagdebiet te worden opgegeven, ook kritiek overslagdebiet genoemd. In de
toetsing wordt dat overslagdebiet bepaald door (onder meer) de kwaliteit van de grasmat van
het binnentalud: hoe beter de grasmat, des te meer overslaand water mag worden toegelaten.

Bij faalmechanisme golfoverslag bestaat het hydraulisch belastingniveau (met eenheid m+NAP)
uit de lokale waterstand vermeerderd met de zogenaamde golfoverslaghoogte (met eenheid m).
Hoe die belasting precies wordt gedefinieerd, staat in paragraaf 5.4. Hier noemen we alleen dat
de golfoverslaghoogte een maat is voor het effect van de golven: hogere golfhoogtes en
golfperiodes leveren een grotere golfoverslaghoogte. Ook het opgegeven toelaatbaar
overslagdebiet is van invloed op de golfoverslaghoogte: een kleiner toelaatbaat debiet dat over
de dijk mag slaan (strengere eis in de toetsing), gaat gepaard met een grotere golfoverslag-
hoogte. Bij gelijkblijvende golfhoogte en golfperiode betekent een kleiner toelaatbaar debiet
namelijk dat het effect van de golven belangrijker wordt, wat tot uitdrukking komt in een
toename van de golfoverslaghoogte. Zie voor een beter begrip van dat laatste desgewenst de
precieze definitie in paragraaf 5.4.

De locatie waarvoor Hydra-VIJ uitvoer wordt gegeven is opnieuw Zwarte Water km 14. In de
berekening worden, intern in Hydra-VIJ, windgolven betrokken, die vereisen dat effectieve
strijklengtes en bodemhoogtes zijn gespecificeerd. Deze gegevens worden in Hydra-VIJ gebruikt
om golfgegevens (significante golfhoogte en piekperiode) te bepalen.
7
De volgende paragraaf
gaat over de gebruikte strijklengtes, bodemhoogtes en het (fictief gekozen) dijkprofiel. De
daaropvolgende paragrafen geven eenzelfde soort uitvoer als hiervoor besproken, maar dan
voor IPs die zijn uitgebreid met golfgegevens.

4.4.1 Effectieve bodemhoogtes, strijklengtes en dijkprofiel
Figuur 4-2 geeft het invoerscherm uit Hydra-VIJ waarmee effectieve strijklengtes en effectieve
bodemhoogtes (ook aangeduid als karakteristieke bodemhoogtes) kunnen worden ingevoerd. In
de linkerhelft van het scherm is te zien hoe, per windrichting, deze grootheden kunnen worden
opgegeven; rechts daarvan zijn de effectieve strijklengtes grafisch weergegeven: de zwarte
lijnen geven de strijklengtes, de blauwe de bandijken. De overige aspecten uit het invoerscherm
blijven hier onbesproken, zie daarvoor de handleiding van Hydra-VIJ.

De oeverdatabases uit Hydra-VIJ bevatten defaultwaarden voor de effectieve strijklengtes en
bodemhoogtes, maar deze mogen, op basis van gebiedskennis, door een gebruiker naar eigen
inzicht worden aangepast. Hoe precies de defaultwaarden worden bepaald, en hoe de
strijklengtes en bodemhoogtes in combinatie met de formules van Bretschneider worden

7
De golfgegevens worden intern in Hydra-VIJ bepaald met de formules van Bretschneider, zie paragraaf 5.2, waarbij dus
effectieve strijklengtes en bodemhoogtes zijn vereist. Denkbaar is dat in de toekomst, buiten Hydra-VIJ om,
golfgegevens met het golfmodel Swan bepaald worden, in welk geval geen strijklengtes en bodemhoogtes meer nodig
zijn. Het voorliggende hoofdstuk gaat uit van de huidige stand van zaken, waarbij strijklengtes en bodemhoogtes zijn
vereist.
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
38 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
gebruikt om golfgegevens te bepalen, staat in paragraaf 5.2.2. Hier wordt slechts opgemerkt
dat langere strijklengtes leiden tot hogere golven, en hogere bodemhoogtes, vanwege geringere
waterdieptes, tot lagere golven.


Figuur 4-2: Invoerscherm Hydra-VIJ voor effectieve bodemhoogtes en strijklengtes.
Voor faalmechanisme golfoverslag is ook nodig dat een dijkprofiel wordt ingevoerd in Hydra-VIJ.
Uiteraard moet dat een zo goed mogelijk geschematiseerd profiel zijn van de werkelijke dijk.
Hiertoe bevat Hydra-VIJ een profieleditor, waarmee de hellingen en ruwheden van de taluddelen
kunnen worden ingevoerd en daarnaast eventueel aanwezige bermen. Ook kunnen eventueel
een dam en/of voorland worden ingevoerd. Voor het gebruik van de profieleditor wordt
verwezen naar de gebruikershandleiding van Hydra-VIJ. In het voorbeeld uit dit hoofdstuk
wordt simpelweg een standaardprofiel gekozen met een helling van 1 op 3, met standaardruw-
heid 1. Als onderdeel van het profiel moet ook de dijknormaal worden opgegeven. In het
voorbeeld wordt daarvoor 260 genomen (de dijknormaal staat loodrecht op de dijk, gericht
naar het water).

4.4.2 Elementaire uitvoer berekening benodigde kruinhoogte
Inmiddels zijn voor locatie Zwarte Water km 14 het dijkprofiel en de effectieve strijklengtes en
bodemhoogtes gespecificeerd. Tot slot dient nog een toelaatbaar overslagdebiet te worden
gekozen. In dit voorbeeld kiezen we 1 liter per seconde per strekkende meter dijk (korter
aangeduid als 1 l/s/m).

Met de genoemde gegevens berekent Hydra-VIJ dan voor T = 1250 jaar een benodigde
kruinhoogte van (op centimeters afgerond) 3.00 m+NAP, zie Tabel 4-6. Oftewel, bij deze
kruinhoogte stroomt gemiddeld eens per 1250 jaar een debiet over de kruin van 1 l/s/m of
meer. De benodigde kruinhoogte ligt in dit voorbeeld ongeveer 1.15 m hoger dan de voor
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 39
T = 1250 jaar berekende waterstand, die gelijk is aan het toetspeil (volgens Tabel 4-3 gelijk
aan 1.85 m+NAP).

HYDRA-VIJ Versienummer: 3.0.2 juli 2008 Berekeningsresultaten
Naam gebruiker = geerse
Datum berekening = 27-02-2009 15:35:57

Invoerdatabase = Oeverloc_dkr_009_Vecht.mdb
Locatie = Dkr 9 Zwarte Water km 14-15 Locatie 1
X-cordinaat = 202428 (m)
Y-cordinaat = 515247 (m)

Riviergeometriegegevens van de locatie:
Windrichting Effectieve Effectieve
r bodemhoogte strijklengte
(m+NAP) (m)
NNO 0.06 273.00
NO 0.06 66.00
ONO 0.06 50.00
O 0.06 52.00
OZO 0.06 75.00
ZO 0.06 473.00
ZZO 0.05 931.00
Z -0.35 1294.00
ZZW -0.49 1467.00
ZW -0.61 1280.00
WZW -0.33 1371.00
W -0.37 1730.00
WNW -0.39 2025.00
NW -0.38 2002.00
NNW -0.51 1536.00
N 0.07 741.00

Golfparameters zijn berekend met Bretschneider op basis van de riviergeometriegegevens

Profiel = pr 1op3 n260 k6.prfl
Aanwezige dijkhoogte = 6.00 (m+NAP)
Uitwendige dijknormaal = 260.00 ()

Dijkprofielcoordinaten Taludruwheids-
Afstand Hoogte factor
(m) (m+NAP) (-)
0.00 0.00 1.00
18.00 6.00

Berekeningstype = Hydraulisch belastingniveau
Faalmechanisme = Golfoverslag
Kritiek overslagdebiet = 1.00 (l/s/m)

Deze berekening is gemaakt zonder klimaatscenario
en met statistische gegevens van de Vecht

Berekeningsresultaten
Frequentie: Hydraulisch belastingniveau:
1/ 1250 2.999 (m+NAP) Illustratiepunten Percentielen
1/ 2000 3.096 (m+NAP) Illustratiepunten Percentielen
1/ 4000 3.253 (m+NAP) Illustratiepunten Percentielen

Terugkeertijd Hydraulisch belastingniveau
(jaren) (m+NAP)
0.5 1.426
1 1.616
2 1.778
5 1.969
10 2.103
25 2.272
50 2.398
100 2.523
250 2.689
500 2.820
1000 2.954
2000 3.096
4000 3.253
10000 3.488
20000 3.701

Tabel 4-6: Deel Hydra-VIJ uitvoer kruinhoogteberekening Zwarte Water km 14.
We benadrukken dat het getal 1.15 m dat de benodigde kruin boven de waterstand ligt,
informeel gezegd de toeslag op de waterstand, berust op een berekening met fictieve
gegevens: de werkelijke dijkgegevens kunnen tot een heel andere toeslag leiden. Daarnaast is
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
40 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
van belang dat de genoemde toeslag sterk afhangt van de beschouwde locatie. Onder meer
andere strijklengtes en bodemhoogtes, en een ander toelaatbaar overslagdebiet, kunnen tot
totaal andere toeslagen leiden. Ook de orintatie van de dijk, dus de dijknormaal, is cruciaal.
Bijvoorbeeld locaties aan de westzijde van het Zwarte Water, met oostelijk gerichte
dijknormalen, hebben aanmerkelijk lagere toeslagen (soms kleiner dan 0.2 m). Belangrijkste
reden daarvan is dat voor westelijk gerichte dijknormalen de dijk bedreigd wordt door een
combinatie van hoge waterstanden en wind(golven), terwijl voor oostelijke dijknormalen veel
minder sprake is van verhoogde waterstanden in combinatie met golven. Ook speelt mee, maar
veel minder, dat windsnelheden uit het oosten (gemiddeld) lager zijn dan die uit het westen.

4.4.3 Uitsplitsingen bij berekening benodigde kruinhoogte
Net als voor de waterstandsberekening, kunnen voor de berekening van de benodigde
kruinhoogte uitsplitsingen worden bepaald, zie Tabel 4-7. De interpretatie van deze uitvoer is
analoog aan die uit de eerder behandelde Tabel 4-4, en wordt niet opnieuw gegeven. We
merken alleen op dat falen bij de kruinhoogteberekening optreedt bij een iets lagere range van
afvoeren/meerpeilen dan bij de waterstandsberekening, en bij wat een wat hogere range van
windsnelheden. Waar bijvoorbeeld bij de waterstandsberekening voor open+dicht tijdens falen
80% van de windsnelheden ligt in het interval 14.9 - 29.6 m/s, is dat interval voor de kruin-
hoogteberekening opgeschoven naar 23.1 - 37.0 m/s. Dat laatste is plausibel. Bij de
kruinhoogteberekening wordt de wind namelijk, omdat deze windgolven veroorzaakt, een
relatief belangrijkere stochast dan bij de waterstandsberekening, en in het algemeen is het zo
dat tijdens falen de belangrijkste stochasten de extreemste waarden aannemen.

Locatie = Dkr 9 Zwarte Water km 14-15 Locatie 1 (202428,515247)
Berekeningstype = Hydraulisch belastingniveau, golfoverslag met kritiek overslagdebiet van
1.00 (l/s/m)
Hydraulisch belastingniveau = 3.00 (m+NAP)
Terugkeertijd = 1250 (jaar)
Overschrijdingsfrequentie = 8.00E-04 (per jaar)

Geopende Ramspolkering = 23.7%
Gesloten Ramspolkering = 76.3%

Percentielen van de Vechtafvoer (m/s)

percentiel | open+dicht | open | dicht
------------+------------+-----------+-----------
5% | 14 | 8 | 18
10% | 27 | 14 | 37
25% | 71 | 35 | 101
50% | 175 | 77 | 241
75% | 346 | 139 | 380
90% | 455 | 214 | 476
95% | 524 | 281 | 537

Percentielen van het meerpeil (m+NAP)

percentiel | open+dicht | open | dicht
------------+------------+-----------+-----------
5% | -0.35 | -0.38 | -0.34
10% | -0.32 | -0.36 | -0.30
25% | -0.23 | -0.31 | -0.17
50% | 0.02 | -0.21 | 0.17
75% | 0.44 | -0.03 | 0.54
90% | 0.71 | 0.21 | 0.76
95% | 0.85 | 0.39 | 0.88

Percentielen van de windsnelheid (m/s)

percentiel | open+dicht | open | dicht
------------+------------+-----------+-----------
5% | 21.3 | 23.1 | 21.0
10% | 23.1 | 24.4 | 22.7
25% | 26.0 | 25.9 | 26.1
50% | 30.0 | 27.3 | 32.0
75% | 34.3 | 29.4 | 35.2
90% | 37.0 | 32.4 | 37.6
95% | 38.3 | 33.1 | 38.7

Tabel 4-7: Hydra-VIJ uitvoer kruinhoogteberekening Zwarte Water km 14, voor T = 1250 jaar.
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 41
4.4.4 Illustratiepunten bij berekening benodigde kruinhoogte
Voor de berekening van de benodigde kruinhoogte kunnen naast de uitsplitsingen ook de IPs
worden bepaald, zie Tabel 4-8. De interpretatie van die uitvoer is analoog aan die uit de eerder
behandelde Tabel 4-5 voor de waterstandsberekening, met dien verstande dat nu het IP ook
golfgevens bevat (aan de teen van de dijk): de significante golfhoogte H
s
, de piekperiode T
p
en
de golfrichting. In het licht van de eerdere bespreking voor de IPs uit Tabel 4-5 voor de
waterstandsberekening, spreken de gegevens tamelijk voor zich. Hier volgen slechts enkele
opmerkingen.

De eerste opmerking is dat de gegevens uit een IP zodanig zijn dat ze gezamelijk de
hydraulische belasting opleveren (hier 3.00 m+NAP). Oftewel: de gegevens op iedere rij leveren
gezamelijk de hydraulische belasting.

Als tweede wordt opgemerkt dat de waterstand in Tabel 4-8 (aangeduid als h,teen) nu per
windrichting verschillend kan zijn, terwijl die waterstand in Tabel 4-5 voor alle richtingen 1.85
m+NAP bedraagt. Dat verschil is logisch: in de waterstandsberekening is de belasting gelijk aan
de waterstand, zodat de door Hydra-VIJ uitgerekende belasting bij T = 1250 jaar (n waarde)
voor elke richting deze waarde levert. Bij een berekening met golven is daarentegen de
waterstand slechts onderdeel van de belasting, zodat de voor T = 1250 jaar berekende
belasting van 3.00 m+NAP niet meer eenduidig correspondeert met n waterstand.

De laatste opmerking is dat bij een profiel zonder voorland, zoals hier beschouwd, de
golfrichting steeds gelijk is aan de windrichting. Dat is in de huidige opzet van Hydra-VIJ,
waarbij golven met Bretschneider worden berekend, altijd het geval bij een dergelijk profiel. Bij
een profiel met voorland kan, door golfdraaiing boven het voorland, de golfrichting wel
verschillen van de windrichting. Als in de toekomst golfgegevens met Swan worden bepaald, of
Hiswa-gegevens worden gebruikt, kan ook zonder voorland de golfrichting verschillen van de
windrichting, zie verder paragraaf 5.2.1.

Tot zover de uitleg van de IPs. We noemen nog het volgende punt voor gebruik van het IP in de
toetsing. In principe wordt de hoogtetoets volgens het VTV uitgevoerd met de Hydra-modellen,
waarbij voor de invoer van het dijkprofiel gebruik wordt gemaakt van de zogeheten
profieleditor. Deze editor stelt echter eisen aan het ingevoerde profiel, dat niet al te
gecompliceerd mag zijn. Als het daadwerkelijke profiel niet precies genoeg is weer te geven in
de profieleditor, stelt het VTV dat de gegevens uit het IP ingevoerd moeten worden in de
(stand-alone) module PC-Overslag; met de resultaten van deze module kan de toetsing dan
worden uitgevoerd. Overigens wordt deze module ook intern in de Hydras gebruikt (dan dus
niet als stand-alone versie, en alleen gevoed met gegevens uit de profieleditor). Zie voor een
korte bespreking van PC-Overslag het eind van paragraaf 5.4.

Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
42 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
Locatie = Dkr 9 Zwarte Water km 14-15 Locatie 1 (202428,515247)
Berekeningstype = Hydraulisch belastingniveau, golfoverslag met kritiek overslagdebiet van 1.00
(l/s/m)
Hydraulisch belastingniveau = 3.00 (m+NAP)
Terugkeertijd = 1250 (jaar)
Overschrijdingsfrequentie = 8.00E-04 (per jaar)

Geopende Ramspolkering

r | meerp. | q IJssel| q Vecht | windsn. | h,teen | Hs,teen | Tp,teen | golfr | ov. freq | ov. freq
| m+NAP | m/s | m/s | m/s | m+NAP | m | s | graden | *0.001/whj | %
---------+---------+---------+---------+---------+---------+---------+---------+---------+------------+---------
NNO | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | 0.000 | 0.0
NO | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | 0.000 | 0.0
ONO | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | 0.000 | 0.0
O | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | 0.000 | 0.0
OZO | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | 0.000 | 0.0
ZO | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | 0.000 | 0.0
ZZO | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | 0.000 | 0.0
Z | 1.43 | 2465 | 755 | 27.4 | 2.03 | 0.70 | 3.1 | 180 | 0.000 | 0.0
ZZW | 1.23 | 2360 | 720 | 26.5 | 1.91 | 0.70 | 3.2 | 203 | 0.000 | 0.0
ZW | -0.25 | 480 | 95 | 31.5 | 1.68 | 0.76 | 3.3 | 225 | 0.021 | 2.6
WZW | -0.19 | 367 | 70 | 27.4 | 1.77 | 0.67 | 3.1 | 248 | 0.025 | 3.1
W | -0.22 | 344 | 65 | 25.5 | 1.74 | 0.66 | 3.2 | 270 | 0.091 | 11.4
WNW | -0.22 | 344 | 65 | 25.8 | 1.76 | 0.69 | 3.3 | 293 | 0.045 | 5.6
NW | -0.19 | 389 | 75 | 27.6 | 1.79 | 0.73 | 3.4 | 315 | 0.008 | 0.9
NNW | 0.35 | 905 | 235 | 27.5 | 1.94 | 0.73 | 3.3 | 338 | 0.000 | 0.0
N | 1.45 | 2371 | 724 | 32.8 | 2.76 | 0.74 | 3.1 | 360 | 0.000 | 0.0
---------+-------------------------------------------------------------------------------+------------+---------
som | | 0.190 | 23.7

Gesloten Ramspolkering

r | meerp. | q IJssel| q Vecht | windsn. | h,teen | Hs,teen | Tp,teen | golfr | ov. freq | ov. freq
| m+NAP | m/s | m/s | m/s | m+NAP | m | s | graden | *0.001/whj | %
---------+---------+---------+---------+---------+---------+---------+---------+---------+------------+---------
NNO | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | 0.000 | 0.0
NO | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | 0.000 | 0.0
ONO | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | 0.000 | 0.0
O | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | 0.000 | 0.0
OZO | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | 0.000 | 0.0
ZO | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | 0.000 | 0.0
ZZO | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | 0.000 | 0.0
Z | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | 0.000 | 0.0
ZZW | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | -- | 0.000 | 0.0
ZW | -0.13 | 344 | 65 | 32.9 | 1.64 | 0.78 | 3.4 | 225 | 0.119 | 14.9
WZW | -0.25 | 380 | 73 | 34.8 | 1.54 | 0.75 | 3.4 | 248 | 0.153 | 19.2
W | -0.10 | 571 | 124 | 34.7 | 1.46 | 0.75 | 3.5 | 270 | 0.260 | 32.5
WNW | 0.55 | 1321 | 374 | 24.0 | 1.82 | 0.66 | 3.2 | 293 | 0.067 | 8.4
NW | 0.55 | 1274 | 358 | 27.0 | 1.80 | 0.72 | 3.3 | 315 | 0.010 | 1.3
NNW | 0.90 | 1850 | 550 | 24.1 | 2.06 | 0.67 | 3.1 | 338 | 0.000 | 0.0
N | 1.39 | 2300 | 700 | 20.8 | 2.86 | 0.49 | 2.5 | 360 | 0.000 | 0.0
---------+-------------------------------------------------------------------------------+------------+---------
som | | 0.610 | 76.3

Betekenis van de gegevens:
- r = De windrichting
- meerp. = De ruimtelijk gemiddelde waterstand van het IJsselmeer in m+NAP
- q IJssel = De afvoer op de IJssel bij Olst in m/s
- q Vecht = De afvoer op de Vecht bij Dalfsen in m/s
- windsn. = De potentile windsnelheid van Schiphol in m/s
- h,teen = De waterstand op de doorgerekende locatie in m+NAP na eventuele transformatie over een voorland
- Hs,teen = De significante golfhoogte in m na eventuele transformatie over een dam en/of voorland
- Tp,teen = De golf(piek)periode in s na eventuele transformatie over een voorland
- golfr = De golfrichting in graden t.o.v. Noord na eventuele transformatie over een voorland
- ov.freq = De overschrijdingsfrequentie van het hydraulisch belastingniveau voor de bijbehorende windrichting
in gemiddeld aantal keer per winterhalfjaar en als percentage

Tabel 4-8: Hydra-VIJ uitvoer kruinhoogteberekening Zwarte Water km 14 voor de illustratiepunten, voor
T = 1250 jaar.
4.5 Waar zijn welke stochasten van invloed voor de
toetspeilen?
De uitsplitsingen kunnen worden gebruikt om voor alle locaties in het gebied zicht te krijgen op
de mate waarin voor de toetspeilen afvoeren, meerpeilen en wind een rol spelen. Bijvoorbeeld:
zijn bij falen, te weten overschrijden van het toetspeil op een bepaalde locatie, vooral extreme
afvoeren van belang, of juist extreme windsnelheden, of combinaties van verhoogde afvoeren
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 43
en windsnelheden. Stel dat vooral hoge en extreme afvoeren falen veroorzaken, dan is duidelijk
dat een klimaatverandering met als gevolg een hogere maatgevende afvoer, voor deze locatie
tot hogere toetspeilen leidt; als daarentegen tijdens falen alleen betrekkelijk lage afvoeren
optreden, zal zon klimaatverandering geen invloed hebben op het toetspeil. De rol van de
stochasten tijdens falen kan dus helpen om zonder verdere berekeningen gevoel te krijgen voor
de mate waarin per locatie veranderingen in rivierwerken, klimaatscenarios en dergelijke van
invloed zijn op de toetspeilen.

Voor de Vecht- zowel als voor de IJsseldelta zijn daarom berekeningen gemaakt, voor een
beperkt aantal locaties, waaruit het belang van de verschillende stochasten blijkt. Omdat de
IJsseldelta het eenvoudigste gedrag heeft, wordt eerst dat gebied behandeld. Daarna volgt de
Vechtdelta.

4.5.1 Uitsplitsingen voor waterstandsberekeningen in de IJsseldelta

Gegevens voor acht locaties
Voor acht locaties langs de IJssel zijn met Hydra-VIJ waterstanden bepaald voor terugkeertijd
T = 2000 jaar. Hoewel langs de IJssel behalve 2000 ook 1250 jaar als normterugkeertijd
voorkomt, is gekozen voor slechts n terugkeertijd, om zo zuiver mogelijk te kunnen zien hoe
langs de rivier de rol van de stochasten varieert. De resultaten staan in Tabel 4-9, terwijl
Figuur 4-3 de gekozen locaties toont, met daarnaast wat gegevens die zometeen worden
besproken. De locaties zijn zo gekozen dat ze dicht bij elkaar liggen op het traject waar de rol
van de stochasten sterk blijkt te veranderen en verder uit elkaar waar dat niet zo is. Eerst wordt
aangegeven welke informatie de tabel bevat. Daarna volgt algemeen commentaar.

O+D O D O+D O D O+D O D O+D O D
kans,% 100 97 3 100 96 4 100 93 7 100 78 22
q 10% 2857 2863 1403 2850 2862 746 2836 2867 495 638 2909 276
q 90% 3228 3232 2925 3226 3234 2862 3228 3241 2817 3241 3286 2538
m 10% 0.58 0.58 0.26 0.58 0.60 -0.07 0.57 0.60 -0.20 -0.06 0.62 -0.32
m 90% 1.00 1.00 0.92 1.01 1.01 0.88 1.01 1.02 0.83 1.01 1.03 0.67
u 10% 3.7 3.7 19.4 3.8 3.7 19.7 3.8 3.7 20.2 4.1 3.7 25.6
u 90% 14.3 13.6 37.4 15.0 13.6 40.4 16.5 13.6 40.9 36.8 13.9 39.9
O+D O D O+D O D O+D O D O+D O D
kans,% 100 69 31 100 9 91 100 0.2 99.8 100 0.2 99.8
q 10% 274 3131 253 247 3441 244 243 245 243 238 239 238
q 90% 3318 3507 1368 1928 3761 1046 998 1135 998 865 901 864
m 10% -0.32 0.70 -0.34 -0.34 0.79 -0.34 -0.34 -0.34 -0.34 -0.35 -0.35 -0.35
m 90% 0.96 1.12 0.39 0.62 1.19 0.25 0.23 0.30 0.23 0.16 0.18 0.16
u 10% 6.1 3.8 31.1 29.4 3.8 32.2 32.1 32.2 32.1 32.6 33.0 32.6
u 90% 37.6 14.5 38.2 37.6 15.0 37.8 37.6 38.1 37.6 37.6 38.2 37.6
IJssel km 974 IJssel km 991 IJssel km 993 IJssel km 995
nabij Kampen, brug N50 stadsfront Kampen
p
e
r
c
e
n
t
i
e
l
e
n
stadsfront Kampen brug N50
p
e
r
c
e
n
t
i
e
l
e
n
Keteldiep
IJssel km 997 IJssel km 999 IJssel km 1000 IJssel km 1002
ws = 2.96 m+NAP ws = 2.85 m+NAP ws = 2.77 m+NAP ws = 2.75 m+NAP
ws = 5.51 m+NAP ws = 3.83 m+NAP ws = 3.55 m+NAP ws = 3.27 m+NAP

Tabel 4-9: Uitsplitsingen waterstandsberekening voor T = 2000 jaar voor diverse IJsseldelta-locaties
(TMR2006 gegevens).

Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
44 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
2855-3230 m3/s
4 - 14 m/s
275-3320 m3/s
6 - 38 m/s
245-1000 m3/s
32 - 38 m/s
245-1930 m3/s
29 - 38 m/s
640-3240 m3/s
4 - 37 m/s
2840-3230 m3/s
4 - 17 m/s
2850-3230 m3/s
4 - 15 m/s
240-870 m3/s
32 - 38 m/s

Figuur 4-3: Weergave van de IJsseldelta-locaties waarvoor uitsplitsingen zijn berekend, met daarbij voor
O+D, de 10%- en 90% percentielen van afvoer en windsnelheid (afgeronde getallen).
De inhoud van de tabel wordt uitgelegd aan de hand van locatie IJssel km 974. Hiervoor wordt,
voor T = 2000 jaar, een waterstand berekend van 5.51 m+NAP. Verder geeft de tabel een
aantal uitsplitsingen. De bijdragen van de open en dichte keringtoestand tijdens falen zijn
respectievelijk 97% en 3%. De onderste zes rijen bevatten, respectievelijk voor de gevallen
open+dicht, open en dicht, het 10%-percentiel en het 90%-percentiel van
achtereenvolgens de afvoer q, het meerpeil m en de windsnelheid u. Bijvoorbeeld voor
open+dicht is het 10%-afvoerpercentiel, aangegeven als q 10% gelijk aan 2857 m
3
/s,
terwijl het 90%-afvoerpercentiel 3228 m
3
/s bedraagt. De gevallen open en dicht geven de
percentielen conditioneel op de open en dichte keringtoestand. Hiermee is de aard van de
getallen voldoende toegelicht.

Rol van afvoer en wind
Nu volgt commentaar op de mate waarin langs de IJssel het belang van afvoer en wind
verloopt. Het meerpeil laten we daarbij buiten beschouwing. Er blijkt namelijk een sterk
verband tussen afvoer en meerpeil te bestaan (positieve correlatie): hoge (extreme) afvoeren
gaan veelal samen met hoge (extreme) meerpeilen, en lage afvoeren met lage meerpeilen. Dat
blijkt uit de tabel en ook uit paragraaf 11.6, waar deze correlatie wordt behandeld. Vanwege dit
verband voegt het weinig toe het meerpeil in de uitleg te betrekken. Terzijde: de reden om de
rol van de afvoer te bezien en niet die van het meerpeil, is dat, uitgezonderd de IJsselmonding,
fysisch gezien op de IJssel extreme afvoeren veel meer invloed hebben op de waterstanden dan
extreme meerpeilen.

Beschouw nu de rol van afvoer en wind. Om deze rol duidelijker te laten uitkomen, zijn voor het
geval O+D, dus zonder uitsplitsing naar keringtoestand, in Figuur 4-3 de locaties
weergegeven met hun afvoer- en windpercentielen. Die percentielen zijn ook nog eens grafisch
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 45
uitgezet in Figuur 4-4, waarbij voor een completer beeld gegevens zijn toegevoegd voor extra
locaties nabij Kampen.

De figuren laten zien (vergelijk ook Tabel 4-1 met terugkeertijden van wind en afvoer):
8


Het traject km 974 km 993 is afvoerdominant: tijdens falen is sprake van een extreme
afvoer met relatief weinig wind.
De IJsselmonding, traject km 1000 km 1002, is winddominant: tijdens falen is sprake van
een extreme windsnelheid met relatief lage afvoeren.
Het traject km 994 km 999 is een overgangstraject: falen kan hier gebeuren bij extreme
afvoer met weinig wind, bij extreme wind met lage afvoer, of bij een combinatie van
verhoogde afvoer en wind. N.B: dit geldt uiteraard iets minder voor de locaties op de
eindpunten, die qua gedrag ook lijken op de omringende trajecten.


Verloop afvoer- windpercentielen langs de IJssel
0
500
1000
1500
2000
2500
3000
3500
4000
974 976 978 980 982 984 986 988 990 992 994 996 998 1000 1002
Kilometerraai IJssel
a
f
v
o
e
r
,

m
3
/
s
0
5
10
15
20
25
30
35
40
w
i
n
d
s
n
e
l
h
e
i
d
,

m
/
s
q 90%
q 10%
u 90%
u 10%

Figuur 4-4: Verloop van afvoer- en meerpeilpercentielen langs de IJssel.
Ramspolkering en bijdragen per keringtoestand
De Ramspolkering is bedoeld om de waterstanden in de Vechtdelta te reduceren, maar heeft
een verhogend effect op de benedenloop van de IJssel. Reden daarvan is dat bij gesloten kering
minder water richting het Zwarte Meer gaat en iets meer richting IJssel. Zonder kering zouden
de toetspeilen in de IJsselmonding met bijna 1 decimeter dalen, bij stadsfront Kampen met
enkele centimeters, terwijl ze bovenstrooms van Kampen onveranderd blijven [Geerse, 2007a].

Ook al heeft de kering betrekkelijk weinig effect op de toetspeilen in de IJsseldelta, toch is het
interessant om te zien hoe de bijdragen per keringtoestand langs de IJssel veranderen. In deze
bijdragen komt het karakter terug van de drie hiervoor beschouwde trajecten: afvoerdominant-,
winddominant- en overgangstraject. Bovenstrooms van Kampen, vanaf km 993, komen tijdens

8
Merk op dat q
90%
benedenstrooms van km 995 iets oploopt t/m km 998. Deze hobbel lijkt curieus, maar is
verklaarbaar. In de benedenrivieren komt een dergelijk verschijnsel eveneens voor, bijvoorbeeld op de Beneden
Merwede bij Sliedrecht. Zie voor uitleg desgewenst [Geerse, 2004c].
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
46 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
falen extreme afvoeren voor in combinatie met relatief lage windsnelheden. Bij deze lage
windsnelheden bestaat niet zo veel kans dat de kering zal sluiten, volgens Tabel 4-9 is de dichte
bijdrage 7% of minder.
9
In de IJsselmonding is falen het gevolg van extreme stormen uit
westelijke richtingen, in combinatie met lage afvoeren en meerpeilen. Tijdens deze stormen is
de kering vrijwel zeker gesloten, volgens Tabel 4-9 met kans 99.8%. Dat deze kans niet 1.0 is,
komt omdat de kering kan falen. Op het overgangstraject km 994 km 999, tenslotte, neemt
van boven- naar benedenstrooms de open bijdrage af van 93% tot 0.2%, terwijl de dichte
bijdrage dan toeneemt van 7% tot 99.8%. Hier komt dus een diversiteit van open en dichte
bijdragen voor. Hiervoor zijn de afvoer- en meerpeilpercentielen besproken voor het geval
O+D, Tabel 4-9 geeft de percentielen ook voor de gevallen O en D, maar dergelijke
resultaten hier onbesproken.

Belangrijkste windrichtingen in het overgangsgebied en de IJsselmonding
Tot slot, ook al geeft Tabel 4-9 daarvoor geen informatie, volgt nog een opmerking over de
bijdragen per windrichting. Die windrichting is vooral relevant voor locaties die bedreigd worden
door (extreme) stormen, dus voor locaties in het overgangsgebied en de IJsselmonding. De
uitsplitsingen naar windrichting geven aan dat de belangrijkste richtingen tijdens falen hier W,
WNW en NW zijn. Bijvoorbeeld voor km 995 dragen deze richtingen voor 41% bij tijdens falen,
voor km 997 dragen ze bij voor 77% en op het traject km 999 km 1002 voor 91% of meer.

4.5.2 Uitsplitsingen voor waterstandsberekeningen in de Vechtdelta

Op dezelfde manier als hiervoor is een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd voor de Vechtdelta. Met
Hydra-VIJ zijn voor negen locaties waterstanden bepaald voor n terugkeertijd, namelijk T =
1250 jaar. De resultaten staan in Tabel 4-10 en Figuur 4-5. De gegevens hebben dezelfde aard
als in de voorgaande paragraaf, met dien verstande dat in de figuur nu ook de bijdragen van de
keringtoestand zijn weergegeven, maar verdere uitleg van wat de getallen voorstellen kan
achterwege blijven.

De rol van de diverse stochasten blijkt in de Vechtdelta veel gecompliceerder dan in de
IJsseldelta. Waar in de IJsseldelta alleen locaties in het overgangsgebied, bij en rondom
Kampen, een grote diversiteit aan omstandigheden tonen, blijkt deze diversiteit in de Vechtdelta
vrijwel overl aanwezig. We beperken ons commentaar voor de Vechtdelta tot een aantal
punten, die het best zijn af te lezen uit Figuur 4-5. Het meerpeil blijft weer buiten beschouwing,
om dezelfde reden als hiervoor (sterk verband tussen afvoer en meerpeil, zodat het meerpeil
niet apart becommentarieerd hoeft te worden).

1. Overal in de Vechtdelta, uitgezonderd nabij Dalfsen, kan tijdens falen een grote diversiteit
aan omstandigheden optreden. Bedreigend kunnen zijn: extreme afvoeren met weinig wind,
lage afvoeren met extreme wind en combinaties van verhoogde afvoer en verhoogde wind.

2. De enige puur afvoergedomineerde locaties liggen in de buurt van Dalfsen. De reden dat
locaties bovenstrooms van Dalfsen, bijvoorbeeld km 36 (Ommen), minder sterk door de
afvoer worden gedomineerd dan Dalfsen, is dat bovenstrooms van Dalfsen lokale windopzet

9
Dat deze kans nog duidelijk groter is dan 0%, komt omdat de extreme afvoeren samengaan met sterk verhoogde
meerpeilen, zodat ook zonder wind het sluitpeil van 0.50 m+NAP al bereikt wordt; of de kering wel of niet sluit hangt
daarom af van de vraag of wel of geen sprake is van instroming richting het Zwarte Meer. Een extreme IJsselafvoer gaat
samen met een extreme Vechtafvoer, zodat bij weinig wind geen instroming zal plaatsvinden en het sluitcriterium niet
wordt gehaald. Pas bij flink wat wind zal de stromingsrichting omkeren en het sluitcriterium worden gehaald.
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 47
een rol speelt.

3. Er zijn geen puur windgedomineerde locaties. De meest extreme windsnelheden komen
voor bij locaties aan de noordoostzijde van het Zwarte Meer, waar de windopzet maximaal
is. Voor deze locaties kan falen echter ook optreden bij extreme afvoeren met weinig wind.

4. Uitgezonderd locaties nabij Dalfsen, kan falen met redelijk grote kans samengaan met zowel
een open als dichte kering. Alleen nabij Dalfsen, waar falen samengaat met relatief weinig
wind, is de dichte bijdrage klein (10% of minder), wat dezelfde verklaring heeft als in de
voorgaande paragraaf uitgelegd voor afvoerdominante locaties langs de IJssel.

5. Los van de gegevens uit Tabel 4-10 en Figuur 4-5 volgt hier informatie over de belangrijkste
windrichtingen tijdens falen. Uitgezonderd locaties nabij Dalfsen zijn de belangrijkste
richtingen WZW t/m NW, waarbij gewoonlijk richting W de hoogste bijdrage heeft, maar
incidenteel ook WNW. Op het Zwarte Water en Zwarte Meer doet zich tijdens falen met
minimaal 75% kans n van de richtingen WZW, W, WNW of NW voor (gezamelijke
kansbijdrage van WZW t/m NW is minimaal 75%). Op de Vecht is de concentratie op deze
vier richtingen minder sterk, vooral nabij Dalfsen.



O+D O D O+D O D O+D O D O+D O D O+D O D
kans,% 100 73 27 100 93 8 100 74 26 100 50 50 100 50 50
q 10% 409 560 271 551 555 467 457 557 331 347 177 374 333 194 353
q 90% 639 650 554 631 633 566 638 649 554 648 672 550 648 672 549
m 10% 0.41 0.54 0.13 0.52 0.53 0.44 0.48 0.55 0.30 0.36 0.08 0.41 0.34 0.13 0.37
m 90% 0.95 0.98 0.82 0.96 0.96 0.90 0.98 1.00 0.89 1.02 1.07 0.93 1.01 1.07 0.93
u 10% 4.8 4.3 17.6 3.9 3.8 15.8 4.5 4.1 16.2 6.8 4.9 15.7 6.6 4.8 15.8
u 90% 27.3 15.8 32.6 15.9 13.9 28.6 23.9 15.3 30.9 27.0 26.7 27.2 27.0 26.1 27.5
O+D O D O+D O D O+D O D O+D O D
kans,% 100 35 65 100 35 66 100 33 67 100 33 67
q 10% 130 44 362 84 27 364 49 24 117 199 45 349
q 90% 628 688 551 594 659 549 575 637 542 583 643 537
m 10% -0.04 -0.27 0.44 -0.15 -0.30 0.54 -0.26 -0.32 -0.12 0.23 -0.24 0.66
m 90% 1.03 1.13 0.97 1.04 1.15 0.99 1.04 1.15 1.00 1.08 1.19 0.98
u 10% 13.2 8.5 16.0 14.3 12.1 15.6 14.9 12.7 15.9 12.1 7.5 14.5
u 90% 28.4 29.2 27.0 28.2 29.4 25.5 33.0 30.3 34.0 26.4 28.9 23.1
ws = 2.13 m+NAP
ws = 1.88 m+NAP ws = 1.64 m+NAP ws = 1.54 m+NAP ws =1.31 m+NAP
ws = 5.19 m+NAP ws = 4.45 m+NAP ws = 2.82 m+NAP ws = 2.12 m+NAP
Zwolle
Vecht km 36 Vecht km 45 Vecht km 53 Vecht km 60 Zw.Water km 1
Ommen Dalfsen monding Vecht
p
e
r
c
e
n
t
i
e
l
e
n
nabij Hasselt monding Zw.W N-O zijde Zw.M
p
e
r
c
e
n
t
i
e
l
e
n
nabij Ramspol
Zw.Water km 12 Zw.Water km 19 WsRW39 Zw.Meer WsZL54


Tabel 4-10: Uitsplitsingen waterstandsberekening voor T = 1250 jaar voor diverse Vechtdelta-locaties
(HR2006 gegevens).
10



10
De gegevens voor Ommen en Dalfsen zijn afkomstig uit een oeverdatabase, en gelden slechts als benadering voor de
aslocaties km 36 en km 45. Voor deze locaties is namelijk geen asdatabase beschikbaar.
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
48 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER


Figuur 4-5: Weergave van de Vechtdelta-locaties waarvoor uitsplitsingen zijn berekend, met daarbij de
kansen op open/dichte kering en, voor O+D, de 10%- en 90% percentielen van afvoer en
windsnelheid (afgeronde getallen).

juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 49
5 Fysische modellen

Dit hoofdstuk behandelt een aantal fysische modellen die in Hydra-VIJ en Hydra-B worden
gebruikt. De fysische modellen dienen om bij gegeven randvoorwaarden, zoals afvoer, meerpeil,
windsnelheid etcetera, de hydraulische belasting op de dijk te bepalen. Achtereenvolgens
komen aan de orde: waterbewegingsmodellen (Waqua en Sobek), het Bretschneider-model om
golfgegevens te berekenen, en de transformaties om golven op open water te vertalen naar een
belasting op de dijk. De fysische modellen vormen geen hoofddoel van dit rapport, vandaar dat
de behandeling beknopt blijft.

5.1 Waterstanden
In Hydra-VIJ en Hydra-B worden voor een groot aantal combinaties van randvoorwaarden
waterstanden berekend met een waterbewegingsmodel: Waqua voor Hydra-VIJ en Sobek voor
Hydra-B. De randvoorwaarden bestaan hierbij uit uitkomsten van de stochasten die in het
model zijn opgenomen (per watersysteem zijn deze modelstochasten opgesomd in hoofdstuk
3). Voor Hydra-VIJ bijvoorbeeld wordt een combinatie van randvoorwaarden gegeven door
(q
V
,q
IJ
,m,u,r,), met q
V
de Vechtafvoer, q
IJ
de IJsselafvoer, m het IJsselmeerpeil, u de
windsnelheid, r de windrichting en de beheertoestand van de Ramspolkering (ofwel correct
functionerend ofwel falend). Meer informatie over de combinaties, en hoe precies de
randvoorwaarden worden opgelegd, komt verderop in dit rapport aan de orde. Hier volgen
alleen wat algemene opmerkingen over Waqua en Sobek zoals gebruikt in beide Hydras.

Waqua is een 2d-model (2-dimensionaal model). Voor een groot aantal locaties in de Vecht- en
IJsseldelta levert Waqua, bij iedere beschouwde combinatie (q
V
,q
IJ
,m,u,r,) van randvoor-
waarden, de lokale waterstand als functie van de tijd. In Hydra-VIJ wordt alleen de maximale
waterstand van de betreffende tijdreeks gebruikt, omdat die het meest bepalend is voor de
belasting op de dijk.

Sobek is een 1d-model. Bij een beschouwde combinatie van randvoorwaarden levert Sobek
tijdreeksen van waterstanden op een groot aantal locaties, waarvan in Hydra-B alleen de
maximale waterstand wordt gebruikt. Een voordeel van Sobek is, vanwege het ndimensionale
karakter, dat het sneller rekent dan Waqua en toe kan met een eenvoudigere gebiedschema-
tisatie, een nadeel dat het minder nauwkeurig is. Een ander nadeel is dat Sobek, vanwege het
ndimensionale karakter, geen opwaaiing dwars op de lengte-as van de rivier kan uitrekenen.
Bij de maximale waterstand op een locatie wordt, als een soort van nabewerking op de
Sobekresultaten, de apart berekende dwarsopwaaiing opgeteld.

5.2 Windgolven
Om bij een gegeven combinatie van randvoorwaarden, bijvoorbeeld (q
V
,q
IJ
,m,u,r,) in
Hydra-VIJ, de hydraulische belasting op de dijk te bepalen, zijn golfgegevens nodig, namelijk de
significante golfhoogte H
s
, de piekperiode T
p
en de golfrichting . De gegevens worden tot nu
toe in Hydra-VIJ en Hydra-B bepaald met de golfgroeikrommes van Bretschneider. Het is echter
ook mogelijk om in beide Hydras golfgegevens te gebruiken die zijn berekend met een
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
50 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
geavanceerder golfmodel als Swan of Hiswa. Tot nu toe zijn dergelijke golfgegevens niet
voorhanden, maar in de toekomst komen wellicht Swangegevens beschikbaar.
11


De golfgegevens, of ze nu met Bretschneider, Hiswa of Swan zijn berekend, dienen te gelden op
open water, dat wil zeggen op enige afstand voor de dijk. Als tussen open water en de
dijkteen een dam en/of voorland aanwezig is, dienen de golfgegevens daarna nog
getransformeerd te worden van open water naar de dijkteen.
12
Deze transformaties worden
behandeld in paragraaf 5.3. In de volgende subparagrafen worden alleen de golfgegevens op
open water behandeld. Hoe dat gaat in het geval van Bretschneider wordt behandeld in
paragraaf 5.2.1 t/m 5.2.3, en hoe dat gaat voor Hiswa of Swan in paragraaf 5.2.4.

5.2.1 Formules van Bretschneider
De formules van Bretschneider luiden, voor de significante golfhoogte en significante
golfperiode, als volgt [Leidraad rivierdijken deel 2, 1989]:

0.42 0.75
2
10 1
1 2 2
1 10 10
0.283 0.0125
tanh , tanh 0.530
s
u gF gd
H
g u u

| | | |
| | | |
| | = =
| |
| |
\ . \ .
\ . \ .
(5.1)

0.25 0.375
10 2
2 2 2
2 10 10
2.4 0.077
tanh , tanh 0.833
s
u gF gd
T
g u u

| | | |
| | | |
| | = =
| |
| |
\ . \ .
\ . \ .
(5.2)
In Hydra-VIJ en Hydra-B is de piekperiode T
p
nodig in plaats van T
s
. Daarvoor wordt
aangenomen dat deze uit de significante golfhoogte kan worden berekend als
1.08
p s
T T = (5.3)
De symbolen in bovenstaande hebben de volgende betekenis:

H
s
significante golfhoogte m
T
p
piekperiode s
T
s
significante golfperiode s
F effectieve strijklengte m
d effectieve waterdiepte m
u
10
windsnelheid op 10 m hoogte boven open water m/s
g de valversnelling m/s
2


De grootheden F, d en u
10
worden in de volgende subparagrafen toegelicht. Hier merken we
alleen op dat de golfrichting in Hydra-VIJ en Hydra-B, tenminste bij gebruik van
Bretschneider, gelijk wordt genomen aan de windrichting:
golfrichting windrichting , indien golfparameters uit Bretschneider volgen r = (5.4)
Terzijde: indien met Swan of Hiswa berekende golfgegevens beschikbaar zouden zijn, kan wel
verschillen van r.

11
Vermoedelijk wordt in de toekomst niet meer met Hiswa gerekend, omdat Swan moderner is. Als echter Hydra-VIJ ook
voor het IJsselmeer gebruikt gaat worden, wat goed denkbaar is (zie hoofdstuk 21), zullen mogelijk reeds beschikbare
Hiswagegevens worden gebruikt.
12
Als het voorland al in de Swan- of Hiswa-schematisatie is opgenomen, vervalt de transformatie over het voorland.
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 51

5.2.2 Effectieve strijklengtes en bodemhoogtes voor Bretschneider
In Hydra-VIJ en Hydra-B dienen de golfgegevens voor een locatie bij een groot aantal
combinaties van randvoorwaarden te worden berekend. Bijvoorbeeld bij Hydra-VIJ betreft dit
combinaties van de vorm (q
V
,q
IJ
,m,u,r,). De betreffende combinatie levert daarbij de lokale
waterstand, aangeduid als h
ws
. Deze grootheid is (naast andere) nodig om de waterdiepte te
bepalen. De golven worden bij gebruik van Bretschneider, behalve door de windsnelheid die
verderop wordt behandeld, per richting r bepaald door de waterdiepte d en de effectieve
strijklengte F.

De effectieve strijklengte F wordt, per richting r, bepaald door een weging over de afstand van
de betreffende locatie tot de tegenoverliggende bandijk uit te voeren, waarin naast de
beschouwde richting r ook naburige richtingen voorkomen. De werkwijze, overeenkomstig
[Leidraad rivierdijken deel 1, 1985] is als volgt.


R()cos()
R()

windrichting r
winterbed
bandijk
bandijk
winterbed
A
centrale lijn


Figuur 5-1: Situatieschets voor berekenen effectieve strijklengte.
Beschouw een punt A, gelegen aan de bandijk en grenzend aan open water, waarvoor de
effectieve strijklengte moet worden berekend voor windrichting r, zie Figuur 5-1. Beschouw nu
de centrale lijn, die ontspringt bij A en evenwijdig loopt aan de beschouwde windrichting r.
Rondom de centrale lijn worden vervolgens meerdere lijnen beschouwd, allen ontspringend bij
A, die hoeken
i
maken met de centrale lijn. Daarbij worden, met stapgrootte = 6, waarden
{
i
}
i=1,...,15
= {-42,-36,..., 36, 42} beschouwd, waarbij
8
= 0 correspondeert met de
centrale lijn. Geef met R() de afstand langs de richting aan van A tot de bandijk aan de
overzijde. (Eventuele droogval wordt in de bepaling van R() verwaarloosd.) Merk op dat
R()cos() de projectie van deze afstand op de centrale lijn geeft. Deze projecties worden
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
52 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
gewogen met de cosinus van de hoek , wat voor de effectieve strijklengte dan leidt tot de
formule

15
2
1
15
1
( ) cos ( )
cos( )
i
i
i
R
F

=
=
=

(5.5)

Om voor iedere richting r een waterdiepte te kunnen bepalen, wordt per richting een effectieve
bodemhoogte h
bodem
bepaald. Dat gebeurt door het middelen van de bodemhoogtes langs de
centrale lijn uit Figuur 5-1. Merk op dat, in tegenstelling tot het bepalen van de effectieve
strijklengte, bij het bepalen van de effectieve bodemhoogte gn middeling plaatsvindt over een
hele bundel van lijnen. Voor gebruik in Bretschneider wordt nu per richting r de waterdiepte d
bepaald als het verschil tussen de lokale waterstand h
ws
en h
bodem
:

ws bodem
d h h = (5.6)
In Figuur 4-2 is een voorbeeld gegeven van Hydra-VIJ gegevens voor de effectieve strijklengtes
en bodemhoogtes. We benadrukken dat die gegevens, bepaald zoals zojuist beschreven,
defaultwaarden zijn die echter door een gebruiker, op basis van gebiedskennis, mogen worden
aangepast.

5.2.3 Potentile wind en open water transformatie
Als invoer voor Bretschneider is de zogenaamde open water windsnelheid u
10
nodig. In
Hydra-VIJ en Hydra-B wordt echter statistiek van de potentile windsnelheid, aangeduid als u,
gebruikt (statistiek van Schiphol). Deze paragraaf behandelt hoe een windsnelheid u in beide
Hydras wordt omgerekend naar u
10
.

De betekenis van de potentile windsnelheid is als volgt [Wieringa en Rijkoort, 1983]. Stel dat,
op een bepaalde locatie, met een windmeter op een zekere hoogte metingen worden gedaan.
Beschouw nu een uurgemiddelde meting van de windsnelheid. Het is mogelijk deze meting te
herleiden tot een standaardhoogte van 10 m en standaardruwheid 0.03 m van een vlak en open
omringend landschap, wat dan resulteert in een fictieve windsnelheid, die de potentile
windsnelheid wordt genoemd. Kort gezegd: de potentile windsnelheid is een fictieve
uurgemiddelde windsnelheid, die zou zijn waargenomen op 10 m hoogte, indien het omgevend
terrein vlak en open zou zijn met een ruwheid van 0.03 m. Door potentile windsnelheden te
beschouwen, kunnen verschillende windstations, met verschillende lokale omstandigheden,
zinvol vergeleken worden. Voor meer details wordt verwezen naar [Wieringa en Rijkoort, 1983].

Boven (open) water waait het harder dan boven land, omdat de wind boven water minder wordt
geremd dan boven land (de ruwheid van water is lager dan die van land). Daarom moet voor
gebruik in Bretschneider de potentile windsnelheid worden omgerekend naar de zogeheten
open water wind u
10
op 10 m hoogte. Die omrekening gebeurt met de zogenaamde open water
transformatie beschreven in [De Waal, 2003]. Deze transformatie wordt hier niet behandeld;
slechts het resultaat daarvan wordt gegeven, zie Tabel 5-1. Voor tussenliggende waardes in de
tabel wordt in Hydra-VIJ en Hydra-B lineair genterpoleerd. Merk op dat voor niet al te hoge
windsnelheden, zeg kleiner dan 20 m/s, u
10
circa 10% hoger uitkomt dan de potentile
windsnelheid, terwijl dat percentage afneemt tot circa 5% bij hogere windsnelheden van
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 53
maximaal orde 35 m/s (zie voor informatie over kansen waarmee windsnelheden voorkomen
desgewenst paragraaf 11.7). Bij nog hogere, dat wil zeggen uiterst extreme, windsnelheden
neemt dit percentage nog verder af. De reden voor het afnemen van dit percentage is dat met
toenemende windsnelheid het water steeds ruwer wordt: het verschil tussen de waterruwheid
en de (standaard)ruwheid van het land wordt steeds kleiner, waardoor u
10
en u steeds dichter
bij elkaar komen.

pot. wind 10 m wind pot. wind 10 m wind pot. wind 10 m wind
m/s m/s m/s m/s m/s m/s
0 0.00 17 18.53 34 35.59
1 1.12 18 19.56 35 36.56
2 2.25 19 20.59 36 37.53
3 3.37 20 21.62 37 38.50
4 4.49 21 22.64 38 39.47
5 5.61 22 23.66 39 40.43
6 6.74 23 24.68 40 41.39
7 7.86 24 25.69 41 42.34
8 8.97 25 26.69 42 43.30
9 10.06 26 27.69 43 44.25
10 11.14 27 28.69 44 45.20
11 12.21 28 29.69 45 46.14
12 13.28 29 30.68 46 47.08
13 14.34 30 31.67 47 48.03
14 15.39 31 32.65 48 48.96
15 16.44 32 33.64 49 49.90
16 17.49 33 34.62 50 50.83

Tabel 5-1: Transformatie van de potentile windsnelheid u naar windsnelheid u
10
op 10 m hoogte boven
open water.

5.2.4 Golfgegevens op basis van Hiswa of Swan
Als Hiswa of Swan wordt gebruikt in plaats van Bretschneider zijn geen effectieve strijklengtes
en bodemhoogtes nodig. Deze golfmodellen gaan uit van een 2-dimensionale schematisatie van
het gebied, waar de gebiedskarakteristieken al inzitten. Deze golfmodellen worden verder niet
besproken. We merken slechts op dat de gewenste H
s
, T
p
en uitvoer vormen van deze
modellen. N.B.: de golfrichting kan in dat geval verschillen van de windrichting.

Zoals gezegd zijn voor Swan en Hiswa geen effectieve strijklengtes en bodemhoogtes nodig.
Wel dient de open water transformatie te worden gebruikt (of een soortgelijke transformatie) bij
berekeningen met deze modellen.

5.3 Transformatie golfgegevens van open water naar de
dijkteen
In de vorige paragraaf is behandeld hoe bij een gegeven combinatie van randvoorwaarden
(bijvoorbeeld van de vorm (q
V
,q
IJ
,m,u,r,) in Hydra-VIJ) de golfgegevens op open water voor de
dijk worden bepaald. Als tussen dit open water en de dijk zich een dam en/of voorland
bevinden, moeten de golfgegevens nog vertaald worden naar golfgegevens aan de dijkteen.
Voor deze vertaling bevatten beide Hydras een dam- en een voorlandmodule. Deze modules
zijn ontwikkeld ten behoeve van het probabilistisch model Hydra-M, dat gebruikt wordt voor het
IJssel- en Markermeer, zie Deelrapport 9 door De Waal uit [Hydra-M, 1999]. Op basis van deze
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
54 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
referentie volgt hier een beknopte beschrijving van beide modules. Zie ter illustratie van de
werking van de modules Figuur 5-2; de onderdelen uit de figuur worden nog nader uitgelegd.

dijkteen

Figuur 5-2: Overzicht van dam, voorland en dijk; de uitvoerlocatie, met gegevens afkomstig uit
Bretschneider, wordt in de tekst aangeduid als het punt van open water.

5.3.1 Dammodule
In de dammodule worden de golfgegevens van buiten de dam getransformeerd naar nieuwe
gegevens direct binnen de dam. Deze transformatie vindt plaats door formules voor
golftransmissie toe te passen. Bij golftransmissie neemt met name de golfhoogte af. De
transformatie van de golfgegevens in de dammodule is gebaseerd op de formules van [Goda,
1969] en [Seelig, 1979]. De transmissie over de dam heeft in de huidige opzet uitsluitend
invloed op de significante golfhoogte. De piekperiode, golfrichting en waterstand voor en na de
dam blijven bij de toegepaste formules gelijk.

De dam moet met twee kenmerken worden gekarakteriseerd. Het eerste kenmerk betreft het
damtype, waarbij gekozen kan worden uit een trapeziumvormige dam, een caisson en een
verticale wand, zie Figuur 5-3. Het tweede kenmerk betreft het kruinniveau in meters ten
opzichte van NAP. De significante golfhoogte direct achter de dam (landzijde) wordt
verondersteld alleen te worden veroorzaakt door golftransmissie over de dam heen er wordt
geen rekening gehouden met eventuele golfdoordringing door openingen in de dam. Dat laatste
is eigenlijk strijdig met de aanname van een waterstand die voor en na de dam gelijk is indien
sprake is van een afgesloten bassin achter een dam die geen water doorlaat (niet-poreuze
dam). In feite wordt aangenomen dat de dam wat de waterstand betreft gaten bevat (of poreus
is), waardoor voor en na de dam eenzelfde waterstand resulteert, terwijl wat de golven betreft
de dam geen gaten bevat.

Figuur 5-3: Damtypes.
dam caisson wand
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 55
5.3.2 Voorlandmodule
Soms ligt voor de dijk een voorland, waarover zich bodemveranderingen voordoen. In de
voorlandmodule worden de lokale waterstand en de golfgegevens aan het begin van het
voorland getransformeerd naar nieuwe gegevens aan de teen van de dijk.

De transformatie van de hydraulische randvoorwaarden in de voorlandmodule gebeurt met het
WL-model ENDEC (een acroniem voor ENERGY DECAY). Het model is als stand-alone 1-dimensi-
onaal PC-programma ontwikkeld. ENDEC berekent de verandering van de golfhoogte en de
golfrichting, maar niet van de golfperiode, als gevolg van:
Refractie, draaiing van de golven als gevolg van veranderingen in de bodemhoogte.
Shoaling, veranderingen in de golfhoogte door bodemhoogteveranderingen.
Energieverlies door golfbreking.
Energieverlies door bodemwrijving.
Energiewinst door golfgroei ten gevolge van wind.

Bovendien berekent ENDEC de (doorgaans geringe) verandering van de waterstand als gevolg
van golf-setdown en golf-setup. In ENDEC wordt de verandering van de golfperiode (afname
door breking of toename door wind) verwaarloosd.

ENDEC is een 1-dimensionaal model, wat grenzen stelt aan de nauwkeurigheid van het model.
Zie voor meer informatie hierover [Hydra-M, 1999; Deelrapport 9].

In het originele ENDEC-model wordt geen opwaaiing door de wind berekend. Omdat er situaties
zijn dat de opwaaiing boven het voorland een rol speelt, is die opwaaiing in een later stadium in
de voorlandmodule ingebouwd, zie voor de manier waarop [Ris, 1997]. In de voorlandmodule
wordt voor het bodemprofiel eerst afzonderlijk de opwaaiing berekend; daarna wordt de
ENDEC-berekening uitgevoerd.

Er dient nog op het volgende te worden gewezen: bij gebruik van de voorlandmodule wordt de
effectieve strijklengte over het voorland dubbel geteld. De strijklengtes worden volgens
paragraaf 5.2.2 immers bepaald van bandijk tot bandijk, terwijl ze feitelijk zouden moeten
worden bepaald van de tegenover het voorland liggende bandijk tot aan het begin van het
voorland. Bij relatief korte voorlanden, zeg 100 200 meter, is dit acceptabel; de effectieve
strijklengte is immers vaak n of meer kilometers. Bij langere voorlanden kunnen desgewenst
de defaultwaarden voor de strijklengtes (en eventueel de bodemhoogtes) door de gebruiker
worden aangepast.

Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
56 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
5.4 Hydraulische belasting
Als in Hydra-VIJ of Hydra-B met het faalmechanisme golfoverslag wordt gerekend, moeten de
golfgegevens ter plaatse van de dijkteen worden vertaald naar een hydraulisch belastingniveau
op de dijk. Deze belasting is een niveau in m+NAP, en wordt mede bepaald door het door de
gebruiker opgegeven toelaatbaar (of kritiek) overslagdebiet (zie voor de precieze definitie
hieronder). Hoe beter de kwaliteit van de grasmat van het binnentalud, hoe hoger het
toelaatbaar overslagdebiet mag zijn. Een hoger toelaatbaar overslagdebiet correspondeert met
een lager hydraulische belastingniveau, en daarmee met een lagere benodigde kruinhoogte.

Het is nuttig enkele definities te geven, de eerste afkomstig uit [TAW, 2002] en de twee overige
uit [De Waal, 1999b], zie Figuur 5-4. De stilwaterlijn (SWL) wordt elders in dit rapport meestal
aangeduid als de lokale waterstand.

De golfoverslag wordt gegeven als een gemiddeld debiet per strekkende meter breedte,
bijvoorbeeld in m
3
/m per s of in l/m per s. De golfoverslag wordt berekend ten opzichte van
de hoogte van de buitenkruinlijn (zie Figuur 5-4) en er wordt van uitgegaan dat deze
overslag ook de achterkant van de kruin en het binnentalud bereikt.

De golfoverslaghoogte, in m, is de hoogte ten opzichte van de stilwaterlijn (oftewel de
lokale waterstand) waarbij een bepaald opgegeven debiet optreedt. Iets preciezer gezegd is
de golfoverslaghoogte het verschil tussen het niveau van de buitenkruinlijn en de
stilwaterlijn in de situatie dat de buitenkruinlijn z hoog ligt dat de overslag daarover
precies gelijk is aan een opgegeven kritiek overslagdebiet.

Het hydraulische belastingniveau, in m+NAP, is gelijk aan de som van de lokale waterstand
en de golfoverslaghoogte.


teen
NAP
SWL
g.o.h.
hydraulisch belastingniveau
buitenkruinlijn
golfgegevens
dijkteen

Figuur 5-4: Illustratie van de golfoverslagmodule; g.o.h. duidt de golfoverslaghoogte aan.
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 57
De golfgegevens bij de dijkteen uit Figuur 5-4, eventueel getransformeerd door de dam en/of
voorlandmodule, bestaan uit:
13

De lokale waterstand (oftewel stilwaterlijn).
De significante golfhoogte H
s.

De piekperiode T
p.

De golfrichting .

De berekening van de golfoverslaghoogte gebeurt met de module PC-Overslag, die is gebaseerd
op het werk van Van der Meer [TAW, 2002].
14
De gebruikte formules worden hier niet
behandeld. Wel benadrukken we nog eens dat het hydraulisch belastingniveau mede afhangt
van het door een gebruiker opgegeven toelaatbaar overslagdebiet. Een kleiner toegestaan
debiet betekent een strenger criterium, dat zoals blijkt uit de definitie van de golfoverslaghoogte
dan correspondeert met een grotere golfoverslaghoogte en dientengevolge een hoger
hydraulisch belastingniveau. Dat laatste vertaalt zich in een hogere benodigde kruinhoogte.

13
Feitelijk wordt in PC-Overslag de periodemaat T
m-1,0
gebruikt, die wordt berekend als T
p
/1.1. Vanwege (5.3) geldt in
Hydra-VIJ en Hydra-B dan T
m-1,0
= (1.08/1.1)T
s
.
14
Met PC-Overslag kan ook de 2%-oploop worden berekend. Deze oploop maakt ook deel uit van de formules uit de
genoemde referentie, maar komt in dit rapport verder nauwelijks ter sprake.
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 59
6 Combineren van trage en snelle
stochasten

6.1 Tijdschalen van stochasten
In de modellen Hydra-VIJ en Hydra-B worden zogenaamde trage en snelle stochasten
beschouwd. De trage stochasten variren aanzienlijk langzamer in de tijd dan de snelle. In
Hydra-VIJ zijn het meerpeil en de afvoer trage stochasten, terwijl de windsnelheid en
windrichting snelle stochasten zijn: tijdens een storm variren de afvoer en het meerpeil
namelijk relatief weinig. Hydra-B bevat de afvoer als trage stochast en als snelle stochasten de
windsnelheid, windrichting en de zeestand. De keringtoestanden (Ramspolkering in Hydra-VIJ
en de combinatie van Maeslant- en Hartelkering in Hydra-B), of eigenlijk de kansen daarop, zijn
afhankelijk van de trage zowel als de snelle stochasten, en vervullen een aparte rol in de
modellen. Waar hierna van trage en snelle stochasten wordt gesproken, blijven vanwege deze
aparte rol de keringtoestanden buiten beschouwing.

Het hoofddoel van dit hoofdstuk is te demonstreren dat in Hydra-VIJ en Hydra-B geen precieze
tijdsmodellering van de trage stochasten nodig is voor relatief lage uitkomsten van die
stochasten. In Hydra-VIJ is dus voor relatief lage meerpeilen en afvoeren geen precieze
tijdsmodellering nodig; in Hydra-B is voor relatief lage afvoeren geen precieze tijdmodellering
nodig. Wel van belang is dat de zogenaamde momentane kansverdelingen van de trage
stochasten goed in de modellen verwerkt zijn. Een momentane kansverdeling van een grootheid
geeft informatie over de kansen waarmee de grootheid optreedt op een beschouwd tijdstip.
Neem als voorbeeld de momentane overschrijdingskans van het meerpeil M, aangegeven als
P(M>m). Dit is de kans dat op een beschouwd moment het meerpeil niveau m overschrijdt.
Deze kans is ook gelijk aan de fractie van de tijd dat de stochast M het niveau m overschrijdt,
zie voor achtergronden desgewenst Bijlage A.

Samengevat: de tijdsmodellering voor de lagere uitkomsten van de trage stochasten hoeft niet
overeen te stemmen met de werkelijkheid, maar voor de momentane kansverdelingen moet dat
wel zo zijn. De uitleg van bovenstaande bewering wordt nu gegeven, eerst voor Hydra-VIJ, dan
voor Hydra-B.

6.2 Trage en snelle stochasten in Hydra-VIJ
6.2.1 Tijdbasis van snelle stochasten
Bij het opstellen van het model Hydra-VIJ wordt een karakteristieke tijdsduur b ingevoerd. Die
duur moet min of meer overeenstemmen met de duur van de tijdsfluctuaties van de snelle
stochasten, hier de windsnelheid U en de windrichting R. In Hydra-VIJ is b = 12 uur gekozen
(zie hierover paragraaf 6.4). Verder wordt aangenomen dat de stochasten U en R elke 12 uur
een andere waarde aannemen, waarbij de waarden in opeenvolgende duren statistisch
onafhankelijk van elkaar worden aangenomen. We spreken hier, zoals in de literatuur
gebruikelijk, van statistisch onafhankelijke windblokken, waarbij de tijdsperiode b de blokduur
wordt genoemd. Zie desgewenst voor commentaar op de keuze b = 12 uur en de aanname van
onafhankelijkheid tussen de windblokken paragraaf 6.4.
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
60 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER

In Hydra-VIJ wordt slechts het winterhalfjaar beschouwd (oktober t/m maart), vanwege de
aanname dat bedreigende situaties in de zomer verwaarloosbaar zijn. Dit winterhalfjaar,
kortweg aangeduid als whjaar, bestaat in Hydra-VIJ uit 180 dagen. Dat leidt tot in totaal N =
360 windblokken van duur 12 uur per whjaar. Nummer de perioden in het whjaar als i = 1,
2,..., N. Dan leidt de modellering voor afvoer, meerpeil, windsnelheid en windrichting tot de
volgende rijen van stochasten: {Q
1
, Q
2
,..., Q
N
}, {M
1
, M
2
,..., M
N
}, {U
1
, U
2
,..., U
N
} en {R
1
, R
2
,...,
R
N
}. De stochasten zelf worden met hoofdletters aangeduid, terwijl hun waarden (uitkomsten)
met normale letters worden aangeduid. Uitkomsten voor blokduur i worden bijvoorbeeld
aangeduid als (q
i
,m
i
,u
i
,r
i
).

Nu wordt aangegeven wat de precieze betekenis is van de stochasten in Hydra-VIJ. Voor de
trage stochasten afvoer en meerpeil geldt dat ze gedurende een periode van 12 uur relatief
weinig variren in de tijd. Vandaar dat Q
i
en M
i
respectievelijk gelijk genomen kunnen worden
aan de gemiddelde afvoer en het gemiddelde meerpeil in blok i. In principe kan de windrichting
gedurende de blokduur wat variren. Als representatieve windrichting wordt de (vectorieel)
gemiddelde windrichting van de 12 uurwaarden in blok i genomen; deze gemiddelde
windrichting is dus de waarde van stochast R
i
. De windsnelheid kan zeker variren gedurende
de 12 uren in blok i. Bij een constante afvoer, constant meerpeil en constante (representatieve)
windrichting in het blok zal de maximale belasting in het blok vooral bepaald worden door de
maximale windsnelheid in het blok. Feitelijk is dat een benadering, maar in ieder geval wordt in
Hydra-VIJ voor U
i
het 12-uursmaximum van de windsnelheid genomen (het maximum van de
12 uurwaarden binnen het blok).

Verdere aannames in Hydra-VIJ zijn dat het tweetal afvoer en het meerpeil gecorreleerd zijn,
evenals het tweetal windsnelheid en windrichting. De afvoer en het meerpeil zijn echter
statistisch onafhankelijk van de wind verondersteld.
15


6.2.2 Combineren van trage en snelle stochast voor vereenvoudigde
situatie van meerpeil en windsnelheid
Hoofddoel van dit hoofdstuk is uit te leggen dat voor lage uitkomsten van de trage stochasten
alleen de momentane kans van belang is, maar niet het precieze tijdsverloop van deze
stochasten. Beschouw als vereenvoudiging eerst slechts twee modelstochasten: de trage
stochast meerpeil M en de snelle stochast windsnelheid U. In Hydra-VIJ is voor uitkomsten van
de stochasten in de blokduur een belasting H gegeven. In het geval van het hier beschouwde
tweetal stochasten, met uitkomsten (u
i
,m
i
) in blokduur i, is de belasting in deze blokduur dan te
schrijven als
( , )
i i i
H H u m = (6.1)
waarbij H een deterministische functie is. Voor bijvoorbeeld faalmechanisme overloop is H(u,m)
gelijk aan de lokale waterstand (meerpeil vermeerderd met de windopzet). Feitelijk is (6.1) een
benadering, omdat in werkelijkheid de belasting, bij aanname van een langzaam veranderend
meerpeil, zal afhangen van het gedetailleerde tijdsverloop van de wind. De benadering die

15
In de geavanceerde versie van Hydra-VIJ kan optioneel gerekend worden met een correlatie tussen meerpeil en wind.
Die optie heeft echter voor locaties waar de afvoer dominant is fouten tot gevolg, zoals beschreven in Bijlage H.2 van
[Geerse, 2006]. Vandaar dat deze optie in officile berekeningen nooit wordt gebruikt. Hier kan aan worden toegevoegd
dat het verwaarlozen van de correlatie tussen meerpeil en wind volgens orinterende berekeningen slechts kleine
fouten oplevert, niet meer dan enkele centimeters.
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 61
wordt gemaakt is dat de belasting voldoende nauwkeurig bepaald kan worden op basis van het
meerpeil in combinatie met het 12-uursmaximum van de wind.

In Hydra-VIJ moet de overschrijdingsfrequentie F
H
(h) van niveau h worden berekend, namelijk
het gemiddeld aantal keren per whjaar dat de belasting H het niveau h overschrijdt. Een
overschrijding van niveau h kan het gevolg zijn van een (extreem) verhoogd meerpeil, een
(extreem) verhoogde windsnelheid of van een combinatie van een verhoogd meerpeil en
verhoogde windsnelheid. In kwalitatief opzicht kan een en ander gezegd worden over de duren
van overschrijdingen.

o
m
u(m)
U
M

Figuur 6-1: De isolijn van niveau h, met daarop een punt (m, u(m)).

m
g
U
M
m
0
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
overschrijdingen met duur n blokduur
overschrijdingen met duur meerdere blokduren
x
x
x

Figuur 6-2: Schematische weergave van enkele overschrijdingen van niveau h; m
0
geeft het minimale
meerpeil aan, en m
g
de grens tussen kortdurende en langdurende faalgebeurtenissen.
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
62 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
Beschouw daartoe eerst de zogenaamde isolijn van niveau h, weergegeven in Figuur 6-1,
waarop de punten (u,m) liggen waarvoor H(u,m) = h. Figuur 6-2 toont schematisch drie
overschrijdingen van deze lijn. De kruisjes geven uitkomsten (u
i
,m
i
) aan. Punten die zijn
verbonden vormen tezamen n overschrijding, ook faalgebeurtenissen genoemd, waarbij de
pijl de richting van de tijd weergeeft. De overschrijding begint daarbij direct links van de pijl
en eindigt aan het eind van de verbonden punten.

De langst durende faalgebeurtenis is degene linksboven. Deze begint bij een zeer hoog
meerpeil, dat daarna langzaam toeneemt en vervolgens langzaam afneemt. De duur van de
overschrijding is in dit voorbeeld 6 blokduren. Tijdens de overschrijding varieert de windsnelheid
flink: blokduren zijn wat de wind betreft immers statistisch onafhankelijk verondersteld, zodat
per blokduur een duidelijk andere windsnelheid (feitelijk 12-uursmaximum) kan voorkomen. De
overige twee faalgebeurtenissen vinden plaats bij een relatief laag meerpeil. Voor dergelijke
meerpeilen is een zeer hoge windsnelheid nodig voor falen: als meerpeil en wind beiden relatief
laag zijn, is immers geen sprake van bedreigende situaties. De twee faalgebeurtenissen duren
slechts n blokduur. Vanwege de zeer hoge windsnelheid, en omdat windblokken onafhankelijk
zijn verondersteld, is de kans zeer klein dat in twee of meer opeenvolgende blokduren zulke
hoge windsnelheden voorkomen.

In principe is geen eenduidige meerpeilgrens aan te geven die kortdurende faalgebeurtenissen
(duur n blokduur) scheidt van faalgebeurtenissen met duur twee of meer blokduren. Ook bij
de laagste meerpeilen bestaat altijd nog de kans op een duur van twee of meer blokduren. In
benadering kan echter worden aangenomen dat een grensniveau m
g
bestaat dat de
kortstdurende gebeurtenissen (duur n blokduur) scheidt van de langer durende
gebeurtenissen.

De precieze waarde van m
g
interesseert ons hier niet. Van belang is slechts dat de bijdragen
aan de overschrijdingsfrequentie F
H
(h) afkomstig van faalgebeurtenissen waarvoor m < m
g

eenvoudig zijn uit te rekenen. Geef die bijdragen aan door F
H
(h,m<m
g
). Duidt het minimale
meerpeil dat kan optreden aan met m
0
en de windsnelheid op de isolijn die correspondeert met
m door u(m), zie Figuur 6-1. De momentane kansdichtheid van het meerpeil wordt aangegeven
met g(m), en de conditionele kans op een overschrijding van h, gegeven meerpeil m, door
P(H>h|m). Merk op dat deze conditionele kans gelijk is aan de kans dat, gegeven m, de
windsnelheid niveau u(m) overschrijdt. Omdat meerpeil en wind onafhankelijk zijn
verondersteld, is die kans dan P(U>u(m)).

De kans dat in een willekeurige blokduur niveau h wordt overschrijden, in combinatie met een
meerpeil m<m
g
, kan dan worden berekend als
( ) ( )
0 0
( , ) ( ) | ( ) ( )
g g
m m
g
m m
P H h M m dmg m P H h m dmg m P U u m > < = > = >

(6.2)
Omdat faalgebeurtenissen waar hier sprake van is slechts n blokduur duren het betreft dus
gesoleerde overschrijdingspieken wordt de bijdrage aan de overschrijdingsfrequentie F
H
(h)
afkomstig van deze faalgebeurtenissen dan simpelweg verkregen door de kans uit (6.2) te
vermenigvuldigen met het aantal blokduren N in het whjaar:
( )
0
( , ) ( ) |
g
m
H g
m
F h m m N dmg m P H h m < = >

(6.3)
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 63
Gebruik van het rechterlid voor het hele bereik van meerpeilen (m
g
= ) om zo F
H
(h) te
berekenen zou tot een overschatting van F
H
(h) leiden. Het rechterlid geeft immers het
gemiddeld aantal blokduren per whjaar waarin falen optreedt, maar faalgebeurtenissen die
langer dan n blokduur duren mogen voor F
H
(h) slechts als n overschrijding worden geteld.

Formule (6.3) wordt niet gebruikt in Hydra-VIJ. De formule toont echter wel dat voor relatief
lage meerpeilen voor de (trage) stochast M geen gedetailleerde informatie van het tijdsverloop
nodig is. Wel van belang is dat de momentane kansdichtheid g(m) van M goed in Hydra-VIJ is
verwerkt.

6.2.3 Combineren van trage en snelle stochasten in Hydra-VIJ
Beschouw nu de feitelijke Hydra-VIJ situatie, waarin naast M en U ook de trage en snelle
stochasten Q en R zijn opgenomen. Naast de waarde m
g
kan ook een waarde q
g
worden
gekozen, op zon manier dat faalgebeurtenissen die plaatsvinden bij m<m
g
en tvens q<q
g

slechts n blokduur duren. De redenering is net als hiervoor dat falen voor dergelijke
meerpeilen en afvoeren alleen kan gebeuren bij zeer hoge windsnelheden, die vanwege de
onafhankelijkheid van de windblokken met verwaarloosbare kans elkaar direct opvolgen in de
tijd. Als analogon van (6.3) kan dan worden geschreven, wanneer g(q,m) de momentane
kansdichtheid van afvoer en meerpeil voorstelt en q
0
de minimale afvoer,
( )
0 0
( , , ) ( , ) | ,
g g
q m
H g g
q m
F h q q m m N dq dmg q m P H h q m < < = >

(6.4)
In de berekening in Hydra-VIJ van P(H>h|q,m) wordt de gezamelijke kansverdeling van U en R
gebruikt, waarbij ook de kansen op de keringtoestanden van de Ramspolkering een rol spelen.

De kans P(H>h|q,m), waarvan de berekening verderop in dit rapport aan de orde komt, wordt
in Hydra-VIJ gebruikt als onderdeel van de formule om F
H
(h) te berekenen, maar formule (6.4)
wordt daarbij niet gebruikt. Deze formule is hier alleen gentroduceerd om duidelijk te maken
dat voor de lagere afvoeren en meerpeilen het tijdsverloop van de stochasten Q en M geen rol
speelt. Wel belangrijk is dat de momentane kansen van deze stochasten op de juiste manier in
Hydra-VIJ verwerkt zijn.

6.3 Trage en snelle stochasten in Hydra-B
Hydra-B bevat de afvoer Q als trage stochast en als snelle stochasten de zeewaterstand M,
windsnelheid U en windrichting R. De tijdbasis voor de snelle stochasten is in Hydra-B een
getijperiode met een duur van 12.42 uur (12 uur en 25 minuten). Als analogon van (6.3) of
(6.4) volgt voor Hydra-B dan, met N = 352 getijperioden per whjaar (182 dagen),
( )
0
( , ) ' ( ) |
g
q
H g
q
F h q q N dq g q P H h q < = >

(6.5)
In de berekening van P(H>h|q) wordt de gezamelijke kansdichtheid van M, U en R gebruikt, en
daarnaast de kansen op de keringtoestanden van de Maeslant- en Hartelkering. Die berekening
komt verderop in dit rapport aan de orde.

Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
64 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
Formule (6.5) wordt in dit rapport niet gebruikt in de berekening van F
H
(h). Deze formule dient
hier slechts om aan te geven dat voor de lagere afvoeren het tijdsverloop van de stochast Q
geen rol speelt. Wel belangrijk is dat de momentane kansen van deze stochast op de juiste
manier in Hydra-B verwerkt zijn.

6.4 Commentaar op onafhankelijkheid en duur van de
windblokken
Voor de genteresseerde lezer volgt beknopt wat commentaar op de keuze van de blokduur in
Hydra-VIJ en op de aanname van onafhankelijkheid tussen de windblokken. Voor Hydra-B
gelden soortgelijke beweringen.

De keuze b = 12 uur in Hydra-VIJ, in combinatie met de aanname van onafhankelijkheid tussen
blokken, is eerder gebruikt in studies waarin probabilistische modellen voor hydraulische
belastingen zijn onderzocht, bijvoorbeeld [Kok et al, 1998]. Niet gerapporteerde
gevoeligheidsanalyses, uitgevoerd met de geavanceerde gebruikersversie van Hydra-VIJ, laten
zien dat de keuze van de blokduur niet erg nauw steekt: andere keuzes, bijvoorbeeld 6, 24 of
48 uur, leveren vrijwel dezelfde resultaten (slechts centimeters verschil voor toetspeilen en
benodigde kruinhoogtes). Wel moet hier worden opgemerkt dat in Hydra-VIJ de windstatistiek
voor een andere periode dan 12 uur op pragmatische wijze wordt bepaald door herschaling van
de 12-uurs statistiek; die herschaling is wel weer een benadering. De ongevoeligheid van de
resultaten, gegeven dat verschillende windperiodes via een herschaling samenhangen, is
theoretisch overigens goed te begrijpen, zoals voor de stochasten afvoer en windsnelheid is
aangetoond in Bijlage A3 uit [Geerse, 2003c].

De fout ten gevolge van de pragmatische herschaling van de ene naar de andere windperiode is
niet precies bekend, maar zal waarschijnlijk beperkt zijn. Voor de bovenrivieren, waar extreme
afvoeren in combinatie met relatief lage windsnelheden van belang zijn, is dit probleem
onderzocht voor faalmechanisme golfoverslag.
16
Als de blokduur van 12 uur wordt veranderd in
36 uur, blijken (benodigde) kruinhoogtes met niet meer dan circa 0.05 m te veranderen als de
herschaalde statistiek wordt vervangen door de correcte statistiek voor 36 uur.

Voor de Vecht- en IJsseldelta (en de benedenrivieren) is geen onderzoek verricht naar de fout
als gevolg van de herschaling. De verwachting is echter dat de fout ook voor deze gebieden
gering zal zijn, of zelfs kleiner. De reden is dat in deze gebieden hogere windsnelheden
belangrijker zijn dan voor het bovenrivierengebied, terwijl uit theoretische beschouwingen blijkt
dat voor dergelijke (hoge) windsnelheden de fout in de herschaling steeds kleiner wordt. In
essentie heeft dat als oorzaak dat de statistiek voor de hoge windsnelheden, voor elke blokduur,
consistent moet zijn met de KNMI-statistiek voor het optreden van stormen: als een andere
blokduur wordt gekozen, met een herschaalde statistiek, correspondeert die situatie nog steeds
met het juiste aantal stormen dat volgens de KNMI-statistiek per jaar optreedt. Een precieze
bespreking valt echter buiten het kader van dit rapport.

De aanname van onafhankelijkheid van de windblokken is eveneens, opnieuw alleen voor de
bovenrivieren, onderzocht in [Geerse en Van Veen, 2007]. Het blijkt dat deze aanname

16
Omdat voor de bovenrivieren geen hoge/extreme windsnelheden van belang zijn, kan de rol van de wind met Monte
Carlo methoden worden onderzocht, waarbij de autocorrelatie zoals die in de windmetingen aanwezig is volledig intact
wordt gelaten (tenminste binnen een beschouwde blokduur). Deze Monte Carlo methoden zijn niet mogelijk als voor
falen hoge/extreme windsnelheden bepalend zijn, omdat dergelijke snelheden niet of nauwelijks voorkomen in de
beschikbare meetreeksen van de wind (langste betrouwbare reeksen hebben lengtes van circa 50 jaar).
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 65
kruinhoogtes oplevert die iets aan de conservatieve kant zijn: de overschatting is 0.1 m of
minder. Opnieuw moet verwacht worden dat de overschatting minder wordt naarmate voor
falen hogere windsnelheden belangrijker worden. Voor de Vecht- en IJsseldelta (en de
benedenrivieren) is de verwachting daarom dat de overschatting eveneens circa 0.1 m of
minder zal zijn. Als voor een locatie falen vooral bij hoge/extreme windsnelheden optreedt, zal
de fout nagenoeg nul zijn. Een volledige motivatie van de laatste bewering valt weer buiten het
kader van dit rapport.

juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 67
7 Correlatiemodellen
In Hydra-VIJ en Hydra-B wordt gebruik gemaakt van correlatiemodellen. In Hydra-VIJ wordt
met zon model de correlatie tussen de rivierafvoer (afhankelijk van de toepassing de Vecht- of
de IJsselafvoer) en het IJsselmeerpeil beschreven, en in Hydra-B de correlatie tussen de wind
en de zeewaterstand. Dit hoofdstuk behandelt twee categorien correlatiemodellen: een model
waarin na een zekere transformatie van de variabelen sprake is van een Constante Spreiding in
de data (model CS) en een model waarin na een zekere transformatie van de variabelen sprake
is van een Variabele Spreiding (model VS). In feite is model CS een speciaal geval van model
VS, maar omdat voor CS enkele eigenschappen gelden die niet voor VS gelden, wordt dat model
apart behandeld.

In dit hoofdstuk worden de stochasten aangeduid als V en W. In het beide modellen is het doel
een bivariate kansdichtheid f(v,w) op te stellen waarvoor geldt:

De marginale kansdichtheden zijn gelijk aan vooraf gegeven kansdichtheden f(v) en f(w).
De spreiding volgens de bivariate kansdichtheid is zodanig dat deze overeenstemt met die
in de waarnemingen.

De theorie van beide modellen wordt nu besproken, waarbij de nadruk ligt op wiskundige
preciesie en minder op de motivatie en praktische toepassingen. Voor dergelijke toepassingen
wordt voor de Vecht- en IJsseldelta verwezen naar paragraaf 11.6 van dit rapport en voor meer
uitgebreide toepassingen voor dit gebied naar Hoofdstuk 7 uit [Geerse, 2006]. Daarnaast geeft
het rapport [Geerse en Diermanse, 2006] diverse toepassingen.

7.1 Theorie model CS (constante spreiding)
Deze paragraaf beschrijft het correlatiemodel CS, dat na zekere transformaties van de
variabelen uitgaat van een constante spreiding rond een rechte lijn met helling 45. Het
correlatiemodel wordt feitelijk vastgelegd in de getransformeerde ruimte, waarna
terugtransformeren de gewenste bivariate kansdichtheid oplevert (zonder dergelijke
transformaties is niet duidelijk hoe een geschikt correlatiemodel kan worden opgesteld). De
beschrijving wordt beknopt gehouden, zie voor een uitgebreidere behandeling [Beijk en Geerse,
2004] en voor de volledige bewijzen [Geerse, 2004a].

Toepassing van het correlatiemodel veronderstelt dat de marginale verdelingen f
V
(v) en f
W
(w)
van twee gecorreleerde stochasten V en W gegeven zijn, en dat daarnaast een set van N stuks
gecorreleerde puntenparen beschikbaar zijn, van de vorm (v
i
, w
i
), i = 1 t/m N. Geef de
(cumulatieve) marginale verdelingen van V en W aan met F
V
(v) en F
W
(w). In het
correlatiemodel worden V en W getransformeerd naar stochasten X en Y, met verdelingen F
X
(x)
en F
Y
(y). Wat de notatie betreft, indien geen onduidelijkheid kan bestaan, worden indices V, W,
X en Y vaak weggelaten. Zo worden bijvoorbeeld f
V
(v) en f
W
(w) ook aangeduid als f(v) en f(w).

In de transformaties, die zometeen expliciet worden beschreven, worden niet alleen de
verdelingen getransformeerd, maar ook de data. Het x-y vlak dat resulteert n transformatie
wordt de getransformeerde ruimte genoemd, terwijl de niet getransformeerde ruimte wordt
aangeduidt als de fysische ruimte. In de getransformeerde ruimte wordt het model vastgelegd
door de specificatie van (a) de marginale kansdichtheid van X en (b) de conditionele
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
68 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
kansdichtheid van Y gegeven X. Hierbij wordt de marginale kansdichtheid van X gelijk genomen
aan de standaardexponentile verdeling:
( ) , 0
x
f x e x

= (7.1)
De conditionele kansdichtheid van Y gegeven X wordt, op een verschuiving langs een rechte lijn
met helling 45 na, gelijk genomen aan een vaste kansdichtheid

. In formule kan dan worden


geschreven, zie Figuur 7-1,
( | ) ( ) f y x y x

= (7.2)
In principe mag

iedere willekeurige kansdichtheid met gemiddelde 0 zijn, waarbij de


standaarddeviatie van de kansdichtheid geeft (de rol van de parameter komt aan de orde
zodra de transformaties zijn behandeld). Wel dient aan bepaalde wiskundig-technische
voorwaarden te zijn voldaan; zo mogen bijvoorbeeld de staarten van

niet al te langzaam
afnemen. De precieze voorwaarden aan

worden gegeven in [Geerse, 2004a] en zijn voor de


bespreking hier niet relevant. In toepassingen wordt voor

vaak de normale verdeling


genomen; voor deze verdeling is aan de benodigde voorwaarden voldaan.


x [-]
y

[
-
]
Correlatiemodel CS
f(y|x=0)
f(y|x
1
)
f(y|x
2
)

Figuur 7-1: Illustratie correlatiemodel in de getransformeerde ruimte, met voor de waarden x = 0, x
1
en
x
2
de conditionele kansdichtheden f(y|x) aangegeven. Het snijpunt van het assenkruis geeft
het punt (x,y) = (0,0), terwijl de lijn met helling 45 als vergelijking heeft y = x+. Op deze
lijn liggen de verwachtingswaarden E(Y|X=x).
Nu worden de formules voor de transformaties gegeven. Uit (7.1) volgt
( ) 1 exp( )
X
F x x = (7.3)
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 69
Voor F
Y
(y) kan worden geverifieerd dat, indien

(t) de cumulatieve verdeling aangeeft van

(t),

0
0
0
( ) ' ( ) ( ' | )
' ( ' )
( )
y
Y
y
x
x
F y dy dx f x f y x
dy dx e y x
dxe y x

=
=
=

(7.4)
In de transformaties worden niet alleen de verdelingen maar ook de data getransformeerd. Dat
gebeurt door onderschrijdingskansen aan elkaar gelijk te stellen:

( ) ( )
( ) ( )
V X
W Y
F v F x
F w F y
=
=
(7.5)
Om expliciete formules te geven, is het handig om de transformaties die een punt (v,w)
overvoeren in (x,y) aan te geven als

( )
( )
x J v
y K w
=
=
(7.6)
Uit (7.3) volgt
( ) ( ) ln 1 ( )
V
J v F v = (7.7)
De transformatie K(w) moet in toepassingen gewoonlijk bepaald worden door het numeriek
oplossen van de vergelijking
( ) ( ) ( )
Y W
F K w F w = (7.8)
Merk op dat K(w) van de parameters en afhangt, omdat F
Y
(y) van en afhangt.

Het kan nu worden aangetoond dat de gezamelijke kansdichtheid f
V,W
(v,w), kortweg aangeduid
als f(v,w), kan worden geschreven als
( )
( )
( , ) ( ) ( ) ( )
dK w
f v w f v K w J v
dw

= (7.9)
terwijl de marginalen hiervan gegeven worden door de vooraf gegeven f(v) = dF
V
(v)/dv en
f(w) = dF
W
(w)/dw.

Uit de constructie van model CS is duidelijk dat X een standaardexponentile verdeling volgt.
Verder kan worden aangetoond dat Y asymptotisch een exponentile verdeling volgt (mits de
staart van

voldoende snel afneemt, wat zeker het geval is bij een normale verdeling).
Daarnaast blijkt dat de parameter z gekozen kan worden dat Y asymptotisch dan een
standaardexponentile verdeling volgt. Voor

de normale verdeling, met standaarddeviatie ,


moet dan bijvoorbeeld = -
2
/2 worden genomen. De parameter speelt overigens geen
belangrijke rol. Deze bepaalt in de getransformeerde ruimte de ligging van de lijn met helling
45, maar blijkt redundant te zijn in de zin dat de bivariate kansdichtheid f(v,w) uit (7.9) niet
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
70 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
van blijkt af te hangen (de transformatie K(w) bevat eveneens een term , die wegvalt tegen
de term -). Men zou dus gemakshalve altijd = 0 kunnen kiezen.

De parameter (dimensieloos) heeft in de getransformeerde ruimte een eenduidige
interpretatie: de standaarddeviatie van de conditionele verdeling f(y|x). In de fysische ruimte is
de interpretatie iets minder eenduidig. Nog steeds is het zo dat een kleine correspondeert met
een sterke correlatie en een grote met een zwakke correlatie, maar na terugtransformatie van
de (x,y)- naar de (v,w)-ruimte is niet langer sprake van een constante spreiding (de
kansdichtheid f(.|v) heeft voor verschillende waarden van v verschillende standaarddeviaties).
Het volgende blijkt het geval te zijn:

In de limiet 0 is sprake van een zogenaamd 1-1 verband (n op n verband) tussen
V en W: iedere waarde w correspondeert dan met precies n waarde van v, en vice versa.
De punten voldoen aan de vergelijking F
V
(v) = F
W
(w). De waarden v en w van het punt
(v,w) uit het 1-1 verband hebben dus dezelfde onderschrijdingskansen.

De limiet correspondeert met onafhankelijkheid van V en W. In deze limiet geldt
f(v,w) = f(v)f(w).

7.2 Toepassing model CS
Het is zeker niet gezegd dat model CS in iedere concrete situatie toepasbaar is. Het
veronderstelt immers, in ieder geval n transformatie, dat de spreiding in de verticale richting
voor iedere waarde van x hetzelfde is. Verder moet de gehele vorm van de conditionele
verdeling f(y|x) voor iedere waarde van x ook nog eens gelijk zijn, namelijk op een verschuiving
na weergegeven door

. Bij toepassen van model CS moet worden gecontroleerd dat aan deze
eisen is voldaan. Als dat het geval blijkt, kan een geschikte kansdichtheid

gekozen worden. In
de praktijk wordt gewoonlijk een specifieke verdeling gekozen, veelal de normale verdeling.
Daarna worden een aantal waarden van beschouwd. Voor iedere waarde van wordt dan
bekeken of na transformatie aan de gestelde eisen is voldaan. Daarbij is dan vooral van belang
of het correlatiemodel een goede beschrijving geeft voor het meest relevante hoogste deel van
de data. Ook is van belang om de modelfit in de fysische ruimte te beoordelen.

In toepassingen zal het zelden zo zijn dat het beschouwde correlatiemodel perfect past bij de
data. Gewoonlijk zal men genoegen nemen met een modelbeschrijving die een redelijke fit
geeft aan de data. Wanneer wel of niet van een redelijke fit sprake is, is daarbij een kwestie
van oordeelkundig inzicht.

In paragraaf 11.6 wordt model CS toegepast om de correlatie tussen rivierafvoer (Vecht ofwel
IJssel) en IJsselmeerpeil te beschrijven. Voor die situatie blijkt het model de data niet heel goed
te beschrijven, omdat de spreiding blijkt toe te nemen met x. Model VS, met een variabele
spreiding als functie van x, blijkt dan een betere beschrijving te geven. Dat model wordt nu
behandeld.

7.3 Theorie model VS (variabele spreiding)
Een voor de hand liggende variant van het model CS bestaat eruit de spreiding van de
kansdichtheid te laten variren met x, in welk geval model VS ontstaat. In plaats van een
kansdichtheid

(t) wordt dan een kansdichtheid


(x)
(t) beschouwd (beide kansdichtheden
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 71
dienen gemiddelde 0 te hebben). De formules uit de voorgaande paragraaf blijven nagenoeg
ongewijzigd: de vaste parameter hoeft slechts vervangen te worden door (x). Figuur 7-2
illustreert model VS, waarbij f(y|x) =
(x)
(y-x-), met (x) lineair toenemend met x.

x [-]
y

[
-
]
Correlatiemodel VS
f(y|x=0)
f(y|x
1
)
f(y|x
2
)

Figuur 7-2: Illustratie correlatiemodel met variabele spreiding in de getransformeerde ruimte, met voor
de waarden x = 0, x
1
en x
2
de conditionele kansdichtheden f(y|x) aangegeven. Het snijpunt
van het assenkruis geeft het punt (x,y) = (0,0).
Voor de volledigheid worden de belangrijkste formules uit model VS gegeven. De stochast X
volgt opnieuw een standaardexponentile (cumulatieve) verdeling, zie (7.3), terwijl Y nu,
analoog aan (7.4), als verdeling heeft:

( )
0
( ) ( )
x
Y x
F y dxe y x

(7.10)
De transformaties, en dus ook de formules (7.7) en (7.8), blijven ongewijzigd, met dien
verstande dat de transformatie y = K(w) nu afhangt van de gehele functie (x), en niet van
slechts n parameter . Formule (7.9) blijft eveneens ongewijzigd: slechts hoeft de index te
worden vervangen door (x).

Voor model VS geldt echter niet meer dat Y asymptotisch een exponentile verdeling volgt,
maar voor toepassingen is dat laatste niet zo bezwaarlijk.

Tot slot nog de volgende opmerking. Hiervoor zijn twee correlatiemodellen behandeld, die in de
praktijk, zo is gebleken, vaak succesvol kunnen worden toegepast (zie bijvoorbeeld paragraaf
11.6 voor toepassing van CS en VS voor de Vecht- en IJsseldelta). In de literatuur komen
echter veel meer correlatiemodellen voor. Zie voor een aantal van die modellen, en voor een
vergelijking daarvan met de modellen CS en VS, referentie [Geerse en Diermanse, 2006].













Deel 2




juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 75
8 Inleiding model Hydra-VIJ

Dit deel van het rapport (hoofdstuk 8 t/m 14) behandelt het model Hydra-VIJ. Het voorliggende
hoofdstuk geeft daarbij een context voor de daaropvolgende hoofdstukken 9 t/m 14. In het
voorliggende hoofdstuk worden achtereenvolgens behandeld: beschrijving van het gebied, de
stochasten uit het model, de belangrijkste onderdelen van het model die onderwerp vormen van
dit rapport en een schema van de opzet van het model/computerprogramma.

8.1 Vecht- en IJsseldelta
De Vechtdelta, zie Figuur 8-1 en Figuur 8-2, bestaat uit het benedenstroomse deel van de
Overijsselse Vecht (benedenstrooms km 36), het Zwarte Water inclusief het Zwolle-IJsselkanaal
en het Zwarte Meer inclusief het Ganzendiep, de Goot en de Veneriete. In deze delta bevinden
zich (delen van) de dijkringen 7, 9, 10 en 53. In de Vechtdelta bevindt zich de Ramspolkering,
waarvan de faalkans is opgenomen in Hydra-VIJ. Deze kering ligt op de scheidslijn tussen het
Ketelmeer en het Zwarte Meer. Het is een balgstuw, die gesloten wordt zodra de waterstand ter
plaatse van de kering het niveau 0.5 m+NAP overschrijdt, en tevens sprake is van stroming van
het Ketelmeer naar het Zwarte Meer. De balgstuw opent weer als de waterstand aan de
Ketelmeerzijde lager wordt dan die aan de Zwarte Meer zijde. Opgemerkt wordt nog dat het
Kampereiland (het geel gekleurde gebied in Figuur 8-1 gelegen tussen dijkring 10 en het Zwarte
Meer) strikt genomen geen deel uitmaakt van de Vechtdelta, omdat dit gebied buitendijks ligt.
Hydra-VIJ bevat echter ook locaties uit dit gebied.

De IJsseldelta bestaat uit het benedenstroomse deel van de IJssel, begrensd door km 974 (nabij
Hattem) en het Keteldiep, zie Figuur 8-1 en
Figuur 8-3. Hierin bevinden zich (delen van) de dijkringen 10, 11 en 53. Tabel 8-1 geeft enkele
gegevens van de dijkringen uit beide deltas.

Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
76 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER

Figuur 8-1: Weergave van de Vecht- en de IJsseldelta.

dijkringgebied normfrequentie naam buitenwater
7 1/4000 Noordoostpolder Zwarte Meer
9 1/1250 Vollenhove Vecht, Zwarte Water, Zwarte Meer
10 1/2000 Mastenbroek Zwarte Water, Zwarte Meer, IJssel
11 1/2000 IJsseldelta IJssel
53 1/1250 Salland Vecht, Zwarte Water, IJssel

Tabel 8-1: De dijkringen uit de Vecht- en de IJsseldelta met hun normfrequenties (in keren per jaar).

Hydra-VIJ kent twee soorten locaties:

Aslocaties, gelegen om de kilometer in de as van de rivier, zie Figuur 8-2 voor het grootste
deel van de aslocaties uit de Vechtdelta en
Figuur 8-3 voor de IJsseldelta.
Oeverlocaties, gelegen aan de oever, waarvoor defaultwaarden voor strijklengtes en
bodemhoogtes beschikbaar zijn (zie ter verduidelijking ook Figuur 4-1 en Figuur 4-2). Deze
locaties zijn, per dijkring en per rivierdelta, opgenomen in aparte databases.

De aslocaties zijn de locaties waarvoor de toetspeilen uit de Hydraulische Randvoorwaarden
(HR) worden berekend. Voor de oeverlocaties kunnen, met faalmechanisme golfoverslag,
benodigde kruinhoogtes worden bepaald.


juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 77


Figuur 8-2: Aslocaties in de Vechtdelta benedenstrooms van (en inclusief) km 53.
17




Figuur 8-3: Aslocaties in de IJsseldelta.

17
De locaties bovenstrooms van km 53 bevinden zich in een aparte database.
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
78 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
8.2 Stochasten Hydra-VIJ
In het probabilistisch model Hydra-VIJ [Geerse, 2003a; Duits, 2008abcd] zijn de volgende
stochasten opgenomen, die verderop in dit rapport nader worden omschreven:

Rivierafvoer Q. Dat is ofwel de IJsselafvoer te Olst voor een dijkvak in de IJsseldelta, ofwel
de Vechtafvoer te Dalfsen voor een dijkvak in de Vechtdelta. N.B.: In Hydra-VIJ worden
beide afvoeren niet tegelijk als (gecorreleerde) stochasten meegenomen.
IJsselmeerpeil M.
Windsnelheid U (statistiek van Schiphol).
Windrichting R (statistiek van Schiphol). Beschouwd worden de richtingen NNO, NO,..., N,
die genummerd worden als r = 1, 2,..., 16.
Beheertoestand kering van de balgstuw te Ramspol; de situatie van een juiste
sluitingsprocedure zowel als een falende kering worden beschouwd, waarbij de faalkans van
de kering in het model wordt meegenomen.

De afvoeren en het meerpeil zijn in Hydra-VIJ gecorreleerd. Hetzelfde geldt voor de
windsnelheid en de windrichting.

Uitkomsten van de stochasten worden met de overeenkomstige kleine letters aangeduid.
Bijvoorbeeld een IJsselafvoer van 400 m
3
/s, die uitkomst is van de stochast Q, wordt aangeduid
als q = 400 m
3
/s. Een juiste sluitingsprocedure van de kering wordt aangeduid als =
FN
, van
kering faalt niet, terwijl een falende kering wordt aangduid als =
FW
, van kering faalt wel, in
welk geval de kering te allen tijde geopend blijft.

8.3 Hoofddoel Hydra-VIJ voor dit rapport
Hydra-VIJ is in de afgelopen jaren ontwikkeld. Aanvankelijk kon alleen, voor dijkvakken, met de
faalmechanismes overloop, golfoploop en golfoverslag worden gerekend. Later kwamen meer
mogelijkheden beschikbaar. De belangrijkste zijn: het kunnen rekeningen met dijkringen in
plaats van dijkvakken, het kunnen doorrekenen van het IJssel- en Markermeer en het uitvoeren
van (per dijkvak) bekledingsberekeningen. Om de scope van het voorliggende rapport enigszins
beperkt te houden, worden niet alle mogelijkheden behandeld. Alleen de faalmechanismes
overloop en golfoverslag komen aan de orde, en dan hoofdzakelijk voor de dijkvakberekening.
Voor deze faalmechanismes zijn in hoofdstuk 4 voorbeeldberekeningen gepresenteerd.

De basisformule uit Hydra-VIJ, die in dit rapport centraal staat, heeft betrekking op een dijkvak
en bestaat er uit de overschrijdingsfrequentie F(h) te berekenen, in keren per jaar, van een
gegeven hydraulisch belastingniveau h, corresponderend met n van de twee genoemde
faalmechanismes (zie hoofdstuk 5 voor de precieze definitie van h). Een gebruiker van het
computerprogramma Hydra-VIJ moet overigens (zie hoofdstuk 4) een gewenste
overschrijdingsfrequentie 1/T opgeven, waarbij T de gewenste terugkeertijd voor de betreffende
locatie is. Intern in het programma worden voor een reeks van niveaus h
1
, h
2
,..., h
n
de
overschrijdingsfrequenties F(h
1
), F(h
2
),..., F(h
n
) berekend, waarna door interpolatie het niveau
h wordt gezocht waarvoor geldt F(h) = 1/T. Het niveau h wordt dan in de uitvoer van Hydra-VIJ
vermeld. Voor faalmechanisme overloop is h gelijk aan de waterstand bij terugkeertijd T. Voor
faalmechanisme golfoverslag is h gelijk aan de benodigde kruinhoogte bij terugkeertijd T,
afgezien van toeslagen voor zetting, klink en dergelijke. Deze benodigde kruinhoogte wordt
gebruikt in de hoogtetoets voor de dijk.
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 79
Bij de berekening van niveau h geeft Hydra-VIJ optioneel aanvullende uitvoer, illustratiepunten
en uitsplitsingen, waarvan de interpretatie in hoofdstuk 4 is behandeld. De theorie om
dergelijke uitvoer te berekenen is ook onderdeel van dit rapport.

Samenvattend worden in dit rapport voor Hydra-VIJ, op dijkvakniveau, de volgende zaken
gedetailleerd behandeld:

Berekening van de overschrijdingsfrequentie F(h), in keren per jaar, van hydraulisch
belastingniveau h, voor de faalmechanismes overloop en golfoverslag.
De berekening van de illustratiepunten behorende bij de berekening van de
overschrijdingsfrequentie F(h).
De berekening van de uitsplitsingen behorende bij de berekening van de
overschrijdingsfrequentie F(h).

Naast de berekening voor een dijkvak worden ook de formules voor de berekening van de
overschrijdingsfrequentie van een dijkring gegeven (paragraaf 12.4). Die formules zijn niet
bijzonder ingewikkeld, omdat ze berekeningstechnisch nauw verwant blijken aan de formules
voor een dijkvak. Tenzij anders vermeld, heeft de berekening van F(h) in dit rapport altijd
betrekking op een dijkvak en niet op een dijkring.

8.4 Opzet model aan de hand van een schema
Deze paragraaf behandelt een schema waarin de samenhang tussen de onderdelen van het
probabilistisch model/computerprogramma Hydra-VIJ duidelijk wordt (Figuur 8-4). Deze
onderdelen worden in de latere hoofdstukken nader uitgelegd. Om het schema niet te
ingewikkeld te maken, gaat deze paragraaf alleen over de berekening van het hydraulisch
belastingniveau voor een oeverlocatie, voor faalmechanisme golfoverslag, waarbij de
windgolven met Bretschneider worden berekend (en niet met Swan).

Allerlei door Rijkswaterstaat en de waterschappen aangeleverde gegevens vormen invoer voor
het model (linker verticale balk in Figuur 8-4). De gebruiker van het model voert ten behoeve
van het toetsen locatiespecifieke gegevens in (rechter verticale balk). De middelste verticale
balk toont hoe de datastroom plaatsvindt en op welk punt in het model de probabilistische
berekening plaatsvindt. Nu volgt een bespreking van het schema.

Het blok midden-boven, getiteld FYSISCHE MODELLEN/GEGEVENS, betreft
waterstandsberekeningen en locatiegegevens als strijklengtes en bodemhoogtes. Voor in totaal
10170 randvoorwaardencombinaties (kortweg combinaties genoemd) van afvoeren Q,
meerpeilen M, windsnelheden U, windrichtingen R en keringtoestanden zijn met Waqua voor
allerlei locaties in het gebied waterstandsberekeningen uitgevoerd. Voor oeverlocaties zijn
daarnaast effectieve strijklengtes en bodemhoogtes bepaald nodig ten behoeve van het
golfmodel Bretschneider die overigens nog door de gebruiker mogen worden gewijzigd (zie
hieronder).

De aldus voor de oeverlocaties bepaalde gegevens worden in een database opgeslagen (het
blok getiteld HYDRA-VIJ DATABASE). Vanwege de omvang van deze database is die opgeknipt
in deeldatabases, welke door Rijkswaterstaat aan de gebruikers zijn toegeleverd.

Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
80 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
Het blok getiteld HYDRA-VIJ REKENHART is het eigenlijke model Hydra-VIJ. De gebruiker dient
voor een hoogtetoets-berekening een oeverlocatie in Hydra-VIJ te selecteren. De default-
waarden voor de effectieve strijklengtes en bodemhoogtes uit de Hydra-B database moeten
worden opgevat als suggesties aan de gebruiker: ze kunnen op basis van gebiedskennis door de
gebruiker worden gewijzigd. Het programma rekent dan voor elk van de 10170 combinaties met
het golfmodel Bretschneider de bijbehorende golfgegevens uit (significante golfhoogte H
s
en
piekperiode T
p
).

De op dit punt in het programma berekende waterstanden en golven gelden zogezegd op open
water: de golven zijn nog niet gereduceerd door een eventuele dam en/of voorland. Indien zon
dam en/of voorland aanwezig is, worden de golfgegevens met de dam- en/of voorlandmodule
getransformeerd van open water naar de teen van de dijk. De gegevens aan de teen
(golfgegevens en lokale waterstanden) vormen dan invoer van de oploop/overslagmodule
PC-Overslag, ook vaak dijkmodule genoemd. Elk van de 10170 combinaties levert nu een
hydraulisch belastingniveau op de dijk (afgekort HBN). In de berekening van deze HBNs wordt
dus gebruik gemaakt van door de gebruiker ingevoerde gegevens. Naast de gegevens voor de
dam en het voorland zijn dat de dijknormaal, de taludhellingen en -ruwheden en (alleen voor
faalmechanisme golfoverslag) het toegestane overslagdebiet.

Binnen het programma zijn de HBNs voor de 10170 combinaties nu bekend. Door op de juiste
manier de kansen op de afvoer, meerpeil, windsnelheid, windrichting en keringtoestand te
verwerken, levert de probabilistische berekening dan de HBNs als functie van de
overschrijdingsfrequentie.

Het blok getiteld HYDRA-VIJ UITVOER toont de belangrijkste uitvoer van Hydra-VIJ. Daartoe
behoren de HBNs die corresponderen met de door de gebruiker gewenste overschrijdings-
frequenties. Een speciaal geval hiervan is de benodigde kruinhoogte, te weten het HBN bij de
normfrequentie. Daarnaast worden de illustratiepunten gegeven en (optioneel) de uitsplitsingen.
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 81

HYDRA-VIJ DATABASE
per oeverlocatie:
eff. strijklengtes,
eff. bodemhoogtes,
10170 waterstanden
HYDRA-VIJ REKENHART
10170 combinaties met
waterstanden, golven
dammodule
voorlandmodule
dijkmodule
10170 HBN's
op de dijk
probabilistische
berekening
HYDRA-VIJ UITVOER
per frequentie: HBN,
illustratiepunten,
uitsplitsingen
bepalen golven met
Bretschneider
10170
combinaties van
Q, M, U, R,
instellingen,
statistische gegevens
gegevens dam,
voorland, waterkering
en overslagdebiet
H
Y
D
R
A
-
V
I
J

G
E
B
R
U
I
K
E
R
FYSISCHE MODELLEN/
GEGEVENS
bepalen waterstanden met
Waqua
per oeverloc. bepalen van:
eff. strijklengtes,
eff. bodemhoogtes
benodigde kruinhoogte =
HBN bij normfrequentie
selectie locatie +
optioneel aanpassen:
eff. strijklengtes,
eff. bodemhoogtes
R
i
j
k
s
w
a
t
e
r
s
t
a
a
t

e
n

W
a
t
e
r
s
c
h
a
p
p
e
n
per oeverlocatie:
10170 waterstanden
Waqua-instellingen
gebiedsgegevens
gebiedsgegevens
gewenste
frequenties


Figuur 8-4: Schema opbouw Hydra-VIJ voor een dijkvakberekening op een oeverlocatie, voor
faalmechanisme overslag. Notatie: afvoer Q, meerpeil M, windsnelheid U, windrichting R en
beheertoestand kering ; HBN = hydraulisch belastingniveau.

juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 83
9 Hydraulische belastingniveaus Hydra-VIJ

Dit hoofdstuk behandelt enkele onderdelen uit het schema in Figuur 8-4: die onderdelen zijn het
blok FYSISCHE MODELLEN/GEGEVENS, het blok Hydra-VIJ database en van het grijze blok
HYDRA-VIJ REKENHART de onderdelen tot en met 10170 HBNs op de dijk. Het betreft dan
louter zaken die met fysische modellen/berekeningen te maken hebben, zonder dat kansen
daarin een rol spelen.

9.1 Waquaberekeningen
Ten behoeve van de Hydra-VIJ database is met Waqua een groot aantal combinaties van
afvoeren (Vecht en IJssel n op n aan elkaar gekoppeld), meerpeilen, windsnelheid en
windrichting doorgerekend, zowel voor een correct functionerende als een falende
Ramspolkering. Deze berekeningen zijn beschreven in [Beijk, 2006; Jansen et al, 2005]. Het
resultaat van een Waquaberekening bestaat uit de maximale waterstand op een groot aantal
uitvoerpunten van Waqua (zowel as- als oeverlocaties). Hier worden alleen de voor dit rapport
relevante zaken behandeld. Tabel 9-1 geeft de doorgerekende combinaties, die nu worden
besproken.

meerpeil windsnelheid windrichting kering
Vecht, m3/s IJssel, m3/s m+NAP m/s [-] [-]
10 100 -0.4 0 ZW faalt niet
100 500 -0.1 10 WZW faalt wel
250 950 0.4 16 W
400 1400 0.9 22 WNW
550 1850 1.3 27 NW
700 2300 32 NNW
850 2750 37 N
925 2975 42
1000 3200
Vecht- en IJsselafvoer 1-1

Tabel 9-1: Combinaties die met Waqua zijn doorgerekend.
Vecht- en IJsselafvoer
De afvoeren van Vecht en IJssel worden deterministisch n op n aan elkaar gekoppeld,
resulterend in 9 verschillende combinaties. Daarbij is er voor gezorgd dat bij iedere Vechtafvoer
een representatieve IJsselafvoer hoort [Geerse, 2006]. Omgekeerd geldt voor de tabel niet dat
bij een IJsselafvoer een representatieve Vechtafvoer hoort: het verband uit Tabel 9-1 geeft bij
een hoge IJsselafvoer juist een veel te extreme Vechtafvoer. Dat is echter niet bezwaarlijk,
omdat voor een locatie in de IJsseldelta de Vechtafvoer fysisch gezien vrijwel geen enkele
invloed heeft op de waterstanden op de betreffende locatie. Die invloed verloopt immers via het
veraf gelegen Ketelmeer, waarbij de Vechtdebieten veel kleiner zijn dan de IJsseldebieten.
Voor een locatie in de Vechtdelta heeft de IJsselafvoer echter via het Ketelmeer nog wl enige
invloed op de waterstand op de betreffende locatie, omdat de IJsseldebieten veel groter zijn dan
de Vechtdebieten, vandaar dat bij een Vechtafvoer een representatieve IJsselafvoer is bepaald.

De 9 Vechtafvoeren en de 6 laagste IJsselafvoeren zijn stationair doorgerekend (constant in de
tijd). De drie hoogste IJsselafvoeren zijn als (tijdsafhankelijke) afvoergolven doorgerekend, om
te voorkomen dat de dijk die loopt van Ramspol tot aan IJsselmuiden, die een deel van het
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
84 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
Kampereiland begrensd, continu overstroomt. Bij het doorrekenen van afvoergolven kan deze
dijk (eventueel) alleen om en nabij de top van de afvoergolf overstromen.

Naast de afvoeren op Vecht en IJssel zijn ook laterale debieten opgelegd bij Westerveld,
Kloosterzijl, Streukelerzijl, Zedemude en Kostverlorenzijl. Deze debieten zijn direct gekoppeld
aan de beschouwde Vechtafvoer, waarbij rekening is gehouden met maalstops en het
(verwachte) beheer van de keringen onder hoogwateromstandigheden.

Meerpeil
Er zijn 5 verschillende meerpeilen beschouwd, die allen stationair zijn doorgerekend.

Windsnelheid en windrichting
Alleen de richtingen ZW t/m N zijn doorgerekend, en niet de richtingen NNO t/m ZZW. Voor de
laatste richtingen wordt aangenomen dat nergens in het gebied als gevolg van windopzet hoge
waterstanden kunnen ontstaan. In Hydra-VIJ worden voor deze richtingen de (maximale)
waterstanden gebruikt die horen bij windsnelheid 0 m/s (er wordt dus geen afwaaiing
beschouwd). Naast windsnelheid 0 m/s zijn 7 verschillende windsnelheden beschouwd. De
windsnelheden uit Tabel 9-1 betreffen potentile windsnelheden te Schiphol, omdat in Hydra-VIJ
de statistiek van de potentile windsnelheden voor station Schiphol wordt gebruikt. De
potentile windsnelheden die in Waqua worden gebruikt zijn omgerekend naar open-water
windsnelheden, waarbij ook een vertaling is gemaakt van Schiphol naar het gebied in kwestie
(wanneer potentile windstatistiek van een station bijvoorbeeld nabij Zwolle beschikbaar zou
zijn geweest, had die laatste vertaling achterwege kunnen blijven). De vertaling van de
Schiphol-windsnelheden naar de open-water windsnelheden boven het gebied is richtings-
afhankelijk (zie Tabel 2.2 uit Faserapport 1 van [Jansen et al, 2005]).

De windsnelheid is ruimtelijk gezien homogeen genomen over het gebied, maar er is wel
tijdsafhankelijk gerekend, door middel van een stormverloop. Dat heeft een voorflank van 23
uur, een topduur van 2 uur en een achterflank van 23 uur, resulterend in een stormduur op het
0-niveau van 48 uur. Deze keuze van het stormverloop is gebaseerd op analyses uit [Geerse,
2006]. De enige parameter die het stormverloop dan karakteriseert is de maximale
windsnelheid van het verloop (open-water windsnelheid boven het gebied). Een voorbeeld voor
een maximale windsnelheid van 30 m/s is weergegeven in Figuur 9-1.

stormverloop
0
5
10
15
20
25
30
35
-25 -20 -15 -10 -5 0 5 10 15 20 25
tijd [uur]
w
i
n
d
s
n
e
l
h
e
i
d

[
m
/
s
]

Figuur 9-1: Tijdsverloop van een storm.
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 85
Ramspolkering
Twee keringtoestanden zijn doorgerekend: een juist functionerende kering (faalt niet) en een
falende kering (faalt wel). De toestand faalt niet houdt in dat de kering sluit indien in de
Waquaberekening het sluitcriterium van de kering wordt bereikt (waterstand bij de kering
overschrijdt 0.5 m+NAP met stroming van Ketelmeer naar Zwarte Meer), en weer opent indien
de waterstand bij de kering op het Zwarte Meer hoger wordt dan die op het Ketelmeer.
Toestand faalt wel houdt in dat in Waqua met een altijd geopende kering wordt gerekend.
Merk op dat de Waquaberekeningen voor beide toestanden dezelfde resultaten geven indien in
de berekening het sluitcriterium niet wordt gehaald. Hiervan wordt verderop in dit rapport
gebruik gemaakt.

Aantal berekeningen
Het aantal Waquaberekeningen is als volgt. Voor windsnelheid 0 m/s zijn 9 afvoeren, 5
meerpeilen en 2 keringtoestanden doorgerekend, resulterend in 9*5*2 = 90 berekeningen. Voor
de 7 positieve windsnelheden is sprake van 7 richtingen (ZW t/m N), 9 afvoeren, 5 meerpeilen
en 2 keringtoestanden, wat leidt tot 7*7*9*5*2 = 4410 berekeningen. Totaal resulteren
4410+90 = 4500 berekeningen. Zoals hierboven uitgelegd worden voor de 9 richtingen NNO
t/m ZZW de waterstanden gebruikt die horen bij windsnelheid 0 m/s. Dat houdt in dat eenzelfde
waterstand (per locatie) dan 7*9*9*5*2 = 5670 maal wordt gedupliceerd in de waterstands-
database van Hydra-VIJ. In totaal bevat de database per locatie dan 5670+4500 = 10170
(maximale) waterstanden. Dat laatste getal wordt genoemd in het schema uit Figuur 8-4.

9.2 Windgolven
De windgolven in het gebied worden in het huidige Hydra-VIJ bepaald met de golfgroeikrommes
van Bretschneider. In principe kan Hydra-VIJ ook rekenen met windgolven berekend met Swan,
maar op dit moment is geen Swan-model voor de Vecht- en IJsseldelta beschikbaar, en zijn dus
ook geen golfgegevens op basis van Swan voorhanden.

Hoe precies de windgolven met Bretschneider zijn bepaald is uitgelegd in paragraaf 5.2. Kort
gezegd komt het hierop neer. Als invoer voor Bretschneider wordt de open-water windsnelheid
gebruikt, die via een omrekeningstabel uit de potentile windsnelheid is verkregen. Daarnaast
vereist Bretschneider, per windrichting, effectieve strijklengtes (in m) en bodemhoogtes (in
m+NAP), welke grootheden default aanwezig zijn in de Hydra-VIJ database (de bodemhoogtes
zijn nodig om bij iedere waterstand de waterdiepte te kunnen bepalen).

De effectieve strijklengtes en bodemhoogtes zijn op een standaardmanier bepaald, namelijk van
bandijk tot bandijk. Ze moeten worden opgevat als handreiking aan de gebruiker, die op grond
van gebiedskennis de gegeven waarden mag aanpassen. In het computerprogramma Hydra-VIJ
worden intern, op basis van de (eventueel gewijzigde) strijklengtes en bodemhoogtes de
golfgegevens uitgerekend. Nadat dat is gebeurd, zijn voor 10170 combinaties (q,m,u,r,) de
significante golfhoogte H
s
en de piekperiode T
p
bekend. Deze worden geldig geacht voor open
water, dat wil zeggen op enige afstand vr de dijk. Als een dam- en/of voorlandmodule
aanwezig is, worden de golfgegevens vervolgens getransformeerd naar de dijkteen, zoals
beschreven in paragraaf 5.3.

Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
86 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
9.3 Hydraulische belastingniveaus
Als ter plaatse van de dijkteen, voor elk van de 10170 combinaties (q,m,u,r,), de waterstanden
en golfgegevens beschikbaar zijn, kan het hydraulisch belastingniveau H = H(q,m,u,r,) op de
dijk worden uitgerekend.

Voor faalmechanisme overloop is het hydraulisch belastingniveau simpelweg gelijk aan de lokale
waterstand. Als deze voor de combinatie (q,m,u,r,) wordt aangeduid als h
ws
(q,m,u,r,) volgt
dus:
( , , , , ) ( , , , , )
ws
H q m u r h q m u r = (9.1)
Voor faalmechanisme golfoverslag is H gelijk aan de lokale waterstand op de betreffende
locatie, vermeerderd met de golfoverslaghoogte. De golfoverslaghoogte is afhankelijk van het
toegestane overslagdebiet en wordt uitgerekend met PC-Overslag, zie paragraaf 5.4 voor meer
uitleg. Als de golfoverslaghoogte in de combinatie (q,m,u,r,) wordt aangeduid als
h
ov
(q,m,u,r,), krijgt de belasting de vorm
( , , , , ) ( , , , , ) ( , , , , )
ws ov
H q m u r h q m u r h q m u r = + (9.2)
In Hydra-VIJ is het hydraulisch belastingniveau H(q,m,u,r,) niet alleen nodig voor de 10170
combinaties, maar voor willekeurige combinaties (q,m,u,r,). Voor dergelijke combinaties wordt
in Hydra-VIJ lineair genterpoleerd op basis van de 10170 combinaties.

9.4 Dataverwerking
In het voorgaande is beschreven hoe op basis van de 10170 combinaties uit de Hydra-VIJ
database het hydraulisch belastingniveau H kan worden bepaald. De praktijk heeft geleerd dat
het samenstellen van een dergelijke database zeer veel werk kost. Uiteraard dienen de
Waquaberekeningen zorgvuldig gecontroleerd te worden, alvorens de waterstandsgegevens in
de database opgeslagen kunnen worden. Af en toe, zo is gebleken in [Jansen et al, 2005], geeft
Waqua onfysische resultaten, om uiteenlopende redenen. Denk aan droogval, of aan
ambiguteiten bij de bepaling van wel of geen instroming voor het sluiten van de
Ramspolkering: zo kunnen zich neren voordoen waarbij ter plaatse van de kering een deel van
de stroming binnenwaarts is gericht en een ander deel buitenwaarts. Verder is gebleken dat het
vullen van de database met de (grote set van) Waquagegevens en de strijklengte- en
bodenhoogtegegevens makkelijk fout kan gaan, met als gevolg een incorrecte database. Mocht
in de toekomst, bijvoorbeeld voor een andere gebiedsschematisatie, het nodig zijn om opnieuw
een database met waterstanden en golven samen te stellen, dan dient dus veel zorg aan allerlei
controles te worden besteed.

juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 87
10 Tijdsmodellering trage stochasten
Hydra-VIJ

Dit hoofdstuk beschrijft de manier waarop in Hydra-VIJ de trage stochasten als Vechtafvoer,
IJsselafvoer en het meerpeil gemodelleerd worden in de tijd. Een nadere motivatie van de
parameterkeuzes ten behoeve van de tijdsmodellering komt in het volgende hoofdstuk ter
sprake.

10.1 Onderdelen van een afvoer- en meerpeilstatistiek
Alvorens op de tijdsmodellering van de trage stochasten uit Hydra-VIJ in te gaan, volgt eerst
een opsomming van de statistische onderdelen van een afvoerstatistiek behorende bij een
bepaalde locatie. Het gaat dan om drie onderdelen die vaak bij de berekening van de HR
worden gebruikt. Deze onderdelen zijn overigens niet direct invoer voor Hydra-VIJ, maar ze
worden wel gebruikt om de voor het model benodigde invoer te bepalen.

Van een afvoerstatistiek voor een locatie (Olst dan wel Dalfsen in hoofdstuk 10 t/m 14) worden
vaak drie onderdelen beschouwd:

Overschrijdingsfrequentie F
whj
(k) van de piekafvoer, in keren/jaar, waarbij de index whj
het winterhalfjaar aanduidt. De piekafvoer van een afvoergolf is hierbij gelijk aan het
maximum van de afvoeren binnen de beschouwde golf. Met F
whj
(k) kan eenvoudig worden
berekend welke piekafvoer hoort bij een beschouwde terugkeertijd; die laatste relatie wordt
in rapporten vaak de werklijn genoemd.
Momentane overschrijdingskans P(Q>q). Dit is de kans dat een dagwaarde van de afvoer
niveau q overschrijdt, welke kans ook genterpreteerd kan worden als de fractie van de tijd
dat niveau q door de afvoer wordt overschreden.
Standaardgolfvormen van de afvoer, die een representatief tijdsverloop van de afvoer
geven. Bij iedere piekwaarde k hoort n standaardgolfvorm.

De overschrijdingsfrequentie en de standaardafvoergolven zijn gewoonlijk alleen beschikbaar
voor afvoeren hoger dan de eens per jaar afvoer. Voor lagere afvoeren kan namelijk niet zinvol
meer worden gesproken over golven, omdat voor lage afvoerniveaus het tijdsverloop van de
afvoer te grillig is om daarin nette golven te kunnen onderscheiden. (De momentane
overschrijdingskans, kortweg aangeduid als de momentane kans, is wel voor alle
afvoerniveaus zinvol te bepalen.) In Hydra-VIJ wordt de overschrijdingsfrequentie echter
doorgetrokken tot aan de allerlaagste afvoer die kan voorkomen (0 m
3
/s voor de Vecht en circa
200 m
3
/s voor de IJssel), waarbij dus aan willekeurig lage golfvormen van de afvoer
terugkeertijden worden toegekend. Het deel van de overschrijdingsfrequentie voor deze lage
afvoeren, met dus afvoeren frequenter dan de eens per jaar afvoer, heeft dan echter geen
fysische betekenis. Ook de bijbehorende lage afvoergolven hebben geen fysische betekenis.
Zoals in hoofdstuk 6 toegelicht, is het ook niet vereist dat de tijdsmodellering en
overschrijdingsfrequenties voor de lagere uitkomsten van een trage stochast realistisch zijn.
Enige vereiste is dat de momentane kans in het lage bereik van een trage stochast realistisch
gemodelleerd is. Dat laatste is wel het geval, zoals zal blijken in hoofdstuk 11.

Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
88 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
De statistiek voor het IJsselmeer bestaat uit dezelfde drie onderdelen als die voor een
afvoerstatistiek, waarbij hierboven voor afvoergolf dan meerpeilgolf gelezen moet worden. In
Hydra-VIJ wordt voor het IJsselmeer ook weer de overschrijdingsfrequentie doorgetrokken tot
aan het laagst voorkomende meerpeil, waarbij dan ook weer zeer lage meerpeilgolven worden
gebruikt. Voor meerpeilen frequenter dan het eens per jaar meerpeil hebben de overschrijdings-
frequentie en de golfvormen dan, net als voor de afvoer, geen fysische betekenis. Dat hoeft ook
niet, om dezelfde redenen als voor de afvoer. Wel vereist is dat de momentane kans voor het
meerpeil realistisch is gemodelleerd, wat het geval is in Hydra-VIJ (zie hoofdstuk 11).

10.2 Tijdsverloop afvoer en meerpeil
In Hydra-VIJ wordt voor een locatie in de Vechtdelta de statistiek voor de Vecht gebruikt, maar
niet die van de IJssel. Omgekeerd wordt voor een locatie in de IJsseldelta de statistiek van de
IJssel gebruikt, maar niet die van de Vecht. Neem omwille van de uitleg even aan dat een
locatie in de Vechtdelta wordt beschouwd, in welk geval in Hydra-VIJ golven van de Vecht en
van het IJsselmeerpeil een rol spelen. Figuur 10-1 illustreert, wat deze twee stochasten betreft,
de opzet van het model Hydra-VIJ. Daarin is te zien dat zowel afvoer- als meerpeilgolven
worden gemodelleerd met trapezia, zogezegd afgeknotte driehoeken, die allen een basisduur
hebben van 30 dagen, zeg maar de duur van een maand. In Hydra-VIJ wordt alleen het
winterhalfjaar beschouwd, afgekort als whjaar, bestaande uit de zes maanden oktober,
november,..., maart, vandaar dat Figuur 10-1 zes trapezia laat zien.


0 30 60 90 120 150 180
tijd t [dagen]
a
f
v
o
e
r

e
n

m
e
e
r
p
e
i
l
Meerpeil, m+NAP
Vecht, m3/s

Figuur 10-1: Afvoer- en meerpeilverloop door middel van trapezia.
Het idee achter de opzet van het model is dat meerpeil- en afvoergolven met piekwaarden
hoger dan het eens per jaar meerpeil en de eens per jaar afvoer, vrij goed kunnen worden
gemodelleerd met dergelijke trapezia, mits tenminste de topduren van de trapezia goed zijn
gekozen. Eigenlijk is de bewering nog iets anders, namelijk dat de verreweg meest relevante
hogere delen van werkelijke meerpeil- en afvoergolven goed kunnen worden gemodelleerd
door trapezia, zoals in het volgende hoofdstuk ook zal blijken. De lagere delen van werkelijke
meerpeil- en afvoergolven worden zeker niet goed beschreven door de trapezia. Dat is echter
ook niet nodig! Zoals hierboven gezegd, en aangetoond in hoofdstuk 6, is voor het lagere bereik
van de trage stochasten alleen nodig dat de momentane overschrijdingskansen op de juiste
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 89
manier zijn gemodelleerd. In hoofdstuk 11 wordt gedemonstreerd dat de trapezia in combinatie
met de overschrijdingsfrequentie F
whj
(k) zo kunnen worden gekozen dat inderdaad de juiste
momentane kansen resulteren. Het onfysische lage deel van de overschrijdingsfrequentie,
zowel als de onfysische lage golven, vormen als het ware een rekentruc om de juiste
momentane kansen in het model te kunnen verwerken.

10.3 Correlaties en fases tussen IJsselmeer en de afvoeren
Bekend is dat hoge afvoeren vaak samen gaan met verhoogde meerpeilen: afvoer en meerpeil
zijn derhalve (positief) gecorreleerd. De opzet van Hydra-VIJ met trapezia maakt het mogelijk
op een voor de hand liggende wijze de correlatie tussen het IJsselmeer en de Vecht in het
model te verdisconteren (we beschouwen hier nog steeds een locatie in de Vechtdelta). Dat
wordt gedaan door een gezamenlijke kansdichtheid f(k,s) te gebruiken, waarbij k hier de
piekwaarde van het afvoertrapezium voorstelt en s de piekwaarde van het meerpeiltrapezium.
Deze f(k,s) heeft betrekking op de basisduur B = 30 dagen. De f(k,s) zal in dit rapport voor elk
van de zes basisduren hetzelfde worden genomen, maar Hydra-VIJ is zo opgezet dat in pricipe
voor elke basisduur een andere f(k,s) kan worden gekozen.
18


De marginale verdelingen van f(k,s), aangeduid als f
K
(k) en f
S
(s), of wat korter als f(k) en f(s),
vormen de kansdichtheden voor de piekwaarden van de afvoer- en meerpeiltrapezia. De f(k) en
f(s) dienen overeen te stemmen met de overschrijdingsfrequenties voor de Vecht en het
IJsselmeer; het precieze verband tussen de overschrijdingsfrequenties en f(k) en f(s) komt in
hoofdstuk 11 aan de orde. In Hydra-VIJ is een bepaalde formulering gekozen voor de f(k,s),
namelijk het correlatiemodel CS uit hoofdstuk 7, dat in hoofdstuk 11 nader wordt uitgewerkt.
De details van model CS doen er op deze plaats niet toe, maar wel wordt er op gewezen dat het
model, naast de voorgeschreven marginalen f(k) en f(s), slechts n parameter bevat,
aangeduid als , die kan worden opgevat als een standaarddeviatie in een soort van
getransformeerde ruimte. Heeft een kleine waarde, dan is sprake van een sterke correlatie
tussen k en s; heeft een grote waarde, dan is sprake van een zwakke correlatie tussen k en s.

0 30 60 90 120 150 180
tijd t [dagen]
a
f
v
o
e
r

e
n

m
e
e
r
p
e
i
l
Meerpeil, m+NAP
Vecht, m3/s

Figuur 10-2: Afvoer- en meerpeiltrapezia met een faseverschuiving.

18
Die opzet maakt het mogelijk bijvoorbeeld in maart een ander streefpeil voor het meerpeil te hanteren dan in de overige
wintermaanden.
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
90 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
In Figuur 10-1 vallen de toppen van het meerpeil en de afvoer tegelijkertijd. In werkelijkheid
zullen de piekwaarden van afvoer- en meerpeilgolven in de regel niet op hetzelfde moment
optreden. De situatie van Figuur 10-1 overschat daarom de mate waarin hoge afvoeren en
meerpeilen samen gaan. Een simpele manier om de in werkelijkheid voorkomende variabiliteit
tussen de tijdstippen van de afvoer- en meerpeilpieken te modelleren is door middel van een
faseverschuiving , zoals gellustreerd in Figuur 10-2. Hier is aangenomen dat de piek van de
meerpeilgolven later optreedt dan de piek van de afvoergolven. In Hydra-VIJ wordt een vaste
waarde van gehanteerd, hoewel in werkelijkheid uiteraard allerlei waardes kunnen
voorkomen. Het probabilistisch meenemen van wat leidt tot een gecompliceerder model
wordt niet wenselijk geacht: gevoeligheidsanalyses laten namelijk zien dat de uitkomsten van
Hydra-VIJ niet erg gevoelig zijn voor de gekozen waarde van [Geerse, 2006].

10.4 Geknikte trapezia
Het model Hydra-VIJ bevat ook de mogelijkheid om de trage stochasten als geknikte trapezia te
modelleren, als in Figuur 10-3. Naast de getoonde insnoering, die tot smallere golven dan de
oorspronkelijke trapezia leidt, zijn ook verbrede golven mogelijk. Met dergelijke geknikte
trapezia is een grotere variatie aan tijdsverlopen van afvoer- en meerpeilgolven mogelijk dan
met de niet-geknikte trapezia. In het bijzonder kan door het vergelijken van Hydra-VIJ
resultaten voor enerzijds niet-geknikte trapezia en anderzijds geknikte trapezia, eenvoudig
worden onderzocht hoe gevoelig de resultaten zijn voor de precieze vorm van de meerpeil- en
afvoergolven.

0 30 60 90 120 150 180
tijd t [dagen]
a
f
v
o
e
r

o
f

m
e
e
r
p
e
i
l


Figuur 10-3: Geknikte afvoer- of meerpeiltrapezia.
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 91
11 Statistische gegevens Hydra-VIJ

Voor Hydra-VIJ is een grote hoeveelheid statistische invoer nodig, voor de Vecht- en
IJsselafvoer, het IJsselmeerpeil en de wind, die in dit hoofdstuk wordt besproken. Daarbij wordt
zo veel mogelijk geprobeerd inzicht te verschaffen in de aard van de statistische gegevens,
zonder op alle details van de onderliggende analyses in te gaan. Zie voor dergelijke details
desgewenst de achtergrondrapporten: voor afvoeren en meerpeilen [Geerse, 2006]; voor de
wind [Geerse et al, 2002]. In de rest van dit hoofdstuk worden deze referenties niet meer
genoemd, behalve als een expliciete verwijzing erg nuttig is.

De eerstvolgende paragraaf geeft een beknopte opsomming van de benodigde statistische
invoer, waarna de daaropvolgende paragrafen de gegevens beschrijven.

11.1 Opsomming statistische invoer Hydra-VIJ
In hoofdstuk 10 is uitgelegd dat de trage stochasten afvoer en meerpeil worden gemodelleerd
door trapezia met een basisduur van 30 dagen. De aan trapezia gerelateerde gegevens uit de
opsomming corresponderen steeds met deze specifieke basisduur B = 30 dagen.

Vecht (Dalfsen)
Kansdichtheid f(k) van de piekafvoer, welke gerelateerd is aan de basisduur B.
Topduur b(k) van de trapezia, als functie van de hoogte k van het trapezium. De
momentane kans P(Q>q) vormt geen invoer van Hydra-VIJ, maar wel dienen f(k) en b(k)
zodanig gekozen te zijn dat ze de juiste P(Q>q) reproduceren.

IJssel (Olst)
Kansdichtheid f(k) van de piekafvoer, welke gerelateerd is aan de basisduur B.
Topduur b(k) van de trapezia, als functie van de hoogte k van het trapezium. De
momentane kans P(Q>q) vormt geen invoer van Hydra-VIJ, maar wel dienen f(k) en b(k)
zodanig gekozen te zijn dat ze de juiste P(Q>q) reproduceren.

IJsselmeer
Kansdichtheid f(s) van het piekmeerpeil, welke gerelateerd is aan de basisduur B.
Topduur b(s) van de trapezia, als functie van de hoogte s van het trapezium. De
momentane kans P(M>m) vormt geen invoer van Hydra-VIJ, maar wel dienen f(s) en b(s)
zodanig gekozen te zijn dat ze de juiste P(M>m) reproduceren.

Correlaties
Karakteristieke waarde voor de fase tussen Vecht- en IJsselmeertrapezia.
Karakteristieke waarde voor de fase tussen IJssel- en IJsselmeertrapezia. (Deze waarde
kan verschillen van de fase tussen Vecht en IJsselmeer, maar is in Hydra-VIJ gelijk
gekozen.)
Parameter voor de parametrisatie van de gezamenlijke kansdichtheid f(k,s) voor de
pieken van Vecht- en meerpeiltrapezia.
Parameter voor de parametrisatie van de gezamenlijke kansdichtheid f(k,s) voor de
pieken van IJssel- en meerpeiltrapezia. (Deze waarde kan verschillen van de voor de
Vecht en het IJsselmeer, maar is in Hydra-VIJ gelijk gekozen.)
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
92 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
Wind (Schiphol)
Momentane kansen g(r) op de windrichtingen r, namelijk de richtingen NNO, NO,..., N.
Conditionele overschrijdingskansen P(U>u|r) van het 12-uursmaximum van de windsnelheid
u, gegeven richting r gedurende de 12-uursperiode (feitelijk betreft het hier de vectorieel
gemiddelde richting in de 12-uursperiode).

11.2 Vecht
De analyses voor de Vecht zijn gebaseerd op dagdebieten te Dalfsen, die slechts voor
deelperioden beschikbaar zijn. Het betreft de perioden:

01-01-1960 t/m 31-12-1983.
01-10-1993 t/m 31-03-1994.
01-10-1998 t/m 31-03-1999.
01-10-2000 t/m 31-03-2001.

Strikt genomen zijn veel van de metingen gedaan te Vechterweerd in plaats van Dalfsen. De
afstand tussen Dalfsen en Vechterweerd is echter gering, en omdat geen laterale toestroming
van betekenis plaatsvindt tussen beide plaatsen, mogen de metingen van Vechterweerd ook
geldig worden geacht voor Dalfsen. In de analyses zijn alleen de winterhalfjaren (oktober t/m
maart) van de data gebruikt.

11.2.1 Kansdichtheid piekafvoer trapezia
In Hydra-VIJ is de kansdichtheid f(k) van de piekafvoer van het Vechttrapezium nodig. Geef met
K de stochast piekafvoer aan, en met P(K>k) de overschrijdingskans van de waarde k. Deze
grootheid geeft dus de kans dat, voor een beschouwd afvoertrapezium met basisduur B = 30
dagen, de piekwaarde van het trapezium het niveau k overschrijdt. Omdat het winterhalfjaar is
gevuld met 6 trapezia, is de overschrijdingsfrequentie F
whj
(k) per winterhalfjaar dan gelijk aan
6*P(K>k), zodat P(K>k) kan worden gevonden als

( )
( )
6
whj
F k
P K k > = (11.1)
De overschrijdingsfrequentie F
whj
(k), afgeleid in [Geerse, 2006], is weergegeven in Figuur 11-1.
De data betreffen afvoerpieken, die zijn geselecteerd met een zichtduur van 15 dagen bij een
drempelwaarde van 100 m
3
/s. Een afvoerpiek wordt geselecteerd als aan de volgende drie
voorwaarden is voldaan:
De piekwaarde vormt het maximum van alle waarden binnen het venster.
19

De piek bevindt zich precies in het midden van het venster.
De piekwaarde is groter dan de drempelwaarde.

Deze manier van selecteren stemt overeen met die uit onder andere [Verkaik et al, 2003a]. In
Figuur 11-1 zijn plotposities volgens Gringorton gebruikt. De formule daarvoor is overgenomen
uit de genoemde referentie en luidt:
20


19
Wanneer zich twee grootste waarden in het venster bevinden, wordt de tweede nooit als piek geselecteerd.
20
Merk op dat in de plotposities voorbij wordt gegaan aan het probleem dat de data hiaten vertonen. Eigenlijk is bekend
dat de afvoerpiek uit 1998, gelijk aan 383 m
3
/s, de hoogste is sinds in ieder geval 1960. Die zou in het plaatje dus bij
een grotere terugkeertijd T moeten staan dan in Figuur 11-1, maar welke T precies is niet te bepalen. Vanwege de
hiaten in de data is het niet mogelijk de juiste figuur te maken, vandaar dat de data pragmatisch worden opgevat als
een aansluitende periode van 27 whjaren.
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 93

( )
( )
( 1)
per
n c T
T i
n i c d
+
=
+ +
(11.2)
met

n = aantal pieken
T
per
= tijdsduur waarnemingsperiode, hier gelijk aan het aantal meetjaren (27 whjaren)
i = rangnummer piekwaarde (i = 1 geeft de hoogste piek)
c = 0.12 (constante volgens Gringorton)
d = 0.44 (constante volgens Gringorton)


10
-1
10
0
10
1
10
2
10
3
10
4
0
100
200
300
400
500
600
700
Overschrijdingsfrequentie en data Dalfsen
terugkeertijd, jaar
a
f
v
o
e
r

D
a
l
f
s
e
n
,

m
3
/
s

Figuur 11-1: De data tezamen met de overschrijdingsfrequentie voor Dalfsen, voor z = 15 dagen en
drempel 100 m
3
/s (plotposities Gringorton).
De formule voor F
whj
(k) luidt:

3
3
180
( ) exp , 0 180 m /s
100.46
180
( ) exp , 180 m /s
51.89
whj
whj
k
F k k
k
F k k
| |
=
|
\ .
| |
= >
|
\ .
(11.3)
De maatgevende afvoer wordt gevonden door te stellen F
whj
(k) = 1/1250. Deze afvoer is voor
de Vecht gelijk aan 550 m
3
/s.

Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
94 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
Door F
whj
(k) door 6 te delen ontstaat P(K>k). Voor de kansdichtheid f(k) = -dP(K>k)/dk volgt
dan:

3
3
1
( ) exp , 0 180 m /s
100.46 100.46
1 87.03
( ) exp , 180 m /s
51.89 51.89
k
f k k
k
f k k
| |
=
|
\ .
| |
= >
|
\ .
(11.4)
We merken nog op dat, omdat er 6 trapezia in het winterhalfjaar passen, het lage deel van
F
whj
(k) zo gekozen is dat F
whj
(k=0) = 6. Gevolg hiervan is dat P(K>0) = 1, waaruit blijkt dat f(k)
een nette kansdichtheid is, want positief en genormeerd op 1. Zoals eerder gezegd hebben de
grootheden F
whj
(k) en f(k) voor lage waarden van k, zeg k < 180 m
3
/s, geen fysische betekenis,
omdat voor dergelijke lage waarden niet zinvol nette afvoergolven kunnen worden
onderscheiden. Dat is echter ook niet nodig, zolang de momentane kans P(Q>q) maar goed in
het model verwerkt is, wat verderop inderdaad het geval blijkt te zijn (zie paragraaf 11.2.3).

11.2.2 Trapeziumparameters
De topduur van de trapezia is in Hydra-VIJ een functie van de hoogte k van het trapezium. Deze
topduur, aangegeven als b(k), neemt lineair af van 720 uur bij afvoer 0 m
3
/s tot 48 uur bij
afvoer 180 m
3
/s, waarna deze verder constant blijft op 48 uur, zie Figuur 11-2. (N.B.: 720 uur
is gelijk aan de basisduur van 30 dagen). Hoe de trapezia precies zijn bepaald staat in [Geerse,
2006]. Hier volgt alleen wat beknopte informatie.


0 100 200 300 400 500 600 700
0
100
200
300
400
500
600
700
800
Topduur trapezia Dalfsen
piekafvoer Dalfsen, m3/s
t
o
p
d
u
u
r
,

u
u
r

Figuur 11-2: Topduur van de afvoertrapezia voor de Vechtafvoer.
Zoals eerder gezegd dienen de hogere trapezia, zeg degenen met piekwaarden k > 180 m
3
/s,
het hogere deel van de Vechtgolven goed te beschrijven (erg lage Vechtgolven, alsmede de
lagere delen van de hogere Vechtgolven, hoeven niet goed beschreven te worden). Om een
goede keuze voor dergelijke trapezia met k > 180 m
3
/s te maken, is gebruik gemaakt van de
zogenaamde opschalingsmethode. Globaal verloopt die methode als volgt:
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 95

1. Eerst zijn voor zichtduur 15 dagen en drempel 180 m
3
/s afvoerpieken geselecteerd. Dat
levert 21 pieken, weergegeven in Figuur 11-3 door de blauwe lijnen.

2. Iedere piek wordt aangepast, waarbij zogenaamde nevenpieken tegen de hoofdpiek
worden aangeschoven. Resultaat is dat de voorflank van een geselecteerde golf geen
dalende stukken meer bevat en de achterflank geen stijgende. Ook wordt een soort
continuteitscorrectie uitgevoerd waardoor de piekwaarde altijd minimaal 1 dag aanhoudt
(de metingen betreffen dagwaarden, zodat de hoogste waarde altijd 1 dag moet beslaan).

3. Iedere afvoer uit een aangepaste piek wordt gedeeld door de piekwaarde van de golf, zodat
een genormeerde aangepaste afvoerpiek ontstaat. Deze zijn weergegeven in Figuur 11-4.

4. De aangepaste, genormeerde pieken worden nu, apart voor de voor- en de achterflank, op
een bepaalde manier gemiddeld: de duur van een relatief niveau v (met 0< v< 1) volgt
daarbij als het gemiddelde van de 21 overschrijdingduren binnen de aangepaste,
genormeerde pieken. Hierdoor ontstaat een representatief geacht tijdsverloop met
piekwaarde 1. Dat verloop is weergegeven in Figuur 11-5 (zwarte lijnen).

5. Een (tijdsymmetrisch) genormeerd standaardtrapezium met hoogte 1 en topduur 48 uur
wordt gekozen, als fit aan het hogere deel van de gemiddelde genormeerde golf, eveneens
weergegeven in Figuur 11-5. Afvoertrapezia met willekeurige piekwaarde k volgen door
iedere afvoer uit het genormeerde standaardtrapezium te vermenigvuldigen met k.

Figuur 11-3 toont de gemeten afvoergolven tezamen met het trapezium met topduur 48 uur.
Dan blijkt, wat gezien de constructie van het trapezium ook het geval moet zijn, dat gemiddeld
gezien het trapezium het hogere deel van de afvoergolven redelijk benadert. Wel is te zien dat
de top van het trapezium vaak wat breder is dan de gemeten golf. Die bredere top is het geval
omdat in de modellering van de trapezia ook de duren van de nevenpieken zijn verwerkt. De
golf van 3 januari 1967 bevat bijvoorbeeld een nevenpiek voorafgaand aan de hoofdpiek die ligt
bij t = 0. Dergelijke nevenpieken maken dat de trapezia op de top wat breed uitvallen.

De lagere trapezia, met k < 180 m
3
/s, hoeven geen rele beschrijving te geven van het
afvoerverloop. De topduren van deze trapezia zijn zo gekozen dat ze in combinatie met de
kansdichtheid f(k) van de piekafvoer de juiste momentane kansen opleveren, wat in de
volgende paragraaf wordt gedemonstreerd.

Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
96 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
-10 0 10
0
100
200
300
400
piek: 10-Dec-1960
-10 0 10
0
100
200
300
400
piek: 03-Feb-1961
-10 0 10
0
100
200
300
400
piek: 08-Dec-1961
-10 0 10
0
100
200
300
400
piek: 24-Jan-1962
-10 0 10
0
100
200
300
400
piek: 16-Feb-1962
-10 0 10
0
100
200
300
400
piek: 22-Nov-1963
-10 0 10
0
100
200
300
400
piek: 21-Jan-1965
-10 0 10
0
100
200
300
400
piek: 22-Dec-1965
-10 0 10
0
100
200
300
400
piek: 13-Feb-1966
-10 0 10
0
100
200
300
400
piek: 16-Dec-1966
-10 0 10
0
100
200
300
400
piek: 03-Jan-1967
-10 0 10
0
100
200
300
400
piek: 20-Jan-1968

-10 0 10
0
100
200
300
400
piek: 25-Feb-1970
-10 0 10
0
100
200
300
400
piek: 28-Dec-1974
-10 0 10
0
100
200
300
400
piek: 06-Mar-1979
-10 0 10
0
100
200
300
400
piek: 15-Mar-1981
-10 0 10
0
100
200
300
400
piek: 06-Jan-1994
-10 0 10
0
100
200
300
400
piek: 29-Jan-1994
-10 0 10
0
100
200
300
400
piek: 30-Oct-1998
-10 0 10
0
100
200
300
400
piek: 04-Mar-1999
-10 0 10
0
100
200
300
400
piek: 07-Feb-2001

Figuur 11-3: Afvoergolven voor de Vecht te Dalfsen (blauwe lijnen), tezamen met de afvoertrapezia (rode
lijnen).
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 97

-15 -10 -5 0 5 10 15
0
0.1
0.2
0.3
0.4
0.5
0.6
0.7
0.8
0.9
1
Aangepaste golven Dalfsen na normering op 1
tijd, dagen
r
e
l
a
t
i
e
v
e

a
f
v
o
e
r

D
a
l
f
s
e
n
,

[
-
]

Figuur 11-4: Aangepaste, genormeerde afvoergolven.

-15 -10 -5 0 5 10 15
0
0.1
0.2
0.3
0.4
0.5
0.6
0.7
0.8
0.9
1
Gemiddelde golf Dalfsen en gekozen trapezium
tijd, dagen
r
e
l
a
t
i
e
v
e

a
f
v
o
e
r
,

[
-
]

Figuur 11-5: Genormeerd tijdsverloop van de genormeerde afvoergolven (zwarte lijnen), tezamen met een
trapezium met topduur 48 uur (rode lijnen).
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
98 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
11.2.3 Momentane overschrijdingskansen
Door de keuze van de kansdichtheid f(k) van de piekafvoer en de trapeziumparameters ligt de
momentane overschrijdingskans P(Q>q) vast. Dit is dus de kans dat een dagwaarde van de
afvoer niveau q overschrijdt. Eerst worden de formules gegeven om P(Q>q) te berekenen uit
f(k) en de trapezia. Vervolgens wordt de berekende P(Q>q) vergeleken met de momentane
overschrijdingskansen op basis van de metingen.


tijd
afvoer
k
L(q,k)
q
B
b(k)

Figuur 11-6: Notatie voor het trapezium.
Voor de berekening van P(Q>q) is de grootheid L(q,k) nodig, die de overschrijdingsduur
aangeeft, in uren, van niveau q binnen het trapezium met piekhoogte k (zie Figuur 11-6). In
formule is deze duur gelijk aan
( ) ( , ) ( ) ( )
k q
L q k b k B b k
k

= + (11.5)
Zoals betrekkelijk eenvoudig kan worden afgeleid, wordt P(Q>q) dan gegeven door

( ) ( , )
( )
q
f k L q k dk
P Q q
B

> =

(11.6)
met B = 720 uur en f(k) gegeven door (11.4).

Figuur 11-7 laat P(Q>q) zien, zoals berekend met deze formule. Ter vergelijking wordt ook de
lijn getoond die volgt uit het turven van metingen (tel het aantal dagen waarvoor q wordt
overschreden, en deel dat door het totale aantal meetdagen). De overeenstemming tussen
beide lijnen is vrij goed, hoewel niet perfect. Wel moet bedacht worden dat de lijn volgens de
metingen wordt benvloedt door statistische toevalligheden, die er met name voor zorgen dat de
staart van de verdeling niet nauwkeurig bepaald kan worden door turven. Ook is mogelijk dat
de metingen niet helemaal homogeen zijn. Zo is bekend dat de jaren 70 uit de vorige eeuw
tamelijk droog waren in het Vechtgebied. Als gevoeligheidsanalyse is ook de periode 1960-1970
beschouwd. Figuur 11-8 laat zien dat de lijn volgens de metingen dan duidelijk hoger komt te
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 99
liggen. De conclusie is dat f(k) volgens formule (11.4) en de trapezia met parameters als
hiervoor beschreven, de P(Q>q) volgens de metingen goed beschrijft. Hieruit blijkt dat P(Q>q)
op de juiste wijze verwerkt is in Hydra-VIJ.

0 50 100 150 200 250 300 350 400 450 500
10
4
10
3
10
2
10
1
10
0
Momentane kansen Dalfsen
Vechtafvoer Dalfsen, m3/s
m
o
m
e
n
t
a
n
e

o
v
e
r
s
c
h
r
i
j
d
i
n
g
s
k
a
n
s
,

[

]


metingen
volgens formule

Figuur 11-7: Momentane overschrijdingskansen volgens de metingen en volgens formule (11.6).
0 50 100 150 200 250 300 350 400 450 500
10
4
10
3
10
2
10
1
10
0
Momentane kansen Dalfsen
Vechtafvoer Dalfsen, m3/s
m
o
m
e
n
t
a
n
e

o
v
e
r
s
c
h
r
i
j
d
i
n
g
s
k
a
n
s
,

[

]


metingen
volgens formule

Figuur 11-8: Momentane overschrijdingskansen volgens de metingen uit 1960-1970 en volgens formule
(11.6).
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
100 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER

11.3 IJssel
Deze paragraaf behandelt dezelfde gegevens als hiervoor, maar dan voor de IJssel. De uitleg
blijft beknopt, omdat de gedachtegang analoog is aan die voor de Vecht. De analyses voor de
IJssel zijn gebaseerd op de periode 01-01-1981 t/m 31-03-2005 (debieten afkomstig van een
Q-h relatie te Olst).

11.3.1 Kansdichtheid piekafvoer trapezia
De overschrijdingsfrequentie F
whj
(k) voor de IJssel te Olst wordt gegeven door

3
3
800
( ) exp , 200 800 m /s
334.9
800
( ) exp , 800 m /s
269.2
whj
whj
k
F k k
k
F k k
| |
=
|
\ .
| |
= >
|
\ .
(11.7)
Merk op dat een minimumafvoer van 200 m
3
/s is aangehouden. De maatgevende afvoer wordt
gevonden door te stellen F
whj
(k) = 1/1250. Deze afvoer is voor Olst gelijk aan 2720 m
3
/s.

Zoals uitgelegd in paragraaf 11.2.1 kan de kansdichtheid f(k) van de piekafvoer in de basisduur
worden bepaald als d[F
whj
(k)/6]/dk, waaruit volgt

3
3
1 200
( ) exp , 200 800 m /s
334.9 334.9
1 317.6
( ) exp , 800 m /s
269.2 269.2
k
f k k
k
f k k
| |
=
|
\ .
| |
= >
|
\ .
(11.8)
De overschrijdingsfrequentie is weergegeven in Figuur 11-9, samen met afvoerpieken, die zijn
geselecteerd met zichtduur z = 15 dagen en een drempel van 400 m
3
/s. De figuur toont ook
Waquaresultaten: 6 standaardafvoergolven te Lobith zijn met Waqua doorgerekend naar Olst,
resulterend in 6 piekwaarden te Olst, waarvan de terugkeertijden corresponderen met die van
de golven bij Lobith.

Volgens experts is de kwaliteit van de metingen bij Olst niet al te hoog: de voor de metingen
gebruikte Q-h relatie is zeker niet perfect. Vandaar dat voor de keuze van F
whj
(k) vooral is
uitgegaan van de Waquaresultaten.



juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 101
10
-1
10
0
10
1
10
2
10
3
10
4
10
5
0
500
1000
1500
2000
2500
3000
3500
4000
Overschrijdingsfrequentie en data Olst
terugkeertijd, jaar
I
J
s
s
e
l
a
f
v
o
e
r

O
l
s
t
,

m
3
/
s


data
overschrijdingsfrequentie
Waquagolven

Figuur 11-9: De data en Waquaresultaten, tezamen met de overschrijdingsfrequentie voor Olst, voor
z = 15 dagen en drempel 400 m
3
/s.
11.3.2 Trapeziumparameters
De topduur b(k) van de trapezia is, net als voor de Vecht, een functie van de hoogte van het
trapezium. De topduur neemt lineair af van basisduur 720 uur bij afvoer 200 m
3
/s tot 24 uur bij
afvoer 800 m
3
/s, waarna deze verder constant blijft op 24 uur. Merk op dat de topduur voor de
hogere trapezia voor de IJssel korter is dan voor de Vecht (voor de Vecht is die 48 uur).

Eerder is uitgelegd dat de hogere trapezia, zeg in dit geval voor piekwaarden k > 800 m
3
/s, de
afvoergolven goed moeten benaderen (tenminste het hoogste deel van de golven). Voor de
Vecht is de keuze van dergelijke trapezia gebaseerd op de opschalingsmethode. Voor de IJssel
is die methode niet gevolgd, omdat 6 met Waqua berekende afvoergolven beschikbaar waren,
op basis waarvan het goed mogelijk blijkt een topduur van de trapezia te kiezen (24 uur dus).
Voor een vergelijking tussen de Waquagolven en de trapezia wordt verwezen naar [Geerse,
2006]. Figuur 11-10 laat afvoergolven voor de IJssel zien, geselecteerd met zichtduur 15 dagen
en drempel 800 m
3
/s, samen met de trapezia. Zo op het oog leveren de trapezia een vrij goede
beschrijving van de afvoergolven.

De topduren voor de lagere trapezia zijn weer, net als voor de Vecht, gekozen op zon manier
dat ze in combinatie met f(k) de juiste momentane kansen opleveren. Dat laatste wordt
gedemonstreerd in de volgende paragraaf.
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
102 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
-10 0 10
0
500
1000
1500
2000
piek: 13-Feb-1981
-10 0 10
0
500
1000
1500
2000
piek: 15-Mar-1981
-10 0 10
0
500
1000
1500
2000
piek: 22-Oct-1981
-10 0 10
0
500
1000
1500
2000
piek: 14-Dec-1981
-10 0 10
0
500
1000
1500
2000
piek: 11-Jan-1982
-10 0 10
0
500
1000
1500
2000
piek: 06-Feb-1982
-10 0 10
0
500
1000
1500
2000
piek: 25-Dec-1982
-10 0 10
0
500
1000
1500
2000
piek: 07-Feb-1983
-10 0 10
0
500
1000
1500
2000
piek: 13-Feb-1984
-10 0 10
0
500
1000
1500
2000
piek: 24-Jan-1986
-10 0 10
0
500
1000
1500
2000
piek: 07-Jan-1987
-10 0 10
0
500
1000
1500
2000
piek: 07-Mar-1987

-10 0 10
0
500
1000
1500
2000
piek: 15-Feb-1988
-10 0 10
0
500
1000
1500
2000
piek: 21-Feb-1990
-10 0 10
0
500
1000
1500
2000
piek: 09-Jan-1991
-10 0 10
0
500
1000
1500
2000
piek: 27-Dec-1993
-10 0 10
0
500
1000
1500
2000
piek: 01-Feb-1994
-10 0 10
0
500
1000
1500
2000
piek: 02-Feb-1995
-10 0 10
0
500
1000
1500
2000
piek: 04-Mar-1997
-10 0 10
0
500
1000
1500
2000
piek: 05-Nov-1998
-10 0 10
0
500
1000
1500
2000
piek: 28-Feb-1999
-10 0 10
0
500
1000
1500
2000
piek: 01-Jan-2000
-10 0 10
0
500
1000
1500
2000
piek: 09-Mar-2000
-10 0 10
0
500
1000
1500
2000
piek: 10-Feb-2001

Figuur 11-10: Eerste deel. Afvoergolven voor de IJssel te Olst (blauwe lijnen), tezamen de trapezia (rode
lijnen).
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 103
-10 0 10
0
500
1000
1500
2000
piek: 01-Feb-2002
-10 0 10
0
500
1000
1500
2000
piek: 03-Mar-2002
-10 0 10
0
500
1000
1500
2000
piek: 16-Nov-2002
-10 0 10
0
500
1000
1500
2000
piek: 08-Jan-2003
-10 0 10
0
500
1000
1500
2000
piek: 20-Jan-2004

Vervolg van Figuur 11-10.

11.3.3 Momentane overschrijdingskansen
De momentane overschrijdingskansen op basis van f(k) en de trapezia zijn berekend met
formule (11.6). Figuur 11-11 geeft het resultaat, met daarnaast ook de geturfde lijn volgens de
metingen. De laatste lijn ligt hoger dan die volgens de formule. Reden daarvan is dat de keuze
voor de overschrijdingsfrequentie gebaseerd is op de Waquaresultaten uit Figuur 11-9 en niet
op de metingen, die in Figuur 11-9 hoger blijken te liggen. Omdat de Waquaresultaten
betrouwbaarder worden geacht dan de metingen, wordt geconcludeerd dat de lijn volgens de
formule de beste beschrijving geeft van de werkelijke momentane overschrijdingskans.

0 500 1000 1500 2000 2500
10
4
10
3
10
2
10
1
10
0
Momentane kansen Olst
IJsselafvoer Olst, m3/s
m
o
m
e
n
t
a
n
e

o
v
e
r
s
c
h
r
i
j
d
i
n
g
s
k
a
n
s
,

[

]


metingen
volgens formule

Figuur 11-11: Momentane overschrijdingskansen volgens de metingen en volgens formule (11.6).
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
104 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
11.4 IJsselmeerpeil
Deze paragraaf behandelt soortgelijke gegevens als hiervoor, maar dan voor IJsselmeerpeilen in
plaats van voor afvoeren. De uitleg zal beknopt worden gehouden, omdat de gedachtegang
analoog is aan die voor de Vecht en de IJssel. De analyses voor het IJsselmeer, beschreven in
[Geerse, 2006], zijn gebaseerd op metingen uit de periode 01-01-1976 t/m 31-03-2005,
waarvan alleen complete winterhalfjaren worden gebruikt. De genoemde referentie bevat
analyses met en zonder trendgecorrigeerde data. In de volgende paragrafen zullen data worden
beschouwd waarop een trendcorrectie is toegepast, op zon manier dat ze representatief zijn
voor het jaar 2011.

11.4.1 Kansdichtheid piekafvoer trapezia
De overschrijdingsfrequentie F
whj
(s) voor het IJsselmeer wordt gegeven door

0.05
( ) exp , 0.40 0.05 m+NAP
0.251
0.05
( ) exp , 0.05 0.40 m+NAP
0.152
0.177
( ) exp , 0.40 m+NAP
0.097
whj
whj
whj
s
F s s
s
F s s
s
F s s
| |
=
|
\ .
| |
=
|
\ .
| |
=
|
\ .
(11.9)
De overschrijdingsfrequentie is weergegeven in Figuur 11-12, samen met meerpeilpieken, die
zijn geselecteerd met zichtduur z = 15 dagen en een drempel van 0.20 m+NAP.


10
-1
10
0
10
1
10
2
10
3
10
4
-0.4
-0.3
-0.2
-0.1
0
0.1
0.2
0.3
0.4
0.5
0.6
0.7
0.8
0.9
1
1.1
Overschrijdingsfrequentie en data IJsselmeer
terugkeertijd, jaar
m
e
e
r
p
e
i
l
,

m
+
N
A
P

Figuur 11-12: De data tezamen met de overschrijdingsfrequentie voor het IJsselmeer, voor z = 15 dagen
en drempel 0.20 m+NAP.
Zoals uitgelegd in paragraaf 11.2.1 kan de kansdichtheid f(s) van de piekwaarde s van het
trapezium worden bepaald als d[F(s)/6]/ds, waaruit volgt
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 105

1 0.40
( ) exp , 0.40 0.05 m+NAP
0.251 0.251
1 0.222
( ) exp , 0.05 0.40 m+NAP
0.152 0.152
1 0.003
( ) exp , 0.40 m+NAP
0.097 0.097
s
f s s
s
f s s
s
f s s
+ | |
=
|
\ .
+ | |
=
|
\ .
| |
=
|
\ .
(11.10)

11.4.2 Trapeziumparameters
De trapeziumparameters zijn op dezelfde manier bepaald als voor de Vecht. Voor de hogere
trapezia, in dit geval voor s > 0.05 m+NAP, is daarbij de opschalingsmethode gebruikt.

De topduur b(s) van de trapezia neemt lineair af van 720 uur bij meerpeil 0.40 m+NAP tot 96
uur bij meerpeil 0.05 m+NAP, waarna deze verder constant blijft op 96 uur. Figuur 11-13 laat
de meerpeilgolven zien, samen met de trapezia. Zo op het oog leveren de trapezia gemiddeld
gezien een redelijke beschrijving van de golven.

-10 0 10
-0.4
-0.2
0
0.2
0.4
piek: 26-Nov-1977
-10 0 10
-0.4
-0.2
0
0.2
0.4
piek: 05-Jan-1981
-10 0 10
-0.4
-0.2
0
0.2
0.4
piek: 09-Dec-1981
-10 0 10
-0.4
-0.2
0
0.2
0.4
piek: 19-Jan-1983
-10 0 10
-0.4
-0.2
0
0.2
0.4
piek: 18-Jan-1984
-10 0 10
-0.4
-0.2
0
0.2
0.4
piek: 09-Feb-1984
-10 0 10
-0.4
-0.2
0
0.2
0.4
piek: 25-Jan-1986
-10 0 10
-0.4
-0.2
0
0.2
0.4
piek: 06-Jan-1987
-10 0 10
-0.4
-0.2
0
0.2
0.4
piek: 08-Jan-1988
-10 0 10
-0.4
-0.2
0
0.2
0.4
piek: 11-Feb-1988
-10 0 10
-0.4
-0.2
0
0.2
0.4
piek: 07-Mar-1990
-10 0 10
-0.4
-0.2
0
0.2
0.4
piek: 12-Jan-1991

Figuur 11-13: Eerste deel. Meerpeilgolven voor het IJsselmeer (blauwe lijnen), tezamen de trapezia (rode
lijnen).
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
106 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER


-10 0 10
-0.4
-0.2
0
0.2
0.4
piek: 05-Dec-1992
-10 0 10
-0.4
-0.2
0
0.2
0.4
piek: 27-Jan-1993
-10 0 10
-0.4
-0.2
0
0.2
0.4
piek: 06-Jan-1994
-10 0 10
-0.4
-0.2
0
0.2
0.4
piek: 02-Jan-1995
-10 0 10
-0.4
-0.2
0
0.2
0.4
piek: 08-Feb-1995
-10 0 10
-0.4
-0.2
0
0.2
0.4
piek: 09-Jan-1998
-10 0 10
-0.4
-0.2
0
0.2
0.4
piek: 06-Nov-1998
-10 0 10
-0.4
-0.2
0
0.2
0.4
piek: 04-Mar-1999
-10 0 10
-0.4
-0.2
0
0.2
0.4
piek: 05-Mar-2000
-10 0 10
-0.4
-0.2
0
0.2
0.4
piek: 28-Feb-2002
-10 0 10
-0.4
-0.2
0
0.2
0.4
piek: 16-Jan-2003
-10 0 10
-0.4
-0.2
0
0.2
0.4
piek: 10-Feb-2004

Vervolg van Figuur 11-13.
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 107
11.4.3 Momentane overschrijdingskansen
De momentane overschrijdingskansen kunnen weer worden berekend met formule (11.6),
waarbij L(q,k) dan moet worden vervangen door L(m,s), die staat voor de overschrijdingsduur
van niveau m binnen het trapezium met piekwaarde s. Nu resulteert Figuur 11-14, waarin ook
de geturfde lijn volgens de metingen is weergegeven. De staart van de lijn volgens de metingen
ligt lager dan die volgens de formule. Bekend is echter dat in de tweede helft van de
meetperiode relatief veel hoge meerpeilen voorkomen. De grootheden f(s) en L(m,s) zijn zo
gekozen dat de lijn volgens de formule met name het tweede (en meest relevant geachte) deel
van de meetperiode goed beschrijft.


0.4 0.2 0 0.2 0.4 0.6 0.8
10
4
10
3
10
2
10
1
10
0
Momentane kansen IJsselmeer
meerpeil, m+NAP
m
o
m
e
n
t
a
n
e

o
v
e
r
s
c
h
r
i
j
d
i
n
g
s
k
a
n
s
,

[

]


metingen
volgens formule


Figuur 11-14: Momentane overschrijdingskansen volgens de metingen en volgens formule (11.6).
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
108 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
11.5 Fase tussen afvoer en meerpeil
In Hydra-VIJ wordt een faseverschil aangenomen tussen de afvoer- en meerpeiltrapezia (zie
Figuur 10-2). Aangenomen wordt dat = 3.5 dag, waarbij het midden van het
meerpeiltrapezium dan 3.5 dag later valt dan het midden van het afvoertrapezium. Die keuze
wordt zowel voor het geval Vecht-IJsselmeer als voor het geval IJsselIJsselmeer gemaakt. De
onderliggende analyses zijn beschreven in [Geerse, 2006]. Details van de analyse worden hier
niet gegeven, maar wel volgen nu enkele figuren die tijdsverlopen van gemeten afvoer- en
meerpeilgolven tonen.

11.5.1 Fase tussen Vecht en IJsselmeer
Figuur 11-15 laat tijdsverlopen van de Vecht en het IJsselmeer zien, die als volgt tot stand zijn
gekomen. Eerst zijn afvoerpieken van de Vecht geselecteerd, voor drempel 100 m
3
/s en
zichtduur 15 dagen, voor de winterhalfjaren uit de gehele meetperiode. In het venster dat loopt
van 15 dagen vr tot 15 dagen n de afvoerpiek is daar het tijdsverloop van het meerpeil bij
gezocht. Voor sommige afvoerpieken ontbreekt de meerpeilreeks, namelijk van 1960 t/m 1975;
dergelijke afvoerpieken zijn weggelaten. De plaatjes laten een duidelijk verband zien tussen
afvoeren en meerpeilen: hogere afvoeren gaan relatief vaak samen met hogere meerpeilen.
Merk op dat de afvoeren in het kalenderjaar 2000 praktisch constant zijn, op ongeveer niveau
125 m
3
/s. Dat betreft een fout in de data, reden waarom dit kalenderjaar uit de analyses is
weggelaten.


-15 0 15
0
100
200
300
400
piek: 14-Feb-1976
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
100
200
300
400
piek: 26-Nov-1977
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
100
200
300
400
piek: 13-Jan-1978
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
100
200
300
400
piek: 30-Dec-1978
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
100
200
300
400
piek: 06-Mar-1979
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
100
200
300
400
piek: 20-Dec-1979
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
100
200
300
400
piek: 06-Feb-1980
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
100
200
300
400
piek: 17-Jan-1981
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
100
200
300
400
piek: 15-Mar-1981
-15 0 15
-0.5
0
0.5


Figuur 11-15: Eerste deel. Tijdsverlopen van Vechtafvoeren en IJsselmeerpeilen. Selectie op Vechtpieken,
met drempel 100 m
3
/s en zichtduur 15 dagen. De piek van de afvoer is op tijdstip t = 0
gelegd. De datum van iedere afvoerpiek is boven het subplotje aangegeven.
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 109

-15 0 15
0
100
200
300
400
piek: 05-Dec-1981
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
100
200
300
400
piek: 07-Jan-1982
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
100
200
300
400
piek: 01-Feb-1982
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
100
200
300
400
piek: 12-Mar-1982
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
100
200
300
400
piek: 05-Jan-1983
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
100
200
300
400
piek: 02-Feb-1983
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
100
200
300
400
piek: 15-Nov-1993
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
100
200
300
400
piek: 06-Jan-1994
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
100
200
300
400
piek: 29-Jan-1994
-15 0 15
-0.5
0
0.5

-15 0 15
0
100
200
300
400
piek: 30-Oct-1998
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
100
200
300
400
piek: 17-Dec-1998
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
100
200
300
400
piek: 17-Jan-1999
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
100
200
300
400
piek: 04-Mar-1999
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
100
200
300
400
piek: 20-Oct-2000
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
100
200
300
400
piek: 08-Nov-2000
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
100
200
300
400
piek: 06-Dec-2000
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
100
200
300
400
piek: 06-Jan-2001
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
100
200
300
400
piek: 07-Feb-2001
-15 0 15
-0.5
0
0.5

Vervolg van Figuur 11-15.

Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
110 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
11.5.2 Fase tussen IJssel en IJsselmeer
Voor de IJssel en het IJsselmeer zijn overeenkomstige tijdsverlopen geplot als voor de Vecht en
het IJsselmeer. De afvoerpieken komen uit de periode 01-01-1981 t/m 31-03-2005, (alleen
winterhalfjaren) en zijn geselecteerd met drempel 825 m
3
/s en zichtduur 15 dagen, waarbij dan
de corresponderende meerpeilverlopen zijn gezocht in het venster van 15 dagen vr tot 15
dagen n de afvoerpiek. De plaatjes ogen vergelijkbaar met die voor de Vecht uit Figuur 11-15.


-15 0 15
0
500
1000
1500
2000
piek: 15-Mar-1981
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
500
1000
1500
2000
piek: 22-Oct-1981
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
500
1000
1500
2000
piek: 14-Dec-1981
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
500
1000
1500
2000
piek: 11-Jan-1982
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
500
1000
1500
2000
piek: 06-Feb-1982
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
500
1000
1500
2000
piek: 25-Dec-1982
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
500
1000
1500
2000
piek: 07-Feb-1983
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
500
1000
1500
2000
piek: 13-Feb-1984
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
500
1000
1500
2000
piek: 24-Jan-1986
-15 0 15
-0.5
0
0.5

Figuur 11-16: Eerste deel. Tijdsverlopen van IJsselafvoeren en IJsselmeerpeilen. Selectie op IJsselpieken,
met drempel 825 m
3
/s en zichtduur 15 dagen. De piek van de afvoer is op tijdstip t = 0
gelegd. De datum van iedere afvoerpiek is boven het subplotje aangegeven.
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 111
-15 0 15
0
500
1000
1500
2000
piek: 07-Jan-1987
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
500
1000
1500
2000
piek: 07-Mar-1987
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
500
1000
1500
2000
piek: 21-Feb-1990
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
500
1000
1500
2000
piek: 09-Jan-1991
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
500
1000
1500
2000
piek: 27-Dec-1993
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
500
1000
1500
2000
piek: 01-Feb-1994
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
500
1000
1500
2000
piek: 02-Feb-1995
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
500
1000
1500
2000
piek: 04-Mar-1997
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
500
1000
1500
2000
piek: 05-Nov-1998
-15 0 15
-0.5
0
0.5

-15 0 15
0
500
1000
1500
2000
piek: 28-Feb-1999
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
500
1000
1500
2000
piek: 01-Jan-2000
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
500
1000
1500
2000
piek: 09-Mar-2000
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
500
1000
1500
2000
piek: 10-Feb-2001
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
500
1000
1500
2000
piek: 01-Feb-2002
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
500
1000
1500
2000
piek: 03-Mar-2002
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
500
1000
1500
2000
piek: 16-Nov-2002
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
500
1000
1500
2000
piek: 08-Jan-2003
-15 0 15
-0.5
0
0.5
-15 0 15
0
500
1000
1500
2000
piek: 20-Jan-2004
-15 0 15
-0.5
0
0.5

Vervolg van Figuur 11-16.

Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
112 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
11.6 Correlatie tussen afvoer en meerpeil
In deze paragraaf wordt het correlatiemodel uit hoofdstuk 7 toegepast, achtereenvolgens voor
puntenparen van Vecht-IJsselmeer en puntenparen IJssel-IJsselmeer. Zie voor de onderliggende
analyses en diverse gevoeligheidsanalyses [Geerse, 2006].

11.6.1 Correlatie tussen Vecht en IJsselmeerpeil
In Hydra-VIJ wordt het correlatiemodel CS gebruikt, dus het model met, in de getransformeerde
ruimte, een constante spreiding. Doel van het correlatiemodel is het bepalen van de
kansdichtheid f(k,s), met k de piekwaarde van het Vechttrapezium en s de piekwaarde van het
IJsselmeertrapezium (voor basisduur B = 30 dagen).

Het correlatiemodel wordt toegepast op n puntenparen (k
i
,s
i
), i = 1,2,...,n, die als volgt tot
stand zijn gekomen. Eerst zijn Vechtpieken k
i
geselecteerd, voor zichtduur 15 dagen en
drempelwaarde 0 m
3
/s (feitelijk dus geen drempel toegepast). Bij iedere Vechtpiek k
i
is het
bijbehorende meerpeilmaximum s
i
gelijk genomen aan het maximale meerpeil in een venster
van 15 dagen vr tot 15 dagen n het tijdstip van de Vechtpiek. De marginale verdeling f(k) is
in de hier beschouwde context gelijk aan degene uit (11.4) terwijl f(s) gelijk is aan degene uit
(11.10). We vatten hierbij de stochast K op de horizontale as op als het 30-daagse maximum
van de Vechtafvoer, en die op de verticale as S als het 30-daagse maximum van het
IJsselmeerpeil.

Het correlatiemodel CS is toegepast met = 1.2, welke waarde in Hydra-VIJ wordt gebruikt. De
resultaten staan in Figuur 11-17 (fysische ruimte) en Figuur 11-18 (getransformeerde ruimte).
In de bespreking beperken we ons tot Figuur 11-17. Hierin worden de data getoond, samen met
drie zogenaamde percentiel-lijnen, voor percentielen 10%, 50% en 90%: de bovenste lijn is de
90%-lijn, de middelste de 50%-lijn en de onderste de 10%-lijn. De interpretatie daarvan wordt
uitgelegd met een voorbeeld. Beschouw de 90%-lijn voor het punt (k=300, s=0.48): dit
betekent dat er 90% kans bestaat op een piekwaarde s < 0.48 m+NAP, gegeven dat een
piekwaarde k = 300 m
3
/s optreedt. Op de 10%-lijn ligt het punt (300, 0.08), wat betekent dat
er 10% kans bestaat op een piekwaarde s < 0.08 m+NAP, bij gegeven piekwaarde k = 300
m
3
/s. Er is dus 80% kans op piekwaarden s tussen 0.08 m+NAP en 0.48 m+NAP, gegeven een
piekwaarde k = 300 m
3
/s. Hiermee is de betekenis van de lijnen voldoende helder.

Voordat de modelfit wordt becommentarieerd, merken we eerst op dat de knikken in de
percentiel-lijnen het gevolg zijn van het fitten van f(k) en f(s) door middel van stuksgewijs
exponentile trajecten (zie (11.4) en (11.10)): elke trajectgrens levert een knik in de lijnen.
Dergelijke knikken kunnen alleen vermeden worden door een vloeiende fit voor f(k) en f(s),
maar zon fit is niet uitgevoerd.

Nu volgt een nadere bespreking van de modelfit. Bij een goede fit van het model aan de data
moet circa 80% van de data tussen de beide lijnen liggen. Figuur 11-17 en Figuur 11-18 laten
echter een slechte fit zien. Dat doet twijfel rijzen of Hydra-VIJ, wanneer dit correlatiemodel
wordt gebruikt, wel goede resultaten geeft. Enkele punten zijn hier van belang. Zoals in
paragraaf 11.2 werd opgemerkt heeft f(k) geen fysische betekenis voor relatief lage afvoeren <
180 m
3
/s, omdat het afvoerverloop dan te grillig wordt om daarin nette golven te kunnen
onderscheiden. Iets soortgelijks geldt voor de meerpeilgolven: f(s) dient alleen een goede
beschrijving van meerpeilpieken te geven voor s groter dan, zeg eens, 0.05 m+NAP. Het is dus
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 113
niet van wezenlijk belang dat data in de linker benedenhoek van Figuur 11-17 goed door het
model worden beschreven. Wel is belangrijk dat het extreme deel van de data (de rechter
bovenhoek) goed beschreven wordt. Zo op het oog geeft het model een redelijke spreiding voor
dit deel van de data.

0 100 200 300 400 500 600
-0.4
-0.2
0
0.2
0.4
0.6
0.8
1
Puntenparen Vecht en IJsselmeer
afvoer Vecht, m3/s
m
e
e
r
p
e
i
l
,

m
+
N
A
P


Figuur 11-17: Gecorreleerde data van Vecht en IJsselmeer, samen met de percentiellijnen (10%, 50% en
90%) uit correlatiemodel CS in de fysische ruimte ( = 1.2).
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
114 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
0 1 2 3 4 5 6 7
-2
-1
0
1
2
3
4
5
6
7
Puntenparen Vecht en IJsselmeer in getransformeerde ruimte
x: getransformeerde afvoer Vecht [-]
y
:

g
e
t
r
a
n
s
f
o
r
m
e
e
r
d
e

m
e
e
r
p
e
i
l

[
-
]

Figuur 11-18: Gecorreleerde data van Vecht en IJsselmeer, samen met de percentiellijnen (10%, 50% en
90%) uit correlatiemodel CS in de getransformeerde ruimte ( = 1.2).
Een tweede punt is wellicht belangrijker: een gevoeligheidsonderzoek laat zien dat de Hydra-VIJ
uitkomsten voor de Vechtdelta tamelijk ongevoelig zijn voor de gekozen waarde van . Zo
leveren volgens [Geerse, 2006] de keuzes = 0.5 en = 2 verschillen in toetspeilen van
maximaal 0.03 m. Een zeer kleine zowel als een vrij grote leveren dus nauwelijks andere
toetspeilen. Wel blijkt uit het gevoeligheidsonderzoek dat het volledig weglaten van de correlatie
tussen afvoer en meerpeil op het Zwarte Water en Zwarte Meer tot een onderschatting van de
toetspeilen kan leiden van bijna 0.2 m. De conclusie is dus: het meenemen van de correlatie
tussen afvoer en meerpeil is belangrijk, maar de precieze keuze van steekt niet erg nauw. Om
deze reden wordt verondersteld dat model CS met de waarde = 1.2 een adequate beschrijving
geeft van de afvoer-meerpeil correlatie.

Als zijstapje voor de genteresseerde lezer volgt nu een beschouwing voor model VS, waarbij de
correlatie in de getransformeerde ruimte lineair toenemend met x is genomen. De resultaten,
voor de keuze (x)=0.2+0.32x, staan in Figuur 11-19 en Figuur 11-20. Dit model geeft zo op
het oog een veel betere beschrijving van de correlatie in de data. Het is op dit moments niet
gemplementeerd in Hydra-VIJ, maar misschien dat dat in de toekomst zal gebeuren. Onze
verwachting is overigens, gezien de voorgaande alinea, dat model VS niet tot grote
veranderingen in de Hydra-VIJ resultaten zal leiden.


juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 115
0 100 200 300 400 500 600
-0.4
-0.2
0
0.2
0.4
0.6
0.8
1
Puntenparen Vecht en IJsselmeer
afvoer Vecht, m3/s
m
e
e
r
p
e
i
l
,

m
+
N
A
P

Figuur 11-19: Gecorreleerde data van Vecht en IJsselmeer, samen met de percentiellijnen (10%, 50% en
90%) uit correlatiemodel VS in de fysische ruimte,voor (x)=0.2+0.32x.

0 1 2 3 4 5 6 7
-2
-1
0
1
2
3
4
5
6
7
Puntenparen Vecht en IJsselmeer in getransformeerde ruimte
x: getransformeerde afvoer Vecht [-]
y
:

g
e
t
r
a
n
s
f
o
r
m
e
e
r
d
e

m
e
e
r
p
e
i
l

[
-
]

Figuur 11-20: Gecorreleerde data van Vecht en IJsselmeer, samen met de percentiellijnen (10%, 50% en
90%) uit correlatiemodel VS in de getransformeerde ruimte,voor (x)=0.2+0.32x.
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
116 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
11.6.2 Correlatie tussen IJssel en IJsselmeerpeil
Deze paragraaf geeft eenzelfde soort figuren als hiervoor, maar nu voor de IJssel en het
IJsselmeer. De figuren laten een vergelijkbaar beeld zien als voor de Vecht en het IJsselmeer,
vandaar dat slechts summier commentaar wordt gegeven. In Hydra-VIJ wordt voor de
IJsseldelta model CS gebruikt met dezelfde waarde = 1.2 als hiervoor (zie Figuur 11-21 en
Figuur 11-22). Opnieuw blijkt model VS de data beter te beschrijven dan model CS, zoals blijkt
uit Figuur 11-23 en Figuur 11-24 (voor (x) is hetzelfde verband gekozen als hiervoor, namelijk
(x) = 0.2+0.32x). Omdat de keuze van in model CS, zo blijkt uit een gevoeligheids-
onderzoek, weer weinig invloed heeft op de resultaten, is de verwachting dat model VS niet veel
andere resultaten zal geven dan model CS. Vandaar dat, ook voor de IJsseldelta, het gerecht-
vaardigd wordt geacht model CS te gebruiken in Hydra-VIJ.

Verder wordt nog opgemerkt dat volgens [Geerse, 2006] het achterwege laten van de correlatie
tussen IJssel en IJsselmeer tot een onderschatting van de toetspeilen leidt: bij Kampen is die
onderschatting 0.1 m en meer boven- en benedenstrooms daarvan minder.

0 500 1000 1500 2000 2500 3000
-0.4
-0.2
0
0.2
0.4
0.6
0.8
1
Puntenparen IJssel en IJsselmeer
afvoer IJssel, m3/s
m
e
e
r
p
e
i
l
,

m
+
N
A
P


Figuur 11-21: Gecorreleerde data van IJssel en IJsselmeer, samen met de percentiellijnen (10%, 50% en
90%) uit correlatiemodel CS in de fysische ruimte ( = 1.2).

juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 117
0 1 2 3 4 5 6 7
-2
-1
0
1
2
3
4
5
6
7
Puntenparen IJssel en IJsselmeer in getransformeerde ruimte
x: getransformeerde afvoer IJssel [-]
y
:

g
e
t
r
a
n
s
f
o
r
m
e
e
r
d
e

m
e
e
r
p
e
i
l

[
-
]

Figuur 11-22: Gecorreleerde data van IJssel en IJsselmeer, samen met de percentiellijnen (10%, 50% en
90%) uit correlatiemodel CS in de getransformeerde ruimte ( = 1.2).

0 500 1000 1500 2000 2500 3000
-0.4
-0.2
0
0.2
0.4
0.6
0.8
1
Puntenparen IJssel en IJsselmeer
afvoer IJssel, m3/s
m
e
e
r
p
e
i
l
,

m
+
N
A
P

Figuur 11-23: Gecorreleerde data van IJssel en IJsselmeer, samen met de percentiellijnen (10%, 50% en
90%) uit correlatiemodel VS in de fysische ruimte, voor (x)=0.2+0.32x.

Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
118 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
0 1 2 3 4 5 6 7
-2
-1
0
1
2
3
4
5
6
7
Puntenparen IJssel en IJsselmeer in getransformeerde ruimte
x: getransformeerde afvoer IJssel [-]
y
:

g
e
t
r
a
n
s
f
o
r
m
e
e
r
d
e

m
e
e
r
p
e
i
l

[
-
]

Figuur 11-24: Gecorreleerde data van IJssel en IJsselmeer, samen met de percentiellijnen (10%, 50% en
90%) uit correlatiemodel VS in de getransformeerde ruimte, voor (x)=0.2+0.32x.
11.7 Wind
Voor de wind worden in Hydra-VIJ gegevens gebruikt die indirect afkomstig zijn van uurlijkse
potentile windsnelheden te Schiphol (zie paragraaf 5.2.3 voor de betekenis van de potentile
windsnelheid).

Feitelijk zijn in Hydra-VIJ overschrijdingskansen nodig van het 12-uursmaximum van de
windsnelheid u, conditioneel op de windrichting r. Die kansen worden genoteerd als P(U>u|r),
waarbij r = NNO, NO,..., N. Dergelijke kansen zijn bepaald in [Geerse et al, 2002], zie bijlage G,
tezamen met de richtingskansen P(r). Voor de relatief lage windsnelheden, met terugkeertijden
T < 10 jaar, zijn de P(U>u|r) direct bepaald uit de metingen door het turven van
waarnemingen, waarbij de richting die wordt toegekend aan een 12-uursperiode het vectorieel
gemiddelde over de 12 uurwaarden is. Voor T > 10 jaar zijn de kansen bepaald door herschaling
uit het zogenaamde Rijkoort Weibull model afkomstig van het KNMI [Rijkoort, 1983; Geerse,
1999; Verkaik et al, 2003a]. De herschaling bestaat er uit dat de statistiek voor het
winterhalfjaar wordt omgerekend naar een 12-uursperiode. Het lage en hogere bereik van de
windsnelheden is vloeiend op elkaar aangesloten.

De details van de afleiding zijn hier niet van belang. Wel volgt hier wat informatie over
windsnelheden met terugkeertijden T = 10, 100, 1000, 10000 jaar. Zie Tabel 11-1 en de
grafische weergave daarvan in Figuur 11-25. Neem als voorbeeld windsnelheid 14.3 m/s voor
richting NNO en T = 10 jaar. Dat getal houdt in dat gemiddeld eens per 10 jaar een storm
voorkomt waarin minstens n uur optreedt met windrichting NNO tijdens welk uur de
windsnelheid niveau 14.3 m/s overschrijdt. De tabel en de grafiek laten zien dat de hoogste
windsnelheden voorkomen bij de richtingen ZZW t/m NNW.
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 119

Quantielen volgens Rijkoort Weibull model, in m/s
T, jaar NNO NO ONO O OZO ZO ZZO Z ZZW ZW WZW W WNW NW NNW N
10 14.3 14.6 14.8 14.3 12.6 13.3 14.7 16.9 20.0 22.7 21.9 22.2 20.8 19.2 17.5 14.8
100 17.4 17.6 17.8 17.1 16.4 16.6 18.1 20.1 24.1 25.6 26.6 27.3 26.1 24.5 21.7 18.3
1000 19.9 19.9 20.0 19.4 18.6 18.7 20.8 22.7 27.5 29.5 30.7 31.8 30.6 28.9 25.2 21.3
10000 22.3 21.9 22.0 21.3 20.4 20.6 23.2 24.8 30.4 33.0 34.4 35.8 34.5 32.9 28.5 23.8

Tabel 11-1: Gegevens volgens het Rijkoort Weibull model.

Quantielen Rijkoort Weibull model
12
14
16
18
20
22
24
26
28
30
32
34
36
22.5 45.0 67.5 90.0 112.5 135.0 157.5 180.0 202.5 225.0 247.5 270.0 292.5 315.0 337.5 360.0
windrichting, graden
p
o
t
e
n
t
i

l
e

w
i
n
d
s
n
e
l
h
e
i
d
,

m
/
s
T = 10 jaar
T = 100 jaar
T = 1000 jaar
T = 10000 jaar

Figuur 11-25: Gegevens uit het Rijkoort Weibull model, uitgezet als functie van de windrichting.
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 121
12 Probabilistische formules Hydra-VIJ

Dit hoofdstuk geeft de basisformules uit Hydra-VIJ voor de overschrijdingsfrequentie, zowel
voor een dijkvak als een dijkring. Als voorbereiding daarop worden eerst kansdichtheden en
kansen behandeld die zijn gerelateerd aan de kleinste tijdseenheid in Hydra-VIJ, de blokduur
b = 12 uur (gentroduceerd in paragraaf 6.2.1). Kansen gerelateerd aan deze periode worden
momentane kansen of kansdichtheden genoemd.

12.1 Kansdichtheid blokduur
Een aanname in het probabilistisch model Hydra-VIJ is dat de wind, zowel qua richting als
snelheid, in iedere blokduur een andere waarde kan aannemen. Hoe de wind precies in het
model wordt verwerkt blijkt in paragraaf 12.3, maar als voorbereiding daarop worden eest twee
stochasten behandeld die met de kering te maken hebben en daarnaast de kansdichtheid voor
de blokduur.

De belasting H is in paragraaf 9.3 als functie beschouwd van (q,m,u,r,), waarbij =
FN

aanduidt dat in de onderliggende Waquaberekening de kering op de correcte manier
functioneert en =
FW
aanduidt dat de kering faalt als deze zou moeten sluiten en dus te allen
tijde open blijft. Merk op dat als het sluitcriterium niet gehaald wordt, de kering open blijft,
zodat dan de belastingen voor beide situaties gelijk zijn:
( , , , , ) ( , , , , ), als sluitcriterium niet gehaald
FN FW
H q m u r H q m u r = (12.1)
Voor de probabilistische formules is nodig onderscheid te maken tussen daadwerkelijk sluiten
van de kering tijdens een storm en het open blijven daarvan. Vandaar dat de stochast wordt
gedefinieerd met uitkomsten

0 steeds geopende kering tijdens de storm
1 sluiting tijdens de storm

(12.2)
Verder is een criteriumstochast C nodig, die 1 is voor omstandigheden waarbij tijdens de storm
het sluitcriterium wordt gehaald, en 0 als dat niet het geval is (zdd staat voor zodanig dat):

0 als ( , , , ) zdd het sluitcriterium niet wordt gehaald
( , , , )
1 als ( , , , ) zdd het sluitcriterium wel wordt gehaald
q m u r
C q m u r
q m u r

(12.3)
In de probabilistische formules is de kansdichtheid g(q,m,u,r,) nodig, die betrekking heeft op
de periode b = 12 uur. Deze kansdichtheid wordt aangeduid als de momentane kansdichtheid
uit Hydra-VIJ. Merk op dat de term momentaan hier op zijn plaats is, omdat de blokduur b de
kleinste tijdseenheid in het model is.

De correlatiestructuur in Hydra-VIJ is van de vorm
( , , , , ) ( | , , , ) ( , ) ( , ) g q m u r g q m u r g q m g u r = (12.4)
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
122 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
waarbij g(|q,m,u,r) hier de kans op geeft, conditioneel op het optreden van (q,m,u,r). Merk
op dat hier is aangenomen dat g(q,m,u,r) = g(q,m)g(u,r), waaruit blijkt dat de stochastenparen
(Q,M) en (U,R) wederzijds statistisch onafhankelijk zijn genomen. De keringtoestand is
gecorreleerd met de stochasten (Q,M,U,R).

De g(u,r) kan eenvoudig worden afgeleid uit de in paragraaf 11.7 besproken P(U>u|r) en P(r).
De term g(|q,m,u,r) kan als volgt berekend worden. Geef met de faalkans van de kering
aan. Dat is de dus de kans dat de kering niet sluit, of tijdens of na de sluiting bezwijkt, ingeval
C(q,m,u,r) = 1. Als C(q,m,u,r) = 1, is de kans g(=0|q,m,u,r) dan gelijk aan , terwijl
g(=1|q,m,u,r) dan 1- is. Als C(q,m,u,r) = 0 zal de kering altijd geopend zijn. Er geldt dus

voor 0 en ( , , , ) 1
1 voor 0 en ( , , , ) 0
( | , , , )
1 voor 1 en ( , , , ) 1
0 voor 1 en ( , , , ) 0
C q m u r
C q m u r
g q m u r
C q m u r
C q m u r

= =

= =

=

= =

= =

(12.5)
Nu wordt ingegaan op de berekening van de momentane kansdichtheid g(q,m). Definieer
daartoe eerst L(q,k,m,s) door, zie Figuur 12-1,

L(q,k,m,s) Aantal uren (niet noodzakelijkerwijs aaneengesloten) dat
tegelijkertijd niveau q wordt overschreden in het trapezium met
piekwaarde k en het niveau m wordt overschreden in het
trapezium met piekwaarde s.
uur

B
k
s
L(q,k,m,s)
q
m

Figuur 12-1: Illustratie van de grootheid L(q,k,m,s).
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 123
Dan geldt, zoals beredeneerd kan worden, voor de momentane kans dat de afvoer niveau q
overschrijdt en tevens het meerpeil niveau m

1
( , ) ( , ) ( , , , )
q m
P Q q M m dk ds f k s L q k m s
B

| |
> > =
|
\ .

(12.6)
waarbij B = 30*24 = 720 uur.

Door partieel te differentiren naar (-q) en (-m) volgt dan voor de momentane kansdichtheid

2
( , )
( , )
P Q q M m
g q m
q m
> >
=

(12.7)
Terzijde: wanneer bedacht wordt dat L(q,k,m = -,s) = L(q,k), volgt eenvoudig dat de formule
voor P(Q>q) uit (11.6) een speciaal geval is van (12.6). Voor L(m,s) geldt een analoge
bewering.

Hiermee zijn alle termen in het rechterlid van (12.4) bekend, waarmee g(q,m,u,r,) dus
vastligt.

12.2 Overschrijdingskans blokduur
In de formules uit de volgende paragrafen is vaak de kans P(H>h|q,m) nodig, die staat voor de
kans dat de hydraulische belasting niveau h overschrijdt gedurende een 12-uursperiode,
gegeven afvoer q en meerpeil m in deze periode. In de afleiding is de volgende relatie nodig, die
volgt uit (12.4)

( | , , , ) ( , , , )
( , , | , ) ( | , , , ) ( , )
( , )
g q m u r g q m u r
g u r q m g q m u r g u r
g q m

= = (12.8)
Dan kan de volgende herschrijving worden gemaakt

16 1
1 0
0
16 1
1 0
0: ( , , , ) 1
16 1
1 0
0: ( , , , ) 0
( | , ) ( | , , , , ) ( , , | , )
( | , , , , ) ( | , , , ) ( , )
( | , , , , ) ( | , , , ) ( , )
( | , ,
r
u
r
u C q m u r
r
u C q m u r
P H h q m du P H h q m u r g u r q m
du P H h q m u r g q m u r g u r
du P H h q m u r g q m u r g u r
du P H h q m

= =

= =
=
= =
=
> = >
= >
+ >
= >


16
1
0: ( , , , ) 1
16
1
0: ( , , , ) 1
16
1
0: ( , , , ) 0
, , 0) ( , )
(1 ) ( | , , , , 1) ( , )
( | , , , , 0) ( , )
r
u C q m u r
r
u C q m u r
r
u C q m u r
u r g u r
du P H h q m u r g u r
du P H h q m u r g u r

=
=
=
=
=
=
=
+ > =
+ > =


(12.9)
Laten we de grootheid P(H>h|q,m,u,r,=0) nader bekijken. De conditionering op =0, oftewel
op de steeds geopende keringtoestand, houdt in dat H hier wordt afgeleid op basis van de
Waquaberekeningen met =
FW
. De belasting heeft dus de vorm H = H(q,m,u,r,
FW
). In dat
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
124 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
geval zijn er, gegeven de conditionering op (q,m,u,r,=0), slechts twee mogelijkheden: ofwel
geldt H(q,m,u,r,
FW
)>h, ofwel H(q,m,u,r,
FW
) h. Daaruit blijkt dat P(H>h|q,m,u,r,=0) feitelijk
een indicatorfunctie is: deze is gelijk aan 1 als H(q,m,u,r,
FW
)>h en anders 0. Analoog volgt dat
P(H>h|q,m,u,r,=1) gelijk is aan 1 als H(q,m,u,r,
FN
)>h en anders 0. Formule (12.9) kan dan
worden herschreven als

16
1
0: ( , , , ) 1; ( , , , , )
16
1
0: ( , , , ) 1; ( , , , , )
16
1
0: ( , , , ) 0; ( , , , , )
( | , ) ( , )
(1 ) ( , )
( , )
FW
FN
FW
r
u C q m u r H q m u r h
r
u C q m u r H q m u r h
r
u C q m u r H q m u r h
P H h q m du g u r
du g u r
du g u r

=
= >
=
= >
=
= >
> =
+
+


(12.10)
Door gebruik te maken van (12.1) kan de laatste term in het rechterlid geschreven worden als

16
1
0: ( , , , ) 0; ( , , , , )
16 16
1 1
0: ( , , , ) 0; ( , , , , ) 0: ( , , , ) 0; ( , , , , )
( , )
( , ) (1 ) ( , )
FW
FW FN
r
u C q m u r H q m u r h
r r
u C q m u r H q m u r h u C q m u r H q m u r h
du g u r
du g u r du g u r



=
= >
= =
= > = >
= +




(12.11)
Wanneer bedacht wordt dat C(q,m,u,r)=1 en C(q,m,u,r)=0 het totaal aan omstandigheden
voorstellen, volgt met (12.10) dan

16 16
1 1
0: ( , , , , ) 0: ( , , , , )
( | , ) ( , ) (1 ) ( , )
FW FN
r r
u H q m u r h u H q m u r h
P H h q m du g u r du g u r


= =
> >
> = +


(12.12)
De uiteindelijke formule voor P(H>h|q,m) blijkt dus vrij simpel. De eerste term in het rechterlid
is, afgezien van , gelijk aan de kans dat, conditioneel op (q,m), de belasting zoals bepaald op
basis van een falende kering niveau h overschrijdt. De tweede term in het rechterlid is, afgezien
van 1-, gelijk aan de kans dat, conditioneel op (q,m), de belasting zoals bepaald op basis van
een juist functionerende kering niveau h overschrijdt. Beide kansen dienen blijkbaar te worden
gewogen met de faalkans van de kering. Dit resultaat oogt plausibel, maar is eigenlijk
helemaal niet zo voor de hand liggend. De integraal uit de eerste term van het rechterlid van
(12.12) bevat namelijk windsnelheden waarvoor de kering niet gesloten hoeft te worden
(situaties waarvoor C(q,m,u,r)=0), terwijl in die term toch de faalkans van de kering voorkomt,
die alleen een rol speelt indien C(q,m,u,r)=1. De reden voor de simpele vorm van formule
(12.12) is de relatie (12.1), die het mogelijk maakt om (12.9) te herschrijven tot (12.12).

12.3 De overschrijdingsfrequentie
Het winterhalfjaar bevat 6 afvoer- en meerpeiltrapezia, met elk basisduur B = 30 dagen. Als
P
B
(H>h) de kans aangeeft dat gedurende een dergelijke basisduur de belasting niveau h
overschrijdt, volgt de overschrijdingsfrequentie F(h) simpelweg als
( ) 6 ( ), keren/jaar
B
F h P H h = > (12.13)
Bedenk hierbij dat in de zomer (april t/m september) geen voor de veiligheid bedreigende
overschrijdingen geacht worden voor te komen; vandaar dat F(h) in keren per jaar kan worden
gegeven, in plaats van wat ook mogelijk is in keren per winterhalfjaar.
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 125

Het doel is nu P
B
(H>h) te berekenen. We brengen in herinnering dat f(k,s) de gezamenlijke
kansdichtheid voor de piekwaarden van de afvoer- en meerpeiltrapezia voorstelt. Dan volgt
( ) ( , ) ( | , )
B B
P H h dk ds f k s P H h k s > = >

(12.14)
waarbij de integratie zich uitstrekt over alle mogelijke piekwaarden (k>0 en s>-0.40), en
P
B
(H>h|k,s) de kans voorstelt dat, conditioneel op trapezia met piekwaarden k en s, gedurende
duur B de belasting niveau h overschrijdt.

Om de laatste kans te berekenen, wordt als volgt te werk gegaan. De basisduur B wordt
gediscretiseerd in tijdsintervallen van b = 12 uur, wat n(B) = 60 opeenvolgende intervallen
oplevert. Beschouw nu een gegeven piekwaarde k van het afvoertrapezium en een gegeven
piekwaarde s van het meerpeiltrapezium. Geef de gemiddelde afvoer in het j-de tijdsinterval
aan met q(j) en het gemiddelde meerpeil in dit interval met m(j), zie Figuur 12-2. Bedenk dat,
hoewel niet in de notatie tot uitdrukking gebracht, q(j) en m(j) respectievelijk afhangen van k
en s.


B
k
s
j
m(j)
q(j)


Figuur 12-2: Illustratie van de tijdsdiscretisatie van de trapezia, met afvoer q(j) en meerpeil m(j) in blok j.
Omwille van de duidelijkheid is de duur b hier groter gekozen dan 12 uur; ook zijn niet alle
n(B) blokken aangegeven.
De aanname in Hydra-VIJ is nu dat wat de wind betreft opeenvolgende 12-uursperioden
statistisch onafhankelijk zijn (merk op: afvoeren en meerpeilen zijn via de modellering met
trapezia juist zeer sterk afhankelijk). Dan geldt
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
126 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER

| | ( )
( )
1
( | , ) 1 kans dat in elke 12-uursperiode
1 1 | ( ), ( )
B
n B
j
P H h k s H h
P H h q j m j
=
> = <
= >

(12.15)
Deze kansen kunnen worden berekend met behulp van (12.12), waarna met (12.14) en (12.13)
F(h) volgt.

12.4 Formules voor een dijkring
De voorgaande formules hebben betrekking op een dijkvak. Als dit dijkvak deel uitmaakt van de
Vechtdelta, dan is de afvoer in het model de Vechtafvoer. Maakt het dijkvak deel uit van de
IJsseldelta, dan is de afvoer in het model de IJsselafvoer. Deze paragraaf geeft formules voor
een dijkring. Randvoorwaarde is wel, omdat in het model niet beide afvoeren als gecorreleerde
stochasten zijn opgenomen, dat de ring fwel uitsluitend bestaat uit vakken in de Vechtdelta,
fwel uitsluitend bestaat uit vakken in de IJsseldelta. Voor de praktijk betekent dit dat
bijvoorbeeld dijkring 10 (zie Figuur 8-1) niet in zijn geheel kan worden doorgerekend, omdat
deze vakken in beide deltas heeft. Hoe met dit probleem om te gaan komt verderop aan de
orde.

Beschouw nu een dijkring R met i = 1, 2,..., n dijkvakken met respectievelijke kruinhoogtes h
1
,
h
2
,..., h
n
. Geef de overschrijdingsfrequentie van de ring aan met

1 2
( , ,..., ) overschrijdingsfrequentie dijkring (keren/jaar)
R R n
F F h h h = = (12.16)
Geef het hydraulisch belastingniveau voor dijkvak i aan met
( , , , , ) hydraulische belasting dijkvak i (m+NAP)
i i
H H q m u r = = (12.17)
Voor de ring R wordt een effectief hydraulisch belastingniveau H gedefinieerd als het maximum
over de dijkvakken van het verschil tussen de hydraulische belastingniveaus en de kruinhoog-
tes:

( )
1,2,...,
( , , , , ) max ( , , , , )
=effectieve hydraulische belasting dijkring (m)
i i
i n
H H q m u r H q m u r h
=
= =
(12.18)
De dijkring faalt voor een combinatie (q,m,u,r,) dan en slechts dan indien H(q,m,u,r,) > 0.
Neem als toelichting aan dat H(q,m,u,r,) > 0. Dan moet voor tenminste n dijkvak i gelden
dat H
i
(q,m,u,r,) h
i
> 0, oftewel dat H
i
(q,m,u,r,) > h
i
. Dat houdt in dat dijkvak i faalt en
eveneens dat de ring als geheel faalt. Dus H > 0 impliceert dat de dijkring faalt. Omgekeerd is
ook eenvoudig in te zien dat het falen van de ring inhoudt dat H > 0.

De overschrijdingsfrequentie F
R
van de dijkring kan met de gebruikelijke formules uit de
voorgaande paragrafen worden bepaald. De belasting H voor de ring kan namelijk
berekeningstechnisch worden behandeld als een belasting voor een dijkvak, indien als (fictieve)
kruinhoogte de waarde h = 0 wordt genomen. In formule kan worden geschreven

1 2
( , ,..., ) ( 0)
R R n
F F h h h F h = = = (12.19)
waarbij het laatste wordt berekend met de formules voor een dijkvak uit paragraaf 12.3.
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 127

Merk op dat indien de ring bestaat uit slechts n dijkvak met belasting H
1
en kruinhoogte h
1
, F
R

gelijk wordt aan F(h
1
), omdat H = H
1
h
1
> 0 equivalent is met H
1
> h
1
. In dit geval is de
ringberekening dus identiek aan de vakberekening met kruinhoogte h
1
voor n locatie.

Rest nog de vraag hoe om te gaan met dijkringen die vakken hebben in beide deltas. Een
benaderend antwoord voor de overschrijdingsfrequentie van de ring kan als volgt worden
gevonden. Splits de ring R in een deel R
1
met locaties in de Vechtdelta en een deel R
2
met
locaties in de IJsseldelta. Dat levert twee overschrijdingsfrequenties F
R,1
en F
R,2
. Neem de
overschrijdingsfrequentie F
R
van de gehele dijkring dan gelijk aan de som van de twee
antwoorden, dus

,1 ,2

R R R
F F F = + (12.20)
Dit vormt een bovengrensbenadering voor het werkelijke antwoord, omdat faalgebeurtenissen
dubbel kunnen worden geteld. Stel bijvoorbeeld dat voor dijkring 10 tijdens een extreme storm
zowel een locatie langs de IJssel als een locatie langs het Zwarte water faalt. De ring als geheel
faalt dan maar n keer, terwijl in het rechterlid van (12.20) twee faalgebeurtenissen worden
geteld. De werkelijke overschrijdingsfrequentie van de ring kan dus kleiner zijn dan het
rechterlid van (12.20). Uiteraard vormt het maximum van F
R,1
en F
R,2
een ondergrens voor de
werkelijke overschrijdingsfrequentie van de ring. Wanneer dit maximum dicht bij F
R
uit (12.20)
ligt, kan de werkelijke overschrijdingsfrequentie dus nauwkeurig bepaald worden; als dat niet
het geval is, is de onnauwkeurigheid groter.

juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 129
13 Uitsplitsingen Hydra-VIJ

13.1 Het nut van de uitsplitsingen
Met het probabilistisch model kan de overschrijdingsfrequentie F(h) van het hydraulisch
belastingniveau h worden berekend. Vaak is er behoefte aan extra informatie over de afvoeren,
meerpeilen, windrichtingen, windsnelheden en keringtoestanden die tijdens een eventuele
overschrijding van niveau h van belang zijn. Men wil bijvoorbeeld weten in welke mate bij
Kampen afvoeren en in welke mate daar windsnelheden van belang zijn tijdens overschrijden
van het toetspeil. Deze informatie wordt gegeven door de uitsplitsingen. Zoals met voorbeelden
toegelicht in hoofdstuk 4, kan de overschrijdingsfrequentie F(h) worden uitgesplitst naar
afvoeren, meerpeilen, windrichtingen, windsnelheden en keringtoestanden. Die uitsplitsingen
geven dan informatie over de kansen waarmee deze grootheden voorkomen tijdens een
faalgebeurtenis voor niveau h. Dit hoofdstuk heeft als doel de precieze berekeningsformules
voor de uitsplitsingen te geven.

Alvorens deze formules te behandelen, moet er op worden gewezen dat strikt genomen tijdens
een faalgebeurtenis helemaal niet kan worden gesproken over (kansen op) d afvoer, ht
meerpeil, d windrichting, d windsnelheid en d keringtoestand die dan optreden, omdat deze
grootheden tijdens falen kunnen variren. Dat wordt nu uitgelegd, maar om het simpel te
houden alleen voor de afvoer, en alleen voor faalmechanisme overloop. Om twee redenen is het
niet mogelijk om tijdens een faalgebeurtenis (voor faalmechanisme overloop) voor niveau h te
spreken over d (ene) afvoer die dan optreedt:

1. Tijdens falen varieert de afvoer, zodat geen unieke afvoer aan het proces van falen kan
worden toegekend. Uitsluitend in de situatie dat een redelijk extreme storm nodig is voor
falen kan redelijkerwijs worden gesproken over n specifieke afvoer tijdens falen.

2. Indien meerdere overschrijdingen van niveau h plaatsvinden tijdens n en hetzelfde
afvoertrapezium, worden deze overschrijdingen gezamenlijk toch gezien als niet meer dan
n maal falen. Tijdens deze verschillende overschrijdingen kunnen (behoorlijk)
verschillende afvoeren optreden.

Beschouw als toelichting op punt 1 eerst sterk afvoergedomineerde locaties, zoals bijvoorbeeld
Olst en Dalfsen. In dat geval treedt falen op, tenminste in goede benadering, als de top van het
afvoertrapezium boven de maatgevende afvoer komt (bij volledig afvoergedomineerde locaties
is uitsluitend de afvoer van invloed op de waterstand). Gedurende enige tijd wordt dan de
maatgevende afvoer overschreden. Volgens berekeningen kan dat al snel met een bedrag van
150 300 m
3
/s zijn voor de IJssel en 30 60 m
3
/s voor de Vecht; in termen van waterstanden
gaat het dan om 1.5 3 decimeter. Dus voor afvoergedomineerde locaties kan aan de
faalgebeurtenis geen unieke afvoerwaarde worden toegekend.

Dat geen unieke afvoerwaarde kan worden toegekend tijdens falen, zal ook voor andere dan
afvoergedomineerde locaties gelden. Er zijn echter situaties denkbaar waarin, in ieder geval
benaderenderwijs, tch gesproken kan worden over een unieke afvoer tijdens falen. Dat is het
geval als falen alleen tijdens een zware of extreme storm kan plaatsvinden. Dat blijkt het geval
in de IJsselmonding, waar falen (kansmatig) uitsluitend het gevolg kan zijn van een extreme
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
130 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
storm, in combinatie met een min of meer dagelijkse waarde van de afvoer en het meerpeil (zie
ook paragraaf 4.5).
21
De storm duurt namelijk zo kort dat de meest bedreigende waterstanden,
veroorzaakt door de wind, niet langer dan orde 12 uur duren, gedurende welke periode de
afvoer niet al te veel varieert. Dus hoewel de faalgebeurtenis strikt genomen niet kan worden
toegekend aan een specifieke afvoer, kan benaderenderwijs, als falen het gevolg is van een
zware of extreme storm, toch gesproken worden over een unieke afvoer.

Punt 2 betreft een nog iets fundamenteler probleem dan punt 1. Wanneer tijdens een
afvoertrapezium meerdere overschrijdingen plaatsvinden, kunnen deze bij sterk verschillende
afvoeren optreden. Bijvoorbeeld: tijdens een IJsseltrapezium met piekwaarde 2200 m
3
/s treedt
een storm op tijdens de top van het trapezium, waardoor het toetspeil wordt overschreden,
terwijl tevens een dag of drie later een storm optreedt op de (neerwaartse) flank van het
trapezium bij een afvoer van 1900 m
3
/s waarbij opnieuw het toetspeil wordt overschreden.
Deze overschrijdingen worden als n maal falen gezien, terwijl ze bij duidelijk verschillende
afvoeren plaatsvinden.

De voorgaande uitleg betreft faalmechanisme overloop, maar voor faalmechanisme golfoverslag
gelden soortgelijke beschouwingen. Daarnaast geldt niet alleen voor de afvoer, maar eveneens
voor meerpeilen, windrichtingen, windsnelheden en keringtoestanden dat ze tijdens een
faalgebeurtenis geen unieke waarde (hoeven te) hebben. De strekking van de uitleg is dat het
principieel gesproken niet mogelijk is een formule te geven die de kansen op de unieke
afvoeren, meerpeilen, windrichtingen, windsnelheden en keringtoestanden geeft tijdens een
faalgebeurtenis. Maar wel blijkt mogelijk op enigszins pragmatische wijze dergelijke kansen toe
te kennen aan deze grootheden tijdens een faalgebeurtenis. Er is een zogenaamd
uitsplitsingsrecept bedacht om dat te doen, waarbij een bepaalde weging van de
omstandigheden tijdens falen wordt uitgevoerd. Over dat recept gaan de volgende paragrafen.
Als voorbereiding volgt echter een herformulering van formule (12.15) voor de berekening van
P
B
(H>h|k,s).

13.2 Continue versie probabilistische formules
Formule (12.15) heeft een discreet karakter, vanwege het discrete product in het rechterlid
van de formule. Nu volgt een continue versie van deze formule, met als belangrijkste doel dat
de formules voor de uitsplitsingen dan veel transparanter worden. De overschrijdingsfrequentie
F(h) wordt in Hydra-VIJ overigens uitgerekend op basis van de discrete versie.

Neem aan dat de trapeziumduur begint bij t = 0 en eindigt bij t = B, met t gerekend in uren, en
definieer de grootheden:

(t,k) Afvoer op tijdstip t in het trapezium met piekwaarde k. m
3
/s
(t,s) Meerpeil op tijdstip t in het trapezium met piekwaarde s. m+NAP

Uit (12.15) volgt dan in benadering, waarbij op een standaardmanier een discrete som wordt
vervangen door een continue integraal,

21
Locaties waarvoor een zware of extreme storm nodig is voor falen blijken in de Vecht- en IJsseldelta nauwelijks voor te
komen. Voor de benedenrivieren komen dergelijke locaties juist veel voor, namelijk benedenstrooms van Dordrecht en
op het Haringvliet en Hollandsch Diep, waarbij onder storm dan moet worden verstaan een combinatie van storm en
stormvloed.
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 131

| | | | ( )
| | ( )
( )
1
0
ln 1 ( | , ) ln 1 | ( ), ( )
1
ln 1 | ( , ), ( , )
n B
B
j
B
P H h k s P H h q j m j
dt P H h t k t s
b

=
> = >
>

(13.1)
In dit geval is b = 12 uur. De waarde b zou echter ook anders gekozen kunnen worden. Om de
formules zo algemeen mogelijk te houden, schrijven we hier b in plaats van 12 (uur). De
grootheid P[H>h|(t,k),(t,s)] wordt berekend met (12.12). Voor de duidelijkheid wordt
opgemerkt dat die grootheid afhangt van de waarde van b: een kleinere waarde van b levert
een kleinere overschrijdingskans, omdat de overschrijdingskansen van de wind, die impliciet in
(12.12) voorkomen, dan kleiner worden (de precieze manier waarop de windkansen afhangen
van b valt buiten de scope van dit rapport).

Formule (13.1) laat zien dat
| | ( )
0
1
( | , ) 1 exp ln 1 | ( , ), ( , )
B
B
P H h k s dt P H h t k t s
b



> >
`

)

(13.2)
Deze benadering is met name nauwkeurig als de kans P[H>h|(t,k),(t,s)] niet al te snel
varieert als functie van de tijd. Men kan echter ook redeneren dat het rechterlid van (13.2), dus
de continue versie, in feite een beter antwoord voor de grootheid P
B
(H>h|k,s) oplevert dan de
discrete versie uit (12.15), vanuit de gedachte dat de continue versie nauwkeuriger het
tijdsverloop van afvoer en meerpeil volgt. In de nu volgende formules voor de uitsplitsingen
baseren we ons in ieder geval op de continue versie.
22


De continue versie voor de berekening van P
B
(H>h|k,s) zal worden genoteerd als G
B
(H>h|k,s).
Dus geldt
| | ( )
0
1
( | , ) 1 exp ln 1 | ( , ), ( , )
B
B
G H h k s dt P H h t k t s
b



> = >
`

)

(13.3)
met
( | , ) ( | , )
B B
G H h k s P H h k s > > (13.4)
In de continue versie van de Hydra-VIJ formules wordt P
B
(H>h) als analogon van (12.14) dan
gegeven door
( ) ( , ) ( | , )
B B
G H h dk ds f k s G H h k s > = >

(13.5)
terwijl de overschrijdingsfrequentie, als analogon van (12.13), dan volgt als
( ) 6 ( ), keren/jaar
B
F h G H h = > (13.6)

22
In de programmatuur wordt een herschaling toegepast om resultaten gebaseerd op de discrete versie van P
B
(H>h|k,s) in
overeenstemming te brengen met resultaten gebaseerd op de continue versie hiervan.
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
132 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
13.3 Uitsplitsing naar de afvoer
Het idee achter de uitsplitsingen wordt in deze paragraaf uitgelegd voor de versimpelde situatie
waarin ten eerste het meerpeil in het model afwezig is, en ten tweede de overschrijdings-
frequentie alleen wordt uitgesplitst naar de afvoer, maar niet naar windrichting, windsnelheid en
keringtoestand. Omdat de overschrijdingsfrequentie F(h) gelijk is aan 6 maal P
B
(H>h), dient
een geschikt wegingsproces te worden gevonden om P
B
(H>h) uit te splitsen naar de diverse
afvoerniveaus.

We zoeken daartoe een representatieve bijdrage voor een afvoerinterval [q
1
,q
2
] aan de
overschrijdingskans P
B
(H>h). Noem die afvoerbijdrage A([q
1
,q
2
]). De bijdragen dienen zo te zijn
dat indien een partitie van het hele afvoerbereik wordt beschouwd, de som van alle bijdragen
P
B
(H>h) oplevert. De precieze, zij het enigszins pragmatische interpretatie van A([q
1
,q
2
]) luidt:
de grootheid A([q
1
,q
2
])/P
B
(H>h) geeft de kans dat, conditioneel op falen in duur B, een afvoer
optreedt die ligt tussen q
1
en q
2
. Het pragmatische zit hem er in dat, zoals eerder uitgelegd,
geen sprake is van een unieke afvoer tijdens falen, en dat kansen daarom alleen kunnen
worden toegekend door middel van een wegingsrecept.

Omdat het meerpeil in deze paragraaf niet voorkomt, wordt als analogon van P(H>h|q,m) uit
(12.12) nu P(H>h|q) beschouwd en als analogon van G
B
(H>h|k,s) uit (13.3) nu G
B
(H>h|k).
Beschouw eerst een afvoertrapezium met gegeven piekwaarde k. De kans dat tijdens dit
trapezium falen optreedt is G
B
(H>h|k). Het uitsplitsingsrecept bestaat er uit dat een
faalgebeurtenis die tijdens dit trapezium optreedt naar evenredigheid wordt verdeeld over de
afvoeren die binnen het trapezium voorkomen. De bijdrage aan een afvoerniveau q wordt losjes
gezegd daarbij evenredig genomen aan de kans P(H>h|q) en aan de duur dat het niveau q
binnen het trapezium aanhoudt.

tijd
afvoer
k
q
B
q+q
t
1
t
2

Figuur 13-1: Weergave van t
1
en t
2
in het trapezium met piekwaarde k.
Om dit preciezer te omschrijven beschouwen we een interval [q, q+q] met q niet al te groot,
zodat P(H>h|q) P(H>h|q+q). De tijdsduur dat afvoeren in [q, q+q] optreden tijdens de golf
met piekwaarde k is gelijk aan t(q,k) = t
1
+ t
2
, waarbij t
1
en t
2
, zie Figuur 13-1, de duren
in de opgaande en dalende tak vormen gedurende welke de afvoer zich in het beschouwde
interval bevindt. We stellen nu dat de bijdrage aan [q, q+q] die geleverd wordt door het
trapezium met piekwaarde k gelijk moet zijn aan
( )
( )
[ , ] | ( | ) ( , )
J k
A q q q k P H h q t q k
b
+ = > (13.7)
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 133
waarbij J(k) een evenredigheidsconstante is die zo bepaald moet worden dat alle bijdragen
samen de faalkans G
B
(H>h|k) opleveren.

Wat de notatie betreft het volgende zijstapje. De factor b in (13.7) is alleen gentroduceerd om
er voor te zorgen dat de evenredigheidsconstante J(k) dezelfde waarde heeft als in de eerdere
rapporten [Geerse, 2003a; Geerse, 2005]; de b zou immers ook kunnen worden opgenomen in
de evenredigheidsconstante. In de eerdere rapporten ontbreekt de factor b, omdat daarin de
tijd in eenheden van b wordt gerekend, met als gevolg dat b in de formules niet zichtbaar is. In
het voorliggende rapport wordt de tijd in eenheden van uren gerekend, met als voordeel dat
expliciet aan de formules is te zien hoe een verandering van b doorwerkt in allerlei grootheden.

We gaan nu verder met de berekening van J(k). Discretiseer het afvoerbereik van q=0 tot q=k
door n-1 intervallen van breedte q, met q
1
=0, q
2
=q, q
3
=2q,..., q
n
=k. Dan moet J(k) zodanig
zijn dat is voldaan aan
( )
1
1
( )
| ( | ) ( , )
n
B i i
i
J k
G H h k P H h q t q k
b

=
> = >

(13.8)
De sommatie over afvoeren in het rechterlid kan worden vervangen door een sommatie over de
tijd. In plaats van de afvoer te discretiseren met stapjes q kan evengoed de tijd worden
gediscretiseerd in stapjes t, mits tenminste q en t klein genoeg zijn. Met (t,k) de afvoer als
functie van de tijd, geldt dan in goede benadering

( )
1 1
1 1
( | ) ( , ) | ( , )
n m
i i j
i j
P H h q t q k P H h t k t

= =
> = >

(13.9)
waarin het tijdsinterval van 0 tot B gediscretiseerd is in m-1 stapjes t: t
1
=0, t
2
=t, t
3
=2t,...,
t
m
=B. De sommatie in het rechterlid van (13.9) kan worden benaderd door een integraal over
de tijd, zodat (13.8) de volgende vorm krijgt
( ) ( )
0
( )
| | ( , )
B
B
J k
G H h k dt P H h t k
b
> = >

(13.10)
Introduceer nu als afkorting

i
( ) ( )
0
1
| | ( , )
B
B G H h k dt P H h t k
b
> = >

(13.11)
Dan is J(k) dus gelijk aan

i
( )
( | )
( )
|
B
B
G H h k
J k
G H h k
>
=
>
(13.12)
Volgens (13.7) is de bijdrage van het interval [q,q+q] aan de faalkans G
B
(H>h|k) dus gelijk
aan
( )
i
( )
( | ) ( ) 1
[ , ] | ( | ) ( , ) ( | ) ( , )
|
B
B
G H h k J k
A q q q k P H h q t q k P H h q t q k
b b G H h k
>
+ = > = >
>
(13.13)
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
134 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
Tot nu toe is, omdat q klein is genomen, het beschouwde afvoerinterval erg smal. Beschouw
nu een interval [q
1
,q
2
] van willekeurige breedte. Dit interval kan worden opgedeeld in kleine
deelintervalletjes, waarvan de bijdragen gesommeerd kunnen worden. Analoog aan (13.9) en
(13.10) volgt dan
( ) ( )
1 2
1 2
[0, ]: ( , ) [ , ]
( )
[ , ] | | ( , )
t B t k q q
J k
A q q k dt P H h t k
b



= >

(13.14)
Dit is de formule voor de bijdrage van afvoeren in [q
1
,q
2
] aan de faalkans G
B
(H>h|k). Om de
bijdrage van deze afvoeren aan de faalkans G
B
(H>h) te krijgen, moet k worden uitgentegreerd:
( ) ( )
1 2 1 2
[ , ] ( ) [ , ] | A q q dk f k A q q k =

(13.15)
Ter controle kan worden geverifieerd dat A([q
1
=0, q
2
=]) gelijk is aan G
B
(H>h): de bijdragen
van alle afvoeren tezamen moeten immers gelijk zijn aan deze kans. Inderdaad volgt, met
(13.15), (13.14), (13.11), (13.12), en door gebruik te maken van (13.5) maar dan zonder
meerpeilen,

( ) ( )
i
1 2
[0, ]: ( , ) [0, ]
( )
[ 0, ] ( ) | ( , )
( ) ( ) ( | )
( ) ( | )
( )
t B t k
B
B
B
J k
A q q dk f k dt P H h t k
b
dk f k J k G H h k
dk f k G H h k
G H h



= = = >
= >
= >
= >

(13.16)
De uitsplitsing van G
B
(H>h) naar het interval [q
1
,q
2
] levert op simpele wijze de uitsplitsing naar
dit interval van de overschrijdingsfrequentie F(h). De laatste uitsplitsing wordt aangegeven als
F([q
1
,q
2
]). Met (13.6) volgt
( ) ( )
1 2 1 2
[ , ] 6 [ , ] F q q A q q = (13.17)
13.4 Uitsplitsing naar de afvoer en het meerpeil
De theorie wordt nu uitgebreid: naast de afvoer wordt nu ook het meerpeil weer in het model
opgenomen. Dan is een formule nodig voor de bijdrage A([q
1
,q
2
], [m
1
,m
2
]). Startpunt daarvoor
is een geschikte formule voor de bijdrage A([q
1
,q
2
], [m
1
,m
2
]|k,s), omdat uitintegreren van k en
s dan A([q
1
,q
2
], [m
1
,m
2
]) oplevert. Om de bijdragen conditioneel op k en s te vinden,
herschrijven we eerst (13.14). Deze formule kan ook, zie (13.11) en (13.12), geschreven
worden als
( )
( )
( )
1 2
[0, ]: ( , ) [ , ]
1 2
[0, ]
| ( , )
[ , ] | ( | )
| ( , )
t B t k q q
B
t B
dt P H h t k
A q q k G H h k
dt P H h t k

>
= >
>

(13.18)
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 135
B
k
s
m
2
m
1
q
1
q
2
interval

Figuur 13-2: Weergave van het tijdsinterval bestaande uit tijdstippen waarvoor (t,k)[q
1
,q
2
] en tevens
(t,s) [m
1
,m
2
].
De uitbreiding naar de situatie inclusief meerpeil is dan vrij evident. Daarvoor moet worden
genomen
( )
( )
( )
1 2
1 2
[0, ]: ( , ) [ , ],
( , ) [ , ]
1 2 1 2
[0, ]
1
| ( , ), ( , )
[ , ],[ , ] | , ( | , )
1
| ( , ), ( , )
t B t k q q
t s m m
B
t B
dt P H h t k t s
b
A q q m m k s G H h k s
dt P H h t k t s
b

>
= >
>

(13.19)
Zie als toelichting op het integratie-interval uit de integraal in de teller Figuur 13-2. Om de
formule iets compacter te schrijven definiren we

i
( )
[0, ]
1
( | , ) | ( , ), ( , ) B
t B
G H h k s dt P H h t k t s
b

> = >

(13.20)
en

i
( | , )
( , )
( | , )
B
B
G H h k s
J k s
G H h k s
>
=
>
(13.21)
zodat (13.19) ook kan worden geschreven als
( ) ( )
1 2
1 2
1 2 1 2
[0, ]: ( , ) [ , ],
( , ) [ , ]
( , )
[ , ],[ , ] | , | ( , ), ( , )
t B t k q q
t s m m
J k s
A q q m m k s dt P H h t k t s
b

= >

(13.22)
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
136 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
Door uitintegreren van k en s volgt dan
( ) ( )
1 2 1 2 1 2 1 2
[ , ],[ , ] ( , ) [ , ],[ , ] | , A q q m m dk ds f k s A q q m m k s =

(13.23)
Het is eenvoudig te verifiren dat A([q
1
=0,q
2
=], [m
1
=-0.4,m
2
=]) = G
B
(H>h), zoals het geval
moet zijn. De uitsplitsing uit (13.23) impliceert, vanwege (13.6), dat de uitsplitsing van de
overschrijdingsfrequentie dan wordt gegeven door
( ) ( )
1 2 1 2 1 2 1 2
[ , ],[ , ] 6 [ , ],[ , ] F q q m m A q q m m = (13.24)
13.5 Volledige uitsplitsingen
Deze paragraaf behandelt de volledige uitsplitsing van de overschrijdingsfrequentie: naar afvoer
q, meerpeil m, windsnelheid u, windrichting r en keringtoestand . Daartoe dient in eerste
instantie een formule te worden gevonden voor A([q
1
,q
2
],[m
1
,m
2
],[u
1
,u
2
],r,|k,s). Om die te
vinden, moet eerst P(H>h|q,m) uit (12.9) worden herschreven. De basisformule daarvoor is

16 1
1 0
0
( | , ) ( | , , , , ) ( , , | , )
r
u
P H h q m du P H h q m u r g u r q m


= =

> = >


(13.25)
De belasting H is een functie van (q,m,u,r,), waarbij de waarden
FW
en
FN
aanneemt.
Omdat de kansdichtheid (onder meer) van afhangt, en niet van , is het soms handig om de
belasting niet als functie van maar als functie van te beschouwen. Omdat voor = 0 de
belasting kan worden berekend uitgaande van =
FW
en voor =1 door uit te gaan van =
FN

definiren we

als 0 (kering hoeft niet te sluiten of faalt)
( )
als 1 (kering sluit daadwerkelijk)
FW
FN



=
=

=

(13.26)
zodat de belasting kan worden geschreven als H = H(q,m,u,r,()).

Zoals uitgelegd na (12.9) is P(H>h|q,m,u,r,) een indicatorfunctie, waarvoor geldt dat deze 1 is
als H(q,m,u,r,())>h en 0 als H(q,m,u,r, ()) h. Daarom kan (13.25) ook worden
geschreven als,

( )
16 1
1 0
0: , , , , ( )
( | , ) ( , , | , )
r
u H q m u r h
P H h q m du g u r q m



= =
>
> =


(13.27)
Formule (13.22) maakt dan duidelijk dat, conditioneel op k en s, voor de volledige uitsplitsing
genomen kan worden

( )
( )
( )
1 2 1 2
1 2
1 2 1 2 1 2
[0, ]: ( , ) [ , ], [ , ]: ( , ), ( , ), , , ( )
( , ) [ , ]
[ , ],[ , ],[ , ], , | ,
( , )
, , | ( , ), ( , )
t B t k q q u u u H t k t s u r h
t s m m
A q q m m u u r k s
J k s
dt du g u r t k t s
b


>



=
`

)

(13.28)
Voor de niet conditionele uitsplitsing volgt dan
( ) ( )
1 2 1 2 1 2 1 2 1 2 1 2
[ , ],[ , ],[ , ], , ( , ) [ , ],[ , ],[ , ], , | , A q q m m u u r dk ds f k s A q q m m u u r k s =

(13.29)
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 137
De corresponderende uitsplitsing voor de overschrijdingsfrequentie volgt als
( ) ( )
1 2 1 2 1 2 1 2 1 2 1 2
[ , ],[ , ],[ , ], , 6 [ , ],[ , ],[ , ], , F q q m m u u r A q q m m u u r = (13.30)
Het is eenvoudig te verifiren, met q
0
gelijk aan 0 m
3
/s voor de Vecht en 200 m
3
/s voor de
IJssel, m
0
=-0.4 m+NAP en u
0
=0 m/s, dat
( )
16 1
0 0 0
1 0
[ , ],[ , ],[ , ], , ( )
r
F q m u r F h


= =
=

(13.31)
wat dus inhoudt dat het totaal van de uitsplitsingen de overschrijdingsfrequentie oplevert,
zoals uiteraard het geval moet zijn.

Deeluitsplitsingen kunnen verkregen worden door de grootheden waarnaar niet wordt
uitgesplitst te aggregeren als in Tabel 13-1.

aggregeren van berekening uit F([q
1
,q
2
],[m
1
,m
2
],[u
1
,u
2
],r,) door:

1 afvoer neem [q
1
,q
2
] = [q
0
, )
2 meerpeil neem [m
1
,m
2
] = [m
0
, )
3 windsnelheid neem [u
1
,u
2
] = [u
0
, )
4 windrichting sommeer over r = 1 t/m 16
5 keringtoestand sommeer over = 0, 1
Tabel 13-1: Aggregatiehandelingen voor de diverse grootheden, waarbij q
0
=0, m
0
=-0.4 en u
0
=0.
Neem als voorbeeld de uitsplitsing naar u en r. Die wordt verkregen als
( )
1
1 2 0 0 1 2
0
([ , ], ) [ , ),[ , ),[ , ], , F u u r F q m u u r


=
=

(13.32)
13.6 Alternatieve formule voor de uitsplitsingen
De basisformules voor de uitsplitsingen worden gegeven door (13.28) en (13.29). In de eerste
formule komt een integratie over de tijd voor. Het blijkt mogelijk de tijdintegratie te vervangen
door een integratie over q, m en u. De dan verkregen alternatieve formules zijn ten eerste
eenvoudiger en ten tweede geschikter om te implementeren dan de eerdere versies. Hier volgen
de alternatieve formules.

Alleereerst wordt opgemerkt dat de grootheid L(q,k,m,s) uit paragraaf 12.1 kan worden
berekend als

[0, ]: ( , ) , ( , )
( , , , )
t B t k q t s m
L q k m s dt

=

(13.33)
Dit is dus het aantal uren waarvoor (niet noodzakelijkerwijs aaneengesloten) tegelijkertijd
niveau q wordt overschreden in het afvoertrapezium met piekwaarde k en niveau m wordt
overschreden in het meerpeiltrapezium met piekwaarde s. Definieer nu de niet-negatieve
grootheid
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
138 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER

2
1
( , ) ( , ) ( , ) ( , , , ) 0
q m
v q m dk ds f k s J k s L q k m s
b q m

=


(13.34)
en het faalgebied G door
( ) { }
( , , , , ) | , , , , ( ) G q m u r H q m u r h = (13.35)
De karakteristieke functie van G wordt aangegeven met
G
(q,m,u,r,): deze is gelijk aan 1 voor
punten (q,m,u,r,) in G, en 0 voor punten daarbuiten. Het kan worden aangetoond dat de
uitsplitsing uit (13.29) dan ook kan worden berekend als
( )
2 2 2
1 1 1
1 2 1 2 1 2
[ , ],[ , ],[ , ], , ( , ) ( , , | , ) ( , , , , )
q m u
G
q m u
A q q m m u u r dq dm du v q m g u r q m q m u r =

(13.36)
Het bewijs is nogal gecompliceerd, en wordt gegeven in Bijlage B.

We merken nog het volgende op. Als we definiren
( , , , , ) ( , ) ( , , | , ) ( , , , , )
G
v q m u r v q m g u r q m q m u r = (13.37)
volgt uit (13.36)
( )
2 2 2
1 1 1
1 2 1 2 1 2
[ , ],[ , ],[ , ], , ( , , , , )
q m u
q m u
A q q m m u u r dq dm du v q m u r =

(13.38)
De grootheid v(q,m,u,r,) is niet-negatief op het faalgebied G en gelijk aan 0 buiten G, en kan
vanwege (13.38) worden opgevat als een soort van frequentiedichtheid: integratie over een
deelgebied van G levert de bijdrage aan de overschrijdingsfrequentie geleverd door dit
deelgebied (die integratie kan ook een (deel)sommatie over r en bevatten). Integratie van
v(q,m,u,r,) over heel G levert volgens (13.31) de overschrijdingsfrequentie F(h). Merk nog op
dat v(q,m,u,r,) van h afhangt. Ten eerste omdat G van h afhangt, en daarnaast via ( , ) v q m ,
omdat deze grootheid via J(k,s) van h afhangt.

13.7 Windgedomineerde locaties
Het is interessant om een soort limietgeval van de formules te bekijken, namelijk de situatie
waar falen met grote kans het gevolg is van een extreme storm. Het gaat dan om wind-
gedomineerde locaties, die volgens paragraaf 4.5.1 zich in de IJsselmonding bevinden: falen
treedt daar (vrijwel zeker) op door een extreme storm in combinatie met relatief lage afvoeren
en meerpeilen. Fysisch gezien wordt een windgedomineerde locatie gekarakteriseerd door het
feit dat de belasting H gevoelig is voor verandering in de wind (verandering in de wind doet H
duidelijk veranderen) maar veel minder gevoelig is voor veranderingen in de afvoer en het
meerpeil.

De uitleg uit paragraaf 6.2 maakt duidelijk dat faalgebeurtenissen dan met grote kans slechts
n blokduur duren, waardoor het gedetailleerde tijdsverloop van de trage stochasten afvoer en
meerpeil irrelevant wordt. Van deze stochasten doen dan alleen de momentane verdelingen er
toe. Formule (6.4) suggereert dat de overschrijdingsfrequentie F(h) dan wordt gegeven, omdat
kan worden gekozen m
g
= , q
g
= , door
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 139
( )
0 0
( ) ( , ) | , , voor windgedomineerde locaties
q m
F h N dq dmg q m P H h q m

= >

(13.39)
waarbij N = 360 het aantal blokduren in het winterhalfjaar geeft. Nu wordt gedemonstreerd dat
deze formule inderdaad volgt uit de hiervoor gegeven uitsplitsingsformules, door daarin een
voor windgedomineerde locaties geldende benadering toe te passen.

Beschouw eerst G
B
(H>h|k,s) uit (13.3). Hierin komt de kans P(H>h|(t,k),(t,s)) voor. De
aanname van windgedomineerd zijn, betekent dat deze kans voor iedere t, k en s erg klein is:
er is immers een extreme storm nodig voor falen, en de kans daarop is zeer klein. Door gebruik
te maken van de benaderingen ln(1+x) x en 1-exp(-y) y, geldig voor kleine x en y, kan voor
(13.3) worden geschreven, met behulp van (13.20),

| |
| |
i
0
0
1
( | , ) 1 exp | ( , ), ( , )
1
| ( , ), ( , )
( | , )
B
B
B
B
G H h k s dt P H h t k t s
b
dt P H h t k t s
b
G H h k s




> >
`

)
>
= >

(13.40)
Definitie (13.21) laat dan zien
( , ) 1, voor windgedomineerde locaties J k s (13.41)
Uit (13.34), (12.6) en (12.7) volgt dan
( , ) ( , )
B
v q m g q m
b
(13.42)
zodat (13.30), (13.31) en (13.36) volgt

( )
0 0 0
16 1
0 0 0
1 0
16 1
1 0
( ) 6 [ , ],[ , ],[ , ], ,
6
( , ) ( , , | , ) ( , , , , )
r
G
r
q m u
F h A q m u r
B
dq dm du g q m g u r q m q m u r
b


= =

= =
=


(13.43)
De factor 6B/b = 6*720/12 = 360 geeft het aantal 12-uursblokken in het winterhalfjaar,
hiervoor aangeduid als N. Vanwege (13.27) en de definitie van de karakteristieke functie
G

gegeven onder (13.35), volgt dan dat (13.43) inderdaad gelijk is aan (13.39), waarbij de
benadering geldig is voor windgedomineerde locaties.

Merk nog op dat uit (13.39) volgt
( ) ( ), voor windgedomineerde locaties F h N P H h = > (13.44)
Hier staat dat voor dergelijke locaties de overschrijdingsfrequentie F(h) kan worden berekend
door eerst de faalkans voor de blokduur te berekenen, waarin de momentane verdeling van
(Q,M) een rol speelt, en vervolgens deze faalkans te vermenigvuldigen met het aantal
blokduren in het winterhalfjaar. Dit resultaat maakt nog eens extra duidelijk dat voor
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
140 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
windgedomineerde locaties het gedetailleerde tijdsverloop van afvoeren en meerpeilen geen rol
speelt.
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 141
14 Illustratiepunten Hydra-VIJ

Dit hoofdstuk gaat over de berekeningswijze van de illustratiepunten (IPs). Concrete
voorbeelden van IPs zijn, voor waterstanden en kruinhoogtes, gegeven in paragraaf 4.3.3 en
4.4.4. Ter herinnering: per combinatie (r,) van richting en keringtoestand, geeft het IP de
waarde van de afvoer q, het meerpeil m en de windsnelheid u die het meest waarschijnlijk zijn
temidden van alle situaties waarvoor juist falen optreedt. Op basis van de gevonden
combinatie (q,m,u) worden dan aanvullende grootheden berekend, de lokale waterstand en
eventueel golfgegevens, die gemakshalve ook tot het IP worden gerekend.

Voordat de formules voor de berekening van de IPs kunnen worden gegeven, moet eerst het
begrip isovlak worden uitgelegd, en moet worden aangegeven welke kansdichtheid in de
berekening wordt gebruikt. Deze grootheden zijn onderwerp van de volgende paragraaf. Daarna
volgen de formules voor de berekening van de IPs.

14.1 Isovlakken en keuze kansdichtheid
Het faalgebied is in (13.35) omschreven als de verzameling van alle punten (q,m,u,r,)
waarvoor de belasting niveau h overschrijdt. In de context van een IP wordt steeds een vaste
combinatie (r,) beschouwd: het faalgebied voor die combinatie dat overigens ook uit de lege
verzameling kan bestaan bestaat dan uit alle punten (q,m,u) waarvoor bij gegeven (r,) de
belasting niveau h overschrijdt. De grens van het faalgebied wordt gevormd door de punten
(q,m,u) waarvoor de belasting precies gelijk is aan niveau h. Deze grens wordt aangeduid als
het isovlak van niveau h, zie Figuur 14-1. Het bestaat uit de punten waarvoor juist falen
optreedt.


q
m
(q,m,u)
Q
M
U
niveau h


Figuur 14-1: Isovlak van niveau h bij gegeven combinatie (r,). Het faalgebied bestaat uit de punten die
bven het isovlak liggen.
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
142 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
De voor de hand liggende definitie van het IP, corresponderend met de berekening van F(h), is
te stellen dat het dt punt (q,m,u) op het isovlak is waarvoor de kans op falen bij gegeven (r,)
maximaal is. Een probleem hierbij is dat F(h) in Hydra-VIJ niet simpelweg berekend wordt door
een kansdichtheid te integreren over het faalgebied. F(h) wordt immers berekend met de
formules (12.12) t/m (12.15), waarin rekening gehouden wordt met de verschillende tijdschalen
waarop stochasten variren (afvoer en meerpeil variren traag ten opzichte van de wind). Dat
verschil in tijdschaal verhindert dat F(h) als integraal van een kansdichtheid over een faalgebied
kan worden berekend.

In Hydra-VIJ is de pragmatische keuze gemaakt om de momentane kansdichtheid g(q,m,u,r,)
uit (12.4) te gebruiken als uitgangspunt om het IP te bepalen. Daarbij is wel het faalgebied
eerst getransformeerd met de zogenaamde Rosenblatt-transformatie. Alvorens deze uitleg te
geven, wordt eerst om didactische redenen de definitie van het IP zonder deze transformatie
gegeven.

14.2 Definitie illustratiepunt
14.2.1 Illustratiepunt exclusief transformatie
De procedure om, exclusief transformatie, het IP bij gegeven combinatie (r,) te bepalen,
behorend bij de berekening van F(h), is als volgt:

1. Bepaal het isovlak bestaande uit de punten (q,m,u) waarvoor H(q,m,u,r,()) = h.

2. Zoek het punt (q,m,u) = (q
IP
, m
IP
, u
IP
) waarvoor g(q,m,u|r,) op dit isovlak zijn maximum
aanneemt.

De kansdichtheid uit punt 2 heeft de vorm

( , , , , )
( , , | , )
( , )
g q m u r
g q m u r
g r

= (14.1)
waarin g(q,m,u,r,) volgt uit (12.4) en g(r,) volgt door het uitintegreren van (q,m,u) in
g(q,m,u,r,).

14.2.2 Illustratiepunt inclusief Rosenblatt-transformatie
Bovenstaande manier om IPs te bepalen wordt zoals gezegd niet gebruikt in Hydra-VIJ. In
plaats daarvan wordt de kansdichtheid genomen die ontstaat door (14.1) te onderwerpen aan
de Rosenblatt-transformatie. In deze transformatie worden q, m en u getransformeerd naar
onafhankelijke, standaardnormale verdelingen. Een voordeel van het dan gevonden illu-
stratiepunt ingeval de kansdichtheid g(q,m,u,|r,) onregelmatigheden of knikken vertoont, is
dat het veel robuuster is dan het illustratiepunt exclusief transformatie. Zulke onregelmatig-
heden kunnen het gevolg zijn van op niet geheel nette wijze afgeleide kansverdelingen.
Daarnaast geeft het illustratiepunt inclusief transformatie een meer natuurlijk zwaartepunt van
de kansverdeling op het isovlak.

Een en ander wordt toegelicht voor een sterk versimpelde situatie, namelijk voor een
kansdichtheid van slechts n variabele, zonder daarbij isovlakken te betrekken. Figuur 14-2
toont een kansdichtheid met een scherpe piek. Omdat ter plaatse van deze piek het maximum
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 143
optreedt, wordt het illustratiepunt exclusief transformatie dan gegeven door punt X. Na
transformatie naar een standaardnormale verdeling komt het maximum van de
getransformeerde kansdichtheid bij de waarde 0 te liggen, die na terugtransformeren bij de
mediaan van de oorspronkelijke kansdichtheid komt te liggen. Bij het toepassen van de normale
transformatie komt in dit voorbeeld het illustratiepunt dus bij de mediaan te liggen in plaats van
bij X, wat (gevoelsmatig) een meer natuurlijke waarde vormt dan de piek die ondanks zijn
hoogte weinig kansinhoud heeft. Het voorbeeld is nogal simpel, omdat naast het beschouwen
van maar n variabele ook geen isovlak wordt beschouwd, maar het idee bij het beschouwen
van de getransformeerde g(q,m,u|r,) op een isovlak blijft hetzelfde.

X
mediaan

Figuur 14-2 Toelichting van het nut van de Rosenblatt-transformatie om het illustratiepunt te bepalen.
De Rosenblatt-transformatie, zoals in Hydra-VIJ toegepast, heeft de volgende vorm

( )
( )
( )
1
1
1
( , , ) ( | , )
( , , , ) ( | , , )
( , , , , ) ( | , , , )
x x q r P Q q r
y y q m r P M m q r
z z q m u r P U u q m r


= = <
= = <
= = <
(14.2)
Hierin is
-1
de inverse van de cumulatieve standaardnormale verdelingsfuntie . De variabelen
x, y en z blijken nu onafhankelijke, standaardnormaal verdeelde variabelen te zijn. Onder de
transformatie wordt het isovlak meegetransformeerd, wat een (gekromd) oppervlak oplevert in
de (x,y,z)-ruimte. Voor de duidelijkheid: de onderschrijdingskansen in het rechterlid van (14.2)
worden bepaald door gebruik te maken van g(q,m,u,r,). Bijvoorbeeld P(Q<q|r,) wordt
verkregen door in g(q,m,u|r,) de m en u uit te integreren, en vervolgens de afvoeren te
integreren van - tot q.

Het IP bij gegeven combinatie (r,), behorend bij de berekening van F(h), kan nu worden
bepaald met de volgende stappen:

1. Bepaal het isovlak bestaande uit de punten (q,m,u) waarvoor H(q,m,u,r,()) = h.

2. Transformeer de variabelen q, m en u naar onafhankelijke standaardnormale variabelen x, y
en z volgens (14.2). Onder deze transformatie gaat het isovlak van niveau h in de (q,m,u)-
ruimte over in een getransformeerd isovlak in de (x,y,z)-ruimte.

3. Zoek op het getransformeerde isovlak het punt (x
IP
, y
IP
, z
IP
) met de kleinste afstand tot de
oorsprong; dat is namelijk het punt waarvoor de getransformeerde kansdichtheid zijn
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
144 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
maximum aanneemt.

4. Transformeer het punt (x
IP
, y
IP
, z
IP
) met de inverse van de Rosenblatt-transformatie terug
naar het punt (q
IP
, m
IP
, u
IP
) dat ligt op het oorspronkelijke isovlak, welk punt dan het
gezochte illustratiepunt vormt.

Berekeningstechnisch blijkt overigens dat stap 4, de terugtransformatie, niet gemplementeerd
hoeft te worden om het IP te bepalen, zie de systeemdocumentatie [Duits, 2008c], maar
wiskundig verloopt de berekening volgens de stappen 1 t/m 4.












Deel 3




juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 147
15 Inleiding model Hydra-B

Dit deel van het rapport (hoofdstuk 15 t/m 20) behandelt het model Hydra-B, waarbij het
voorliggende hoofdstuk een context geeft voor de daaropvolgende hoofdstukken 16 t/m 20.
Hieronder komen aan de orde: een beschrijving van het gebied en van de modelstochasten, de
voor dit rapport belangrijkste onderdelen uit het model, een gebiedsindeling van waar welke
stochasten belangrijk zijn en tot besluit een schema van de opzet van het
model/computerprogramma.

15.1 Benedenrivierengebied
Het benedenrivierengebied bestaat uit (delen van) de dijkringgebieden 14 t/m 25, 34, 34a en
35 (zie dijkringenkaart Figuur 2-1). In dit rapport wordt voor het probabilistisch model
Hydra-B uitgegaan van de modelversie en gegevens voor de HR2006. In dat geval is het
model toepasbaar benedenstrooms van (en inclusief) km 967 op de Lek, km 953 op de Boven
Merwede, km 244 op de Afgedamde Maas en km 227 op de Maas (Figuur 15-1). Voor de
locaties Maas km 227 t/m Bergsche Maas km 246 wordt in Hydra-B de statistiek van de Maas te
Lith gebruikt, omdat deze locaties vooral onder invloed van de Maas staan en minder van de
Rijn (hoe precies de Rijnafvoer voor deze locaties in het model verwerkt wordt, zal later
duidelijk worden). De betreffende locaties worden Maasdominant genoemd. Voor de overige
locaties in het benedenrivierengebied, waarvoor de Rijnafvoer belangrijker is dan de
Maasafvoer, de zogenaamde Rijndominante locaties, wordt de statistiek van de Rijn te Lobith
gebruikt.

In het gebied bevinden zich twee keringen die in Hydra-B zijn opgenomen, waarbij rekening
wordt gehouden met hun beheer en faalkans: de Maeslantkering in de Nieuwe Waterweg (nabij
km 1026) en de Hartelkering in het Hartelkanaal (nabij km 1). Overigens zijn in de
benedenrivieren meer keringen/kunstwerken aanwezig, zoals de Haringvlietsluizen, de
stormstuw in de Hollandsche IJssel en de keersluis in het Heusdensch Kanaal. Deze zijn niet
expliciet in de Hydra-B formules opgenomen: hun beheer is deterministisch gemodelleerd
(zonder faalkans) in de Sobek-berekeningen die ten behoeve van Hydra-B zijn gemaakt.
23

Tabel 15-1 geeft enkele gegevens over de dijkringen uit het gebied.

Hydra-B heeft twee soorten locaties, waarvan de gegevens zijn opgenomen in meerdere
databases:

Aslocaties, gelegen om de kilometer in de as van de rivier, weergegeven in Figuur 15-1.
Oeverlocaties, gelegen aan de oever, waarvoor defaultwaarden voor strijklengtes en
bodemhoogtes beschikbaar zijn (zie ter verduidelijking ook Figuur 4-1 en Figuur 4-2).

De aslocaties zijn de locaties waarvoor de toetspeilen uit de Hydraulische Randvoorwaarden
worden berekend. Voor de oeverlocaties kunnen, met faalmechanisme golfoverslag, benodigde
kruinhoogtes worden bepaald.

23
Er bestaat een versie van het programma, Hydra-BS, waarin deze keringen/kunstwerken wel (met faalkans) zijn
opgenomen, waarbij ook de mogelijkheid is ingebouwd het Volkerak-Zoommeer in te zetten tijdens hoogwatersituaties
en de Maeslantkering als extra faalwijze niet openen heeft [Geerse, 2007c; Duits, 2008e]. Vanwege ontbrekende
invoer voor de waterstanden, is deze versie nog niet operationeel. Hydra-BS bevat wel minder opties voor de uitvoer; zo
ontbreken illustratiepunten en uitsplitsingen.
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
148 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER




Figuur 15-1: Aslocaties in de benedenrivieren: de locaties westelijk van de stippellijn.

dijkringgebied normfrequentie naam buitenwater
14 1/10000 Zuid-Holland Nieuwe Waterweg, Nieuwe Maas
15 1/2000 Lopiker- en Nieuwe Maas, Lek
Krimpenerwaard
16 1/2000 Alblasserwaard en de Lek, Boven- en Beneden
Vijfheerenlanden Merwede, Noord
17 1/4000 IJsselmonde Nieuwe Maas, Noord, Oude
Maas
18 1/10000 Pernis Nieuwe Maas
19 1/10000 Rozenburg Nieuwe Waterweg,
Calandkanaal
20 1/4000 Voorne-Putten Hartelkanaal, Oude Maas,
Spui, Haringvliet
21 1/2000 Hoekse Waard Oude Maas, Dordtsche Kil, Hollandsch
Diep, Spui, Haringvliet
22 1/2000 Eiland van Dordrecht Oude Maas, Dordtsche Kil, Wantij
Hollandsch Diep, Nieuwe Merwede
23 1/2000 Biesbosch Nieuwe Merwede, Biesbosch
24 1/2000 Land van Altena Boven Merwede, Maas, Bergsche
Maas, Steurgat, Biesbosch
25 1/4000 Goeree-Overflakkee Haringvliet
34 1/2000 West-Brabant Bergsche Maas, Amer,
Hollandsch Diep
34a 1/2000 Geertruidenberg Bergsche Maas, Amer
35 1/2000 Donge Bergsche Maas

Tabel 15-1: De dijkringen uit de benedenrivieren met hun normfrequenties (in keren per jaar).
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 149

15.2 Stochasten Hydra-B
In het probabilistisch model Hydra-B [Geerse, 2003b; Slomp et al, 2005; Duits, 2004b; Duits,
2006a] zijn de volgende stochasten opgenomen, die verderop in dit rapport nader worden
omschreven:

Rivierafvoer Q. Dat is ofwel de Rijnafvoer te Lobith voor een Rijndominante locatie, ofwel de
Maasafvoer te Lith voor een Maasdominante locatie. N.B.: In Hydra-B worden niet beide
afvoeren tegelijk als (gecorreleerde) stochasten meegenomen.
Zeewaterstand M te Maasmond.
Windsnelheid U (statistiek van Schiphol).
Windrichting R (statistiek van Schiphol). Beschouwd worden de richtingen NNO, NO,..., N,
die genummerd worden als r = 1, 2,..., 16.
Beheertoestand van de Maeslant- en Hartelkering (beide keringen blijven open of beide
sluiten op de juiste wijze).

De zeewaterstand is in Hydra-B gecorreleerd met de windsnelheid en de windrichting. De afvoer
wordt statistisch onafhankelijk beschouwd van de zeewaterstand, de windsnelheid en de
windrichting.

Uitkomsten van de stochasten worden, net als in Deel 2, met de overeenkomstige kleine
letters aangeduid. Bijvoorbeeld een Rijnafvoer van 2400 m
3
/s, die uitkomst is van de stochast
Q, wordt aangeduid als q = 2400 m
3
/s.

In Hydra-B wordt zogenaamd afhankelijk falen van de keringen aangenomen. De aanname is
dan, tijdens een storm, dat fwel beide keringen op de juiste manier sluiten, fwel dat beide
keringen geopend blijven. Berekeningstechnisch houdt dat in dat beide keringen als n
keringscombinatie gezien kunnen worden. Deze combinatie wordt aangeduid als de
Europoortkering. Een juiste sluitingsprocedure van de Europoortkering, waarbij de kering dicht
gaat, wordt aangeduid als =
D
, terwijl een kering die open blijft of faalt wordt aangeduid als
=
O
. Terzijde: in Hydra-VIJ is in paragraaf 12.1 onderscheid gemaakt tussen de variabelen
en . Dat onderscheid is hier niet nodig, zie voor uitleg paragraaf 16.1.4.

15.3 Hoofddoel Hydra-B
Het computerprogramma Hydra-B kent diverse typen berekeningen. De scope van het
voorliggende rapport wordt omwille van het overzicht enigszins beperkt gehouden. Net als in
Deel 2 over Hydra-VIJ zullen, hoofdzakelijk voor een dijkvak en dus niet voor een dijkring, deze
faalmechanismes worden behandeld:
Overloop.
Golfoverslag (bij door gebruiker opgegeven toegestaan overslagdebiet).

Elk van deze twee faalmechanismes levert, bij gegeven waarden (q,m,u,r,), een hydraulisch
belastingniveau ter plaatse van het dijkvak. Voor overloop is dat niveau simpelweg gelijk aan de
lokale waterstand aan de dijkteen en voor golfoverslag gelijk aan de lokale waterstand
vermeerderd met de golfoverslaghoogte.

Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
150 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
De basisformule uit Hydra-B, die in dit rapport centraal staat, heeft betrekking op een dijkvak
en bestaat er uit de overschrijdingsfrequentie F(h) te berekenen, in keren per jaar, van een
gegeven hydraulisch belastingniveau h, corresponderend met n van de twee genoemde
faalmechanismes. Een gebruiker van het computerprogramma Hydra-B moet overigens een
gewenste overschrijdingsfrequentie 1/T opgeven, waarbij T de gewenste terugkeertijd voor de
betreffende locatie is. Intern in het programma worden voor een reeks van niveaus h
1
, h
2
,..., h
n

de overschrijdingsfrequenties F(h
1
), F(h
2
),..., F(h
n
) berekend, waarna door interpolatie het
niveau h wordt gezocht waarvoor geldt F(h) = 1/T. Het niveau h wordt dan in de uitvoer van
Hydra-B vermeld. Voor faalmechanisme overloop is h de waterstand bij terugkeertijd T en voor
faalmechanisme golfoverslag, afgezien van toeslagen voor zetting, klink en dergelijke, de
benodigde kruinhoogte bij deze terugkeertijd. Deze benodigde kruinhoogte wordt gebruikt in de
hoogtetoets voor de dijk.

Bij de berekening van niveau h geeft Hydra-B optioneel aanvullende uitvoer: dat zijn de
illustratiepunten en uitsplitsingen die in hoofdstuk 4 van dit rapport al zijn uitgelegd voor
Hydra-VIJ. Relevant is wel dat in Hydra-B, tenminste in de huidige versie, minder uitsplitsingen
mogelijk zijn dan in Hydra-VIJ: alleen die naar afvoeren, windrichtingen en keringtoestanden,
terwijl die naar windsnelheid en zeewaterstand ontbreken.

Samenvattend worden in dit rapport voor Hydra-B, op dijkvakniveau, de volgende zaken
gedetailleerd behandeld:

De berekening van de overschrijdingsfrequentie F(h), in keren per jaar, van hydraulisch
belastingniveau h, voor de faalmechanismes overloop en golfoverslag.
De berekening van de illustratiepunten behorende bij de berekening van de
overschrijdingsfrequentie F(h).
De berekening van de uitsplitsingen behorende bij de berekening van de
overschrijdingsfrequentie F(h).

Behalve de formules voor een dijkvak worden ook die voor de berekening van de overschrij-
dingsfrequentie van een dijkring gegeven. De laatste formules zijn sterk verwant aan die voor
een dijkvak, zodat de ringberekening slechts kort behandeld wordt. Tenzij anders vermeld,
heeft de berekening van F(h) betrekking op een dijkvak en niet op een dijkring.

15.4 Gebiedsindeling
Het gebied kan wat bedreigingen door afvoeren, stormvloeden en wind betreft ruwweg in drie
deelgebieden worden ingedeeld: het zeegebied Z waar de invloed van zee groot is, het
overgangsgebied O waar zowel de rivier- als de zee-invloed groot is en het rivierengebied R
waar de invloed van de rivieren groot is (Figuur 15-2). We benadrukken dat de grenzen uit de
figuur alleen een didactisch doel hebben: in werkelijkheid is geen sprake van abrupte
overgangen. De grenzen zijn bepaald op basis van zekere criteria, beschreven in de bijdrage
van Lodder in [Slomp et al, 2004].

juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 151

Figuur 15-2: Het benedenrivierengebied, onderverdeeld in het zeegebied Z, het overgangsgebied O en het
rivierengebied R. (De rode vlaggen tonen de grenzen van het Sobek-model uit paragraaf
16.1.)
Globaal kan de volgende karakterisatie van de gebieden worden gegeven:

Zeegebied. De waterstanden worden hier voornamelijk bepaald door stormvloeden die,
mede door falende keringen, vanuit zee het gebied binnenkomen. Deze stormvloeden gaan
samen met veel wind, waardoor ook locaal opgewekte windgolven bedreigend zijn. Aan de
buitenzijde van de keringen zijn seiches (opgewekt bij gesloten keringen) en
deiningsgolfdoordringing vanuit zee voor de dijken van belang.

Overgangsgebied. Hier worden de waterstanden bepaald door combinaties van hoge
afvoeren en hoge zeewaterstanden. Tot dit gebied behoren ook het Haringvliet en
Hollandsch Diep. De stormvloeden gaan samen met veel wind, waardoor windgolven hier
bedreigend zijn, vooral op het Haringvliet en Hollandsch Diep, waar lange strijklengtes en
diep water voorkomen.

Rivierengebied. Hoofdzakelijk extreme afvoeren bepalen hier de waterstanden. Omdat
stormvloeden geen rol spelen, komen geen verhoogde windsnelheden voor. Windgolven zijn
wel van belang voor de dijken, maar door de relatief korte strijklengtes en lagere
windsnelheden minder dan in het overgangs- en zeegebied.

15.5 Opzet model aan de hand van een schema
Deze paragraaf behandelt een schema waarin de samenhang tussen de onderdelen van het
probabilistisch model/computerprogramma Hydra-B duidelijk wordt. Deze onderdelen worden in
de latere hoofdstukken nader uitgelegd. Om het schema niet te ingewikkeld te maken, gaat
deze paragraaf alleen over de berekening van het hydraulisch belastingniveau voor een
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
152 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
oeverlocatie, voor faalmechanisme golfoverslag, waarbij golfgegevens afkomstig zijn uit het
golfmodel Bretschneider (niet uit Swan).

Allerlei door Rijkswaterstaat aangeleverde gegevens vormen invoer voor het model (linker
verticale balk in Figuur 15-3). De gebruiker van het model voert voor de toetsing locatie-
specifieke gegevens in (rechter verticale balk). De middelste verticale balk toont hoe de
datastroom verloopt en op welk punt in het model de probabilistische berekening plaatsvindt.
Nu volgt een bespreking van het schema.

Het blok midden-boven, getiteld FYSISCHE MODELLEN/GEGEVENS, betreft waterstands-
berekeningen en locatiegegevens als strijklengtes en bodemhoogtes. Voor in totaal 6768
randvoorwaardencombinaties (kortweg combinaties genoemd) van afvoeren Q, zeewater-
standen M, windsnelheden U, windrichtingen R en keringtoestanden zijn met SOBEK voor
allerlei locaties in het gebied waterstandsberekeningen uitgevoerd. Voor oeverlocaties bevatten
deze, als een soort nabewerking op de SOBEK-resultaten, ook dwarsopwaaiing door wind. Voor
deze locaties zijn daarnaast effectieve strijklengtes en bodemhoogtes bepaald nodig voor het
golfmodel Bretschneider die overigens nog door de gebruiker mogen worden gewijzigd (zie
hieronder).

De aldus voor de oeverlocaties bepaalde gegevens worden in een database opgeslagen (het
blok getiteld HYDRA-B DATABASE). Vanwege de omvang van deze database is die opgeknipt in
deeldatabases, welke door Rijkswaterstaat aan de gebruikers worden toegeleverd.

Het blok getiteld HYDRA-B REKENHART is het eigenlijke model Hydra-B. De gebruiker dient
voor een hoogtetoets-berekening een oeverlocatie in Hydra-B te selecteren. De defaultwaarden
voor de effectieve strijklengtes en bodemhoogtes uit de Hydra-B database moeten worden
opgevat als suggesties aan de gebruiker: ze kunnen op basis van gebiedskennis door de
gebruiker worden gewijzigd. Het programma rekent dan voor elk van de 6768 combinaties met
het golfmodel Bretschneider de bijbehorende golfgegevens uit (significante golfhoogte H
s
en
piekperiode T
p
).

De waterstanden en golven die op dit punt in het programma bekend zijn, gelden zogezegd op
open water: de golven zijn nog niet gereduceerd door een eventuele dam en/of voorland.
Indien zon dam en/of voorland aanwezig is, worden de golfgegevens met de dam- en/of
voorlandmodule getransformeerd van open water naar de teen van de dijk. De gegevens aan de
teen (golfgegevens en lokale waterstanden) vormen dan invoer voor de oploop/overslagmodule,
ook vaak dijkmodule genoemd. Elk van de 6768 combinaties levert nu een hydraulisch
belastingniveau op de dijk (afgekort HBN). In de berekening van deze HBNs wordt dus gebruik
gemaakt van door de gebruiker ingevoerde gegevens. Naast de gegevens voor de dam en het
voorland zijn dat de dijknormaal, de taludhellingen en -ruwheden en (alleen voor faalmecha-
nisme golfoverslag) het toegestane overslagdebiet.

Binnen het programma zijn de HBNs voor de 6768 combinaties nu bekend. Door op de juiste
manier de kansen/frequenties op afvoer, zeewaterstand, windsnelheid, windrichting en
keringtoestand te verwerken, levert de probabilistische berekening dan de HBNs als functie van
de overschrijdingsfrequentie.

Het blok getiteld HYDRA-B UITVOER toont de belangrijkste uitvoer van Hydra-B. Daartoe
behoren de HBNs die corresponderen met de door de gebruiker gewenste overschrijdings-
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 153
frequenties. Een speciaal geval hiervan is de benodigde kruinhoogte, te weten het HBN bij de
normfrequentie. Ook levert Hydra-B zogenaamde illustratiepunten en (optioneel) uitsplitsingen.


HYDRA-B DATABASE
per oeverlocatie:
eff. strijklengtes,
eff. bodemhoogtes,
6768 waterstanden
HYDRA-B REKENHART
6768 combinaties met
waterstanden, golven
dammodule
voorlandmodule
dijkmodule
6768 HBN's
op de dijk
probabilistische
berekening
HYDRA-B UITVOER
per frequentie: HBN,
illustratiepunten,
uitsplitsingen
bepalen golven met
Bretschneider
6768
combinaties
Q, M, U, R,
instellingen,
statistische gegevens
gegevens dam,
voorland, waterkering
en overslagdebiet
H
Y
D
R
A
-
B

G
E
B
R
U
I
K
E
R
FYSISCHE MODELLEN/
GEGEVENS
bepalen waterstanden met
SOBEK + nabewerking
dwarsopwaaiing
per oeverloc. bepalen van:
eff. strijklengtes,
eff. bodemhoogtes
benodigde kruinhoogte =
HBN bij normfrequentie
selectie locatie +
optioneel aanpassen:
eff. strijklengtes,
eff. bodemhoogtes
R
I
J
K
S
W
A
T
E
R
S
T
A
A
T
per oeverlocatie:
6768 waterstanden
SOBEK-instellingen
gebiedsgegevens
gebiedsgegevens
gewenste
frequenties


Figuur 15-3: Schema opbouw Hydra-B voor een dijkvakberekening op een oeverlocatie, voor
faalmechanisme overslag. Notatie: afvoer Q, zeewaterstand M, windsnelheid U, windrichting
R en keringtoestand ; HBN = hydraulisch belastingniveau.
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 155
16 Hydraulische belastingniveaus Hydra-B

Dit hoofdstuk behandelt enkele onderdelen uit het schema in Figuur 15-3: het blok FYSISCHE
MODELLEN/GEGEVENS, het blok Hydra-B database en van het grijze blok HYDRA-B
REKENHART de onderdelen t/m 6768 HBNs op de dijk. Het betreft louter dingen die met
fysische berekeningen te maken hebben, zonder dat kansen/frequenties daarin een rol spelen.

16.1 Sobekberekeningen
Ten behoeve van de Hydra-B database is met Sobek een groot aantal combinaties van afvoeren,
zeewaterstanden, windsnelheden en windrichtingen doorgerekend, zowel voor open als dichte
Europoortkering. Voor de HR2006 zijn de Sobekberekeningen overgenomen van de HR2001. De
berekeningen zijn in detail beschreven in de [De Deugd, 2002]. De voorliggende paragraaf
beschrijft alleen de gebruikte randvoorwaarden uit de Sobekberekeningen, omdat die belangrijk
zijn voor een goed begrip van de Hydra-B formules.

Het uiteindelijke resultaat van een Sobekberekening is de maximale waterstand op de Sobek
rekenlocaties (gelegen op de Sobektakken). Deze locaties verschillen van de oeverlocaties, en
meestal ook van de gewenste aslocaties om de kilometer. Een vertaalslag is dus nodig. De
doorgerekende combinaties (Tabel 16-1), worden in de volgende paragrafen besproken, waarbij
ook de vertaling van de rekenlocaties naar de as- en oeverlocaties aan de orde komt.

Aantal
zeewaterstand m+NAP 1.11 2.00 3.00 4.00 5.00 6.00 6
windrichting ZW WZW W WNW NW NNW N 7
windsnelheid m/s 0 10 20 30 42 1 + 4
tbv Rijn als stochast:
Rijnafvoer m3/s 600 2000 4000 6000 8000 10000 13000 16000 18000 9
50%-Maasafvoer m3/s 55 217 687 1156 1626 2095 2800 3504 3974
tbv Maas als stochast:
Maasafvoer m3/s 10 327 855 1382 1909 2437 3228 3700 4546 9
50%-Rijnafvoer m3/s 600 2000 4000 6000 8000 10000 13000 14790 18000
keringsituatie open dicht 2
Totaal aantal sommen westelijke sector: 6 * (1 + 4*7) * (9 + 9) * 2 = 6264
zeewaterstand m+NAP 1.3 (springtij) 1
windrichting NNO NO ONO O OZO ZO ZZO Z ZZW 9
windsnelheid m/s 0 10 20 30 1 + 3
tbv Rijn als stochast:
Rijnafvoer m3/s 600 2000 4000 6000 8000 10000 13000 16000 18000 9
50%-Maasafvoer m3/s 55 217 687 1156 1626 2095 2800 3504 3974
tbv Maas als stochast:
Maasafvoer m3/s 10 327 855 1382 1909 2437 3228 3700 4546 9
50%-Rijnafvoer m3/s 600 2000 4000 6000 8000 10000 13000 14790 18000
keringsituatie open 1
Totaal aantal sommen oostelijke sector: 1 * (1 + 3*9) * (9 + 9) * 1 = 504
Totaal aantal sommen westelijke + oostelijke sector = 6768
Stochast Gekozen waarden
Westelijke sector
Oostelijke sector

Tabel 16-1: Combinaties die met Sobek zijn doorgerekend.
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
156 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
16.1.1 Zeewaterstanden
Het Sobekmodel heeft aan de westzijde drie zeeranden: n aan de noordrand ter plaatse van
de mond van de Nieuwe Waterweg (locatie Maasmond) en twee aan de zuidrand aan de
buitenzijde van de Haringvlietsluizen. Deze locaties zijn weergegeven door de linker drie
vlaggetjes in Figuur 15-2.

Voor de zeven westelijke richtingen ZW, WZW,..., N worden op het getijverloop stormvloeden
gesuperponeerd. Een stormvloed heeft een trapeziumvormig tijdsverloop, weergegeven in
Figuur 16-1. Het trapezium wordt geparametriseerd door drie parameters: de maximale
stormopzethoogte h
s
, stormopzetduur t
s
en de fase F
s
tussen astronomisch hoogwater en
maximale stormopzet. De uiteindelijke waterstandsverlopen op de zeeranden ontstaan door de
stormopzet op te tellen bij de getijreeksen van de noord- en zuidranden, zie Figuur 16-2. Voor
de noordrand wordt het gemiddeld getij te Maasmond gebruikt en voor beide zuidranden het
gemiddeld getij bij locatie HA10-paal (gelegen bij het vlaggetje Zuidgeul in Figuur 15-2).


Tijd (uren)
h
s
(m)
0.5 t
s
- 2 0.5 t
s
- 2 2 2
0.10 (m)

Figuur 16-1: Schematisering van de stormopzet (rechte opzet), geparametriseerd door de parameters h
s

en t
s
.
Stormvloed
T ijd
W
a
t
e
r
h
o
o
g
t
e
Bas is r eeks Stor mopz etv er loop Stor mv loedv er loop
F
s

Figuur 16-2: Schematisering stormvloedverloop. De basisreeks, dat wil zeggen het getijverloop, is
afhankelijk van de beschouwde zeerand (die te Maasmond of bij locatie HA10-Paal).
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 157
De parameters voor de stormopzetduur en de fase hebben vaste waarden: t
s
= 29 uur en
F
s
= 4.5 uur (midden van trapezium 4.5 uur later dan astronomisch hoogwater). Mogelijk wordt
in de toekomst een langere stormopzetduur gebruikt, zie voor commentaar desgewenst Bijlage
2 van [Geerse, 2003b]. De parameter h
s
wordt in een Sobekberekening gekozen op zon manier
dat deze de beschouwde zeewaterstand m uit de berekening oplevert: h
s
wordt zo gekozen dat
het maximum uit Figuur 16-2 gelijk is aan de waarde m.

Voor de 9 oostelijke richtingen NNO, NO,..., WZW worden geen stormvloeden beschouwd,
omdat voor deze richtingen nauwelijks verhoogde zeewaterstanden kunnen ontstaan. Voor deze
richtingen wordt de zeerand gevormd door de springtijreeks (met hoogwaterstand 1.3 m+NAP).
In Hydra-B is 0.05 m zeespiegelstijging verwerkt ten opzichte van het zichtjaar 1985
waarvoor de statistiek van de zeewaterstand beschikbaar is.

16.1.2 Windsnelheid en windrichting
De wind wordt in Sobek qua snelheid en richting ruimtelijk uniform aangenomen. In Sobek vindt
geen omrekening plaats van potentile naar open-water wind (vergelijk de open water
transformatie uit paragraaf 5.2.3). Wel wordt de wind op de verschillende riviertakken
gereduceerd met bepaalde hidingfactoren. Figuur 16-3 toont het aangenomen tijdsverloop van
de wind: begin- en eindflanken van duur 12 uur, die reiken tot niveau 10 m/s, en vanaf 10 m/s
een trapezium met topduur 5 uur. De basisduur van het trapezium op niveau 10 m/s is gelijk
genomen aan stormopzetduur, oftewel aan t
s
= 29 uur. De hoogte van het windverloop is de
beschouwde windsnelheid u in de Sobekberekening. Het midden van het trapezium valt samen
met het midden van het trapezium van de stormopzet. Bij gegeven fase F
s
(zie Figuur 16-2) en
gegeven u ligt het windverloop dus volledig vast.

5 uur
10 (m/s)
Tijd (uren)
12 12 0.5

t
s
0.5 t
s
u (m/s)


Figuur 16-3: Schematisering windverloop, geparametriseerd door de parameters u en T
s
.
16.1.3 Afvoeren
Aan de oostzijde van het model bevinden zich drie afvoerranden van de bovenrivieren (zie de
vlaggetjes in Figuur 15-2): op de Lek ter plaatse van de stuw bij Hagestein, op de Waal bij Tiel
en op de Maas bij de stuw van Lith. De berekeningen zijn uitgevoerd voor diverse afvoerniveaus
van Rijn en Maas. Voor Hydra-B zijn twee typen berekeningen gemaakt: n set bestaat uit 9
Rijnafvoeren met de bijhorende mediane Maasafvoer en n set bestaat uit 9 Maasafvoeren met
de bijbehorende mediane Rijnafvoer (de afvoeren zijn weergegeven in Tabel 16-1). Ter
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
158 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
verduidelijking: bijvoorbeeld de mediane Maasafvoer bij een gegeven Rijnafvoer is de mediaan
van de Maasafvoeren die bij deze Rijnafvoer kunnen optreden. Berekeningstechnisch is er voor
gekozen de tweede set hoofdzakelijk uit dezelfde Rijnafvoeren te laten bestaan als de eerste,
maar de Maasafvoeren zijn daarbij wel zodanig dat de Rijnafvoeren steeds de mediane afvoeren
zijn bij de gegeven Maasafvoeren.

De eerste set is bedoeld om goede Hydra-B berekeningen te kunnen maken voor Rijndominante
locaties, de tweede om goede berekeningen voor Maasdominante locaties te kunnen maken.
Beide sets berekeningen zijn wel voor alle locaties gemaakt, met als reden dat de grens tussen
Rijn- en Maasdominante locaties pas vastgesteld kan worden als voor beide sets Hydra-B
berekeningen zijn gemaakt: voor de eerste set worden dan statistische gegevens voor de Rijn
gebruikt en voor de tweede statistische gegevens voor de Maas. De grens tussen Rijn- en
Maasdominant is zo gelegd dat in het geval van waterstandsberekeningen een locatie
Rijndominant wordt genoemd als de voor T = 2000 jaar berekende waterstand het hoogste is
voor een berekening op basis van de Rijnstatistiek (de keuze van de terugkeertijd blijkt
nauwelijks van invloed op de grens tussen Rijn- en Maasdominant).

Op de Maas, Bergsche Maas en Amer vinden diverse lozingen (en ontrekkingen) plaats. De
hoeveelheid van de lozingen is direct gerelateerd aan het afvoerniveau van de Maas te Lith.
Deze lozingen zijn in de Sobekberekeningen opgenomen ze komen niet expliciet voor in de
Hydra-B formules. Op de Rijntakken Lek benedenstrooms van Hagestein en Waal
benedenstrooms van Tiel, en in het benedenstroomse deel van het benedenrivierengebied, zijn
de lozingen gering en daarom verwaarloosd.

16.1.4 Europoortkering
Zoals vermeld in paragraaf 15.2 worden de Maeslant- en Hartelkering probabilistisch verwerkt in
Hydra-B. Hoe precies komt later aan de orde. Hier herhalen we nog eens dat berekenings-
technisch in Hydra-B beide keringen als n keringcombinatie kunnen worden beschouwd, de
Europoortkering genoemd, omdat wordt uitgegaan van afhankelijk falen: f beide keringen
falen, f beide functioneren op de juiste wijze. Slechts twee keringsituaties zijn dan relevant,
namelijk beide open of beide dicht (n kering open en de andere dicht wordt kans nul
toegedacht). De Sobekberekeningen worden voor de westelijke richtingen ZW t/m N gemaakt
voor beide keringtoestanden, terwijl voor de oostelijke, waarvoor stormvloeden niet geacht
worden voor te komen, wordt aangenomen dat de kering nooit sluit. Voor die richtingen wordt
daarom alleen de open toestand doorgerekend.

Voor de duidelijkheid wordt nu gewezen op een verschil in behandeling tussen de
Europoortkering en de Ramspolkering uit Hydra-VIJ. Voor de laatste kering is in paragraaf 12.1
onderscheid gemaakt tussen een correct functionerende kering in het waterbewegingsmodel
(Waqua) en het daadwerkelijk sluiten van de kering: zolang het sluitcriterium niet bereikt
wordt, is geen sprake van daadwerkelijk sluiten. Voor de Europoortkering ligt dat anders. Deze
kering wordt bediend op basis van voorspelde waterstanden (later blijkt hoe precies). Die
voorspelling kan leiden tot een onterechte sluiting, waarbij de kering sluit terwijl dat achteraf
gezien niet nodig blijkt te zijn geweest. De Sobekberekening voor de dichte toestand wordt
daarom zo gemaakt dat altijd sprake is van een sluiting. Het is daarom voor de Europoortkering
niet nodig naast de stochast een variabele in te voeren zoals in paragraaf 12.1 voor
Hydra-VIJ: voor de Europoortkering kan in de formules worden volstaan met de stochast .

juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 159
16.2 Windgolven

De windgolven in het gebied worden in het huidige Hydra-B bepaald met de formules van
Bretschneider. In principe kan Hydra-B ook rekenen met windgolven berekend met Swan, maar
op dit moment is geen Swan-model voor de benedenrivieren beschikbaar, en zijn dus ook geen
golfgegevens op basis van Swan voorhanden.

Hoe de windgolven met Bretschneider zijn bepaald is uitgelegd in paragraaf 5.2. Kort gezegd
komt het hierop neer. Invoer voor Bretschneider is de open-water windsnelheid, die via een
omrekeningstabel uit de potentile windsnelheid is verkregen. Daarnaast vereist Bretschneider,
per windrichting, effectieve strijklengtes en bodemhoogtes (in m+NAP), welke grootheden
default aanwezig zijn in de Hydra-B database (de bodemhoogtes zijn nodig om bij iedere
waterstand de waterdiepte te kunnen bepalen).

De effectieve strijklengtes en bodemhoogtes zijn op een standaardmanier bepaald, van bandijk
tot bandijk. Ze moeten worden opgevat als handreiking aan de gebruiker, die op grond van
gebiedskennis hun waarden mag aanpassen. In het computerprogramma Hydra-B worden
intern, op basis van de (eventueel gewijzigde) strijklengtes en bodemhoogtes de golfgegevens
uitgerekend. Nadat dat is gebeurd, zijn voor 6768 combinaties (q,m,u,r,) de significante
golfhoogte H
s
en de piekperiode T
p
bekend. Deze gelden op open water, dat wil zeggen op
enige afstand vr de dijk. Als een dam- en/of voorlandmodule aanwezig is, worden de
golfgegevens vervolgens getransformeerd naar de dijkteen, zoals beschreven in paragraaf 5.3.

16.3 Hydraulisch belastingniveau
Iedere Sobekberekening geeft een tijdreeks van waterstanden op een groot aantal Sobek-
rekenlocaties. Hydra-B gebruikt echter alleen de maximale waterstand uit de reeks. Probleem is
dat de Sobek-rekenlocaties (gelegen op de Sobektakken) verschillen van de oeverlocaties, en
meestal ook van de gewenste Hydra-B locaties op de rivieras. Een vertaalslag is dus nodig. Voor
oeverlocaties wordt in deze vertaalslag ook de dwarsopwaaiing (de windopwaaiing dwars op de
Sobektak) meegenomen; het 1-dimensionale Sobek berekent namelijk alleen de globale
windopzet over het gebied, maar (uiteraard) geen verhang dwars op de Sobektakken.

Deze vertaalslag is beschreven in [De Deugd, 2002; De Goederen, 2002; De Goederen en
Lodder, 2004]. Voor een punt op de rivieras volgt de tijdreeks van waterstanden door lineaire
interpolatie uit de reeksen van omliggende rekenlocaties. Het maximum van de resulterende
reeks levert dan de maximale waterstand op het uitvoerpunt. Voor een oeverlocatie wordt de
dwarsopwaaiing berekend met een formule uit de TAW-Leidraad [TAW, 1989], waarna het
berekende verhang als het ware wordt gekanteld om de rivieras, zie voor details de genoemde
literatuur.

De besproken maximale waterstanden, eventueel inclusief dwarsopwaaiing, worden hierna
aangeduid als lokale waterstanden. Samenvattend: de Sobekberekeningen, inclusief
nabewerking voor dwarsopwaaiing, leveren voor elke Hydra-B locatie een set van 6768 lokale
waterstanden. Zon lokale waterstand is voor een locatie op de rivieras de maximale waterstand
en voor een oeverlocatie de maximale waterstand inclusief dwarsopwaaiing.

Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
160 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
Als bij de dijkteen, voor elk van de 6768 combinaties (q,m,u,r,), de waterstanden en de
golfgegevens beschikbaar zijn, kan het hydraulisch belastingniveau H = H(q,m,u,r,) op de dijk
worden uitgerekend.

Voor faalmechanisme overloop is het hydraulisch belastingniveau op een locatie simpelweg
gelijk aan de lokale waterstand. Als die wordt aangeduid als h
ws
, geldt dus:
( , , , , ) ( , , , , )
ws
H q m u r h q m u r = (16.1)
Voor faalmechanisme golfoverslag is H gelijk aan de lokale waterstand op de betreffende
locatie, vermeerderd met de golfoverslaghoogte, die afhankelijk is van het toegestane
overslagdebiet en wordt uitgerekend met PC-Overslag, zie paragraaf 5.4 voor meer uitleg. Als
de golfoverslaghoogte in de combinatie (q,m,u,r,) wordt aangeduid als h
ov
(q,m,u,r,), krijgt de
belasting de vorm
( , , , , ) ( , , , , ) ( , , , , )
ws ov
H q m u r h q m u r h q m u r = + (16.2)
In Hydra-B is het hydraulisch belastingniveau H(q,m,u,r,) niet alleen nodig voor de 6768
combinaties, maar voor willekeurige combinaties (q,m,u,r,). Voor dergelijke combinaties wordt
in Hydra-B lineair genterpoleerd op basis van de 6768 combinaties.

juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 161
17 Statistische gegevens Hydra-B

Voor Hydra-B is allerlei statistische invoer nodig, voor de Rijn- en Maasafvoer, de zeewaterstand
en de wind, die in dit hoofdstuk wordt besproken. Daarbij is het doel zo veel mogelijk inzicht te
verschaffen in de aard van de statistische gegevens, zonder op de details van de onderliggende
analyses in te gaan. Zie voor dergelijke details desgewenst de achtergrondrapporten: voor
afvoeren [Kalk et al, 2001], voor de zeewaterstanden en wind [Geerse et al, 2002]. In de rest
van dit hoofdstuk worden deze referenties niet meer genoemd, behalve als een expliciete
verwijzing erg nuttig is.

17.1 Gegevens Lobith
17.1.1 Reguliere en uitgebreide afvoerstatistiek
In de gebruikelijke Hydra-B formules uit bijvoorbeeld [Geerse, 2003; Slomp et al, 2005] worden
voor de lagere en hogere afvoeren verschillende berekeningsmethoden gebruikt. Voor
Rijndominante locaties, waarvoor de statistiek van Lobith wordt gebruikt, is de grens gelegd bij
de zogenaamde grenswaarde q
g
= 6000 m
3
/s, die ruwweg gelijk is aan de eens per jaar afvoer;
voor Maasdominante locaties, met statistiek van Lith, is die grens gelegd bij 1315 m
3
/s, die
gelijk is aan de eens per jaar afvoer. In de berekeningswijze voor de hoge afvoeren worden
overschrijdingsfrequenties van piekafvoeren en staandaardgolfvormen gebruikt, terwijl in de
berekeningswijze voor de lage afvoeren alleen momentane overschrijdingskansen van de
afvoeren worden gebruikt (zie voor uitleg van die begrippen de volgende paragraaf). Onderzoek
heeft echter duidelijk gemaakt dat lagere grenswaarden dan hier genoemd vrijwel geen invloed
hebben op de Hydra-B resultaten [Geerse, 2002ab; Vrouwenvelder et al, 2002]. In het
bijzonder kan zelfs q
g
= 0 m
3
/s worden gekozen, in welk geval alleen de berekeningswijze voor
de hogere afvoeren overblijft.

Voorwaarde daarbij is wel dat de afvoergegevens op een bepaalde manier worden uitgebreid tot
aan afvoer 0 m
3
/s: na uitbreiding dient, over het gehele bereik van afvoeren, de juiste
momentane overschrijdingskans te resulteren. Op grond van paragraaf 6.3 is die eis ook te
verwachten; daar is immers aangetoond dat voor de lagere afvoeren het precieze tijdsverloop
van de afvoer niet relevant is, maar wel de juiste momentane kans daarvan. Referenties
[Geerse, 2002ab; Vrouwenvelder et al, 2002] geven overigens een veel uitgebreidere motivatie
dan paragraaf 6.3, met gevoeligheidsonderzoeken en theoretische beschouwingen waaruit blijkt
dat lagere keuzes van de grenswaarde dan 6000 m
3
/s (Lobith) en 1315 m
3
/s (Lith) inderdaad
nagenoeg dezelfde Hydra-B resultaten geven.
24


De eerstvolgende paragraaf beschrijft de reguliere afvoerstatistiek, de daaropvolgende
paragraaf de uitgebreide versie daarvan. In het voorliggende rapport worden alleen de Hydra-B
formules met q
g
= 0 behandeld, omdat dan een eleganter en simpeler model resulteert, waarbij
alleen de berekeningswijze voor de hogere afvoeren overblijft.


24
Het computerprogramma Hydra-B kan in de geavanceerde gebruikersversie rekenen met elke grenswaarde, zodat
eenvoudig de invloed van een andere keuze daarvan kan worden onderzocht.
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
162 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
17.1.2 Reguliere afvoerstatistiek
De reguliere afvoerstatistiek, voor de HR2006 afgeleid in [Kalk et al, 2001], bestaat uit de
volgende onderdelen:

Overschrijdingsfrequentie F
whj
(k) van de piekafvoer, in keren/jaar, waarbij het subscript whj
staat voor het winterhalfjaar. Met F
whj
(k) kan eenvoudig worden berekend welke piekafvoer
hoort bij een beschouwde terugkeertijd; die laatste relatie wordt in rapporten vaak de
werklijn genoemd.

Standaardgolfvormen van de afvoer, die een representatief tijdsverloop van de afvoer
geven. Bij iedere piekwaarde k hoort n standaardgolfvorm.

Momentane overschrijdingskans P(Q>q). Dit is de kans dat een dagwaarde van de afvoer
niveau q overschrijdt, welke kans ook genterpreteerd kan worden als de fractie van de tijd
dat niveau q door de afvoer wordt overschreden.

Voor Lobith is de reguliere F
whj
(k) beschikbaar vanaf terugkeertijd T = 1 jaar:

3
3
3
( ) exp ,
1620.7, 5893.3 als 5893.3 7016.7 m /s (1 T 2)
1517 78, 5964 63 als 7016.7 10850.2 m /s (2 T 25)
1316 43, 6612 61 als 10850.2 m /s ( 25)
whj
k b
F k
a
a b k
a . b . k
a . b . k T
| |
=
|
\ .
= = > <
= = < <
= = > >
(17.1)

Golfvormen Lobith
6000
8000
10000
12000
14000
16000
18000
20000
-20 -10 0 10 20 30
tijd, dagen
a
f
v
o
e
r
,

m
3
/
s

Figuur 17-1: Reguliere standaardgolfvormen voor Lobith.
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 163
De in [Kalk et al, 2001] afgeleide golfvormen zijn beschikbaar vanaf niveau 6000 m
3
/s, zie
Figuur 17-1. In Hydra-B wordt om aan tussenliggende golfvormen te komen genterpoleerd
tussen deze golven. De momentane overschrijdingskans P(Q>q) kan voor afvoeren groter dan
6000 m
3
/s worden berekend met de formule

1
( ) ( ) ( , )
182*24
q
P Q q dk k L q k

> =

(17.2)
Hierin is (k) de frequentiedichtheid, die gelijk is aan (k) = dF
whj
(k)/dk, terwijl L(q,k) de
overschrijdingsduur in uren weergeeft van niveau q binnen de golf met piekafvoer k, zoals voor
trapeziumvormige golven weergegeven in Figuur 11-6. De factor 182*24 = 4368 is gelijk aan
het aantal uren in het winterhalfjaar. De afleiding van (17.2) is relatief eenvoudig en wordt hier
niet gegeven.

De formule voor P(Q>q) geeft slechts overschrijdingskansen vanaf 6000 m
3
/s. Voor de lagere
afvoeren zijn deze kansen in [Kalk et al, 2001] bepaald door het turven van data. Dit turven is
op betrouwbare wijze mogelijk tot afvoeren van orde 8000 m
3
/s, voor nog hogere afvoeren
worden de metingen te spaarzaam om nog goede resultaten te krijgen. De resultaten volgens
het turven zijn in deze referentie op pragmatische wijze iets aangepast, om een vloeiende
aansluiting te krijgen bij niveau 6000 m
3
/s op de resultaten volgens formule (17.2). De
resulterende momentane overschrijdingskans is weergegeven in Figuur 17-2. Daarin is ook de
overschrijdingsfrequentie F
whj
(k) weergegeven.

0 0.2 0.4 0.6 0.8 1 1.2 1.4 1.6 1.8 2
x 10
4
10
6
10
5
10
4
10
3
10
2
10
1
10
0
Gegevens Lobith
afvoer, m3/s
o
v
e
r
s
c
h
r
i
j
d
i
n
g
s
k
a
n
s


o
f

f
r
e
q
u
e
n
t
i
e


overschrijdingsfrequentie
mom. overschrijdingskans

Figuur 17-2: Overschrijdingsfrequentie en momentane overschrijdingskans voor Lobith.
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
164 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
17.1.3 Uitbreiding overschrijdingsfrequentie en golfvormen
In deze paragraaf worden de overschrijdingsfrequentie en de golfvormen naar onderen
uitgebreid tot aan afvoer 0 m
3
/s op zon manier dat na uitbreiding de met (17.2) berekende
P(Q>q) overeenstemt met de voorgeschreven P(Q>q) uit Figuur 17-2. Dat een dergelijke
uitbreiding van de overschrijdingsfrequentie en de golfvormen inderdaad mogelijk is, is
aangetoond in [Vrouwenvelder et al, 2002]. Daarbij is voor F
whj
(k) genomen

3
3
3
( ) exp ,
1620.7, 5893.3 als 0 7016.7 m /s (1/37.95 2)
1517 78, 5964 63 als 7016.7 10850.2 m /s (2 25)
1316 43, 6612 61 als 10850.2 m /s ( 25)
whj
k b
F k
a
a b k T
a . b . k T
a . b . k T
| |
=
|
\ .
= = < <
= = < <
= = >
(17.3)
Merk op dat deze alleen verschilt van (17.1) in de zin dat het laagste traject is doorgetrokken
tot aan afvoer 0 m
3
/s. De uitgebreide golfvormen staan in Figuur 17-3 (berekeningstechnisch is
het handig dat ook een zeer hoge afvoergolf in Hydra-B aanwezig is; vandaar dat ook een golf
met een onrealistisch hoge piekwaarde 25000 m
3
/s is toegevoegd).

De uitgebreide golfvormen zijn in [Vrouwenvelder et al, 2002] bepaald onder de aanname dat
de flanken van afvoergolven voor niveaus lager dan 6000 m
3
/s evenwijdig lopen: wanneer in de
figuur een horizontale lijn wordt getrokken op bijvoorbeeld niveau 5000 m
3
/s, zijn de
richtingscofficinten van de voorflanken allemaal aan elkaar gelijk; hetzelfde geldt voor de
richtingscofficinten van de achterflanken. Onder die aanname (evenwijdigheid van de flanken)
wordt in [Vrouwenvelder et al, 2002] gedemonstreerd dat het inderdaad mogelijk is de golven
zo uit te breiden dat de voorgeschreven momentane kans resulteert. De uitbreiding van de
golven is daarbij op iteratieve wijze numeriek bepaald.

Het blijkt ook mogelijk, nog steeds onder de aanname van evenwijdige flanken, een analytische
formule af te leiden voor de uitbreiding van de golven, zie daarvoor Bijlage C. Eigenlijk zijn de
golven uit Figuur 17-3, die in Hydra-B gebruikt worden, niet precies die uit [Vrouwenvelder et
al, 2002], maar zijn het golven die met de analytische formule zijn berekend; voor piekwaarden
lager dan 3000 m
3
/s zijn extra golven berekend, om P(Q>q) voor de lagere afvoerniveaus zeer
nauwkeurig te kunnen reproduceren.

Voor de duidelijkheid nog twee opmerkingen:

1. De lage afvoergolven met piekwaarden k < 6000 m
3
/s en het lage deel van F
whj
(k) hebben
geen fysische betekenis. Ze dienen slechts om in combinatie met elkaar de juiste
momentane overschrijdingskansen P(Q>q) op te leveren.

2. Het lage deel van F
whj
(k) en de uitbreiding van de afvoergolven zou ook anders kunnen
gebeuren, terwijl dan toch de juiste P(Q>q) zou kunnen resulteren. Anders gezegd: de
manier waarop F
whj
(k) en de golfvormen kunnen worden uitgebreid is niet uniek.

juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 165
Uitgebreide golfvormen Lobith
0
5000
10000
15000
20000
25000
-40 -30 -20 -10 0 10 20 30 40 50 60
tijd, dagen
a
f
v
o
e
r

L
o
b
i
t
h
,

m
3
/
s

Figuur 17-3: Uitgebreide golfvormen voor Lobith.
17.2 Gegevens Lith
Voor Lith zijn soortgelijke gegevens beschikbaar als voor Lobith, die op soortgelijke wijze zijn
afgeleid. De volgende paragrafen behandelen deze gegevens, maar zonder uitgebreid
commentaar.

17.2.1 Reguliere afvoerstatistiek
Voor Lith is de reguliere overschrijdingsfrequentie F
whj
(k) beschikbaar vanaf de eens per jaar
afvoer die 1315.1 m
3
/s bedraagt:

3
1315.1
( ) exp , als 1315.1 m /s ( 1)
327.7
whj
k
F k k T
| |
=
|
\ .
(17.4)
De reguliere golfvormen zijn eveneens beschikbaar vanaf de eens per jaar afvoer, zie
Figuur 17-4. Met formule (17.2) is net als voor Lobith het hogere deel van de momentane kans
P(Q>q) bepaald, terwijl het lagere deel, tot aan 1315 m
3
/s, door turven is bepaald. P(Q>q) is
uitgezet in Figuur 17-5, waarin ook de overschrijdingsfrequentie is weergegeven.


Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
166 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
Golfvormen Lith
1300
1800
2300
2800
3300
3800
4300
4800
5300
-15 -10 -5 0 5 10 15 20
tijd, dagen
a
f
v
o
e
r
,

m
3
/
s


Figuur 17-4: Reguliere standaardgolfvormen voor Lith.

0 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500 4000 4500 5000
10
6
10
5
10
4
10
3
10
2
10
1
10
0
Gegevens Lith
afvoer, m3/s
o
v
e
r
s
c
h
r
i
j
d
i
n
g
s
k
a
n
s


o
f

f
r
e
q
u
e
n
t
i
e


overschrijdingsfrequentie
mom. overschrijdingskans

Figuur 17-5: Overschrijdingsfrequentie en momentane overschrijdingskans voor Lith.
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 167
17.2.2 Uitbreiding overschrijdingsfrequentie en golfvormen
Net als voor Lobith zijn de overschrijdingsfrequentie en de golfvormen naar onderen uitgebreid
tot aan afvoer 0 m
3
/s, op zon manier dat na uitbreiding de met (17.2) berekende P(Q>q)
overeenstemt met de voorgeschreven P(Q>q) uit Figuur 17-5. Het laagste deel van F
whj
(k) uit
(17.4) is daarbij doorgetrokken tot aan afvoer 0 m
3
/s:

3
1315.1
( ) exp , als 0 m /s ( 1/ 55.32)
327.7
whj
k
F k k T
| |
=
|
\ .
(17.5)
De uitbreiding van de golfvormen, weergegeven in Figuur 17-6, is gedaan met de formules uit
Bijlage C.

Uitgebreide golfvormen Lith
0
1000
2000
3000
4000
5000
-30 -20 -10 0 10 20 30 40
tijd, dagen
a
f
v
o
e
r

L
i
t
h
,

m
3
/
s

Figuur 17-6: Uitgebreide golfvormen voor Lith.
17.3 Wind-waterstandstatistiek
Voor de westelijke richtingen ZW t/m N komt het drietal stochasten M, U en R (zeewaterstand,
windsnelheid en windrichting) gecorreleerd voor in Hydra-B. Voor de oostelijke richtingen NNO
t/m ZZW worden geen stormvloeden beschouwd, en speelt M in Hydra-B geen rol. Voor deze
richtingen komt het tweetal U en R gecorreleerd voor. In het vervolg worden deze stochasten en
hun correlatie kort behandeld, waarbij voor details wordt verwezen naar [Geerse et al, 2002].
Elk van de stochasten M, U en R heeft betrekking op een getijperiode.

De stochast M geeft de maximale waterstand gedurende een getijperiode, dus de waterstand
tijdens hoogwater. Het tijdstip van dit hoogwater kan verschillen van het tijdstip waarop het
astronomisch hoogwater valt. De stochast U heeft voor de oostelijke en westelijke richtingen
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
168 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
een verschillende interpretatie (zie voor uitleg van de potentile wind paragraaf 11.7):

Voor de oostelijke richtingen geeft U de maximale windsnelheid in een getijperiode (de
maximale uurwaarde van de potentile windsnelheid die voorkomt in de periode).
Voor de westelijke richtingen geeft U voor terugkeertijden T > 10 jaar de potentile
windsnelheid tijdens het moment van hoogwater in een getijperiode, voor T < 1 jaar geeft U
de maximale potentile windsnelheid in een getijperiode, terwijl voor 1 < T < 10 jaar
geleidelijk wordt overgegaan van het ene naar het andere bereik.

De windrichting heeft voor de westelijke en oostelijke richtingen strikt genomen ook een iets
andere interpretatie, die zonder in detail te treden echter lastig is uit te leggen. Voor de
doeleinden van het voorliggende rapport kan simpelweg gedacht worden aan een represen-
tatieve windrichting gedurende een getijperiode.

Voor de westelijke richtingen wordt in de Hydra-B formules een gezamenlijke kansdichtheid
g(m,u,r) gebruikt, gerelateerd aan een getijperiode. In de afleiding van de kansdichtheid, hier
niet besproken, zijn in [Geerse et al, 2002] gegevens voor de zeewaterstand te Hoek van
Holland gebruikt voor toestandsjaar 1985. Daarbij is een vertaling gemaakt van Hoek van
Holland naar de in Hydra-B vereiste locatie Maasmond (waterstand Maasmond ligt 0.02 m lager
dan Hoek van Holland). Ook is 0.05 m zeespiegelstijging toegepast sinds 1985. In de Hydra-B
versie uit dit rapport, geldig voor de HR2006, wordt g(m,u,r) dan representatief geacht voor
zichtjaar 2011.

Voor de oostelijke richtingen wordt een gezamenlijke kansdichtheid g(u,r) gebruikt, die ook
weer betrekking heeft op een getijperiode. In het afleiden van g(m,u,r) en g(u,r) is voor de
windsnelheid uitgegaan van gegevens voor Schiphol, vanuit de veronderstelling dat de statistiek
van de (potentile) wind boven de benedenrivieren vergelijkbaar is met de statistiek van
Schiphol.

17.4 Beheersituatie keringen en voorspelde waterstanden
Bij hoge stormvloeden worden de Maeslant- en Hartelkering, gezamelijk aangeduid als
Europoortkering (zie paragraaf 16.1.4) gesloten. Omdat het sluiten van de keringen enkele uren
vergt en de sluitbeslissing in de fase vr de stormvloed genomen moet worden, is het niet
mogelijk het al of niet sluiten te baseren op actuele waterstanden, vandaar dat met
voorspellingen wordt gewerkt. Zodra de verwachte waterstanden te Dordrecht of Rotterdam
zogenaamde sluitcriteria dreigen te overschrijden, 2.9 m+NAP voor Dordrecht en 3.0 m+NAP
voor Rotterdam, wordt het commando tot het sluiten van de Europoortkering gegeven.

In de dagelijkse praktijk wordt, om de waterstandsvoorspellingen voor Rotterdam en Dordrecht
te bepalen, gebruik gemaakt van een waterstandsvoorspelling voor Hoek van Holland. In
combinatie met de voorspelling voor Hoek van Holland, en daarnaast voorspellingen voor de
Rijn- en Maasafvoer, windsnelheid en windrichting, worden dan met een waterstandsmodel de
voorspellingen voor Rotterdam en Dordrecht bepaald. De voorspellingen voor Hoek van Holland,
Rijn- en Maasafvoer, windsnelheid en windrichting zijn behept met onzekerheden. Hydra-B
houdt rekening met een fout in de voorspelling voor Hoek van Holland (maar niet met een fout
in de voorspelde Rijn- en Maasafvoer, windsnelheid en windrichting). De fout in de waterstands-
voorspelling voor Hoek van Holland wordt gemodelleerd met een normale verdeling, waarbij
wordt aangenomen dat, gegeven de werkelijke waterstand h
HVH
, de voorspelde waterstand v
HVH

juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 169
te Hoek van Holland een normale verdeling volgt met gemiddelde h
HVH
+ , en standaard-
deviatie . Voor de HR2006 is genomen = -0.09 m (gemiddeld 0.09 m te lage voorspellingen)
en = 0.18 m.

Na het afgeven van een sluitcommando is er een kans dat de Europoortkering faalt (bedenk dat
afhankelijk falen is verondersteld: f tegelijkertijd falen de keringen f tegelijkertijd
functioneren ze op de juiste wijze). De faalkans voor de Europoortkering is in Hydra-B (versie
HR2006) gelijk aan 0.01 per sluitvraag: wanneer een sluiting is vereist, bestaat een kans van
0.01 op falen of bezwijken van de kering.
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 171
18 Probabilistische formules Hydra-B

Dit hoofdstuk geeft de basisformules uit Hydra-B voor de overschrijdingsfrequentie, voor een
dijkvak en een dijkring. Als voorbereiding daarop worden eerst de momentane kansdichtheid
g(q,m,u,r,) uit Hydra-B behandeld en, conditioneel op afvoer q, de momentane
overschrijdingskans P(H>h|q) van hydraulisch belastingsniveau h. Beide grootheden hebben
betrekking op een getijperiode.

18.1 Kansdichtheid voor getijperiode
In de Hydra-B formules is voor de oostelijke richtingen de kansdichtheid g(q,u,r) voor een
getijperiode nodig. Omdat de afvoer statistisch onafhankelijk wordt verondersteld van de
overige variabelen, kan deze worden geschreven als
( , , ) ( ) ( , ) g q u r g q g u r = (18.1)
De g(q) is gelijk aan dP(Q>q)/dq, met P(Q>q) besproken in hoofdstuk 17, waarbij q een
Rijnafvoer voorstelt voor een Rijndominante locatie en een Maasafvoer voor een Maasdominante
locatie; g(u,r) is in paragraaf 17.3 besproken.

Voor de westelijke richtingen is de kansdichtheid g(q,m,u,r,) voor een getijperiode nodig. Deze
kan worden geschreven, omdat ook nu de afvoer statistisch onafhankelijk wordt verondersteld
van de overige variabelen, als
( , , , , ) ( ) ( , , ) ( | , , , ) g q m u r g q g m u r g q m u r = (18.2)
De kansdichtheid g(m,u,r) is in paragraaf 17.3 besproken. Nu wordt uitgelegd hoe g(|q,m,u,r),
die conditioneel op q,m,u,r de kansen op keringtoestanden
O
en
D
geeft, wordt berekend.

Zoals hiervoor uitgelegd wordt een sluitcommando voor de Europoortkering gegeven zodra de
verwachte waterstanden te Dordrecht of Rotterdam de sluitcriteria overschrijden, 2.9 m+NAP
voor Dordrecht en 3.0 m+NAP voor Rotterdam. De waterstandsvoorspellingen voor Rotterdam
en Dordrecht worden bepaald door (onder meer) gebruik te maken van een waterstands-
voorspelling voor Hoek van Holland, die echter behept is met een voorspelfout. Deze fout wordt
gemodelleerd door aan te nemen dat, gegeven de werkelijke waterstand h
HVH
, de voorspelde
waterstand v
HVH
te Hoek van Holland een normale verdeling volgt met gemiddelde h
HVH
+ , en
standaarddeviatie . Zie voor de waarden van en paragraaf 17.4.

Omdat de belasting in Hydra-B niet afhangt van de waterstand te Hoek van Holland maar van
die te Maasmond, is feitelijk een waterstandsvoorspelling voor Maasmond nodig in plaats van
voor Hoek van Holland. In Hydra-B wordt echter aangenomen dat een voorspelling v voor
Maasmond zich verhoudt tot de werkelijke waterstand m te Maasmond op dezelfde manier als
v
HVH
zich verhoudt tot h
HVH
. Ook voor Maasmond wordt dus een normale verdeling gebruikt, met
dezelfde en als voor Hoek van Holland. De normale verdeling voor de voorspelling v te
Maasmond, gegeven de werkelijke waterstand m te Maasmond, wordt aangeduid met (v|m).
De expliciete formule is dan
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
172 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER

2
1 1 ( )
( | ) exp
2 2
v m
v m



+ | |
=
`
|
\ .

)
(18.3)
Om de kans op sluiten van de Europoortkering te berekenen wordt een zogenaamde
criteriumstochast E ingevoerd:

1, als , , , zodanig dat de Europoortkering gesloten moet worden
0, anders
q v u r
E

=

(18.4)
Nu wordt uitgelegd hoe P(E=1|q,m,u,r) wordt berekend, dus de kans dat een sluitcommando
voor de Europoortkering wordt gegeven, ingeval dat (q,m,u,r) optreedt. Zie als toelichting
Figuur 18-1. Deze figuur heeft betrekking op een vaste u en r, voor n van de westelijke
richtingen ZW t/m N (r = 10 t/m 16). Op de horizontale as staat de afvoer q en op de verticale
de voorspelling v voor Maasmond. In de figuur zijn drie lijnen getekend:

1. Isolijn voor Rotterdam voor niveau 3.0 m+NAP (het sluitcriterium voor Rotterdam),
uitgaande van de Sobekberekeningen voor de open Europoortkering.

2. Isolijn voor Dordrecht voor niveau 2.9 m+NAP (het sluitcriterium voor Dordrecht) ,
uitgaande van de Sobekberekeningen voor de open Europoortkering.

3. De zogenaamde sluitfunctie v
E
(q,u,r) voor de Europoortkering, die bij gegeven q het
minimum vormt van de lijnen uit punt 1 en 2.


q
v
Rotterdam 3.0 m+NAP
Dordrecht 2.9 m+NAP Dordrecht 2.9 m+NAP
v
E
(q,u,r)

Figuur 18-1: Illustratie van de sluitfunctie v
E
(q,u,r) voor de Europoortkering. De figuur geldt voor een
gegeven combinatie van u en r. De isolijnen voor Rotterdam en Dordrecht zijn bepaald op
basis van de geopende Europoortkering.
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 173
E = 1
gegeven: q,m,u,r
P

(E = 1|q,m,u,r)
E = 0
P

(E = 0|q,m,u,r)
1

O

D
1 0

O

D

Figuur 18-2: Kansboom voor de berekening van open en dichte keringtoestand.
Merk op dat in punt 1 en 2 sprake is van de open Europoortkering. Er dient immers bekeken te
worden of zonder het sluiten van de Europoortkering al of niet de sluitcriteria voor Rotterdam
en/of Dordrecht worden overschreden. Bij gegeven q,u,r geldt dat de kering moet sluiten indien
v v
E
(q,u,r). In dat geval is v namelijk zodanig dat het sluitcriterium voor Rotterdam en/of
Dordrecht wordt overschreden (of net bereikt). De kansen op v kunnen, bij gegeven q,m,u,r,
worden berekend met (v|m) uit (18.3). De kans P(E=1|q,m,u,r) wordt dan gegeven door

( , , )
( 1| , , , ) ( | )
E
v q u r
P E q m u r dv v m

= =

(18.5)
terwijl P(E=0|q,m,u,r) uiteraard gelijk is aan 1 minus deze kans. De faalkans van de
Europoortkering wordt aangegeven met (voor HR2006 gelijk aan 0.01 per sluitvraag). Met de
kansboom uit Figuur 18-2 kan dan g(|q,m,u,r) worden gevonden:

( , , )
( | , , , ) (1 ) ( | )
( | , , , ) 1 ( | , , , )
E
D
v q u r
O D
g q m u r dv v m
g q m u r g q m u r

=
=

(18.6)
Met (18.2) is dan g(q,m,u,r,) bekend.

Voor de oostelijke richtingen NNO t/m ZZW (r = 1 t/m 9) geldt uiteraard, omdat bij aanname
daarvoor nooit een sluiting zal plaatsvinden, dat de kans op de dichte situatie 0 is en die op de
open 1.

18.2 Overschrijdingskans voor getijperiode
In de Hydra-B formules is vaak de kans P(H>h|q) nodig, die staat voor de kans dat de
hydraulische belasting niveau h overschrijdt gedurende een getijperiode, bij gegeven afvoer q in
deze periode. Wanneer bedacht wordt dat voor de oostelijke richtingen r = 1 t/m 9 de kering
altijd open blijft en daarnaast geldt g(u,r|q) = g(u,r), is die kans gelijk aan
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
174 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER

9
1
0
16
10 ,
0
9
1
: ( , , , , )
: ( , , , , ) : ( , , , , )
( | ) ( , | ) ( | , , , )
( , , , | ) ( | , , , , )
( , )
( , , , | ) ( , , , | )
O D
ST O
O D
O
r
u
r
u
r
u H q m u r h
O D
u H q m u r h u H q m u r
P H h q du g u r q P H h q u r
dm du g m u r q P H h q m u r
du g u r
dm du g m u r q du g m u r q

= =

=

> = >
+ >
=
+ +

16
10 r
h

=

(
(
(


(18.7)
waarin wegens (18.2) g(m,u,r,|q) = g(m,u,r)g(|q,m,u,r).

Door de splitsing in oostelijke en westelijke richtingen oogt deze formule ingewikkelder dan
nodig. De formule kan compacter worden geformuleerd als voor de oostelijke richtingen de
volgende kansdichtheid wordt gedefinieerd:
( , , , , ) ( ) ( ) ( ) ( , ), 1 t/m 9
O
ST
g q m u r m m g q g u r r

= = (18.8)
Hierin is
O

() de Kronecker delta functie, die 1 is voor =


O
en 0 voor =
D
, terwijl
ST
(m-m ) de Dirac delta functie is. (De laatste functie is 0 voor m ongelijk aan m
ST
, terwijl
uitintegreren van m de waarde 1 oplevert.) Formule (18.7) kan nu ook worden geschreven als

16
, 1
: ( , , , , )
( | ) ( , , , | )
O D
r
u H q m u r h
P H h q dm du g m u r q


= =

(
> = (
(



(18.9)

18.3 De overschrijdingsfrequentie
Het belangrijkste doel in Hydra-B is, voor een dijkvak, de berekening van F(h), namelijk de
overschrijdingsfrequentie van belastingniveau h, in keren per jaar. Als voorbereiding daarop
wordt eerst de kans P
golf
(H>h|k) berekend, die staat voor de kans dat gedurende de passage
van een afvoergolf met piekwaarde k de belasting niveau h overschrijdt. Daartoe wordt de golf
eerst gediscretiseerd in n getijperioden (Figuur 18-3). Geef de gemiddelde afvoer in het j-de
interval aan met q(j), met dien verstande dat voor het interval j = j
piek
waarin de piek van de
golf valt, wordt genomen q(j
piek
) = k. Merk op dat n en q(j) van k afhangen, hoewel dat niet in
de notatie tot uitdrukking komt.

juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 175
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18
tijd t [getijden]
a
f
v
o
e
r

q

[
m
3
/
s
]

Figuur 18-3: Discretisatie van een afvoergolf in getijperioden; de hoogte van blok j is gelijk aan q(j).
In Hydra-B wordt aangenomen dat voor de wind en de zeewaterstand de verschillende
getijperioden statistisch onafhankelijk zijn. Dan volgt

( )
1
( | ) 1 kans dat geen falen optreedt tijdens de golf
1 1 | ( )
golf
n
j
P H h k
P H h q j
=
> =
= > (

(18.10)
In de formule voor de overschrijdingsfrequentie F(h) is de frequentiedichtheid van de afvoeren
nodig, gegeven door

( )
( )
whj
dF k
k
dk
= (18.11)
Merk op dat (k)dk dan gelijk is aan het gemiddelde aantal afvoergolven per jaar met een
piekwaarde tussen k en k+dk. Van dergelijke golven leidt een fractie P
golf
(H>h|k) tot falen. De
overschrijdingsfrequentie F(h) volgt daarom als

0
( ) ( ) ( | )
golf
F h dk k P H h k

= >

(18.12)
Hiermee is duidelijk hoe F(h), de belangrijkste grootheid uit de Hydra-B formules, kan worden
berekend.

Voor de duidelijkheid wordt nog benadrukt dat (k) geen kansdichtheid maar een frequentie-
dichtheid is, die niet genormeerd is op 1: uitintegreren van (k) over alle k > 0 levert volgens
(18.11) de waarde F
whj
(k=0), met eenheid keren/jaar, waarbij in de toepassingen uit dit rapport
volgens (17.3) en (17.5) geldt F
whj
(k=0) > 1.

18.4 Formules voor een dijkring
De voorgaande formules hebben betrekking op een dijkvak. Voor Rijndominante locaties (zie
paragraaf 15.1) wordt in het model de afvoerstatistiek van de Rijn gebruikt en voor
Maasdominante die van de Maas. Deze paragraaf geeft formules voor een dijkring.
Randvoorwaarde is wel, omdat in het model niet beide afvoeren als gecorreleerde stochasten
zijn opgenomen, dat de ring fwel uitsluitend uit Rijndominante vakken bestaat, fwel
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
176 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
uitsluitend uit Maasdominante. Voor de praktijk betekent dit dat dijkring 24 (Land van Altena)
en dijkring 35 (Donge) niet in hun geheel kunnen worden doorgerekend, omdat deze dijkringen
Rijn- zowel als Maasgedomineerde vakken hebben. Hoe met dit probleem om te gaan komt
verderop aan de orde. De nu volgende behandeling is analoog aan die uit paragraaf 12.4 voor
de Vecht- en IJsseldelta, waar iets meer uitleg kan worden gevonden bij de nu gegeven
afleiding.

Beschouw een dijkring R met i = 1, 2,..., n dijkvakken met respectievelijke kruinhoogtes
h
1
, h
2
,..., h
n
. Geef de overschrijdingsfrequentie van de ring aan met

1 2
( , ,..., ) overschrijdingsfrequentie dijkring (keren/jaar)
R R n
F F h h h = = (18.13)
Geef de belasting voor dijkvak i aan met
( , , , , ) hydraulische belasting dijkvak i (m+NAP)
i i
H H q m u r = = (18.14)
Voor de ring R wordt een effectief hydraulisch belastingniveau H gedefinieerd als het maximum
over de dijkvakken van het verschil tussen de hydraulische belastingniveaus en de
kruinhoogtes:

( )
1,2,...,
( , , , , ) max ( , , , , )
=effectief hydraulisch belastingniveau dijkring (m)
i i
i n
H H q m u r H q m u r h
=
= =
(18.15)
De dijkring faalt voor een combinatie (q,m,u,r,) dan en slechts dan als H(q,m,u,r,) > 0.

De overschrijdingsfrequentie F
R
van de dijkring kan met de gebruikelijke formules uit de
voorgaande paragrafen worden bepaald. De belasting H voor de ring kan namelijk
berekeningstechnisch behandeld worden als een belasting voor een dijkvak, indien als (fictieve)
kruinhoogte de waarde h = 0 wordt genomen. In formule kan worden geschreven

1 2
( , ,..., ) ( 0)
R R n
F F h h h F h = = = (18.16)
waarbij de laatste term berekend wordt met de formules voor een dijkvak uit paragraaf 18.3.

Merk op dat indien de ring bestaat uit slechts n dijkvak met belasting H
1
en kruinhoogte h
1
, F
R

gelijk wordt aan F(h
1
), omdat H = H
1
h
1
> 0 equivalent is met H
1
> h
1
. In dit geval is de
ringberekening dus identiek aan de vakberekening met kruinhoogte h
1
voor n locatie.

Rest nog de vraag hoe om te gaan met dijkringen 24 en 35 die zowel Rijn- als Maasdominante
vakken hebben. Een benaderend antwoord voor de overschrijdingsfrequentie van de ring kan
als volgt worden gevonden. Splits de ring R in een deel R
1
met Rijndominante locaties en een
deel R
2
met Maasdominate locaties. Dat levert twee overschrijdingsfrequenties F
R,1
en F
R,2
.
Neem de overschrijdingsfrequentie F
R
van de gehele dijkring dan gelijk aan de som van de twee
antwoorden, dus

,1 ,2

R R R
F F F = + (18.17)
Dit vormt een bovengrensbenadering voor het werkelijke antwoord, omdat faalgebeurtenissen
dubbel kunnen worden geteld. Stel bijvoorbeeld dat voor dijkring 24 tijdens extreme Rijn- en
Maasafvoeren zowel een locatie langs de Rijn als de Maas faalt. De ring als geheel faalt dan
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 177
maar n keer, terwijl in het rechterlid van (18.17) twee faalgebeurtenissen worden geteld. De
werkelijke overschrijdingsfrequentie van de ring kan dus kleiner zijn dan het rechterlid van
(18.17). Uiteraard vormt het maximum van F
R,1
en F
R,2
een ondergrens voor de werkelijke
overschrijdingsfrequentie van de ring. Wanneer dit maximum dicht bij F
R
uit (18.17) ligt, kan de
werkelijke overschrijdingsfrequentie dus nauwkeurig bepaald worden; als dat niet het geval is,
is de onnauwkeurigheid groter.

juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 179
19 Uitsplitsingen Hydra-B

De uitsplitsingen uit Hydra-VIJ geven de kansen waarmee tijdens falen afvoeren, meerpeilen,
windsnelheden, windrichtingen en keringtoestanden voorkomen. In hoofdstuk 4 zijn concrete
voorbeelden gegeven, voor de Vecht- en IJsseldelta, waarbij veel aandacht is besteed aan de
juiste interpretatie van de uitsplitsingen. Het huidige Hydra-B kent op dit moment alleen
uitsplitsingen naar afvoeren, windrichtingen en keringtoestanden. Concrete voorbeelden,
analoog aan die voor Vecht- en IJsseldelta uit hoofdstuk 4, zijn voor de benedenrivieren
gegeven in [Geerse, 2004c], voor toetspeilen en benodigde kruinhoogtes. Daarnaast geeft
[Duits, 2004a] voor de toetspeilen op de Rijn- en Maastakken (takken eindigen bij Maasmond of
Haringvlietsluizen) resultaten voor uitsplitsingen. In het bijzonder kan daaraan worden gezien
welk bereik van afvoeren belangrijk is tijdens falen. In het zeegebied (vergelijk Figuur 15-2)
blijken dat relatief lage afvoeren te zijn, in het overgangsgebied de midden-afvoeren en in het
rivierengebied extreme afvoeren.

In dit hoofdstuk worden de formules voor de uitsplitsingen uit Hydra-B gegeven. De behande-
ling is sterk analoog aan die voor Hydra-VIJ, vandaar dat de motivatie hier beknopter zal zijn
dan die uit hoofdstuk 13 voor Hydra-VIJ. Zoals gezegd kent Hydra-B op dit moment alleen
uitsplitsingen naar afvoeren, windrichtingen en keringtoestanden. Op termijn bestaat wellicht
ook behoefte aan uitsplitsingen naar windsnelheden en zeewaterstanden. De formules uit dit
hoofdstuk zijn algemeen en bevatten ook deze uitsplitsingen.

19.1 Continue versie probabilistische formules
Formule (18.10) heeft een discreet karakter, vanwege het discrete product in het rechterlid
van de formule. Nu volgt een continue versie van deze formule, met als belangrijkste doel dat
de uitsplitsingsformules dan veel transparanter worden. De overschrijdingsfrequentie F(h) wordt
in Hydra-B overigens uitgerekend op basis van de discrete versie.
25


Neem aan dat een beschouwde afvoergolf met piekwaarde k begint (bij afvoerniveau 0 m
3
/s) op
tijdstip t
b
en eindigt op tijdstip t
e
en definieer (t,k) als de afvoer, in m
3
/s, op tijdstip t binnen
deze golf. Merk op dat t
b
en t
e
van k afhangen, hoewel dat niet in de notatie tot uitdrukking
komt. De tijd wordt in uren gerekend. Overigens werd in oudere referenties, zoals [Geerse,
2002b; 2003b; 2005] de tijd in eenheden van getijperioden beschouwd. Voor de uniformiteit
wordt in de formules uit het voorliggende rapport de tijd overal in uren gerekend.

Geef met b = 12.42 uur de duur van een getijperiode aan (12 uur en 25 minuten). Dan volgt in
benadering, uit (18.10), waarbij op een standaardmanier een discrete som wordt vervangen
door een continue integraal,

| | ( )
| | ( )
1
ln 1 ( | ) ln 1 | ( )
1
ln 1 | ( , )
e
b
n
golf
j
t
t
P H h k P H h q j
dt P H h t k
b

=
( > = >

>

(19.1)

25
In de programmatuur wordt een herschaling toegepast om resultaten gebaseerd op de discrete versie van P
golf
(H>h|k) in
overeenstemming te brengen met resultaten gebaseerd op de continue versie hiervan.
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
180 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
Hieruit blijkt dat
| | ( )
1
( | ) 1 exp ln 1 | ( , )
e
b
t
golf
t
P H h k dt P H h t k
b



> >
`

)

(19.2)
Deze benadering is met name nauwkeurig als de kans P[H>h|(t,k)] niet al te snel varieert als
functie van de tijd. Men kan echter ook redeneren dat het rechterlid van (19.2), dus de continue
versie, in feite een beter antwoord voor de grootheid P
golf
(H>h|k) oplevert dan de discrete
versie uit (18.10), vanuit de gedachte dat de continue versie nauwkeuriger het tijdsverloop van
de afvoer volgt. De continue versie voor de berekening van P
golf
(H>h|k) zal worden genoteerd
als G
golf
(H>h|k). Dus geldt
| | ( )
1
( | ) 1 exp ln 1 | ( , )
e
b
t
golf
t
G H h k dt P H h t k
b



> = >
`

)

(19.3)
met
( | ) ( | )
golf golf
G H h k P H h k > > (19.4)
In de continue versie van de Hydra-B formules wordt de overschrijdingsfrequentie F(h) als
analogon van (18.12) dan gegeven door

0
( ) ( ) ( | )
golf
F h dk k G H h k

= >

(19.5)
19.2 Uitsplitsingen naar alle stochasten
In het huidige Hydra-B zijn alleen de uitsplitsingen naar afvoer, windrichting en keringtoestand
gemplementeerd. In dit hoofdstuk worden echter ook de formules gegeven om uit te splitsen
naar windsnelheid en zeewaterstand. Wellicht dat op termijn deze extra uitsplitsingen ook
worden gemplementeerd. De theorie uit deze en de volgende paragraaf is afkomstig uit
[Geerse, 2003; Geerse, 2005]. Hieronder wordt een op zichzelf staande verhandeling gegeven,
waarbij voor de motivatie soms wordt verwezen naar de overeenkomstige theorie voor
Hydra-VIJ uit hoofdstuk 13.

Om didactische redenen is het handig eerst de uitsplitsing naar alleen de afvoer te geven.
Startpunt van de afleiding is de uitsplitsing naar afvoeren van de kans G
golf
(H>h|k). Geef de
bijdrage aan deze kans, geleverd door afvoeren in het interval [q
1
,q
2
], aan met F([q
1
,q
2
]|k).
Analoog aan de motivatie voor Hydra-VIJ, vergelijk formule (13.18), kan hiervoor worden
genomen
( )
( )
( )
1 2
[ , ]: ( , ) [ , ]
1 2
[ , ]
| ( , )
[ , ] | ( | )
| ( , )
b e
b e
t t t t k q q
golf
t t t
dt P H h t k
F q q k G H h k
dt P H h t k

>
= >
>

(19.6)
Analoog aan (13.20) en (13.21) is het handig om te definiren
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 181

i
( )
[ , ]
1
( | ) | ( , )
b e
golf
t t t
G H h k dt P H h t k
b

> = >

(19.7)
en

i
( | )
( )
( | )
golf
golf
G H h k
J k
G H h k
>
=
>
(19.8)
waarna (19.6) ook geschreven kan worden als
( ) ( )
1 2
1 2
[ , ]: ( , ) [ , ]
( )
[ , ] | | ( , )
b e
t t t t k q q
J k
F q q k dt P H h t k
b



= >

(19.9)
De bijdrage aan F(h) geleverd door afvoeren in het interval [q
1
,q
2
], volgt door deze grootheid te
vermenigvuldigen met de frequentiedichtheid (k) en vervolgens k uit te integreren:
( ) ( )
1 2 1 2
0
[ , ] ( ) [ , ] | F q q dk k F q q k

(19.10)
Tot zover de uitsplitsing naar de afvoer. Om de uitsplitsing naar alle stochasten te krijgen wordt
eerst (19.9) herschreven. Met (18.9) volgt

( )
1 2
1 2
16
, 1
[ , ]: ( , ) [ , ] : ( ( , ), , , , )
[ , ] |
( )
( , , , | ( , ))
O D
b e
r
t t t t k q q u H t k m u r h
F q q k
J k
dt dm du g m u r t k
b


= =

(

= ( `
( )


(19.11)
Deze vorm maakt duidelijk dat de uitsplitsing naar alle stochasten, conditioneel op k, genomen
kan worden als

( )
2
1 2 1 1 2
1 2 1 2 1 2
[ , ]: ( , ) [ , ] [ , ]: ( ( , ), , , , )
[ , ],[ , ],[ , ], , |
( )
( , , , | ( , ))
b e
m
t t t t k q q m u u u H t k m u r h
F q q m m u u r k
J k
dt dm du g m u r t k
b



(

= (
`
(

)

(19.12)
Analoog aan (19.10) volgt nu voor de uitsplitsingen, onconditioneel op k,
( ) ( )
1 2 1 2 1 2 1 2 1 2 1 2
0
[ , ],[ , ],[ , ], , ( ) [ , ],[ , ],[ , ], , | F q q m m u u r dk k F q q m m u u r k

(19.13)
Het is eenvoudig te verifiren dat, met q
0
=0, m
0
=0 en u
0
=0,
26

( )
16
0 0 0
1 ,
[ , ],[ , ],[ , ], , ( )
O D
r
F q m u r F h


= =
=

(19.14)
wat inhoudt dat het totaal van de uitsplitsingen de overschrijdingsfrequentie oplevert, wat
natuurlijk het geval moet zijn.


26
De laagste zeewaterstand die kan voorkomen in Hydra-B is iets hoger dan 0.7 m+NAP, zodat voor m
0
ook 0.7 genomen
zou kunnen worden. Gemakshalve wordt in de formules als integratiegrens echter 0 als laagste zeewaterstand genomen.
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
182 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
Voor de duidelijkheid nog het volgende. In deze formule wordt geen onderscheid gemaakt
tussen de oostelijke en westelijke richtingen, wat mogelijk is door definitie (18.8). Voor de
oostelijke richtingen r = 1 t/m 9 is echter geen rele uitsplitsing mogelijk naar keringtoestand
en zeewaterstand. Voor de oostelijke richtingen is immers altijd sprake van geopende keringen:
uit (19.12) en (19.13) volgt voor r = 1 t/m 9, met behulp van (18.8), dat voor =
D
het
linkerlid van (19.13) gelijk aan 0 wordt. Ook de zeewaterstand speelt geen werkelijke rol voor
deze richtingen: in de Sobekberekeningen is dan altijd sprake van springtij, terwijl in de
probabilistische formules uit Hydra-B de zeewaterstand dan niet voorkomt. Formeel volgt uit
(19.13) dat F([q
1
,q
2
],[m
1
,m
2
],[u
1
,u
2
],r, =
O
) = 0 als m
ST
niet bevat is in het interval [m
1
,m
2
],
terwijl als m
ST
wel bevat is in dit interval volgt F([q
1
,q
2
],[m
1
,m
2
],[u
1
,u
2
],r, =
O
) =
F([q
1
,q
2
],[u
1
,u
2
],r, =
O
). Voor de oostelijke richtingen kan de situatie als volgt worden
samengevat: er is geen zinvolle uitsplitsing naar m mogelijk, alleen F([q
1
,q
2
],[u
1
,u
2
],r) kan
zinvol worden berekend, waarbij zich altijd de open keringtoestand voordoet.

Deeluitsplitsingen kunnen verkregen worden door de grootheden waarnaar niet wordt
uitgesplitst te aggregeren als in Tabel 19-1.


aggregeren van berekening uit F([q
1
,q
2
],[m
1
,m
2
],[u
1
,u
2
],r,) door:

1 afvoer neem [q
1
,q
2
] = [q
0
, )
2 zeewaterstand neem [m
1
,m
2
] = [m
0
, )
3 windsnelheid neem [u
1
,u
2
] = [u
0
, )
4 windrichting sommeer over r = 1 t/m 16
5 keringtoestand sommeer over = 0, 1
Tabel 19-1: Aggregatiehandelingen voor de diverse grootheden, waarbij q
0
=0, m
0
=0 en u
0
=0.
Neem als voorbeeld de uitsplitsing naar u en r. Die wordt verkregen als
( )
1 2 0 0 1 2
,
([ , ], ) [ , ),[ , ),[ , ], ,
O D
F u u r F q m u u r


=
=

(19.15)
19.3 Alternatieve formule voor de uitsplitsingen
De basisformules voor de uitsplitsingen worden gegeven door (19.12) en (19.13). In de eerste
formule komt een integratie over de tijd voor. Het blijkt mogelijk, net als in Hydra-VIJ (zie
paragraaf 13.6), de tijdintegratie te vervangen door een integratie over q, m en u. De dan
verkregen alternatieve formules zijn ten eerste eenvoudiger en ten tweede geschikter om te
implementeren dan de eerdere versies.
27
Hier volgt een alternatieve formule voor (19.13). Het
bewijs daarvan is analoog aan dat voor Hydra-VIJ (zie Bijlage B) en wordt hier niet gegeven.
Eigenlijk is het bewijs voor Hydra-B simpeler, omdat in Hydra-B slechts n trage stochast
voorkomt (de afvoer), terwijl dat er in Hydra-VIJ twee zijn (afvoer en meerpeil); juist die trage
stochasten maken het bewijs gecompliceerd.
28



27
In het huidige Hydra-B zijn alleen de uitsplitsingen naar afvoer, windrichting en keringtoestand gemplementeerd, op
basis van de formules uit paragraaf 19.2 (met een integratie over de tijd). Als ook uitsplitsingen naar wind en
zeewaterstand gemplementeerd worden, vormen de formules uit de voorliggende paragraaf echter een veel beter
uitgangspunt.
28
[Geerse, 2005] geeft een alternatief bewijs voor de formule uit Hydra-B, dat anders van opzet is, en eenvoudiger, dan
dat uit Bijlage B. Dat andere bewijs is echter niet te generaliseren naar twee trage stochasten, wat wel nodig is voor
Hydra-VIJ. Vandaar dat een nieuw bewijs nodig was voor Hydra-VIJ, dat ook van toepassing is op Hydra-B.
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 183
Nu volgt de alternatieve formule voor de uitsplitsingen. We brengen in herinnering dat L(q,k) de
overschrijdingsduur in uren weergeeft van niveau q, binnen de golf met piekwaarde k. Definieer
dan de niet-negatieve grootheid

1
( ) ( ) ( ) ( , ) 0
q
v q dk k J k L q k
b q


(19.16)
en het faalgebied G door
( ) { }
( , , , , ) | , , , , G q m u r H q m u r h = (19.17)
De karakteristieke functie van G wordt aangegeven met
G
(q,m,u,r,): deze is 1 voor punten
(q,m,u,r,) in G, en 0 voor punten daarbuiten. De uitsplitsing uit (19.13) blijkt nu eveneens te
kunnen worden berekend volgens
( )
2 2 2
1 1 1
1 2 1 2 1 2
[ , ],[ , ],[ , ], , ( ) ( , , , | ) ( , , , , )
q m u
G
q m u
F q q m m u u r dq dm du v q g m u r q q m u r =

(19.18)
19.4 Door wind en/of zee gedomineerde locaties
Het is interessant om, net als is gedaan voor Hydra-VIJ in paragraaf 13.7, een soort limietgeval
van de formules te bekijken. Bij Hydra-VIJ ging het om locaties die door wind worden
gedomineerd, in Hydra-B om locaties die door wind en/of zee worden gedomineerd. Een
voorbeeld van zon locatie in de benedenrivieren is Rotterdam: falen treedt daar (vrijwel zeker)
op door een extreme storm(vloed) in combinatie met een relatief lage afvoer. Fysisch gezien
wordt een door wind en/of zee gedomineerde locatie gekarakteriseerd door het feit dat de
belasting H gevoelig is voor veranderingen in wind en/of zeewaterstand, maar veel minder
gevoelig voor veranderingen in de afvoer.

De uitleg uit paragraaf 6.3 maakt duidelijk dat faalgebeurtenissen dan met grote kans slechts
n getijperiode duren, waardoor het gedetailleerde tijdsverloop van de trage stochast afvoer
irrelevant wordt. Van deze stochast doet dan alleen de momentane verdeling er toe. Formule
(6.5) suggereert dat de overschrijdingsfrequentie F(h) dan wordt gegeven, omdat kan worden
gekozen q
g
= , door
( )
0
( ) ' ( ) | , voor wind- en/of zeegedomineerde locaties
q
F h N dq g q P H h q

= >

(19.19)
waarbij N = 352 het aantal getijperioden in het winterhalfjaar geeft. Nu wordt gedemonstreerd
dat deze formule inderdaad volgt uit de hiervoor gegeven uitsplitsingsformules, door daarin een
voor dergelijke locaties passende benadering te gebruiken.

Beschouw eerst G
golf
(H>h|k) uit (19.3). Hierin komt de kans P(H>h|(t,k)) voor. De aanname
van wind- en/of zeegedomineerd zijn van de locatie, betekent dat deze kans voor iedere t en k
erg klein is: er is immers een extreme storm(vloed) nodig voor falen, en de kans daarop is zeer
klein. Door gebruik te maken van de benaderingen ln(1+x) x en 1-exp(-y) y, geldig voor x
en y zeer klein, kan voor (19.3) worden geschreven, met behulp van (19.7),
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
184 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER

| |
| |
i
0
0
1
( | ) 1 exp | ( , )
1
| ( , )
( | )
B
golf
B
golf
G H h k dt P H h t k
b
dt P H h t k
b
G H h k



> >
`

)
>
= >

(19.20)
Definitie (19.8) laat dan zien
( ) 1, voor wind- en/of stormvloedgedomineerde locaties J k (19.21)
Uit (19.16) en (17.2) volgt dan, met g(q) = - dP(Q>q)/dq,

182*24
( ) ( ) ' ( ) v q g q N g q
b
= (19.22)
Dan levert (19.14) en (19.18), met q
0
=0, m
0
=0 en u
0
=0,

( )
0 0 0
16
0 0 0
1 ,
16
1 ,
( ) [ , ],[ , ],[ , ], ,
' ( ) ( , , , | ) ( , , , , )
O D
O D
r
G
r
q m u
F h F q m u r
N dq dm du g q g m u r q q m u r


= =

= =
=




(19.23)
Bedenk dat
G
de karakteristieke functie is van het faalgebied, volgens (19.17) bestaande uit de
punten (q,m,u,r,) waarvoor H(q,m,u,r,) h. Door uitintegreren van m, u, r en in (19.23)
ontstaat dan (19.19), waarmee deze formule is aangetoond.

Merk nog op dat uit (19.19) volgt
( ) ' ( ), voor wind- en/of zeegedomineerde locaties F h N P H h = > (19.24)
Hier staat dat voor dergelijke locaties de overschrijdingsfrequentie F(h) kan worden berekend
door eerst de faalkans voor getijperiode te berekenen, waarin de momentane verdeling van de
afvoer een rol speelt, en vervolgens deze faalkans te vermenigvuldigen met het aantal
getijperioden in het winterhalfjaar. Dit resultaat maakt nog eens extra duidelijk dat voor deze
locaties het gedetailleerde tijdsverloop van de afvoer geen rol speelt.

Een interessante vraag is nog wanneer een locatie dermate wind en/of zeegedomineerd is, dat
voldoende nauwkeurig aan benadering (19.21) is voldaan. Dat blijkt in ieder geval zo, voor
toetspeilen, voor locaties benedenstrooms van Dordrecht, inclusief het Haringvliet en Hollandsch
Diep: de berekening van F(h) volgens (19.24) blijkt minder dan 0.01 m verschil te geven in
toetspeil ten opzichte van de officile berekening met (18.12). De conclusie mag overigens niet
zijn dat benadering ( ) 1 J k uit (19.21) dan voor iedere k geldt. Vermoedelijk is dat niet zo voor
uiterst extreme waarden van k, maar als dergelijke waarden van k vrijwel geen bijdrage leveren
aan de integratie uit (18.12), hoeft voor deze waarden ook niet voldaan te zijn aan de
genoemde benadering.

De bewering dat (in ieder geval) voor locaties benedenstrooms van Dordrecht, inclusief
Haringvliet en Hollandsch Diep, formule (19.24) uitstekende resultaten geeft, geldt voor
toetspeilen, oftewel voor faalmechanisme overloop. Voor faalmechanisme golfoverslag zal
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 185
hetzelfde gelden, omdat in dat geval de wind, vanwege de windgolven, nog belangrijker wordt
ten opzichte van de afvoer.

juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 187
20 Illustratiepunten Hydra-B

Dit hoofdstuk gaat over de berekeningswijze van de illustratiepunten (IPs) in Hydra-B. Voor de
Vechtdelta zijn concrete voorbeelden van IPs, voor waterstanden en kruinhoogtes, behandeld in
de paragrafen 4.3.3 en 4.4.4. De interpretatie voor de benedenrivieren is niet veel anders, met
dien verstande dat het meerpeil nu vervangen wordt door de zeewaterstand: voor de beneden-
rivieren geeft het IP, voor combinatie (r,) van richting en keringtoestand, de waarde van de
afvoer q, de zeewaterstand m en de windsnelheid u die het meest waarschijnlijk zijn temidden
van alle situaties waarvoor juist falen optreedt. Op basis van de gevonden combinatie (q,m,u)
worden dan aanvullende grootheden berekend, de lokale waterstand en eventueel
golfgegevens, die gemakshalve ook tot het IP worden gerekend.

De inhoud van dit hoofdstuk is sterk analoog aan die uit hoofdstuk 14, waar de IPs voor
Hydra-VIJ worden behandeld. Voor de volledigheid worden in de volgende paragrafen de
relevante Hydra-B formules gegeven, maar voor de motivatie wordt soms verwezen naar dit
eerdere hoofdstuk.

20.1 Isovlakken en keuze kansdichtheid
Het faalgebied is in (19.17) omschreven als de verzameling van alle punten (q,m,u,r,)
waarvoor de belasting niveau h overschrijdt. In de context van een IP wordt steeds een vaste
combinatie (r,) beschouwd: het faalgebied voor die combinatie dat overigens ook uit de lege
verzameling kan bestaan bestaat dan uit alle punten (q,m,u) waarvoor bij gegeven (r,) de
belasting niveau h overschrijdt. De grens van het faalgebied wordt gevormd door de punten
(q,m,u) waarvoor de belasting precies gelijk is aan niveau h. Deze grens wordt aangeduid als
het isovlak van niveau h, zie Figuur 20-1. Het bestaat uit de punten waarvoor juist falen
optreedt.


q
m
(q,m,u)
Q
M
U
niveau h


Figuur 20-1: Isovlak van niveau h bij gegeven combinatie (r,). Het faalgebied bestaat uit de punten die
bven het isovlak liggen.
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
188 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
De voor de hand liggende definitie van het IP, corresponderend met de berekening van F(h), is
te stellen dat het dt punt (q,m,u) op het isovlak is waarvoor de kans op falen bij gegeven (r,)
maximaal is. Een probleem hierbij is dat F(h) in Hydra-B niet simpelweg berekend wordt door
een kansdichtheid te integreren over het faalgebied. F(h) wordt immers berekend met de
formules (18.10) t/m (18.12), waarin rekening gehouden wordt met de verschillende tijdschalen
waarop stochasten variren (de afvoer varieert traag ten opzichte van de zeewaterstand en de
wind). Dat verschil in tijdschaal verhindert dat F(h) als integraal van een kansdichtheid over een
faalgebied kan worden berekend. In Hydra-B is de pragmatische keuze gemaakt om de
momentane kansdichtheid g(q,m,u,r,) uit (18.2) te gebruiken om het IP te bepalen (zelfde
aanpak als in Hydra-VIJ).

Hydra-B kent overigens, tenminste in de geavanceerde gebruikersversie, twee soorten IPs: n
soort waarbij het faalgebied eerst is getransformeerd met de Rosenblatt-transformatie, en n
waarbij die transformatie achterwege blijft. De reden voor die transformatie is al uitgelegd voor
Hydra-VIJ (hoofdstuk 14), en wordt niet opnieuw gegeven. In de normale gebruikersversie van
Hydra-B, geldig voor de officile toetsing, worden de IPs inclusief Rosenblatt-transformatie
gebruikt. Beide soorten IPs worden nu behandeld.

20.2 Definitie illustratiepunt
20.2.1 Illustratiepunt exclusief transformatie
De procedure om, exclusief transformatie, het IP bij gegeven combinatie (r,) te bepalen,
behorend bij de berekening van F(h), is als volgt:

1. Bepaal het isovlak bestaande uit de punten (q,m,u) waarvoor H(q,m,u,r,) = h.

2. Zoek het punt (q,m,u) = (q
IP
, m
IP
, u
IP
) waarvoor g(q,m,u|r,) op dit isovlak zijn maximum
aanneemt.

De kansdichtheid uit punt 2 heeft de vorm

( , , , , )
( , , | , )
( , )
g q m u r
g q m u r
g r

= (20.1)
waarin g(q,m,u,r,) volgt uit (18.2) en g(r,) volgt door het uitintegreren van (q,m,u) in
g(q,m,u,r,).

20.2.2 Illustratiepunt inclusief Rosenblatt-transformatie
In de Rosenblatt-transformatie worden q, m en u getransformeerd naar onafhankelijke,
standaardnormale verdelingen. In Hydra-B gebeurt dat volgens:

( )
( )
( )
1
1
1
( , , ) ( | , )
( , , , ) ( | , , )
( , , , , ) ( | , , , )
x x q r P Q q r
y y q m r P M m q r
z z q m u r P U u q m r


= = <
= = <
= = <
(20.2)
Hierin is
-1
de inverse van de cumulatieve standaardnormale verdelingsfuntie . De variabelen
x, y en z blijken nu onafhankelijke, standaardnormaal verdeelde variabelen te zijn. Onder de
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 189
transformatie wordt het isovlak meegetransformeerd, wat een (gekromd) oppervlak oplevert in
de (x,y,z)-ruimte. Voor de duidelijkheid: de onderschrijdingskansen in het rechterlid van (20.2)
worden bepaald door gebruik te maken van g(q,m,u,r,).

De procedure om in Hydra-B het IP bij gegeven combinatie (r,) te bepalen, behorend bij de
berekening van F(h), is als volgt:

1. Bepaal het isovlak bestaande uit de punten (q,m,u) waarvoor H(q,m,u,r,) = h.

2. Transformeer de variabelen q, m en u naar onafhankelijke standaardnormale variabelen x, y
en z volgens (20.2). Onder deze transformatie gaat het isovlak van niveau h in de (q,m,u)-
ruimte over in een getransformeerd isovlak in de (x,y,z)-ruimte.

3. Zoek op het getransformeerde isovlak het punt (x
IP
, y
IP
, z
IP
) met de kleinste afstand tot de
oorsprong; dat is namelijk het punt waarvoor de getransformeerde kansdichtheid zijn
maximum aanneemt.

4. Transformeer het punt (x
IP
, y
IP
, z
IP
) met de inverse van de Rosenblatt-transformatie terug
naar het punt (q
IP
, m
IP
, u
IP
) dat ligt op het oorspronkelijke isovlak, welk punt dan het
gezochte illustratiepunt vormt.

Berekeningstechnisch blijkt overigens dat stap 4, de terugtransformatie, niet gemplementeerd
hoeft te worden om het IP te bepalen, zie de systeemdocumentatie [Duits, 2004b], maar
wiskundig verloopt de berekening volgens de stappen 1 t/m 4.











Deel 4




juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 193
21 Hydra-Zoet

Dit hoofdstuk gaat over een nieuw probabilistisch model voor de zoete watersystemen,
Hydra-Zoet genaamd, dat de bestaande modellen Hydra-VIJ, Hydra-B, Hydra-M en Hydra-R kan
vervangen. Daarbij wordt de deterministische aanpak uit Hydra-R vervangen door een
probabilistische aanpak.
29
Dit nieuwe model wordt op dit moment gemplementeerd, en wordt
binnenkort opgeleverd. Een eerste conceptversie van het voorliggende rapport heeft als leidraad
voor de implementatie gediend.

Dit hoofdstuk behandelt diverse aspecten van Hydra-Zoet. Eerst worden de ideen achter
Hydra-Zoet behandeld, waarbij ook de voordelen van het nieuwe model worden aangegeven.
Daarna wordt per watersysteem ingegaan op relevante formules en gegevens.

21.1 Uniformering Hydra-modellen voor de zoete
watersystemen
Hiervoor zijn de modellen Hydra-VIJ en Hydra-B behandeld. Het blijkt mogelijk beide modellen
uniformer op te zetten dan nu het geval is, waarbij Hydra-B losjes gezegd op dezelfde leest
wordt geschoeid als Hydra-VIJ. Daartoe wordt de modellering van de trage stochast afvoer, nu
in Hydra-B door middel van standaardafvoergolven, vervangen door een modellering met
trapezia. Aldus wordt Hydra-B geherformuleerd als een Hydra-VIJ-achtig model. Verder blijkt
dat Hydra-M (gebruikt voor IJssel- en Markermeer) en Hydra-R (gebruikt voor de bovenrivieren)
eveneens als Hydra-VIJ-achtig model geherformuleerd kunnen worden. Op deze manier kunnen
de vier zoete watersystemen op een uniforme manier worden beschreven met n nieuw model,
Hydra-Zoet genaamd, dat dus gent is op Hydra-VIJ. Het kenmerk van Hydra-Zoet is dat de
trage stochasten afvoer en meerpeil worden gemodelleerd met trapezia als in Hydra-VIJ. De
snelle stochasten (zeewaterstand, windsnelheid en windrichting) dienen per watersysteem wel
anders gemplementeerd te worden. Ook de modellering van de keringen (Ramspolkering voor
de Vecht- en IJsseldelta en de Europoortkering voor de benedenrivieren) dient per watersys-
teem anders te gebeuren.

Het vervangen van de modellen Hydra-VIJ, Hydra-B, Hydra-M en Hydra-R door n nieuw
model Hydra-Zoet heeft diverse voordelen:

1. Voor beheer en onderhoud is het een groot voordeel om n model te hebben in plaats van
vier verschillende zoete Hydras: diverse modules kunnen gemeenschappelijk gebruikt
worden.
2. De tijdsmodellering in Hydra-Zoet waarbij voor elk watersysteem de (relevante) trage
stochasten met trapezia worden geschematiseerd in plaats van met standaardgolven levert
een eleganter en uniformer model, waarbij de invoer eenvoudiger wordt. Waar bijvoorbeeld
in Hydra-B de standaardafvoergolven als complete tijdreeksen worden ingevoerd, kunnen
trapezia met slechts enkele parameters gekarakteriseerd worden.

29
In Hydra-Zoet is naast een probabilistische versie voor de bovenrivieren ook de deterministische aanpak uit Hydra-R
ingebouwd, zodat voor de bovenrivieren naar keuze probabilistisch of deterministisch kan worden gerekend.
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
194 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
3. De uitvoer van berekeningen voor de betreffende watersystemen wordt uniform, en analoog
aan de huidige Hydra-VIJ uitvoer: illustratiepunten worden analoog aan die uit Hydra-VIJ
30

en uitsplitsingen worden mogelijk naar de trage stochasten en naar de windsnelheid, wind-
richting, keringtoestand en, voor de benedenrivieren, de zeewaterstand.
4. Hydra-Zoet zal, analoog aan wat nu het geval is voor Hydra-VIJ, zo worden opgezet dat
bepaalde gevoeligheidsanalyses veel eenvoudiger kunnen worden uitgevoerd dan nu het
geval is in Hydra-B en Hydra-M. Bijvoorbeeld klimaatscenarios met andere statistiek voor
wind, meerpeil, afvoer en zeewaterstand kunnen dan eenvoudiger worden doorgerekend.

De ideen achter Hydra-Zoet zijn al enkele jaren oud. Er zelfs al een prototype gebouwd, dat
bevredigende resultaten geeft (zie [Duits, 2006]), op basis waarvan een rapport is geschreven
met technische adviezen voor de bouw van een definitief Hydra-Zoet, zie [Duits en Hoekstra,
2006]. In het vervolg van dit hoofdstuk worden, aanvullend op de genoemde referenties en
gedeeltelijk overlappend daarmee, aspecten en formules van Hydra-Zoet per watersysteem
toegelicht.

21.2 Hydra-Zoet voor het IJssel- en Markermeer
De Hydraulische randvoorwaarden voor het IJssel- en Markermeer worden op dit moment
bepaald met het probabilistisch model Hydra-M [Hydra-M, 1999]. Tot deze meren worden ook
een aantal kleinere meren gerekend (en de rivier de Eem):
IJsselmeer, waartoe ook het Ketel- en het Vossemeer worden gerekend.
Markermeer, waartoe ook IJburg, de Eem, het Gooi- en Eemmeer en het Nijkerkernauw
worden gerekend.

Als stochasten heeft Hydra-M:
Het meerpeil M (ruimtelijk gemiddelde van de waterstand, afhankelijk van de locatie het
IJsselmeerpeil dan wel het Markermeerpeil).
Windsnelheid U (statistiek van Schiphol).
Windrichting R (statistiek van Schiphol). Beschouwd worden de 12 richtingssectoren
15-45, 45-75,..., 345-15, die kortweg worden aangeduid als 30, 60,..., 360.

Omdat deze stochasten ook voorkomen in Hydra-VIJ (met nog de extra stochasten beheer-
toestand van de balgstuw en de IJssel of Vechtafvoer) kunnen behalve met Hydra-M de
genoemde meren ook worden door gerekend met Hydra-VIJ. De formules van Hydra-Zoet voor
deze meren zijn daarom gelijk aan die uit Hydra-VIJ.

Een voorwaarde om met Hydra-VIJ (of met het nog te bouwen Hydra-Zoet) deze meren door te
rekenen, is dat de juiste waterstandsdatabases en statistische gegevens beschikbaar zijn. Dat is
inmiddels het geval. Bovendien is reeds een versie van Hydra-VIJ gebouwd, zie [Duits, 2008d],
waarbij de uitvoer van het model passend voor de meren is gemaakt (afvoergegevens en
gegevens voor de balgstuw zijn uit de uitvoer verwijderd).

Deze versie is uitgebreid getest, waarbij ook een eerste vergelijking is gemaakt tussen Hydra-M
en Hydra-VIJ. Hierbij zijn vooral de toetspeilen vergeleken, en voor enkele locaties ook

30
Voor de meren geeft Hydra-M op dit moment ook illustratiepunten, die echter niet altijd betrouwbaar lijken. Zo wordt
voor het IJsselmeer voor zeer veel locaties een meerpeil van 0.35 m+NAP gevonden, terwijl Hydra-VIJ, indien
toegepast op de meren zoals verderop besproken, veel meer variatie in de meerpeilen uit de illustratiepunten vindt. Die
grotere variatie in meerpeilen lijkt veel plausibeler.
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 195
benodigde kruinhoogtes. De verschillen blijken relatief beperkt, zij het niet verwaarloosbaar.
Belangrijkste reden voor de verschillen is niet de andere probabilistische rekenmethode (Van
der Made in Hydra-M versus de Hydra-VIJ methode), maar het feit dat de invoer van beide
Hydras verschilt. De twee belangrijkste verschillen zijn dat Hydra-M is gebaseerd op 12
windrichtingssectoren en Hydra-VIJ op 16 stuks, en dat de meerpeilstatistiek in beide modellen
verschilt.
31
Gevoeligheidsanalyses suggereren dat als de invoer van beide modellen zoveel
mogelijk hetzelfde wordt gemaakt, de verschillen tussen beide modellen gering worden (minder
dan 0.05 0.1 m). Nadere gevoeligheidsanalyses, voor toetspeilen en benodigde kruinhoogtes,
zijn echter nodig om deze bewering te onderbouwen.

Bovenstaande maakt duidelijk dat het huidige Hydra-VIJ, met 16 richtingssectoren, op dit
moment al gebruikt kan worden voor de genoemde meren. Met betrekkelijk geringe
aanpassingen aan de code kan Hydra-VIJ ook gebruikt worden met 12 richtingssectoren.
32
Na
deze aanpassing kan Hydra-VIJ deel gaan uitmaken van Hydra-Zoet. Het laatste model kan dan
gebruikt worden voor de Vecht- en IJsseldelta en de genoemde meren, waarbij de keuze
bestaat om voor de meren te rekenen met 12 of met 16 richtingssectoren.

21.3 Hydra-Zoet voor de benedenrivieren
21.3.1 Afvoer gemodelleerd met trapezia
Hydra-B bevat de afvoer als stochast; afhankelijk van de locatie is dat de Rijn- of de
Maasafvoer. De afvoer wordt in Hydra-B gemodelleerd met standaardafvoergolven (zie
paragraaf 17.1 en 17.2). De snelle stochasten in Hydra-B zijn de zeewaterstand, windsnelheid
en windrichting, die variren op een tijdschaal van een getijperiode. De beheertoestand van de
Europoortkering is in Hydra-B eveneens geassocieerd met een getijperiode, zodat de stochast
keringtoestand ook als een snelle stochast kan worden beschouwd.

Het is eenvoudig om de Hydra-B formules om te zetten naar de opzet van Hydra-VIJ/Hydra-
Zoet. Daartoe dienen de nu in Hydra-B gebruikte standaardafvoergolven te worden vervangen
door trapeziumvormige golven. Het gaat dan, voor Lobith zowel als voor Lith, om het kiezen van
een geschikte basisduur B en topduur b(k). Ook dient de kansdichtheid f(k) van de piekafvoer,
die gerelateerd is aan de basisduur, te worden bepaald. Orinterend onderzoek laat zien dat net
als in Hydra-VIJ een basisduur B van 30 dagen kan worden gekozen. De topduur b(k) en de
kansdichtheid f(k) van de piekafvoer blijken geschikt te kunnen worden gekozen, op zon
manier dat de (voorgeschreven) momentane overschrijdingskansen P(Q>q) voor relatief lage q
in zeer goede benadering worden gereproduceerd.
33
Definitieve analyses voor het vaststellen
van de parameters moeten echter nog worden uitgevoerd.

21.3.2 Basisformules Hydra-B voor Hydra-Zoet
Nu worden de Hydra-B formules gegeven zoals deze in Hydra-Zoet gemplementeerd moeten
worden. De standaardafvoergolven uit Hydra-B worden daarbij vervangen door trapezia met
basisduur B = 30 dagen. Op die manier passen er, net als voor Hydra-VIJ, 6 trapezia in het

31
De meerpeilstatistiek uit Hydra-M bevat fouten in de momentane kansen en de overschrijdingsduren. De recenter
afgeleide meerpeilstatistiek uit Hydra-VIJ bevat dergelijke fouten niet. Zie voor een toelichting [Geerse, 2006].
32
De formules om Hydra-VIJ met 12 richtingssectoren te gebruiken zijn volstrekt analoog aan die voor 16 sectoren, en
worden in dit rapport niet gegeven.
33
In [Geerse, 2002b; Duits, 2002] is reeds onderzocht of geschikte keuzes van B, b(k) en f(k) mogelijk zijn. Dat bleek in
redelijke benadering het geval te zijn voor B = 27 dagen. Inmiddels is duidelijk dat B = 30 dagen ook een zeer geschikte
keuze is. Vanwege de uniformiteit heeft de keuze B = 30 dagen de voorkeur.
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
196 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
winterhalfjaar. De (herziene) formules voor Hydra-B lijken sterk op die uit Hydra-VIJ uit
paragraaf 12.3, maar worden hier voor de volledigheid wel gegeven.



De overschrijdingsfrequentie F(h) wordt net als in Hydra-VIJ gegeven door (12.13):
( ) 6 ( ), keren/jaar
B
F h P H h = > (21.1)
waarin P
B
(H>h) de kans op falen gedurende basisduur B weergeeft. Die kans wordt, analoog
aan (12.14), gegeven door
( ) ( ) ( | )
B B
P H h dk f k P H h k > = >

(21.2)
waarin P
B
(H>h|k) de kans op falen gedurende basisduur B weergeeft, conditioneel op het
optreden van piekafvoer k. Deze conditionele kans kan worden berekend analoog aan (12.15).
De duur B wordt gediscretiseerd in tijdsintervallen met de duur van een getijperiode. Geef met
n
tij
(B) het aantal getijperioden in duur B aan, dan afgerond tot een geheel getal: voor B = 30
dagen volgt vrijwel exact n
tij
(B) = 58. Beschouw nu een gegeven piekwaarde k van het
afvoertrapezium en geef de gemiddelde afvoer in het j-de tijdsinterval aan met q(j), met de
kanttekening dat tenminste n van de blokken waar de piekwaarde in valt, de waarde k krijgt
toegekend. Bedenk dat, hoewel niet in de notatie tot uitdrukking gebracht, q(j) afhangt van k.

Omdat bij aanname in Hydra-B opeenvolgende getijperioden statistisch onafhankelijk zijn wat
de wind betreft, geldt dan

| | ( )
( )
1
( | ) 1 kans dat in elke getijperiode
1 1 | ( )
tij
B
n B
j
P H h k H h
P H h q j
=
> = <
= >

(21.3)
De kans P(H>h|q) wordt gegeven door formule (18.7), die hier opnieuw wordt weergegeven:

9
1
: ( , , , , )
16
10
: ( , , , , ) : ( , , , , )
( | ) ( , )
( , , , | ) ( , , , | )
ST O
O D
r
u H q m u r h
O D
r
u H q m u r h u H q m u r h
P H h q du g u r
dm du g m u r q du g m u r q

=

> =
(
+ + (
(


(21.4)
Voor de gebruikte notatie wordt verwezen naar paragraaf 18.2.

21.3.3 Formules uitsplitsingen Hydra-B voor Hydra-Zoet
De formules voor de uitsplitsingen worden in de context van Hydra-Zoet iets anders. De nieuwe
formules verschillen echter weinig van de eerdere Hydra-B formules uit hoofdstuk 19. Ook lijken
ze sterk op de uitsplitsingsformules voor Hydra-VIJ uit hoofdstuk 13, maar dan met de trage
stochast meerpeil verwijderd en de snelle stochast zeewaterstand toegevoegd. Voor de
volledigheid worden de belangrijkste uitsplitsingsformules hieronder gegeven, maar zonder ze
opnieuw te motiveren. Wel wordt verwezen naar de overeenkomstige formules uit Hydra-VIJ.

juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 197
Voor de (nieuwe) uitsplitsingsformules is de continue versie van P
B
(H>h|k) nodig. Die luidt,
analoog aan (13.3),
| | ( )
0
1
( | ) 1 exp ln 1 | ( , )
B
B
G H h k dt P H h t k
b



> = >
`

)

(21.5)
Hierin is b de duur van een getijperiode, oftewel b = 12.42 uur. De tijd t wordt gerekend in
uren, evenals de basisduur, die gelijk is aan B = 30*24 = 720 uur. De grootheid (t,k) geeft de
afvoer in m
3
/s als functie van t, binnen het trapezium met piekwaarde k. Definieer verder,
analoog aan (13.11) en (13.12), de grootheden

i
( ) ( )
0
1
| | ( , )
B
B G H h k dt P H h t k
b
> = >

(21.6)

i
( )
( | )
( )
|
B
B
G H h k
J k
G H h k
>
=
>
(21.7)
Voor Hydra-VIJ en Hydra-B zijn respectievelijk in hoofdstuk 13 en 19 twee berekeningswijzen
voor de uitsplitsingen gegeven. Hier wordt slechts de versie gegeven die in paragraaf 13.6 en
19.3 werd aangeduid als de alternatieve versie. Definieer, analoog aan (13.34) en/of (19.16):

1
( ) ( ) ( ) ( , ) 0
q
v q dk f k J k L q k
b q


(21.8)
waarbij L(q,k) de overschrijdingsduur in uren weergeeft van niveau q, binnen het trapezium met
piekwaarde k. De uitsplitsing van G
B
(H>h), gerelateerd aan de basisduur wordt, analoog aan
(13.36) en/of (19.18), dan gegeven door
( )
2 2 2
1 1 1
1 2 1 2 1 2
[ , ],[ , ],[ , ], , ( ) ( , , , | ) ( , , , , )
q m u
G
q m u
A q q m m u u r dq dm du v q g m u r q q m u r =

(21.9)
waarbij de conditionele kansdichtheid g(m,u,r,|q) dezelfde betekenis heeft als in paragraaf
19.2 en
G
(q,m,u,r,) de karakteristieke functie van het faalgebied G weergeeft, zoals eveneens
beschreven in de genoemde paragraaf. Het uitintegreren van alle grootheden in (21.9)
resulteert in G
B
(H>h). De uitsplitsing van de overschrijdingsfrequentie F(h) volgt door (21.9) te
vermenigvuldigen met het aantal trapezia in een winterhalfjaar (6 stuks). Dus geldt
( ) ( )
1 2 1 2 1 2 1 2 1 2 1 2
[ , ],[ , ],[ , ], , 6 [ , ],[ , ],[ , ], , F q q m m u u r A q q m m u u r = (21.10)
waarbij deeluitsplitsingen worden verkregen zoals aangegeven in Tabel 19-1.

21.3.4 Herformulering wind-waterstandstatistiek
In Hydra-B wordt voor de westelijke richtingen gebruik gemaakt van de kansdichtheidsfunctie
g(m,u,r), in welk verband wordt gesproken van de wind-waterstandstatistiek (zie paragraaf
17.3). De afleiding van g(m,u,r), gebaseerd op het zogenaamde Volkermodel, wordt gegeven in
[Geerse et al, 2002]. De details doen er hier niet toe, maar het volgende is wel van belang.

Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
198 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
In de afleiding van g(m,u,r) volgens het Volkermodel komen diverse parameters voor en
bepaalde transformaties K
r
(u), voor r = ZW t/m N. Deze parameters en de K
r
(u) zijn in de
genoemde referentie bepaald op basis van de statistische gegevens voor de wind en de
zeewaterstand: de windgegevens betreffen de richtingskansen g(r) en de conditionele
verdelingen g(u|r); de zeewaterstandgegevens betreffen de conditionele verdelingen g(m|r),
voor r = ZW t/m N. De g(r), g(u|r) en g(m|r) gelden voor de HR2001, en zijn voor de HR2006
ongewijzigd gebleven. Echter, bij een verandering van deze statistische gegevens, bijvoorbeeld
voor de HR2011 of voor het doorrekenen van klimaatscenarios, dienen de parameters en
transformaties K
r
(u) uit het Volkermodel opnieuw te worden berekend. Die berekening moet
buiten Hydra-B om gebeuren, wat bewerkelijk is en de kans op fouten vergroot.
34
Bij het
implementeren van Hydra-Zoet verdient het aanbeveling om de berekening van deze
parameters en transformaties K
r
(u) intern in Hydra-Zoet te laten gebeuren.
Daarnaast is het volgende relevant. Om in het Volkermodel parameters geschikt te kunnen
kiezen, blijkt het noodzakelijk de g(m|r) te benaderen door exponentile verdelingen, die een
locatieparameter A
r
en een schaalparameter B
r
hebben.
35
Deze A
r
en B
r
spelen een rol in het
Volkermodel. Inmiddels is bekend dat het Volkermodel nagenoeg equivalent is met (een
geschikte versie van) het correlatiemodel CS uit hoofdstuk 7, waarbij de parameters A
r
en B
r

niet langer nodig zijn. Model CS is wiskundig eleganter en helderder dan het Volkermodel,
waarbij benaderingen van de g(m|r) door exponentile verdelingen niet meer nodig zijn. Op
grond van de inzichten uit [Geerse et al, 2002; Geerse, 2004a] is duidelijk dat het gebruik van
model CS tot vrijwel exact dezelfde resultaten voor g(m,u,r) zal leiden als het Volkermodel in
combinatie met exponentile benaderingen, zodat de Hydra-B resultaten hierdoor vrijwel
ongewijzigd blijven.
36
Terzijde: in Hydra-VIJ wordt eveneens model CS gebruikt, in dat geval
om de correlatie tussen afvoer en meerpeil te beschrijven.

Wanneer model CS wordt toegepast in de bepaling van de wind-waterstandstatistiek g(m,u,r),
kan worden volstaan met minder parameters: de volgens [Geerse et al, 2002] nu aanwezige
parameters
r
, M
r
, A
r
en B
r
worden dan vervangen door slechts n parameter
r
, die een maat
is voor de sterkte van de correlatie voor richting r. Per richting r dient
r
zo te worden bepaald
dat de sterkte van de correlatie dezelfde is als die in de wind-waterstandstatistiek uit de
HR2006.
37


Op grond van het voorgaande wordt aanbevolen om in Hydra-Zoet model CS te gebruiken in
plaats van het Volkermodel. Bij toepassen van model CS moeten voor elke r = ZW t/m N
bepaalde transformaties worden bepaald, namelijk degenen uit (7.6). Deze kunnen
geautomatiseerd in Hydra-Zoet worden uitgerekend, net als op dit moment in Hydra-VIJ
gebeurt voor model CS. Het is echter ook mogelijk het Volkermodel te blijven gebruiken in
Hydra-Zoet, waarbij dan de bepaling van relevante parameters en de transformaties K
r
(u) bij
voorkeur geautomatiseerd dienen te worden uitgevoerd.

34
Bij relatief eenvoudige veranderingen van de statistische gegevens kan beredeneerd worden hoe diverse parameters en
de K
r
(u) veranderen. Zie bijvoorbeeld [Geerse, 2007b] voor de situatie waarin de zeewaterstanden met een vaste factor
f worden vermenigvuldigd.
35
Deze benaderingen dienen alleen om parameters uit het Volkermodel geschikt te kunnen kiezen, maar de g(m|r) uit
Hydra-B worden zeer zeker niet vervangen door deze exponentile verdelingen.
36
In het geval dat de g(m|r) exponentile verdelingen zijn, levert model CS exact dezelfde g(m,u,r) als volgens het
Volkermodel, zoals aangetoond in hoofdstuk 8 van [Geerse, 2004a]. De g(m|r) uit het huidige Hydra-B zijn echter niet
exact exponentieel, maar wel in goede benadering. De lichte afwijking van het exponentile verband resulteert in een
zeer geringe verandering van de correlatiesterkte, die op zijn beurt zeer weinig invloed heeft op de resultaten.
37
De parameter M
r
is in het Volkermodel feitelijk redundant: door K
r
(u) en
r
op geschikte wijze aan te passen, kan altijd
M
r
= 1 worden gekozen, zonder daarbij g(m,u,r) te wijzigen. Bij gebruik van model CS spelen daarnaast A
r
en B
r
geen rol
meer. Eigenlijk is het zo dat deze parameters uit het Volkermodel slechts marginaal van invloed zijn op de resultaten. De
enige echt relevante parameter is
r
, die diect samenhangt met de sterkte van de correlatie. Bij de aanpak met
transformaties is
r
te koppelen aan de standaarddeviatie
r
uit model CS uit hoofdstuk 7.
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 199

Wanneer de genoemde grootheden geautomatiseerd worden uitgerekend, kunnen
klimaatscenarios veel eenvoudiger worden doorgerekend dan nu het geval is in Hydra-B. Voor
de duidelijkheid: in zon klimaatscenario moeten wel g(r), g(u|r) en g(m|r) voorhanden zijn;
verder moet worden aangenomen dat de correlatiesterktes, namelijk de parameters
r
in model
CS en
r
in het Volkermodel, in het klimaatscenario ongewijzigd blijven. Wel kunnen de waardes
voor
r
en
r
eenvoudig worden gevarieerd, zodat de invloed van andere correlatiesterktes op de
resultaten kan worden onderzocht.

21.3.5 Gemeenschappelijke tijdbasis in Hydra-Zoet
Op dit moment wordt in Hydra-VIJ als tijdbasis 12 uur gebruikt, terwijl in Hydra-B daarvoor een
getijperiode wordt genomen. De keuze van een getijperiode voor de benedenrivieren is
plausibel, omdat de zeewaterstand immers op deze tijdschaal fluctueert. Bekend is echter, zie
ook paragraaf 6.4, dat een iets andere keuze dan een getijperiode vrijwel geen enkele invloed
heeft op de Hydra-B resultaten. Vanwege uniformiteit is het aan te bevelen in Hydra-Zoet een
gemeenschappelijke tijdbasis te gebruiken, waarbij de keuze van 12 uur dan het meest voor de
hand ligt. Het afleiden van windstatistiek is namelijk alleen mogelijk voor een periode van een
geheel aantal uren (de basisgegevens voor de wind zijn immers uurgegevens). De wind-
statistiek voor Hydra-B is feitelijk afkomstig uit die van een 12-uurs statistiek die daarna
herschaald is naar een getijperiode. Bij een uniforme keuze voor 12 uur als tijdbasis is zon
herschaling niet meer nodig.

21.4 Hydra-Zoet voor de bovenrivieren
21.4.1 Algemeen
Voor de bovenrivieren worden de dijken in het kader van de HR2006 getoetst met het
computerprogramma Hydra-R. Dit programma rekent deterministisch, waarbij het toetspeil
wordt gecombineerd met ontwerpwindsnelheden. De verwachting is dat op termijn de toetsing
voor de bovenrivieren ook probabilistisch zal gaan gebeuren, wat dan een probabilistisch model
vereist. Qua opzet kan hiervoor Hydra-B zowel als Hydra-VIJ worden gekozen. Omdat Hydra-VIJ
de basis vormt voor Hydra-Zoet wanneer toegepast voor de meren, benedenrivieren en de
Vecht- en IJsseldelta, ligt het dan voor de hand om ook voor de bovenrivieren Hydra-VIJ als
uitgangspunt te nemen.

Voor de bovenrivieren zijn de stochasten meerpeil en beheertoestand van de Ramspolkering uit
Hydra-VIJ overbodig. Deze stochasten moeten voor dit watersysteem uit Hydra-Zoet worden
verwijderd. De windsnelheid en windrichting blijven onderdeel van Hydra-Zoet; desgewenst kan
echter statistiek van een ander windstation dan Schiphol worden gebruikt. De afvoeren van de
Rijn, Maas, Vecht en IJssel dienen als trapezia te worden gemodelleerd. Daarover gaan de
volgende paragrafen. Als voorbereiding hierop geven we eerst de precieze afbakening van de
bovenrivieren.

Onder de bovenrivieren worden in dit rapport de riviertakken verstaan die een normterug-
keertijd hebben van 1250 jaar of lager.
38
De linker- en rechteroever van een riviertak kunnen
behoren bij verschillende normterugkeertijden. Volgens de HR2006 hebben de volgende

38
Het is niet altijd duidelijk welke riviertakken door verschillende mensen precies tot de bovenrivieren worden gerekend. In
dit rapport rekenen we alles tot de bovenrivieren dat een normterugkeertijd T = 1250 jaar heeft.
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
200 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
riviertakken normterugkeertijd 1250 jaar. Wanneer in de opsomming twee kilometerraaien zijn
genoemd, betreft het eerste getal de linkeroever (gerekend ten opzichte van de
stroomafwaartse richting) en het tweede de rechteroever:
39


1. Bovenstroomse deel Overijsselse Vecht, van km 52 t/m km 36 (verder landinwaarts geen
primaire keringen meer).
2. Bovenstrooms van IJssel km 972/km 981.
3. Bovenstrooms van Lek km 943/km 949.
4. Bovenstrooms van Waal km 951/Boven Merwede km 955.
5. Bovenstrooms van Bergsche Maas km 235/km 228; hieronder vallen ook de dijkringen 54
t/m 95 langs de Limburgse Maas, met normterugkeertijden 250 jaar.

Nu volgen voor deze trajecten opmerkingen over de voor Hydra-Zoet benodigde
afvoerstatistiek. Op implementatietechnische zaken wordt niet ingegaan; ook de benodigde
waterstandsdatabases (met Waqua- of Sobekberekeningen) blijven buiten beschouwing.
Dergelijke zaken vallen buiten de scope van dit rapport.

21.4.2 Bovenstroomse deel Overijsselse Vecht, van km 52 t/m km 36
Dit traject kan nu al met Hydra-VIJ, en straks dus met Hydra-Zoet, doorgerekend worden. De
(afvoer)statistiek voor Dalfsen wordt namelijk representatief geacht voor het hele traject km 52
t/m km 36. De overige stochasten kunnen ongewijzigd aanwezig blijven in Hydra-VIJ/Hydra-
Zoet.

21.4.3 Bovenstroomse delen van IJssel, Lek en Waal
De bovenstroomse delen van IJssel, Lek en Waal betreffen de trajecten:
IJssel km 972/km 981.
Lek km 943/km 949.
Waal km 951/Boven Merwede km 955.

Om deze trajecten met Hydra-Zoet door te rekenen is afvoerstatistiek van Lobith nodig. Dat
betekent dat voor deze locatie trapeziumvormige afvoergolven moeten worden bepaald, met
een constante basisduur B en een topduur b(k) en kansdichtheid f(k) die afhankelijk zijn van de
piekwaarde k. Zoals in paragraaf 21.3.1 opgemerkt zijn geschikte keuzes mogelijk voor
basisduur B = 30 dagen.

21.4.4 Bovenstrooms van Bergsche Maas km 235/km 228.
Voor dit traject is statistiek van Borgharen nodig. Daarvoor moeten trapezia worden bepaald
met een constante basisduur B, en een topduur b(k) en kansdichtheid f(k) die afhankelijk zijn
van de piekwaarde k, op zon manier dat het hogere deel van de standaardafvoergolven op een
goede manier door de trapezia worden weergegeven. Ook moeten de momentane overschrij-
dingskansen P(Q>q) voor relatief lage q in goede benadering worden gereproduceerd.

Orinterend onderzoek laat zien dat geschikte keuzes mogelijk zijn, maar alleen met een veel
kortere basisduur dan hiervoor. Voor Borgharen lijkt een keuze van circa 15 dagen het meest
geschikt. Definieve analyses moeten echter nog gedaan worden.

39
Omwille van het overzicht is een enkel klein riviertakje weggelaten.











Deel 5





juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 203
Bijlage A Formules voor kansen en
frequenties

In dit, en andere rapporten waarin statistische modellen worden beschreven, wordt gebruik
gemaakt van diverse verbanden tussen kansen, overschrijdingsfrequenties en
overschrijdingsduren. Het doel van deze bijlage is om een aantal van deze formules netjes op
een rij te zetten, zodat elders in dit rapport daarnaar verwezen kan worden. De formules zijn
geformuleerd voor continue stochasten, waarin de uitkomst van de stochast dus een willekeurig
reel getal kan zijn. De formules hebben ook een analogon voor de veelal eenvoudigere situatie
van discrete stochasten, maar de formuleringen daarvoor zijn hier achterwege gelaten en
worden aan de lezer zelf overgelaten.

Bijlage A.1 Setting en gebruikte notatie
Beschouw een willekeurige continue stochast X
t
die een functie is van de tijd t. Deze X stelt
bijvoorbeeld een belasting, windsnelheid of rivierafvoer voor. Hier wordt om concreet te zijn als
tijdbasis een dag gekozen: er worden dus dagwaarden beschouwd. De formules in dit hoofdstuk
gelden echter voor een willekeurige tijdbasis, zoals bijvoorbeeld uurwaarden of 12-
uurswaarden. In dit hoofdstuk worden alleen continue stochasten beschouwd, die een nette
kansdichtheid bezitten. Als gevolg daarvan is de uitkomst op een gesoleerde uitkomst a gelijk
aan 0, dus P(X
t
= a) = 0.

We zullen de gebruikte notatie uiteenzetten. Beschouw de (continue) stochast X
t
op de dag-
tijdstippen t = 1, 2, 3,.... Er worden in dit rapport voornamelijk stationaire stochasten
beschouwd, wat inhoudt dat de kansverdeling van X
t
op ieder moment dezelfde is (meer in het
bijzonder geldt eveneens dat de verdeling van X
t
, X
t+1
,.., X
t+n
niet van n afhangt). Af en toe
worden ook (meer algemene) niet-stationaire stochasten beschouwd, maar tenzij expliciet
anders wordt vermeld, zijn de beschouwde stochasten altijd stationair. Het gedrag van een
stationaire grootheid blijft zoals gezegd gelijk in de tijd: als X
t
bijvoorbeeld een afvoer betreft,
dan wordt dus aangenomen dat gedurende het winterhalfjaar (oktober t/m maart) de
afvoerverdeling niet verandert. Omdat op elk tijdstip de kansverdeling van X
t
dezelfde is, mogen
we voor de kans P(X
t
> x) dat X
t
op moment t niveau x overschrijdt evengoed schrijven
P(X > x); het preciese tijdstip speelt immers geen rol voor de kans.

Een kans van het hier beschouwde type wordt aangeduid als een momentane kans. Een
dergelijke kans zegt iets over de kans op een bepaald tijdstip t. Daarentegen is een kans in de
trant van de kans dat gedurende een maand de afvoer minimaal n maal het niveau 6000
m
3
/s overschrijdt geen momentane kans, omdat deze kans betrekking heeft op een periode in
plaats van op een tijdstip.

Nu volgt de definitie van het begrip top, ook aangeduid als piek. De uitkomsten van de
stochasten X
t
, t = 1, 2, 3, ... hebben een bepaald tijdsverloop. Men spreekt dan van een top, of
piek, wanneer gedurende enige tijd een gegeven niveau wordt overschreden. De top begint dus
op het moment dat de betreffende stochast het gegeven niveau overschrijdt en eindigt op het
moment dat de stochast weer onder dat niveau komt. Figuur A-1 geeft een voorbeeld voor het
geval dat X
t
een afvoer voorstelt in een periode van 20 dagen; daarin zijn drie toppen te zien
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
204 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
die het niveau x = 10000 m
3
/s overschrijden. Zogenaamde halve toppen aan het begin of eind
van de waarnemingsperiode worden eveneens als een top beschouwd: zo vormen bijvoorbeeld
de eerste twee dagen in Figuur A-1 in de gebruikte terminologie eveneens een top.

In toepassingen wordt bij het onderscheiden van toppen vaak een zichtduur gehanteerd,
waarbij een volgende top die binnen de zichtduur valt niet wordt meegeteld als top, zie
bijvoorbeeld de manier van selectie in paragraaf 11.2.1. In deze bijlage wordt een zichtduur
achterwege gelaten.

0
2000
4000
6000
8000
10000
12000
14000
0 5 10 15 20
tijd t [dagen]
d
a
g
a
f
v
o
e
r

x

[
m
3
/
s
]

Figuur A-1: Drie afvoertoppen die het niveau x = 10000 m
3
/s overschrijden, in een periode van 20 dagen
(zonder gebruik van een zichtduur).
Stochasten worden vaak aangeduid met hoofdletters, terwijl uitkomsten daarvan worden
aangeduid met de overeenkomstige kleine letter. (N.B.: niet idere hoofdletter stelt een
stochast voor.) Hier volgt een overzicht van de belangrijkste in dit hoofdstuk gebruikte
grootheden. Waar in het vervolg over een jaarmaximum wordt gesproken, heeft het betreffende
jaar 365 dagen. In toepassingen wordt veelal aangenomen dat bedreigingen in de
zomermaanden (april t/m september) verwaarloosbaar zijn, zodat men zich mag beperken tot
het winterhalfjaar (oktober t/m maart), in welk geval sprake is van 182 dagen.
40
In het laatste
geval dient het maximum in de formules te worden beperkt tot dagen in het winterhalfjaar.

N Het aantal dagen per jaar. dagen/jaar
X
t
De continue stochast X
t
, gegeven op de dagtijdstippen t = 1, 2,
3,.... Aangenomen wordt dat X
t
een nette kansdichtheids-
functie heeft, zodat geldt P(X
t
< x) = P(X
t
x).
afhankelijk
van toepas-
sing
X
jaar
Het jaarmaximum van de stochast X
t
, dus:
X
jaar
= max{X
1
, X
2
, ..., X
N
}.
afhankelijk
van toepas-
sing
P(X > x) De momentane kans dat X het niveau x overschrijdt. [-]
P(X
jaar
> x) De kans dat X
jaar
het niveau x overschrijdt. Deze kans is gelijk
aan de kans dat in een jaar tijd tenminste n maal het niveau x
door X wordt overschreden.
[-]
F(x) Het gemiddeld aantal toppen per jaar van overschrijdingsniveau
x dat door X wordt overschreden.
1/jaar

40
Soms wordt een winterhalfjaar van 180 dagen beschouwd.
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 205
F (x|1) Het gemiddeld aantal toppen per jaar van overschrijdingsniveau
x dat door X wordt overschreden, gegeven dat in het
beschouwde jaar tenminste n top voorkomt.
1/jaar
D(x) Het gemiddeld aantal dagen per jaar dat X het niveau x
overschrijdt. Deze overschrijdingen kunnen verdeeld zijn over
meerdere toppen; ze hoeven dus niet aansluitend in de tijd voor
te komen.
dagen/jaar
d(x) De gemiddelde overschrijdingsduur van een top die niveau x
overschrijdt.
dagen


Bijlage A.2 Elementaire formules
Zojuist zijn diverse kansen en overschrijdingsfrequentie ingevoerd. Hier volgen een aantal
elementaire formules daarvoor (voor het geval dat X
t
stationair is).

Voorafgaand aan deze formules de volgende opmerking. In deze bijlage, en zeer incidenteel
elders in dit rapport, komen formules voor die schijnbaar dimensioneel incorrect zijn. Er wordt
bijvoorbeeld een gelijkheid gegeven met in het linkerlid een kans (dimensieloos), terwijl in het
rechterlid een frequentie staat (dimensie 1/jaar). Om dimensioneel correcte formules te
verkrijgen zou een constante C moeten worden ingevoerd met dimensie 1/jaar, die numeriek
gelijk is aan de waarde 1. Het invoeren van deze constante wordt achterwege, ten koste van
het presenteren van (ogenschijnlijk) dimensioneel incorrecte formules.

De eerste elementaire formule stelt dat het gemiddelde aantal overschrijdingsdagen per jaar
gelijk is aan het aantal overschrijdingstoppen per jaar maal de gemiddelde duur van een
overschrijdingstop:
( ) ( ) ( ), dagen/jaar D x F x d x = (A.1)
Deze formule volgt direct uit de definities van de onderdelen hieruit, en behoeft derhalve geen
bewijs. De volgende formule stelt dat de momentane kans P(X>x) gelijk is aan het gemiddeld
aantal dagen per jaar dat x wordt overschreden gedeeld door het totaal aantal dagen per jaar:

( )
( ) , [-]
D x
P X x
N
> = (A.2)
Dit resultaat is zeer plausibel: in feite staat hier dat de momentane kans dat x wordt
overschreden, dus de kans dat op een gegeven moment x wordt overschreden, gelijk is aan de
fractie van de tijd dat x wordt overschreden. Een precies bewijs volgt verderop in deze bijlage.
Formules (A.1) en (A.2) impliceren het volgende verband tussen overschrijdingsfrequentie en
kans:

( )
( ) , 1/jaar
( )
NP X x
F x
d x
>
= (A.3)

Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
206 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
Bijlage A.3 Jaarmaximum en overschrijdingsfrequentie
In toepassingen wordt in het geval van een voldoend kleine overschrijdingsfrequentie F(x) deze
vaak benaderd door de kans P(X
jaar
> x), dat tenminste n maal in een jaar tijd het niveau x
wordt overschreden. De standaard afleiding hiervoor gaat er van uit dat het optreden van de
toppen wordt beschreven door een Poissonproces, met Poissonparameter F(x), gerelateerd aan
een periode van een jaar. De kans dat P(X
jaar
< x), oftewel de kans dat geen enkele
overschrijdingstop van niveau x optreedt, wordt dan gegeven door exp(-F(x)), zodat volgt

( )
( ) 1
F x
jaar
P X x e

> = (A.4)
Omdat voor kleine y geldt dat 1-exp(-y) y, volgt hieruit dat voor kleine waarden van F(x) de
jaarkans in benadering gelijk is aan de overschrijdingsfrequentie:
41

( ) ( ), voor ( ) 0
jaar
P X x F x F x > (A.5)
In de praktijk wordt vaak gesteld dat deze benadering bruikbaar is als F(x) < 0.10, in welk geval
de relatieve fout kleiner is dan 5%.

Formule (A.4) geldt exact onder de aanname dat het aantal toppen per jaar een Poisson-
verdeling volgt. Er bestaat echter een verband tussen de jaarkans en de overschrijdings-
frequentie dat geldig is zonder de aanname van een Poissonverdeling, en zonder dat X
t

stationair hoeft te zijn. Dat verband luidt:

( )
( ) ( )
( | 1)
jaar
F x
P X x F x
F x
> =

(A.6)
Hierin geeft F(x|1), met dimensie 1/jaar, het gemiddeld aantal toppen per jaar van
overschrijdingsniveau x dat door X wordt overschreden, gegeven dat in het beschouwde jaar
sowieso al tenminste n top voorkomt. Dat F(x) een bovengrens vormt voor de kans is
duidelijk, omdat F(x|1) altijd minstens 1 is. Merk op dat in de eerste twee leden van (A.6) een
dimensieloos getal staat, terwijl het laatste lid schijnbaar de dimensie 1/jaar heeft. In het
laatste lid wordt echter in feite gedeeld door het getal 1 met dimensie 1/jaar, zodat ook het
rechterlid dimensieloos is.

jaar

aantal toppen groter dan x
0

1 0
2 3
3 0
4 0
5 2
6 0
7 0
8 0
9 0
10 3
totaal 10 jaren totaal 8 toppen
Tabel A-1: Voorbeeld als toelichting op verband tussen jaarkans en overschrijdingsfrequentie.

41
De F(x) in de exponent van (A.4) is een dimensieloos getal, omdat in de exponent in feite de F(x) vermenigvuldigd met
1 jaar voorkomt, zijnde het gemiddelde aantal toppen in n jaar tijd, met dimensie 1/jaar * jaar = 1.
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 207
Formule (A.6) wordt volledig bewezen in Bijlage A.5, maar spreekt eigenlijk voor zich, zoals nu
met de getallen uit Tabel A-1 wordt gedemonstreerd. In dit voorbeeld worden in 10 jaar tijd 8
toppen geteld die een gegeven niveau x
0
overschrijden, die verspreid zijn over (slechts) drie
jaren. De grootheid F(x
0
|1) moet worden berekend door alleen de drie jaren te beschouwen
waarin overschrijdingen voorkomen. Dan volgt

F(x
0
) = 8/10 = 0.8 toppen/ jaar
F(x
0
|1) = 8/3 = 2.67 toppen/ jaar
F(x
0
) / F(x
0
|1) = 0.8/2.67 = 0.3 [-]

Volgens formule (A.6) moet nu dus gelden P(X
jaar
>x
0
) = 0.3. De betreffende kans kan ook
direct, dus zonder gebruik van (A.6), worden berekend: er zijn 3 jaren waarin het jaarmaximum
het niveau x
0
overschrijdt, op een totaal van 10 jaren; dat levert eveneens een kans van 0.3
op. Formule (A.6) is dus zeer plausibel.

De benadering van de jaarkans door de overschrijdingsfrequentie blijkt te kunnen worden
gemaakt wanneer geldt dat F(x|1) 1. Dat zal zeker het geval zijn als (a) de kans op het
optreden van een top gedurende een jaar zeer klein is en (b) toppen (min of meer)
onafhankelijk van elkaar zijn. Merk op dat aan deze voorwaarden ook voor niet-stationaire
stochasten voldaan kan zijn. Dus ook in het geval dat de kansverdeling van X per seizoen
verschillend is, kan aan (a) en (b) voldaan zijn. De gebruikelijke benadering van de kans door
de frequentie kan derhalve soms ook voor niet-stationaire stochasten worden gemaakt.

Bijlage A.4 Overschrijdingsfrequentie berekend met de
outcrossingsformule
Beschouw een stochast X die stationair is, in de zin dat iedere X
t
, t = 1, 2, 3, ... dezelfde
kansverdeling heeft. Wanneer deze aanname van stationariteit gerechtvaardigd is, is het
plausibel om te veronderstellen dat de kansverdeling voor twee opeenvolgende dagen eveneens
steeds dezelfde is. Iets precieser, stel dat g
t,t+1
(x
t
, x
t+1
) de simultane kansdichtheid weergeeft
van X
t
en X
t+1
. Dan wordt aangenomen dat de functies g
t,t+1
(.,.) voor t = 1, 2, 3, ..., gelijk zijn
aan een vaste functie g(.,.).

Onder deze voorwaarden wordt de gemiddelde overschrijdingsfrequentie gegeven door de
outcrossingsformule, die wordt bewezen in Bijlage A.5:
42


1 2
( ) ( ) ( 1) ( , ) F x P X x N P X x X x = > + > (A.7)
Hierin stelt P(X
1
x, X
2
>x) de kans voor dat op dag t = 1 stochast X zich onder het gegeven
niveau x bevindt, terwijl X zich op dag t = 2 daarboven bevindt. Het is dus de kans dat op dag 1
een overschrijding begint. Deze kans is eveneens gelijk aan de kans dat op dag t een
overschrijding begint, vanwege de aanname dat de kansdichtheden g
t,t+1
(.,.) alle aan elkaar
gelijk zijn. Voor grote waarden van N, wat hier redelijkerwijs het geval is, is (A.7) ongeveer
gelijk aan F(x) N P(X
1
x, X
2
>x). Blijkbaar is het gemiddelde aantal overschrijdingen per jaar
gelijk aan het aantal dagen in een jaar, vermenigvuldigd met de kans dat op een gegeven dag
een overschrijding begint. Dat is een plausibel resultaat. De reden dat de relatie
F(x) N P(X
1
x, X
2
>x) niet exact geldt, is dat aan het begin en eind van de periode halve

42
Voor de hier beschouwde stochast geldt P(X
1
x, X
2
> x) = P(X
1
< x, X
2
> x).
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
208 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
toppen kunnen voorkomen. Deze halve toppen verhinderen als het ware dat de F(x) niet exact
door N P(X
1
x, X
2
>x) wordt gegeven.

Het rechterlid van formule (A.7) staat zoals gezegd bekend als de outcrossingsformule. Vaak
wordt het rechterlid alleen gebruikt als bovengrens voor de kans P(X
jaar
>x), zie bijvoorbeeld
[Vrouwenvelder et al, 1997]. Het rechterlid is echter exact gelijk aan de frequentie F(x), die op
zijn beurt volgens (A.6) weer een bovengrens vormt voor de kans P(X
jaar
>x).

De zojuist gegeven formule heeft een analogon in de situatie dat aan de stationariteit van X niet
is voldaan. Meer algemeen geldt

1
1 1
1
( ) ( ) ( , )
N
t t
t
F x P X x P X x X x

+
=
= > + >

(A.8)
Het is duidelijk dat deze formule ingeval van stationariteit reduceert tot (A.7).

Bijlage A.5 Diverse bewijzen
Hieronder volgen de bewijzen van de formules (A.2), (A.6) en (A.8), waarmee alle beweringen
(A.1) t/m (A.8) uit voldoende zijn bewezen. Bedenk daarbij het volgende. Formule (A.1) is in
feite de definitie van d(x), zodat geen bewijs nodig is. Formule (A.3) volgt meteen uit (A.1) en
(A.2). Formules (A.4) en (A.5) zijn reeds toegelicht, terwijl (A.7) een speciaal geval van (A.8)
vormt. De bewijzen van (A.2) en (A.8) zijn aan elkaar verwant, vandaar deze samen worden
beschouwd; daarna volgt het bewijs van (A.6). Eerst volgt wat algemene notatie.

We willen de (continue) stochasten X
1
, X
2
, ...., X
N
bestuderen in een zeer algemene formulering,
waarbij wordt aangenomen dat de stochasten worden beschreven door een simultane
kansdichtheid g(x
1
,x
2
,...,x
N
). Hierin is (x
1
,x
2
,...,x
N
) een mogelijke uitkomst, ook realisatie
genoemd, van de beschouwde stochasten; de verzameling van alle mogelijke punten
(x
1
,x
2
,...,x
N
) die als uitkomst kunnen optreden wordt de uitkomstenruimte genoemd. (Hier is
gelijk aan (-,)
N
of aan een deelverzameling daarvan.) De marginale verdeling van X
t
wordt
aangegeven door g
t
(x
t
). De marginale verdeling van twee opeenvolgende stochasten X
t
, X
t+1

wordt aangegeven door g
t,t+1
(x
t
,x
t+1
).

Beschouw nu een vaste waarde a (die een gegeven overschrijdingsniveau voorstelt) en definieer
voor elke t = 1, 2,..., N een functie
t
op door

1 2
1 als
( , ,..., )
0 anderszins
t
t N
x a
x x x
>
=

(A.9)
Er zijn dus evenveel functies
t
als er dagen in een jaar zijn, n voor elke dag in het jaar. De
functie
t
kan slechts twee waarden aannemen. Ingeval deze waarde 1 is volgt dat op tijdstip t
(dag t) het niveau a wordt overschreden; ingeval deze waarde 0 is volgt dat op tijdstip t het
niveau a niet wordt overschreden. We zullen dat nader illustreren. Een gegeven realisatie
(x
1
,x
2
,...,x
N
) stelt een gegeven tijdsverloop voor van X over een heel jaar. Een voorbeeld
daarvan wordt gegeven in Figuur A-1, maar dan omwille van de uitleg voor een korter afvoer-
verloop voor t = 1, 2,..., 20. Beschouw nu de waarde a = 10000 m
3
/s. Dat niveau wordt in de
figuur 7 maal overschreden, namelijk op de tijdstippen t = 1, 2, 7, 8, 14, 15 en 16. Voor deze
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 209
tijdstippen nemen de functies
t
(in de beschouwde realisatie) de waarde 1 aan; voor de overige
tijdstippen nemen ze de waarde 0 aan.
Voor elke t = 1, 2,..., N-1 definiren we verder de functie
t,t+1
op door

1
, 1 1 2
1 als en
( , ,..., )
0 anderszins
t t
t t N
x a x a
x x x
+
+
>
=

(A.10)
Voor elke dag in het jaar, met uitzondering van de laatste dag van het jaar, is er dus een
functie
t,t+1
gegeven. De interpretatie hiervan luidt: als
t,t+1
gelijk is aan 1, dan is tijdstip t het
begin van een overschrijding van niveau a. In Figuur A-1 is dat het geval voor t = 6 en t = 13.
Als
t,t+1
gelijk is aan 0, dan is duidelijk dat t niet het begin van een overschrijding vormt: in dat
geval liggen x
t
en x
t+1
ofwel beiden boven niveau a, ofwel beiden onder niveau a, ofwel x
t
ligt
boven a en x
t+1
ligt daaronder. Wil men het aantal toppen in een jaar tijd weten dat de realisatie
(x
1
,x
2
,...,x
N
) vertoont, dan hoeft alleen maar geteld te worden op hoeveel tijdstippen er een top
begint, afgezien dan van een eventuele halve top aan het begin van de periode. Men hoeft dus
alleen maar het aantal tijdstippen te weten waarvoor
t,t+1
gelijk is aan 1. Daarnaast dient een
eventuele halve top aan het begin apart te worden beschouwd.

Definieer nu twee stochasten W
a
en Y
a
(functies op ) die respectievelijk het aantal
overschrijdingsdagen en het aantal overschrijdingstoppen van niveau a in de beschouwde
periode voorstellen. Dus

W
a
= het totale aantal dagen in de beschouwde periode dat niveau a overschrijdt
Y
a
= het totale aantal toppen in de beschouwde periode dat niveau a overschrijdt

Aan de hand van bovenstaande uitleg is direct te verifiren dat deze stochasten kunnen worden
geschreven als

1 2 1 2
1
( , ,..., ) ( , ,..., )
N
a N t N
t
W x x x x x x
=
=

(A.11)

1
1 2 1 1 , 1 1 2
1
( , ,..., ) ( ) ( , ,..., )
N
a N t t N
t
Y x x x x x x x

+
=
= +

(A.12)
De grootheid D(a) uit (A.1) wordt dan gegeven door de verwachtingswaarde van W
a
, aangeduid
als E(W
a
), terwijl de overschrijdingsfrequentie F(a) wordt gegeven door de verwachtingswaarde
E(Y
a
).
Merk op dat
t
(x
1
,x
2
,...,x
N
) in (A.11) uitsluitend afhangt van x
t
en niet van de overige
cordinaten. Daarom kunnen we
t
ook beschouwen als zijnde een functie van alleen x
t
; deze
functie zullen we (hoewel formeel gezien een andere notatie dient te worden genomen)
eveneens aanduiden met
t
(x
t
) De
t,t+1
in (A.12) hangt alleen af van x
t
en x
t+1
. Deze functie
van x
t
en x
t+1
zullen we analoog aanduiden met
t,t+1
(x
t
,x
t+1
).

Bewijs van (A.2)
Het bewijs van (A.2) verloopt als volgt. Zoals zojuist uiteengezet noemen we
t
(x
t
) =

t
(x
1
,x
2
,...,x
N
). Met (A.11) volgt dan

Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
210 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER

1 2 1 2 1 2
1 2 1 2 1 2
1
1
1
1
( ) ( )
... ( , ,..., ) ( , ,..., )
... ( , ,..., ) ( , ,..., )
( ) ( )
( )
( )
a
N N a N
N
N N t N
t
N
t t t t t
t
N
t t t
a
t
N
t
t
D a E W
dx dx dx g x x x W x x x
dx dx dx g x x x x x x
dx g x x
dx g x
P X a

=
=

=
=
=
=
=
=
=
= >

(A.13)
Wanneer nu wordt aangenomen dat X stationair is, volgt D(a) = NP(X>a), waarmee (A.2) is
bewezen. Merk op dat (A.13) een algemener resultaat geeft dat ook bruikbaar is ingeval X niet
stationair is.

Bewijs van (A.8)
Uit (A.12) volgt

1 2 1 2 1 2
1
1 1 1 1 1 1 , 1 1 , 1 1
1
1 1 1 1 , 1 1
1 1
1
( ) ( )
... ( , ,..., ) Y ( , ,..., )
( ) ( ) ( , ) ( , )
( ) ( , )
( ) ( , )
a
N N a N
N
t t t t t t t t t t
t
a
t t t t t t
a
a
N
t t
t
F a E Y
dx dx dx g x x x x x x
dx g x x dx dx g x x x x
dx g x dx dx g x x
P X a P X a X a

+ + + + +
=

+ + +

+
=
=
=
= +
= +
= > + >

(A.14)
waarmee (A.8) is bewezen.

Bewijs van (A.6)
Het volgende deel van (A.6) dient te worden bewezen

( )
( )
( 1)
jaar
F x
P X > x
F x |
=

(A.15)
Er geldt, omdat het optreden van een top equivalent is met het overschrijden door X
jaar
van x,

( ) ( 1)
( ) ( )
( | 1) ( | 1)
jaar x
x
x x
P X x P Y
F x E Y
F x E Y Y
> =
=
=
(A.16)
Nu kan worden geschreven
( ) ( 0) ( | 0) ( 1) ( | 1)
x x x x x x x
E Y P Y = E Y Y P Y E Y Y = = + (A.17)
Het echter duidelijk dat onder de voorwaarde Y
x
= 0 de conditionele verwachting van Y
x
gelijk is
aan 0, zodat
( ) ( 1) ( | 1)
x x x x
E Y P Y E Y Y = (A.18)
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 211
waaruit met (A.16) blijkt dat (A.15) inderdaad het geval is.

juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 213
Bijlage B Alternatieve formules
uitsplitsingen Hydra-VIJ
Deze bijlage geeft het bewijs van (13.36). Beschouw eerst fase 0 tussen afvoer en meerpeil,
zodat het midden van de trapezia ligt bij B/2, en neem vooreerst aan q
2
= en m
2
= . Neem
verder aan dat beide trapezia een stijgende voorflank en een dalende achterflank hebben
(stijgend betekent hier strikt stijgend en dalend betekent strikt dalend). In principe kunnen
trapezia een horizontaal topniveau hebben. Voor die trapezia wordt hier geen bewijs gegeven.
Door willekeurig kleine aanpassingen kan het horizontale topniveau (met midden ter plaatse van
B/2) echter worden vervangen door een stijgend deel tot B/2 en een dalend deel vanaf B/2.
Voor de praktijk levert zon (mimiem) aangepast topniveau dezelfde resultaten, terwijl
wiskundig is bereikt dat ieder niveau in de voorflank van een trapezium dan slechts door n
tijdstip wordt aangenomen, terwijl hetzelfde geldt voor de achterflank. Nadat het bewijs voor de
voorgaande situatie is gegeven, worden de gevallen van fase ongelijk 0 en algemene keuzes
voor q
2
en m
2
behandeld. In het onderstaande bewijs wordt bekendheid verondersteld met de
Dirac -functie.

Definieer de verzamelingen

{ }
{ }
( , ) [0, ] | ( , )
( , ) [0, ] | ( , )
A q k t B t k q
B m s t B t s m

=
=
(B.1)
Verder wordt t
op
(q,k) gedefinieerd als het (unieke) tijdstip in de voorflank van het
afvoertrapezium met piekwaarde k waarvoor geldt dat op dit tijdstip de waarde q wordt
aangenomen. Er geldt dus (t
op
(q,k),k) = q. Voor de achterflank wordt een analoge definitie
gebruikt: t
neer
(q,k) is zodanig dat (t
neer
(q,k),k) = q. Voor het meerpeiltrapezium worden
analoge difinities gebruikt: t
op
(m,s) is zodanig dat (t
op
(m,s),s) = m, en t
neer
(m,s) is zodanig dat
(t
neer
(m,s),s) = m.

Beschouw nu als voorbereiding op het eigenlijke bewijs, voor een willekeurige functie W(q,m),
de volgende integraal over de voorflank van 0 tot B/2:

( )
( )
( )
( ) ( )
1 1
1 1
1 1
1
1
[0, / 2] : ( , ) , ( , )
/ 2
( , ) ( , )
0
/ 2 / 2
( , ) ( , )
0 0
( , )
0
( , ), ( , )
( ) ( ) ( , ), ( , )
( ) ( ) ( ) ( , ), ( , )
( , )
( , ) ( ) ( , ),
t B t k q t s m
B
A q k B m s
B B
A q k B m s
B s op
op
A q k
m
dt W t k t s
dt t t W t k t s
dt d t t W t k s
t m s
dt dm t t m s t W t k m
m






=
=

( ) ( )
1 1
/ 2
( , ) ( , )
( , ) ( , ) ,
k s op op
op op
q m
t m s t q k
dq dm t q k t m s W q m
m q


(B.2)

waarbij in de laatste twee stappen respectievelijk de substituties (,s) = m en (t,k) = q zijn
gedaan. Voor het interval [B/2, B] kan een soortgelijke herschrijving worden gedaan. Voor het
hele interval [0, B] volgt dan
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
214 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER

( )
( ) ( )
( )
1 1
1 1
[0, ]: ( , ) , ( , )
( , ), ( , )
( , ) ( , )
, ( , ) ( , )
( , ) ( , )
( , ) ( , )
t B t k q t s m
k s op op
op op
q m
neer neer
neer neer
dt W t k t s
t m s t q k
dq dm W q m t q k t m s
m q
t m s t q k
t q k t m s
m q


+
`

)


(B.3)
Definieer nu de hulpgrootheid A
W
door

( )
( )
1 1 1 1
1 1
[0, ]: ( , ) , ( , )
[ , ],[ , ]
( , )
( , ) ( , ), ( , )
W
q m t B t k q t s m
A q m
J k s
dk ds f k s dt W t k t s
b





=

(B.4)
Beschouw verder de specifieke functie W = W
uitspl
gegeven door

2
1
( , ) ( , , | , ) ( , , , , )
u
uitspl G
u
W q m du g u r q m q m u r =

(B.5)
In feite hangt deze functie naast q en m ook af van u
1
, u
2
, r, d en , maar dat wordt hier niet
expliciet aangegeven. Uitgaande van (13.28) en (13.29) kan nu eenvoudig geverifieerd worden
( ) ( )
1 1 1 1 1 2
[ , ],[ , ] [ , ],[ , ],[ , ], ,
uitspl
W
A q m A q m u u r = (B.6)
waarbij bedacht moet worden dat de integrand in het tweede lid van (B.4) gelijk aan nul wordt
voor k < q
1
en voor s < m
1
, zodat de integraties over k en s daarin ook mogen beginnen bij 0.
De specifieke functie W
uitspl
levert in A
W
dus de uitsplitsing volgens (13.29).

Voor willekeurige functies W volgt, met behulp van (B.3) en (B.4),

( )
( ) ( )
( )
( )
1 1 1 1
1
1 1
[ , ],[ , ]
( , ) ( , ) ( , )
( , ) , ( , ) ( , )
( , ) ( , )
( , ) ( , )
, ( ,
W
k s op op
op op
q m q m
neer neer
neer neer
m q m
A q m
J k s t m s t q k
dk ds f k s dq dm W q m t q k t m s
b m q
t m s t q k
t q k t m s
m q
dq dm W q m dk ds f k


+
`

)
=


( )
( )
1
( , ) ( , ) ( , )
) ( , ) ( , )
( , ) ( , )
( , ) ( , )
op op
op op
q
neer neer
neer neer
J k s t m s t q k
s t q k t m s
b m q
t m s t q k
t q k t m s
m q


+
`

)

(B.7)
Verder is eenvoudig te bewijzen dat (voor begrensde functies W)
( ) ( )
1 1
2
1 1
[ , ],[ , ] [ , ],[ , ]
W W
q m
A q m dq dm A q m
q m


=
`

)

(B.8)
Dit volgt meteen uit het uitintegreren van het rechterlid, tezamen met het feit dat
( )
1 1
[ , ],[ , ]
W
A q m naar nul gaat als q
1
of m
1
naar gaat. Omdat (B.7) en (B.8) gelden voor
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 215
willekeurige q
1
en m
1
, moet voor strikt positieve (begrensde) functies W dan volgen, zie ook
(B.4),

( )
( )
( )
2
[0, ]: ( , ) , ( , )
( , ) ( , ) ( , )
( , ) ( , ) ( , )
( , ) ( , )
( , ) ( , )
1 ( , )
( , ) ( , ), ( , )
( , )
op op
op op
q m
neer neer
neer neer
q m t B t k q t s m
J k s t m s t q k
dk ds f k s t q k t m s
b m q
t m s t q k
t q k t m s
m q
J k s
dk ds f k s dt W t k t s
W q m q m b


+
`

)

`

)
(B.9)
Het linkerlid hangt niet van W af: blijkbaar is er sprake van een schijnbare afhankelijkheid van
W in het rechterlid. Een simpele keuze voor W is W(q,m) = 1. Dan volgt, door in de laatste stap
gebruik te maken van (13.33) en (13.34),

( )
( )
2
[0, ]: ( , ) , ( , )
( , ) ( , ) ( , )
( , ) ( , ) ( , )
( , ) ( , )
( , ) ( , )
( , )
( , )
( , )
op op
op op
q m
neer neer
neer neer
q m t B t k q t s m
J k s t m s t q k
dk ds f k s t q k t m s
b m q
t m s t q k
t q k t m s
m q
J k s
dk ds f k s dt
q m b
v q m


+
`

)


=
`


)
=

(B.10)
Uit (B.7) volgt nu
( ) ( )
1 1
1 1
[ , ],[ , ] , ( , )
W
q m
A q m dq dm W q m v q m

=

(B.11)
Voor de specifieke keuze van W
uitspl
uit (B.5) volgt dan vanwege (B.6)

( ) ( )
2
1 1 1
1 1 1 2 1 1
[ , ],[ , ],[ , ], , [ , ],[ , ]
( , , | , ) ( , , , , ) ( , )
uitspl
W
u
G
q m u
A q m u u r A q m
dq dm du g u r q m q m u r v q m



=
=


(B.12)
hetgeen bewezen moest worden.

Beschouw nu een fase ( / 2, / 2) B B tussen afvoer- en meerpeiltrapezia die ongelijk aan nul
is. Het bewijs loopt voor positieve en negatieve fases hetzelfde.
43
Neem hier > 0 aan. In
plaats van de twee trajecten [0, B/2] en [B/2, B] van hiervoor (namelijk de voor- en
achterflank), beschouwen we nu de vier trajecten:

Traject [0, ] waarop de afvoer stijgend is en het meerpeil dalend.
Traject [, B/2] waarop de afvoer stijgend is en het meerpeil stijgend.
Traject [B/2, B/2+] waarop de afvoer dalend is en het meerpeil stijgend.
Traject [B/2+, B] waarop de afvoer dalend is en het meerpeil dalend.


43
De gevallen = -B/2 en = B/2 vormen eenvoudige varianten van het onderstaande bewijs, en worden hier niet
gegeven.
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
216 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
In bovenstaande bewijs voor = 0 komt in diverse formules een uitdrukking voor, gerelateerd
aan de voor- en achterflank, van de vorm

( ) ( )
( , ) ( , ) ( , ) ( , )
( , ) ( , ) ( , ) ( , )
op op neer neer
op op neer neer
t m s t q k t m s t q k
t q k t m s t q k t m s
m q m q


+

(B.13)
Bij beschouwen van > 0 wordt dit een uitdrukking bestaande uit vier groepen van termen,
dan in plaats van gerelateerd aan de voor- en achterflank gerelateerd aan de zojuist genoemde
vier trajecten. Nalopen van het bewijs laat zien dat er in wezen weinig verandert aan het bewijs
en dat ook voor > 0 opnieuw (B.12) volgt.

Beschouw nu willekeurige q
2
en m
2
, met q
2
> q
1
en m
2
> m
1
. Met (13.28) en (13.29) is te
verifiren dat

( ) ( ) ( )
( ) ( )
1 2 1 2 1 2 1 1 1 2 1 2 1 2
2 1 1 2 2 2 1 2
[ , ],[ , ],[ , ], , [ , ],[ , ],[ , ], , [ , ],[ , ],[ , ], ,
[ , ],[ , ],[ , ], , [ , ],[ , ],[ , ], ,
A q q m m u u r A q m u u r A q m u u r
A q m u u r A q m u u r


=
+
(B.14)
Op grond hiervan is het niet moeilijk om met (B.12) aan te tonen dat (13.36) dan het geval
moet zijn. Hiermee is het bewijs van (13.36) gegeven.

juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 217
Bijlage C Formules uitbreiding afvoergolven

Deze bijlage geeft de formules voor de uitbreiding van de afvoergolven tot aan afvoer 0 m
3
/s.
Ze zijn afkomstig, op kleine veranderingen in notatie na, uit Bijlage 2 van [Geerse, 2004b].
Aanname is dat voor piekafvoeren en afvoerniveaus de reguliere golven reeds beschikbaar zijn
boven een zekere grenswaarde q
g
, die voor Lobith 6000 m
3
/s bedraagt en voor Lith 1315 m
3
/s.
De aanname voor de naar beneden uit te breiden golven is

( , )
( ) , ,
g
L q k
s q q q k q
q

= >

(C.1)
Ofwel, de partile afgeleide van de overschrijdingsduur naar de drempel q hangt slechts van de
beschouwde drempel af en niet van de topwaarde k. Feitelijk is dat een iets minder strenge
voorwaarde dan de in paragraaf 17.1.3 genoemde voorwaarde van evenwijdige golfflanken.

Voordat de formule voor L(q,k) wordt gegeven dienen enkele zaken te worden behandeld.
Beschouw de functie b(q) = L(q,q) welke de topduur van een afvoergolf geeft. Voor q > q
g
volgt
deze uit de reguliere golfvormen. Strikt genomen zou moeten gelden b(q) = 0 omdat de
maximale waarde slechts gedurende een tijdsduur 0 optreedt. Omdat de top van de golf echter
tamelijk stomp is, en omdat in berekeningen de afvoer meestal vrij ruw wordt gediscretiseerd,
zou ook bijvoorbeeld b(q) = 12 uur genomen kunnen worden (of een getijperiode). Voor q < q
g

bestaat er zekere een zekere vrijheid in de keuze van b(q). Er dient echter voldaan te zijn aan
de volgende eisen, met N = 24*182 gelijk aan het aantal uren in een winterhalfjaar,
( ) is continu voor 0 b q q > (C.2)

( )
( )
( ) , 0
g
Ng q
b q q q
q
(C.3)
waarbij g(q) = -dP(Q>q)/dq en (q) = -dF
whj
(q)/dq respectievelijk de momentane kansdichtheid
en de frequentiedichtheid van de afvoer aangeven. Terzijde: uit [Geerse, 2002a] blijkt dat voor
alle q > 0 de keuze b(q) gelijk aan een getijperiode genomen kan worden, zowel voor Lobith als
voor Lith. In de resultaten uit hoofdstuk 17 is echter b(q) = 0 genomen.

Definieer vervolgens, onder de aanname van (C.2) en (C.3), s(q) en S(q) door

( ) ( ) ( )
( ) 0, 0
( )
g
whj
Ng q q b q
s q q q
F q

= (C.4)

0
( ) ( ) 0, 0
q
g
S q dk s k q q =

(C.5)
Merk op dat S(q) stijgend is in q. We definiren nu (de duren binnen) de golfvormen als volgt.

Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010
218 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
Geval k > q
g

: ( , ) reeds gegeven op basis van de reguliere golven
g
q q k L q k (C.6)
0 : ( , ) ( ) ( ) ( , )
g g g
q q L q k S q S q L q k = + (C.7)
Geval 0 < k < q
g


0 : ( , ) ( ) ( ) ( ) q k L q k S k S q b k = + (C.8)
Er wordt dus in deze definities onderscheid gemaakt tussen het deel van de golfvormen boven
en onder de grenswaarde. De volgende, eenvoudig te verifiren continuteitseigenschappen
geven aan dat de overgang ter plaatse van q
g
wel vloeiend is.

Continuteitseigenschappen
lim ( , ) ( )
g
g g
k q
L q k b q

= (C.9)
lim ( , ) lim ( , ) ( ) ( ) ( ) , 0
g g
g g g
k q k q
L q k L q k S q S q b q q q

= = + < (C.10)
lim ( , ) lim ( , ) ( , ) ,
g g
g g
q q q q
L q k L q k L q k k q

= = > (C.11)
Eigenschap (C.10) stelt dat indien een drempel q < q
g
wordt beschouwd, de golven iets hoger
zowel als iets lager dan q
g
eenzelfde overschrijdingsduur hebben van drempel q. Eigenschap
(C.11) stelt dat indien een golf met k > q
g
wordt beschouwd, de drempels iets hoger zowel als
iets lager dan q
g
eenzelfde overschrijdingsduur hebben.

Nu volgt het bewijs dat de hier beschouwde golfvormen in overeenstemming zijn met de vooraf
gegeven P(Q>q). Beschouw daartoe de hulpfunctie A(q) gegeven door

1
( ) ( ) ( , ) , 0
q
A q dk k L q k q
N

(C.12)
We dienen nu te bewijzen dat P(Q>q) = A(q). Voor q > q
g
is dat zeker het geval omdat de
L(q,k) dan de reguliere golfvormen voorstellen, waarvoor geldt dat het rechterlid in (C.12)
precies P(Q>q) oplevert.

Beschouw nu 0 < q < q
g
. Uit (C.7) en (C.8) volgt dan
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 219

( ) ( )
( ) ( )
( )
1
( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( , )
1
( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( , )
1
( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( )
g
g
g
g
g
q
g g
q q
q
g g
q q q
q
whj g whj g
q
A q dk k S k S q b k dk k S q S q L q k
N
dk k S q dk k S k b k dk k S q L q k
N
S q F q dk k S k b k S q F q
N




= + + +
`

)


= + + + +
`

)


= + + +
`

)

( )
g
P Q q + >
(C.13)
Het is eenvoudig te verifiren dat
lim ( ) lim ( ) ( )
g g
g
q q q q
A q A q P Q q

= = > (C.14)
waaruit blijkt dat A(q) continu is in q = q
g
en gelijk is aan P(Q>q
g
). De afgeleide van A(q) naar
q, voor 0 < q < q
g
, is vanwege (C.4) te schrijven als

( ) { }
{ }
1
'( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( )
1
( ) ( ) ( ) ( )
( )
whj
whj
A q s q F q S q q q S q b q
N
s q F q q b q
N
g q

= + +
= +
=
(C.15)
Hieruit volgt dat A(q) en P(Q>q) slechts op een constante na aan elkaar gelijk zijn. Uit (C.14)
volgt echter dat deze constante gelijk is aan 0, zodat A(q) = P(Q>q). Dit is wat bewezen moest
worden.

De conclusie is dat de keuze voor L(q,k) uit (C.6) t/m (C.8) de juiste momentane kans P(Q>q)
oplevert. De grootheid L(q,k) legt echter alleen de totale overschrijdingsduur van niveau q vast,
maar niet de verdeling over de voor en achterflanken van de golf. In de resultaten uit hoofdstuk
17 is gekozen de duur voor 40% aan de voorflank en voor 60% aan de achterflank toe te
kennen. Bedenk hierbij dat de golven geen fysische betekenis hebben, zodat een arbitraire
toedeling aan voor- en achterflank is toegestaan.


juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 221
Referenties
[Beijk en Geerse, 2004]
Bivariate correlatiemodellen gebaseerd op exponentile marginale verdelingen. Beschrijving en
werking MATLAB-programmatuur. V.A.W. Beijk en C.P.M. Geerse. RIZA-Werkdocument
2004.109x. Rijkswaterstaat-RIZA. Lelystad, mei 2004.

[Beijk, 2006]
De veiligheid van de primaire waterkeringen in Nederland. Voorstel voor het achtergrondrapport
TMR2006 voor de Vecht en IJsseldelta. V.A.W. Beijk. Met medewerking van H. Berger en D.
Vlag. Rijkswaterstaat-RIZA, december 2006.

[De Deugd, 2002]
Waterloopkundige berekeningen in het Benedenrivierengebied voor het Randvoorwaardenboek
2001. H. de Deugd. RIZA-Werkdocument 2002.203x. RIZA Dordrecht.

[Duits, 2002]
Trapeziumvormige afvoergolven Vooronderzoek. M.T. Duits. HKV LIJN IN WATER, november 2002.

[Duits, 2004a]
Testrapport Nieuw recept uitsplitsingen Hydra-B, Versie 3.1. M.T. Duits. HKV LIJN IN WATER,
oktober 2004.

[Duits, 2004b]
Hydra-B Systeemdocumentatie, Versie 3.1 (versnelde versie). M.T. Duits. HKV LIJN IN WATER,
november 2004.

[Duits, 2006a]
Gebruikershandleiding Hydra-B, Versie 3.4. M.T. Duits. HKV LIJN IN WATER, december 2006.

[Duits, 2006b]
Prototype Hydra-Zoet Testrapport, Versie 0.1. M.T. Duits. HKV LIJN IN WATER, maart 2006.

[Duits en Hoekstra, 2006]
Advies technische aspecten Hydra-Zoet. M.T. Duits en A. Hoekstra. HKV LIJN IN WATER, maart 2006.

[Duits, 2007]
Hydra-B. Handleiding geavanceerde gebruikers, Versie 3.5. M.T. Duits. HKV LIJN IN WATER, augustus
2007.

[Duits, 2008a]
Hydra-VIJ. Gebruikershandleiding, Versie 3.1. M.T. Duits. HKV LIJN IN WATER, december 2008.

[Duits, 2008b]
Hydra-VIJ. Handleiding geavanceerde gebruikers, Versie 3.1. M.T. Duits. HKV LIJN IN WATER,
december 2008.

[Duits, 2008c]
Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010

222 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
Hydra-VIJ Systeemdocumentatie, Versie 3.1. M.T. Duits. HKV LIJN IN WATER, december 2008.

[Duits, 2008d]
Hydra-VIJ Testrapport. Bekledingentoets en rekenen in merengebied, Versie 3.1. M.T. Duits.
HKV LIJN IN WATER, december 2008.

[Duits, 2008e]
Hydra-BS. Gebruikershandleiding, Versie 1.0. M.T. Duits. HKV LIJN IN WATER, augustus 2008.

[Geerse, 1999]
De interpretatie van het Rijkoort Weibull model. C.P.M. Geerse. RIZA-rapport 99.048. RIZA
Lelystad, 20 juli 1999.

[Geerse, 2002a]
De grenswaarde in Hydra-B in relatie tot FBC-modellen.
RIZA-Werkdocument 2002.053x. RIZA, Lelystad, februari 2002.

[Geerse, 2002b]
Invloed van de grenswaarde in het model Hydra-B voor het Benedenrivierengebied. C.P.M.
Geerse. RIZA-Werkdocument 2002.054x. RIZA, Lelystad, februari 2002.

[Geerse, 2003a]
Probabilistisch model hydraulische randvoorwaarden IJssel- en Vechtdelta. C.P.M. Geerse. RIZA-
werkdocument 2003.129x. RIZA Lelystad, 29 september 2003.

[Geerse, 2003b]
Probabilistisch model hydraulische randvoorwaarden Benedenrivierengebied. C.P.M. Geerse.
RIZA-werkdocument 2003.128x. RIZA Lelystad, december 2003.

[Geerse, 2003c]
Probabilistisch model voor de IJsseldelta. C.P.M. Geerse. RIZA-werkdocument 2003.091x.
Rijkswaterstaat-RIZA. Lelystad, mei 2003. (Het betreft een nauwelijks gewijzigde definitieve
versie van het gelijknamige concept van 27 juni 2000.)

[Geerse, 2004a]
Bivariate correlatiemodellen met exponentile en asymptotisch exponentile marginale
verdelingen. C.P.M. Geerse. RIZA-werkdocument 2002.104x. RIZA Lelystad, mei 2004.

[Geerse, 2004b]
Hydraulische randvoorwaarden Benedenrivierengebied Methodiek dijkbekledingen. C.P.M.
Geerse. RIZA-werkdocument 2004.140x. RIZA Lelystad, september 2004.

[Geerse, 2004c]
Uitsplitsingen en illustratiepunten Hydra-B Toelichting op de gebruikershandleiding Hydra-B.
RIZA-werkdocument 2004.209x. Rijkswaterstaat-RIZA. Lelystad, december 2004.

juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 223
[Geerse, 2005]
Aanvulling probabilistische modellen Hydra-B en Hydra-VIJ Invloedrijkste dijkvakken van een
dijkring en uitbreiding theorie uitsplitsingen. C.P.M. Geerse. RIZA-werkdocument 2005.088x.
RIZA Lelystad, juni 2005.

[Geerse, 2006]
Hydraulische Randvoorwaarden 2006 Vecht- en IJsseldelta - Statistiek IJsselmeerpeil, afvoeren
en stormverlopen voor Hydra-VIJ. C.P.M. Geerse. RIZA-werkdocument 2006.036x.
Rijkswaterstaat-RIZA. Lelystad, januari 2006.

[Geerse en Diermanse, 2006]
Correlaties en meerdimensionale statistiek. C.P.M. Geerse en F.L.M. Diermanse. HKV LIJN IN WATER
en WL|Delft Hydraulics, rapport PR1175, Lelystad, november 2006.

[Geerse, 2007a]
Methode bepalen waterstandsverlopen Vecht- en IJsseldelta. C.P.M. Geerse. HKV LIJN IN WATER,
Lelystad, december 2007.

[Geerse, 2007b]
Handleiding instellingen Hydra-B voor Systeemanalyse Rijn-Maasmonding. C.P.M. Geerse. HKV
LIJN IN WATER, Lelystad, mei 2007.

[Geerse, 2007c]
Hydra-BS. Formules voor de inbouw van keringen. C.P.M. Geerse. HKV LIJN IN WATER, Lelystad,
september 2007.

[Geerse en Van Veen, 2007]
Statistische afhankelijkheid wind voor de bovenrivieren. Chris Geerse en Nelle van Veen.
HKV LIJN IN WATER, Lelystad, november 2007.

[Goda, 1969]
Reanalysis of laboratory data on wave transmission over breakwaters. Y. Goda. Report of the
Port and Harbour Research Institute, Vol. 18, No 3, September 1969.

[De Goederen, 2002]
Werkwijze waterloopkundige berekeningen in het Benedenrivierengebied voor het
Randvoorwaardenboek 2001. RIZA-Werkdocument 2002.204x. RIZA Dordrecht, december
2002.

[De Goederen en Lodder, 2004]
Toetspunten voor Randvoorwaardenboek 2001. S. de Goederen en Q. Lodder. RIZA-
werkdocument 2004.037x. RIZA januari 2004.

[HR, 2006]
Hydraulische Randvoorwaarden 2006 voor het toetsen van primaire waterkeringen. Ministerie
van Verkeer en Waterstaat. Delft, september 2007.

Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010

224 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
[Hydra-M, 1999]
Achtergronden Hydraulische Belastingen Dijken IJsselmeergebied. RIZA Lelystad, maart 1999.
Een ontwerpmethodiek, RIZA rapport 99.037. R. Westphal, J. Hartman.
Deelrapport 1: Gebruikershandleiding Hydra-M, RIZA rapport 99.038. E.J. Blaakman, R.
Lisman.
Deelrapport 2: Meerpeilstatistiek. RIZA rapport 99.039. E.J. Blaakman, H. Buiteveld, H.C.
van Twuiver, A. Van Agthoven.
Deelrapport 3: Windstatistiek. RIZA rapport 99.040. H.C. van Twuiver, C.P.M. Geerse.
Deelrapport 4: Probabilistische rekenmethode. RIZA rapport 99.041. E.J. Blaakman.
Deelrapport 5: Modellering waterbeweging (WAQUA). RIZA rapport 99.042. C.I. Bak, D.P.
Vlag.
Deelrapport 6: Modellering windgolven. RIZA rapport 99.043. D. Beyer, Q. Gao, D.P. Vlag.
Deelrapport 7: Productiesommen waterbeweging en windgolven. RIZA rapport 99.044. D.P.
Vlag, C.I. Bak, R. Westphal.
Deelrapport 8: Reproductiefuncties. RIZA rapport 99.045. D. Beyer, E.J. Blaakman.
Deelrapport 9: Modellering dammen, voorlanden en golfoploop. RIZA rapport 99.046. J.P.
de Waal.
Deelrapport 10: Beoordeling betrouwbaarheid Hydra-M. RIZA rapport 99.047. R. Westphal,
J. Hartman.

[Jansen et al, 2005]
WAQUA en HYDRA-VIJ voor de IJssel- en de Vechtdelta Rapportage fase 1. M. Jansen, B.
van Prooijen, E. Arnold, M. van Ledden. Royal Haskoning en Svasek Hydraulics, Nijmegen,
juli 2005.
WAQUA en HYDRA-VIJ voor de IJssel- en de Vechtdelta Rapportage fase 2. M. Jansen, M.
van Ledden. Royal Haskoning en Svasek Hydraulics, Nijmegen, juli 2005.
WAQUA en HYDRA-VIJ voor de IJssel- en de Vechtdelta Rapportage fase 3 en 4. E. Arnold,
M. van Ledden. Royal Haskoning en Svasek Hydraulics, Nijmegen, december 2005.

[Kalk et al, 2001]
Uitbreiding afvoerstatistiek Borgharen, Lith, Lobith, Olst. H.J. Kalk, I.B.M. Lammers, C.P.M.
Geerse. HKV Lijn in Water, Lelystad, december 2001.

[Kok et al, 1998]
Gevoeligheidsanalyse Probabilistische Belastingsmodellen en Rekentechnieken. Hoofdrapport. M.
Kok, J.M. van Noortwijk, M.T. Duits, A.C.W.M. Vrouwenvelder, C.F. de Valk. TNO, Argoss, HKV,
1998. (Opdrachtgever Rijkswaterstaat: RIZA, RIKZ, DWW.)

[Leidraad rivierdijken deel 1, 1985]
Leidraad voor het ontwerpen van rivierdijken. Deel 1 Bovenrivierengebied. Technische
Adviescommissie voor de Waterkeringen. Staatsuitgeverij s Gravenhage, september 1985.

[Leidraad rivierdijken deel 2, 1989]
Leidraad voor het ontwerpen van rivierdijken. Deel 2 Benedenrivierengebied. Technische
Adviescommissie voor de Waterkeringen. Staatsuitgeverij s Gravenhage, 1989.

[LR, 2007]
Leidraad Rivieren. Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, Expertise Netwerk Waterkeren,
Leidraad teksten door Rijkswaterstaat, HKV Lijn in Water, Arcadis, Met Andere Woorden. Den
Haag, juli 2007.
juli 2010 Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren
HKV LIJN IN WATER PR1391.10 225
[Rijkoort, 1983]
A compound Weibull model for the description of surface wind velocity distribution. Rijkoort P.J.
Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI). De Bilt, 1983.

[Ris, 1997]
Implementatie windopzet ENDEC. R.C. Ris. Notitie.

[Seelig, 1979]
Effect of breakwaters on waves: laboratory tests of wave transmission by overtopping. W.N.
Seelig. Proc. Coastal Structures 1979, p. 941 961.

[Slomp et al, 2004]
Bundeling memos Hydraulische Randvoorwaarden Benedenrivieren 2001. R.M. Slomp, Q.
Lodder, 2004, E.J. Claessens, J.P. de Waal en H.E.J. Berger. RIZA-werkdocument 2004.150x.

[Slomp et al, 2005]
Onderbouwing Hydraulische Randvoorwaarden 2001 voor het Benedenrivierengebied. R.M.
Slomp, C.P.M. Geerse en H. de Deugd. RIZA-rapport 2002.017. RIZA Lelystad, 19 mei 2005.

[Stijnen et al, 2008]
Overzichtsdocument statistiek en probabilistische modellering. Jan Stijnen (HKV), Nadine
Slootjes (HKV), Chris Geerse (HKV), Ferdinand Diermanse (WL|Delft Hydraulics), Henri
Steenbergen (TNO B&O). Opdrachtgever Rijkswaterstaat Waterdienst, HKV-rapport PR1403.10,
Lelystad, april 2008.

[Van Velzen en Beyer, 2007]
Technisch Rapport Ontwerpbelastingen voor het rivierengebied (Behorend bij Leidraad
Rivieren). E.H. van Velzen en D. Beyer. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, mei 2007.

[Verkaik et al, 2003a]
Wind Climate Assessment of the Netherlands 2003: Extreme value analysis and spatial
interpolation methods for the determination of extreme return levels of wind speed. Phase
report 9 of KNMI-Hydra project. J.W. Verkaik, A. Smits, J. Ettema. KNMI De Bilt, the
Netherlands, may 2003.

[Verkaik et al, 2003b]
Return levels of wind speed at station locations. Phase report 14 of KNMI-Hydra project. J.W.
Verkaik, A. Smits, J. Ettema. KNMI De Bilt, the Netherlands, may 2003.

[Vrouwenvelder et al, 1997]
Gevoeligheidsanalyse Probabilistische Belastingmodellen en Rekentechnieken. Deelrapport 1:
locatie Rotterdamsche Hoek, faalmechanisme overloop en golfoverslag. PRO89, A.C.W.M.
Vrouwenvelder, J.M. van Noortwijk, C.F. de Valk, M.T. Duits, M. Kok. TNO Bouw, ARGOSS, HKV,
1997.

[Vrouwenvelder et al, 2002]
Belastingmodellen Benedenrivierengebied - fase 2/Concept met aanvullende berekeningen.
A.C.W.M. Vrouwenvelder, H.M.G.M. Steenbergen, F.L.M. Diermanse. TNO-rapport 2001-CON-
DYN-R8014. TNO-Bouw, september 2002.

Overzichtsdocument probabilistische modellen zoete wateren juli 2010

226 PR1391.10 HKV LIJN IN WATER
[VTV, 2007]
De veiligheid van de primaire waterkeringen in Nederland. Voorschrift Toetsen op Veiligheid
voor de derde toetsronde 2006-2011 (VTV). Ministerie van Verkeer en Waterstaat, september
2007.

[De Waal, 2003]
Windmodellering voor bepaling waterstanden en golven. Een analyse van de bouwstenen. J.P.
de Waal. RIZA-werkdocument 2003.118x. Rijkswaterstaat-RIZA. Lelystad, 2003.

[De Waal, 2007]
Achtergrondrapport HR2006 voor de Benedenrivieren. Thermometerrandvoorwaarden 2006.
RWS-RIZA rapport 2007.023. J.P. de Waal.

[Wieringa en Rijkoort, 1983]
Windklimaat van Nederland. J. Wieringa en P.J. Rijkoort. Koninklijk Nederlands Meteorologisch
Instituut (KNMI), De Bilt. Staatsuitgeverij Den Haag, 1983.

[Wwk, 1996]
Wet op de Waterkeringen. Wet, houdende algemene regels ter verzekering van de beveiliging
door waterkeringen tegen overstromingen door het buitenwater en regeling van enkele daarmee
verband houdende aangelegenheden. Staatsblad 304.

You might also like