You are on page 1of 118

in de landbouwmechanisatie

Ir.B.C.P.M v a n Straelen
Hydrauliek
in de landbouwmechanisatie
Vierde druk

IR. B. C. P. M. VAN STRAELEN

Instituut voor Mechanisatie, Arbeid en Gebouwen

UITGAVE VAN DE STICHTING LANDBOUWMECHANISATIE-PERS, MANSHOLTLAAN 12,


6708 PA WAGENINGEN TEL. 08370 - 19119
Voorwoord

De hydrauliek heeft de laatste decennia een grote vlucht genomen, zowel in de industriële sector
als in de mechanisatie van de landbouw. Met name in de land- en tuinbouwmechanisatie valt de
hydrauliek niet meer weg te denken: de ontwikkeling is bij de trekkers begonnen, die van oudsher
al met een hydraulisch systeem zijn voorzien. Daarnaast treft men op talloze machines en werktui­
gen hydraulische hoogte- en diepteverstellingen aan, maar ook oogstmachines met hydrostatische
wielaandrijving en hydraulische kranen leidden een uitgebreid scala van toepassingen in.
Gepaard gaande aan deze ontwikkelingen ontstond er een behoefte aan meerkennis van, en begrip
over deze materie, zowel bij de gebruikers van de machines en werktuigen als bij de mechanisa-
tiebedrijven en als resultante hiervan bij het onderwijs. Wij denken daarbij aan het Middelbaar
en Hoger Agrarisch Onderwijs, maar ook voor verschillende sectoren van het Technisch Onder­
wijs kan ons inziens dit boek waardevol zijn.
De schrijver stelt zich tot doel de kennis en het inzicht met betrekking tot de hydrauliek, of beter
gezegd de hydraulische overbrenging, te vergroten.
Daarbij treedt de analogie met de elektrotechniek en de elektronika naar voren: ook hier moet
men zich ter dege in de materie verdiepen, (,,studeren") om deze technieken te beheersen. Dit in
tegenstelling tot bijv. mechanische overbrengingen waarbij visuele waarneming al snel inzicht in
een systeem geeft.
Dit boek is gebaseerd op een artikelenreeks, die in het blad ,,Landbouwmechanisatie" in de
jaargangen 1974 tot en met 1976 gepubliceerd werd.
Tot slot is een woord van welgemeende dank op zijn plaats aan de fabrikanten en importeurs,
die hun gegevens en afbeeldingen ter beschikking stelden. Eveneens is veel dank verschuldigd aan
degenen die mij naar aanleiding van de vorige drukken hun constructieve kritiek zonden, aan de
heer B. W. Peelen, die een groot aantal schema's en afbeeldingen verzorgde en aan de heer Ing.
A. J. G. Heiwig die voor de lay-out zorg heeft gedragen.

Wageningen, april 1977


Ir. B. C. P. M. van Straelen
Instituut voor Mechanisatie, Arbeid en Gebouwen.

Bij deze vierde druk:

De vierde druk is ten opzichte van de voorgaande vrijwel ongewijzigd gebleven.

Wageningen, december 1978


INHOUDSOPGAVE

Voorwoord
Deel I: Inleiding ' 1
Deel II: Pompen 5
Deel III: Cilinders 11
Deel IV: Hydromotoren 17
Deel V: Kleppen, stuurschuiven en accumulatoren 25
Deel VI: Symbolen 37
Deel Vil: Filters 43
Deel VIII: Toerenregeling. Hydrostatische rijaandrijving 47
Deel IX: Warmte-ontwikkeling 57
Deel X: Constant volume en constante druk systemen 65
Deel XI: Opsporen van storingen 75
Deel XII: Toepassingen 83
Deel XIII: Rekenvoorbeelden 100
Register 109

Dit boek is gebaseerd op een artikelenserie die in de jaargangen 1974 tot en met 1976 van het
maandblad Landbouwmechanisatie is gepubliceerd.

De auteur is werkzaam bij de Hoofdafdeling Werktuigbouwkunde van het Instituut voor


Mechanisatie, Arbeid en Gebouwen (I.M.A.G.) te Wageningen.
Deel I: Inleiding

Men kan stellen, dat de toepassing van de Welke mogelijkheden zijn er om vermogens
hydrauliek een van de belangrijkste ontwik­ over te brengen?
kelingen vormt in de landbouwmechanisatie. In de eerste plaats is natuurlijk de vertrouwde
Omstreeks 1935 werd de eerste trekker uit­ mechanische overbrenging met zijn kettingen,
gerust met een hydraulische driepunts hefin- tandwielen en V-snaren bekend. Daarnaast
richting. Sindsdien heeft de hydrauliek zich in kwam de hydrostatische overbrenging. Men
de landbouw enorm uitgebreid. Vrijwel elke onderscheidt hydrostatische en hydrodynami­
trekker heeft tegenwoordig een hydraulisch sche overbrengingen. De laatstgenoemde ma­
systeem en een automatisch werkende diepte­ ken gebruik van de snelheidsenergie van de
regeling. Bij zwaardere trekkers treft men olie. Om een aantal redenen worden ze in de
hydraulische stuurbekrachtiging of volledige landbouw niet of nauwelijks toegepast. Tenzij
hydraulische besturing aan. Bij kipwagens, anders vermeld worden de woorden hydrau­
voorladers en laadkranen is de hydrauliek niet lisch en hydrostatisch door elkaar gebruikt,
weg te denken. Hydrostatische rijaandrijving hoewel de begrippen elkaar niet volledig dek­
bij oogstmachines is geen uitzondering meer. ken.
Principieel gezien zijn er nog twee andere
Er zijn hydrostatisch aangedreven trekkers op mogelijkheden, de elektrische en de pneuma­
de markt gekomen, terwijl talloze werktuigen tische overbrenging. Bij de huidige stand van
gebruik maken van hydraulische cilinders de techniek leidt de elektrische aandrijving al
voor de hoogteverstelling. gauw tot grote en zware constructies. Hetzelf-

Afb. I Ook bij de hy­


draulische kraan valt de
hydrauliek niet weg te
denken.

1
Afb. 2 Schema van een

Veiligheids­ n eenvoudig hydraulisch


systeem. De stuurschuif
staat in de neutrale stand.
klep

Vf x

n Stuurschuif Cilinder

de geldt in feite ook voor de pneumatische In afb. 2 is een dergelijk eenvoudig hydrau­
overbrenging, waar men in verhouding tot de lisch systeem getekend. Om te voorkomen dat
hydrauliek werkt met een zeer lage druk. Als iedereen er zijn eigen symbolen op na gaat
men met een luchtcilinder een bepaald ge­ houden zijn er eenduidige internationale af­
wicht wil heffen, dan is daarvoor een veel spraken gemaakt over welke symbolen bij
grotere cilinder nodig. Men kan daarom stel­ welke componenten horen. De geïnteresseer­
len dat de toepassing van elektrische en pneu­ de lezer wordt verwezen naar het normblad
matische overbrengingen in de landbouw NEN 3348: Symbolen voor hydraulische en
vooralsnog beperkt blijft tot kleine en zeer pneumatische installaties. Omdat men deze
kleine vermogens. Beide zijn echter wel zeer symbolen overal in documentatie en literatuur
geschikt voor besturings- en automatiserings­ aantreft worden ze ook in dit boek gebruikt.
doeleinden, mede in combinatie met de hy­ Ter verduidelijking wordt naast het symbool
drauliek. steeds een verklarende tekst vermeld. In de
getekende stand van de stuurschuif wordt de
Wat is een hydraulisch systeem? olie drukloos rondgepompt. In afb. 3 daaren­
Een eenvoudig hydraulisch systeem werkt als tegen staat de stuurschuif in de stand, waarin
volgt. Het mechanische vermogen, dat in de de dubbelwerkende cilinder in gaat. De rich­
meeste gevallen door de dieselmotor geleverd ting waarin de olie stroomt, is met pijltjes
wordt, wordt in de pomp omgezet in een aangegeven.
hydraulisch vermogen: een oliestroom onder
druk. Via leidingen gaat dit vermogen naar de Voordelen van de hydraulische overbrenging
hydrocilinder of naar de hydromotor. Hier 1. De plaats van hydromotor t.o.v. de hydro-
wordt het hydraulische vermogen weer omge­ pomp is betrekkelijk vrij te kiezen. Op een­
zet in mechanisch vermogen. Het door de voudige wijze kan via pijpen en slangen het
pomp opgewekte vermogen is dus geen doel vermogen naar de gewenste plaats geleid wor­
op zich, maar een middel om het vermogen den. Bij de mechanische overbrenging moet
van de dieselmotor naar een bepaalde plaats men veel meer rekening houden met de plaat­
over te brengen. Daarom spreekt men ook wel singsmogelijkheden van kettingwielen, V-
over een hydraulische overbrenging. snaren, tandwielkasten en dergelijke, terwijl
men slechts in beperkte mate de beschikking
Om de oliestroom naar de cilinder of de heeft over flexibele verbindingen.. Een werk­
hydromotor te kunnen regelen is een stuur­ tuig, waar dit voordeel duidelijk spreekt is de
schuif nodig. De veiligheidsklep dient om be­ taludmaaier. Hier verandert de plaats van de
schadigingen tgv. overbelasting te voorko­ hydromotor zelfs voortdurend t.o.v. de trek­
men. ker.

2
Afb. 3 De stuurschuif
staat in de stand, waarbij
de zuigerstang naar bene­
den beweegt.

2. Met hydrocilinders kunnen gemakkelijk gen, betrekkelijk compact. Vergelijkt men


zeer grote krachten ontwikkeld worden, ter­ een dieselmotor van 50 kW met een hydro­
wijl de benodigde ruimte beperkt blijft. In de pomp voor hetzelfde vermogen, dan blijkt de
landbouw treft men ze op tal van machines dieselmotor vele malen zwaarder en groter te
en op alle trekkers (hefinrichting) aan. Ze zijn.
worden gebruikt bij het heffen van maaibal-
ken, voor het kippen van wagens, voor het Nadelen van de hydraulische overbrenging
heffen van zware ploegen, bij voorladers enz. 1. Het rendement ligt meestal lager dan bij
Van genoemde voorbeelden zijn er in feite een mechanische overbrenging. Elke over­
geen goede alternatieven te vinden in de brenging geeft aanleiding tot vermogensver-
mechanische overbrengingen. liezen. Hoe groter de verliezen, des te lager
3. Snelheid en toerental kunnen onder be­ is het rendement, want het rendement is ge­
lasting continu gevarieerd worden (hydrosta­ definieerd als het geleverde vermogen gedeeld
tische rijaandrijving). De hydraulische over­ door het vermogen dat daartoe aan de over­
brenging is daarmee zeer geschikt voor bestu- brenging moet worden toegevoerd.
rings- en automatiseringsdoeleinden. Denk 2. De prijs ligt vaak boven die van een mecha­
bijv. aan de trekkracht- en positieregeling bij. nische overbrenging. De prijs moet echter
trekkers. steeds worden afgewogen tegen de specifieke
4. Onderhoud en veiligheid. Het aantal voordelen van het ene systeem boven het
draaiende delen is tot een minimum beperkt. andere.
Daarnaast vormt de veiligheidsklep een goede 3. Een hydraulisch systeem is zeer gevoelig
beveiliging tegen overbelasting. voor vuil. Om ervoor te zorgen dat er met na­
Meerdere draaiende assen, kettingen, e.d. me in een pomp en motor geen grote olielek­
kunnen achterwege blijven, waardoor de vei­ kage langs de zuigers of plunjers optreedt (in­
ligheid vergroot wordt. Tevens treedt er, ze­ wendige lek), worden er bij de fabrikage
ker onder moeilijke omstandigheden (mod­ slechts zeer kleine spelingen toegelaten. Dit
der, stof, vocht) minder slijtage op. Boven­ betekent echter ook, dat relatief kleine vuil-
dien smeert een hydraulisch systeem zichzelf deeltjes toch een enorme schade kunnen
met de circulerende olie. veroorzaken. Dit nadeel is echter maar be­
Het periodieke onderhoud beperkt zich dan trekkelijk, omdat met een goed filtersysteem
ook tot drie hoofdpunten: deze bezwaren vrijwel geheel worden onder­
Olie op niveau houden, tijdig olie verversen vangen.
en tijdig filters vervangen of reinigen. 4. Een hydraulisch systeem is vaak wat inge­
5. Een hydropomp of een hydromotor is in wikkelder van opbouw dan een mechanische
het algemeen, in verhouding tot het vermo­ overbrenging, waardoor het opsporen van

3
mankementen bemoeilijkt kan worden. 1 kgf/cm2 = 1 at (Technische atmosfeer)
In de hierna volgende delen komen we op veel 1 N/m2 = 1 Pa (Pascal)
punten, die niet of slechts zeer globaal aan de
orde zijn geweest, terug. Daarbij zal tevens 1 kgf-m = 9,81 N-m
aandacht besteed worden aan de werking van 1 N-m = 1,02 kgf-m
de diverse componenten.
1 pk = 0,735 kW
Eenheden 1 kW = 1,36 pk
Vanaf 1 januari 1978 wordt binnen de EEG,
dus ook in Nederland, het Internationale Stel­ Binnen het kader van SI eenheden heeft men
sel van Eenheden (afgekort SI) wettelijk ver­ nog keus te over in welke eenheden (Pa, kPa,
plicht gesteld. Slechts een beperkt aantal in de MPa, N/m2, bar) men een bepaalde grootheid
wet met name genoemde eenheden, die niet (druk) uitdrukt. Het zal duidelijk zijn dat
tot het SI behoren, zal naast dit stelsel in ge­ hierover in de diverse vakgebieden en discipli­
bruik blijven. nes afspraken gemaakt moeten worden. Ten
Dit betekent dat bekende en nog veel gebruik­ tijde dat deze derde druk verscheen waren er,
te eenheden uit het Technische Stelsel zoals ook wat betreft de hydrauliek, nog maar zeer
kgf, pk, at of kgf/cm2 zullen verdwijnen. Ech­ weinig richtlijnen en afspraken voorhanden.
ter ook na 1 januari 1978 zullen wij nog met Daardoor is er nog geen duidelijk inzicht
een erfenis aan oude eenheden blijven zitten. omtrent de eenheden, die in de hydrauliek
Voornamelijk in de vorm van bestaande daadwerkelijk in gebruik zullen raken. Er zul­
literatuur, die nog jaren geraadpleegd zal wor­ len wel enige jaren verstrijken alvorens een en
den. ander uitgekristalliseerd is. De auteur heeft
Daarom worden in dit boek naast de SI eenhe­ daarom niet tussen de bar en de N/m2 gekozen
den ook de Technische Eenheden gebruikt. en beide gebruikt. Als eenheid voor de volu-
Een dergelijke handelwijze heeft bovendien mestroom werd gekozen voor 1/min, een niet
tot voordeel dat de overgang naar het nieuwe tot de SI behorende maar wel toegestane een­
stelsel minder abrupt verloopt. heid.
Zonder nu diep in te gaan op het SI stelsel,
gaat het voor wat betreft de hydrauliek over Om de overgang naar de SI eenheden minder
de volgende eenheden: abrupt te doen verlopen, worden in de be­

SI stelsel Technische Stelsel

Kracht N (Newton) kgf


Druk N/m2 of Pa (Pascal) kgf/ctfi2 of at
bar = 10sN/m2
kPa = 103N/m2
MPa = 106N/m2
Koppel N-m kgf-m
Vermogen kW pk
Volumestroom m3/s 1/min
I/s
(1/min)

Omrekeningsfactoren rekeningsvoorbeelden beide eenheden stel­


sels naast elkaar gehanteerd. Voor de geïnte­
1 kgf = g N = 9,81 N resseerde lezer wordt verwezen naar het
g = versnelling van de zwaartekracht cursusboek van de Teleac-cursus: „Eenheid
1 kgf/cm2 = 0,98 bar in eenheden" en NEN 1000: „Regels voor het
1 bar = 1,02 kgf/cm2 hanteren van het Internationale Stelsel van
1 bar = 105 N/m2 Eenheden (SI)".

4
Deel II: Pompen

De pomp kan beschouwd worden als het hart dan is de weerstand zeer gering en zal de olie
van een hydraulisch systeem. Van hieruit vrijwel drukloos rondgepomp worden. Levert
wordt de olie naar de verschillende compo­ de pomp echter olie aan een belaste hydromo-
nenten gestuurd. In de pomp wordt het me­ tor, dan ontstaat er wel degelijk een hoge
chanische vermogen, dat via de pompas wordt druk, die bovendien groter wordt naarmate de
toegevoerd, omgezet in hydraulisch vermo­ hydromotor zwaarder belast wordt. Vrijwel
gen: een vloeistofstroom onder druk. Via alle soorten pompen die in de hydrauliek wor­
leidingen bereikt het hydraulische vermogen den toegepast, werken volgens het verdringer­
de hydrocilinders of hydromotoren en wordt principe. Centrifugaalpompen daarentegen
daar omgezet in mechanisch vermogen. Ne­ vertonen een pompopbrengst, die sterk af­
men we als voorbeeld een kipwagen. De hankelijk is van de tegendruk. Bij geringe
dieselmotor van de trekker levert mechanisch tegendruk kan de geleverde volumestroom
vermogen aan de pomp. Op zijn beurt levert enkele malen groter zijn dan bij een relatief
de pomp hydraulisch vermogen aan de kip­ hoge tegendruk. De centrifugaalpomp is geen
cilinder, alwaar de omzetting plaatsvindt in verdringerpomp; vanwege de grote mate van
het mechanische vermogen dat vereist is voor inwendige lek is de maximaal bereikbare druk
het kippen van de laadbak. van dit pomptype veel lager.

Hoe functioneert een pomp? Inwendige lek


In afb. 4 is een tandwielpomp schematisch In het bovenstaande werd vermeld dat de
weergegeven. In een huis bevinden zich twee tandwielpomp (maar dat geldt voor elke
meestal even grote tandwielen, waarvan er verdringerpomp) een volumstroom produ­
een wordt aangedreven. De olie wordt vanuit ceert die vrijwel onafhankelijk is van de tegen­
het oliereservoir (of de olietank) aangezogen, druk. Met opzet is hier het woord „vrijwel"
in de ruimte tussen de tanden meegenomen en gebruikt, omdat toch altijd een (geringe) hoe­
naar de perszijde van de pomp gevoerd. De veelheid lekolie stroomt van plaatsen met een
plaats waar de twee tandwielen in elkaar grij­ hogere naar plaatsen met een lagere druk.
pen vormt een afdichting tussen pers- en zuig- Men spreekt van „inwendige lek". In een
zijde die het terugstromen van de olie ver­ tandwielpomp kan op de volgende plaatsen
hindert.
Per omwenteling wordt er steeds een bepaalde Afb. 4 Tandwielpomp met uitwendige vertanding
hoeveelheid olie, afhankelijk van het aantal
tanden en de inhoud van de ruimte tussen de
tanden en het huis, meegenomen of verdron­
gen. Men spreekt dan ook van pompen vol­
gens het verdringerprincipe. Vrijwel onaf­
hankelijk van de tegendruk levert zo'n pomp
een bepaald aantal liters per minuut of wel een
bepaalde volumestroom. Bij welke druk dit
gebeurt hangt af van de weerstand die deze
volumestroom ondervindt. Verbinden we de
persleiding rechtstreeks met het oliereservoir,

5
lek optreden: tussen tandkop en huis, tussen een snelheid. Op gelijke wijze is het hydrauli­
de zijkanten van de tandwielen en het huis en sche vermogen het produkt van druk en volu-
op de plaats waar de tandflanken in elkaar mestroom.
grijpen. De inwendige lek is groter naarmate
In formule:
de tegendruk hoger en de olie dunner is. Men
ziet dan ook dat de pomp-opbrengst van de P = 0,1 xpxOHW
p = druk in bar
verdringerpomp niet geheel onafhankelijk is O* = volumestroom in l/s
van de druk. Een grote lekstroom is nadelig; P = 0,136 x p x O* pk
te veel energie van de terugstromende olie p = druk in kgf/cm2
O* = volumestroom in l/s
wordt dan omgezet in nutteloze warmte. Er
worden dan ook steeds maatregelen getroffen Zoals verwacht, is het hydraulisch vermogen
om de inwendige lek te beperken. De conse­ groter naarmate druk en volumestroom toe­
quentie daarvan is onder meer dat pompen nemen.
(maar ook motoren en stuurschuiven) met ge­
ringe toleranties gefabriceerd worden. Van de Het rendement van de pomp
andere kant mag de inwendige lek ook weer Een ideale pomp zou evenveel hydraulisch
niet te klein zijn omdat dan de smering in het vermogen leveren als er aan mechanisch
gedrang komt. Hieruit volgt dat elke pomp, vermogen in gestopt wordt. Een dergelijke
ook als deze nog nieuw is, een zekere mate van verliesvrije pomp bestaat echter niet, een deel
lek vertoont. De constructeur dient een com­ van het vermogen gaat altijd verloren. De ver­
promis te sluiten tussen slijtage enerzijds en liezen, die opgebouwd zijn uit wrijvingsverlie-
rendementsverlies anderzijds. zen (o.a. lagerwrijving, wrijving van plunjers
of tandwielen) stromingsverliezen (drukver-
Het hydraulische vermogen liezen als gevolg van vloeistofstroming) en
Het mechanische vermogen uitgedrukt in kW verliezen als gevolg van inwendige lek, wor­
(pk), is steeds het produkt van een kracht en den omgezet in warmte.

100

i0)5 0
"O
c
0J
OC

100 200 300 350

Druk in bar
Afb. 5 Het rendement van een axiale phmjerpomp als functie van de druk.

6
Het rendement van een pomp is gedefinieerd biedt de mogelijkheid toerentallen en snelhe­
als: den over een groot gebied te variëren. Hydro­
statische rïjaandrijvingen worden vrijwel zon­
der uitzondering uitgevoerd met een regelbare
geleverde hydraulisch vermogen pomp. In een van de volgende delen komen
het daarvoor benodigde mechanisch vermogen
we hierop terug.

Cavitatie
Een pomprendement van 90% wil zeggen, dat Bij draaiende pomp heerst er in het algemeen
10% van het toegevoerde vermogen verloren onderdruk in de zuigleiding. De druk is er la­
gaat en in warmte wordt omgezet. De olie ger dan de omgevingsdruk als gevolg van
wordt er door opgewarmd. Dit houdt in dat drukverliezen, die veroorzaakt zijn door de
een pomp of een hydraulisch systeem, met een stromende olie. Wordt de onderdruk te groot,
laag rendement oneconomisch met het vermo­ dan ontstaan er in de zuigleiding dampbellen,
gen omspringt en bovendien het systeem bestaande uit oliedamp en vrijkomende lucht.
thermisch zwaarder belast. Een systeem met Deze dampbellen verdwijnen weer op plaat­
een laag rendement moet een grotere koel- sen waar de druk hoger is. Omdat de zuiglei­
capaciteit bezitten dan een vergelijkbaar sys­ ding niet geheel gevuld is met olie zal onder
teem met een hoger rendement om de olie- deze omstandigheden de pompopbrengst ver­
temperatuur binnen aanvaardbare grenzen te minderen. Veel ernstiger echter is het feit dat
houden. Het rendement van een pomp is niet de dampbellen zeer plotseling en zeer heftig
constant maar hangt sterk af van de druk, het in elkaar klappen. Het is als het ware een om­
toerental en de viscositeit (dikte) van de olie gekeerde explosie ook wel implosie genoemd.
tijdens het bedrijf. Daarom is de werkcyclus Dit samenklappen van dampbellen gebeurt
en het belastingpatroon van groot belang bij met dusdanig geweld, dat aan het metaalop­
de keuze van de pomp (of motor). Zo kan het pervlak vermoeiingsverschijnselen optreden.
voorkomen dat een pomp met een hoog Metaaldeeltjes worden losgerukt en er ont­
rendement bij een bepaalde continue be­ staan beschadigingen aan de pomp. Dit ver­
lasting niet de beste keus is voor een systeem schijnsel heet cavitatie. Het gaat gepaard met
dat gedurende langere perioden moet functio­ veel lawaai en het is zaak om de pomp zo snel
neren in een gebied waar de pomp zijn laagste mogelijk te stoppen om schade te voorkomen.
rendement heeft. De pomp kan door cavitatie onherstelbaar be­
Als voorbeeld wordt in afb. 5 het rendement schadigd worden.
van een axiale plunjerpomp weergegeven als De oorzaak van cavitatie is dus gelegen in een
functie van de werkdruk. Duidelijk blijkt dat te grote onderdruk in de zuigleiding. Sterke
men deze pomp niet moet toepassen bij bijv. onderdruk kan het gevolg zijn van een ver­
40 bar, omdat het rendement dan slechts 70% stopt zuigfilter, een te lange of te dunne
bedraagt. Bij hogere drukken neemt het zuigleiding of een verstopte ontluchtingsdop
rendement sterk toe: bij 110 bar wordt een op de tank. Naarmate een leiding langer of
rendement van 90% bereikt. dunner is nemen de drukverliezen toe.
Een goede zuigleiding is derhalve kort (pomp
De regelbare pomp dicht bij de olietank), zonder knieën, scherpe
De pompopbrengst van een tandwielpomp bochten of plotselinge diameterveranderingen
kan slechts vergroot worden door het toeren­ en met een voldoende doorlaat. Veelal heeft
tal van de pompas te verhogen. Hoe sneller de de zuigleiding een grotere diameter dan de
pomp draait, hoe groter de volumestroom. Bij persleiding, terwijl men ook vaak aan de
de pomp met regelbare opbrengst kan het doorlaat kan zien welke de zuig- en welke de
slagvolume (dit is de hoeveelheid olie die per persaansluiting van de pomp is.
volledige omwenteling verpompt wordt) ver­ In sommige hydraulische systemen verzorgt
anderd worden. De regelbare pomp in com­ een extra voedingspomp de olietoevoer van de
binatie met een hydromotor of hydrocilinder hogedrukpomp.

7
men het meest aan. Wat opvalt is het geringe
aantal tanden. De verklaring is dat bij gelijke
buitenafmetingen het verplaatste olievolume
afhangt van het volume tussen de tanden. De
pomp is zeer schematisch afgebeeld. Bij prak­
tische uitvoeringen brengt men onder meer
ontlastgroeven aan en treft men voorzienin­
gen om de lekspleten klein te houden en de
krachten op de tandwielen te balanceren.
Een variant op de tandwielpomp met uitwen­
Pers dige vertanding is de uitvoering van afb. 6.
Zuig
Tijdens de pompactie draaien beide tandwie­
len in dezelfde richting, op de plaats waar de
Afb. 6 Tandwielpomp met inwendige vertanding tanden uit elkaar gaan, wordt er een onder­
druk opgebouwd. Op deze plaats wordt olie
POMPTYPEN aangezogen. Op analoge wijze als bij de pomp
In de hydrauliek worden de volgende pompty- met uitwendige vertanding wordt de olie naar
pen het meest toegepast. de perszijde gevoerd. Deze pomp produceert
Tandwielpompen minder geluid, maar heeft daarentegen een
Een van de bekendste en meest verbreide ty­ iets lager drukbereik.
pen is de tandwielpomp (afb. 4). De tandwiel- Zoals in de volgende hoofdstukken zal blij­
pomp is eenvoudig van constructie en relatief ken, is het niet altijd even eenvoudig om met
goedkoop. Van oorsprong is het een pomp van één pomp meerdere circuits van olie te voor­
lagere drukken, maar tegenwoordig zijn er zien, zonder dat er sprake is van een hinderlij­
tandwielpompen met een maximale continu- ke onderlinge beïnvloeding. Ter vermijding
druk van 200 bar. In doorsnee ligt deze waarde van deze moeilijkheden wordt daarom wel
in de orde van grootte van-120-160 bar. overgegaan op montage van meerdere pom­
In vergelijking met schotten- en plunjerpom- pen. Een handige oplossing bieden zogenaam­
pen ligt het rendement lager. De tandwiel­ de tandempompen, omdat hier met één aan­
pomp heeft geen regelbare opbrengst. De drijfas rechtstreeks twee samengebouwde
pomp met uitwendige vertanding (afb. 4) treft pompen aangedreven worden (afb. 7).

Afb. 7 De tandempomp.
Door middel van één as
worden twee afzonderlij­
ke pompen aangedreven.

8
Zuig
Pers

Rotor

Stator

Schot
Afb 8 Schottenpomp

Units met drie samengebouwde pompen zijn De volumestroom van een schottenpomp is in
ook leverbaar. het algemeen gelijkmatiger dan die van tand­
wiel- en plunjerpompen. Voor het overige ligt
Schottenpompen het rendement en het drukbereik globaal tus­
In afb. 8 is een schottenpomp afgebeeld. In het sen dat van de tandwiel- en de plunjerpomp
huis (de stator) wordt een excentrisch ge­ in.
plaatste rotor aangedreven. In de rotor zijn De schotten van de meeste schottenpompen
sleuven aangebracht waarin schotten kunnen worden aangedrukt door de centrifugaal­
glijden. De schotten dienen tegen de stator kracht. Als gevolg hiervan is er een minimum
aan te liggen. Ze worden aangedrukt door de toerental vereist om de schotten in contact te
centrifugaalkracht, die op de schotten werkt, brengen met de stator. Beneden dit toerental
soms in combinatie met een hydraulische is de inwendige lek groot en het rendement
druk. De werking lijkt veel op die van een laag. Een positief effect is daarbij wel dat het
tandwielpomp, met dit verschil dat hier de startkoppel laag is.
schotten de olie meevoeren. Door slijtage worden de schotten korter, maar

Plunjer

Plunjerblok —

Aß. 9 Axiale plunjerpomp

9
Afb. 10. Axiale plunjerpomp.
1. Aandrijfas
2. Plunjerblok
3. Plunjerttang
4. Plunjer
5 Stuurplaat met een niervormig
.aan -en afvoerkanaal.

blijven goed functioneren. De druk en de en daarmee het slagvolume gewijzigd worden.


pompopbrengst worden nog nauwelijks beïn­ Is de hoek nul, dan kan de pomp wel door blij­
vloed. Bij toenemende slijtage worden de ven draaien, maar de pompopbrengst is dan
schotten zo kort, dat de schotten kantelen en nul. Wordt het plunjerblok nog verder naar
tussen rotor en stator gaan klemmen. De ge­ boven gedraaid, door de nul heen, dan worden
volgen zijn vaak desastreus! zuig- en perskant verwisseld en keert de
Als gevolg van de slijtage van een tandwiel- oliestroom van richting om. Op deze wijze kan
pomp daarentegen, wordt de inwendige lek bijvoorbeeld bij een hydrostatische rijaandrij-
groter. De druk en de pompopbrengst zullen ving de rijrichting omgekeerd worden.
daardoor geleidelijk dalen, maar de pomp De axiale plunjerpomp met regelbare op­
blijft vooralsnog functioneren. Sommige brengst wordt zeer veel toegepast in hydrosta­
schottenpompen zijn zodanig uitgevoerd, dat tische rijaandrijvingen. De axiale plunjerpom­
bij revisie de rotor met schotten en de stator- pen behoren tot de pompen voor de hoogste
ring vervangen kunnen worden. De schot- eisen en de zwaarste belastingen. Het rende­
tenpomp kan uitgevoerd worden als regelbare ment van de axiale plunjerpomp ligt hoger dan
pomp. De excentriciteit is bepalend voor het dat van de schotten- en de tandwielpompen.
slagvolume. Hoe groter de excentriciteit, des De maximaal toelaatbare drukken zijn globaal
te groter, is het per omwenteling verplaatste 300 tot 400 bar. De prijsxis echter hoger dan
volume. de hiervoor genoemde pomptypen.
Plunjerpompen Radiale plunjerpompen
Axiale plunjerpompen Voor de volledigheid vermelden we nog dat
In afb. 9 is een axiale plunjerpomp getekend. er een tweede type plunjerpomp bestaat,
De as wordt aangedreven, waardoor het plun­ namelijk de radiale plunjerpomp. Met dit
jerblok waarin zich een aantal plunjers bevin­ pomptype kunnen hogere drukken bereikt
den, eveneens roteert. Ten gevolge van de worden dan met axiale plunjerpompen. Een
rotatie gaan de plunjers in en uit en komen bo­ voorbeeld treft men aan in afb. 82, waarin de
vendien telkens voor een niervormige zuig- en (regelbare) radiale plunjerpomp van John
persaansluiting. De bovenste plunjer is aan de Deere weergegeven is. In landbouwmachines
persslag bezig, de onderste zuigt de olie aan. worden ze vrijwel niet aangetroffen. Radiale
Door de hoek te variëren tussen plunjerblok plunjermotoren worden in rijaandrijvingen
en aangedreven as kan de slag van de plunjer echter wel toegepast.

10
Deel III: Cilinders

In afb. 11 is een dubbelwerkende cilinder af­ onder belasting weer ingeduwd wordt. Denk
gebeeld. In een cilindrische buis bevinden zich aan hydraulische steunpoten van landbouw-
zuiger en zuigerstang. De werking is eenvou­ kranen en aan telescoopcilinders van kip­
dig: als olie onder druk wordt toegevoerd bij wagens. In de tweede plaats verdwijnt er olie
poort 1, dan schuift de cilinder uit. De olie aan uit het hydraulische systeem als de stangaf­
de stangzijde in de cilinder wordt verdrongen dichting lekt. Dit is bepaald geen inwendige
en gaat via aansluitpoort 2 terug naar de tank. lek, op den duur kan het oliepeil van het
De cilinder is dubbel werkend, zodat in beide systeem zó gering worden dat de pomp in
richtingen een kracht kan worden uitgeoe­ moeilijkheden komt. Een schraapring dient te
fend, dit in tegenstelling tot een enkelwerken- voorkomen dat langs de stang vuil naar binnen
de cilinder. komt.
Voor een goede afdichting is een glad opper­ Met cilinders kunnen, bij relatief geringe af­
vlak van de zuigerstang en van de cilinder- metingen, enorme krachten ontwikkeld wor­
wand vereist. Een afdichting op een ruw op­ den. Het onderhoud is nagenoeg nihil, terwijl
pervlak zal immers slecht functioneren. Daar­ revisie zich meestal beperkt tot het vervangen
om wordt de cilinderwand nauwkeurig ge­ van de afdichtingen. Cilinders voeren een
draaid en meestal gehoond (dit is een zeer rechlijnige beweging uit, ze worden daarom
nauwkeurige slijpbewerking). De zuigerstang wel eens de motoren van de lineaire beweging
wordt eveneens nauwkeurig gedraaid, even­ genoemd. De maximaal toelaatbare druk van
tueel geslepen en hardverchroomd. Men heeft een cilinder hangt af van de constructieve uit­
hier te maken met twee afdichtingen: de zui­ voering. Veel voorkomende waarden van de
ger- en de stangafdichting. De geringe opper­ toelaatbare druk zijn 200-300 bar.
vlakteruwheid in combinatie met de elastische Een cilinder behoort zodanig gemonteerd te
zuiger- en stangafdichtingselementen vormen worden dat er zo weinig mogelijk dwarskrach­
een dusdanig goede afdichting, dat de lek ver­ ten optreden. Dwarskrachten zijn krachten
waarloosbaar is. Lek dient hier vermeden te loodrecht op de hartlijn van de cilinder. Zij
worden en wel om twee redenen. In de eerste veroorzaken extra belastingen op de glijlage-
plaats is het veelal ongewenst dat de cilinder ring van zuiger en stang en daarmee extra

/ 2
-gzp^zzzzzzzzzzzzg-^7

1 E3r
/ T T ? / / / / / / / / / ; / •
Afb. 11 Een dubbelwer­
kende cilinder. De af­ "z^uigerafdichtingen / schraapring
dichtingen zijn zeer be­
langrijk stangafdichting
11
Kracht en snelheid
De kracht die een cilinder kan uitoefenen is
het produkt van druk en oppervlak. Voor de
uitgaande beweging is deze kracht:

FUI, = p x A/Ulger N (Newton)

p = druk in N/m2

AZuiger = zuigeroppervlak in m2

FU)1 = ins x p X A,uiger N

A tb 12 Het oppervlak van de ring is kleiner dan het opper­


vlak van de zuiger. Een dubbelwerkende cilinder levert bij p = druk in bar
de uitgaande beweging daardoor een grotere kracht dan bij
het ingaan. Azuiger = zuigeroppervlak in m2

Fuit = P X A*
Uig,r
kSf

slijtage. Dwarskrachten worden veroorzaakt


p = druk in kgf/cm2
door uitwendige krachten, verkeerd uitlijnen,
foutieve bevestiging, enz. Azuiger = zuigeroppervlak in cm2
Vaak worden cilinders aangesloten op het
hydraulische systeem van de trekker. Met na­ Tijdens ingaande slag is het effectieve opper­
me bij kipwagens dient men zich er van te vlak kleiner, omdat het stangoppervlak hier
overtuigen dat de door de cilinder(s) gevraag­ niet meedoet. Dit betekent dat bij gelijke druk
de hoeveelheid olie niet groter is dan uit het de kracht bij het uitgaan van de cilinder groter
hydraulisch systeem van de trekker mag wor­ is dan bij ingaande beweging. Nu geldt:
den betrokken.
Fro = p x Afing N (Newton)

p = druk in N/m2
F
Aring = ringvormig oppervlak in m2

Fm =; lO* x p x Anng N

p = druk in bar

Aring = ringvormig oppervlak in m2

Fm = P x AriB| N

p = druk in kgf/crrr2

Ann? = ringvormig oppervlak in cm:

De snelheid, waarmee de zuigerstang beweegt


hangt af van twee factoren:
1 Pompcapaciteit. Zolang de druk waarop de
veiligheidsklep afgesteld staat niet overschre­
den wordt (afb. 2 van deel I) komt de volledige
pompcapaciteit ten goede aan de cilinder. De
belasting doet er dan niet toe, we hebben im­
mers te maken met verdringerpompen.

12
Afb. 14 De rechtlijnige
beweging van de cilinder
wordt hier direct omgezet
in een roterende.

Treedt de veiligheidsklep in werking, dan rekende. In de landbouwtechniek verkeert


stroomt een deel van de pompcapaciteit via de men vaak in onzekerheid omtrent de optre­
veiligheidsklep naar de tank. De snelheid van dende krachten en de daarmee verband hou­
de cilinder daalt en kan zelfs nul worden. Een dende drukken. Daarom worden meestal wat
openstaande veiligheidsklep is herkenbaar grotere cilinders gekozen en hoeft men in het
aan een hoog gierend of ratelend geluid. In de­ algemeen geen rekening te houden met het
ze situatie is het zaak om te stoppen en de be­ rendement van de cilinder.
lasting op de cilinder te verminderen.
Uitvoeringsvormen
2 Het zuiger- en ringoppervlak. Naarmate het 1 Enkelwerkende cilinders
zuigeroppervlak (of ringoppervlak) groter is, Een enkelwerkende cilinder heeft slechts een
is er meer olie nodig voor een bepaalde ver­ aansluitpoort. In slechts één richting kan er
plaatsing. Met andere woorden bij een vaste een kracht geleverd worden; een uitwendige
pompopbrengst betekent een groter zuigerop­ kracht, (veerdruk, zwaartekracht) zorgt voor
pervlak een lagere snelheid. Dit verschijnsel beweging in tegengestelde richting.
kent men uit ervaring. Een dubbelwerkende Toepassing: driepuntshefinrichting.
cilinder heeft bij de ingaande beweging een
grotere snelheid dan bij het uitgaan. De ver­ 2 Dubbelwerkende cilinders (afb. 11)
klaring is dat het ringoppervlak kleiner is dan In beide richtingen kunnen krachten ontwik­
het zuigeroppervlak (afb. 12). keld worden. Toepassing in o.a. hydraulische
Voor de snelheid tijdens uitgaande resp. kranen.
ingaande beweging kan in formulevorm ge­
schreven worden: 3. Telescoopcilinders
De telescoopcilinder (afb. 13) heeft verschei­
O
• m/s dene cilinders en zuigerstangen. Heeft de te­
Ö /^zuiger
lescoopcilinder drie cilinder- zuigerstangcom-
Q = pompcap. in 1/min
binaties, dan spreekt men van een drietraps
Azuiger — zuigeropp. in cm*
telescoopcilinder. Het grote voordeel van dit
=Ix-Q • m/s type cilinder is de geringe lengte in ingescho­
6 Ari
ven toestand. Ze worden toegepast bij kip­
Aring — ringvormig opp. in cm2
wagens.
Bij nauwkeuriger beschouwing blijkt dat de De werking is als volgt. Via de inlaatpoort
kracht die een cilinder uitoefent, niet exact ge­ komt de olie in de cilinder. Bij een bepaalde
lijk is aan het produkt van druk maal opper­ druk P[ is de totale omhooggerichte kracht ge­
vlak. Ook hier is er sprake van een rendement. lijk aan pj x A,. Wordt de druk opgevoerd
De zuiger- en stangafdichtingen vertonen tot het niveau waarop de kracht p, x A[ gelijk
namelijk wrijving waardoor de geleverde is aan de verticale belasting F van de tele­
kracht in het algemeen kleiner is dan de be­ scoopcilinder, dan gaat de cilinder met de

13
grootste diameter uit. Nadat deze tegen zijn rotatie. In een huis bevindt zich een as voor­
aanslag is gekomen, moet de druk opgevoerd zien van één schot. De as kan in het huis een
worden totdat p2 x A2 gelijk is aan F. Dan deel van een volledige omwenteling uitvoe­
gaat de tweede trap uit, enz. ren. Olie onder druk toegevoerd via poorten
Omdat het zuigeroppervlak van zuiger 1 gro­ 1 of 2 doet de as resp. links- of rechtsom
ter is dan dat van zuiger 2 gaat cilinder 1 met draaien.
een kleinere snelheid omhoog dan cilinder 2. Toepassingen vindt men bij kranen, waar op
Hier vinden we de verklaring van de ervarin­ deze wijze het draaien van de grijperbak
gen, die uit de praktijk bekend zijn. De cilin­ mogelijk wordt gemaakt.
der met de grootste diameter gaat het eerst Het staat overigens ter discussie of beide ge­
omhoog en wel met de laagste snelheid. noemde bijzondere uitvoeringsvormen tot de
cilinders (rechtlijnige beweging) dan wel tot
Bijzondere constructies motoren (roterende beweging) gerekend die­
1. In afb. 14 is een cilinder getekend, waarbij nen te worden.
de rechtlijnige beweging van de zuigerstang Tot slot volgen hier de symbolen voor hydrau­
direct omgezet wordt in rotatie. De zuiger­ lische cilinders volgens NEN 3348. Schema­
stang is daartoe van een heugel voorzien, die tisch zijn hier de cilindermantel, de zuiger, de
het rondsel aandrijft. Deze constructie wordt zuigerstang en de aansluitpoorten weergege­
veel toegepast voor de zwenkbeweging van ven.
een hydraulische kraan.
Met deze cilinder is het niet mogelijk de kraan Erike/werkende cilinder
een aantal malen om zijn as te laten draaien. ».
Als dat wenselijk is, zoals bij grotere graaf­
machines, dan wordt gebruik gemaakt van een
hydromotor.

Dubbelwerkende cilinder
I, L.

Telescoopcilinder
j .

Afb. 15 Draaicilinder. In het huis zit een as met één schot.


Via 1 of 2 wordt olie onder druk toegevoerd en de as zal Cilinder (mo tor)me t begrensde
daardoor links- of rechtsom draaien.
draaihoek
2. Draaicilinder (afb. 15)
Ook hier is de resulterende beweging een

14
afgestopt te worden, terwijl de stangzijde van
de cilinder verbonden wordt met de perslei­
ding van de pomp. In afb. 16 staat de stuur­
schuif in de stand waarbij de cilinder versneld
cilinder uitgaat.
Aan beide zijden van de zuiger staat nu dezelf­
de druk.
Omdat bet zuigeroppervlak groter is dan het

I t y, stuurschuif
ringvormig oppervlak is de resulterende
kracht naar boven gericht, de cilinder gaat dus

X =)
uit. De olie aan de stangzijde wordt hierbij
TT weggeperst en komt via de stuurschuif aan de
JUL bodemzijde terecht. Op deze manier gaat de
pompcapaciteit plus de volumestroom vanaf
de stangzijde naar de bodemzijde van de cilin­
der. De cilinder gaat dus sneller uit. In feite

6
behoeft de pomp alleen maar het stangvolume
pomp te leveren om de cilinder volledig te doen uit­
gaan.
In formulevorm:
1 Q
Afb. 16. De differentiaalschakeling. Hiermee kan de snel­ 6 X „Normale" schakeling
heid, waarmee een cilinder uitgaat, belangrijk vergroot wor­
den.
_L _Q
6 * A„, Differentiaalschakeling
De differentiaalschakeling
In het voorgaande is gebleken dat de snelheid De consequentie van een en ander is overigens
waarmee een cilinder uitgaat kleiner is dan bij wel, dat de werkdruk bij het uitgaan in dezelf­
het ingaan. Dit komt omdat het zuigeropper­ de verhouding groter wordt als waarmee de
vlak nu eenmaal altijd groter is dan het ring­ snelheid toegenomen is. De cilinder moet im­
vormig oppervlak. mers dezelfde kracht uitoefenen, terwijl het
Toch kan men bij een bestaande cilinder met effectieve oppervlak van zuigeroppervlak tot
gebruik van dezelfde (4/3) stuurschuif de snel­ stangoppervlak afgenomen is.
heid van uitgaan belangrijk verhogen. En wel
door toepassing van de zogenaamde differen­ ! P * A,„ „Normale" schakeling
tiaalschakeling, afb. 16.
Een van de poorten van de stuurschuif dient = P * <\n Differentiaalschakeling.

15
16
Deel IV: Hydromotoren

Algemeen streeks op de motor gebouwd kunnen worden.


Hydromotoren vertonen grote gelijkenis met Zeer vaak zijn motoren geschikt voor twee
pompen, ze hebben veel karakteristieke ei­ draairichtingen. Het hangt van het ontwerp af
genschappen gemeen, terwijl de constructieve of dit bij een pomp ook het geval is.
verschillen gering zijn. In principe kan een
pomp ook als motor gebruikt worden, maar Het rendement van de motor
de afdichtingen moeten dan wel aangepast Evenals in de pomp, treden ook in de motor
zijn. Van elk type pomp treft men het over­ vermogensverliezen op. Ze vinden hun oor­
eenkomstige type motor aan. We onderschei­ zaak in dezelfde factoren, ni. wrijvings- en
den dan ook tandwielmotoren, schottenmoto- stromingsverliezen en verliezen ten gevolge
ren en plunjermotoren. van inwendige lek. In de motor geschiedt de
Aan de as van de pomp wordt mechanisch energieomzetting dus niet verliesvrij, voor een
vermogen toegevoerd dat omgezet wordt in bepaald mechanisch vermogen moet een gro­
hydraulisch vermogen. In de motor gebeurt ter hydraulisch vermogen worden toegevoerd.
het omgekeerde: het hydraulische vermogen Het rendement van een motor is als volgt ge­
wordt in mechanisch vermogen omgezet en via definieerd:
de motoras afgevoerd. Het koppel en het
geleverd mechanisch vermogen
toerental van de motoras vertegenwoordigen motor = '
dit mechanische vermogen. De werking van daarvoor benodigd hydraulisch vermogen

een motor lijkt op die van de pomp, aan de in-


laatzijde heerst echter hoge en aan de uitlaat- Elke pomp en elke motor is ontworpen voor
zijde lage druk. De oliedruk in bijvoorbeeld een bepaald toeren- en drukgebied. Hiervan
een tandwielmotor (afb. 17) oefent een kracht kan men niet ongestraft sterk van afwijken.
uit op de tandwielen, waardoor de tandwielen, Het gevolg is immers een sterke afname van
en dus ook de motoras, gaan draaien. het rendement, waardoor men in warmtepro-
Een belangrijk technisch gegeven van een blemen geraakt.
motor is zijn minimum toerental. Dit mini­
mum toerental wordt in sterke mate bepaald Het rendement van de complete overbrenging
door de inwendige lek. Deze lek is de reden We hebben gezien dat de vermogensverliezen
waarom met name tandwielmotoren, die rela­
tief meer lekverliezen vertonen, niet geschikt
zijn voor lage toerentallen. Schottenmotoren
hebben minder lekverliezen en zijn, afhanke­
lijk van de uitvoering, voor lagere toerentallen
te gebruiken. Voor zeer lage toerentallen ko­
men plunjermotoren in aanmerking.
Het komt regelmatig voor dat het motortoe­
rental nog te hoog is voor een bepaalde toe­
passing in een landbouwmachine. Het toeren­
tal dient dan door een mechanische overbren­
ging verlaagd te worden. Soms zijn daarvoor
tandwielredukties verkrijgbaar, die recht­ Afb. 17 Tandwielmotor mei uitwendige vertanding.

17
overbrenging
Afb. 18 Het rendement van een hydraulische overbrenging is:
output mechanisch vermogen motor
input mechanisch vermogen pomp.
Het verschil tussen het geleverde mechanische vermogen van de motor en hetdaartoe benodigde mechanische vermogen aan
de pomp toegevoerd is verlies, en wordt in warmte omgezet.

in een overbrenging het gevolg zijn van: Uit het voorgaande volgt direct het vermogen,
- stromingsverliezen, nodig om een pomp aan te drijven, nl.:
- inwendige lek, hydraulisch vermogen
- mechanische wrijving. Paartdrijf ~ ———————
TJpomp
Deze verliezen worden, zoals bekend, in
warmte omgezet. Voor het rendement van een Eveneens volgt uit het voorgaande dat het
pomp, een motor of een complete overbren­ mechanisch vermogen dat een motor kan leve­
ging kan steeds geschreven worden: ren gelijk is aan:
output
It = Pmech * hydraulisch vermogen x Tjmolor
input

Voor een verliesvrij leidingsysteem geldt dat


Met andere woorden het rendement is gelijk het door de pomp geleverde hydraulisch
aan het beschikbaar gekomen vermogen ge­ vermogen gelijk is aan het toegevoerde hy­
deeld door het daarvoor benodigde vermo­ draulisch vermogen van de motor. Als we de
gen. verliezen in de leidingen, stuurschuiven en
Dus is het totale rendement van een overbren­ dergelijke aldus verwaarlozen en we verme­
ging (afb. 18): nigvuldigen vervolgens het pomprendement
output geleverde mechanische vermogen van de motor
7) tot — ' • — , , . . . .
input daarvoor benodigde mechanische vermogen van de pomp

Reeds afgeleid werd:


output geleverde hydraulisch vermogen van de pomp
pomp = ~1— • • - = " * — 1

input daarvoor benodigde mechanische vermogen van de pomp

output geleverde mechanische vermogen van de motor


17 motor = =
input toegevoerde hydraulische vermogen van de motor

18
met het rendement van de motor, dan blijkt:

'rçtot = TJpomp X 7^ motor

Rotor
Bij een pomp met een rendement in het
betreffende werkgebied van 90% en een
motor met een rendement van 85% is het
rendement van deze pomp-motor-combinatie
dus gelijk aan: Stator
Tj ,01 = 0,90 x 0,85 = 0,765 = 76,5%

Natuurlijk treden in leidingen en appendages


zoals kleppen en schuiven ook verliezen op.
Schot
Hierdoor is het aan de motor toegevoerde
hydraulische vermogen kleiner dan het door Afb. 20 Schottenmotor met concentrische rotor.
de pomp geleverde hydraulische vermogen.
Op dezelfde manier als hierboven kan worden vlak, terwijl de snelheid afhankelijk is van de
afgeleid: pompopbrengst en het zuiger- of ringvormige
oppervlak. De rechtlijnige beweging wordt
17tot = TJpomp " ^leiding ' TJmoior
gekarakteriseerd door de kracht en de (recht­
lijnige) snelheid, de roterende beweging door
Toerental en koppel toerental en koppel.
Bij cilinders is gesproken over kracht en snel­
heid. De door de cilinders geleverde kracht Toerental
bleek het produkt te zijn van druk en opper­ Het motortoerental is afhankelijk van twee

TANDWIEL MET BINNEN VERTANDING

TANDWIEL MET BUITENVERTANDING

'-ROTERENDE VERDEELSCHUIF
Afb. 19 Tandwielmotor met inwendige vertanding (Orbit principe).

19
grootheden: de door de pomp geproduceerde quentie bij een lager toerental een hoger kop­
volumestroom en het slagvolume van de pel.
motor. Het zal duidelijk zijn dat een toename Het theoretische koppel dat een verliesvrije
van de volumestroom door de motor een motor levert is:
toename van het toerental bewerkstelligt.
p = druk in N/m2
Het slagvolume is de hoeveelheid olie die per Mlhc„, = 0.16 x p x V x 10 ' N • m
V = slagvolume in 1
volledige omwenteling verplaatst wordt. Hoe
groter het slagvolume, des te meer olie is er p = druk in bar
Mihcor = l 6 x p x V N • m
nodig om de motor een omwenteling te laten V « slagvolume in 1

maken. Bij een bepaalde volumestroom door


p = druk in kgf/cm2
de motor zal het motortoerental dalen als het . = 1.6 x p x V kgf •
V = slagvolume in I
slagvolume toeneemt.
Om dit te illustreren wordt het geval bekeken, In werkelijkheid is het koppel natuurlijk klei­
waarbij een pomp met een capaciteit van 40 ner, maar voor een eerste benadering is deze
1/min een motor aandrijft met een slagvolume formule een handig hulpmiddel.
van 100 cm3. Met welk toerental zal deze Gebleken is dat de eigenschappen van een
motor draaien? Per omwenteling is 100 cm3 motor sterk afhankelijk zijn van het slagvolu­
= 0,11 olie nodig. Bij een aanbod van 401/min me. Bij de technische specificaties wordt het
40 slagvolume dan ook vermeld.
resulteert-dit in een toerental van - 400
0,1 Uit het voorgaande blijkt ook dat snellopende
omw./min. Wanneer dezelfde pomp een mo­ motoren in het algemeen compacter zijn (klein
tor met een slagvolume van 50 cm3 slagvolume) dan langzaamlopende.
40 Het slagvolume van bepaalde typen motoren
drijven, dan wordt het toerental = 800
0,05 kan gevarieerd worden. Motoren met een
omw./min. De tweede motor heeft een slag­ regelbaar slagvolume worden o.m. toegepast
volume dat de helft is van de eerste, daardoor bij hydrostatische rijaandrijvingen.
is zijn toerental tweemaal zo hoog.
Startkoppel
Het toerental van de motor kan uitgerekend
Wanneer een motor vanuit stilstand een be­
worden met de formule:
paald koppel moet overbrengen, is hiervoor
Q een belangrijk hogere druk nodig dan bij een
nmoior = — omw./min. reeds draaiende motor. Dit is het gevolg van
O = volumestroom in 1/min het verschil in wrijvingscoëfficiënt bij bewe­
V - slagvolume van de motor in 1
ging en rust. Het startkoppel is het koppel dat
de motor bij het aanlopen kan overbrengen;
het ligt ruwweg 10 tot 25% beneden het koppel
Koppel
bij rotatie. (Bij bepaalde plunjermotoren ligt
Het door de motor geleverde koppel hangt af
het startkoppel hoger). Men dient zich bij het
van de druk en van het slagvolume van de
ontwerp van een systeem te overtuigen of het
motor.
startkoppel niet te laag is (bij maximum be-
Bij toenemende druk worden de uitgeoefende
drijfsdruk).
krachten en dus het koppel groter. Naarmate
het slagvolume toeneemt, neemt ook het kop­
Typen motoren
pel toe. Dit is als volgt te verklaren. Stel dat
een motor een bepaald hydraulisch vermogen Tandwielmotoren
toegevoerd krijgt. Wanneer rendementsver- Tandwielmotoren met uitwendige vertanding
schillen verwaarloosd worden, dan moet de (afb. 17) dienen gerangschikt te worden onder
motor steeds hetzelfde vermogen - d.w.z. de snellopers. Het toerenbereik ligt tussen
hetzelfde produkt van koppel en toerental - 1000 en 3000 omw./min; bij de meeste typen
leveren. Bij vergroting van het slagvolume ligt het minimum toerental echter nog boven
daalt het toerental. Omdat de motor hetzelfde de genoemde 1000 omw./min. De bedrijfs-
vermogen moet blijven leveren, is de conse­ druk is over het algemeen vrij laag: 100-150

20
bar. De tandwielmotor is eenvoudig van mogelijk, terwijl in een aantal situaties het
constructie en compact, de prijs is relatief toerental nog belangrijk lager mag zijn. In het
laag. laatste geval moet wel terdege bekeken wor­
Een bijzondere groep tandwielmotoren met den of de mate van inwendige lek en het
inwendige vertanding, vormen de motoren, rendement toelaatbaar zijn. Bij hoge uit­
die volgens het Orbit-principe werken. In afb. zondering worden er in de landbouwtechniek
19 is een dergelijke motor geschetst, waarbij hoge toerentallen gevraagd. Dit brengt met
de buitenring vast met het motorhuis verbon­ zich dat het toerental van snellopende hydro-
den is. Het binnentandwiel, de rotor, heeft motoren d.m.v. een vertraging teruggebracht
een tand minder dan het aantal tandholtes in moet worden. Gezien het toerenbereik van
de buitenring, en is verbonden met de uitgaan­ Orbit-motoren zal een dergelijke tandwiel­
de as. Tijdens het roteren van het binnentand­ reductie of kettingoverbrenging veelal kunnen
wiel rolt deze af over het stilstaande buiten­ vervallen.
tandwiel. Door deze beweging blijft het mid­
delpunt van de rotor niet op zijn plaats, maar Schottenmotoren
voert een tuimelbeweging uit. Wanneer de Schottenmotoren vertonen minder lekverlie­
rotor linksom draait, dan ziet men dat de zen dan tandwielmotoren en zijn daardoor
ruimtes 5, 6 en 7 groter worden en de ruimtes ook voor lagere toerentallen geschikt. De
2, 3 en 4 verkleind worden. Een met de as bedrijfsdruk ligt gewoonlijk tussen 100 en 150
meedraaiende verdeelschuif (afb. 19 onder­ bar.
aan) zorgt ervoor dat in deze situatie de ruim­ Voor een goede afdichting dienen de schotten
tes 5, 6 en 7 met de drukleiding en de ruimtes tegen de stator aan te liggen. Bij schottenpom-
2, 3 en 4 met de retour verbonden worden. Dit pen worden de schotten door centrifugaal-
proces gaat door totdat de stand bereikt is, die krachten en de oliedruk aangedrukt. Bij een
in het rechter gedeelte van afb. 19 geschetst schottenwotor functioneert dit niet. Wanneer
is. Na '/7 deel van een omwenteling herhaalt de motor op toeren moet komen vanuit stil­
dit proces zich, waarbij dan echter de tandhol­ stand, dan zijn er nog geen centrifugaalkrach-
tes 4, 5 en 6 met de pers en 1, 2 en 3 met de ten beschikbaar, zodat het van de plaats van
retour verbonden worden. Motoren volgens de schotten in de rotor afhangt of er eigenlijk
het Orbit-principe kan men tot de langzaam- wel druk opgebouwd kan worden. Daarom
lopers rekenen, met dien verstande dat ze niet worden bij motoren de schotten door middel
geschikt zijn voor extreem lage toerentallen van druk- of bladveren tegen de stator ge­
die door als wielmotoren uitgevoerde radiale drukt.
plunjermotoren bereikt kunnen worden. Ech­ In afb. 20 is een schottenmotor getekend, die
ter toerentallen beneden 100 omw./min zijn principieel afwijkt van het type pomp in afb.

Afb. 21 Axiale plunjer-


motor. Huis • Plunjer L— Plunjerblok

21
Afb. 22 Radiale plunjer- J— Stilstaand cilinderblok
motor. Hel cilinderblok
staat stil, het huis roteert. — Roterend huis

8. De rotor is hier centrisch inde ellipsvormige en kunnen, afhankelijk van het ontwerp,
stator geplaatst. Diametraal tegenover elkaar toegepast worden voor hoge, maar ook voor
bevinden zich twee inlaat- en twee uitlaa - zeer lage toerentallen. Het rendement ligt
poorten. De onder druk toegevoerde olie­ hoog, hoger dan bij alle overige types, terwijl
stroom splitst zich in tweeën, waarbij elk deel er zeer grote vermogens mee overgebracht
al na een kwart omwenteling de uitlaatzijde kunnen worden. Daar tegenover staat dat
bereikt. Dit type motor (of pomp) kan niet uit­ plunjermotoren gecompliceerder zijn, het­
gevoerd worden met regelbaar slagvolume. geen met zich brengt dat de bouwwijze minder
Een voordeel is dat de inlaat- en de uitlaat- compact en de prijs vaak hoger is. Men treft
poorten tegenover elkaar geplaatst zijn. Hier­
door heffen de krachten op de rotor elkaar op,
de motor is gebalanceerd. De lagering kan Afb. 23 Motor met constant slagvolume, sym­
hierdoor minder zwaar uitgevoerd worden, bool:

terwijl de geluidsproduktie minder is.

Plunjermotoren
Motor met regelbaar slagvolume, symbool:
Plunjermotoren zijn geschikt voor hoge druk­
ken (300 tot 400 bar zijn geen uitzondering)

22
deze motoren aan bij rijaandrijvingen. Plun- blok en een roterend huis. Daardoor wordt dit
jermotoren zijn leverbaar met regelbaar slag­ type radiale plunjerpomp onder meer als
volume. wielmotor toegepast, waarbij de wielvelg
We onderscheiden axiale en radiale plun- rechtstreeks op het roterende huis wordt be­
jermotoren. vestigd. Via inlaatpoorten in de as wordt de
In afb. 21 is een axiale plunjermotor geschetst. olie naar de plunjers gevoerd. De plunjers
In tegenstelling tot het type volgens afb. 9 drukken tegen een gegolfde ring van het
staan hier as en plunjerblok in lijn. Voor beide motorhuis aan, waardoor deze in rotatie
typen geldt dat de plunjers t.o.v. de motoras komt. Bij de ingaande beweging van de plun-
min of meer axiaal (evenwijdig aan de axis = jer komt de verbinding tot stand met de uit-
as) staan opgesteld. Door de oliedruk worden laatpoorten, die zich eveneens in de as bevin­
de plunjers tegen een scheefstaande plaat ge­ den.
drukt. Dit levert een reactiekracht op het Doorgaans worden radiale plunjermotoren
plunjerblok op, die de motoras doet draaien. ontworpen voor lage toerentallen. Zij zijn in
In afb. 22 is een radiale plunjermotor weerge­ het algemeen vrij groot en relatief duur en
geven. De plunjers staan ten opzichte van de worden daarom pas ingezet als zeer grote kop­
as van de motor radiaal (volgens de radius = pels bij lage toerentallen (wielmotoren) ge­
straal) opgesteld. Deze radiale plunjermotor vraagd worden.
heeft als bijzonderheid een stilstaand plunjer­

23
24
Deel V: Kleppen, stuurschuiven en accumulatoren

In de vier voorgaande delen werd beschreven 1. Kleppen, die de druk beïnvloeden;


hoe het hydraulisch vermogen in de pomp 2. Kleppen, die de stromingsrichting bepalen;
wordt opgewekt en in de hydromotor en 3. Kleppen, die de grootte van de volume-
hydrocilinder in mechanisch vermogen wordt stroom beïnvloeden.
omgezet. Uiteraard wensen we deze ener­ Uit het grote aantal componenten die op dit
giestroom te beheersen. Nu is het hydraulisch gebied voorhanden zijn wordt een zeer be­
vermogen gelijk aan het produkt van druk en perkte keus gemaakt.
volumestroom. Het commanderen en beheer­
sen van het hydraulisch vermogen komt dus Smoren
neer op het beheersen van druk en volu­ Alvorens in te gaan op de functie van een
mestroom. Dit gebeurt met kleppen en stuur­ aantal kleppen, dienen we eerst vertrouwd te
schuiven. raken met een zeer belangrijk begrip in de
Wat de benaming betreft, het is in de hydrau- hydrauliek: het smoren. Bekijken we daartoe
liek gewoonte om te spreken van kleppen en de in afb. 24 getekende pijp, waarin een
in de pneumatiek over ventielen. Een veilig­ doorlaatvernauwing of restrictie is aange­
heidsklep hoort thuis in de hydrauliek, een bracht. Ter weerszijde van de vernauwing zijn
veiligheidsventiel treft men in de pneumatiek twee manometers aangesloten. Zolang er
aan. geen stroming is geven beide manometers pre­
In grote lijnen kunnen drie hoofdgroepen cies dezelfde druk aan. Stroomt er echter wel
onderscheiden worden: olie, dan lezen we op manometer 1 een hogere

©P'
•VL-Xjoo ©
o\J_ty2oo

~7~7~7\ -7T7
Vs
geen stroming

P1 -
\ / / / / ;; / / / / / / / / / /

®<

p
v/jflo
®
oV/ 200
P2

2Z 7~7~7~A VT7

wel stroming
Afb. 24 Stroming door
een nauwe doorlaat ver­ ^ Pj groter dan P2
oorzaakt drukverlies. \ / / / / / / 7 / / / / / / /

25
druk af dan op manometer 2. Vergroten we een bepaalde maximale druk. Bij overschrij­
de volumestroom of maken we de doorlaat ding kan ernstige schade optreden, terwijl de
kleiner, dan blijkt dat het drukverlies toe­ veiligheid in gevaar komt. Het gevaar van
neemt. Hoe kan dit verklaard worden? Het overbelasting is niet denkbeeldig. Wanneer
hydraulisch vermogen door de pijp is druk bijvoorbeeld een cilinder volledig wordt uit­
maal volumestroom. De volumestroom vóór gestuurd, dan stroomt er in de uiterste stand
de restrictie is natuurlijk gelijk aan die er na, geen olie meer naar de cilinder. In een niet be­
overal passeert per tijdseenheid evenveel olie. veiligd systeem kan de pomp zijn olie niet
De druk is wel gedaald, het hydraulisch ver­ meer kwijt raken, waardoor de druk ontoe­
mogen na de restrictie is dus kleiner gewor­ laatbaar hoog zou oplopen. Kortom elk hy­
den. draulisch systeem dient beveiligd te zijn tegen
Een deel van het hydraulisch vermogen is om­ te hoge druk.
gezet in warmte. Door de doorsnede-vernau-
wing en daarna de verwijding treden ter plaat­ In verreweg de meeste gevallen wordt hier­
se extra wervelingen en snelheidsveranderin­ voor een veiligheidsklep toegepast. Deze be­
gen op. In de restrictie passeert dezelfde volu­ hoort zich direct na de pomp te bevinden, nog
mestroom als in de pijp, de snelheid is daar­ vóór de stuurschuiven of andere componen­
door vele malen hoger. De wervelingen en ten. Bij sommige fabrikaten is de veilig­
snelheidsverschillen resulteren in een heftiger heidsklep rechtstreeks op het pomphuis aan­
beweging van de vloeistofdeeltjes onderling, gebracht.
waardoor er een grote onderlinge wrijving
ontstaat. Wrijving betekent warmte, warmte Uit het bovenstaande zal duidelijk zijn, dat het
die ten koste van het hydraulisch vermogen zeer riskant is om zelf de afstelling van de vei­
gaat. Deze warmte wordt teruggevonden in ligheidsklep te wijzigen.
een temperatuurstijging van de olie. Dit pro­ In afb. 25 is een veiligheidsklep getekend. Een
ces noemen we smoren. De volumestroom veer drukt de klep of schuif op zijn zitting en
wordt in de restrictie gesmoord, waardoor er sluit daarmee de verbinding tussen de druklei-
een drukverschil en een vermogensverlies ding P en de retourleiding R, die met het
optreedt. reservoir verbonden is, af. Wanneer de druk
toeneemt tot de waarde, waarop de veilig­
heidsklep staat afgesteld, dan wordt de kracht
1. Kleppen, die de druk beïnvloeden van de veer overwonnen en stroomt de olie
naar het reservoir. De druk stijgt niet verder,
Veiligheidskleppen de veiligheidsklep „blaast af".
Elk hydraulisch systeem is ontworpen voor Wordt de stelschroef verder ingedraaid, dan

•" F veer
ni
MA Aj
X" i I 1
flff^Oppery/a/f A

Afb. 25 Veiligheidsklep.
Links: het symbool.

26
neemt de veerspanning toe en opent de klep te volumestroom te verwerken krijgt zal de
bij een hogere druk. druk toch ontoelaatbare waarden bereiken.
Want de klep moet dusdanig veel verder open
In de retourleiding is de druk laag. Wanneer gaan staan, dat de veerspanning en daarmee
de diameter voldoende groot is, komt de druk de druk te hoog oploopt.
vrijwel overeen met die in het reservoir. De
retourleiding is dan drukloos: de overdruk is In afb. 25 is tevens het symbool van een veilig­
nul. heidsklep aangegeven. De getrokken lijn geeft
Vóór de veiligheidsklep daarentegen heerst de normale werkleiding aan, de gestreepte is
een hoge druk. De veiligheidsklep is bij „af­ de stuurleiding. Dit symbool kan als volgt ge­
blazen" als doortochtvernauwing, dus als lezen worden: De stuurleiding „meet" de
smoring te beschouwen. Alle hydraulische druk vóór de veiligheidsklep. Is de druk te
energie wordt er in warmte omgezet. „Afbla­ hoog, dan wordt de pijl tegen de getekende
zen" moet zoveel mogelijk vermeden worden veer in gedrukt en zijn pers- en retourleiding
om oververhitting van de olie te voorkomen. met elkaar verbonden.

Wat gebeurt er als een reeds afblazende veilig­ Drukregelkleppen


heidsklep een grotere volumestroom moet Drukregelkleppen werken op dezelfde wijze
verwerken? Een grotere volumestroom door als veiligheidskleppen, ook in symbolen wordt
dezelfde doorlaat betekent een groter druk­ geen onderscheid gemaakt. Ze zijn echter zo
verschil, en dus een hogere druk vóór de vei­ geconstrueerd, dat de druk beter constant ge­
ligheidsklep. Dit heeft tot gevolg, dat de klep houden wordt. Zonder op de werking verder
verder open gaat staan, totdat er een nieuw in te gaan, zij hier vermeld, dat met name
evenwicht is ontstaan tussen p.A en de veer­ voorgestuurde drukregelkleppen de druk in
kracht F (afb. 25). De veerkracht neemt toe hoge mate, bij verschillende waarden van de
bij indrukking, dus het uiteindelijke resultaat volumestroom, constant weten te houden.
is een klep die verder open staat en een druk
die iets hoger is. Reduceerkleppen
Reduceerkleppen dienen om de druk in een
Hier schuilt het gevaar van een te krap beme­ leiding te verminderen, te reduceren, tot een
ten veiligheidsklep. Wanneer deze een te gro­ lagere constante waarde. De reduceerklep van
afb. 26 heeft een regelschuif, waarop twee smoord wordt. Het drukverschil over doorlaat
krachten werken: de kracht van de veer en de 1 wordt dan ook groter, waardoor de druk na
kracht, die de uitlaatdruk uitoefent. De inlaat- de reduceerklep weer daalt tot de ingestelde
druk doet niet mee, want de ringvormige op­ waarde.
pervlakken zijn even groot. Zolang de druk
achter de reduceerklep de ingestelde waarde Zolang de inlaatdruk groter is dan de uitlaat­
nog niet bereikt heeft, staat de regelschuif in druk blijft de druk na de reduceerklep con­
geopende stand. Bij oplopende druk aan de stant.
uitlaatzijde, neemt de omhooggerichte kracht
op de regelschuif toe. De regelschuif wordt te­ De voorspanning van de veer bepaalt de waar­
gen de veerdruk in omhoog gedrukt en de de van de druk. In het symbool van de redu­
doorlaat 1 wordt kleiner. Bij doorlaat 1 wordt ceerklep is de stuurleiding herkenbaar. Is de
de oliestroom sterker gesmoord, waardoor de druk aan de uitlaatzijde te groot, dan wordt
druk aan de uitlaatzijde afneemt. Er is even­ de getekende pijl als het ware tegen de veer-
wicht als de veerkracht en de kracht als gevolg spanning in verplaatst en wordt de doorlaat
van de druk aan de uitlaatzijde even groot zijn. verder geknepen.
De gewenste druk is bereikt.
Wordt de druk aan de inlaatpoort om welke
reden dan ook groter, dan zal ook de uitlaat­ 2. Kleppen, die de stromingsrichting bepalen
druk willen toenemen. De druk aan de uitlaat­
zijde zorgt er echter voor, dat de regelschuif Stuurschuiven
omhoog gaat en dat bij 1 de olie sterker ge­ Met behulp van stuurschuiven kan de olie-

A-nulstand(drukloos) B-heffen C-zakken

CZZ2 i—y

ZZZ2

-3P
Jà2
I,

VA vm

4 3 4 3 4 3 Afb. 27 Stuurschuif met


vier aansluitpunten en
1 1

X i L
X
drie schakelstanden: 413
n stuurschuif. Onder: de
symbolen voor 4/3 stuur­
2
"Î EN "TL
schuiven. De pomp en de
retourleiding alsmede de

<? 9 drie schakelstanden zijn


weergegeven.

28
stroom in de gewenste richting gestuurd wor­ aan te sluiten op de onbediende stand van de
den. Tevens kan men het proces ermee starten schuurschuif.
en stoppen. Bij de meest gebruikelijke con­
structie heeft het huis een cilindervormige bo­ De benaming van deze stuurschuif: 4/3 stuur­
ring, waarin de schuif heen en weer kan bewe­ schuif. Hetgeen wil zeggen: vier aansluitpun-
gen. De schuif heeft ringvormige uitsparin­ ten en drie schakelstanden. Een stuurschuif
gen, waarmede de verschillende schakelstan­ kan met spierkracht, hand of voet bediend
den gerealiseerd kunnen worden, zie afb. 27, worden. Maar er zijn ook uitvoeringen waarbij
waar een stuurschuif getekend is van een dub- dit middels een stuurdruk of een elektromag­
belwerkende cilinder. De leiding 1 komt van neet gebeurt (afb. 28).
de pomp af. Leiding 2 is de retourleiding ter­
wijl aansluitpoorten 3 en 4 op de dubbelwer- Terugslagkleppen
kende cilinder aangesloten worden. • In de Deze kleppen laten de oliestroom in één rich­
neutrale stand is de drukleiding 1 van de pomp ting ongehinderd passeren. In tegengestelde
met de retourleiding 2 verbonden: de olie richting blijft de kogel of klep op zijn zitting
wordt drukloos rondgepompt en de cilinder en is de doorlaat volledig afgesloten (afb. 29).
blijft in dezelfde stand. In de middelste figuur
is de drukleiding verbonden met leiding 4,
waardoor de zuigerstang van de cilinder naar
buiten beweegt. In de rechter figuur is de
schakelstand aangegeven waarbij de zuiger­ MI—I^""
stang in gaat.

In afb. 27 is een en andei in symbolen weerge­


geven. Elke mogelijke schakelstand wordt Afb. 29 Terugslagklep met symbool.
aangegeven met een vierkant blokje, waarin
met pijlen de stromingsrichting wordt aange­
geven. Volgens afspraak dienen de leidingen De gestuurde terugslagklep
Van A naar B is er vrije doorstroming, (afb.
30). Immers door de oliedruk wordt de rechter
TT plunjer van zijn zitting gelicht en komt de

Xh doorlaat vrij.
Omgekeerd zal door een druk bij poort B de
rechter plunjer op zijn zitting gedrukt worden
Afb. 28 Symbool voor een met de hand of de voet bediende
4h stuurschuif.

PLUNJER STIFT

w
X
Een J/j stuurschuif bediend door een stuurdruk, tegen een
veerspanning in.

Hnx ZZJ =0- PLUNJER

Een V? stuurschuif, die elektromagnetisch bediend wordt,


met terugbrengveer. Afb. 30 Gestuurde terugslagklep

29
en is de doortocht van B naar A geblokkeerd.
Tot zover nog geen verschil met de normale
terugslagklep.
Wanneer echter bij poort C een (stuur)druk
wordt aangebracht, dan verschuift de linker
plunjer naar rechts en drukt de stift de rechter
plunjer van zijn zitting.
In dat geval is dus ook stroming in de richting
van B naar A mogelijk.
In afb. 108 treft U een toepassing aan van de
gestuurde terugslagklep.

Snelkoppelingen
Een snelkoppeling bestaat in feite uit twee
terugslagkleppen. Bij ontkoppelen sluiten
beide terugslagkleppen de leidingen af. In ge­
koppelde toestand worden de kleppen of
kogels open gedrukt, zodat de olie kan passe­
ren (afb. 31). Afb. 32 Smoorktep met symbool.

-VEER
mestroom neemt af naarmate de smoorklep
verder dicht gedraaid wordt.
De smoorklep, vaak als naaldklep uitgevoerd,
is zeer eenvoudig. Een groot nadeel is dat hij
geen regelende functie heeft. Wanneer de
druk vóór de smoorklep toeneemt, dan be­
tekent dit dat ook de volumestroom door de
klep toeneemt.
STEKER
Smoor-terugslagklep
Bij zwaardere kranen wordt de smoor-terug­
slagklep wel toegepast (afb. 33).
Afb. 31 Snelkoppeling met symbool. De olie ondervindt ongehinderde doortocht
van A naar B. Omgekeerd van B naar A moet
de oliestroom volledig door de smoring. Dit
3. Kleppen, die de grootte van de volume- betekent dat van B naar A de volumestroom
stroom beïnvloeden klein is. Op deze wijze wordt bereikt dat bij
Bij het beïnvloeden van de grootte van de zwaardere kranen bij de ingaande beweging
volumestroom wordt gebruik gemaakt van het van de cilinders (waarbij de last meewerkt om
smoorprincipe. hem te doen inschuiven) de snelheid wordt af­
Met behulp van de hier beschreven kleppen geremd .
kunnen snelheden (cilinders) en toerentallen
(motoren) ingesteld of geregeld worden.

Smoorklep
Afb. 32. De volumestroom wordt gesmoord
over een instelbare opening. Na de smoring is
de beschikbare druk verminderd. Er is dus
minder druk beschikbaar om de vloeistof te
verplaatsen. Met andere woorden de volu­ Afb. 33 Symbool van een smoorterugslagklep.

30
Afb. 34 Doorstroombe-
grenzer of slangbreukbe-
veiliger.

naar trekker- naar


kipcilinder

aanslag
Smoorterugslagkleppen worden ook veel toe­ Bij dalende kipbak kan de stroming om de ko­
gepast bij de zogenaamde daalsnelheidsrege- gel als stroming door een smoring beschouwd
ling van de driepuntshefinrichting. Door de, worden. Dit betekent dat de druk voor de
instelbare, smoring kan de daalsnelheid beïn­ smoring groter is dan erna. Dus is de druk op
vloed worden. De hefsnelheid daarentegen de rechterzijde van de kogel groter dan op de
blijft ongewijzigd, omdat de olie tijdens het linkerzijde. Er treedt een resulterende kracht
heffen de terugslagklep passeert. op, die de kogel naar links tegen de veerspan-
ning doet bewegen. Wordt de snelheid, waar­
Doorstroombegrenzer of slangbreukbeveiliger mee de kipbak daalt te groot, zoals het geval
Dit is een variant van de terugslagklep (afb. is bij slangbreuk, dan wordt het drukverschil
34). over de kogel zo groot, dat deze op zijn zitting
Een doorstroombegrenzer dient ervoor te zor­ gedrukt wordt en de kipbak blijft staan.
gen dat een kipbak bij slangbreuk niet met ho­
ge snelheid naar beneden stort. Wanneer de
kipbak omhoog beweegt ondervindt de olie­ Stroom regelkleppen
stroom geen invloed van de kogel, die door de Zoals de naam reeds zegt, vertonen stroom-
veer naar rechts tegen een aanslagpen gedrukt regelkleppen een regelende functie. Anders
wordt. dan bij de smoorklep zorgen stroomregelklep-

t 1-2
L- regelschuif
regelschuif

Afb. 35 Stroomregelklep, serieuitvoering. Afb. 36 Stroomregelklep, paralleluitvoering.

31
pen van een constante volumestroom, onaf­ de regelschuif naar rechts, tegen de veerspan-
hankelijk van de toe- of afvoerdruk. Ze wor­ ning in, gedrukt. Het gevolg hiervan is dat de
den toegepast daar waar een constante volu­ oliestroom bij 2 sterker gesmoord wordt. Een
mestroom van belang is. Omdat deze kleppen sterke smoring betekent dat na opening 2 de
volgens het smoor-principe werken en dus een druk verminderd is.
deel van de hydraulische energie in warmte Er treedt evenwicht op als het drukverschil
wordt omgezet, is hun toepassing in het alge­ over de restrictie 1 weer zijn oorspronkelijke
meen beperkt tot kleinere vermogens. waarde bereikt heeft.
We onderscheiden hier drie typen: Men ziet dat onafhankelijk van de toe- of af­
1. stroomregelkleppen volgens serieuitvoe­ voerdruk het drukverschil over en dus de volu­
ring mestroom door de restrictie 1 constant blijft.
2. stroomregelkleppen volgens paralleluit­ In het algemeen zal de pomp meer olie leveren
voering dan de waarde waarop de volumestroom-
3. stroomverdeelkleppen regelklep staat afgesteld. Bij dit type verdwijnt
Het basisprincipe berust op het onderhouden de overtollige volumestroom via de veilig­
van een constant drukverschil over een smoor­ heidsklep, dus bij maximale druk. De grootte
opening, hetgeen natuurlijk betekent dat ook van de volumestroom kan ingesteld worden
de volumestroom door die opening constant door de doorlaat van de restrictie 1 te verande­
is. ren.
2. De stroomregelklep in paralleluitvoering.
1. De stroomregelklep volgens serieuitvoe­ Dit type wordt ook wel drie-weg stroom­
ring. Dit type heeft twee aansluitpoorten en regelklep genoemd, vanwege het drietal aan­
wordt daarom ook wel tweeweg stroomregel­ sluitpoorten (afb. 36).
klep genoemd. In afb. 35onderscheiden we de Ook hier wordt het drukverschil over restrictie
restrictie 1, waarover het drukverschil con­ 1 constant gehouden. In tegenstelling tot de
stant moet blijven. Het drukverschil vóór en vorige klep bevindt zich de tweede smoring
na de restrictie 1 wordt teruggemeld op de parallel aan de hoofdstroom. De overtollige
regelschuif. De toevoerdruk oefent geen re­ olie wordt afgevoerd door de derde aansluit-
sulterende kracht op de schuif uit. Is het druk­ poort bij een druk die een fractie hoger ligt dan
verschil op een gegeven moment te hoog, het­ de aan de uitlaatpoort gevraagde druk. Dit
geen veroorzaakt kan zijn door een te hoge heeft het voordeel dat de warmteproduktie in
toevoer- of een te lage afvoerdruk, dan wordt verhouding dan ook veel lager ligt. Ook hier

H
Qj
tQ'
Pi PV
S MO RING 1 )( )( ' SMO RING 2
)( )(

pu I SCHUIF I p5
Q O-.
Aß. 37 Stroomverdeelklep.

32
Q
Q + WARMTE!
Q

Afb. 38 Met behulp van een stroomverdeelklep heeft men als het ware twee afzonderlijke pompen gekregen. Denk echter
aan de extra warmteontwikkeling.

kan de volumestroom ingesteld worden door keld.


de doorlaat 1 te vergroten of te verkleinen. In afb. 38 is dit schematisch weergegeven.
3. De stroomverdeelklep. De stroomverdeel­
klep heeft tot taak de volumestroom in twee Accumulatoren
gelijke (of twee ongelijke) delen te splitsen. Hydraulische accumulatoren of kortweg ac­
Ook weer onafhankelijk van de heersende cu's hebben tot taak, olie onder druk op te ne­
drukken. De regelschuif in afb. 37 zorgt er­ men en naar behoefte weer af te staan. Het
voor dat de drukken p2 en p3 aan elkaar gelijk zijn dus energiereservoirs, waarin hydrauli­
blijven. Immers dan alleen heerst er krachten- sche energie kan worden opgeslagen of geac­
evenwicht op de schuif. Dus p2 = p3. Na de cumuleerd. Vergelijk hiermee de accu van een
smoringen 1 en 2 zijn de drukken dus gelijk. auto, waarin elektrische energie wordt op­
Uit de afbeelding blijkt dat hetzelfde geldt geslagen. In de landbouwtechniek komt men
voor de drukken vóór de smoringen. Met twee typen tegen, resp. membraan- en balgac­
andere woorden over de beide smoringen cumulatoren. In afb. 39 is een membraamaccu
staat hetzelfde drukverschil. Het resultaat getekend; in een stalen bol bevindt zich het
hiervan is dat indien beide smoringen even membraan, dat de scheiding vormt tussen de
groot zijn, er ook dezelfde volumestroom pas­ gasvulling aan de bovenzijde en de olie aan de
seert. Dus Q, = Q2 en de oorspronkelijke onderzijde. De onderzijde wordt op het hy­
volumestroom Q is netjes in twee gelijke delen draulische systeem aangesloten. Bij toename
gesplitst. van de oliedruk wordt het gas gecomprimeerd
Men heeft als het ware de oorspronkelijke en stroomt er olie onder druk in de accu,
pomp vervangen door twee pompen met de waardoor er energie wordt opgeslagen. Tij­
halve capaciteit. dens het comprimeren neemt de gasdruk toe,
Stel nu dat de werkdruk p4 veel hoger is dan totdat de olie- en gasdruk gelijk zijn. Bij daling
p5, dan gaat dezelfde redenatie op. De schuif van de oliedruk expandeert het gas, de olie
zorgt voor p2 = p3, hetgeen nu betekent dat wordt uit de accu gedrukt en er wordt energie
de schuif naar rechts gedrukt wordt: ter plaat­ teruggeleverd. In afb. 40 is een balgaccumula­
se van A wordt de doortocht belangrijk groter, tor getekend. Dergelijke accu's kunnen in het
ter plaatse van B wordt er sterk gesmoord. Im­ algemeen met een groter volume worden gele­
mers bij B wordt de druk p3 (=p2) door smo­ verd dan de membraanaccu's. Wanneer de
ring teruggebracht naar de - lage - druk p5. oliedruk wegvalt, heeft de balg of het mem­
Door de smoring 1 kleiner te maken dan 2 is braan de neiging om zich in de uitlaatpoort te
het mogelijk volumestromen te verkrijgen die wringen, waardoor het rubber kan beschadi­
zich bijvoorbeeld verhouden als 1 : 2 of 1 : 3. gen. Het membraan is daarom voorzien van
een metalen plaatje terwijl de balgaccu een
In de situatie, waarbij de gevraagde werk­ klepje in de uitlaatpoort heeft.
drukken sterk verschillen, gaat de vergelijking Bij hoge druk en snelle drukwisselingen kan
met de twee pompen met halve capaciteit de temperatuur van het gas sterk oplopen. Om
mank. In de stroomverdeelklep wordt dan te­ explosiegevaar te vermijden wordt daarom
vens een forse hoeveelheid warmte ontwik­ meestal stikstofgas als gasvulling toegepast.

33
Afb. 39 Membraanaccu­
mulator. 1. Zonder stik­
stofvulling. 2. Met stik­
stof gevuld. Voorspan­
ning pi bar. 3. Olie wordt
opgeslagen. 4. Even-
wichtsshuatie. 5. Olie
wordt weer afgestaan. 6.
Nieuwe evenwichtssitua-

Slechts bij lage druk is lucht toegestaan. Ac­ selingen. Bij een plunjerpomp zijn deze druk-
cu's worden o.a. in de volgende situaties pulsen afhankelijk van het aantal plunjers.
toegepast: Pompen, die in de hydrauliek worden toege­
1. Indien gedurende korte perioden een grote past, vertonen een voldoend constante volu­
volumestroom wordt gevraagd. Met behulp mestroom, waardoor de optredende drukwis­
van een accu is het mogelijk om toch met een selingen vrijwel nooit als hinderlijk worden er­
kleine pomp en een overeenkomstig kleine varen.
energiebron (elektromotor, verbrandingsmo­ Dit ligt bij spuitmachinepompen, waar pom­
tor) te volstaan. De pomp dient zodanig te pen met een klein aantal plunjers gebruikelijk
worden gekozen, dat deze voldoende capaci­ zijn, anders. Nemen we als voorbeeld een een­
teit heeft om in de rustperiodes de accu van cilinder spuitmachinepomp. Deze pomp le­
voldoende olie te voorzien. vert een volumestroom, zoals in afb. 41 is af­
2. Het afvlakken van drukstoten die het ge­ gebeeld. Gedurende een halve omwenteling
volg zijn van schakelhandelingen. van de pompas voert de plunjer de persslag uit
3. Het afvlakken van drukwisselingen die het en wordt een zekere hoeveelheid vloeistof in
gevolg zijn van een onregelmatige volume- de persleiding gedrukt. De volgende halve
stroom van de pomp. omwenteling is de plunjer echter bezig aan de
De volumestroom van een pomp is n!. niet zuigslag en wordt er geen vloeistof geleverd.
constant, maar vertoont snelle periodieke wis- Het resultaat is een volumestroom die verre
van constant is, maar met grote schokken
verloopt. Het gevolg is een flinke trilling in het
leidingsysteem en sterke drukpulsen. Om de­
ze drukpulsen af te vlakken, past men één of
meer accu's toe, die tijdens de persslag een
deel van de volumestroom opnemen en tijdens
de zuigslag weer afgeven. Hiermee wordt be­
reikt dat de volumestroom een veel gelijkma­
tiger verloop vertoont. Gezien de lage druk
bestaat er bij accu's van spuitmachinepompen
geen explosiegevaar. Ze kunnen daarom met
lucht gevuld worden.
Afb. 40 Balgaccumulator. Van groot belang is dat de accu een voldoende

34
Afb. 41 De pompop-
brengst van een ééncilin-
derpomp met en zonder
gebruik van een accumu­
zónder accumulator lator.

gemiddelde volumestroom

met accumulator

aantal omwentelingen pompas

groot volume heeft. Is de accu te klein, dan druk- of trekveren, maar ook met accu's. In
worden de drukwisselingen te weinig ge­ afb. 42 is zo'n systeem weergegeven. Door
dempt. In direkt verband hiermee staat de middel van een enkelwerkende cilinder wordt
voorspanning. Is de gasvoorspanning hoger het maaibord op de gewenste hoogte ge­
dan de maximaal optredende druk, dan zal er bracht. De accu is via een smoorterugslagklep
geen olie in de accu kunnen stromen en doet verbonden met de leiding naar de cilinder.
deze geen dienst. Als anderzijds de voorspan­ Komt het maaibord over een verhoging in het
ning te laag is, dan is de hoeveelheid ge­ terrein, dan gaat de cilinder uit, terwijl de
comprimeerd gas te gring om bij expansie daarvoor benodigde olie via de terugslagklep
voldoende olie in de persleiding te drukken. door de accu wordt geleverd. Als deze verho­
De gasvoorspanning heeft dus grote invloed. ging is gepasseerd of indien het maaibord een
Als vuistregel geldt dat, voor het dempen van kuil passeert, dan zakt het maaibord geleide­
drukpulsen, een gasvoorspanning van 60% lijk, omdat de terugslagklep op zijn zitting
van de gemiddelde werkdruk een goede keus wordt gedrukt en de olie derhalve door de
is. smooropening stroomt. Met de smoorterug­
4. De accu als veerelement. slagklep wordt dus bewerkstelligd dat het
Een geheel andere toepassing is die, waarbij maaibord gemakkelijk omhoog kan scharnie­
de accu als veerelement dienst doet. Als voor­ ren, terwijl de neergaande beweging wordt ge­
beeld kiezen we de ophanging van een maai- dempt. Het is een bijkomend voordeel dat de
bord van een maaidorser. Deze maaibalk veerstijfheid van de ophanging kan worden
moet verend worden opgehangen om ervoor aangepast door de keuze van de gasvoorspan­
te zorgen dat deze niet met zijn volle gewicht ning.
op de grond komt te rusten. Deze ophanging
kan worden gerealiseerd met normale stalen Bij snelle drukwisselingen, zoals o.a. het geval

accumulator
overige gebruikers

smoorterugsla gklep

maaibord
stuurschuif m2

veiligheidsklep
Afb. 42 De accumulator
gebruikt als veerelement
bij de ophanging van het
maaibord van een maai­
dorser.

35
is bij spuitmachinepompen moet in korte tijd het daarom in deze situaties van belang dat de
olie worden opgeslagen en afgevoerd. Hier­ accu zo dicht mogelijk bij de pomp wordt ge­
door treden zeer hoge stroomsnelheden op in monteerd en met ruim bemeten fittingen
de leiding naar de accu. Om te vermijden dat wordt aangesloten.
de accu in zijn werking wordt belemmerd, is

36
Deel VI: Symbolen

Zoals ook in de elektrotechniek gebruikelijk Lekleiiiing


is, worden in de hydrauliek symbolen toege­
past om op efficiënte wijze een hydraulisch
systeem te beschrijven. Om te vermijden dat
elke fabrikant of constructeur er zijn eigen Buigzame leiding, slang
symbolen op na gaat houden, zijn er interna­
tionale afspraken gemaakt. Deze afspraken
zijn vastgelegd in het normblad NEN 3348,
verkrijgbaar bij het Nederlands Normalisatie­
instituut te Rijswijk. Dit normblad is conform
de door de International Organization for
Standardization (I.S.O.) gestelde normen.
Met behulp van grafische symbolen wordt op
eenvoudige en overzichtelijke wijze de princi­
pe-opbouw van een hydraulisch systeem
weergegeven. De leidingen en de componen­ Verbinding van leidingen.
ten worden schematisch weergeven. De ge­
bruikte symbolen zijn abstract; er kan geen in­
formatie uit worden gehaald over bijv. de
grootte van een bepaalde component, over de
plaats van bepaalde aansluitpunten e.d. y
De symbolen zijn alle opgebouwd uit een be­
paald aantal geometrische figuren, te weten
cirkels, rechthoeken, vierkantjes, pijlen en
rechte lijnen. Kruising van leidingen. De leidingen zijn dus niet met elkaar
Op deze plaats zou ik er nogmaals voor willen verbonden.
pleiten dat bij elk hydraulisch systeem, elke
machine of elk werktuig waarop een hydrau­ Reservoir.
lisch systeem aanwezig is, een duidelijk hy­
draulisch schema wordt meegeleverd. Tevens Pompen en motoren
is een stuklijst met fabrikaat en typenummers Het onderscheid tussen pomp en motor komt
van alle componenten, met uitzondering van tot uitdrukking in de pijlpunten, die in de cir­
wellicht het leidingwerk, een noodzaak. Dit kel worden geplaatst. Bij een pijlpunt naar
bespaart zeer veel tijd bij het opsporen van buiten heeft men te maken met een pomp, een
storingen, terwijl deze gegevens ook onmis­ pijpunt naar binnen duidt op een motor. De
baar zijn bij vervanging van componenten. pijl door de cirkel heen wijst op een regelbaar
slagvolume.

Leidingen
Drukleiding, retourleiding
en voedingsleiding

Stuurleiding Pomp met constant slagvolume en één stromingsrichting.

37
M
Verbrandingsmotor (bijv. diesel- of benzinemotor).
Pomp met constant slagvolume en twee stromingsrichtingen
Cilinders

Enkelwerkende cilinder.
Pomp met regelbaar slagvolume en één stromingsrichting.

L L

Dubbelwerkende cilinder.
Pomp met regelbaar slagvolume en twee stromingsrichtin-
gen.

Dubbelwerkende cilinder met doorlopende zuigerstang.


Motor met constant slagvolume en één stromingsrichting.

Motor met constant slagvolume en twee stromingsrichtingen.


Telescoopcilinder (enkelwerkend).

Motor met regelbaar slagvolume en één stromingsrichting.


Motor met begrensde draaihoek

Stuurschuiven
Stuurschuiven worden ùit vierkantjes opge­
Motor met regelbaar slagvolume en twee stromingsrichtin- bouwd. Het aantal vierkantjes komt overeen
gen. met het aantal schakelstanden. In de schema's
worden stuurschuiven, maar ook alle overige
componenten, in het algemeen in de ruststand
of de neutrale stand getekend. De leidingaan­
sluitingen worden getekend aan het vierkantje
Hydraulische variator. Pomp en motor zijn in één huis dat op dat moment de werkzame stand aan­
samengebouwd. geeft. De verschillende schakelstanden wor­
den voorgesteld door een denkbeeldige ver­
Energiebronnen
®= schuiving van de vierkantjes tussen de aanslui­
tingen door, totdat die corresponderen met de
Elektromotor. posities in het desbetreffende vierkant.

38
%
Een 4/3 schuif. Dit is een
m
X
stuurschuif met 4 aan- 11
sluitpoorten en 3 schakel­

M ^4L
standen. Ter verduidelij­
n
king zijn deze schakel­

<2 9
standen weergegeven.

Verbindingswegen

Door taster bediend.

Eén verbindingsweg.

Door veer bediend.


Twee gesloten poorten.

©=
ra
Twee verbindingswegen. Door rol bediend.

Stuurschuiven kunnen met behulp van spier­


kracht (met de hand of voet), hydraulisch of
elektromagnetisch worden bediend.
z
Door elektromagneet bediend.

Door spierkracht bediend.

0=
Een 212 schuif, door spierkracht bediend.

Door drukknop bediend.

M Hydraulisch bediend. Directe bediening.


Door hefboom bediend.

?=
Door pedaal bediend. Hydraulisch bediend. Indirecte bediening.
w\
T
Een 2(2 schuif hydraulisch bediend, met terugstelveer.
Smoor-terugslagklep. De volumestroom heeft vrije door­
stroming in één richting. In tegengestelde richting wordt de
rrA- volumestroom gesmoord.

Een 3/2 schuif in twee richtingen hydraulisch bediend.


Snelkoppeling, getekend in gekoppelde toestand.

•m z r=i
Een 3/3 schuif, elektromagnetisch bediend, met terugbreng- vw
veer.

cii'r < V.\ < r öcjJ-J


Veiligheidsklep of drukregelklep. Dient ervoor te zorgen,
~ dat de inlaatdruk een bepaalde waarde niet overschrijdt.

_I_

Stuurschuif met variabele doorlaat. De schuif heeft deze twee wv


uiterste standen en een onbeperkt aantal tussenstanden.

Kleppen Reduceerklep. Dient ervoor te zorgen dat de druk nà de klep


constant blijft, mits de inlaatdruk boven de uitlaatdruk blijft.

Terugslagklep onbelast. Deze klep opent als de inlaatdruk


hoger is dan de uitlaatdruk. Smoorklep.

Niet-variabele stroomregelklep, zogenaamde serie-uitvoe­


ring,
Veerbelaste terugslagklep. Opent als de inlaatdruk groter is
dan de uitlaatdruk plus de veerdruk.

Niet variabele stroomregelklep, zogenaamde parallel-uit­


Gestuurde terugslagklep. voering.

40
warmtestroom aan.

Verwarmingsapparaat. De pijltjes in het vierkant geven de


richting van de warmtestroom aan.

ring.

rzd

Stroomverdeelklep. Onafhankelijk van de druk wordt de


volumestroom in twee delen gesplitst.

Elektrische drukschakelaar.

Filier

41
42
Deel VII: Filters

Een goede filtrering van hydraulische syste­ Waar komen vuildeeltjes vandaan?
men is van een dusdanig groot belang, dat het Als gevolg van het fabricageproces zijn in een
speciale aandacht verdient. In moderne hy­ vroeg stadium al allerlei vuildeeltjes aanwezig
draulische systemen treden steeds meer hoge­ (spanen van mechanische bewerkingen, kor­
re drukken, hogere stroomsnelheden en hoge­ rels van het gietzand, lasverontreinigingeri,
re toerentallen op met steeds nauwere tole­ verfdeeltjes, enz.). Bij de montage van het
ranties en kleinere spelingen. Een en ander hydraulisch systeem komen er nieuwe veront­
heeft tot gevolg dat moderne hydraulische reinigingen bij. Daarom dient men direct al
systemen gevoeliger zijn voor vuil; ook relatief bij de opslag van onderdelen en bij de montage
kleine vuildeeltjes kunnen aanzienlijke schade voor schone werkomstandigheden te zorgen.
aanrichten. Daarbij gaat het overigens om Hetzelfde geldt voor onderhoud en reparatie.
zeer kleine deeltjes, die niet of nauwelijks met Bij voorkeur dienen daarom ingrijpende repa­
het blote oog waarneembaar zijn. Voor de raties niet in het veld, tussen stof en zand, te
landbouwmechanisatie komt daar nog bij dat worden uitgevoerd. Gebruik bij het vullen van
de omstandigheden, waarin hydraulische sys­ het reservoir een trechter met een zeef, en
temen worden ingezet, verre van ideaal zijn. maak tevoren de directe omgeving van de
In het veld zijn stof en modder nu eenmaal vuldop schoon.
moeilijk te vermijden, zodat men zonder Ook via afdichtingen komen verontreinigin­
overdrijving over zware bedrijfsomstandighe­ gen in het systeem. Een hydraulisch systeem
den kan spreken. „ademt": de reservoirinhoud is niet'steeds ge­
lijk ( als cilinders uitgaan, wijzigt het oliepeil
zich). Temperatuurschommelingen doen wa­
Doel van filtreren terdamp condenseren in het reservoir.
Het doel van een filtersysteem is het op een Niet alleen van buitenaf komen er vuildeeltjes
aanvaardbaar niveau houden van de ver­ in het systeem. Tijdens bedrijf komen er, me­
vuilingsgraad. Het is niet noodzakelijk om de als gevolg van slijtage, metaaldeeltjes,
werkelijk alle verontreinigingen uit het sys­ deeltjes van afdichtingen e.d. in de olie te­
teem te verwijderen. recht.
De vervuiling heeft twee belangrijke gevol­
gen: Filtergraad
1. De levensduur van de componenten daalt. Nu de noodzaak tot goed filtreren aangetoond
De onderdelen slijten sneller en moeten is, en gewapend met de wetenschap dat niet
eerder vervangen worden. In wezen is dit alle vuildeeltjes verwijderd moeten worden,
een proces, dat geleidelijk verloopt. rijst de vraag hoe fijn er gefiltreerd dient te
2. Vervuiling geeft aanleiding tot functiesto­ worden. Welke deeltjesgrootte is nog toelaat­
ringen. Door verstopping van nauwe sple­ baar.
ten en fijne boringen functioneren regel- De filtergraad of de fijnheid van filters wordt
kleppen niet goed meer. Smeerkanalen vastgelegd in de eenheid micron, 1 micron =
kunnen dicht gaan zitten, terwijl stuur- 0,001 mm. Er wordt mee aangeduid welke
schuiven blijven hangen. Deze effecten deeltjesgrootte het filter nog juist tegenhoudt.
kunnen zonder voorafgaande waarschu­ Men spreekt over de absolute en de nominale
wing, plotseling optreden. doorlaat. Een filter met een filtergraad of fijn-

43
Om een indruk te geven van de afmetingen
waar het hierom gaat: de gemiddelde mensen­
haar is 50 micron dik.
Voor algemene toepassingen kan men de vol­
gende richtlijn aanhouden: zuigfilter: onge­
veer 100-120 micron.
pers- of retourfilter: 10-30 micron nominaal
(bij voorkeur 10-15 micron nominaal).

Filtertypen
Men onderscheidt de volgende typen:
1. Oppervlaktefilters
De verontreinigingen worden aan het opper­
vlak van het filtermateriaal tegengehouden.
Dit type wordt in de hydrauliek vrijwel alge­
meen toegepast. Voor grovere filtratie wor­
den metaalgaasfilters toegepast, met name in
zuigleidingen. Voor fijnere filtratie wordt
filterpapier gebruikt, meestal bestaande uit
een met kunsthars geïmpregneerde cellulose.
Afb. 43. Een fijnmazig filterpatroon (links) vervaardigd uit
filterpapier. De metalen buitenmanieI (rechts) is verwijderd.
In afb. 43 is een dergelijke filterpatroon weer­
gegeven.
Het filterpapier is stervormig gevouwen om bij
heid van 40 micron absoluut laat alleen deel­ beperkte afmetingen toch een groot oppervlak
tjes door die kleiner zijn dan 40 micron. te creëren. Papierfilters kunnen niet gereinigd
Meestal echter wordt door filterfabrikanten worden, men dient de patronen te verwisse­
de nominale doorlaat genoemd. Een filter met len.
een fijnheid van 40 micron nominaal houdt
98% van alle vuildeeltjes groter dan 40 micron 2. Dieptefilters
tegen. Dus 2% van de deeltjes groter dan 40 De vuildeeltjes dringen het filtermateriaal
micron, kan het filter passeren. binnen en worden daar vastgehouden. Diepte­
filters worden in de hydrauliek vrijwel niet
toegepast.

3. Magneetfilters
Deze bestaan uit permanente magneten, die
de ijzerdeeltjes uit de olie verwijderen. Mag­
neetfilters worden meestal gecombineerd met
een van beide voorgenoemde filtertypen.
HUIS In afb. 44 is een gecombineerd filter getekend,
FILTERPATROON

MAGNETEN

TERUGSLAGKLEP

Afb. 44. Een compleet filter, bestaande uit filterpatroon,


magneetfilter en een beveiliging. Rechts het symbool.

44
Afb. 45. Een filtersysteem VEILIGHEIDSKLEP
bestaande uit een grof zuig. r-—-i
filter en een fijn retourfilter.

POMP MOTOR

ZUIGFIL TER\—_ RETOURFIL TER\- -

ÜJ RESERVOIR

bestaande uit een oppervlaktefilter en een voorzien van een filterpatroon van metaal­
magneetfilter. In het huis bevindt zich het gaas. De fijnheid bedraagt meestal 100 micron
filterpatroon met in het midden een kolom of meer. Systemen met een gesloten kringloop
met magneten. Wordt het drukverschil over (deel VIII) vormen soms een uitzondering. Bij
het filter te hoog, dan wordt de patroon met sommige systemen wordt hier wel een fijnma­
zijn deksel tegen de veerspanning in naar be­ zig zuigfilter toegepast (afb. 71). Een inge­
neden gedrukt. Het filterpatroon wordt daar­ bouwde manometer geeft een indicatie van de
mee kort gesloten, het onderdeksel van het vervuilingsgraad van het filter.
filterpatroon en de veer daaronder vormen de Parallel aan het metaalgaasfilter is soms, dit
terugslagklep. Op deze manier is het filter be­ hangt mede af van de fijnheid van het filter een
veiligd tegen een te groot drukverschil, dat veerbelaste terugslagklep aangebracht. Wan­
door toenemende opeenhoping van vuil op de neer het filter door de verontreinigingen ver­
filterpatroon kan optreden. zadigd raakt, neemt het drukverschil over het
filter toe. Wordt een bepaalde waarde over­
Waar moeten filters geplaatst worden? schreden dan opent de terugslagklep en wordt
In afb. 45 is een veel toegepast filtersysteem de druk in de zuigleiding op een acceptabel ni­
weergegeven. In de zuigleiding van de pomp veau gehouden. Van filtreren is dan echter
bevindt zich het zogenoemd zuigfilter. Ter geen sprake meer.
vermijding van cavitatie mag de onderdruk in Vaak komt men zuigfilters tegen, die geheel
de zuigleiding slechts zeer gering zijn. Door in het reservoir ingebouwd zijn, en bestaan uit
deze eis krijgen fijnmazige zuigfilters al spoe­ een filterpatroon zónder huis. Met deze oplos­
dig enorme afmetingen. Zuigfilters filtreren in sing is men in de praktijk niet altijd even ge­
het algemeen daarom vrij grof, en zijn dan lukkig. In de eerste plaats is de terugslagklep

VEILIGHEIDSKLEP

Afb. 46. Een filtersys-


teem besiaunde uit een
Urof zuigfilter en een fijn
persfilter. \ RESERVOIR

45
afwezig, en in de tweede plaats wordt de meen wordt er de voorkeur gegeven aan het
inspectie van het filter erg lastig, zodat er in eerstgenoemde type.
feite niet meer naar om gekeken wordt.
Na de motor is het retourfilter geplaatst. Deze Verwisselen van filters
filtreert veel fijner. Ook hier weer een terug­ In afb. 47 is het drukverschil over het filter als
slagklep, die ervoor zorgt dat het vervuilde en functie van het aantal bedrijfsuren uitgezet.
dichtgeslibde filterpatroon niet stukgedrukt Hoe langer het filter in bedrijf is geweest, des
wordt, waardoor alsnog al het vuil weer in het te meer raakt het als het ware verstopt en des
systeem terecht zou komen. Voor veel toepas­ te groter wordt het drukverschil. Dit druk­
singen is het in afb. 45 weergegeven filtersys­ verschil mag een bepaalde waarde niet over­
teem een goede oplossing. schrijden (filterpatroon wordt stukgedrukt,
cavitatie).
Naast deze oplossing wordt ook het systeem Uit de grafiek blijkt heel duidelijk dat de
van afb. 46 toegepast. Het fijnmazige filter be­ eerste tijd het drukverschil nauwelijks stijgt,
vindt zich hier in de persleiding van de pomp maar daarna plotseling zeer sterk toeneemt.
en moet dus tegen hoge druk bestand zijn. Het Een filterpatroon gedraagt zich dus nogal gril­
kan een voordeel zijn dat het filter zich vóór lig, een lange periode doet hij zijn werk correct
de van belang zijnde component geplaatst en dan plotseling laat hij het afweten. Zodra
wordt. Bij gebruik van de zeer vuilgevoelige de openingsdruk van de terugslagklep bereikt
servokleppen is dit vaak noodzaak. Persfilters is, komt er van filtreren niet veel meer terecht,
zijn echter wel duurder omdat ze tegen hoge bovendien ziet men aan de buitenkant niet wat
druk bestand moeten zijn. er aan de hand is. Vandaar dat de signalering
De hierboven beschreven filters zijn van het van de vervuilingsgraad van een filter een goe­
zgn. „full flow" type; de totale volumestroom de zaak is.
wordt gefilterd. Daarnaast zijn er zgn. ,,by
pass" filters, die maar een deel van de aange­ Bij de meeste fabrikanten is een indicatie van
boden volumestroom filtreren. In het alge- de vervuilingsgraad leverbaar. Via een stift of
een wijzertje; dan wel een elektrisch contact
dat een controlelampje schakelt, kan de ver­
vuilingsgraad in de gaten worden gehouden.
In het algemeen is de meerprijs voor een ver­
vuilingsindicator een volledig verantwoorde
uitgave.

Op het oliereservoir behoort een lucht- of


stoffilter te zitten. Indien er zich in het systeem
cilinders bevinden is het oliepeil in het reser­
voir niet constant. Maar ook door tempera­
tuursverschillen wisselt het oliepeil. Hierdoor
„ademt" het reservoir: er wordt lucht van
buitenaf aangezogen en weer naar buiten
verdrongen. De aangezogen lucht moet uiter­
aard gezuiverd worden, vandaar de noodzaak
Afb. 47. Het drukverschil over een filter als functie van hel van een luchtfilter op het reservoir. Dit filter
aantal bedrijfsuren. wordt vaak gecombineerd met de vuldop.

46
Deel VIII: Toerenregeling. Hydrostatische rijaandrijving

Hydrostatische overbrengingen voor roteren­ 2. toerenregeling met behulp van stroom-


de beweging worden onder andere aangetrof­ regelkleppen,
fen bij rijaandrijving van trekkers en oogst- 3. toerenregeling met behulp van een pomp
machines, bij zeef- en rooikettingen van en/of motor met regelbaar slagvolume,
oogstwerktuigen, bij aangedreven rollen van 4. toerenregeling door variatie in het toeren­
grondontsmettingsapparatuur en bij messen- tal, waarmee de pomp wordt aangedreven.
balken van maaimachines.
Om een optimaal resultaat te bereiken, is het In de landbouwtechniek is deze laatste oplos­
gewenst een machine zo goed mogelijk aan te sing van geringe betekenis, omdat de diesel­
passen aan de vaak wisselende omstandighe­ motor vrijwel steeds in een beperkt toerenge-
den, waaronder deze wordt ingezet. Vaak bied wordt gebruikt.
dient daarom de rijsnelheid, de snelheid van
de ketting of het toerental van de rol te worden 1. Toerenregeling met behulp van smoorklep-
aangepast aan bijv. de gewas- en grondom- pen
standigheden ter plaatse. Voor de overbren­ Dit is de meest eenvoudige oplossing. In afb.
ging betekent dit dat het toerental van de 48 zijn een pomp en een motor weergegeven,
aangedreven as gevarieerd moet kunnen wor­ beide hebben een constant slagvolume. We
den. gaan ervan uit dat de pomp met een constant
Bij de mechanische overbrenging vindt de toerental wordt aangedreven. In de perslei­
afstelling of aanpassing meestal trapsgewijze ding van pomp naar motor bevindt zich de
plaats. Met behulp van de versnellingsbak of smoorklep. Bij volledig geopende smoorklep
door keuze uit kettingwielen of snaarschijven gaat de pompopbrengst in zijn geheel naar de
van verschillend formaat kunnen een beperkt motor, die dan op maximum toeren draait.
aantal afstellingen worden gerealiseerd. Wordt nu de smoorklep gedeeltelijk dicht­
De hydrostatische overbrenging is hier sterk gedraaid, dan ontstaat er al spoedig vóór de
in het voordeel. Met relatief eenvoudige mid­ smoorklep een dusdanig hoge druk dat de vei­
delen kan een continue, traploze aanpassing ligheidsklep opengaat. Slechts een gedeelte
worden gerealiseerd, die bovendien onder be­ van de pompopbrengst gaat dan naar de
lasting bedienbaar blijft. Als gevolg hiervan is motor. Het toerental daalt. Het blijkt dat deze
de hydrostatische overbrenging veel meer ge­ regeling alleen maar functioneert als er een
schikt voor verdergaande automatisering. deel van de volumestroom bij maximale druk
We hebben geconstateerd dat het toerental wordt afgesmoord. Dit betekent een grote
van de aangedreven as moet kunnen worden warmteproduktie met alle daaraan verbonden
gevarieerd. Voor de hydrostatische overbren­ gevaren. Een tweede bezwaar is dat het toe­
ging wil dit zeggen dat het toerental van de rental sterk afhangt van de belasting van de
hydromotor moet worden gevarieerd. Laten motor. Bij toename van het aan de motoras
we nu eens bekijken welke oplossingen ons gevraagde koppel, neemt ook de druk vóór de
daarbij ten dienste staan. motor toe. Aan de linkerzijde van de smoor­
klep staat in het algemeen de maximale druk,
Deze zijn: de veiligheidsklep blaast immers af. Het druk­
1. toerenregeling met behulp van smoorklep- verschil over de smoorklep neemt dus af,
pen. waardoor de volumestroom door smoorklep

47
VEILIGHEIDSKLEP Afb. 48. Toerenregeling
met een in serie geplaatste
SMOORK LEP
smoorklep.

)POMP )MOTOR

en motor eveneens afneemt. Het motortoe­ De overtollige hoeveelheid olie wordt via de
rental daalt derhalve bij toename van de be­ smoorklep afgesmoord bij een druk die gelijk
lasting. In de praktijk betekent dit, dat, naar­ is aan de werkdruk en niet bij de maximaal
mate er meer vermogen wordt gevraagd, het toelaatbare systeemdruk waarop de veilig­
toerental sterk kan afnemen. Een bepaalde heidsklep staat afgesteld. De warmteproduk-
stand van de smoorklep betekent dus niet een tie is dus minder. Verder staat de pomp recht­
bepaald toerental; dit hangt mede af van de streeks in verbinding met de motor, waardoor
belasting. het maximum motorkoppel bij elk toerental
Een derde bezwaar vindt zijn oorzaak in het beschikbaar is.
niet optimaal benutten van de pompdruk en
daarmee van het maximale motorkoppel. In Ook bij deze regeling is het toerental echter
deel IV is gebleken, dat het door een motor sterk afhankelijk van de belasting van de
met constant slagvolume geleverde koppel af­ motor. Immers als de motor een groter koppel
hankelijk is van de druk. Bij deze regeling is vraagt, stijgt de druk en daarmee neemt ook
de maximale druk slechts bij stilstaande hy- het drukverschil over de smoorklep toe. De
dromotor beschikbaar. In alle overige om­ volumeströom door de smoorklep neemt toe,
standigheden moet de maximale druk worden die door de motor af. Het motortoerental
verminderd met het drukverschil over de daalt.
smoorklep. Beide regelingen brengen grote bezwaren met
zich mee. Bij voorkeur dienen ze daarom niet
Een variant op de hierboven beschreven rege­ te worden toegepast. Indien ze echter wel
ling is in afb. 49 weergegeven. De smoorklep worden toegepast, dan alleen bij zeer geringe
is hier parallel aan de motor geplaatst. Het vermogens.
motortoerental is maximaal bij gesloten
smoorklep en daalt wanneer deze wordt ge­ 2. Toerenregeling met behulp van stroom-
opend. Het voordeel van deze regeling boven regelkleppen.
de voorgaande is dat de veiligheidsklep zich De in afb. 50 getekende regeling vertoont veel
pas opent als de druk die de motor vraagt de overeenkomst met die in afb. 48. In plaats van
maximaal toelaatbare systeemdruk dreigt te een smoorklep is hier een stroomregelklep in
overschrijden. Tijdens normaal bedrijf is de serie-uitvoering geplaatst. Zoals in deel V
veiligheidsklep gesloten. vermeld, leveren stroomregelkleppen een vo-

VEILIGHEIDSKLEP

POMP SMOORKLEP MOTOR

afb. 49. Toerenregeling


met een parallel geplaat­
ste smoorklep.

48
Afb. 50. Toerenregeling STROOMREGELKLEP
met een stroomregelklep
in serie-uitvoering.

lumestroom, die onafhankelijk is van de heer­ In afb. 51 is een toerenregeling weergegeven


sende drukken. Het motortoerental is daar­ met een stroomregelklep in paralleluitvoe­
door dus onafhankelijk van het gevraagde ring.
koppel. Dit systeem gedraagt zich, wat de warmteont­
Het nadeel van de stroomregelklep in serie­ wikkeling betreft, beter dan het voorgaande.
uitvoering is weer dat de overtollige hoeveel­ Zoals bekend, wordt de overtollige hoeveel­
heid olie via de veiligheidsklep bij maximale heid olie bij werkdruk afgesmoord en niet bij
druk wordt afgesmoord. De druk op de inlaat- maximum systeemdruk.
poort van de motor is weer gelijk aan de Toerenregelingen met stroomregelkleppen
pompdruk, verminderd met het drukverschil zijn verre te prefereren boven die met smoor-
over de stroomregelklep. Bij een goed geko­ kleppen. In verband met de steeds aanwezige
zen, niet te krap bemeten stroomregelklep is warmteproduktie - de regeling is immers ge­
dit drukverschil gering bij maximum druk. baseerd op smoren van de oliestroom - zijn
Bij toename van de tegendruk stelt de regel- ze echter niet geschikt voor grotere vermo­
schuif (afb. 35) zich immers in op een grotere gens. Men is dan aangewezen op systemen met
doorlaat. Hierdoor is het maximum koppel pompen en motoren met een regelbaar slag­
over het gehele toerengebied beschikbaar. volume.
Het is mogelijk om een stroomregelklep in se­
rie-uitvoering in de leiding naar het reservoir Ondanks de specifieke nadelen van de
te plaatsen. De stroomregelklep stuurt dan stroomregelklep volgens serie-uitvoering, zijn
een constante volumestroom naar het reser­ er een groot aantal toepassingen, die hun
voir, terwijl de motor de pompcapaciteit bestaansrecht hebben bewezen. Bij lineaire
verminderd met deze volumestroom krijgt overbrengingen is de inschakelduur in het
aangeboden. Het voordeel van deze opstelling algemeen niet hoog, zodat aan de hogere
boven die van afb. 50 is dat nu niet bij maxi­ warmteproduktie van de stroomregelklep vol­
mum druk maar bij werkdruk, via de stroom­ gens serie-uitvoering niet zo zwaar behoeft te
regelklep, wordt afgesmoord. Het nadeel is worden getild. Bovendien kunnen ze in de
echter dat bij een niet constant pomptoerental retourleiding worden geplaatst, waardoor de
de volumestroom naar de motor niet constant snelheid of het toerental in de hand wordt ge­
is, hetgeen betekent dat het motortoerental houden indien de belasting van teken wisselt,
varieert. dwz. indien de cilinder of de motor in plaats

MOTOR
ufb. 51. Toerenregeling
met een stroomregelklep
in paralleluitvoering.

49
VEILIGHEIDSKLEP Afb. 52. Toerenregeling
met behulp van een pomp
met regelbaar slagvolu-

van te worden aangedreverf, zelf gaat aandrij­ daarom eens bekijken welke relatie er bestaat
ven, dus als pomp gaat fungeren. tussen het slagvolume van de pomp en de
Bij alle besproken en nog te behandelen motor enerzijds en het toerental, koppel en
regelingen blijkt dat de regeling traploos en vermogen anderzijds.
onder belasting kan functioneren.
Toerental
3. Toerenregeling met behulp van regelbaar De volumestroom door de pomp is gelijk aan
slagvolume die door de motor.
Er blijven nog over de regelingen, waarbij ge­ Dus:
bruik wordt gemaakt van een regelbaar slag­
volume. De volgende toerenregelingen staan Qp = Qm
ter beschikking: Qp = volumestroom door de pomp
Qm = volumestroom door de motor
3. 1 pomp met regelbaar slagvolume,
3. 2. motor met regelbaar slagvolume, In deel IV is gebleken dat voor de volume­
3. 3. pomp en motor beide met regelbaar slag­ stroom ook kan worden geschreven
volume.
Vp " ïlp = Vm ' Hm
3. 1. Pomp met regelbaar slagvolume Of: Vp
In afb. 52 drijft een pomp met regelbaar slag­ np
volume een motor met constant slagvolume
aan. Wordt ervan uitgegaan dat de pomp een Vp = slagvolume pomp
constant toerental draait, dan is toerenvariatie Vm = slagvolume motor
slechts mogelijk door wijziging van het slag­ np = toerental pomp
nm = toerental motor
volume van de pomp. Bij vergroting van het
slagvolume van de pomp gaat de motor sneller
draaien. Indien het slagvolume van de pomp Bij een gelijkblijvend pomptoerental blijkt het
vanaf nul volledig wordt uitgestuurd, dan motortoerental alleen afhankelijk te zijn van
doorloopt de motor het gehele toerengebied de verhouding tussen het slagvolume van de
van nul tot maximum (afb. 54). pomp en dat van de motor. De invloed van het
Bij een overbrenging zijn we vooral geïnteres­ pomptoerental is overigens duidelijk: hoe gro­
seerd in zijn output, dus in het geleverde ter dit toerental des te groter is ook het motor­
toerental, koppel en vermogen. Laten we toerental.

M max

Afb. 53 Het maximum


koppel en het maximum
vermogen, dat de motor
kan leveren, als functie
van zijn toerental. De
pomp heeft hier een regel­
n motor baar, de motor een con­
stant slagvolume.
max
f/n
\
/
\
/
\
/
\ STILSTAND

VJ

Afb. 54 Een rij- of wielaandrijving. Door middel van het


verstellen van de pomp wordt de rijsnelheid bepaald in zowel
richting als grootte.

51
Afb. 55 Toerenregeling VEILIGHEIDSKLEP
met behulp van een motor
met regelbaar slagvolu­
me.

/Jx'REGELBARl
I POMP
MOTOR

LlJ

Koppel het gehele toerengebied is het maximum kop­


Uit deel IV blijkt verder dat: pel beschikbaar, immers het slagvolume van
de motor is constant. Het vermogen is gelijk
Mtheoi = 1,6 X pm X Vnl aan het produkt van koppel en toerental. Daar
pm = druk van de motor het maximum koppel constant is, neemt het
Vm = slagvolume van dc motor.
maximum vermogen rechtlijnig met het toe­
rental toe.
Indien we de verliezen verwaarlozen, dan
geldt: 3.2 Motor met regelbaar slagvolume
Dezelfde formules voor koppel en toerental
Pm = Pp. waarin pp de pompdruk voorstelt. zijn van kracht. Het minimum toerental wordt
bereikt, indien de motor tot maximaal slag­
Dus geldt volume wordt uitgestuurd. Het toerental nul
wordt echter niet bereikt, de motor zou dan
Miheor ~ >r = 1,6 X Pp X Vm een zeer groot, oneindig groot, slagvolume
moeten krijgen. Hierdoor is deze regeling on­
Het door de motor ontwikkelde koppel is dus geschikt voor bijv. rijaandrijvingen (afb. 55).
afhankelijk van het slàgvolume van de motor In afb. 56 zijn de grafieken voor maximum
en de pompdruk. koppel en maximum vermogen van de motor
weergegeven. Afgeleid kan worden, dat
De formules gelden ook voor regelingen waar­
bij de motor of de pomp èn de motor een 1
Mmax - constante • ~
'lm
regelbaar slagvolume hebben.
Ter illustratie is in afb. 53 het maximum kop­ Waaruit volgt dat Pmax constant is.
pel en het maximum vermogen van de hydro-
motor weergegeven als functie van het motor­ Bij regelbare pompen kan de stromingsrich­
toerental. De maximum waarden zijn hier ting van de olie omgekeerd worden door de
weergegeven, hetgeen inhoudt dat de druk plunjerblok door de nulstand heen te verstel-

Afb. 56 Het maximum


koppel en het maximum
vermogen dat de motor
kan leveren, als functie
van zijn toerental. De
pomp heeft hier een con­
stant, de motor een regel­
baar slagvolume.
n motor
O n mm max

eveneens zijn maximum waarde heeft bereikt. len. Hierdoor kan men de draairichting van de
Er is vanuit gegaan dat het door de pomp gele­ hydromotor omkeren.
verde vermogen geen beperking geeft. Over Iets dergelijks is bij regelbare hydromotoren

52
niet mogelijk. Immers in de buurt van slag­ ander echter niet nodeloos ingewikkeld te ma­
volume nul zou het motortoerental ontoelaat­ ken, wordt met de beschrijving van de geïdea­
baar hoog oplopen. liseerde verliesvrije regelingen volstaan. Zij
Een regelbare motor is dan ook steeds zodanig zijn voldoende om begrip en inzicht in de
ontworpen dat het slagvolume niet kleiner kan materie te verkrijgen en zijn bovendien bruik­
worden dan een zekere minimumwaarde. baar bij een eerste rekenkundige benadering.

3.3 Pomp en motor beide met regelbaar slag­ Open en gesloten kringloop
volume Hydrostatische overbrengingen kunnen wor­
Deze regeling wordt met name toegepast als den verdeeld in twee systemen: de open en de
een groter regelbereik in toerentallen gewenst gesloten kringloop.
is. Deze oplossing (afb. 57) is kostbaarder dan De in voorgaande afbeeldingen weergegeven
de vorige. systemen zijn alle met open kringloop. De

VEILIGHEIDSKLEP
Afb. 57 Toerenregeling
met behulp van een regel-
• —> bare pomp en een tegel-
bare motor.
REGELBARE
MOTOR

De grafieken van maximum koppel en maxi­ pomp zuigt uit het reservoir de olie aan en via
mum vermogen kunnen worden opgebouwd de motor komt deze olie weer in het reservoir
uit beide voorgaande regelingen (afb. 58). In terug. Omdat bij de open kringloop omkering
het eerste deel van het toerengebied wordt het van de energiestroom niet mogelijk is, is een
slagvolume van de pomp van nul tot maximum stuurschuif noodzakelijk om de draairichting
uitgestuurd, terwijl het motorslagvolume on­ om te keren. De getekende hydromotor is ge­
gewijzigd maximaal blijft. Dit is het traject van schikt voor twee draairichtingen (afb. 59).
de pompverstelling. Voor het verkrijgen van Hydraulisch afremmen van de motor is slechts
hogere toerentallen wordt vervolgens, bij via smoring mogelijk.
maximum slagvolume van de pomp, het slag­ Dit kan een nadeel zijn (afb. 60). In de mid­
volume van de motor verminderd. Dit is het denstand van de stuurschuif zal de hydromo­
gebied van de motorverstelling. tor, afhankelijk van zijn draairichting, door
Bij de hierboven gehouden beschouwingen een van beide veiligheidskleppen afgeremd
zijn de verliezen in pomp, motor en leidings­ worden. Tijdens dit afremmen wordt alle
systeem verwaarloosd. In werkelijkheid zullen energie in warmte omgezet. Voor rijaandrij-
de grafieken in zekere mate afwijken van ving is de open kringloop daarom minder ge­
degenen die hier zijn afgebeeld. Om een en schikt.

M max

•xi-
\ Afb. 58 Het maximum
koppel en het maximum
vermogen dat de motor
kan leveren, als functie
i van zijn toerental. Pomp
n 1
n motor
0 " max en motor hebben beide
Motorverstelling | een regelbaar slagvolu­
1 Pompverstelling
me.

53
Afb. 59 Open kringloop.
De retourolie van de mo­
tor stroomt in het reser­

£?
voir terug.

]t cj
L_ J X
In afb. 61 is een gesloten kringloop weergege­ groter is. Om deze redenen worden voor
ven. Pomp en motor zijn door een gesloten hydrostatische rijaandrijvingen en andere
leidingssysteem met elkaar verbonden. De overbrengingen waar hoge eisen aan worden
olie die de motor is gepasseerd, wordt direct gesteld, uitsluitend systemen met gesloten
weer aan de pomp toegevoerd. Een, niet ge­ kringloop toegepast.
tekende, voedingspomp zorgt voor de nood­ Het systeem met gesloten kringloop dient niet
zakelijke aanvulling van lekverliezen. Omke­ te worden verward met het zgn. „closed-cen­
ring van draairichting geschiedt door de ter" systeem, dat bijv. door John Deere op zijn
pompverstelling door de nulstand heen te trekkers wordt gebruikt en waar we later op
draaien, waardoor de stromingsrichting van terugkomen.
de olie wordt omgekeerd. Een groot voordeel
is dat de hydromotor hydraulisch kan worden Hydrostatische wiel- of rijaandrijving
afgeremd, zonder de oliestroom af te smoren. In afb. 62 is een schema weergegeven van een
Wordt immers de pomp naar een kleiner slag­ hydrostatische rijaandrijving. Vanwege de
volume teruggesteld, dan zal een deel van de grootte van het vermogen is men aangewezen
door de motor geleverde energie via de pomp op een regeling met een variabel slagvolume.
naar de aandrijf-(diesel-) motor worden te­ Men onderscheidt de gesloten kringloop: de
ruggevoerd. Vergelijk hiermee het afremmen retourolie van de motor gaat rechtstreeks naar
van een auto op zijn motor. Dit is vooral voor de zuigzijde van de pomp. In pomp en motor
de hydrostatische rijaandrijving van belang. treden lekverliezen op, die via het huis en
lekleidingen in het reservoir worden afge­
Bovendien heerst er in de zuigleiding van de voerd. Een voedingspomp zorgt ervoor dat
pomp steeds een zekere overdruk, waardoor deze verliezen in de hoofdketen, de gesloten
cavitatie wordt tegengegaan. Pompen in een kringloop, worden aangevuld. De voedings­
gesloten kringloop toegepast, mogen dan ook pomp is doorgaans in het huis van de hoofd-
meer toeren maken, waardoor het regelbereik pomp ingebouwd. De voedingspomp zuigt

Afb. 60 Het afremmen


van een hydromotor in
een open kringloop is
WV r-
L_-„
WV
Ô
slechts door middel van
smoren mogelijk.

54
olie uit het reservoir aan; deze passeert de
filters ende oliekoeler en wordt in de lagedruk-
leiding van het hoofdcircuit gepompt. Omdat
achteruitrijden tot de mogelijkheden moet be­
horen, kunnen lagedruk- en hogedrukleiding
van functie verwisselen. Reden waarom er
twee terugslagkleppen zijn geplaatst. Door de
voedingsdruk wordt de terugslagklep, die op
de lagedrukleiding is aangesloten, openge-
drukt. Om dezelfde reden zijn er ook twee vei­
gesloten leidingssysteem met elkaar in verbinding.
ligheidskleppen (9) aanwezig. Er wordt méér
gefiltreerde en gekoelde olie via de voedings-
pomp toegevoerd dan er aan lekverliezen uit waarbij de lagedrukleiding met de veilig­
het hoofdcircuit verdwijnt. Daarom moet uit heidsklep verbonden staat.
de lagedrukleiding een hoeveelheid olie wor­ Op deze manier wordt ervoor gezorgd dat er
den afgevoerd. Dit gebeurt via de spoel- of voldoende overdruk en dus ook voldoende
wisselklep, die ervoor zorgt dat de lagedruk­ olie in de lagedrukleiding blijft.
leiding met de drukregelklep in verbinding Dreigt immers de druk in de lagedrukleiding
staat. Omdat de veiligheidsklep (7) hoger te laag te worden, dan sluit de drukregelklep
staat afgesteld dan de drukregelklep (11) zich.
verdwijnt een deel van de olie uit het hoofd­
circuit via deze drukregelklep (11) in het Rij- of wielaandrijvingen kunnen op verschil­
reservoir. lende manieren gerealiseerd worden. In afb.
De spoelklep werkt als volgt. Indien er in de 63 is een aandrijving weergegeven, waarbij de
bovenste leiding van het hoofdcircuit hoge regelbare pomp met een snellopende hydro-
druk heerst, dan wordt de spoelklep vanuit de motor gekoppeld is. Het toerental van de
getekende neutrale stand door middel van de hydromotor wordt door het differentieel ende
(gestreept getekende) stuurleiding naar bene­ eindaandrijving teruggebracht. Een variant op
den gedrukt. Dit betekent een schakelbeeld, deze aandrijving staat in afb. 64, waar de

Afb. 62 Hydrostatische rijaandrijving, 1. Regelbare pomp, 2. hydromotor, 3. voedingspomp, 4. dieselmotor, 5. filter, 6. koe­
ler, 7, 9. veiligheidsklep, 8. terugslagklep, 10. spoelklep, II. drukregelklep.

55
Afb. 63 Een hydrostati­
sche rijaandrijving opge­ V / / / /
bouwd uit een regelbare
POMP
pomp en een snellopende
hydromoior.
DIFFERENTIEEL •
EINDAANDRIJVING

DIESELMOTOR

G2ZZZ)

<22222»
Afb. 64 Een hydrostati­
sche rijaandrijving waar­
DIFFERENTIEEL •
bij pomp en hydromotor
EINDAANDRIJVING
in één huis tot een com­
pacte constructie zijn sa-
DIESELMOTOR POMP-MOTORCOMBINATIE
mengebouwd.

(22222)

<22222*
MOTOR

Afb. 65 Een hydrostati­


sche rijaandrijving waar­
bij twee hydromotoren
DIESELMOTOR
elk een wiel aandrijven.
MOTOR

<22222»
pomp en de motor in één huis samengebouwd bocht wordt het binnenwiel als het ware af­
zijn. Dit levert een compacte constructie op, geremd. De druk over de hydromotor van het
die onder andere bij trekkers toepassing vindt. binnenwiel zou hierdoor willen oplopen. Het
De pomp-motorcombinatie wordt in dat geval buitenwiel wil daarentegen sneller draaien en
op plaats van de versnellingsbak gemonteerd. de druk dreigt daar te dalen. Omdat de moto­
In beide gevallen wordt van een mechanisch ren parallel staan, is het drukverschil over de
differentieel gebruik gemaakt. twee motoren steeds gelijk. Het resultaat van
In afb. 65 tenslotte is aan elk wiel een hydro­ een en ander is dat de volumestroom naar de
motor gekoppeld. Deze hydromotor kan een hydromotor aan het buitenwiel toeneemt, de
langzaamlopende hydromotor zijn; of een volumestroom naar het binnenwiel afneemt.
snelloper plus een forse tandwielreductie. Dif- Het buitenwiel zal dus sneller, het binnenwiel
ferentieelwerking wordt hier hydraulisch ver­ langzamer draaien. Dit is dus niets anders dan
kregen door de parallelschakeling van de een differentieelwerking, die in dit geval
hydromotoren. Bij het doorlopen van een hydraulisch tot stand komt.

56
Deel IX: Warmte-ontwikkeling

In de praktijk worden nogal eens defecten en 1. Leidingen


storingen aan het hydraulische systeem ge­ Evenals smooropeningen geven leidingen,
constateerd, die het gevolg zijn van overver­ waar een vloeistof doorheen stroomt, druk­
hitting van de olie. Bij te hoge temperatuur verliezen. Als gevolg van de wrijving tussen
wordt de olie te dun en gaan de smerende vloeistof en wand, alsmede de wrijving tussen
eigenschappen achteruit. Ook raakt de olie de vloeistofdeeltjes onderling, ontstaat warm­
sneller geoxydeerd, veroudert sneller, waar­ te. Daardoor is de druk aan het begin van een
door de kwaliteit vermindert. Bovendien kun­ leiding groter dan aan het einde. De grootte
nen als gevolg van verschillen in uitzetting van het drukverlies is afhankelijk van de af­
onderdelen gaan klemmen of juist een te grote metingen van de leiding, de viscositeit (dikte)
speling vertonen. Een gevolg van te geringe van de vloeistof en de volumestroom. Het ef­
speling is slijtage, terwijl een te grote speling fect van drukverliezen is tweeërlei: de maxi­
o.a. kan leiden tot grote lekverliezen en maal beschikbare druk op bijv. een cilinder of
daardoor tot nog grotere warmte-ontwikke­ hydromotor wordt erdoor verkleind, terwijl
ling. de olietemperatuur toeneemt.
Een sterke warmte-ontwikkeling heeft nog Het zal duidelijk zijn dat het drukverlies ge­
een ander negatief effect. De warmte-ontwik­ ring is. indien de inwendige leidingdiameter
keling gaat altijd ten koste van het aan de groot en de lengte klein is. Er bestaat een
pomp toegevoerde vermogen. Voor eenzelfde rechtlijnig verband tussen de lengte van de
arbeidsprestatie moet er bij een systeem met ,,rechte" leiding en het drukverlies. Wordt de
veel warmte-ontwikkeling meer mechanisch lengte verdubbeld, dan wordt ook het druk­
vermogen aan de pomp worden toegevoerd. verlies en dus ook de warmte-ontwikkeling
tweemaal zo groot.
Een dergelijk systeem heeft een laag rende­ Voor het drukverlies in een leiding is echter
ment. Omgekeerd betekent een laag rende­ vooral de inwendige diameter van groot be­
ment van een pomp of een systeem veel warm­ lang. Deze heeft een veel grotere invloed dan
te-ontwikkeling, een hoog rendement daaren­ men wellicht zou verwachten. Wordt namelijk
tegen weinig verliezen. Een grote warmte­ de diameter tweemaal zo groot, dan blijkt dat
ontwikkeling betekent niet alleen extra brand­ het drukverschil globaal met een factor 24 =
stof voor de dieselmotor, maar bovendien 16 daalt, dus 16maalzokleinwordt. Hetdruk-
kunnen de ontstane drukverliezen zo'n grote
verlies in een leiding is evenredig met gj
omvang aannemen dat de maximaal beschik­
bare druk op bijv. een hefcilinder er sterk door waarin d de inwendige diameter voorstelt.
wordt verminderd. Samengevat kan worden Vergelijken we ter illustratie eens twee leidin­
gesteld dat de warmte-ontwikkeling en de gen, de een met een inwendige diameter van
olietemperatuur binnen bepaalde grenzen 10 mm en de tweede met een inwendige
moeten blijven. diameter van 12 mm, dan verhouden de druk­
Laten we eens bekijken welke factoren de oor­ verschillen zich als:
zaak van een grote warmteproduktie kunnen
zijn en welke maatregelen er kunnen worden
genomen om de temperatuur binnen aan­ met andere woorden de leiding met een dia­
vaardbare grenzen te houden. meter van 10 mm heeft een tweemaal zo hoog

57
Tabel 1 Globale richtlijn voor de keuze van de leidingdiame­ lager is. Bij „koude start" is de onderdruk in
ter. Deze tabel geldt niet voor zuigleidingen! de zuigleiding van de pomp als gevolg van een
hogere viscositeit van de olie groter. Het ge­
Volumestroom Inwendige leidingdia­ vaar van cavitatie neemt daardoor toe en het
meter is daarom aan te bevelen om de pomp onder
deze omstandigheden niet direct op volle toe­
10-20 1/min 10-12 mm ren te laten draaien.
20-40 1/min 13-16 mm In het algemeen is het vrij lastig om het totale
40-60 1/min 17-19 mm drukverlies of de totale weerstand van een
60-80 1/min 20-21 mm compleet leidingsysteem te berekenen. We
drukverlies, terwijl het diameterverschil hebben te maken met een groot aantal onder­
slechts 2 mm bedraagt. delen, zoals de pijp zelf, knietjes, bochten, T-
Bochten, knietjes en diameterveranderingen stukken enz., stuurschuiven, kleppen, snel­
geven extra weerstand, dus extra drukverlie- koppelingen en dergelijke. Van al deze onder­
zen. Een scherpe bocht komt, wat drukverlies delen zijn maar in beperkte mate exacte gege-
betreft, bijv. overeen met enkele meters rech­
te leiding. Om de verliezen laag te houden &
moet daarom worden gekozen voor korte, wij­
de leidingen, waarbij scherpe bochten en
plotselinge diameterveranderingen worden 1 3O
vermeden. Anders gezegd: de oliestroom
moet „gestroomlijnd" verlopen.
Uiteraard zijn de drukverliezen groter bij
toename van de volumestroom. Bij montage
in een bestaand leidingsysteem van een pomp
met grotere capaciteit moet derhalve worden
bekeken of de leidingen, stuurschuiven en
kleppen wel berekend zijn op de grotere volu­
mestroom.
Het voorgaande verklaart waarom in veel ge­
vallen een pomp aan de inlaatpoort een grote­
re aansluitmaat heeft dan aan de persaanslui­
ting. Aan de zuigzijde moet er immers veel
sterker voor worden gewaakt dat het drukver­
lies laag blijft. Om cavitatie (zie pag. 7) te
voorkomen, mag de onderdruk in de zuiglei-
ding hooguit enkele tienden van een bar
bedragen. Kies daarom bij voorkeur een wij­
de, rechte zuigleiding van beperkte lengte en
plaats het reservoir boven de pomp, zodat de
drukhoogte van de oliekolom kan worden be­ Drukverlies in bar per meter pijplengte
nut.
Afb. 66. Het drukverlies per meter leiding als functie van de
De viscositeit (de dikte) van de olie heeft ook
volumestroom en de inwendige leidingdiameter. Deze gra­
invloed op het drukverlies. Hoe dikker de fiek geldt voor een olieviscositeit van 35 cSt.
olie, dus hoe hoger de viscositeit, hoe moeilij­
ker deze door het leidingsysteem stroomt en vens omtrent het drukverlies beschikbaar.
des te groter zijn de drukverliezen. Een juiste Met name wanneer men de viscositeit in de be­
keuze van de oliesoort is ook om deze reden rekeningen betrekt, terwijl juist de viscositeit
van vitaal belang. Houdt U daarom aan de ad­ zo'n grote invloed heeft op de drukverliezen.
viezen van fabrikant of leverancier. Dit alles leidt ertoe dat in de praktijk vuistre­
Olie wordt dikker naarmate de temperatuur gels worden gehanteerd voor wat betreft de

58
keuze van de leidingdiameter. Dit komt overeen met een temperatuur van
In tabel 1 staan globale richtlijnen vermeld ongeveer 50 °C voor gebruikelijke hydrauli­
voor de keuze van de inwendige leidingdiame­ sche oliën.
ter. Bij lagere temperatuur, dus hogere viscositeit,
Om toch enig inzicht te verkrijgen omtrent kan het drukverlies vele malen groter worden!
hetgeen zich afspeelt is afb. 66 opgenomen. De grafiek heeft dan ook voornamelijk tot
Met deze grafiek kan het drukverlies van een doel wat meer inzicht te geven, bij berekenin­
pijp of slang bepaald worden aan de hand van gen moet de viscositeit van de olie wel degelijk
de gegeven volumestroom, de inwendige dia­ in beschouwing genomen worden.
meter en de leidinglengte. De horizontale en Zonder verder in te gaan op de theorie van
verticale assen van dé grafiek zijn loga­ vloeistofstromingen zij hier vermeld dat de
rithmisch. De grafiek dient als volgt gebruikt knik, die in alle lijnen van constante pijp­
te worden. Zoek op de verticale as de gegeven diameter optreedt, veroorzaakt wordt door de
volumestroom en ga vervolgens horizontaal omslag van laminaire naar turbulente stro­
naar rechts totdat de lijn voor de pijpdiameter ming.
gesneden wordt. Vanaf dit snijpunt gaat men
verticaal naar beneden en vindt men aldus het 2. Stuurschuiven en kleppen
drukverlies per meter pijplengte. In stuurschuiven en kleppen komen sterke
Op deze manier vindt men bij een volume­ richtingsveranderingen en doorsneevernau­
stroom van 5 1/min en een inwendige diameter wingen voor, die wervelingen van de vloeistof-
van 8 mm een drukverlies 0,25 bar per m. stroom geven. Hierdoor ontstaan drukverlies
Bij een lengte van 10 m zou het drukverlies en warmteproduktie.
dan 2,5 bar worden. Bij een volumestroom Stuurschuiven en kleppen behoren, wat door­
van 10 1/min, bij dezelfde diameter, is het stroomcapaciteit betreft, afgestemd te zijn op
drukverlies, zo blijkt uit de grafiek, 0,5 bar per de volumestroom in het systeem. Het is kort­
m. Dus bij 10 m leiding totaal 5 bar. zichtig om onder het motto van kostenbespa­
Op dezelfde wijze kan men bij een gegeven ring te kleine componenten aan te schaffen.
volumestroom de invloed van de diameter op De fabrikanten geven op tot welke volume­
het drukverlies nagaan. Afb. 66 is slechts gel­ stroom hun componenten geschikt zijn. Vaak
dig voor een bepaalde viscositeit en wel voor worden bij de specificaties grafieken gegeven,
35 cSt (centi Stokes). die de relatie tussen de weerstand (drukver-

IP_A
14
P-B
O 12 //
O f
^ 10

A B

I //
I P-T TT

PT
X
I
S
et
Q
0 20 40 60

VOLUMESTROOM Q IN l/min
Afb. 67. Het drukverschil over een 4/3 stuurschuif als functie van de passerende volumestroom, bij 35 cSt. Rechts staat het
symbool van deze stuurschuif.

59
./?

<b
Afb. 68. Een stuurschuif met positieve schakeloverlap. Als de schuif in de richting van de pijl bewogen wordt, dan wordt
eerst de retourleiding R afgesloten en pas daarna komt de verbinding tussen de drukleiding P en de leiding A naar de gebruiker
tot stand. Als deze schuif ,,snijdend" of „smorend" bediend wordt, dan treedt de veiligheidsklep in werking.

lies) en de volumestroom aangeven. Tevens blijkt dat het drukverschil van P naar
Om een indruk te geven is in afb. 67 een derge­ T kleiner is dan van P naar A of B. Bij dergelij­
lijke grafiek weergegeven. Duidelijk blijkt dat ke grafieken dient men zich terdege te realise­
het drukverschil sterk afhangt van de grootte ren dat ze gelden voor een bepaalde viscosi­
van de volumestroom. Wordt bijv. de volu­ teit. Meestal worden deze grafieken door de
mestroom vergroot van 20 naar 40 1/min dan fabrikant bepaald bij een viscositeit van 30 à
neemt het drukverschil over P-A of P-B van 35 cSt, dwz. bij een bedrijfstemperatuur van
2 bar toe tot 7 bar. . de olie van ongeveer 50 °C.

Afb. 69. Een stuurschuif met negatieve schakeloverlap. Als de schuif in de richting van de pijl bewogen wordt, dan wordt
de drukleiding Pmet poort A verbonden, voordat de retourleiding R geheel afgesloten is. Dit heeftlot gevolg datbij,,smorend"
of,,snijdend" bedienen de pompdruk niet groter wordt dan de werkdruk. In hydraulische schema's wordt positieve of negatieve
overlap niet aangegeven.

60
Is de olietemperatuur lager, dan is de viscosi­ Stuurschuiven met negatieve overlap zijn ge­
teit hoger en kan het drukverschil onder die compliceerder en duurder en worden voorna­
omstandigheden veel groter zijn dan inde gra­ melijk toegepast als de snelheid van cilinders
fieken staat aangegeven! vaak geregeld moet kunnen worden. Zoals bij
Met betrekking tot de bediening van met na­ hydraulische kranen, waar nauwkeurig mani­
me stuurschuiven nog het volgende. Wanneer puleren belangrijk is en ook wel bij de trekker-
een cilinder zijn uiterste stand heeft bereikt of hydrauliek. Uit het hydraulisch schema blijkt
wanneer een cilinder of hydromotor zo zwaar doorgaans niet of men met een positieve of
wordt belast dat er geen beweging meer is, dan negatieve overlap te maken heeft.
wordt de volle pompçapaciteit afgeblazen. Hoewel stuurschuiven met een positieve over­
Het volledige hydraulische vermogen wordt in lap met het oog op de warmteontwikkeling
warmte omgezet. Beperk dit afblazen dus zo­ minder gunstig kunnen zijn, worden ze toch
veel mogelijk. mede om prijstechnische redenen het meest
toegepast.
Positieve en negatieve schakeloverlap
Houd er dus rekening mee, dat door stuur­
Door de stuurschuif „smorend" te bedienen,
schuiven „smorend" of „snijdend" te bedie­
gaat er maar een klein deel van de pomp-
nen veel warmte ontwikkeld kan worden.
capaciteit naar de cilinder.
Bij stuurschuiven met een positieve overlap
wordt eerst de retour volledig afgesloten en
Temperatuurstijging
daarna wordt pas de doorlaat A naar de cilin­
Hoe groot is nu de temperatuurstijging van de
der vrijgegeven(afb. 68).Wordt de stuurschuif
olie wanneer deze gemoord wordt? Als vuist­
maar gedeeltelijk geopend („smorend" of
regel kan worden gesteld dat per 100 bar
„snijdend" bediend) dan vindt er op twee
drukverschil over een veiligheidsklep of een
plaatsen in het systeem warmteontwikkeling
willekeurige andere smoring de temperatuur
plaats: in de veiligheidsklep, waar de rest van
van de olie °C toeneemt (afb. 70). Bij een vei­
de olie bij maximum druk wordt afgeblazen en
ligheidsklep, die staat afgesteld op 150 bar, is
ten tweede in de stuurschuif zelf, waar de
volumestroom vanaf maximum druk naar
werkdruk wordt afgesmoord. 150
de olietemperatuur x 6 = 9 °C hoger dan
Bij stuurschuiven met een zogenaamde nega­ 100
tieve schakeloverlap wordt de persleiding van
de pomp al met de cilinder (of hydromotor) direct daarvoor. Deze temperatuurstijging is
verbonden vóórdat de retourleiding naar het onafhankelijk van de grootte van de volu­
reservoir afgesloten is. De doorlaat naar de mestroom. Passeert er nl. bij hetzelfde druk­
cilinder wordt geleidelijk groter, die naar het verschil, een tweemaal zo grote volume-
reservoir geleidelijk kleiner. De pompdruk stroom, dan wordt de verdubbelde hoeveel­
loopt hierbij op tot werkdruk. Een en ander heid warmte toegevoerd aan een tweemaal zo
heeft tot gevolg, dat de overtollige hoeveel­ grote volumestroom. Alléén het drukverschil
heid olie bij werkdruk afgesmoord wordt over de smooropening bepaalt dus de tem­
(Afb. 69). De terugslagklep dient om te voor­ peratuurstijging. Vanzelfsprekend moet de
komen dat een cilinder onder belasting zal totale hoeveelheid warmte in beschouwing
zakken; het omloopkanaal maakt het dalen worden genomen als de koelcapaciteit ter
van de cilinder mogelijk. sprake komt.

150 bar 50 bar Afb. 70. Bij een druk­


verschil van 100 bar over
eert veiligheidsklep of een
willekeurige andere
Drukverschil 100 bar smooropening, wordt de
olie 6°C warmer.

Temperatuurstijging: 6 °C

61
3. Reservoirinhoud, oliekoeler Wanneer de reservoirinhoud, vereist om de
Voor de warmtehuishouding is de reservoirin­ olietemperatuur binnen de grenzen te hou­
houd van grote betekenis. den, te groot zou worden, dan dient een
Stel dat een pomp met een capaciteit van 30 oliekoeler te worden ingezet. Een oliekoeler
1/min afblaast tegen 200 bar en de reservoirin­ verlaagt de temperatuur waarbij de hoeveel­
houd 60 1 bedraagt. Na de veiligheidsklep is heid geproduceerde warmte in evenwicht is
200 met de hoeveelheid afgegeven warmte. Er
de olie x 6 = 12 °C warmer. De om-
bestaan Iuchtgekoelde en watergekoelde olie-
100 60
loopsnelheid van de olie bedraagt ~ = 2 min. koelers. Watergekoelde oliekoelers worden
bij mobiele installaties vrijwel nooit toegepast.
Na elke 2 min is de inhoud van het reservoir In de landbouw treft men dan ook alleen
de pomp eenmaal gepasseerd en indien er Iuchtgekoelde typen aan, die al dan niet door
geen warmte-afgifte naar de omgeving zou een ventilator worden aangeblazen.
plaatsvinden, zou de totale hoeveelheid olie De oliekoeler mag echter niet worden gezien
dan 12 °C warmer zijn geworden. Bij een in­ als de remedie tegen alle warmteproblemen.
houd van 301 zou de olie in 1 minuut 12 °C war­ Eerst dient te worden bekeken wat er aan de
mer zijn geworden. Een systeem met een ge­ warmte-ontwikkeling kan worden gedaan.
ringe olie-inhoud wordt dus veel sneller heet. Bepaald moet worden waar de meeste warmte
Hoe groter de olie-inhoud, des te meer warm­ wordt geproduceerd en welke verbeteringen
te kan er worden opgeslagen, geaccumuleerd. kunnen worden aangebracht. Pas daarna dient
Steeds zal er echter warmte aan de omgeving de plaatsing van een koeler te worden overwo­
worden afgegeven. Na verloop van tijd ont­ gen.
staat er, afhankelijk van o.m. de werkcyclus, Bij hydrostatische wielaandrijving is het vaak
de omgevingstemperatuur en het warmte-af- noodzakelijk om een koeler toe te passen. Het
gevend oppervlak van het systeem een even­ rendement van zo'n aandrijving bedraagt ruw­
wicht tussen de geproduceerde en de afgege­ weg 70 tot 80%. Bij een aan de pomp toege­
ven warmte. Hoe groter de reservoirinhoud, voerd vermogen van 70 kW is de warmtepro­
des te lager is deze evenwichtstemperatuur. duktie 15 tot 20 kW. Dit vermogen kan slechts
Vuistregel: reservoirinhoud is driemaal de via een koeler goed worden afgevoerd.
pompcapaciteit. Een groot voordeel van een
grote tankinhoud is gelegen in het warmte-ac- Uit het voorgaande blijkt duidelijk welke ge­
cumulerend vermogen. Kortstondige pieken varen er aan langdurig afblazen of veelvuldig
in de warmteproduktie (met name afblazen) smoren van de oliestroom zijn verbonden. Dit
worden afgevlakt.

Afb. 71 Een voorbeeld


van een hydrostatische
overbrenging. Men on­
derscheidt de regelbare
pomp links, het oliefilter
en de axiale motor. De
voedingspomp is met de
regelbare pomp samenge-
bouwd. Bij grotere ver­
mogens is een oliekoeler
hier noodzakelijk.

62
geldt vooral als het hydraulisch systeem al eni­ 0,1.p.Q* (Q* in 1/s) kan op zeer veel manieren
ge tijd in bedrijf is, waardoor de temperatuur worden bereikt.
van de olie gestegen is. In zeer korte tijd kan Indien we aannemen dat de pomp een hydrau­
dan de maximaal toelaatbare temperatuur lisch vermogen van 15 kW moet leveren, dan
worden overschreden, waardoor blijvende geldt:
schade aan een of meerdere onderdelen kan 0,1 p.Q* = 15 kW. Dit vermogen kan o.a.
ontstaan. worden bereikt bij de volgende waarden van
druk en volumestroom:
4. Toeren- en snelheidsregeling p = 150 bar en Q = 1 1/s = 60 1/min
p = 25 bar en Q = 6 1/s = 360 1/min
De manier waarop het toerental van de hydro-
p — 300 bar en Q = 0,5 I/s = 30 1/min
motor wordt geregeld, is eveneens van grote enz.
invloed op de warmte-ontwikkeling. In deel
VIII zijn de nadelen van smoorkleppen, toe­ Voor al deze combinaties is het geleverde
gepast in roterende aandrijvingen, duidelijk vermogen 15 kW, indien we althans het rende­
naar voren gekomen. Deze nadelen zijn: ment op 100% stellen. In wezen kan uiteraard
warmteontwikkeling, toerental afhankelijk het aantal combinaties tot in het oneindige
van de belasting van de hydromotor en, indien worden uitgebreid. De uiteindelijke keuze
de smoorklep in de leiding naar de hydromo­ heeft echter grote invloed op de warmteont­
tor is geplaatst (afb. 48) een beperking van het wikkeling, omdat het rendement geen 100%
maximum koppel. In het algemeen leidt zo'n bedraagt en bovendien sterk afhankelijk is van
oplossing tot warmteproblemen. druk en volumestroom.
De zaak ligt iets anders bij cilinders, die im­ Elke pomp is ontworpen voor een bepaald
mers meestal gedurende korte perioden in druk- en toerengebied. In dit gebied is het
bedrijf zijn. De inschakelduur is in het alge­ rendement optimaal en dus de warmte-ont­
meen laag, waardoor smoorkleppen toch toe­ wikkeling minimaal. Wordt de pomp ingezet
pasbaar zijn om de snelheid te regelen of te be­ in een druk- of toerenzone die hier veel van
perken. afwijkt, dan daalt het rendement sterk. We
Omdat stroomregelkleppen in feite ook vol­ kunnen als voorbeeld een tandwielpomp ne­
gens het smoorprincipe werken, zijn ze niet men, die bij een laag toerental een hoge druk
geschikt voor grotere vermogens. moet leveren. In deze situatie is de inwendige
Wat de warmte-ontwikkeling betreft, ge­ lek groot ten opzichte van de volumestr oom.
draagt een stroomregelklep in paralleluitvoe­ Er wordt veel warmte geproduceerd. Gebruik
ring (afb. 51) zich gunstig. Hetzelfde geldt een dergelijke pomp dus niet bij de combinatie
voor een klep in serie-uitvoering, indien deze hoge druk, laag toerental. De oplossing is een
in een leiding parallel aan de motor is ge­ grotere pomp, die, als gevolg van zijn groter
plaatst. Het nadeel bij deze laatste oplossing slagvolume, bij hetzelfde toerental een grote­
is dat het toerental van de motor afhankelijk re volumestroom levert. Dit houdt in dat het
is van het pomptoerental. gewenste hydraulische vermogen bij een lage­
Tot slot kan men stellen dat voor de wat grote­ re druk wordt bereikt.
re vermogens pompen of motoren met regel­ Een tweede oplossing is het vergroten van het
baar slagvolume de beste oplossing bieden. pomptoerental door bijv. een tandwielover­
brenging. Met dezelfde pomp wordt dan bij
5. De keuze van pomp en motor een toegenomen volumestroom en een lagere
Het doel van een overbrenging is het transpor­ druk het gewenste hydraulische vermogen ge­
teren van vermogen. Een hydromotor moet produceerd.
bij een bepaald toerental een zeker koppel le­
veren om die functies te kunnen verrichten, Indien een bepaalde pomp bij een hoog toe­
waarvoor hij gekozen is. Het daarvoor beno­ rental en een voor deze pomp lage druk wordt
digde hydraulische vermogen dat in de pomp toegepast, is het rendement eveneens laag. In
wordt opgewekt, moet een bepaalde waarde dit geval zijn de stromingsverliezen en de ver­
bezitten. Deze waarde, de term: liezen als gevolg van mechanische wrijving

63
(lagers) groot ten opzichte van het doorgelei­ Voor punt B
de vermogen. Een en ander geldt ook voor geldt: M = 65 N-m (6,6 kgf-m)
n = 300 omw./min
hydromotoren.
Voor punt C
Ter illustratie is in afb. 72 een grafiek weerge­ geldt: M = 25 N-m (2,55 kgf-m)
geven van een Orbit motor. Deze grafiek n = 770 omw./min.
is door de fabrikant experimenteel, dus op
basis van metingen, bepaald. Voor bedrijfspunt B geldt volgens afb. 72 ken­
In de grafiek zijn lijnen voor een constant nelijk een rendement van 75%. Voor punt A
rendement getekend. Voor elk punt op een is dit ongeveer 71% en voor punt C zelfs min­
dergelijke lijn geldt dat voor het bijbehorende der dan 50%. Men ziet hier duidelijk hoe groot
koppel en toerental het rendement gelijk is. de invloed is van de keuze in toerental en kop­
Tevens zijn de lijnen voor constant vermogen pel op het rendement.
getekend. Duidelijk blijkt dat in het mid­ We kunnen dus de conclusie trekken dat het,
dendeel van de grafiek het rendement het in verband met de warmteontwikkeling, ge­
hoogst is. Wijken we hier sterk vanaf dan daalt wenst is dat pomp en motor in een gebied wor­
het rendement sterk. den ingezet waar het rendement voldoende
Stel dat de motor een vermogen van 2 kW (2,7 hoog is.
pk) moet leveren. Uit de grafiek blijkt dat dit Blijkt het rendement te laag, dan luidt in het
vermogen door een zeer groot aantal com­ algemeen de remedie:
binaties van koppel en toerental bereikt kan 1. Kies een groter of kleiner slagvolume.
worden. We kiezen drie punten uit op de lijn 2. Kies een motor of pomp van een ander type
van 2 kW. of fabrikaat.
3. Pas een mechanische overbrenging toe,
Voor punt A waarmee het toerental van de pomp of de
geldt: M = 100 N-m (10,2 kgf-m)
motor versneld of gereduceerd wordt.
n * 190 omw./min

5 \
55
120
110
.5 ïoo
^ 90
ft 80
ft 70
•8 fn"
50-
40-
30-
20
10
O

100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000
toerental in omw./min

Afb. 72 Een grafiek van een hydromotor, waarin het rendement en het geleverde mechanisch vermogen vermeld zijn.

64
Deel X: Constant volume en constante druksystemen

De op trekkers aanwezige hydraulische syste­ is van de weerstand die de volumestrook


men kunnen in twee groepen worden gesplitst, ondervindt. Bij een geringe belasting is de
nl. de constant volume of open center en de druk dus laag.
constante druk of closed center systemen. Bei­
de systemen dient men overigens niet te ver­ Constante druk (closed center) systemen
warren met systemen met een open of gesloten Dit systeem wordt o.a. door John Deere en bij
kringloop, die in deel VIII aan de orde zijn ge­ enkele zware typen trekkers van andere mer­
weest. ken toegepast.
Bij constante druk systemen is de volume-
Constant volume (open center) systemen stroom in de neutrale stand van de stuurschuif
Tot dusver is uitsluitend gesproken over volledig geblokkeerd (afb. 74). Het systeem
constant volume systemen. In de trekker- dankt zijn Engelse naam aan deze stuurschui­
hydrauliek worden ze vrijwel algemeen toege­ ven. Om te voorkomen dat in de neutrale
past. Met het constant volume systeem is de stand de volledige pompcapaciteit wordt afge­
lezer, wellicht niet onder deze naam, reeds blazen, heeft de pomp een regelbaar slagvolu­
vertrouwd geraakt. Om de verschillen ten op­ me. Wanneer de druk een zekere waarde
zichte van het constante druk systeem te ac­ overschrijdt, komt een regelmechanisme in
centueren, worden hier nog enkele kenmer­ werking en wordt het slagvolume teruggere-
kende eigenschappen genoemd. geld. Er is sprake van een zeker schakeltra-
De Engelse naam is afgeleid van de in dit ject, bijv. gelegen tussen 140 en 150 bar,
systeem toegepaste stuurschuiven, die in de waarin de pompopbrengst automatisch wordt
neutrale stand de pomp met het reservoir in aangepast aan de behoefte. In dit schakeltra-
verbinding brengen. De volumestroom onder­ ject liggen de punten van de volumestroom en
vindt in de neutrale, onbediende, stand weinig de bijbehorende druk op een schuine lijn: de
weerstand met het gevolg dat de olie vrijwel werklijn. Afb. 75.
drukloos wordt rondgepomp (afb. 73). Zolang de maximale pompcapaciteit niet is
De pompopbrengst is alleen afhankelijk van bereikt, levert de pomp precies evenveel olie
het pomptoerental, terwijl de druk afhankelijk als er door de ingeschakelde gebruikers wordt

^ cilinder
veiligheidsklep

Afb. 73 Het constant vo­


lume systeem. In de neu­
trale stand van de stuur­
schuif is de pomp met het stuurschuif
reservoir verbonden. De
olie wordt drukloos rond­
gepompt. reservoir
65
cilinder Afb. 74 Het constante
druk systeem. In de neu­
veiligheidsklep trale stand van de stuur­
•1 schuif is de volume-
I stroom volledig geblok­
I keerd. De pompop-
-4-
brengst is tot nul terug-
geregeld, de druk is maxi­
maal.

regelbare -
pomp stuurschuif
reservoir

SCHAKELTRAJECT Afb. 75 De pompcapaciteit


r™ als functie van de druk bij
een constante druk systeem.
In het schakeltraject wordt
de werklijn gevolgd.
WERKL UN

POMPDRUK IN BAR

150 bar
15 l/min

n
TT 100 bar
Afb. 76 De regelbare
pomp in het constante
druk systeem levert de ge­
wenste hoeveelheid olie,
niet mee meer en niet min­
der. In de stuurschuif
wordt de druk door smo­
ring teruggebracht tot
werkdruk.

gevraagd. De druk is daarbij onafhankelijk mestroom nul. Wanneer de maximum pomp­


van de werkdruk in bijv. de cilinder en ligt in capaciteit in zijn geheel naar de gebruikers
het schakeltraject. De pompdruk is derhalve gaat, treedt het regelmechanisme niet in wer­
hoog, ook bij geringe belasting van cilinder of king. De pomp levert dan een druk, die wel
hydromotor. Verder is in de neutrale stand afhankelijk is van de gevraagde werkdruk.
van de stuurschuif de druk maximaal, de volu- Met andere woorden de regelbare pomp ge­

66
draagt zich in dit geval als een pomp met vaste ook hier bepaald door de drukval en de volu­
opbrengst. In afb. 75 bevindt men zich dan op mestroom. De warmteontwikkeling in dit
de horizontale lijn, links van punt 3. voorbeeld is gelijk ain het produkt van werk­
Aan de hand van enkele voorbeelden zal nu druk (100 bar) en de overtollige volume­
worden getracht de verschillen tussen de stroom (15 1/min).
systemen te verduidelijken. Bij het constante druk systeem loopt de druk
direct na de pomp op, waardoor het schakel-
Voorbeelden
traject wordt bereikt (afb. 76). Het slagvolu­
Voorbeeld 1
me van de pomp wordt nu vanaf maximum
Ter vergelijking worden een constant volume
teruggeregeld totdat de pompcapaciteit 15
en een constante druk systeem naast elkaar
1/min bedraagt; de druk ligt tussen 140 en 150
gezet. We nemen daarbij aan dat de pomp van
bar. In de stuurschuif wordt de druk door smo­
het constant volume systeem een capaciteit
ring teruggebracht tot 100 bar, zijnde de werk­
van 30 1/min heeft, terwijl de maximum druk
druk van de cilinder. Bij het constante druk
150 bar bedraagt. Het constante druk systeem
systeem is de warmteontwikkeling dus gelijk
heeft in dit voorbeeld een maximale pomp-
aan het produkt van de gewenste volume­
capaciteit van 30 1/min en een schakeltraject
stroom en het verschil tussen de maximum
van 140 tot 150 bar. Met beide systemen wil
druk en de werkdruk.
men eenzelfde cilinder met maximale snelheid
Welke vande twee systemen de minste warmte­
uitsturen. De werkdruk, als gevolg van de be­
ontwikkeling levert, hangt mede af van de
lasting, wordt op 100 bar gesteld.
op een gegeven moment heersende omstan­
Zoals bekend levert de pomp met vaste op­
digheden.
brengst in dit geval 30 1/min bij een werkdruk
Uit het voorgaande zal duidelijk zijn gewor­
van 100 bar. Deze druk ligt beneden de waar­
den dat bij een kleine volumestroom naar de
de van het schakeltraject, waardoor de regel­
cilinder en een hoge werkdruk het constant
bare pomp in het constante druk systeem ook
volume systeem in het nadeel is. Immers een
30 1/min levert. De bijbehorende druk wordt
groot deel van de volumestroom wordt, af­
ook hier door de belasting bepaald. Onder de­
hankelijk van het type stuurschuif, vanaf
ze omstandigheden gedragen de twee syste­
werkdruk of vanaf maximum druk, afge-
men zich dus identiek. Anders gezegd wan­
smoord tot werkdruk. Dit betekent veel
neer de maximale pompcapaciteit van de
warmteproduktie. Bij een grote volume­
regelbare pomp geheel door de cilinder of de
stroom en een lage druk daarentegen is het
hydromotor wordt benut, gedraagt het con­
constante druksysteem in het voordeel. Im­
stante druk systeem zich als ware het een
mers in die situatie wordt een grote volu­
constant volume systeem.
mestroom afgesmoord vanaf hoge druk vóór
Voorbeeld 2 de stuurschuif naar lage werkdruk erna. De
Hoe is de situatie als de snelheid, waarmee de verschillen zijn dus niet eenduidig.
cilinders uitgaan, wordt gehalveerd? De volu- Wanneer de cilinder zijn uiterste stand heeft
mestroom naar de cilinder moet nu 15 1/min bereikt of wanneer de belasting zo groot is dat
bedragen, hetgeen wordt gerealiseerd door de er geen beweging meer is, dan zal in het
stuurschuif „smorend" of „snijdend" te zet­ constante druk systeem de pomp geen olie
ten. De effectieve doorlaat van stuurschuif meer leveren. Gevaar voor oververhitting is
naar cilinder wordt hierdoor verkleind, met hier dan niet aanwezig in tegenstelling tot het
als gevolg een kleine volumestroom naar de constant volume systeem, waar de volledige
cilinder. Wat gebeurt er nu met de rest van de pompcapaciteit tegen maximale druk wordt
volumestroom? Bij goed gekozen stuurschui- afgeblazen.
ven wordt bij het constant volume systeem de In deze situaties, die in de landbouw vrij vaak
overtollige hoeveelheid olie vanaf de werk­ voorkomen, is het constante druk systeem dus
druk gesmoord en spreekt de veiligheidsklep „fooi proof" of „Narrensicher", dwz. meer
niet aan. Het energieverlies, of wat vaak be­ bestand tegen onoordeelkundige behandeling
langrijker is, de warmteontwikkeling, wordt dan het constant volume systeem.

67
CILINDER

Afb. 17 Stuurschuiven
(constant volume), sa-
mengebouwd tot één blok
met een gezamenlijke
pers- en retouraanslui­
ting. Wanneer twee stuur­
schuiven tegelijkertijd
volledig geopend wor­
den, dan gaat de cilinder
met de laagste druk het
eerst uit. Dit is de paral­
lelschakeling.
CILINDER

69
Voorbeeld 3 circuits gekregen en kunnen twee stuurschui­
Hoe gedragen beide systemen zich als er ven onafhankelijk van elkaar worden bediend.
meerdere functies tegelijkertijd moeten wor­ Een nadeel is dat er relatief veel warmteont­
den verricht? We bekijken hiervoor de situa­ wikkeling kan optreden. De druk, die in
tie, waarbij twee cilinders tegelijkertijd wor­ circuit 2 wordt gevraagd, heerst immers ook
den bediend. in de persleiding van de pomp. Indien op
een gegeven moment in circuit 1 geen druk
Constant volume systeem wordt gevraagd, wordt de olie daar volledig
In afb. 77 is een stuurschuivenblok getekend, afgesmoord vanaf de werkdruk in circuit 2. In
bestaande uit aan elkaar bevestigde stuur- mindere mate doet zich dit voor als er tegen-
schuiven, zoals dat veel wordt toegepast bij lijkertijd verschillende drukken in beide cir­
o.a. laadkranen. Stel dat cilinder 1 een druk cuits gevraagd worden. Bij laadkranen ziet
van 50 bar vraagt en cilinder 2 een druk van men wel de oplossing waarbij twee pompen
100 bar. Wanneer de stuurschuiven tege­ gemonteerd zijn, waardoor er twee volledig
lijkertijd volledig worden geopend, zal men onafhankelijke systemen ontstaan, zonder de
constateren dat eerst cilinder 1 volledig wordt warmteproblemen van een stroomverdeel­
uitgestuurd tot zijn uiterste stand en pas klep.
daarna cilinder 2. De pompdruk wordt in deze
situatie bepaald door de cilinder met de laag­ Constante druk systeem
ste druk. Wil men dat beide cilinders tegelijk Wanneer meerdere functies tegelijkertijd
uitgaan, dan moet ervoor worden gezorgd dat moeten worden verricht, is het constante druk
de weerstand die de volumestroom ondervindt systeem sterk in het voordeel (afb. 80). Zolang
voor beide circuits even groot is. Dit bereikt de maximale pompcapaciteit niet is bereikt,
men door de schuiven smorend te bedienen. heertst er vóór de stuurschuiven de maximale
Er is echter wel enige ervaring voor nodig om druk. Naarmate er meer olie wordt gevraagd,
dit goed uit te voeren. Deze schakeling heet zorgt het regelmechanisme ervoor dat het
de parallelschakeling. slagvolume van de verstelbare pomp automa­
In afb. 78 staat de zogenaamde blokkeerscha- tisch wordt vergroot, zodat de volumestroom
keling getekend. Bij deze schakeling kan toeneemt. Hieruit blijkt dat verschillende
slechts één gebruiker tegelijk van olie voor­ stuurschuiven tegelijkertijd kunnen worden
zien worden. bediend, zonder dat er onderlinge beïnvloe­
Een alternatief is de stroomverdeelklep in afb. ding plaatsvindt. Door middel van smoring in
79, waarmee de volumestroom, onafhankelijk de stuurschuiven wordt de pompdruk terugge­
van de druk, in twee delen wordt gesplitst. Op bracht tot de werkdruk. Bij constante druk
deze manier heeft men twee afzonderlijke systemen ziet men ook vaak dat de regelbare

stuurschuif
cilinder
TT

veiligheidsklep stroomverdeelklep

Afb. 79 Met behulp van


een stroom verdeelklep
wordt de pompopbrengst
in twee delen gesplitst. De
stuurschuiven kunnen nu
onafhankelijk van elkaar
worden bediend.

70
Afb. 80 Bij het constante stuurschuif
druk systeem kunnen
meerdere stuurschui-
ven tegelijkertijd in­
geschakeld worden
zonder dat er onder­
linge beïn vloeding
plaats vindt. De re­
gelbare pomp past de
opbrengst automa­
tisch aan de behoefte
aan.

pomp een groot aantal functies voor zijn reke­ Welke van de twee systemen de minste warm­
ning neemt: driepuntshefinrichting, de exter­ teontwikkeling geeft, hangt af van de bedrijfs­
ne aansluiting van de trekker, stuurbekrachti­ omstandigheden. Bij een kleine volume-
ging, remmen, etc. stroom en hoge druk is het constante druk
systeem in het voordeel, terwijl omgekeerd bij
Samenvatting een grote volumestroom en een lage druk het
Bij het constante druk systeem wordt de constant volume systeem het hoogste rende­
pompcapaciteit automatisch aangepast aan de ment heeft. Wanneer verder een cilinder zijn
behoefte. Naarmate er meer olie door de ge­ uiterste stand heeft bereikt of wanneer de be­
bruikers (cilinders en hydromotoren) wordt lasting op het systeem zo groot is dat de bewe­
gevraagd, zorgt het regelmechanisme voor ging stopt, dan vindt er bij het constante druk
een vergroting van het slagvolume en wordt systeem geen noemenswaardige warmteont­
derhalve de pompopbrengst verhoogd. Deze wikkeling plaats.
automatische opbrengstregeling heeft als Bij een kleine volumestroom en een hoge
groot voordeel dat op een eenvoudige wijze werkdruk is het constante druk systeem in het
meerdere cilinders en hydromotoren tege­ voordeel. Deze situatie speelt sterk bij zware
lijkertijd kunnen worden ingeschakeld, zon­ trekkers, die slechts één pomp met grote
der dat er een onderlinge beïnvloeding plaats capaciteit bezitten- Men kan hierbij denken
vindt. aan John Deere trekkers met een pompcapa-

Constant volume systeem Constante druk systeem


Open center systeem Closed center systeem

1. Pomp met constant slagvolume. (l. Regelbare pomp


Pompcapaciteit pas zich zich aan.

2. Verschillende gebruikers tegelijkertijd 2. Verschillende gebruikers tegelijkertijd /


gaat niet zonder problemen. zijn gemakkelijk in bedrijf te houden. /

3. Minder warmte-ontwikkeling indien de '3. Minder warmte-ontwikkeling als de


vereiste volumestroom groot is in verhou­ vereiste volumestroom klein is ten op­
ding tot de pompcapaciteit (en de druk zichte van de pompcapaciteit, en de
laag). druk hoog.

71
72
citeit van ruwweg 50 tot 901/min. Omgekeerd voldoende om de plunjers geheel van de nok
heeft het constant volume systeem het hoogste te lichten: immers hoe verder de plunjer naar
rendement bij een grote volumestroom (en buiten beweegt, des te groter wordt de veer­
een lage druk). kracht. De slag van de plunjers is dus beperkt;
de pompcapaciteit stelt zich in op de behoefte
Het constante druksysteem van John Deere (bedrijfspunt 2).
De meest bekende trekker met een constante
druk systeem is de John Deere. Met uitzonde­ Het hydraulisch systeem van John Deere
ring van de kleinste typen zijn alle trekkers van De regelbare radiale plunjerpomp wordt hier
dit merk uitgerust met een dergelijk systeem. door een voedingspomp van olie voorzien. Op
het hydraulisch systeem kunnen externe cilin­
De werking van de regelbare John Deere pomp ders (bijv. voorlader, kipwagen) en externe
Zoals uit afb. 81 blijkt gaat het hier om een hydromotoren (bijv. kuilvoedersnijders) wor­
radiale plunjerpomp. Tijdens het roteren van den aangesloten. Niet onder alle omstandig­
de aangedreven nok worden de plunjers naar heden echter wordt er door de voedings­
buiten gedrukt en keren ze door middel van pomp voldoende olie aan de hoofdpomp ge­
veren weer terug. Tijdens deze bewegingen leverd. Bij een aantal typen is daarom een
van de plunjers zorgen inlaat- en uitlaat- extra olietankje van 4,51 aanwezig, waaruit de
klepjes van respectievelijk olie-aan- en af­ hoofdpomp gedurende korte perioden extra
voer. De pompcapaciteit, of het slagvolume, olie kan aanzuigen. Toch blijven er situaties
van deze pomp wordt gevarieerd door de slag denkbaar, waarbij de vullingsgraad van de
van de plunjers aan te passen. hoofdpomp onvoldoende is. Met name wan­
In het pompcarter, dus ook aan de nokzijde neer hydromotoren of grote cilinders (zware
van de plunjers, staat een bepaalde stuurdruk, kipwagens) zijn aangesloten. Men wordt op
die afgeleid is van de persdruk van de pomp. een onvoldoende vullingsgraad geattendeerd
Hoe hoger de pers- of pompdruk, des te hoger door schokken en trillingen in het hydrauli­
de druk op de plunjers. sche systeem. Omdat er in de praktijk nogal
Hoe wordt de slag van de plunjers nu geva­ veel onbegrip blijkt te heersen over deze
rieerd? materie, geeft de importeur de volgende richt­
Links in afb. 82 is de situatie van één plunjer lijnen.
getekend als de stuurschuif in de neutrale
stand staat. 1. Bij gebruik van hydromotoren dient een
De pompdruk is maximaal en daarmee ook de zgn. hydromotoraansluiting te worden ge­
stuurdruk op de plunjers. Deze laatst genoem­ monteerd, waardoor de retourolie van de
de druk is nu zo groot dat de veerkracht, die motor rechtstreeks in de zuigleiding van de
de plunjers op de nok wil drukken overwon­ hoofdpomp wordt toegevoerd. Op deze
nen wordt. Het gevolg is dat de plunjers volle­ manier heeft men een gesloten kringloop
dig vrij komen van de nok, niet meer heen en (afb. 61) gekregen en wordt de hoofdpomp
weer gaan en dus geen olie meer verpompen van voldoende olie voorzien.
(bedrijfspunt 1 van afb. 75). 2. Cilinders dienen aangesloten te worden op
In het midden van afb. 82 staat vervolgens de stuurschuiven met een gesloten midden­
situatie waarbij de werkdruk lager is dan die stand. Bij kleine cilinders zijn geen proble­
welke bij het schakeltraject behoort. De men te verwachten. Een schokkende be­
veerkracht wint het nu volledig van de stuur­ weging tijdens het uitgaan van bijvoorbeeld
druk in het pompcarter. De plunjers maken grote kipcilinders wijst echter op onvol­
derhalve de maximale slag, en dus is de pomp­ doende olie. De stuurschuif op de trekker,
capaciteit maximaal (links van bedrijfspunt 3 die gekoppeld is met de externe aansluiting
van afb. 75). van het hydraulisch systeem, is voorzien
Rechts in afb. 82 ligt de werkdruk „ergens" van stelschroeven. Met deze stelschroeven
in het schakeltraject. kan de maximale doorlaat van de stuur­
De stuurdruk in het pompcarter is niet meer schuif worden begrensd, zodat de maxima-

73
le volumestroom door de schuif naar de 3. Indien een constant volume systeem aan de
cilinder wordt verkleind. De stelschroef trekkerhydrauliek wordt gekoppeld, dient
moet zover worden ingedraaid, dat de tril­ er eveneens een zgn. hydromotoraanslui-
lingen ophouden. ting te worden gemonteerd.

SLAG IS NUL SLAG MAXIMAAL SLAG BEPERKT

Afb. 82 Het principe van de regelbare plunjerpomp van John Deere. De slag van de plunjers bepaalt de pomp-
capaciteit.

74
Deel XI: Opsporen van storingen

In wezen is het onderhoud van hydraulische men al vrij spoedig overgaan tot het uitvoeren
systemen eenvoudig. Doorgaans ondervindt van metingen.
men weinig problemen, wanneer met de vol­
gende punten rekening wordt gehouden. Wat moet er worden gemeten?
Alle hydraulische systemen vertonen een
1. Zorg ervoor dat er geen vuil van buitenafin zekere mate van inwendige lek, zelfs als ze nog
het systeem komt. nieuw zijn. Naarmate de onderdelen meer
Maak, alvorens nieuwe olie in het reservoir te slijtage vertonen, stroomt er meer olie langs
schenken, de omgeving van de vuldop grondig afdichtingen, klepzittingen, plunjers en der­
schoon. Snelkoppelingen zijn een beruchte gelijke. Het gevolg is onder meer dat het
bron van vervuiling; in ontkoppelde toestand systeem trager gaat werken; tevens daalt het
kan allerlei vuil zich vrij gemakkelijk in beide rendement. Storingen en defecten kunnen
koppelingshelften ophopen. Bij het koppelen worden veroorzaakt door abnormale slijtage,
wordt dit vuil door de oliestroom meegevoerd maar ook door plotseling defect raken van een
en komt op deze wijze in het systeem terecht. of meer onderdelen. Een gebroken veer in een
Het gebruik van stofkappen heeft alleen nut, veiligheidsklep bijvoorbeeld heeft tot gevolg
indien deze zelf schoon zijn. Het advies luidt dat de maximum druk niet meer wordt be­
dan ook: vóór het koppelen de beide kop­ reikt.
pelingshelften met een lap schoonvegen. Om de goede werking van een systeem te kun­
nen beoordelen, moeten druk èn volume-
2. Ververs de olie tijdig (met de juiste olie!) stroom worden gemeten. Drukmeting alleen
Het is kortzichtig om uit economische over­ geeft niet altijd voldoende gegevens. Een
wegingen het olieverversen uit te stellen. Dit pomp met veel inwendige lek zal nog wel zijn
brengt zeer grote risico's met zich mee. vereiste druk bereiken, maar bij een veel te
geringe volumestroom. Immers via de leksple-
3. Houdt het olieniveau op peil. ten stroomt een groot gedeelte van de op­
Het onderhoud is eenvoudiger uit te voeren brengst van de perszijde terug naar de zuigzij-
dan bij mechanische overbrengingen, waar het de. Een dergelijke pomp zal echter toch wel
doorsmeren van lagers en het nastellen van zijn volle opbrengst leveren bij geringe tegen­
kettingen en V-snaren nogal eens aan de orde druk. Voor een goede indicatie moeten dus
zijn. Ondanks goed onderhoud kan men bij zowel druk als volumestroom kunnen worden
hydraulische systemen echter toch geconfron­ gemeten. De hoeveelheid inwendige lek is
teerd worden met storingen en slijtage. In het mede afhankelijk van de viscositeit van de
algemeen is het opsporen van storingen in een olie. Hoe hoger de temperatuur, des te dunner
hydraulisch systeem moeilijker dan bij een de olie en des te groter de inwendige lekverlie­
mechanisch systeem. Bij een tandwiel, een zen. Het is daarom gewenst de metingen bij
kettingwiel of een lager kan vrij gemakkelijk bedrijfstemperatuur (40 tot 50 °C) uit te voe­
worden geconstateerd of er sprake is van ren. Een temperatuurmeter is hier wel gemak­
overmatige slijtage. Een visuele controle geeft kelijk.
hier doorgaans voldoende informatie. Wil
men daarentegen een stuurschuif of een pomp Meetinstrumenten
op slijtage of defecten controleren, dan moet Voor het meten van de druk, de volume-

75
stroom en de temperatuur zijn afzonderlijk beide de levensduur nadelig beïnvloeden.
meetinstrumenten in de handel. Voor meer Drukstoten kunnen worden afgevlakt door
uitgebreide metingen is echter de compacte smoren. Daartoe zijn speciale nippels ver­
meetapparatuur, waarin de drie genoemde krijgbaar, die op de aansluitnippel van de
meetmogelijkheden zijn ingebouwd, gemak­ manometer kunnen worden geschroefd. Met
kelijker. Een dergelijk meetapparaat sluit een stelschroefje wordt de doorlaat zodanig
men aan op de leidingen van het hydraulische ingesteld dat de drukstoten voldoende worden
systeem; tijdens het passeren van de olie­ afgevlakt. Bij sommige typen manometers is
stroom kunnen druk, volumestroom en tem­ een dergelijk stelschroefje in standaarduitvoe­
peratuur worden afgelezen. Bovendien zijn ring aanwezig.
deze meetapparaten van een drukregelklep Wanneer naast drukstoten ook nog sterke tril­
voorzien, waardoor op eenvoudige wijze bij lingen voorkomen, dan verdient een met
diverse drukken kan worden gemten. Gezien glycerine gevulde manometer aanbeveling.
de geringe afmetingen kunnen deze meetap­ Bij deze manometer is het huis geheel met
paraten ter plaatse worden ingezet. glycerine gevuld, waardoor schokken en tril­
Ten overvloede zij nog vermeld dat tijdens het lingen worden gedempt. Deze manometers
monteren van de meetapparatuur geen vuil in zijn wat duurder, maar bezitten, ook onder
het systeem mag komen. Zorg dus voor scho­ ongunstige omstandigheden, een lange le­
ne werkomstandigheden! vensduur. Vertrouw overigens nooit een ma­
nometer, die voordat een storing optrad reeds
Manometers op de installatie zat.
Met behulp van manometers wordt de druk Het meetbereik van manometers is genorma­
gemeten. Het meest bekende type is de buis- liseerd. Voor toepassingen in de landbouw­
veermanometer, afb. 83. Hiermee zijn druk­ techniek zijn vooral de waarden 0-100, 0-160
ken te meten tot meer dan 3000 bar, terwijl de­ en 0-250 bar van belang. Meestal is een nauw­
ze manometer ook geschikt is voor het meten keurigheid van 1% van de volle schaal vol­
van onderdruk in bijv. de zuigleiding van een doende. Voor een manometer van 0-100 bar
pomp. De oliedruk doet de buisveer strekken, betekent dit dat de fout ligt tussen +1 bar en
de verplaatsing van het uiteinde wordt via een -1 bar. Wordt er op deze manometer 50 bar
tandwieloverbrenging op de wijzer overge­ afgelezen, dan ligt de werkelijke waarde tus­
bracht. sen 49 en 51 bar.
Manometers op mobiele installaties zijn vaak Manometers kunnen met normale fittingen en
onderhevig aan drukstoten en trillingen die slangen worden aangesloten. In een aantal
situaties biedt het systeem van bijv. het fa­
brikaat Minimess (importeur van Rietschoten
en Houwens, Rotterdam) bepaalde voorde­
len. (afb. 84) Kleine steekkoppelingen, een
soort snelkoppeling voorzien van een terug­
slagklepje kunnen op de gewenste plaatsen in
het systeem worden gemonteerd. Op de ma­
nometers wordt een nippel geschroefd, die
ook van zo'n steekkoppeling is voorzien. Een
dunne slang, inwendige diameter 1,8 mm, ver­
bindt beide steekkoppelingen en de druk kan
worden afgelezen. In een systeem, waar meer­
dere malen of periodiek op een aantal punten
de druk moet worden opgemeten, biedt deze
methode veel voordelen. Daarbij is o.a. te
denken aan prototypen, waarbij dit meetsys­
Afb. 83 Buisveermanometer. De wijzerplaat is verwijderd teem goede diensten kan bewijzen. Na het
waardoor het binnenwerk zichtbaar is. meten wordt de steekkoppeling met een bijbe­

76
Afb. 84 Met behulp van
het meetsysteem van het
fabrikaat Minimess kan
de manometer op een­
voudige wijze worden
aangesloten.

steekkoppetina

steekkoppel/na

horende stop afgesloten. De afmetingen zijn in deze compacte meetapparatuur te onder­


zo klein, dat er nadien geen hinder van wordt scheiden zijn in typen die volgens het verdrin-
ondervonden. De inwendige diameter van de gerprincipe werken en die welke een turbine
slang is gering, waardoor drukstoten, maar als opneemelement hebben. De volume­
ook sterke drukwisselingen, gedempt doorko­ stroommeters volgens het verdringerprincipe
men, hetgeen aanleiding kan geven tot een kunnen worden opgevat als hydromotoren,
foutieve beoordeling van de werkelijke druk die door de volumestroom worden aangedre­
in het hydraulische systeem. Daarom dient de ven. Het toerental van het motorasje is een
slang van te voren te worden ontlucht en mag maat voor de volumestroom. Dit type heeft als
de lengte, indien de druk niet constant is, niet voordeel, dat de gemeten volumestroom vrij­
meer dan 1 m bedragen; bij voorkeur niet lan­ wel onafhankelijk is van de viscositeit van de
ger dan 50 cm. Naast de steekkoppelingen is olie en daarmee van de systeemtemperatuur.
er een meetsysteem leverbaar met schroef- Bij de volumestroommeters die uitgerust zijn
koppelingen van hetzelfde fabrikaat. Niet on­ met een turbinewiel is het toerental van dit
vermeld mag blijven, dat de firma Hebu B. V. turbinewieltje een maat voor de volume­
te Rotterdam eveneens een dergelijk meetsys­ stroom. De viscositeit heeft hier wel invloed
teem levert. Een voordeel van dit systeem is op de meetwaarden, zodat de metingen bij
de wat grotere slangdoorlaat. bedrijfstemperatuur moeten worden uitge­
voerd.
Volumestroommeters Een benaderingsmethode ter bepaling van de
De in aanmerking komende volumestroom­ volumestroom is de volgende: met behulp van
meters zijn nagenoeg alle gecombineerd met een stophorloge meet men de tijd benodigd,
druk- en temperatuurmeters. Deze compacte om een cilinder geheel uit te sturen. De olie-
meetapparatuur wordt nog nader behandeld. inhoud van de cilinder, gedeeld door de tijd,
Hier zij vermeld dat de volumestroommeters levert de gevraagde volumestroom op.

77
voor het uitvoeren van service- en controle­
werkzaamheden.

Controleren van de pomp


Sluit het meetapparaat aan tussen de pomp en
de veiligheidsklep. De leiding van de pomp
naar de veiligheidsklep wordt daartoe onder­
broken, afb. 86. Ter verduidelijking is de
stromingsrichting met pijltjes aangegeven.
Draai de drukregelklep van het meetapparaat
terug, zodat de pomp onbelast kan draaien.
Schroef de druk vervolgens op en laat de pomp
enige tijd draaien tot een temperatuur van 40
à 50 °C is bereikt. Zorg ervoor dat de maxi­
maal toelaatbare druk van het systeem niet
wordt overschreden. Vervolgens wordt de
pompopbrengst belast gemeten, dwz. bij hoge
en bij geringe druk. Bij ernstige slijtage zal de
pompopbrengst bij hoge tegendruk beduidend
lager zijn. Vergelijk de meetresultaten met de
gegevens van de fabrikant of importeur. Een
gebrekkige olietoevoer geeft de aanleiding tot
klachten. Vergelijk de pompopbrengst met de
fabrieksgegevens. Wanneer de pomp minder
levert en wanneer deze opbrengst onafhanke­
lijk is van de druk, dan is de zuigleiding niet
Afb. 85 Steekkoppeling van het fabrikaat Minimess.
De totale lengte bedraagt slechts 25 mm. in orde. Mogelijke oorzaken: een vervuilde
zuigfilter, een verstopte zuigleiding of een
Meetmethoden luchtlek in de zuigleiding.
Hieronder worden aan de hand van een een­ Men dient er bij deze meting rekening mee te
voudig hydraulisch systeem, bestaande uit een houden, dat de veiligheidsklep van het hy­
pomp, een veiligheidsklep, een stuurschuif en draulisch systeem is uitgeschakeld. Daarom
een cilinder enkele meetmethoden beschre­ moet er terdege op worden gelet dat de maxi­
ven, die kunnen worden uitgevoerd met de maal toelaatbare druk niet wordt overschre­
compacte meetapparatuur. Deze compacte den. Draai daarom de drukregelklep van het
meetapparatuur (afb. 89, 90, 91) is geschikt meetapparaat geheel terug, alvorens de pomp

Afb. 86 Melingen aan de


Tank L. pomp.

78
in te schakelen. Pas daarna mag de druk ge­ componenten van het systeem overbelast wor­
leidelijk worden opgevoerd. den, hetgeen zeer schadelijke gevolgen kan
hebben.
Controle van de veiligheidsklep Bij controle gaat men als volgt te werk. Mon­
Indien de veiligheidsklep te laag staat af­ teer het meetapparaat, zoals in afb. 87 is
gesteld, wordt de maximale werkdruk niet be­ aangegeven. Laat de pomp onbelast draaien
reikt. Het systeem ontwikkelt daardoor te en voer vervolgens de druk geleidelijk op met
weinig kracht. Een veiligheidsklep die af­ behulp van de drukregelklep. Bij het openen
blaast, verraadt zich gewoonlijk door een van de veiligheidsklep treedt er een sterke da­
hoog gierend of ratelend geluid. ling op van de volumestroom door het meet­
Levert de machine echter meer kracht dan apparaat. De openingsdruk van de veilig­
normaal, dan staat de veiligheidsklep te hoog heidsklep kan nu worden afgelezen.
afgesteld. Dit heeft als mogelijk gevolg dat de

Afb. 88 Melingen aan de


stuurschuif.

79
m
Afb. 89 Meetapparaat fa­
brikant Flo-Tech. (Im­
porteur Flexion B.V.,
Roermond).

Controle van de stuurschuif pomp (afb. 86). Blijkt nu dat bij gelijke druk­
Het meetapparaat wordt volgens afb. 88 aan­ ken de volumestroom beduidend lager is dan
gesloten, waarbij de schuif in de getekende bij de meting aan de pomp, dan vertoont de
stand wordt gezet. Noteer bij een aantal druk­ stuurschuif ernstige lekverliezen.
ken de volumestroom en vergelijk deze waar­ Indien achtereenvolgens de diverse metingen
den met de resultaten van de meting aan de zijn uitgevoerd en als daarbij geen defecten

Afb. 90 Meetapparaat fa­


brikaat O.T.C. (Impor­
teur Sun Tester, Weesp).

80
geconstateerd zijn, dan is in geval van storing len, vermeld in normblad NEN 3348, nood­
het enig overgebleven onderdeel, in dit geval zakelijk.
de cilinder, de schuldige. Tevens dienen van alle componenten het fa­
brikaat en het typenummer bekend te zijn,
Tenslotte zodat in de catalogi de gegevens kunnen wor­
De mogelijkheden met deze meetapparatuur den opgezocht. Het is telkens teleurstellend te
zijn met het hierbovengenoemde niet uit­ moeten ervaren hoe weinig essentiële gege­
geput. Diverse andere onderdelen kunnen op vens betreffende de hydrauliek van landbouw­
analoge wijze worden gecontroleerd en door­ machines voorhanden zijn.
gemeten. Tot slot nog enkele opmerkingen over de
In de praktijk wordt het opsporen van storin­ meetapparaten. Voor het opsporen van defec­
gen sterk bemoeilijkt door het ontbreken van ten kan men meestal volstaan met de typen,
essentiële gegevens van het hydraulisch sys­ die in afb. 89 t/m 91 zijn weergegeven. Voor
teem. Wil men op efficiënte wijze een sys­ service en controlewerkzaamheden zijn ze
teem controleren, dan is in de eerste plaats voldoende nauwkeurig; er behoeven immers
een duidelijk hydraulisch schema, getekend geen nauwkeurige laboratoriummetingen mee
met behulp van de genormaliseerde symbo­ te worden uitgevoerd.

81
Deel XII: Toepassingen

De hydraulische aanbouwkraan heidskleppen ingebouwd, die de maximale


Het gebruik van kranen is in de landbouw de druk begrenzen. Wanneer de veiligheidsklep
laatste jaren sterk toegenomen. Ze worden aan bodemzijde afblaast, moet aan stangzijde
niet alleen voor laadwerk maar ook voor olie toegevoerd worden. Dit gebeurt via een
graafwerkzaamheden en slootonderhoud in­ terugslagklep, hier ook wel nazuigklep ge­
gezet. Aanbouw- en getrokken kranen komen noemd. Zowel de veiligheidsklep als de terug­
in de landbouw het meeste voor, zelfrijdende slagklep zijn dubbel uitgevoerd, omdat de
machines daarentegen treft men minder vaak drukstoten zowel aan stang- als aan bodemzij­
aan. de van de cilinder kunnen optreden.
In afb. 92 wordt een schets gegeven van een Een en ander geldt ook voor de zwenk-, de
aanbouwkraan; het bijbehorende hydrauli­ hef- en de grijpercilinder.
sche schema staat in afb. 93. Bij deze kraan In de stuurschuif van de hefcilinder is verder
is gekozen voor een ontwerp, waarin twee nog een smoorterugslagklep aanwezig, die er­
tandwielpompen elk een eigen circuit voeden. voor zorgt dat de neergaande beweging niet
Door deze opzet kan een functie, behorend bij te snel verloopt. In de leidingen naar de draai­
het ene stuurschuivenblok gecombineerd wor­ cilinder zitten twee smoringen die de draai-
den met een willekeurige functie van het ande­ beweging geleidelijk laten verlopen.
re blok zonder dat er onderlinge beïnvloeding De terugslagkleppen in de persleidingen, vóór
optreedt. Binnen een blok is de situatie an­ de stuurschuiven, verdienen nog een nadere
ders. Bij bediening van twee of meer cilinders verklaring.
zal de cilinder met de laagste druk het eerst Stel de grijpercilinder is in bedrijf en men wil
uitgaan. Door echter twee schuiven „smo­ vervolgens de hefcilinder doen uitgaan. Als nu
rend" of „snijdend" te bedienen kunnen, met de werkdruk van de hefcilinder hoger is dan
enige routine, twee functies tegelijkertijd met van de grijpercilinder dan zal de eerstgenoem­
één pomp uitgevoerd worden (parallelschake­ de cilinder als gevolg van zijn belasting in-
ling afb. 77). in plaats van uitgaan, omdat de pompdruk zich
Laten we nu eens enkele details van de kraan instelt op de laagste werkdruk. De terugslag­
nader bekijken. In de leidingen naar de steun- kleppen dienen deze ongewenste beweging te
cilinders bevinden zich twee kogelkranen. voorkomen. Hoewel dit niet uit het schema
Kogelkranen zijn absoluut dicht, in tegenstel­ van afb. 93 blijkt, heeft deze kraan stuurschui­
ling tot normale stuurschuiven met een be­ ven met een negatieveschakeloverlap. Derge­
weegbare schuif, de wèl enig lek kunnen lijke schuiven gedragen zich met betrekking
vertonen en lek kan de stabiliteit van de kraan tot de warmteproduktie beter dan die met een
in gevaar brengen. positieve overlap. Bij het „smorend" bedie­
De zwenkcilinder en de draaicilinder staan af­ nen van de laatstgenoemde schuiven wordt er
gebeeld in resp. afb. 14 en 15. op twee plaatsen warmte ontwikkeld: in de
Wanneer de beweging van de knikcilinder veiligheidsklep, èn in de stuurschuif waar de
abrupt wordt gestopt omdat bijv. de bak wat volumestroom van maximum druk naar werk­
ruw op de grond terecht komt of omdat een druk teruggebracht wordt. Hierbij wordt dus
obstakel wordt geraakt, dan kunnen forse meer warmte geproduceerd.
drukstoten in de slangen en de cilinder optre­ Wanneer het doseren van de volumestroom
den. Daarom zijn in de stuurschuif twee veilig­ vaak voorkomt, dan verdienen schuiven met

83
Afb. 93 Het schema van een aanbouwkraan.
HYDROMOTOR

BINNENRING

VEER

BUITENRING

STUURWIEL

NEUTRALE STAND

Afb. 94 Een volledig hydraulische besturing: de Orbitrolbesturing (Danfoss).

een negatieve overlap de voorkeur. Wordt er de mechanische overbrenging hoeft te hou­


alleen maar in- en uitgeschakeld, dan gaat de den. Een voorbeeld van de volledige hydrauli­
voorkeur uit naar stuurschuiven met een posi­ sche besturing is de Orbitrolbesturing van het
tieve overlap. Mede omdat bij dit type schuif fabrikaat Danfoss, die op veel zelfrijdende
geen extra voorzieningen (terugslagkleppen) oogstmachines toegepast wordt. Trekkers
nodig zijn om te voorkomen dat tijdens het hebben meestal hun eigen constructie, maar
omzetten van de schuif de last daalt. de essentie van de volledig hydraulische bestu­
ring, het mechanisme van de terugkoppeling,
Hydraulische besturing is in wezen dezelfde. De werking van de Or­
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen bitrolbesturing is als volgt (afb. 94).
stuurbekrachtiging en volledig hydraulische Onder het stuurwiel bevindt zich het blok
besturing. In het eerste geval is het stuurwiel waarmee de volumestroom naar de stuurcilin-
nog wel via een stangenstelsel met de gestuur­ ders gestuurd wordt. In de neutrale stand
de wielen verbonden. De kracht, die de be­ stroomt de olie, via dit blok, drukloos rond.
stuurder op het stuurwiel uitoefent, wordt Door het stuurwiel naar rechts te draaien,
hydraulisch versterkt. Bij de volledig hydrau­ verdraait de binnenring van de roterende
lische besturing bestaat er geen mechanische schuif ook naar rechts en wordt de persleiding
'verbinding meer tussen het stuurwiel en de ge­ van de pomp doorverbonden met het hydro-
stuurde wielen. Een constructief voordeel motorgedeelte van het blok. (Wanneerde ve­
daarbij is, dat het stuurwiel op een willekeuri­ ren ingedrukt zijn, draait de buitenring mee
ge plaats opgesteld kan worden, omdat men met de binnenring). Deze hydromotor (Orbit-
geen rekening met de plaats en de ruimte voor principe, afb. 19) komt in rotatie en een zeke-

85
maar om de tekening niet ingewikkelder te
maken is dit niet getekend.
STUURCILINDER Mocht de pomp uitvallen, dan kan tijdelijk
door handbesturing toch nog gestuurd wor­
VEILIGHEIDS­ den. Door aan het stuur te draaien wordt de
KLEP binnenring zover verdraaid, dat de veren ge­
heel ingedrukt worden en de buitenring mee­
draait.
Met andere woorden de rotor van de hydro­
•TERUGSLAG­ motor wordt eveneens verdraaid. De motor
KLEP werkt nu als pomp, waardoor er olie naar de
stuurcilinder verdrongen wordt.
Het besturingssysteem kan met een aparte
pomp gevoed worden. Een andere mogelijk­
ROTERENDE heid vindt men in afb. 95, waarin een stroom­
SCHUIF regelklep ervoor zorgt dat een constante hoe­
•ORBITROL veelheid olie steeds ter beschikking van de
BESTURINGS­ besturing blijft. De veiligheidskleppen en de
UNIT terugslagkleppen dienen de drukstoten op te
vangen, die kunnen optreden als de wielen een
\—"OVERIGE obstakel raken.
GEBRUIKERS
De driepuntshefinrichting
In deel I werd vermeld dat de mogelijkheid om
VEILIGHEIDSKLEP te automatiseren één van de aantrekkelijke
eigenschappen van de hydrauliek vormt. Van
POMP deze eigenschap wordt bij de hefinrichting van
trekkers dankbaar gebruik gemaakt om de
hoogte of diepte van een werking constant te
houden.
Afb. 95 Een constante volumestroom naar de besturingseen­ We onderscheiden daarbij onder meer de
heid wordt gewaarborgd door een stroomregelklep (paral­
positie- en de trekkrachtregeling.
leluitvoering). Het surplus van de pompcapaciteit strut de
overige gebruikers ter beschikking.
De positieregeling
Met deze positieregeling wordt de positie van
re hoeveelheid olie stroomt naar de stuurcilin- de trekarmen, en daarmee de positie van het
ders en dus wordt er gestuurd. Tevens doet de werktuig (bijv. ploeg) ten opzichte van de
as van de hydromotor de buitenring van de trekker automatisch constant gehouden.
roterende schuif verdraaien, waardoor de In afb. 95 is deze regeling schematisch weerge­
doorlaat naar de stuurcilinders verkleind geven, de trekkrachtregeling is uitgeschakeld.
wordt. Dit nu is de essentie van de besturing: Dit laatste wordt aangegeven door de los­
de terugkoppeling. Een bepaalde hoekver- gekoppelde arm 12.
draaiing aan het stuurwiel resulteert in een be­ Stel dat we de ploeg iets omhoog willen laten
paalde hoeveelheid olie naar de cilinders (en komen, dan moeten we de bedieningshandel
dus in een bepaalde uitslag van de wielen). 5 naar rechts bewegen. De nokhefboom 8
Maar tevens resulteert dit in een hoekver- scharniert dan als het ware om punt A van de
draaiing van de motoras, die de roterende nok. Hierdoor wordt de bedieningsstang 7
schuiven weer in de neutrale stand terugduwt. naar rechts verplaatst en komt de regelschuif
Getekend is hier de situatie voor een bocht 2 uit de middenstand. De persleiding van de
naar rechts. Naar links gebeurt hetzelfde, pomp wordt met de hefcilinder verbonden en

86
1

1 pomp 9 dwarsas
2 regelschuif 10 hefarm
3 retourleiding 11 hefboom op dwarsas
4 hefcilinder 12 arm voor trekkrachtregeling
5 bedieningshandel 13 drukveren
6 arm voor positieregeling 14 juk voor trekkrachtregeling
7 bedieningsstang 15 ploegframe
8 nokhefboom
SLAGPLAAT

/ ''''''™
1 (» idUsZI
secundaire a$

- 1 f
M

VOORUIT

SIAGPLAAT

VERSTELCUINDEft

88
V E R S T E L C IL I N D E R

ACHTERUIT
Afb. 97 Het hart van een hydrostatisch aangedreven trekker: de regelbare pomp ende regelbare motor. De stand van de slagpla­
ten van pomp en motor bepalen de rijsnelheid. Zie ook afb. 54.

de ploeg gaat omhoog. Regelschuif 2 is een met de hefcilinder en de hefinrichting keert


schuif met variabele doorlaat. automatisch terug in de oorspronkelijke
Een dergelijke schuif heeft twee uiterste stan­ stand.
den en een onbeperkt aantal tussenstanden,
het symbool onderscheidt zich van een norma­ De trekkrachtregeling
le stuurschuif door de twee horizontale lijnen. De positieregeling is uitgeschakeld terwijl arm
De neutrale stand van de regelschuif staat af­ 12 aangekoppeld is (afb. 96).
gebeeld. Via drukveren worden de (druk)krachten in
Tegelijkertijd verdraait tijdens het heffen de de topstang overgebracht op de trekker. De
dwarsas 9 rechtsom, waardoor de nokhef- trekkrachtregeling maakt gebruik van de in­
boom om punt C draait en de bedieningsstang drukking van de veer.
naar links beweegt. De regelschuif komt Stel dat tijdens de werkzaamheden de ploeg
hiermee automatisch in de neutrale stand dieper de grond in dreigt te gaan, dan onder­
terug. Een bepaalde stand van de bedienings- vindt het ploeglichaam een hogere weerstand.
handel correspondeert dus met een bepaalde Ten opzichte van de uitgangssituatie nemen de
stand van de hefinrichting. drukkrachten in de topstang en daarmee ook
Het bijzondere nu is dat afwijkingen ten op­ de veerindrukking toe. Punt C verplaatst
zichte van deze stand automatisch gecor­ daardoor naar rechts, nokhefboom 8 schar­
rigeerd worden. Als ten gevolge van lek in de niert om punt A en de bedieningsstang gaat
hefcilinder of de regelschuif de hefinrichting naar rechts. De persleiding wordt met de hef­
zou zakken, dan verdraait de dwarsas links­ cilinder verbonden en de ploeg beweegt om­
om. De nokhefboom scharniert dan om punt hoog.
C waardoor de bedieningsstang naar rechts Tegelijkertijd draait de dwarsas 9 rechtsom,
verplaatst. De regelschuif verbindt de pomp waardoor punt A naar links verplaatst. Het

89
resultaat is dat de regelschuif weer neutraal van de maximum trekkracht werken.
staat als de drukkrachten de oorspronkelijke Ter vergroting van het snelheidsbereik is een
waarde bereikt hebben. De ploeg blijft op de­ mechanische hoog-laag overbrenging aange­
ze wijze automatisch dezelfde trekkracht vra­ bracht. De aftakas wordt op de gebruikelijke
gen. Bij nagenoeg gelijkblijvende bodemcon­ wijze mechanisch aangedreven.
dities betekent dit een constante ploegdiepte.
Dreigt op een gegeven moment de ploeg op
Hydrostatische rij-aandrijving van maaidor­
een te geringe diepte te gaan werken, dan
sers
vindt het omgekeerde plaats. Afwijkingen ten
Naast de gebruikelijke mechanische aandrij­
opzichte van de oorspronkelijke waarde wor­
ving, vinden bij maaidorsers hydrostatische
den automatisch gecorrigeerd.
rij-aandrijvingen ingang. Tegenover de meer­
prijs van een hydrostatische aandrijving staat
Hydrostatisch aangedreven trekker
de moeiteloze bediening en een continue snel­
Bij deze trekker, afb. 97, is voor het ontwerp
heidsinstelling. De in afb. 99 weergegeven
gekozen waarbij de axiale plunjerpomp en de
aandrijving, die door een aantal fabrikanten
axiale plunjermotor in een huis zijn samenge-
van maaidorsers geleverd wordt, bestaat uit
bouwd. De pomp wordt rechtstreeks door de
een regelbare axiale plunjerpomp en twee
dieselmotor aangedreven, de motor, een snel-
eveneens regelbare axiale plunjermotoren. Er
loper, drijft via het differentieel en de eind-
is overigens maar één hydrometer getekend,
aandrijving de achterwielen aan. Deze com­
terwijl de velgen en banden weggelaten zijn.
pacte pomp-, motor-combinatie wordt, naar
Het toerental van de snellopende hydromotor
de stand van pomp ten opzichte van mo*""
(2000 à 3000 omw./min) is natuurlijk veel te
,,back-to-back-unit" genoemd. Pomp enin^, •
hoog voor de wielen. Daarom is een tandwiel-
tor zijn in een gesloten kringloop opgenomen,
reduktie (afhankelijk van het type bedraagt de
zodat er op de gebruikelijke wijze op de
reduktie 1 : 30 tot 1 : 50) aangebracht, die het
dieselmotor kan worden afgeremd. Het
toerental naar beneden brengt. Op de uit­
afremmen geschiedt dus niet door middel van
gaande as van de hydromotor bevindt zich een
smoring. Zowel pomp als motor hebben een
trommelrem.
regelbaar slagvolume. Met een handel naast Het regelbare slagvolume van de hydromotor
het stuur worden twee cilinders gestuurd,
heeft hier vooral betekenis voor het transport
waarmee het slagvolume versteld wordt. In
op de weg. De hoogste rijsnelheid wordt im­
afb. 97 zijn de diverse standen van de slagpla­
mers bereikt door het slagvolume van de
ten duidelijk te onderscheiden. In de neutrale
motor (bij maximum slagvolume van de
stand heeft de motor zijn maximum slagvolu­
pomp) te verkleinen. In tegenstelling tot de
me, het slagvolume van de pomp is nul. Voert
hydrostatische aandrijving van de trekker ont­
men vanaf stilstand de snelheid op, dan wordt
breekt hier dus de mechanische hoog-laag-
eerst het slagvolume van de pomp vergroot tot schakeling.
zijn maximum. Dit is het gebied van de pomp-
Het principe van de hier besproken aandrij­
verstelling, afb. 58. Vervolgens wordt het
ving kan men aantreffen in afb. 65.
slagvolume van de motor verkleind tot zijn
minimum waarde. Dit is gebied van de motor­
verstelling. Het is voor de chauffeur van be­ Zelfrijdende aardappelrooier
lang te weten wanneer het slagvolume van de Bij oogstmachines wordt de hydrauliek veel­
motor verkleind gaat worden. Immers dan vuldig toegepast, terwijl naast de mechanische
wordt het maximum bereikbare koppel of de de hydrostatische rijaandrijving ingang vindt.
maximaal bereikbare trekkracht aan de wielen Voorbeelden van hydrostatische rijaandrijvin­
verkleind. Op een schaalverdeling naast de gen treft men aan bij zelfrijdende maïshakse-
handel voor de rijsnelheid is dit punt gemar­ laars, bieten- en aardappelrooiers en bonen­
keerd. In voorkomende gevallen kan de plukkers. Een zelfrijdende aardappelrooier
chauffeur door verhoging van het dieselmo­ met hydrostatische rijaandrijving wordt in het
tortoerental desgewenst weer in het gebied volgende beschreven (afb. 100).

90
fiO P_*_
-F

?
I

1
w 1 ~J M
r* T . „X.T /t, —1
1> 1
j i
1
J
i
k-l I
? L—J

-r-
Ltt

IK
-1

92
I 1
I 1- drukregelklep
trekkerhydrauliek I
-4-

7 I
I
remcilinders

I veiligheidsklep
-i-

0
pomp

I I reservoir

Afb. 101 Hel schema van een remsysteem voor iandbouwwagens volgens het drukregelklepprincipe. De drukregelklep staal
hieronder afzonderlijk afgebeeld.

De aandrijving van de wielen geschiedt door wordt met de pomp ingesteld. De leiding
een regelbare pomp in combinatie met een vanaf de spoelklep staat in verbinding met de
motor met vast slagvolume. Ze zijn opgeno­ lekleidingen van pomp en motor. In dit spoel-
men in een gesloten kringloop, waarin de circuit is een luchtgekoelde oliekoeler op­
voedingspomp, de spoelklep en de veilig­ genomen.
heidskleppen aanwezig zijn. De rijsnelheid De aandrijving van de zeefketting geschiedt
ook in een gesloten kringloop. De hydromotor
voor de loofklapper staat in serie met die van
de zeefketting, en kan desgewenst ingescha­
keld worden.

De olie voor de Orbitrolbesturing wordt via


een stroomregelklep van een aparte pomp
betrokken. Het surplus van de pompcapaciteit
stroomt naar een stuurschuivenblok, dat een
aantal enkelwerkende cilinders bedient.

De zeefkettingsnelheid kan met de regelbare


pomp gevarieerd worden. Dit is een groot
voordeel. Door de snelheid van de zeefket­
ting, in combinatie met de schudder, aan te
passen aan de bedrijfsomstandigheden, wordt
bereikt dat de beschadiging van de aardappels
zo gering mogelijk is. De hoeveelheid en de
hoedanigheid van de meegenomen grond be­
palen immers de optimale zeefkettingsnelheid
en de optimale schudderintensiteit. Bij grond
met een geringe samenhang hoeft er minder
geschud te worden en dient de zeefketting­
snelheid groter te zijn. Bij zware grond daar­
entegen is een grotere schudderintensiteit en
een lage zeefkettingsnelheid gewenst.

93
klep, F = retourleiding, H = remleiding wagen, N = normale trekkerhydrauliek, P = kip- en hef inrichtingstand, R =
remstand. 1 = snelkoppeling voor kipcilinder, 2 = snelkoppeling voor de remmen, 3 = remcilinders, 4 = kipcilinders, 5
= tandemschommelstel.

Hydraulische remsystemen voor landbouw- ling tot hetgeen bij hydraulische beremming
wagens van de trekker gebruikelijk is: hier zorgt de
Bij de hydraulische remsystemen voor wagens spierkracht van de bestuurder, via hoofdrem-
zorgt de pomp van de trekker voor de beno­ cilinder(s) voor de benodigde oliedruk.
digde kracht (druk) aan de remtrommels. Van de diverse systemen worden er drie nader
Door de relatief grote wagenmassa's is de bekeken.
spierkracht van de bestuurder nu eenmaal
volstrekt onvoldoende, zodat de vereiste druk 1. Een wagenremsysteem volgens het drukre-
van een pomp moet komen. Dit in tegenstel­ gelklepprincipe

94
REMCIL INDERS REMCIL INDERS -
WAGEN TREKKER REMPEDALEN

WAGENREMKLEP
•TREKKER-
HYDRAULIEK

POMP
Afb. 103 Hei hydraulisch remsysteem van Bosch voor land-
bouwwagens. In deze afbeelding is de trekker voorzien van
mechanische remmen.

Een systeem volgens het drukregelklepprinci- gemaakt worden waarvoor de pomp ingezet
pe staat in afb. 101. In de getekende stand van wordt; öf voor het remmen óf voor die overige
de stuurschuif kan de normale trekkerhydrau- functies. Bij sommige remsystemen is het
liek gebruikt worden. Om te kunnen remmen daarbij onmogelijk om tegelijkertijd te rem­
moet de stuurschuif omgezet worden. De men en te kippen; een mogelijkheid die bij
drukregelklep bepaalt de druk op de rem- veel loswerkzaamheden wel degelijk gevraagd
cilinders, zijn afstelling wijkt af van hetgeen wordt. Bovendien betekent dit dat als die
gebruikelijk is. Opent een drukregelklep in de stuurschuif in de verkeerde stand staat, rem­
gebruikelijke toepassingen pas als de druk een men van de wagen onmogelijk is, met alle
bepaalde waarde overschrijdt, hier wordt de consequenties van dien voor de veiligheid.
olie in de neutrale onbediende stand drukloos Dit probleem wordt bij het remsysteem van
rondgepompt. Als de drukregelklep door de Bosch ondervangen: de wagenremmen krij­
rempedalen van de trekker bediend wordt, gen automatisch voorrang boven alle overige
wordt de veer, die de klep op zijn zitting drukt, functies. Om een voorbeeld te noemen: men
voorgespannen. Dit heeft tot gevolg dat de is aan het kippen en op een gegeven moment
druk vóór de drukregelklep, en dus ook op wordt er op de rempedalen getrapt. Dan
de remcilinders, toeneemt. Naarmate de be- treedt het wagenremsysteem in werking,
dieningsnok verder ingedrukt wordt, neemt waarbij de pomp druk levert aan de rem­
de veerspanning, en daarmee de remdruk toe. cilinders. Tijdens deze actie stopt de kipcilin­
Een praktische toepassing laat afb. 102 zien. der even, ongeveer een volle seconde, waarna
het kippen weer gewoon doorgaat. Men kan
2. Het wagenremsysteem van Bosch verder de voet op de pedalen gedrukt houden,
De pomp van de trekker gebruikt men voor zónder dat de olie heet wordt.
meerdere doeleinden: voor de hefinrichting, Na deze inleiding gaan we de werking van het
het kippen, de voorlader, enz. Bij de meeste systeem eens verder bekijken. Daarbij begin­
hydraulische remsystemen levert dit proble­ nen we met de mechanisch (via een stangen-
men op als die ene pomp tegelijkertijd ingezet stelsel) geremde trekker. Dit komt in de prak­
wordt voor het remmen en voor de overige tijk het meeste voor, al ziet men bij zwaardere
functies omdat de oliestroom dan de weg van trekkers de tendens naar hydraulische rem­
de minste weerstand zoekt. Vaak moet tevo­ men.
ren, door middel van een stuurschuif, een keus In afb. 103 bevindt zich in een van de trekstan-

95
REMC IL INDER

r". REG EL SC HU IF
xx
REMPEDAAL

T T
"I"
NORMALE - •~i
TREKKERHYDRAULIEK i

HYDRAULISCH-
GESTUURDE KLEP aV
LI'EFH
rrrra
f-
DRUKGEVER

•WAGENREMKLEP
i
i1 . SMORING]

TVEIL IG H EIDS KL EP

$ 1 POMP VAN TREKKER

Afb. 104 Het hydraulisch schema van het remsysteem van Bosch.

gen een zogenaamde drukgever, te vergelij­ naar rechts geduwd. In deze situatie staan de
ken met de hoofdremcilinder van een per­ volledige pompcapacitçit en de volledige druk
sonenwagen. Wordt het rechter rempedaal ter beschikking van de trekkerhydrauliek.
ingetrapt, dan ontstaat er in de trekstang een Afb. 105 geeft de situatie weer als er juist op
trekkracht, die in de drukgever resulteert in de rempedalen getrapt is. De stuurdruk, af­
een — hydraulische - stuurdruk. komstig van de drukgever, verplaatst regel­
Via een leiding komt deze stuurdruk op de schuif 2 geheel naar links. Hierdoor is de
wagenremklep te staan. Hier zorgt de stuur­ stuurleiding gesloten, over de smoring staat
druk ervoor dat de pomp met de remcilinders geen drukverschil want er stroomt geen olie
van de wagen verbonden wordt. Worden de meer door. Dus de drukken bij a en b zijn ge­
rempedalen ingetrapt, dan remt dus zowel de lijk en de veer drukt schuif 1 naar links. Deze
trekker als de wagen. schakelstand moet zo gelezen worden dat nu
In afb. 104 staat het systeem in de niet gerem­ een constante oliestroom naar de remcilinder
de situatie getekend. De regelschuif 2 wordt van de wagen stroomt en het surplus naar de
door het veertje naar rechts geduwd, waar­ trekkerhydrauliek. Gedurende deze schakel­
door stuurleiding b met het reservoir verbon­ actie stópt de volumestroom naar de overige
den is. Door de oliestroom ontstaat er daarom gebruikers even.
over de smoring een drukverschil, met het ge­ De regelschuif wordt indirect, via een plunjer,
volg dat de druk bij a groter is dan bij b. De gestuurd door de drukgever. Zie ook het des­
veerdruk wordt overwonnen en schuif 1 wordt betreffende symbool op pag. 39. In afb. 1Ö6

96
Afb. 105 Het hydraulisch schema als er juist op de rempe­ Afb. 106 Het hydraulisch schema. De remdruk is opge­
dalen getrapt is en de remdruk opgebouwd wordt (Bosch). bouwd (Bosch).

is de remdruk opgebouwd. De stuurdruk, die gangspositie van afb. 104 terug.


via een plunjer een kracht öp de regelschuif Tot nu toe is gesproken over mechanisch ge­
uitoefent, maakt evenwicht met de remdruk, remde trekkers. Voor hydraulisch geremde
die op de tegenoverliggende zijde een tegen­ trekkers wordt de opbouw van het systeem
gestelde kracht uitoefent. Door de remdruk eenvoudiger, omdat de drukgevers vervallen.
wordt de regelschuif in de middenstand ge­ De vereiste stuurdruk kan nu direct van een
drukt. De regelschuif balanceert als het ware van beide hoofdremcilinders betrokken wor­
tussen de stuurdruk en de remdruk. Is de den (afb. 107).
stuurdruk te hoog voor een bepaalde rem­
druk, dan beweegt de regelschuif even naar Onafhankelijk remmen
rechts en wordt de remcilinder „opgepompt". Trekkers zijn uitgerust met onafhankelijke
Vermindert men daarentegen de pedaaldruk, remmen, ook wel stuurremmen genoemd, om
dan neemt de stuurdruk af. situaties het hoofd te bieden waarin het sturen
De remdruk verplaatst de regelschuif even door middel van de voorwielen onvoldoende
naar rechts, waardoor de remdruk afneemt effect sorteert. Onafhankelijke remmen zijn
totdat er weer evenwicht is en de regelschuif met name van belang bij transport met zware
in de middenstand kermt. Zodra de remdruk wagens in het veld. Door de forse oplegdruk
opgebouwd is staat de regelschuif 2 dus in de van de wagen op de trekker is de voorwiel­
middenstand. De stuurleiding is met het reser­ belasting vaak aan de lage kant, waardoor de
voir verbonden en de druk bij a is weer hoger voorwielen weinig begrip hebben en het stu­
dan bij b. Schuif 1 wordt naar rechts gedrukt ren bemoeilijkt wordt. Dit spreekt te meer als
en staat weer in de oorspronkelijke, onberem- er in het veld ook nog diepe sporen lopen,
de, stand. waar men slechts met moeite uit weet te ko­
Is de remdruk opgebouwd, dan staat de pomp men. Hier bieden de onafhankelijke trekker-
weer geheel ter beschikking van de normale remmen uitkomst: door slechts een van beide
trekkerhydrauliek. rempedalen in te trappen, waardoor dan ook
Tevens blijkt dat een bepaalde remdruk ge­ een van beide trekkerwielen afgeremd wordt,
handhaafd blijft, zonder dat olie afgesmoord krijgt men alsnog in bovengenoemde prak­
wordt. Dit betekent dat voor langere duur op tijkomstandigheden een acceptabel stuurge-
de rempedalen getrapt kan worden, zonder drag.
dat de olie heet wordt. Zoals uit afb. 103 en 107 blijkt is het gebruik
Wordt de voet van de rempedalen gehaald, van de onafhankelijke remmen maar voor één
dan wordt de schuif 2 weer, door de remdruk, bocht mogelijk. Immers wordt in afb. 103 het
naar rechts geduwd, en komt schuif 1 in de uit­ rechter rempedaal ingetrapt, dan remt inder-

97
REMPEDALEN
REMCILINDERS -
REMCILINDERS- WAGEN
TREKKER
'3 -T&fl
iL

I
WAGENREMKLEP

<8 >—
SNELKOPPELING
-*•TREKKERH YDRAULIEK
POMP

Aß. Î07 Het remsysteem van Bosch in combinatie met een


hydraulisch geremde trekker.

daad het rechter trekkerwiel, maar dit heeft Wordt het rechter rempedaal bediend, dan zal
weinig effect, omdat.de wagen ook gaat rem­ de stuurdruk bij poort C de kogel van zijn zit­
men. De voertuigcombinatie tracht gestrekt te ting lichten. De verbinding tussen de poorten
blijven, wil moeilijk de bocht om en zal boven­ B en A komt tot stand. Maar ook hier is poort
dien snel tot stilstand komen. B drukloos, want de stuurdruk bij A is nul.
Door montage van een tweede drukgever blij­ Pas als beide pedalen bediend worden wordt
ven de onafhankelijke remmen van de trekker de stuurdruk van het linker pedaal, naar de
automatisch in bedrijf. Zonder nu op details wagenremklep doorgegeven. Met andere
in te gaan, zij hier vermeld dat de drukgevers
gecompliceerder zijn dan in afb. 104 e.v. is
weergeveven. Wordt alleen het linker (of hoofdremcilinder links

Afb. 108 De onafhankelijke remmen van de hydraulisch ge­


remde trekker blijven in bedrijf als het systeem uitgebreid
wordt met een gestuurde terugslagklep eneen tweede drukge-
hoofdremcilinder rechts

trekkers doen zich dezelfde problemen voor, woorden: wordt er slechts op één van beide
ze kunnen opgelost worden door gebruik te rempedalen een kracht uitgeoefend, dan
maken van een tweede drukgever en een ge­ functioneren de onafhankelijke remmen en
stuurde terugslagklep, afb. 108. remt de wagen niet af. De gehele combinatie

98
\
rempedaal
1 !
I , volgorde klep

A hoofdcilinder

hydraulisch bediende
stuurschuif
remcilinders trekker

Afb. 109. Een hydrau­


lisch remsysteem voor
landbouwwagens, waar­
bij het hydraulisch sys­
regelbare pomp ) ( smoring remcilinders wagen
teem van een trekker van
het constante druk of het
closed-center type is. J reservoir I _l

remt pas als beide rempedalen bediend wor­ Het doseren van de remdruk berust op smoren
den. van de volumestroom door de stuurschuif. Als
de remvoeringen eenmaal aanliggen, stroomt
er geen olie meer door de stuurschuif en zou
3. Het wagenremsysteem van John Deere smoren geen enkel effect sorteren. Het gevolg
Trekkers van het merk John Deere vormen zou zijn een snel oplopende remdruk en een
een belangrijke representant van het constan­ zeer bruusk remmen. Daarom is er parallel
te druk- (closed center)systeem. Deze trek­ aan de remcilinders een smoring aangebracht
kers zijn voorzien van hydraulische remmen waardoor er te allen tijde en een zekere volu­
waarbij de vereiste remdruk door de spier­ mestroom door de stuurschuif stroomt.
kracht van de bestuurder wordt ontwikkeld. Verder zijn er volgorde kleppen (drukregel-
De druk in een van beide remleidingen van de kleppen) in de remleidingen van de wagen
trekker, afb. 109, dient als stuursignaal voor aangebracht. Pas als de druk boven + 10 bar
de wagenremmen. Overschrijdt nl. deze druk komt, wordt de leiding met de remcilinders
een zekere waarde (4 bar) dan opent de vrijgegeven. Omdat de stuurschuif al bij 4 bar
hydraulische bediende stuurschuif en wordt de begint te openen, remt de wagen eerder dan
pomp met de remcilinders van de wagen ver­ de trekker en wordt het hinderlijke oplopen
bonden. van de wagen op de trekker vermeden.

99
Deel XIII: Rekenvoorbeelden

In dit hoofdstuk wordt een aantal rekenvoor­ Rendement van de motor:


beelden nader uitgewerkt. Deze voorbeelden geleverde mechanisch vermogen van de motor
hebben tot doel de lezer meer vertrouwd te T'molor toegevoerde hydraulisch vermogen (4)
maken met de in de voorgaande hoofdstukken
behandelde materie. Totale rendement
Maar eerst volgt hieronder een overzicht van TJtol ~ TJpomp • l^motor (5)
de in dit hoofdstuk behandelde formules.

OVERZICHT VAN DE TOEGEPASTE 5. Benodigde aandrijfvermogen pomp


FORMULES
hydraulisch vermogen ^
1. Druk Paandrijf :

T) pomp
1 bar = 105 Pa = 105 n /m2
1 Pa = 1 N/m2
1 kPa = 103 pa 6. Geleverde mechanisch vermogen motor
1 MPa = 10« Pa
Pmechanisch = hydraulisch vermogen . Tjm0ior (?)
1 bar = 1,02 kgf/cm2
1 kgf/cm2 - 0,98 bar
7. Kracht en snelheid bij cilinders
1 kgf/cm-' = 1 at (technische atmosfeer).

2. Hydraulisch vermogen Uitgaande beweging


P = 0,1 • p • Q* kW O) p • Azi N (8)
P = 0,136 • p • Q* pk (la) p - druk in N/m*
Azuiger = zuigeroppervlak in m2
p = druk in bar (of kgf/cm2)
Q* = volumestroom in l/s
Fuit = 105 » p » Azuiger N (8a)
3. Mechanisch vermogen p = druk in bar
M • n • 10"3 Azuiger = zuigeroppervlak in m2
-kW (2)
9,55
Fuit = p • Azuiger kgf (8b)
M = koppel in N m
p = druk in kgf/cm2
n = toerental in omw./min
Azuiger - zuigeroppervlak in cm2
Mn ,
(2a)
1 Q ,
Vu.i = — • m/s
6 Azuiger (9)
M = koppel in kgf-m
n = toerental in omw./min Q = volumestroom in 1/min
Azuiger -= zuigeroppervlak in cm2
1 kW = 1,36 pk

4. Rendement Ingaande beweging

Rendement van de pomp:


Fin =p " Anng N (10)
p = druk in N/m2
hydraulisch vermogen pomp
t)pomp ' (3) Anng = ringvormig oppervlak in m2
daarvoor benodigde mechanisch vermogen

100
F,n = 10' • p • A,inj N (10a) Het vermogen van de aandrijfmotor.
p = druk in bar Formule (6):
Aring = ringvormig oppervlak in m2 Hydraulisch vermogen pomp
Paandrijf = ~
Rendement pomp
Fin = p ' Anng kgf ' (10b)
p = druk in kgf/cm?
Aring = ringvormig oppervlak in cm? Paandrijf = ^ = 18;8 kW
0,o

v,„ = • j2_m/s (11)


O Aring
Q = volumestroom in 1/min
b. In Technische Eenheden
Anng = ringvormig oppervlak in cm* Het hydraulisch vermogen van de pomp.
Formule (la):
P = 0,136 x p x Q* pk
8. Koppel en toerental bij Hydromotoren
Koppel: P = 0,136 x 150 x — = 20,4 pk
Mtheor = 0,16 • p • V • 10-3. N-m (12) 60
Mtheor = theoretische koppel in N-m Gemakshalve wordt hier de kgf/cm2 gelijk­
p = druk in N/m^
gesteld aan de bar. Geheel exact is echter:
V = slagvolume in 1
1 kgf/cm2 = 0,98 bar.
Mtheor = 16 • p • V N-m (12a) Omdat het hier om globale berekeningen
p = druk in bar
gaat, is de fout die gemaakt wordt door te stel­
V = slagvolume in 1
len 1 kgf/cm2 = 1 bar te verwaarlozen.
Mtheor = 1,6 • p • V kgf-m (12b) Het vermogen van de aandrijfmotor:
p = druk in kgf/cm2
V = slagvolume in 1 20,4
Paandrijf ~ = 25,5 pk
0,0
Toerental:
O , . (13)
n = omw./min
V

Q = volumestroom in l/min 2. Pompcapaciteit bedraagt 20 1/min bij 130


bar.
V = slagvolume in 1
Het rendement vaiï de pomp is hier 90%.

REKENVOORBEELDEN
Gevraagd:
1. Een pomp levert 601/min bij een werkdruk
van 150 bar. Het rendement bedraagt 80%. 1. Het hydraulisch vermogen van de pomp
2. Het vermogen waarover de aandrijfmotor
Gevraagd: (verbrandings- of elektromotor) minimaal
1. Het hydraulisch vermogen van de pomp moet kunnen beschikken.
2. Het vermogen waarover de aandrijfmotor
(verbrandings- of elektromotor) minimaal Oplossing:
moet kunnen beschikken. Hydraulisch vermogen:
20
P = 0,1 x 130 x — = 4,3 kW
Oplossing: 60

20
a. In S.I.-eenheden P = 0,136 x 130 x — « 5,9 pk
Het hydraulisch vermogen van de pomp.
Formule (1): Aandrijfvermogen:
Paandrijf - 4,8 kW
P = 0,1 x p x o* kW 0,9

60 59
P = 0,1 x 150 x — = 15 kW Paandrijf — ^ = 6,6 pk
60

101
3. In een aandrijving moet een pomp 30 kW ten draaien. De pomp met het grootste slag­
(40,8 pk) leveren bij een druk van 150 bar. De volume is hier in principe wel bruikbaar, maar
pomp wordt eenvoudigheidshalve lekvrij ver­ dan moet vóór de pomp een tandwielreductie
ondersteld. De aandrijving van de pomp ge­ geplaatst worden met een overbrengingsver-
schiedt door een dieselmotor, die 2500
omw./min draait. k
houding van
2500 1
= 1,46.
B 1715

Gevraagd: 4. Een hydromotor ontvangt 45 1/min bij een


We kunnen kiezen uit drie pompen met een druk van 120 bar. Het rendement bedraagt
slagvolume van respectievelijk 20, 50 en 70 0,83%.
cm3. Welke pomp acht U het meest geschikt?
Gevraagd:
Hoe groot is het mechanisch vermogen dat
Oplossing:
door de motor geleverd wordt?
We dienen eerst te bepalen hoe groot de volu-
mestroom moet zijn, die de pomp produceert. Oplossing:
Gegeven zijn de druk en het vermogen, zodat We bepalen eerst het hydraulisch vermogen
met de formules (1) of (la) de volumestroom dat aan de motor wordt toegevoerd.
berekend kan worden.
45
P = 0,1 x p x Q» kW . P = '0,1 x p x O» = 0,1 x 120 x — = 9 kW
60

Of:
0,1 x p 0,1 x 150
45
P = 0,136 x p x O» = 0.136 x 120 x — = 12,2 pk
60
Of:
P = 0,136 x p = Q» pk Met behulp van het rendement vinden we voor
het mechanisch vermogen:
40,8
Q* = = 2 l/s
0,136 x 150 Pmech = hydraulisch vermogen x ijm0ior = 9 x 0,83 =
7,5 kW.
De volumestroom van de pomp moet dus
60 x 2 l/s = 120 1/min bedragen. Of in pk's:
Het toerental waarbij deze volumestroom be­ Pmech = 12,2 X 0,83 = 10,1 pk
reikt wordt, volgt uit formule (13):

n = — omw./min
V
5. Een pomp wordt door een dieselmotor
Voor pomp 1, met slagvolume 20 cm3 = aangedreven.
0,02 1, wordt dit toerental: De dieselmotor levert hierbij 20 kW. De pomp
120 levert zijn hydraulisch vermogen aan een
m
0,02
= 6000 omw./min hydromotor. Het rendement van de pomp en
de motor is respectievelijk 0,93 en 0,86. De
Evenzo: leidingverliezen worden verwaarloosd.
120
m = - 2400 omw./min
0,050
Gevraagd:
Hoe groot is het mechanisch vermogen dat de
nj = -- 1715 omw./min
0,070 hydromotor levert? Hoe groot is het vermo­
gen dat in warmte wordt omgezet?
De pomp met een slagvolume van 50 cm3 is
hier de beste keus. De pomp met het kleinste Oplossing:
slagvolume zou hier ontoelaatbaar snel moe­ Het totale rendement is (formule 5):

102
V totaal = IJpomp X 17moror = 0,93 X 0,86 = 0,80 (of 80%) Oplossing
2001
De hydromotor zal dus 0,8 x 20 kW = 16 kW a. Overbrengingsverhouding = 20
100
leveren.
Er gaat dus 20 — 16 = 4 kW verloren, dit wordt b. Mechanisch vermogen
in warmte omgezet.
700 x 100
p = . 10„, kW = • x 10-3 = 7_3 kW
9.55 9,55

Of:
6. Bij een oogstmachine moet een bepaalde „ M n , 7 1 , 4 x 1 0 0
p = pk = = 10 pk
as hydraulisch aangedreven worden. De as 716 716
draait 100 omw./min en vraagt daarbij een
koppel van 700 N.m (71,4 kgf.m). Een axiale c. Hydraulisch vermogen =
plunjermotor, rendement 0,93, is in staat dit mechanisch vermogen motor
koppel te leveren bij een druk van 160 bar en rendement motor
2000 omw./min. Met een tandwielreductie
moet dit motortoerental teruggebracht wor­ Dit volgt uit de formules (4) of (7)
den tot 100 omw./min. 7,3
P = _1_ = 8 kW of
De pomp, die via een tandwielkastje door de 0,93
dieselmotor wordt aangedreven heeft volgens
opgave van de fabrikant een volumestroom P= — = 10,8 pk
0,93 F

van 19 1/min bij 1500 omw./min. Het rende­


ment van de pomp is 0,89, terwijl het toerental d. P = 0,1 p • Q* = 8 kW p = 160 bar
van de dieselmotor 1800 omw./min bedraagt. 8
O* =- • = 0,5 1/s
0,1 x 160
Gevraagd:
a. Hoe groot moet de vertraging zijn van de Of:
tandwieloverbrenging van de hydromotor? P = 0,136 • p • O* 10,8 pk
b. Hoe groot is het door de as gevraagde
(mechanisch) vermogen? 10,9
Q» = • 0,5 1/s
c. Hoe groot is het hydraulisch vermogen dat 0,136 • 160
hiervoor aan de motor moet worden toege­
De gevraagde volumestroom van de motor
voerd?
bedraagt dus 60 x 0,5 1/s = 30 1/min.
(Het rendement van de tandwielkast wordt
e. De pomp moet dus 30 1/min leveren.
op 100% gesteld).
d. Hoe groot is de volumestroom door de Volgens opgave levert de pomp 19 1/min bij
motor? 1500 omw./min.
e. Welk toerental moet de pomp draaien? Het gevraagde toerental is derhalve:
(De inwendige lek van de motor laten we — x 1500 = 2370 omw./min.
buiten beschouwing). 19
f. Welke overbrengingsverhouding moet het f. De pomp moet 2370 omw./min draaien, het
tandwielkastje hebben dat aan de pomp ge­ toerental van de dieselmotor bedraagt 1800
bouwd wordt? omw./min.
g. Met welk vermogen moet de pomp worden
De overbrengingsverhouding van de tand­
aangedreven? (De leidingverliezen en de
wielkast moet zijn:
verliezen in de tandwielkast worden ver­
1800 1 : 1,32
waarloosd).
2370
h. Hoeveel vermogen gaat er in deze aandrij­
ving verloren en hoe groot is het totale , ...
g. Aandrijfvermogen =
hydraulisch vermogen pomp
rendemen, pomp
rendement van deze aandrijving?

103
De verliezen worden verwaarloosd. Dus hy­ b. In Technische Eenheden
draulisch vermogen van pomp en motor zijn Formule (8b) en (10b):
gelijk.
Fui, = p x Azuiger = 85 x 50,3 = 4276 kgf
p = — = 9 kW
0,89 Fin = p x Ahng = 85 x 30,7 = 2610 kgf

Of:
(Uit de berekeningen lijkt het alsof 1 kgf =
10N. De oorzaak hiervan ligt in de vereenvou­
0,89
diging, die we toegepast hebben door 1 bar =
h. Er wordt 9 kW toegevoerd, daarvan wordt 1 kgf/cm2 te kiezen.)
7,3 kW nuttig gebruikt. Het verlies bedraagt
9 - 7,3 = 1,7 kW Snelheden
_ . output 7,3
Rendement = = — x 100 = 81%
input 9 Uitgaande beweging
Formule (9).
Dit is het totale rendement van de overbren­
1 O 1 25
ging. Omdat de leidingweerstand en de verlie­ v» i , =• - x =_ x = 0,083 m/s
6 Azuiger 6 50,3
zen in de tandwielkastjes verwaarloosd zijn,
zal het werkelijke totale rendement iets lager vUii = 8,3 cm/s
liggen.
Ingaande beweging
Formule (11).

7. Een cilinder heeft een zuigerdiameter van


8 cm en een stangdiameter van 5 cm. De werk­
Vin = 13,6 cm/s
druk is 85 bar, de volumestroom bedraagt 25
1/min.
Uit de bovenstaande berekeningen blijkt dus
dat bij uitgaande beweging de grootste kracht
Gevraagd:
en bij ingaande beweging de grootste snelheid
Hoe groot zijn de ontwikkelde krachten bij in­
ontwikkeld kunnen worden.
en uitgaande beweging, en hoe groot zijn de
snelheden?

Oplossing:
Krachten 8. Een dubbelwerkende cilinder met een
zuigerdiameter van 10 cm en een stangdiame­
Aiuige, = — x 82 = 50,3 cm2 = 50,3 x 10-> m2
4 ter van 5 cm is aangesloten op een pomp met
een capaciteit van 25 1/min. Bij het uitgaan van
Asiang = - x 52 = 19,6 cm2 = 19,6 x 10-4 m2 die cilinder blijkt de werkdruk 30 bar te bedra­
gen. De klacht luidt dat de snelheid bij het uit­
Aring ~ Azuigcr — Astang = 50,3 — 19,6 = 30,7 Cm- =
30,7 x 10-4 m 2
gaan te laag is.

a. In S.I.-eenheden Gevraagd:
p = 85 bar = 85 x 105 N/m^ Hoe groot is de snelheid bij uitgaan?
Op welke wijze kan deze snelheid verhoogd
Uitgaande beweging, formule (8) of (8a). worden?
Fui, = p x Azuiger = 85 x 10* x 50,3 x 10- = 42760 N Hoe groot is dan de werkdruk?
Ingaande beweging, formule (10) of (10a) Oplossing:
Fin = P x Aring = 85 x 105 x 30,7 X 10"« = 26100 N = JE * HP - 78.5 cm-

104
De snelheid bij het uitgaan is: De stroomregelklep staat afgesteld op een
doorlaat van 5 1/min, terwijl de hydromotor
een druk vraagt van 150 bar.
vuii = l * -Jr", ~ 0,053 m/s = 5,3 cm/s
0 78,5 Gevraagd:
Deze snelheid kän worden opgevoerd door Hoe groot is het vermogen, dat in de drieweg-
gebruik te maken van de differentiaalschake­ st oomregelklep wordt afgesmoord?
ling, afb. 16. In dat geval hoeft de pomp
slechts het stangvolume aan olie toe te voeren. Oplossing:
1 Q Door de stroomregelklep wordt een hydrau­
vult = — x m/s (blz. 15)
6 ^siang lisch vermogen naar de motor geleid van:
= — x 52 = 19,6 cm2 P = 0,1 x p x O* = 0,1 x 150 x L = 1,25 kW
60
De uitgaande snelheid wordt dus nu: De rest van de pompcapaciteit wordt bij werk­
vun
1 25 druk afgesmoord. Het vermogen dat verloren
- 7 x — = 0,213 m/s = 21,3 cm/s
u 6 19,6 gaat is:
15
53 P = 0,1 x p x Q* = 0,1 x I50x —.= 3,75 kW
De snelheid wordt dus ^-3 = 4 maal zo groot. 60
In de pomp wordt 1,25 + 3,75 = 5 kW aan
De druk is nu werkzaam op een oppervlak ter hydraulisch vermogen opgewekt.
grootte van het stangoppervlak. Het zuigerop­ Als gevolg van deze smoorregeling gaat ken­
pervlak is hier 4 maal het stangoppervlak nelijk 3/4 van dit vermogen verloren. (Daarbij
(controleer dit), de uit te oefenen kracht is bedenke men dat de rendementen van pomp
natuurlijk in beide situaties gelijk. Hieruit en motor nog niet eens in de berekening ter
volgt dat de werkdruk bij de differentiaalscha­ sprake zijn gekomen!).
keling ook 4 maal zo groot wordt. Dit blijkt Deze aandrijving zal dus een zeer laag rende­
ook uit de volgende berekening. ment vertonen, als gevolg van het feit dat de
De kracht, die oorspronkelijk bij de uitgaande pompcapaciteit te groot is.
beweging uitgeoefend wordt is gelijk aan: Indien een kleine pomp gekozen wordt met
Fui, = 10s X p x AIui|eI N een capaciteit van 81/min, dan zou het verlies-
p » 30 bar vermogen door de smoorregeling slechts:
^miger = ^8,5 x 10"4 m2 (8-5)
P = 0,1 x 150 x = 0,75 kW bedragen
FU1I = 105 x 30 x 78,5 x 10'4 = 23550 N 60

Ook bij de differentiaalschakeling moet na­ Toon zelf aan dat in de stroomregelklep maar
tuurlijk dezelfde kracht ontwikkeld worden. '/4 van het opgewekte hydraulische vermogen
Dus geldt voor de differentiaalschakeling: in warmte wordt omgezet indien bij de oor­
F„(, = los x p x ^ N (b|z ,5) spronkelijke pomp de stroomregelklep in­
gesteld wordt op 15 1/min!
= 19.6 x 10"4 m;

F„„ = 23550 N

Hieruit volgt:
10. In een overbrenging, zoals in afb. 50
weergegeven, produceert de pomp 20 1/min.
105 x A.,.», 105 x 19 6 x 10-,
De tweewegstroomregelklep staat afgesteld
op 5 1/min, de werkdruk bedraagt 150 bar. De
veiligheidsklep opent bij 200 bar.

9. Een overbrenging, zoals weergegeven in Gevraagd:


afb. (51) bedraagt de pompcapaciteit 201/min. Hoe groot is het door de hydromotor gevraag­

105
de vermogen? Hoeveel vermogen wordt door Oplossing:
de smoorregeling in warmte omgezet? In de stroomverdeelklep wordt de volume-
stroom naar motor 1, de minst belaste hydro-
Oplossing: motor, afgesmoord van 125 bar naar 20 bar.
Het hydraulisch vermogen van de motor: De volumestroom, die afgesmoord wordt is 30
1/min.
P = 0,1 x 150 x A = 1,25 kW Het verloren gegane hydraulische vermogen
60
volgt uit:
De overtollige hoeveelheid olie, 15 1/min, p = 0,1 x p x Q* kW
P = 125 - 20 = 105 bar
wordt via de veiligheidsklep afgeblazen. Ver­
Q» =_30 _ 0 5 j/s
loren gaat dus: 60
15 Dus gaat er verloren:
P = 0,1 x 200 x —- = 5 kW P = 0,1 x 105 x 0,5 = 5,25 kW
60
Om zijn werk te verrichten ontvangt hydro­
Vergelijkt men voorbeeld 8 en 9 met elkaar motor 1 een volumestroom van 30 I/min bij 20
dan blijkt duidelijk dat indien de overige bar.
omstandigheden gelijk zijn, de toerenregeling De hoeveelheid hydraulische energie, die
met behulp van een driewegstroomregelklep hiermee correspondeert is:
p = 0,1 x p x Q* kW
hier te prefereren is.
30
P = 0,1 x 20 x 1 kW
60
Hydromotor 1 heeft dus slechts 1 kW aan
11. In een oogstmachine bevindt zich een hydraulische energie nodig, terwijl er 5,25 +
tandwielpomp met een capaciteit van 601/min.- 1 = 6,25 kW wordt toegevoerd.
Via een stroomverdeelklep die de pomp- Deze aandrijving heeft dus een extreem laag
capaciteit in twee gelijke delen splitst, worden rendement ; en is dan ook een schoolvoorbeeld
twee hydromotoren aangedreven. In dit sys­ van een verkeerd toegepaste stroomverdeel­
teem bleek de temperatuur van de olie ontoe­ klep. Omdat de werkdrukken van beide hy­
laatbaar hoog op te lopen. Bij metingen aan dromotoren onderling te veel verschillen dient
de machine in de praktijk bleek de werkdruk hier geen stroomverdeelklep te worden inge­
van de ene hydromotor 125 bar en van de zet.
tweede 20 bar te bedragen (afb. 110).
pomp motor2 motor 1
Gevraagd:
Hoe groot is het vermogen, dat in de stroom­
verdeelklep verloren gaat? Hoe groot is het ,/w j L 145bar
benodigde hydraulische vermogen van de
veiligheids -"F
minst belaste motor? Op welke wijze kan deze 1X1 klep lJ-1 '-L'
overbrenging verbeterd worden?
Afb. UI Een veel betere oplossing. De warmteproduktie is
stroom verdeel k lep motor 1 hier zeer beperkt, terwijl met een kleinere pomp kan worden
pomp 20bar volstaan.

601/min O
O bar Een goede oplossing vormt hier de seriescha­
M O keling van hydromotoren, (afb. 111). Elke
veiligheids ~T motor 2 hydromotor heeft een volumestroom van 30
hiep ^ 1/min nodig, zodat de pompcapaciteit gehal­
veerd moet worden. Er kan dus worden vol­
Afb. 110 Een voorbeeld van een verkeerd toegepaste
stroomverdeelklep. Door het grote verschil in de werkdruk­
staan met een tandwielpomp met een slag­
ken, die de motoren blijken te vragen, wordt er veel warmte volume dat de helft is van de oorspronkelijke
geproduceerd in de stroomverdeelklep. waarde. De pompdruk zal oplopen tot 125 +

106
20 = 145 bar, indien de leidingverliezen ver­ M = 5880 N.m
R = 0,5 m
waarloosd worden. Deze druk levert voor een
dusT=-5M.= 11760 N
tandwielpomp geen problemen op. 0,5

De maximale theoretische trekkracht voor


beide wielen is T = 2 x 11760 = 23520 N.
Naar ruwe schatting gaat er in axiale plun­
12. In een hydrostatische wielaandrijving van jermotoren en de tandwielreducties in zijn
een oogstmachine drijven twee snellopende totaliteit 10% van het koppel verloren. Op de
hydromotoren (slagvolume 35 cm3) via tand­ betreffende oogstmachine werkt dus in werke­
wielreducties (overbrengingsverhouding i = lijkheid, effectief, een trekkracht van 0,9 x
30 : 1) de wielen aan. Het schema staat in af­ 23520 = 21168 N. Of naar beneden afgerond
beelding 65 weergegeven. De maximum druk 21160 N.
bedraagt 350 bar, de belaste straal van de ban­
den is 0,5 m. De hydromotoren zijn axiale
plunjermotoren.
13. Voor de oogstmachine uit het vorige
Gevraagd:
vraagstuk moet een regelbare pomp gekozen
Hoe groot is het theoretische koppel dat per
worden, en wel zodanig dat de maximum snel­
hydromotor maximaal afgegeven kan wor­
heid 5 km/h bedraagt. Berekend kan worden
den?
dat de wielen bij deze snelheid een toerental
Hoe groot is het daarbij behorende theoreti­
hebben van 26,5 omw./min.
sche koppel aan het wiel? Hoe groot is de
We kunnen kiezen uit regelbare axiale plun-
maximale theoretische trekkracht, die door de
jerpompen met de volgende slagvolumina: 15,
twee banden samen ontwikkeld kan worden?
35, 40 en 70 cm3.
Maak een schatting van de werkelijk optre­
De dieselmotor draait 2200 omw./min. De te
dende maximum trekkracht aan de banden.
kiezen pomp dient bij voorkeur rechtstreeks,
dus zonder extra tandwiel- of snaaroverbren­
Oplossing:
ging, door de dieselmotor aangedreven te
De formule (12a) voor het theoretische koppel
worden.
van een hydromotor luidt:
Mtheor = 16 x p x V N.m
p = 350 bar Gevraagd:
V = 35 cm3 = 0,035 1 Hoe groot moet de pompcapaciteit zijn om de
Dit ingevuld levert: gewenste snelheid van 5 km/h te bereiken? De
Mtheor = 16 x 350 x 0,035 = 196 N.m slip van de aangedreven wielen wordt, ter
Dit is het theoretische koppel dat de hydromo­ vereenvoudiging, buiten beschouwing gela­
tor maximaal, dus bij maximum druk, kan le­ ten. Welke pomp is het meest geschikt?
veren. De verliezen in de hydromotor worden
daarbij verwaarloosd. Oplossing:
De tandwielreductie vergroot het koppel dat Het toerental van de wielen bedraagt 26,5
naar de wielen gevoerd wordt. Elk wiel krijgt, omw./min. Door de tandwieloverbrenging (i
theoretisch, een maximum koppel opgedron­ = 30 :1) tussen wiel en hydromotor wordt het
gen van: 196 x 30 = 5880 N.m. toerental van de hydromotoren: 30 x 26,5 =
Voor de trekkracht aan de bandomtrek geldt: 795 omw./min.
M = T x R waarin
De benodigde volumestroom om één hydro­
M = aan het wiel toegevoerde koppel
T = trekkracht motor (slagvolume 35 cm3) 795 omw./min te
R = belaste straal van de band. laten draaien volgt uit formule 13.
Uit deze formule volgt: n =-Q of Q = nxV.
T =M. V
R n = 795 omw./min
V = 0,035 1
Voor één wiel is nu:

107
Dus Q = 795 x 0,035 = 27,8 1/min 11. Bereken de leidingweerstand - of wat
Bij deze berekening zijn de lekverliezen in de hetzelfde is het drukverlies - over een pijp
hydromotor buiten beschouwing gelaten. met een lengte van 12 m bij een inwendige
Echter een klein deel van de aan de hydromo­ diameter respectievelijk 12,10, 8 en 6 mm. De
tor toegevoerde volumestroom komt niet ten volumestroom bedraagt 10 1/min en de olie is
goede aan het toerental maar verdwijnt via de op bedrijfstemperatuur (viscositeit 35 cSt).
lekleiding. Men spreekt over het volumetrisch
rendement dat bij axiale plunjermotoren en - Oplossing:
pompen op 95-97% gesteld mag worden. Op de verticale as van de grafiek in afb. 66
De benodigde volumestroom voor één hydro­ zoekt men het punt op van 10 1/min. Ver­
motor wordt hiermee: volgens gaat men horizontaal naar rechts tot­
27 8
q gg = 29 1/min. (Volumetrisch rendement 95%). dat de lijn voor de desbetreffende pijpdiame-
ter gesneden wordt. Vanaf dit punt loodrecht
De werkelijk benodigde volumestroom is dus naar beneden en het drukverlies per m pijp
groter dan uit de berekening met behulp van wordt gevonden.
formule 13 volgt. Dit komt omdat in formule Zo vindt men:
13 de lekverliezen verwaarloosd worden. De pijpdiameter 12 mm, drukverlies: 0,11 bar/m
twee hydromotoren zijn parallel geschakeld, pijpdiameter 10 mm, drukverlies: 0,22 bar/m
zodat de vereiste pompcapaciteit 2 x 29 = 68 pijpdiameter 8 mm, drukverlies: 0,5 bar/m
1/min moet zijn. pijpdiameter 6 mm, drukverlies: 1,6 bar/m
Een pomp met een slagvolume van 15 cm3 le­ Deze uitkomsten moeten nu met de leiding­
vert bij 2200 omw./min 2200 x 0,015 = 33 lengte vermenigvuldigd worden om het totale
1/min. Deze pomp is dus te klein. drukverlies te vinden.
Op dezelfde manier kan berekend worden dat Dus bij 12 mm:
de pomp met een slagvolume van 35 cm3 een 12 x 0,11 = 1,3 bar drukverlies
pompcapaciteit heeft van 77 1/min. Dit is een bij 10 mm:
theoretische waarde, de lekverliezen van de 12 x 0,22 = 2,6 bar drukverlies
pomp zijn niet in de beschouwing opgenomen. bij 8 mm:
Stelt men het volumetrisch rendement van de 12 x 0,5 = 6 bar drukverlies
pomp op 95%, dan is de werkelijk geprodu­ bij 6 mm:
ceerde pompcapaciteit 0,95 x 77 = 73 1/min. 12 x 1,6 =s 19 bar drukverlies.
Deze pomp is een goede keuze. De geprodu­
ceerde volumestroom is weliswaar iets groter
dan nodig is, maar dit is geen bezwaar. De
pomp kan immers naar een kleiner slagvoiume
teruggezwenkt worden, daarnaast is het door­
gaans geen bezwaar als de betreffende machi­
ne iets sneller rijdt dan de vooraf gestelde
waarde van 5 km/h.

108
Register
De getallen verwijzen naar depagina('s) waar het betreffende onderwerp wordt behandeld. Vetgedrukte getal­
len geven de pagina's aan waar het onderwerp speciale aandacht heeft gekregen.

aanbouwkraan, 83 filtergraad 43 membraanaccu 33, 34


aandrijfvermogen 18,100 full flow filter 46 metaalgaasfilter 45
aardappelrooier, zelf rijdend 90 gasvoorspanning 35 micron 43
accumulator 33, 41 gestuurde terugslagklep 29, 83 motorkoppel 17
afblazen 26, 61, 62 hydraulisch afremmen 54 motorrendement 17
afdichting, stang- 11 hydraulische kraan 14, 83 motorverstelling 53, 90
afsluiter (symbool) 41 hydraulisch en hydrostatisch 1 motor met regelbaar slagvolume
atmosfeer 4 hydraulische besturing 85, 92 23, 52, 87, 90
automatische opbrengstregeling hydraulische overbrenging 2, 18 motortoerental 17, 19, 20
71 hydraulisch schema 37 naaldklep 30
axiale plunjermotor 23, 90, 91 hydraulisch -systeem 2, 3 nazuigklep 83
axiale plunjerpomp 9, 90, 91 hydraulisch vermogen 2,5,6,17, Newton (N) 4, 12, 100
balgaccumulator 33, 34 26, 63, 100 normblad NEN 3348 2, 37, 81
bar 4, 6, 12, 20, 61, 63, 64, 100 hydrocilinder zie cilinder oliekoeler 55, 62, 63
besturing, hydraulische 85,92,93 hydrodynamische overbrenging onafhankelijke remmen 97
blokkeerschakeling 69, 70 1 open center systeem 65
by pass filter 46 hydromotor 2, 3, 17 oppervlak, effectieve - in cilin­
cavitatie 7, 45, 58 hydropomp 2, 3, 5 der 12
center systeem, open en closed hydrostatische overbrenging 1, oppervlaktefilter 44
65 18 omrekeningsfactoren 4, 100
centrifugaalpomp 5 hydrostatische rijaandrijving 3, onafhankelijke remmen 97
cilinder 3, 11, 104, 105 10, 47, 51, 54, 90, 91, 92 onderhoud 3, 75
componenten (symbolen) 37 implosie 7 Orbit principe 21
constante druk systeem 65, 99 International Organization for Orbitrolbesturing 85, 92, 93
constant volume systeem 65, 68, Standardization (I.S.O.) 37 overlap, negatieve 61, 83
69 inwendige lek 5, 18 overlap, positieve 61, 83
daalsnelheidsregeling 31 John Deere (closed center sys­ papierfilter 44
dieptefilter 44 teem) 65, 71 parallelschakeling 68, 70
differentiaalschakeling 15, 105 kipwagen 11, 12, 13, 31, 73 Pascal (Pa) 4, 100
differentieel 56, 86 kleppen (symbolen) 37 persfilter 45, 46
doorstroombegrenzer 31 kleppen 25 plunjermotor 20, 88, 90, 91
draaicilinder 14, 83 koeler 55, 62, 63 plunjerpomp 9, 71, 72, 88,90,91
driepuntshefinrichting 3, 86 koeler (symbool) 41 pomp, regelbare 7, 65, 72, 86,90
drieweg stroomregelklep 31, 49, kogelkraan 83 pompcapaciteit 6, 12, 61, 65
86, 105 koppel 17, 19, 20, 52, 100 pompopbrengst zie pompcapaci­
drukmeting 76 theoretisch koppel 20, 100 teit
drukpulsen 34 kracht van een cilinder 12 pomprendement 6
drukregelklep 27, 93, 94 kringloop (open, gesloten) 53,90 pomptoerental 9, 47
drukschakelaar, elektrische laadkranen 83 pompverstelling 53
(symbool) 41 leidingdiameter 57, 58 positieregeling 86
drukstoten 34, 76 leidingen 37, 57 radiale plunjermotor 23
drukverlies 7, 57, 61 lek (verliezen) 5, 11, 17, 54 radiale plunjerpomp 10
dubbelwerkende cilinder 2, 13, luchtfilter 46 reduceerklep 27
15 maaibord 35 regelbaar slagvolume 7, 10, 23,
elektromagnetische stuurschuif maaidorser 35, 90 52, 65, 72, 86, 90
29, 40 magneetfilter 44 remsystemen 94
evenwichtstemperatuur 62 manometer 25, 76 rendement 6, 13, 17, 63
filtersysteem 3, 43 mechanisch vermogen 2, 7, 100 reservoirinhoud 62
filtreren 43 meetinstrumenten 75 restrictie 25

109
retourfilter 45 storingen 75 trekkrachtregeling 89
rijaandrijving 47, 51, 54, 88, 90, stroomregelkleppen 31, 48, 59, tweeweg stroomregelklep 32
91 63, 86 veiligheidsklep 2, 12, 26, 47, 53,
ringvormig oppervlak 12 stroomregelklep, paralleluitvoe­ 55, 61, 93, 94
schakeloverlap, negatieve en po­ ring 31, 49, 86, 105 ventielen 25
sitieve 61, 83 stroomregelklep, serie-uitvoe­ verdringerprincipe 5, 77
schottenmotor 21 ring 32, 48, 63 vervuilingsgraad 45
schottenpomp 9 stroomverdeelklep 33, 70 vervuilingsindicator 45
schraapring 11 stuurremmen 97 verwarmingsapparaat (symbool)
S.I.-eenheden 4 stuurschuif 2, 28, 38, 59 41
slagplaat 66 symbolen 37 viscositeit 7, 58, 60
siagvolume 7, 20, 50 tandempomp 8 voedingspomp 7, 54, 62, 73, 92
slangbreukbeveiliger 31 tandwielmotor 17, 20 volumestroom 5, 6, 26, 50
smoorklep 30, 47 tandwielpomp 5, 8 volumestroommeter 77
smoorterugslagklep 30, 35, 83 technische stelsel 4, 100 vullingsgraad 73
smoren 25, 28, 31, 32, 47, 53,61, telescoopcilinder 13, 14 warmteontwikkeling 57, 83
63 temperatuurstijging 61 wielaandrijving, zie rijaandrij­
snelkoppeling 30, 75 terugslagklep 29, 83 ving
spoelklep 55, 93 terugslagklep, gestuurde 29, 98 wielmotor 23
spuitmachinepompen 34 theoretisch koppel 20, 100 zeefketting 93
stangafdichting 11 thermometer (symbool) 41 zuigeroppervlak 12, 13
startkoppel 20 toerenregeling 47, 63 zuigerstang 11
steekkoppelingen 77, 78 toerental 19, 47, 50 zuigfilter 45
stromingsverliezen 6 trekker, hydrostatisch aangedre­ zuigleiding 7, 45, 58
stoffilter 46 ven 90

110

You might also like