Professional Documents
Culture Documents
i
N 1
Om u te verzekeren van een langdurig, CE merk voor Europese Overeengekomen Normen
probleemvrij gebruik dient u deze Het CE merk dat tot en met 31 december 1996 aan onze op wis-
selstroom werkende producten bevestigd is, betekent dat deze
handleiding zorgvuldig te lezen. in overeenstemming zijn met de EMC Richtlijn (89/336/EEC) en
CE merk Richtlijn (93/68/EEC).
Voorzorgsmaatregelen Het CE merk dat na 1 januari 1997 bevestigd is, betekent dat
deze apparaten in overeenstemming zijn met de EMC Richtlijn
Plaats van gebruik (89/336/EEC), CE merk Richtlijn (93/68/EEC) en de Laag Volt-
Bij gebruik op de volgende plaatsen kan een defect age Richtlijn (72/23/EEC).
optreden: Tevens betekent het CE merk dat aan de op batterijen werkende
• In direct zonlicht apparatuur van ons bedrijf is bevestigd, dat deze apparaten in
• Plaatsen met extreem hoge temperaturen of overeenstemming zijn met de EMC Richtlijn (89/336/EEC) en
CE merk Richtlijn (93/68/EEC).
luchtvochtigheid
• Buitengewoon stoffige of vuile omgeving
• Plaatsen waar overmatige trillingen voorkomen
Data behandeling
Verkeerd gebruik of een defect kan verlies van reeds
Stroomvoorziening opgeslagen data uit het geheugen veroorzaken.
Sluit u de hiervoor bestemde adapter aan op een Daarom bevelen wij aan om belangrijke data op te
stopcontact met het juiste voltage. Sluit het apparaat slaan op een floppy disk of andere mediabron. Korg
niet aan op een stopcontact met een ander dan hier- neemt geen verantwoordelijkheid voor schade ont-
voor geschikt voltage. staan door verlies van data.
Storing van in nabijheid staande elektrische apparaten
Radio en televisietoestellen die dichtbij staan, kun-
nen storing in de ontvangst vertonen. Gebruik dit Over auteursrecht
apparaat op een geschikte afstand van radio en Dit apparaat is bedoeld voor gebruik met materi-
televisietoestellen. aal waarvan u zelf de houder van het auteursrecht
bent of die u met toestemming van de houder van
Gebruik
het auteursrecht dupliceert. Als u niet de houder
Om schade aan uw apparaat te voorkomen, oefent u
van het auteursrecht bent of van de houder van
niet al teveel druk uit op de knoppen en regelaars.
het auteursrecht geen toestemming heeft gehad
Onderhoud om het materiaal te dupliceren, bent u in overtred-
Als de buitenkant vuil is geworden, wrijf het appa- ing van de wet op auteursrecht en kunt u
raat dan schoon met een schone droge doek. aansprakelijk gesteld worden voor schadevergo-
Gebruik geen vloeibare schoonmaakmiddelen als edingen en boetes. Neem contact op met een juri-
terpentijn, benzeen of andere licht ontvlambare disch expert, als u zich niet zeker bent van uw
schoonmaakmiddelen. rechten op het materiaal.
ii
Dank u voor het aanschaffen van het Korg TR muziekwerkstation
Om er zeker van te zijn dat u probleemvrij kunt genieten, dient u deze handleiding zorgvul-
dig te lezen en het instrument volgens de instructies te gebruiken.
iii
Inhoudsopgave De demo songs beluisteren...............19
Demo afspeelgegevens inladen ................. 19
Over auteursrecht.......................................... ii
In de Sequencerfunctie een demo song
Over deze handleiding............................... iii
selecteren en afspelen............................... 19
De handleidingen en hoe u ze gebruikt .... iii
Conventies in deze handleiding................. iii Een cue lijst afspelen................................. 20
Overzicht .......................................... 1
Een combinatie selecteren en
Belangrijkste functies...................................1 afspelen ..........................................23
Overzicht van de functies ............................3 Een combinatie selecteren ......................... 23
iv
Samplegegevens opslaan ..........................38 Master Effect instellingen ........................... 62
Een multisample in een programma Auto Song Setup functie ............................ 62
omzetten ..................................................38
Een drumfrase samplen en loopen .............39 Sequencerfunctie..............................63
Eigenschappen van de sequencer .............. 63
De structuur van de Sequencerfunctie ........ 64
Songs.............................................................. 64
Basisfuncties ..............................42 Patronen ........................................................ 64
Cue lijst.......................................................... 64
Gegevens opslaan........................... 42 Een song produceren ................................ 65
Type gegevens die opgeslagen kunnen De basis song creëren .................................. 65
worden.....................................................42 Manieren van song bewerking .................. 71
Een Cue lijst maken en afspelen ................ 73
In het interne geheugen schrijven...............43
Een programma of combinatie schrijven ..43 RPPR (Realtime patroon weergave/
Globalinstellingen, gebruiker drumkits opname) creëren en opnemen ................... 74
en gebruiker arpeggiopatronen RPPR gegevens creëren .............................. 75
schrijven ....................................................45 RPPR weergave............................................ 76
Een RPPR uitvoering in realtime
Op externe media opslaan ........................46
opnemen................................................... 76
MIDI data dump........................................47
Het geluid van een combinatie of
programma opnemen ............................... 77
De fabrieksinstellingen herstellen ..... 48 Auto Song Setup functie ............................. 77
De van tevoren ingeladen gegevens Copy From Combi (Sequencerfunctie
inladen .....................................................48 paginamenu commando’s) .................... 78
Waarschuwing en overige functies in de
Programmafunctie........................... 49 Sequencerfunctie ...................................... 80
v
Globalfunctie ................................... 97 Effectinstellingen van de AUDIO INPUT
(EXB-SMPL optie verplicht)................. 115
Een drumkit creëren ..................................97
Over drumkits .............................................. 97 Over dynamische modulatie (Dmod) ........ 115
Een drumkit bewerken................................ 98
Overige functies ............................ 117
Mediafunctie.................................. 100 Op een ander instrument afstemmen/
Hoe de Mediafunctie is opgebouwd .........100 transponeren .......................................... 117
Media die kunnen worden gebruikt ....... 100 De effecten omleiden .............................. 117
Media formatteren ..................................100 De functie van de toewijsbare schakelaar
SD kaart gebruik.....................................100 en het toewijsbare pedaal aangeven ....... 117
Over de schrijfbescherming Andere Velocity en Naslag curven
instelling van een SD kaart ......................100 selecteren ............................................... 118
Gegevens inladen ...................................101 Originele toonladders creëren ................. 118
Typen gegevens die kunnen worden De toonladder wijzigen ........................... 118
ingeladen ................................................ 101
Inlaadprocedure van gegevens................ 101 De functie van [SW1] en [SW2] instellen .. 119
vi
Inleiding
Inleiding
Overzicht
Effectgedeelte
Overzicht
Belangrijkste functies • U kunt één invoegeffect (stereo-in/stereo-uit),
twee master effecten (mono-in/mono-uit) en een
driebands master EQ (stereo-in/stereo-uit)
Overzicht
allemaal tegelijkertijd gebruiken. U kunt uit 89
Het TR muziekwerkstation is uitgerust met Korgs typen effectalgoritmen kiezen, en deze bewerken.
gerenommeerde HI (hyper geïntegreerde) synthese
systeem. • Er is zeer flexibele effect routing mogelijk. Effecten
Het bevat voorgeprogrammeerde multisamples/pro- kunnen ook vrijelijk naar de afzonderlijke
gramma’s/combinaties van hoge kwaliteit, een effec- uitgangen worden geleid.
tengedeelte, plus een sequencer, duale polyfone
arpeggiator, RPPR, vier-kanaals geluidsuitvoer en vele Wisselende modulatie en effect dynamische modu-
andere functies. latie
• Het synthesegedeelte (filter etc.) biedt een
U kunt regelaars als de joystick, [SW1] en [SW2] toet-
wisselende modulatie functionaliteit, en het
sen, REALTIME CONTROLS [1]-[4] draaiknoppen of
effectgedeelte biedt een dynamische modulatie
aangesloten pedalen gebruiken om filters of effecten te
functionaliteit. Hiermee kunt u op parameters die
regelen, zodat u het geluid tijdens uw uitvoering in
de toonhoogte, het filter, de versterker, EG, LFO
realtime kunt bewerken. Tevens kunnen de arpeggia-
effecten beïnvloeden vrijelijk modulatie toepassen.
tor gate of aanslaggevoeligheid van het tempo van de
arpeggiator of sequencer worden geregeld. • LFO en delay tijd parameters kunnen met de MIDI
klok/het tempo worden gesynchroniseerd. U kunt
Daarnaast kunt u twee-kanaals geluidsinvoer en samp-
geluiden of effecten met het tempo van de
ling functionaliteit toevoegen door de optionele EXB-
sequencer of arpeggiator synchroniseren.
SMPL sampling upgrade te installeren (☞p. 35, 88,
☞PG p. 260).
Programma’s en combinaties
De TR is het ideale muziekwerkstation voor muziek- • In de Programmafunctie biedt de TR 512
productie of live uitvoeringen. gebruikerprogramma’s, plus 128 programma’s + 9
drumsets die GM compatibel zijn.
HI (hyper geïntegreerde) synthese systeem Als het apparaat uit de fabriek komt, is het volgela-
Het HI (hyper geïntegreerde) synthese systeem is een den met kwalitatief hoogstaande programma’s, die
PCM toongeneratorsysteem met volledige digitale sig- aan een breed bereik van muzikale behoeften vol-
naalverwerking, dat een voortreffelijk geluid garan- doen.
deert en een enorme flexibiliteit in muzikale De 512 gebruikerprogramma’s kunnen worden
uitbreidingsmogelijkheden, modulatie en effect rou- bewerkt door de vele bewerkingsparameters, de
ting biedt. effecten en de arpeggiator aan te passen, zodat u uw
eigen originele programma’s kunt maken.
Toongeneratorgedeelte: • De TR biedt 24 gebruiker drumkits door een
• 64 MB aan voorgeprogrammeerde PCM ROM, die drumsample of een origineel gesampled geluid aan
470 multisamples en 518 drumsamples bevat. elke noot van het keyboard toe te wijzen. U kunt
• De samplingfrequentie bedraagt 48 kHz, en de voor elke noot filter en versterkerinstellingen
maximale polyfonie is 62 stemmen. maken, en u kunt het geluid zelfs door effecten
leiden en naar een afzonderlijke geluidsuitgang
Filter/synthesegedeelte: sturen.
• U kunt filters van het 24 dB/oct Low Pass • De TR biedt 384 gebruikercombinaties. De
resonantie type of het 12 dB/oct Low Pass & High fabrieksinstellingen bevatten een brede variatie aan
Pass type gebruiken. Er kan een grote variatie aan van tevoren ingeladen combinaties.
filtereffecten worden bereikt, van actieve geluiden Met behulp van een combinatie kunt u lagen, split-
met agressieve resonantie tot subtiele tonen met singen of aanslaginstellingen maken om tot maxi-
behulp van een high pass filter. maal acht programma’s met effecten en twee
• Een breed bereik aan bewerkingsparameters biedt arpeggiators te combineren, zodat u complexe
u controle over elk aspect van het geluid. geluiden kunt creëren, die niet door een programma
zouden kunnen worden voortgebracht. Bovendien
kunt u instellingen maken die externe toongenera-
tors bevatten.
1
Sequencer • Samplingfunctie wordt toegevoegd. Invoerbronnen
van de twee-kanaals geluidsingangen kunnen
De TR biedt een prestatief hoogstaande 16-sporige
worden gesampled en bewerkt, zodat u originele
MIDI sequencer, die meer dan voldoende kracht heeft
multisamples of samples kunt maken, die u
om als op zichzelf staande sequencer gebruikt te kun-
vervolgens in een programma of drumkit kunt
nen worden. De sequencer kan fungeren als kern, die
gebruiken. Zie p. 86 voor details over de
de vele capaciteiten van de TR samenbrengt, zodat het
eigenschappen van de Sampling functie.
instrument als geïntegreerd muziekwerkstation kan
• Er wordt 2-kanaals geluidsinvoer toegevoegd. Met
fungeren.
deze 2-kanaals geluidsinvoer is 48 kHz 16 bits
Voor meer over de sequencer van de TR (☞p. 63).
lineaire mono/stereo sampling mogelijk. De MIC of
LINE niveau selectieschakelaar en niveau
RPPR
aanpassingsregelaar ondersteunen een breed bereik
De TR is met een RPPR (Realtime Pattern Play/ aan externe geluidsbronnen, van microfoonniveau
RECording (realtime patroon weergave/opname) tot lijnniveau.
functie uitgerust. De geluidsinvoer kan ook naar de effecten worden
In de Sequencerfunctie kunt u met behulp van deze geleid. U kunt een effect tijdens het samplen toepas-
functie voorgeprogrammeerde patronen of gebruiker- sen of de TR als een 2-in/4-uit effectenprocessor
patronen (met een gespecificeerd afspeelspoor) aan gebruiken.
afzonderlijke toetsen op het keyboard toewijzen, en
door eenvoudigweg op die toegewezen toets de druk- • Er wordt een SCSI aansluiting toegevoegd, zodat u
ken, kunt u het betreffende patroon afspelen of in real- externe SCSI apparaten, zoals harde schijven, kunt
time opnemen. Er zijn in het interne geheugen vele aansluiten. Een aangesloten extern SCSI apparaat
voorgeprogrammeerde patronen, inclusief patronen kan op dezelfde manier als een SD kaart worden
die voor drumsporen ideaal zijn, ingebouwd. gebruikt, om gegevens op te slaan of in te laden.
4-kanaals geluidsuitvoer
• Naast de L/MONO en R hoofd stereo
geluidsuitgangen biedt de TR twee afzonderlijke
geluidsuitgangen, zodat u in totaal vier kanalen
voor geluidsuitvoer tot uw beschikking heeft. Het
geluid van elk(e) oscillator, drum, timbre/spoor of
invoegeffect kan vrijelijk naar elke willekeurige
uitgang worden geleid.
2
• Met behulp van een drumkit (die u in de Global
Overzicht van de functies functie kunt maken) drumprogramma’s maken
Inleiding
De TR heeft een groot aantal functies, waarmee u pro- Combinatiefunctie
gramma’s en combinaties kunt afspelen en bewerken, • Combinaties selecteren en afspelen
sequensgegevens kunt opnemen en afspelen en gege- Een combinatie is een set van twee of meer pro-
vens op media kunt beheren. De grootste eenheid, die gramma’s (maximaal acht), waarmee u complexe
wordt gebruikt om deze functies te organiseren, wordt geluiden kunt voortbrengen, die met een indivi-
een functie genoemd. De TR heeft vijf functies. dueel programma kunt niet gemaakt kunnen wor-
Als de los verkrijgbare EXB-SMPL optie is geïnstal- den.
Overzicht
leerd, wordt de Samplingfunctie toegevoegd (zodat er U kunt combinaties kiezen uit de herschrijfbare ban-
in totaal zes functies beschikbaar zijn), en kunt u samp- ken A, B en C, die in totaal 384 combinaties bevat-
les opnemen en bewerken. ten.
• Een combinatie bewerken
Programmafunctie Voor elk timbre (programma) instellingen maken
• Programma’s selecteren en afspelen. voor het volume, de pan, lagen/splitsingen en
U kunt programma’s selecteren uit de herschrijfbare instellingen voor effecten en de twee arpeggiators
banken A, B, C en D, die in totaal 512 programma’s maken.
bevatten, en uit de niet-herschrijfbare bank G (128
programma’s die compatibel zijn met de GM norm, Sequencerfunctie
en negen drumprogramma’s). • De 16-sporige sequencer gebruiken voor het
• Een programma bewerken opnemen en afspelen van songs.
Instellingen doen voor de oscillator, filter, EG, LFO, • Effectinstellingen voor de song maken.
effecten en arpeggiator. • U kunt in een song of patroon de arpeggiator(s)
Een multisample selecteren (de volgende multi- gebruiken om een uitvoering op te nemen.
samples zijn beschikbaar) • U kunt een cue lijst gebruiken om meerdere songs
• 470 interne multisamples (ROM, EX) achtereenvolgens af te spelen en voor elke song het
• Multisamples (RAM) die in de Samplingfunctie aantal herhalingen instellen.
zijn gemaakt (als de los verkrijgbare EXB-SMPL- • U kunt maximaal 20 cue lijsten, 200 songs en 150
EXB optie is geïnstalleerd) voorgeprogrammeerde patronen gebruiken. Een
song kan uit maximaal 100 patronen bestaan.
Sample OSC 2
Multi Sample - H
Arpeggiator
Multi Sample - L
Sample
Sample
Sample PITCH2 FILTER2 AMP2
TIMBRE 5 PROGRAM
ARPEGGIATOR PATTERN
TIMBRE 6 PROGRAM Arpeggiator - A
User Pattern: P0 - 4
TIMBRE 7 PROGRAM
User Pattern: U00 - 215 Arpeggiatpr - B
TIMBRE 8 PROGRAM
SEQUENCER
3
• De TR kan als 16-sporige multitimbrale Samplingfunctie
toongenerator worden gebruikt. (Als de los verkrijgbare EXB-SMPL-EXB
• Met behulp van de RPPR functie (realtime
patroonweergave/opname functie) patronen in optie is geïnstalleerd)
realtime maken en afspelen. • U kunt samples maken van externe
geluidsapparatuur of een microfoon, die op de
Global functie AUDIO INPUT jacks van het achterpaneel zijn
aangesloten (als sample opgenomen). U kunt
• Instellingen maken die op de hele TR van invloed
tijdens het samplen op het geselecteerde
zijn, zoals master afstemming en global MIDI
invoergeluid tevens een invoegeffect toepassen.
kanaal.
• Sinusgolfgegevens die in de Mediafunctie zijn
• Drumkits (24 kits), gebruiker arpeggiopatronen
gesampled of ingeladen kunnen met behulp van
(216 patronen) en gebruikertoonladders (16
een variatie aan bewerkingsfuncties, zoals het
toonladders van één octaaf en één toonladder met
aanpassen van het loop punt of gebruik van de
alle noten) maken.
Time Slice of Time Stretch functies worden
• Met behulp van de 518 interne drumsamples aangepast.
(ROM, EX) drumkits maken. U kunt tevens samples
• U kunt multisamples (die uit meerdere samples
(RAM) gebruiken die in de Samplingfunctie zijn
bestaan) bewerken.
gemaakt (hiervoor heeft u de los verkrijgbare EXB-
SMPL optie nodig). • U kunt een multisample in een programma
omzetten (convertoren).
• De functie van de toewijsbare pedalen en
Als deze conversie wordt uitgevoerd, kan een
toewijsbare schakelaars instellen.
multisample dat in de Samplingfunctie is gemaakt
• Data dumps van MIDI exclusieve gegevens in de Programma, Combinatie en Sequencerfunctie
verzenden. worden gebruikt.
• Het ingaande niveau van AUDIO INPUT 1 en 2
instellen (als de EXB-SMPL optie is geïnstalleerd).
Deze instelling is buiten de Samplingfunctie geldig.
De interne effecten kunnen op het externe ingaande
geluid worden toegepast. De instellingen van de
Samplingfunctie worden afzonderlijk in de
Samplingfunctie zelf gedaan.
Mediafunctie
• Met behulp van de SD kaartsleuf of een extern SCSI
apparaat kunnen gegevens van elke functie worden
opgeslagen en ingeladen (als de los verkrijgbare
EXB-SMPL-EXB optie is geïnstalleerd).
• Media als een SD kaart of harde schijf (EXB-SMPL
optie verplicht) kunnen worden geformatteerd, en
vervolgens kunt u de gegevens beheren door ze te
kopiëren, etc.
• Sample gegevens van Korg formaat, AKAI, AIFF en
WAVE formaat kunnen worden ingeladen.
Samplegegevens kunnen ook in Korg formaat
worden opgeslagen of in AIFF of WAVE formaat
worden geëxporteerd (als de los verkrijgbare EXB-
SMPL-EXB optie is geïnstalleerd).
• Songs, die u in de Sequencerfunctie heeft gemaakt,
kunnen in SMF formaat worden opgeslagen. U
kunt SMF bestanden als Sequencerfunctie songs
inladen.
• U kunt de Data Filer functie gebruiken (om MIDI
exclusieve gegevens op te slaan/in te laden).
4
Voor en achterpaneel
Inleiding
Voorpaneel
Voor en achterpaneel
9
4 5 6 8 10 12
1
2
3 7 11 13
2. Joystick
Deze regelt de toon of modulatie, etc.
Beweeg voor regeling de joystick op/neer of naar
links/rechts (+Y, -Y, -X, +X) (☞p. 24). UGebruik de [SELECT] toets om realtime regelaarfunc-
Diverse programmaparameters en effectparameters tie A/B/C te selecteren, en gebruik draaiknop [1]-[4]
bepalen wat er door de joystick wordt geregeld. om tijdens uw uitvoering de toon, effecten, MIDI con-
trole wijzigingen en arpeggiator te regelen. (☞p. 25,
3. Koptelefoon jack 27).
Hier kunt u een koptelefoon met een (1/4’) stereo
[SELECT] toets
phone stekker op aansluiten.
De uitvoer van de L/MONO en R OUTPUT jacks kan Deze toets schakelt tussen de A-functie, B-functie en C-
in stereo door de koptelefoon worden beluisterd. functie van de realtime regelaar. De LED van de gese-
lecteerde functie licht op.
4. [VOLUME] schuif
[ARP ON/OFF] toets
Deze past het volume dat vanaf de OUTPUT jacks (L/
Deze toets schakelt de arpeggiator in/uit. Als hij is
MONO, R) en de koptelefoon jack wordt uitgevoerd
ingeschakeld, licht de toets op.
aan.
[1], [2], [3], [4] draaiknop
A-functie
[1] LPF CUTOFF:
Regelt de cutoff frequentie van het low pass filter.
[2] RESONANCE/HPF:
Regelt het niveau van het filterresonantie of de cutoff
5
frequentie van het high pass filter. [SEQ] toets
[3] EG-INTENSITY Hiermee selecteert u de Sequencerfunctie.
Regelt de EG intensiteit van het filter.
[GLOBAL] toets
[4] EG-RELEASE Hiermee selecteert u de Globalfunctie.
Regelt de release tijd van het filter/de versterker.
[MEDIA] toets
B-functie
Hiemee selecteert u de Mediafunctie.
[1] TOEWIJSBAAR 1:
[2] TOEWIJSBAAR 2: [COMPARE] toets
[3] TOEWIJSBAAR 3: Gebruik deze toets als u het geluid van het programma
[4] TOEWIJSBAAR 4: of de combinatie die u op dit moment bewerkt met het
Regelt de functies die in de afzonderlijke functies (Pro- onbewerkte geluid dat in het geheugen is opgeslagen
gramma, Combinatie, Sequencer of Sampling (als de wilt vergelijken. Bij het uitvoeren van opnamen of
los verkrijgbare EXB-SMPL-EXB optie is geïnstalleerd)) bewerkingen in de Sequencerfunctie, kunt u deze toets
zijn toegewezen. tevens gebruiken om ‘voor en na’ vergelijkingen te
doen (☞p.16).
C-functie
[1] ———: niet gebruikt [SAMPLING] (EXB-SMPL) toets
Met deze toets selecteert u de Samplingfunctie.
[2] ARP-GATE: Dit geldt alleen als de los verkrijgbare EXB-SMPL-EXB
Regelt de gate tijd (nootduur) van de arpeggiatorno- optie geïnstalleerd.
ten. Op de centrale positie (12 uur) wordt de instelling
van de ‘Gate’ parameter van de arpeggiator gebruikt. Als u op de [SAMPLING] toets drukt terwijl de
Als u de draaiknop naar links draait, wordt de tijds- EXB-SMPL optie niet is geïnstalleerd, wordt het
duur verkort en als u hem naar rechts draait, wordt de ‘No Sampling Upgrade Installed’ (sampling
tijdsduur verlengd. upgrade niet geïnstalleerd) bericht weergegeven.
[3] ARP-VELOCITY:
7. [TIMBRE/TRACK] toets
Regelt de velocity (speelkracht) van de geärpeggieerde
noten. Op de centrale positie (12 uur) wordt de instel- [F1 T1/T9] … [F8 T8/T16] toetsen
ling van de ‘Velocity’ parameter van de arpeggiator
gebruikt. Als u de draaiknop naar links draait, wordt
de velocity zwakker en als u hem naar rechts draait,
wordt de velocity versterkt.
Functietoets [F1]-[F8]
[4] TEMPO:
Deze toetsen selecteren de tabs die in elke pagina wor-
Regelt het tempo van de arpeggiator of van de Sequen-
den weergegeven. Ze worden ook gebruikt om gebrui-
cerfunctie.
kercommando’s (utilities) en overige functies uit te
De LED naast ‘TEMPO’ knippert op kwartnoot inter-
voeren.
vallen van het aangegeven tempo.
8. LCD venster
Hier kunt u pagina’s en parameters selecteren en waar-
den instellen. (☞p.10)
9. VALUE regelaars
Met behulp van de volgende VALUE regelaars kunt u
Deze toetsen worden gebruikt om naar de betreffende de waarde van de geselecteerde parameter instellen
functie te gaan. (☞p.16).
Als u op een toets drukt komt u in de bijbehorende
functie terecht (de toets licht op. (☞p. 15)
[COMBI] toets
Hiermee selecteert u de Combinatiefunctie.
[PROG] toets
Hiermee selecteert u de Programmafunctie.
6
[VALUE] draaischijf [EXIT] toets
Gebruik deze draaischijf om de waarde van de para- In de Programma, Combinatie, Sequencer, Sampling
Inleiding
meter aan te passen. (als de los verkrijgbare EXB-SMPL optie is geïnstal-
leerd) en Globalfuncties kunt u in elke willekeurige
[INC]/[DEC] toetsen andere pagina dan 1.1 op deze toets drukken om naar
Deze worden gebruikt om de parameterwaarde in pagina 1.1 van de betreffende functie te gaan. Als er
stappen van één te verhogen of verlagen. Gebruik hier- een dialoogvenster is geopend, annuleert deze toets de
van is handig als u verfijnde aanpassingen wilt doen. instellingen die in het dialoogvenster zijn gemaakt en
Voor en achterpaneel
sluit hij het dialoogvenster af (komt overeen met de
Cijfertoetsen [0] – [9], [ENTER] toets, [-] toets, [./ ‘Cancel’ optie). Als er een gebruikersmenu of pagina-
HOLD] toets menu open staat, sluit u het menu af als u op [EXIT]
drukt.
Gebruik deze toetsen om een parameter numeriek in te
voeren. Gebruik de cijfertoetsen [0] – [9], de [-] toets en
[MENU PAGE +/–]] toets
de [./HOLD] toets om de waarde in te voeren, en druk
op de [ENTER] toets om deze te bevestigen. Met Gebruik deze toets om in het beeldscherm verschil-
behulp van de [./HOLD] toets kunt u een waarde met lende pagina’s te selecteren. Als u op deze toets drukt,
een decimale punt invoeren. De [-] toets keert het voor- verschijnt er in het LCD venster een lijst met de
teken (+/-) van de parameter om. pagina’s binnen de functie. Gebruik de functietoetsen
Daarnaast kunt u de [./HOLD] toets gebruiken, als u [F1]-[F7] of cursortoetsen [ ], [ –], [ ], [ ], en
in de programma of combinatiefunctie per categorie druk op de [F8] toets om naar de geselecteerde pagina
geluiden wilt selecteren. te gaan.
Door de [ENTER] toets ingedrukt te houden en op een U kunt ook naar een gewenste pagina gaan door de
numerieke toets [0] – [9] te drukken, kunt u voor de [MENU] toets ingedrukt te houden en de cijfertoetsen
huidige pagina tot maximaal tien gebruiker menucom- [1]-[7] te gebruiken om een paginanummer van twee
mando’s gebruiken. cijfers in te voeren.
Bovendien kunt u de [MENU] toets ingedrukt houden
10.[CATEGORY] toets, [AUDITION] toets en de cursor toetsen [ ], [ ] gebruiken om in deze
volgorde van pagina te verspringen:
1.1→2.1→2.2→2.3. (☞p. 15)
Achterpaneel
8 7 6 5 4 3 2 1
1. SD kaartsleuf 3. [POWER] schakelaar
In deze sleuf kunt u een SD kaart plaatsen. Hiermee zet u het apparaat aan/uit (☞p. 18).
Zie p. 14 voor details over het plaatsen, verwijderen en
gebruik van media. 4. AC aansluiting voor stroomtoevoer (-
AC9V)
2. USB B aansluiting (voor het aansluiten Sluit deze op de meegeleverde stroomvoorziening aan.
op een computer) Sluit, nadat u de kabel van de stroomvoorziening op
Op deze aansluiting kunt u uw computer aansluiten. de TR heeft aangesloten, het andere eind op een stop-
Met behulp van één enkele USB kabel kan uw TR MIDI contact aan (☞p. 12).
informatie van een computer ontvangen en er naartoe
verzenden. Zodoende heeft u niet langer een MIDI 5. AUDIO OUTPUT
interface en de daarbij behorende kabels nodig. (☞PG Sluit deze uitgangen op de invoer jacks van uw ver-
p. 233). sterker of mixer aan. Naast de L/MONO en R hoofd
Wat is USB stereo uitgangen, biedt de TR twee afzonderlijke
USB staat voor Universal Serial Bus en is een interface geluidsuitgangen. Het geluid van elk(e) oscillator,
voor het uitwisselen van gegevens tussen een compu- drum, timbre/spoor of invoegeffect kan vrijelijk naar
ter, een keyboard en/of randapparatuur. elke willekeurige uitgang worden gestuurd (☞p. 112-).
8
MAIN] L/MONO, R geluidsinstellingen, etc. verzonden.
Dit zijn ongebalanceerde phone jacks (☞p.12). Gebruik deze om een ander aangesloten MIDI appa-
Inleiding
Dit zijn de hoofd jacks voor geluidsuitvoer. Door ‘Bus raat vanaf de TR te bedienen (☞PG p.233).
Select’ op L/R in te stellen, zorgt u ervoor dat de uit- Als er vanaf de TR via USB MIDI gegevens naar
voer van een oscillator, invoegeffect of een individuele uw computer worden verzonden, wordt het ver-
drum part of de metronoom naar de (MAIN) L/ zenden van gegevens vanaf de MIDI OUT aanslui-
MONO en R jacks kan worden uitgevoerd. Gebruik, ting onderbroken.
als u stereo aansluitingen doet, L/MONO en R.
Voor en achterpaneel
Gebruik de L/MONO jack, als u mono aansluitingen MIDI THRU aansluiting
doet.
Muzikale gegevens en geluidsinstellingen etc., die op
de MIDI IN aansluiting zijn ontvangen, worden onge-
(INDIVIDUAL) 1, 2
wijzigd vanaf de MIDI THRU aansluiting opnieuw
Dit zijn ongebalanceerde phone jacks (☞p.12). verzonden.
Dit zijn individuele (onafhankelijke) jacks voor U kunt deze functie gebruiken om meerdere MIDI
geluidsuitvoer. Door de ‘Bus Select’ cyclisch door 1, 2, apparaten via MIDI kabels op elkaar aan te sluiten
1/2 heen te leiden, kunt u een oscillator, een invoegef- (☞PG p. 233).
fect, een individuele drum part of de metronoom etc
aan de uitvoer van de (INDIVIDUAL) 1, 2 jacks toewij-
8. EXB-SMPL
zen. De uitvoer van de 1, 2 jacks wordt niet door de
[VOLUME] schijf beïnvloed. (als de los verkrijgbare EXB-SMPL optie
is geïnstalleerd)
6. Pedaalaansluitingen Deze aansluitingen worden gebruikt om samples te
maken van mono of stereo geluid van een microfoon of
ASSIGNABLE PEDAL jack geluidsinstallatie (☞p.35, 39) of om de interne effecten-
Op deze jack kunt u het los verkrijgbare Korg XVP-10 processor te gebruiken om effecten toe te passen.
EXP/VOL pedaal of de EXP-2 voetregelaar (opties) (☞p.115)
aansluiten (☞p.13). Met behulp van de MIC/LINE niveau selectieschake-
De functie hiervan kan in de Globalfunctie worden toe- laar ([MIC/LINE] schakelaar) en de draaiknop voor
gewezen, zodat u het pedaal kunt gebruiken om het aanpassing van het niveau ([LEVEL] draaiknop) kunt
volume, etc. te regelen (☞p.117). u een breed bereik aan geluidsbronnen invoeren, van
mic niveau tot lijnniveau.
ASSIGNABLE SWITCH jack SCSI aansluiting
U kunt hier een los verkrijgbare aan/uit voetschake- Gebruik een SCSI kabel om deze op een apparaat aan
laar, zoals de Korg PS-1 voetschakelaar, aansluiten te sluiten dat SCSI compatibel is (harde schijf drive,
(☞p.13). CD-ROM drive, etc). (☞EXB-SMPL handleiding)
De functie hiervan kan in de Globalfunctie worden toe-
gewezen, zodat u de voetschakelaar kunt gebruiken AUDIO INPUT 1, 2 jacks
als modulatieregelaar, om programma’s of combinaties Dit zijn ongebalanceerde phone jacks voor geluidsin-
te selecteren of om de sequencer te starten/stoppen voer (☞p.14).
(☞p.117). Sluit deze op de OUTPUT jack(s) van uw externe
geluidsinstallatie of microfoon aan.
DAMPER jack [LEVEL] draaiknop
Hier kunt u een los verkrijgbaar schakelaarpedaal, Deze draaiknop past het inkomende niveau van de
zoals de het Korg DS-1H damperpedaal aansluiten. AUDIO INPUT 1, 2 jacks aan. (☞p.35).
Als u een DS-1H aansluit, functioneert deze als een
half-damperpedaal. Om ervoor te zorgen dat het half- [MIC/LINE] schakelaar
damperpedaal goed functioneert, dient u de polariteit Deze schakelaar selecteert het inkomende niveau van
en de gevoeligheid aan te passen (☞PG p.126, 128). de AUDIO INPUT 1, 2 jacks (☞p.35).
Als u een ander schakelaartype pedaal aansluit, func-
tioneert deze als damperschakelaar.
Stel de polariteit zo in dat deze met het aangesloten
pedaal overeenstemt (☞PG p.128).
7. MIDI
MIDI IN aansluiting
Op deze aansluiting worden muzikale gegevens en
geluidsinstellingen etc. ontvangen.
Gebruik deze om de TR vanaf een ander aangesloten
MIDI apparaat te bespelen (☞PG p.233).
9
f: Functieknoppen
Objecten en functies in het LCD Door de functietoets [F1]-[F8] die zich het dichtst
bij deze knop bevindt in te drukken kunt u diverse
venster functies in/uitschakelen.
a: Huidige pagina d: Bewerkingscel e: Aanvinkvakje , :
In de Mediafunctie selecteren deze de huidige
directory.
:
Hiermee komt u in het gebruikersmenu, waar u
gebruiker menucommando’s kunt uitvoeren.
Voorbeelden van overige functieknoppen
c: Parameter b: Tab f: Functieknoppen
Sequencerfunctie: EDIT/DONE, INSERT, CUT,
COPY, JUMP, DONE, Tie, Rest,
a: Huidige pagina Back, Done (gebruikt in Cue
Deze geeft aan welke pagina van de functie op dit lijst, Event bewerking, Staps-
moment is geselecteerd. Van links naar rechts geeft gewijze opname), REVERT
dit gebied de functienaam, het paginanummer: (RPPR instellingen kopiëren en
naam, tabnaam en de parameternaam van de plakken)
bewerkingscel weer. Globalfunctie: TEXT, KEY+, –
Samplingfunctie (als de los verkrijgbare EXB-
Functienaam Paginanummer:naam Parameternaam
Tab name
SMPL optie is geïnstalleerd):
INSERT, CUT, COPY, CREATE
(multisample aanmaken), L/R
ZOOM
b: Tab
De meeste pagina’s zijn onderverdeeld in twee of * Gebruikersmenu
meer tabs. Door op de dichtstbijzijnde functietoets
[F1]-[F7] kunt u een tab selecteren en naar de bijbe-
horende gaan.
c: Parameters
In het LCD venster worden de parameters van U kunt in elke willekeurige pagina op de ‘UTI-
diverse instellingen weergegeven. Gebruik de cur- LITY’ functieknop (de [F8] toets) drukken, als u
sortoetsen [ ], [ ], [ ], [ ] om de gewenste naar het gebruikersmenu wilt gaan. Het gebrui-
parameter te selecteren. kersmenu bevat commando’s die in de betreffende
pagina kunnen worden gebruikt. Welk gebruiker-
d: Bewerkingscel smenu dat verschijnt is afhankelijk van de pagina
Als u de cursortoetsen [ ], [ ], [ ], [ ] gebruikt, die wordt geselecteerd.
wordt de geselecteerde parameter in het LCD ven-
ster gemarkeerd (gehighlight). Dit gebied wordt Door de [ENTER] toets ingedrukt te houden en
de bewerkingscel genoemd, en al uw bewerkin- vervolgens een numerieke toets [0] – [9] in te druk-
gen zijn op het gemarkeerde gebied van invloed. ken kunt u tevens tot maximaal tien gebruiker
Met behulp van VALUE regelaars, zoals de menucommando’s selecteren.
[VALUE] draaischijf of de [INC]/[DEC] toetsen Druk op de [EXIT] toets om het gebruikersmenu af
(☞p.16) kan de parameterwaarde van de bewer- te sluiten.
kingscel worden aangepast. Voor parameters die Druk voor op de [F7] toets om het geselec-
een toetsnummer of velocity waarde toestaan, teerde gebruiker menucommando te selecteren. U
kunt u tevens de [ENTER] toets ingedrukt houden kunt tevens de cursortoetsen [ ], [ ], [ ], [ ]
en vervolgens een noot op het toetsenbord indruk- gebruiken om uw selectie te maken. Druk voor
ken, om zo het toetsnummer of de velocity waarde op de [F8] toets om het dialoogvenster van
in te voeren. het geselecteerde gebruiker menucommando te
openen.
e: Aanvinkvakje Deze toets schakelt tevens aan welke statussen van
Gebruik de cursortoetsen [ ], [ ], [ ], [ ] om commando’s wel of niet zijn aangevinkt.
een aanvinkvakje (bewerkingscel) te selecteren, en
gebruik een VALUE regelaar, zoals de VALUE
draaischijf of de [INC]/[DEC] toetsen om het
vinkje toe te voegen of te verwijderen.
Indien aangevinkt, zal de parameter functioneren.
Indien niet aangevinkt, zal de parameter niet
functioneren.
10
* Dialoogvensters * Paginamenu
Als u een gebruikersmenu etc. selecteert, wordt er In de Combinatie, Programma, Sequencer, Global
Inleiding
een dialoogvenster geopend. of Sampling (als de los verkrijgbare EXB-SMPL
Gebruik de cursortoetsen [ ], [ ], [ ], [ ] om optie is geïnstalleerd) functie, zorgt het indrukken
parameters te selecteren. Gebruik de VALUE rege- van de [MENU] toets ervoor dat er een lijst met de
laars (☞p. 16) om de parameterwaarden in te voe- pagina’s van die functie wordt weergegeven. (De
ren. Als u in een dialoogvenster programma of pagina waarin u zich bevond toen u op de
combinatienummers selecteert, kunt u naast de [MENU] toets drukte is gemarkeerd).
Voor en achterpaneel
VALUE regelaars ook de BANK [A]-[GM] toetsen Druk op de dichtstbijzijnde functietoets [F1]-[F7]
gebruiken. om een pagina te selecteren. Als u dezelfde toets
Druk net als in het gebruikersmenu op de functie- indrukt, kunt u achtereenvolgens omlaag bewe-
toets [F1]-[F8] die zich het dichtst bij etc. gen. U kunt tevens de cursortoetsen [ ], [ ], [ ],
(functieknop 2) bevindt, om in het uitvoering of [ ] gebruiken om naar links/op/neer/rechts te
bedieningvenster te komen. In sommige gevallen bewegen.
verschijnt er een dialoogvenster. Volg de aanwij- U kunt tevens naar de gewenste pagina gaan door
zingen die in het dialoogvenster worden weerge- de [MENU] toets ingedrukt te houden, en de cijfer-
geven. toetsen [0] – [7] te gebruiken om een paginanum-
Selecteer op (druk op de [F8] toets) om de mer van twee cijfers in te voeren. Bovendien kunt
functie uit te voeren. Selecteer (druk op de u de [MENU] toets ingedrukt houden en de cur-
[F7] toets), als u wilt annuleren zonder de functie sortoetsen [ ], [ ] gebruiken om in stappen van
uit te voeren. Het dialoogvenster wordt afgesloten. één pagina te bewegen; in het onderstaande voor-
De [EXIT] toets is gelijk aan ‘Cancel’, ‘Done’ of beeld is dit van Play → P/M → Ctrl → PRM1 → …
‘Exit’. etc.
* Scroll balk
Deze geeft aan dat de lijst selecties of parameters Routing
bevat die niet allemaal tegelijk in het venster kun-
nen worden weergegeven. Gebruik de cursortoet-
sen [ ], [ ], [ ], [ ] om in de lijst te scrollen.
Scroll
bar
11
Installatie
Aan/uit schakelaar
Koptelefoon
PHONES
USB kabel
computer
INPUT PHONES
Audio-apparatuur aansluiten
OUTPUT INPUT
12
3. Pedalen etc. aansluiten Aansluitingen op MIDI apparatuur/
Inleiding
Voetpedaalaansluitingen computers
U kunt een voetpedaal aansluiten om het volume of
overige functies te regelen.
Sluit een los verkrijgbare toewijsbare pedaal van Korg, 1. Aansluitingen op MIDI apparatuur
zoals de XVP-10 EXP/VOL of EXP-2 op de ASSIGNA-
BLE PEDAL jack op het achterpaneel aan. U kunt het keyboard, de regelaars en de sequencer etc.
De functie die door het voetpedaal wordt bediend, van de TR gebruiken om een externe MIDI toongenera-
Installatie
wordt in de GLOBAL 1.1-3: System, Foot pagina ‘Foot tor te bedienen.
Pedal Assign’ aangegeven (☞p.117, PG p.127, 227). Omgekeerd kunt u een ander(e) MIDI keyboard of
sequencer gebruiken om de toongenerator van de TR
Voetschakelaaraansluitingen te bedienen en zo geluid te produceren.
Een voetschakelaar regelt de sostenuto, soft pedaal ❍ Gebruik MIDI kabels om de MIDI aansluitingen
aan/uit, arpeggiator aan/uit of wordt gebruikt om van de TR met de MIDI aansluitingen van uw
programma’s of combinaties te selecteren en de externe apparaat te verbinden.
sequencer te starten/stoppen etc.
Sluit een los verkrijgbare voetschakelaar van Korg, ☞ PG p.233 ‘MIDI toepassingen – MIDI apparatuur/
zoals de PS-1, op de ASSIGNABLE SWITCH jack op computers aansluiten’
het achterpaneel aan. Als er via USB MIDI gegevens vanaf de TR naar
De functie die door de voetschakelaar wordt bediend, uw computer worden verzonden, wordt transmis-
wordt in de GLOBAL 1.1-3: System, Foot pagina ‘Foot sie vanaf de MIDI OUT aansluiting onderbroken.
Sw Assign’ en ‘Foot Sw Polarity’ aangegeven (☞p.117,
PG p.127, 226).
13
Een kaart in de SD kaartsleuf Los verkrijgbare opties aansluiten
plaatsen/eruit verwijderen Als u de los verkrijgbare EXB-SMPL-EXB optie heeft
geïnstalleerd, kunt u twee kanalen met jacks voor
Als er in de SD kaartsleuf een SD kaart is geplaatst, geluidsinvoer en een SCSI aansluiting toevoegen.
kunt u deze gebruiken om diverse soorten TR gege- Zie PG p.260 voor details over de installatie van de
vens op te slaan of in te laden. EXB-SMPL.
Een kaart plaatsen
❍ Plaats een SD kaart in de SD kaartsleuf Gitaar
Effectprocessor etc.
SD kaartsleuf
Als er een passief type gitaar (een gitaar
zonder interne voorversterker) is aangesloten,
is het niet mogelijk om op een geschikt niveau
samples te maken, aangezien de impedantie
niet overeenstemt. Dergelijke instrumenten
dienen via een voorversterker of
effectenapparaat te worden aangesloten. CD speler, analoge opnamespeler, etc.
SD kaart
2. SCSI aansluiten
U kunt SCSI-compatibele apparaten (harde schijven,
CD-ROM drives etc) aansluiten (☞EXB-SMPL Bedie-
ningshandleiding)
14
Basisbediening
Inleiding
2 Druk op de [MENU] toets.
Functies, pagina’s en tabs Het paginamenu verschijnt.
Basisbediening
1. Functies selecteren
In de Mediafunctie verschijnt er geen pagina-
❍ Om op de TR een bepaalde functionaliteit te gebrui- menu, omdat er maar één pagina is.
ken, dient u eerst de juiste functie te selecteren.
Druk op één van de functietoetsen op het voorpa- 3 Druk op de functietoets [F1]-[F7], die zich het
neel om naar de bijbehorende functie te gaan: dichtst bij de pagina die u wilt selecteren bevindt.
Druk, als er meerdere pagina’s aan één functietoets
[COMBI] toets: Combinatiefunctie
zijn toegewezen, op dezelfde toets om de cursor
[PROG] toets: Programmafunctie
omlaag te bewegen. U kunt om te verspringen ook
[SEQ] toets: Sequencerfunctie de [ ], [ ], [ ], [ ] cursortoetsen gebruiken.
[GLOBAL] toets: Globalfunctie
4 Druk op de [F8] (‘Open’) toets.
[MEDIA] toets: Mediafunctie
[SAMPLING] toets: Samplingfunctie (als de los Als u op de [F8] toets drukt, verspringt u naar de gese-
verkrijgbare EXB-SMPL-EXB lecteerde pagina en verschijnt deze.
optie is geïnstalleerd) Druk ter illustratie drie mal op de [F3] toets om
‘KeyZ’ te selecteren, en druk vervolgens op de [F8]
(‘Open’) toets. De 3.3: Ed-Key Zone pagina ver-
schijnt.
15
Een tab selecteren Cijfertoetsen [0]-[9], [ENTER] toets, [-] toets, [./
5 Druk op de functietoets [F1]-[F7] die zich het dichtst
HOLD] toets
bevindt bij de tab die onderaan het LCD venster Gebruik deze als u weet welke parameterwaarde u in
wordt weergegeven. wilt voeren.
Druk, na gebruik van de cijfertoetsen [0]-[9], waarmee
Ter illustratie selecteren we hier de ‘Slope’ tab. Druk u een nummer kunt invoeren, op de [ENTER] toets om
op de [F3] toets. de parameterwaarde definitief te maken.
Gebruik de [-] toets om negatieve nummers in te voe-
ren.
Gebruik de [./HOLD] toets om een decimale punt in te
voeren. In de 1.1: Play pagina van de Programma en
Combinatiefunctie voert de [./HOLD] toets de Cate-
gory Hold of de 10’s Hold functie uit. (☞p.2).
Sommige pagina’s hebben geen tabs.
6 Druk, als u naar een andere pagina wilt gaan, op de BANK [A]-[GM] toetsen
[MENU] toets en herhaal de procedure vanaf stap
3.
Inleiding
spoor heeft opgenomen kunt u een derde opnemen.
Nu wisselt de vergelijkfunctie tussen de tweede en
derde take. als u een vierde take opneemt, wisselt
de vergelijkfunctie tussen drie en vier, enzovoort.
Op deze wijze wisselt de vergelijkfunctie altijd tus-
sen de twee laatst opgenomen takes die op het-
zelfde spoor zijn opgenomen.
Basisbediening
Zo kunt u met behulp van de vergelijkfunctie de vorige
opname of vorige toestand van event bewerking
opvragen.
Keyboardinvoer
Als u een nootnaam of velocity als parameterwaarde
invoert, kunt u het keyboard gebruiken om de instel-
ling in te voeren. Houd de [ENTER] toets ingedrukt en
speel de noot die u als waarde wilt invoeren. De noot-
naam (nummer) of velocity wordt ingevoerd. Als de
GLOBAL 5.1: Dkit pagina of SEQ 5.1: RPPR, RPPR
Setup pagina is weergegeven, kunt u de [ENTER] toets
ingedrukt houden en een noot spelen om de instellin-
gen op te vragen die aan de noot die u heeft gespeeld
zijn toegewezen.
17
Snelle start
Het apparaat aan/uitzetten
Zorg er, voordat u het apparaat aanzet, voor dat u, • Als u gebruikerscommando’s (‘Move Sample’,
volgens de omschrijvingen onder ‘Installatie’ ‘Move MS’, ‘Conv.To Prog’, ‘Time Slice’ etc.) uit de
(☞p.12), de gewenste aansluitingen heeft gedaan. Samplingfunctie gebruikt (als de los verkrijgbare
EXB-SMPL optie is geïnstalleerd), om programma’s
of drumkits gelijktijdig aan te passen.
1. De stroomtoevoer inschakelen
1 Druk op de [POWER] schakelaar van de TR om de De functie en pagina die wordt geselecteerd zodra
stroomtoevoer in te schakelen. de stroomtoevoer wordt ingeschakeld
Het LCD venster geeft de naam van uw model en De toestand van dit instrument bij het inschakelen van
de software versie weer. de stroomtoevoer is afhankelijk van de ‘Power On
(De volgende afbeelding geeft het LCD venster Mode’ instelling (GLOBAL 1.1: System, Preference
zoals dat door de fabriek is ingesteld weer. Het ver- pagina).
sienummer is zonder berichtgeving van tevoren aan Als de ‘Power On Mode’ naar zijn fabrieksinstelling
wijzigingen onderhevig). wordt teruggebracht (Reset), selecteert dit instrument
automatisch de Combinatiefunctie 1.1: Play.
Als de ‘Power On Mode’ op Memorize is ingesteld,
opent dit instrument de functie en pagina die voor het
uitzetten van het apparaat als laatst waren geselecteerd.
De Memorize instelling onthoudt de functie en pagina
2 Zet uw gevoede speakers of stereoversterker aan. die als laatst waren geselecteerd, het combinatienum-
mer dat in de Combinatiefunctie als laatst was geselec-
3 Verhoog de [VOLUME] schuif van dit instrument
teerd, en het programmanummer dat in de
naar een geschikt niveau, en pas het volume van
Programmafunctie als laatst was geselecteerd. Als er
uw gevoede speakers of stereoversterker aan.
tijdens het inschakelen van de stroomtoevoer een
andere functie wordt geselecteerd, kunt u op de
[COMBI] toets of de [PROG] toets drukken om de 1.1:
2. De stroomtoevoer uitschakelen Play pagina met het laatst-geselecteerde combinatie-
1 Zet de [VOLUME] schuif van dit instrument en nummer of programmanummer te selecteren.
het volume van uw gevoede speakers of stereover-
sterker op nul. Berichten in het LCD venster als de los verkrijgbare
2 Zet uw gevoede speakers of stereoversterker uit. opties zijn geïnstalleerd (Bij het inschakelen van de
3 Druk op de [POWER] schakelaar van dit instru- stroomtoevoer)
ment om het apparaat uit te zetten. Op dit instrument kunt u los verkrijgbare opties instal-
leren.
Schakel de stroomtoevoer tijdens het opslaan van Bij het inschakelen van de stroomtoevoer, wordt het
gegevens in het interne geheugen nooit uit. type geïnstalleerde opties weergegeven. Controleer
Als de stroomtoevoer wordt uitgeschakeld terwijl er deze weergave na het installeren van een optie of de
verwerkingen worden uitgevoerd, worden de com- optie juist is geïnstalleerd. Als de optie hier niet is
mando’s om in het geheugen te schrijven niet correct weergegeven, terwijl deze wel was geïnstalleerd, is hij
voltooid. Als dit gebeurt, initialiseert dit instrument niet juist geïnstalleerd. Schakel de stroomtoevoer uit en
het interne geheugen automatisch, zodat het juist installeer de optie opnieuw. (☞Voor details over het
functioneert. Dit is geen storing. installeren van een optie, zie PG p.260).
Tijdens het schrijven van gegevens geeft het LCD
venster ‘Now writing into internal memory’ weer.
Bij de volgende functies worden er gegevens in het
interne geheugen opgeslagen.
• Het schrijven (updaten) van een Programma,
Combinatie, Global instelling, Drumkit of
Arpeggiopatronen OPTIES
• Het inladen van Programma, Combinatie, Global EXB-SMPL:
instelling, Drumkit of Arpeggiopatroongegevens in De EXB-SMPL optie is geïnstalleerd.
de Mediafunctie
SIMM
• Voor een Programma, Combinatie, Global
Sleuf1 (**MB)/Sleuf2 (**MB): er zijn SIMMS in SIMM
18 instelling, Drumkit of Arpeggiopatronen een MIDI sleuf 1 en/of 2 geïnstalleerd. De capaciteit van elke
data dump ontvangen
SIMM wordt tussen haakjes weergegeven.
De demo songs beluisteren
Snelle start
De TR bevat demo songs (en voorgeprogrammeerde (Preload PCG and Demo Songs) commando auto-
gegevens). matisch uitgevoerd. (Het LCD venster geeft het
Deze kunnen in de Globalfunctie worden ingeladen. ‘Now Writing Internal Memory’ bericht weer).
Hierdoor worden alle PCG gegevens en demo
1 Druk op de [GLOBAL] toets (de toets licht op).
song gegevens ingeladen. Schakel tijdens het inla-
U komt in de Globalfunctie. den van gegevens nooit de stroomtoevoer uit.
Controleer of de GLOBAL 1.1: System pagina
wordt weergegeven. Druk op de [EXIT] toets, als
deze niet wordt weergegeven.
2 Druk op de [F8] (‘UTILITY’) toets om naar het In de Sequencerfunctie een demo
19
Een cue lijst afspelen
Zo speelt u de demonstratie cue lijst. Met behulp van
een cue lijst kunt u meerdere songs die u in de cue lijst
aangeeft herhaaldelijk afspelen of songs achtereenvol-
gens afspelen. (☞p.73)
1 Druk op de [MENU] toets.
2 Druk op de [F2] toets om ‘Cue’ te selecteren en
druk vervolgens op de [F8] (‘Open’) toets.
De SEQ 2.1: Cue List, Setup&Play pagina verschijnt.
Demo Songs
• Demonstratie song en demonstratie cue lijst
gegevens
20
Een programma selecteren en afspelen
In de Programmafunctie kunt u een programma uit De programmabank selecteren
bank A-D, G, g(d) selecteren en afspelen. Hieronder
U kunt in de Programmafunctie van bank wisselen om
laten we zien hoe u voorgeprogrammeerde pro-
zo programma’s uit een andere bank te selecteren.
gramma’s kunt selecteren. Selecteer diverse pro-
Snelle start
Bij de fabrieksinstellingen bevatten bank A, B, C, D en
gramma’s om te horen hoe ze klinken.
G, g(d) programma’s. (☞ onderstaande tabel)
5 Druk op een BANK [A]-[GM] toets om een bank te
selecteren.
Een programma selecteren De toets licht op, en de geselecteerde bank wordt
links in het LCD venster weergegeven. Als u bij-
1 Druk op de [PROG] toets (de toets licht op). voorbeeld bank B wilt selecteren, drukt u op de
A, B, C, D
Een programmanummer selecteren Bij de fabrieksinstellingen bevatten deze
2 Zorg ervoor dat ‘Program Select’ is geselecteerd. banken een brede variatie aan voorgepro-
grammeerde programma’s die de interne
Gebruik, als dit niet het geval is de cursortoetsen
PCM ROM multisamples, effecten en arpeg-
[ ], [ ], [ ], [ ] om bij ‘Program Select’ de pro-
giopatronen gebruiken.
grammanaam te markeren.
U kunt op elk van de banken A-D 128 programma’s
3 Gebruik de VALUE regelaars om het programma schrijven of herschrijven (in totaal 512).
dat u wilt afspelen te selecteren. G, g(d)Deze banken bevatten 128 GM programma’s en
U kunt de volgende methoden gebruiken om een 9 GM drumprogramma’s die met de GM
programma te selecteren. geluidskaart compatibel zijn. De programma’s
van deze banken zijn alleen-lezen. Bank G
• Draai aan de [VALUE] draaischijf. bevat de GM programma’s. Met behulp van G
• Druk op de [INC] of [DEC] toets. kunt u 128 programma’s, genummerd van 001-
• Gebruik de cijfertoetsen [0]-[9] om het nummer 128 selecteren, en met behulp van g(d) kunt u
in te voeren, en druk vervolgens op de [ENTER] negen drumprogramma’s selecteren. (☞ VNL).
toets. Telkens wanneer u op de [GM] toets drukt, ver-
4 Beluister het geluid. springt de bank als hieronder is weergegeven.
Speel een noot op het keyboard om het geluid dat u
heeft geselecteerd te beluisteren. G→g(d)→G→g(d)→G…
☞ Voor details over de namen van programma’s etc.,
Als alternatief kunt u op de [AUDITION] toets
drukken (de toets licht op), om de beluisterfunctie zie de ‘VNL’ (Voice Naam Lijst)
in te schakelen; de TR speelt automatisch een riff
(frase), die voor het geselecteerde programma
geschikt is.
21
weergave te wissen, als u de Category
Programma’s op basis van hun categorie selecte- Hold functie wilt verlaten.
ren
Als u in PROG 1.1: Play op de [./HOLD] toets
U kunt programma’s op basis van hun categorie selec- drukt, komt u door de volgende cyclus heen:
teren, zoals keyboard, orgel, bas en drums. ( ( annuleren.
Bij de fabrieksinstellingen zijn alle voorgeprogram-
meerde programma’s in zestien categorieën onderver-
deeld. U kunt een categorie selecteren en dan één van
de programma’s uit die categorie selecteren. De 10’s HOLD functie gebruiken om programma’s
Op dit instrument kunt u één van de volgende twee te selecteren
methodes gebruiken om programma’s op basis van U kunt tijdens het selecteren van programma’s het
hun categorie te selecteren. tiental van het programmanummer fixeren.
1 Druk op de [./HOLD] toets om ervoor te zorgen
Selecteren op basis van categorie
dat er wordt weergegeven.
1 Zorg ervoor dat PROG 1.1: Play wordt weergege-
Het tiental van het programmanummer wordt vast-
ven.
gehouden.
2 Druk op de [CATEGORY] toets.
Het Selectie op basis van Categorie dialoogvenster 2 Door op een cijfertoets [0]-[9] in te drukken, kunt
verschijnt. De categorieën worden aan de linkerkant u in één handeling de plek van het eental invul-
van het venster weergegeven, en rechts ziet u een len.
lijst met de programma’s uit de geselecteerde cate- 3 U kunt de [INC]/[DEC] toetsen gebruiken om de
gorie. plek van het tiental te wijzigen.
4 Druk op de [./HOLD] toets om de weer-
gave te wissen, als u de 10’s HOLD functie wilt
annuleren.
Categorie Programma
Voor het selecteren van programma’s een aange-
3 Gebruik de [F1] (‘ ’), [F2] (‘ ’), [F3] sloten schakelaar gebruiken
(‘ ’), en [F4] (‘ ’) toetsen om de gewenste
U kunt een los verkrijgbare aan/uitschakelaar (zoals
categorie te selecteren.
de los verkrijgbare Korg PS-1) op de ASSIGNABLE
4 Gebruik de [ ], [ ] cursortoetsen om het SWITCH aansluiting op het achterpaneel aansluiten,
gewenste programma te selecteren. en er een programmaselectiefunctie aan toewijzen. (☞
5 Druk op de [F8] (‘OK’) toets om de selectie uit te p.117)
voeren. Druk op de [F7] (‘Cancel’) toets, om te
annuleren zonder het commando uit te voeren.
Vanaf een MIDI apparaat programma’s selecteren
Cat.HOLD (categorie vasthouden)
Om programma’s te selecteren kan dit apparaat MIDI
1 Druk op de [./HOLD] toets om weer te programmawijziging berichten die vanaf een extern
geven. MIDI apparaat worden verzonden ontvangen.
De categorie wordt vastgehouden. (☞p.234).
Categorie
Programma-
selectie
2 Gebruik de cursortoetsen [ ], [ ], [ ], [ ] om
‘Category’ te selecteren, en gebruik de VALUE
regelaars om de categorie aan te geven.
3 Gebruik de cursortoetsen [ ], [ ], [ ], [ ] om
‘Program Select’ te selecteren, en gebruik de
VALUE regelaars om achtereenvolgens pro-
gramma’s uit die categorie te selecteren.
4 Druk tweemaal op de [./HOLD] toets om de
22
Een combinatie selecteren en afspelen
In de Combinatiefunctie kunt u uit bank A-C een com- A, B, C Bij de fabrieksinstellingen bevatten deze
binatie selecteren en afspelen. Selecteer diverse combi- banken een brede variatie aan voorgepro-
naties om te horen hoe ze klinken. grammeerde combinaties die meerdere pro-
gramma’s, effecten en arpeggiopatronen
Snelle start
gebruiken.
U kunt op elk van de banken A-C 128 programma’s
Een combinatie selecteren schrijven of herschrijven (in totaal 384).
1 Druk op de [COMBI] toets (de toets licht op). ☞ Voor details over de namen van programma’s etc.,
zie de ‘VNL’ (Voice Naam Lijst)
U komt in de Combinatiefunctie. Zorg ervoor dat er
op de bovenste regel van het LCD venster ‘COMBI
23
Regelaars gebruiken om het geluid aan te passen
De TR biedt diverse regelaars – een joystick, de SW1 en U kunt instellen hoe de [SW1] en [SW2] toetsen func-
SW2 schakelaars en de Realtime CONTROL [1], [2], [3], tioneren: of op Toggle (wissel), als de toegewezen
[4] draaiknoppen – waarmee u in realtime, tijdens het functie telkens wanneer de toets wordt ingedrukt in/
spelen, de toon, de toonhoogte, het volume of effecten uitschakelt of Momentary (tijdelijk), als de toegewezen
kunt aanpassen. functie net zo lang ingeschakeld blijft, als u de toets
Probeer deze regelaars telkens wanneer u een pro- ingedrukt houdt.
gramma of combinatie selecteert uit om te horen hoe ze
het geluid beïnvloeden. U kunt de functie van de [SW1] en [SW2] toetsen
voor de Programmafunctie in de 1.1: Play, Pro-
Tonale wijzigingen etc.die met behulp van deze gram pagina en voor de Combinatiefunctie in de
regelaars zijn gemaakt kunnen op de interne 1.1: Play, Combination pagina controleren.
sequencer of een externe MIDI sequencer worden
opgenomen. Als u een programma of combinatie schrijft, wordt
de aan/uit status van de [SW1] en [SW2] toetsen
opgeslagen.
De sleutelfunctie
1 Selecteer programmabank A001: Acoustic Piano,
en bespeel het keyboard.
Zorg er, als u een programma wilt selecteren, voor
JS(+X): Beweeg de joystick naar rechts, als u een effect wilt dat u in de Programmafunctie zit, en druk op de
toepassen. Normaliter wordt deze gebruikt om de Bank [A] toets, cijfertoets [1], en vervolgens op de
toon te regelen (omhoog verbuigen). [ENTER] toets.
JS(–X): Beweeg de joystick naar rechts, als u een effect wilt
toepassen. Normaliter wordt deze gebruikt om de 2 Beweeg de joystick naar u toe (de –Y richting).
toon te regelen (omlaag verbuigen). De modulatie verdiept, en op hetzelfde moment
JS(+Y): Beweeg de joystick van u af, als u een effect wilt toe- wordt er resonantie toegepast, zodat het geluid een
passen. Normaliter wordt deze gebruikt om de oscil- uniek karakter krijgt.
lator LFO te regelen (vibrato).
3 Druk, terwijl u de joystick naar u toe houdt, op het
JS(–Y): Beweeg de joystick naar u toe, als u een effect wilt
toepassen. Normaliter wordt deze gebruikt om de fil- [SW2] venster (De [SW2] toets licht op).
ter LFO te regelen (wah). Op dit punt wordt de toon aangehouden. (Sleu-
telfunctie).
U kunt de Lock of sleutelfunctie of [SW 1] of [SW
2] toetsen gebruiken om het effect, voordat de joy-
stick naar de middenpositie wordt losgelaten, op
de huidige joystickpositie vast te houden. Zie ‘De
sleutelfunctie’ voor de procedure.
SW1, SW2
4 Laat de joystick los, en bespeel het keyboard.
De toon blijft hetzelfde als wanneer u de [SW2] toets
indrukte. Als u de joystick naar u toe beweegt, heeft
U kunt deze toetsen gebruiken als bron voor wisse- dit geen invloed op het geluid.
lende modulatie of effect dynamische modulatie, om
In het onderste gedeelte van het LCD venster,
zo programmaparameters of effectparameters te rege-
geeft SW2 JS-Y Lock aan. Dit betekent dat de func-
len.
tie van de [SW2] toets op JS-Y Lock is ingesteld.
Deze schakelaars kunnen tevens worden gebruikt om
(Hij fungeert als Toggle schakelaar).
van octaaf te wisselen, om portamento aan/uit te scha-
kelen of om de positie van de sleutelfunctie van de
24naslag vast te zetten (☞p.25).
Als de functie van de [SW1] of [SW2] toets op JS X
Lock, JS+Y Lock of JS-Y Lock is ingesteld, wordt
de toon die hoorbaar was toen de joystick schuin Niveau
Snelle start
telfunctie uit te schakelen.
Draaiknop [2]: RESONANCE/HPF
In vele programma’s en combinaties is de –Y as Past het resonantieniveau van een low pass filter of de
sleutelfunctie van de joystick aan de [SW2] toets cutoff frequentie van een high pass filter aan.
toegewezen. De inhoud die wordt geregeld hangt af van welk filter-
type er door het programma is aangegeven.
Door het resonantieniveau van het filter aan te passen,
kunt u het resonantieniveau verhogen of verlagen, om
[3], [4]
U kunt deze draaiknoppen gebruiken om de filter
cutoff frequentie en resonantie, de versterker en het fil-
ter EG, het volume, de portamento tijd, de pan, de toon
passen
Door de cutoff frequentie van het high-pass filter aan
LFO of de verstuurniveaus naar de master effecten etc.
te passen, wijzigt u de dikte van het geluid vanaf
te regelen.
waarop het lage frequentiegebied wordt uitgefilterd.
1 Druk op de Realtime CONTROLS [SELECT] toets. Niveau
om de functie van de realtime regelaars op de A-
functie, B-functie of C-functie in te stellen.
LPF HPF
Telkens wanneer u op de knop drukt, wordt afwis-
selend de A-functie, B-functie of C-functie geselec-
teerd, en licht de bijbehorende LED op. Cutoff
frequentie
25
lengd naargelang u de knop meer naar rechts draait. board worden er variërende hoeveelheden effect toege-
past.
Noot-aan Attack niveau
Break niveau
Noot-uit Normaliter wordt dit gebruikt om het volume, de toon
Niveau
(cutoff frequentie) of LFO gevoeligheid, en EG gevoe-
Release niveau
ligheid etc. te regelen.
Sustain niveau
U kunt dit als bron voor wisselende modulatie of
effect dynamische modulatie gebruiken, om zo
Tijd
Decay tijd Slope tijd Release tijd programmaparameters of effectparameters te
Attack tijd bedienen.
Start niveau
B-functie regelaars
U kunt parameters als het volume, de portamento tijd, Voetpedalen
de pan of filter en versterker EG, toon LFO en master
effect verstuurniveaus etc. regelen. Damperpedaal
De functie instellingen van de B-functie zijn voor elk(e)
individuele programma, combinatie of song gemaakt. U kunt een los verkrijgbaar Korg damperpedaal van
In de Samplingfunctie gelden de instellingen van de het schakelaartype, zoals de DS-1H, op dit instrument
functies van de B-functie voor de gehele functie (als de aansluiten. Als er een DS-1H is aangesloten, fungeert
los verkrijgbare EXB-SMPL optie is geïnstalleerd) deze als half- damperpedaal. De half-damper functie
(☞p.119). kan niet door andere pedalen worden geregeld.
Keyboard
Velocity
De kracht waarmee u een noot in eerste instantie aan-
slaat kan een effect toepassen.
Normaliter wordt dit gebruikt om het volume of de
snelheid of gevoeligheid van de EG te regelen.
Naslag
Dit effect kan worden toegepast bij variabele druk op
een toets die al wordt ingedrukt.
Normaliter wordt dit gebruikt om het volume, de toon
(cutoff frequentie) of LFO gevoeligheid etc. te regelen.
Nootnummer
Afhankelijk van de positie van de toets op het key-
26
De arpeggiator gebruiken terwijl u speelt
De arpeggiator is een functie die automatisch arpeg-
gio’s (gebroken akkoorden) voortbrengt. De meeste
arpeggiators maken een arpeggio wanneer u op het
In de Programmafunctie de
keyboard een akkoord speelt. arpeggiator gebruiken
Snelle start
1 Druk op de [PROG] toets om in de Programma-
functie te komen, en selecteer een programma.
(☞p.21 ‘Een programma selecteren en afspelen’).
Tijdens het selecteren van diverse programma’s zult
u merken dat bij sommige programma’s de LED
Het akkoord dat u op het van de [ARP ON/OFF] toets oplicht. (☞p.30 ‘Ove-
27
Het arpeggiatortempo aanpassen wordt de velocity (aanslaggevoeligheid) door de
programmaparameter ‘Velocity’ (6.1: Ed-Arp.,
1 Druk op de REALTIME CONTROLS [SELECT] Arpeg. Setup pagina) bepaald.
toets om de juiste ‘C’ LED te verlichten.
2 Draai aan de [TEMPO] draaiknop om het tempo Als u het programma schrijft, wordt de instelling
aan te passen. van de draaiknop opgeslagen.
De ‘ =’ waarde rechts bovenin het LCD venster ver- Door gelijktijdig de REALTIME CONTROLS A-
andert. U kunt deze binnen een bereik van 40-240 functie [1] (LPF CUTOFF), [2] (RESONANCE/
instellen. De LED van de [SELECT] toets knippert HPF) en [3] (EG INTENSITY) draaiknoppen aan
op intervallen van een kwart noot ( ). te passen, kunt u de toon effectief regelen.
Om het tempo in te stellen kunt u tevens de cursor-
toetsen [ ], [ ], [ ], [ ] gebruiken om ‘ =’ te
selecteren, met behulp van de cijfertoetsen [0]-[9]
het tempo invoeren, en vervolgens op de [ENTER] Instellingen in het LCD venster
drukken.
❍ Druk in PROG 1.1: Play op de [F3[ toets om de
Als alternatief kunt u de [VALUE] draaischijf of de
Arp. Play pagina te selecteren.
[INC]/[DEC] toetsen gebruiken om het tempo in te
stellen. Het tempo knippert op het aangegeven
tempo.
28
volgorde van de tonen in het akkoord dat u heeft
gespeeld wordt afgespeeld (ongeacht de volgorde
waarin u de noten daadwerkelijk heeft gespeeld) of in
Tijdens het spelen in de Combina-
de volgorde waarin u de noten heeft gespeeld. tiefunctie de arpeggiator gebrui-
❍ Gebruik de cursortoetsen [ ], [ ], [ ], [ ] om ken
het ‘Sort’ aanvinkvakje te selecteren, en gebruik
de VALUE draaischijf of de [INC]/[DEC] toetsen In de Combinatiefunctie biedt de TR duale arpeggia-
om de instelling te doen. tors, waarmee u gelijktijdig twee arpeggiopatronen
Snelle start
Aangevinkt: de arpeggio speelt elke noot in de kunt gebruiken.
volgorde van de toon af, ongeacht de volgorde 1 Druk op de [COMBI] toets om in de Combinatie-
waarin u de noten daadwerkelijk heeft gespeeld. functie te komen, en selecteer een combinatie.
Niet aangevinkt: de arpeggio speelt elke noot af in (☞p.23 ‘Een combinatie selecteren en afspelen’).
de volgorde waarin u de noten daadwerkelijk heeft
Tijdens het selecteren van diverse combinaties zult
gespeeld.
u merken dat bij sommige combinaties de LED van
de [ARP ON/OFF] toets oplicht. (☞p.30 ‘Overige
Ervoor zorgen dat de arpeggio, zelfs nadat
30
Afspelen met de RPPR (realtime patroon
weergave/opname) functie
De Sequencerfunctie van het instrument biedt een
Snelle start
RPPR (realtime patroon weergave/opname) functie. Afbreektoetsen:
Met behulp van de RPPR functie kan elke noot van het Als u een toets binnen het bereik van C1-C2 speelt,
keyboard aan een van patroon of gebruiker patroon en stopt het patroon dat op dat moment wordt afge-
een spoor dat het toegewezen patroon afspeelt worden speeld.
toegewezen. Vervolgens kunt u eenvoudigweg een
noot spelen om het toegewezen patroon in realtime af Patroon toewijsbaar:
te spelen (en, indien gewenst, op te nemen). (Het Er kan aan elk van de 72 toetsen binnen het bereik van
patroon
(realtimepatroon
interne geheugen biedt al voorgeprogrammeerde C#2-C8 worden toegewezen. Als u niets aan een toets
patronen die geschikt zijn om door het drumspoor toewijst, kunt u deze gebruiken om gewoon te spelen.
functie
afgespeeld te worden).
weergave/opname) functie
Door voor elke toets een ander patroon en spoor aan te
RPPR(realtime
Hieronder leggen we uit hoe u met behulp van de geven kunt u, zoals in het voorbeeld in de onder-
RPPR functie een demo song kunt afspelen. staande diagram is weergegeven, ervoor zorgen dat
weergave/opname)
1 Laad de demo song gegevens, volgens de beschrij- één toets een drumpatroon, een andere toets een bas-
ving in ‘Demo afspeelgegevens laden’ (☞p. 19). frase en weer een andere toets gitaarakkoorden
deRPPR
afspeelt.
2 Druk op de [SEQ] toets (de toets licht op) om naar
metde
de Sequencerfunctie te gaan, en ga naar de SEQ 88 Keys
1.1: Play/REC, Play/REC pagina. 76 Keys
Afspelenmet
61 Keys
3 Selecteer 001:Midnight Sun bij ‘Song Select’.
Afspelen
C-1 G9
31
Eenvoudige programmabewerking
Met behulp van de uitvoeringsbewerker en de realtime functie)’(PROG 2.1: Ed-Basic, Prog Basic pagina)
regelaars kunt u op eenvoudige en intuïtieve wijze het instelling op Single staat, is oscillator 2 niet hoor-
geluid van een programma aanpassen. baar. Alleen het niveau van oscillator 1 wordt
De term programmabewerking verwijst naar het pro- gewijzigd. Voor een Drumprogramma heeft deze
ces waarbij de parameters waaruit een programma uitvoeringsbewerker geen effect.
bestaat worden aangepast, om zo het geluid aan te pas-
sen of de regelaar of effect instellingen etc. te wijzigen. Amp Level: Geeft het versterkerniveau aan. Hier-
mee past u het volume van het gehele programma
In PROG 2.1: Ed-Basic – 7.2: kunt meer gedetail- aan.
leerde bewerkingen uitvoeren. Attack Time: Geeft de attack tijd van de filter EG en
versterker EG aan. Hiermee past u de snelheid van
de attack, vanaf noot-aan, aan.
Snelle start
De term combinatiebewerking verwijst naar het pro- gramma’s van timbre 1-8 aangeven.
ces waarin het geluid van een combinatie wordt aange- 4 Laten we nu het programma van timbre 2 in een
past, door het programma dat voor elk timbre is ander programma wijzigen.
geselecteerd aan te passen of het keyboard bereik en
het velocity (aanslaggevoeigheid) bereik aan te passen Gebruik de cursortoetsen [ ], [ ], [ ], [ ] om
of door de controller en effectinstellingen aan te pas- voor timbre 2 ‘Program Select’ te selecteren (deze
sen. optie wordt gemarkeerd).
Eenvoudige combinatiebewerking
Prog/Mix-7.2: Ed-MasterFX, maar u kunt ook in
COMBI 1.1: Play de instellingen voor ‘Program Select’, “Program
‘Pan’ en ‘Volume’ aanpassen. Select”
Timbre 1 Timbre 2
33
Het programmageluid van slechts één timbre Het volume aanpassen met behoud van de volu-
beluisteren. mebalans tussen de timbres
❍ Druk op de [F8] (‘UTILITY’) toets om naar het ❍ Druk op de [F8] (‘UTILITY’) toets om naar het
gebruikersmenu te gaan, en druk op de [F7] toets gebruikersmenu te gaan, en druk op de [F7] toets
om ‘Solo Selected Timbre’ te selecteren. Druk op de om ‘Hold Balance’ te selecteren. Druk op de [F8]
[F8] (‘OK’) toets. (‘OK’) toets.
U hoort nu alleen het programmageluid van het Het bovenste gedeelte van het LCD venster geeft
timbre dat op dit moment is geselecteerd. Het ‘Hold Bal.’ aan.
onderste gedeelte van het LCD venster geeft Solo
aan.
34
Sampling (een sample opnemen)
Als de EXB-SMPL-EXB optie is geïnstalleerd (los ver- Recording, Input/Pref pagina te selecteren.
krijgbaar), kunt u 48 kHz 16 bit stereo samples opne-
men. U kunt gesamplede geluiden in een programma,
combinatie of song gebruiken.
Snelle start
Hieronder beschrijven we het proces van het doen van
sampling instellingen, het opnemen van de daadwer-
kelijke sample, het opslaan ervan en de conversie van
een multisample tot een programma. We leggen tevens 5 Stel in het Input1 gedeelte ‘BUS’ op L/R in. Hier-
uit hoe een sample, zoals een drumfrase, herhaaldelijk mee geeft u aan op welke bus de AUDIO INPUT 1
kan worden afgespeeld. Voor overige procedures en jack wordt ingevoerd.
meer gedetailleerde beschrijvingen, zie p.88 en PG
Zorg ervoor dat het Input 1 niveau (‘Lvl’) op 127
p.89.
staat, en de ‘Pan’ op L000.
Snelle start
samples kunt onderscheiden.
37
sen om de sample die u een naam wilt geven te
selecteren.
Selecteer in dit voorbeeld ‘Index’ 001.
Zodra u de stroomtoevoer uitschakelt, gaan alle Druk op de [F7] toets om ‘Conv.To Prog’te selecte-
samples en multisamples in de TR verloren. ren, en druk vervolgens op de [F8] (‘OK’) toets.
Het volgende dialoogvenster verschijnt.
1 Plaats een SD kaart in de sleuf. Controleer als
alternatief of een SCSI apparaat dat is aangesloten
goed is ingesteld.
2 Druk op de [MEDIA] toets om de Mediafunctie te
selecteren.
3 Druk op de [F2] (‘Save’) toets.
4 Selecteer in het ‘To:’ veld het programma waar de
gegevens naartoe worden geconverteerd.
Bank D127 bevat geïnitialiseerde programma’s. We
raden u aan om dit programma te gebruiken.
38
deze functie uitvoert, naar bank D127, als u de In deze uitleg wordt ervan uitgegaan dat u begint
programmaparameters van een voorgeprogram- vanaf de oorspronkelijke toestand bij het inschake-
meerd programma wilt gebruiken. Gebruik het len van de stroomtoevoer.
‘To:’ veld om het programma te selecteren, en vink
voor het uitvoeren van de conversie ‘Use Destina- 2 Sluit de AUDIO INPUT 1, 2 jacks op het achterpa-
tion Program Parameters’ aan. neel van de EXB-SMPL op de AUX OUT L en R
Als u echter een stereo multisample wilt conver- jacks van uw CD speler aan.
toren, terwijl ‘Use Destination Program Parame- Zet de AUDIO INPUT [MIC/LINE] schakelaar op
ters’ is aangevinkt, dient u, voor het uitvoeren van de LINE stand, en zet de [LEVEL] draaiknop in het
Snelle start
de conversie, voor het programma dat als conver- midden.
siebestemming dient (‘To:’) de ‘Mode (Oscillator
functie’) op Double in te stellen.
39
wordt het samplen automatisch gestopt.
Als de overgebleven hoeveelheid geheugen nul is, Indien nodig kunt u op de [F4]-[F7] toetsen druk-
40
ken om de sinusgolf weergave te vergroten of in te ‘Truncate’ te selecteren. Druk op de [F8] (‘OK’)
krimpen. De zoom functie zorgt ervoor dat de toets. Het volgende dialoogvenster verschijnt.
weergave op de geselecteerde ‘S (Start)’, ‘LpS
(‘Loop Start)’ en ‘E (Eind) punten wordt uitge-
smeerd/ingekrompen. Hierdoor wordt het mak-
kelijker om deze punten zo in te stellen dat ze niet
op punten staan die klikjes of ruis voortbrengen.
Snelle start
wijzigen we de instellingen van de ‘Save to No.’ en
‘Overwrite’ aanvinkvakjes niet. Druk daarom op de
[F8] (‘OK’) toets om het commando uit te voeren.
Als u het commando uitvoert, worden de geknipte
Zet in dit voorbeeld ‘LpS (‘Loop Start)’ en ‘S (Start)’ samples (oftewel samples waarop de truncate func-
op dezelfde waarde in. tie is toegepast) 0002: LOOP1-140B0002-L en 0003:
LOOP1-140B0002-R automatisch aan Index 1 toege-
Indien gewenst kunt u ervoor zorgen dat er in de
wezen.
sinusgolfweergave een verticale stippellijn ver-
schijnt, die de BPM aangeeft. Als u deze functie Zie ‘Een opmerking over het opslaan van samples’
41
Basisfuncties
Gegevens opslaan
Basisfuncties
U dient de geheugenbescherming ook uit te schakelen,
voordat u vanaf een SD kaart of via MIDI data dump de 2 Geef bij ‘Category’ de categorie van het pro-
bovenstaande gegevens inlaadt of in de Sequencerfunc- gramma/de combinatie aan.
tie opnamen maakt. Als u hier een categorie voor een programma aan-
1 Druk op de [GLOBAL] toets om in de Globalfunc- geeft, kunt u deze gebruiken bij het selecteren van
tie te komen (de toets licht op), en druk op de een categorie in de Cat. Hold functie of door middel
[EXIT] toets om 1.1: System te selecteren. van het gebruiker menucommando ‘Select by Cate-
2 Druk op de [F2] (‘Pref’) toets om naar de 1.1: Sys- gory’ PROG 1.1: Play, Program pagina (‘Program
Gegevens opslaan
tem, Preferences pagina te gaan. Select’) in de COMBI 1.1: Play, Prog pagina (‘Pro-
gram Select’), de COMBI 2.1: Ed-Prog/Mix, Prog
pagina of het ‘Select by Category’ gebruiker menu-
commando uit de SEQ 1.1: Play, Program pagina.
In geval van een Combinatie, kunt u de categorie
die u hier aangeeft selecteren met behulp van het
gebruiker menucommando ‘Select by Category’ of
3 Vink voor de gegevens die u in het interne geheu- de Cat. Hold functie in de COMBI 1.1: Play: (‘Combi
gen wilt schrijven het juiste ‘Memory Protect’ aan- Select’).
vinkvakje uit. 3 Gebruik ‘To’ om de bank en het nummer van de
programma/combinatie schrijfbestemming aan te
geven.
Gebruik de VALUE regelaar om de bestemming in
te voeren.
Een programma of combinatie schrijven
4 Druk op de [F5] (‘Name’) toets, als u de naam van
De programma’s of combinaties die u met behulp van de het programma of de combinatie wilt wijzigen.
uitvoeringsbewerker of door in de diverse bewerking- Het tekstdialoogvenster verschijnt. Voer de naam
spagina’s (Ed) parameters te bewerken kunnen in het van het programma/de combinatie in. ☞ ‘Een naam
interne geheugen worden opgeslagen. Deze actie wordt toewijzen (Rename)’
‘een programma schrijven’ of ‘een combinatie schrijven’ Druk, nadat u de naam heeft ingevoerd, op de [F8]
genoemd. Als u uw bewerkte gegevens na het (“OK”) toets om naar het Write Program/Write
uitschakelen van de stroomtoevoer wilt behouden, dient Combination dialoogvenster terug te keren.
u ze te schrijven.
5 Druk, nadat u de naam heeft ingevoerd, op de [F8]
Er zijn twee manieren om een programma of combinatie
(‘OK’) toets. Druk op de [F7] (‘Cancel’) toets, als u
te schrijven.
wilt annuleren zonder het commando uit te voe-
Voordat u gegevens in het interne geheugen ren.
schrijft, dient u in de Globalfunctie de geheugen- Als u op de [F8] (‘OK’) toets drukt, vraagt het beeld-
bescherming uit te schakelen. (☞ ‘Geheugenbe- venster u of u het zeker weet (‘Are you sure?’). Als u
scherming’) nogmaals op de [F8] (‘OK’) toets drukt, worden de
gegevens geschreven.
Een combinatie bevat niet voor elk timbre de
daadwerkelijke programmagegevens, maar ont-
De [REC/WRITE] toets gebruiken
houdt slechts het nummer van het programma dat
door elk timbre wordt gebruikt. Als u een pro- U kunt deze methode alleen gebruiken om het geselec-
gramma dat door een combinatie wordt gebruikt teerde programma/combinatienummer te selecteren.
bewerkt of het door een ander programmanum- 1 Druk op de REC/WRITE toets.
mer vervangt, verandert het geluid van de combi- Het volgende dialoogvenster verschijnt.
natie ook.
43
We tonen het venster van de Programmafunctie Gebruik de [VALUE] draaischijf, de [INC]/[DEC]
toetsen of de cursortoetsen [ ], [ ], [ ], [ ] om ‘.’
te selecteren.
Druk op de [ENTER] toets of op de [F6] (‘ ’) toets.
De cursor verplaatst zich.
Herhaal deze stap om zo alle tekens in te voeren.
2 Druk op de [F8] (‘OK’) toets om de gegevens te 5 Druk op de [F8] (‘OK’) toets.
schrijven. Druk op de [F7] (‘Cancel’) toets om te Als u in het dialoogvenster uit stap 1 ‘Name’ heeft
annuleren zonder het commando uit te voeren. geselecteerd om naar het tekstdialoogvenster te
gaan, keert u naar het voorgaande dialoogvenster
terug. Druk in dat dialoogvenster op de [F8] (‘OK’)
Een naam toewijzen (Rename) toets om het Rename commando uit te voeren. Als u
U kunt de naam van een bewerkt(e) programma, com- in stap 1 ‘TEXT’ heeft geselecteerd om naar het
binatie, song, drumkit, gebruiker arpeggiopatronen tekstdialoogvenster te gaan, wordt het Rename
etc. aanpassen. commando uitgevoerd.
U kunt ook de categorienamen van programma’s en De functieknoppen hebben de volgende functies
combinaties aanpassen. Clear: Alle tekst wissen.
Deze commando’s, waarmee u een naam wijzigt, kun- Del (Delete): Het teken op de plaats van de cursor
nen in de volgende pagina’s worden uitgevoerd. wissen.
Ins (Insert): Op de plaats van de cursor een spatie
Programma’s PROG 1.1...7.2 Utility: Write Program invoegen.
Combinaties COMBI 1.1...7.2 Utility: Write Combination Cap. (Capital): Van hoofdletters naar kleine let-
Song SEQ 1.1...4.4, 6.1 Utility: Rename Song ters schakelen en vice versa.
Cue lijst SEQ 2.1 Utility: Rename Cue List
: De cursor naar links verplaatsen.
: De cursor naar rechts verplaatsen.
Sporen SEQ 5.1, 5.2 Utility: Rename Track
Patronen SEQ 5.1 Utility: Rename Pattern U kunt tevens de volgende invoercommando’s
Multisamples* SMPL 1.1...4.1, 5.2 Utility: Rename MS
uitvoeren.
U kunt met behulp van de cijfertoetsen ‘0’-‘9’, ‘-‘ en
Samples* SMPL 1.1...4.1, 5.2 Utility: Rename SMPL
‘.’ invoeren. Als u deze invoert, schuift de cursor
Drumkits GLOBAL 5.1 Utility: Rename Drumkit automatisch een plek naar voren op.
Gebruiker arpeggiopatronen GLOBAL 6.1 Utility: Rename Arpeggio Pattern
Door bij een spatie (blanco) op de [ENTER] toets te
Programmacategorieën GLOBAL 4.1: TEXT drukken, kunt u vóór de spatie de geselecteerde
Combinatiecategorieën GLOBAL 4.1: TEXT tekst invoeren.
Bestand MEDIA, Save Utility: Save All...Save Exclusive
*: Als de EXB-SMPL optie is geïnstalleerd
Over de bewerkingsbuffer
1 Open het tekstdialoogvenster
Als u in PROG 1.1: Play en COMBI 1.1: Play een pro-
Zie de bovenstaande tabel voor de relevante pagina. gramma of combinatie selecteert, worden de programma
Druk in het gebruikermenu in het verschenen dia- of combinatiegegevens in de ‘bewerkingsbuffer’ gep-
loogvenster op het ‘Name’ commando (de [F5] laatst.
toets). Als u de parameters in 1.1: Play of in de bewerkingspag-
Kies in GLOBAL 4.1 voor ‘TEXT’ (druk op de [F5] ina’s 2.1-7.2 van de Programmafunctie of Combinatief-
toets). unctie aanpast, zijn de wijzigingen die u aanbrengt op de
gegevens in de bewerkingsbuffer van toepassing.
Als u deze aangepaste gegevens in het interne geheugen
wilt opslaan, dient u het schrijfcommando uit te voeren.
Als u het schrijfcommando uitvoert, worden de gegev-
ens in de bewerkingsbuffer naar het aangegeven pro-
Als u bijvoorbeeld de tekst die in het venster hierbo- grammanummer of combinatienummer van de
ven wordt afgebeeld wilt invoeren, volgt u de aangegeven bank geschreven.
onderstaande procedure. Als u in de Programmafunctie of Combinatiefunc-
2 Druk op de [F1] (‘Clear’) toets. tie op de [COMPARE] toets drukt, worden de
Alle tekst in het tekstvak wordt gewist. gegevens uit het geheugen tijdelijk in de bewer-
3 Voer ‘A’ in. kingsbuffer geplaatst. Hierdoor kunt u de instel-
Gebruik de [VALUE] draaischijf, de [INC]/[DEC] lingen die u bewerkt met de oorspronkelijke
toetsen of de cursortoetsen [ ], [ ], [ ], [ ] om onbewerkte instellingen vergelijken
‘A’ te selecteren.
Druk op de [ENTER] toets of op de [F6] (‘ ’) toets.
De cursor verplaatst zich.
4 Voer ‘.’ in.
44
. Het Write Arpeggio Pattern dialoogvenster ver-
schijnt.
De bewerkingen zijn van toepassing op de
gegevens in de bewerkingsbuffer.
Programma’s of combinaties spelen volgens
de gegevens in de bewerkingsbuffer
Bewerken
Basisfuncties
Globalinstellingen, gebruiker drumkits In elk van de bovenstaande pagina’s verschijnt dit
en gebruiker arpeggiopatronen zelfde dialoogvenster, als u de [ENTER] toets inge-
drukt houdt en op de [0] toets drukt.
schrijven
2 Druk op de [F8] (“OK”) toets, als u het schrijfcom-
De instellingen die u in de Globalfunctie bewerkt kun- mando wilt uitvoeren. Druk op [F7] (“Cancel”)
nen in het interne geheugen worden geschreven. Dit toets om te annuleren.
doet u met behulp van de Write Global Settings, Write Als u op de [F8] (‘OK’) toets drukt, vraagt het beeld-
Gegevens opslaan
User Drumkits en Write User Arpeggio Patterns com- venster of u het zeker weet. (‘Are you sure?’). Druk
mando’s. Als u deze instellingen na het uitschakelen van nogmaals op de [F8] (‘OK’) toets om de gegevens te
de stroomtoevoer wilt kunnen gebruiken, dient u ervoor schrijven.
te zorgen dat de gegevens worden geschreven.
Er zijn twee manieren om globalinstellingen, gebruiker
Om te schrijven de [REC/WRITE] toets
drumkits en gebruiker arpeggiopatronen te schrijven.
gebruiken
Voordat u een gebruiker drumkit of gebruiker
1 Druk in de volgende pagina’s op de [REC/WRITE]
arpeggiopatroon in het interne geheugen schrijft,
toets. Er verschijnt een dialoogvenster.
dient u in de Globalfunctie de geheugenbescher-
ming uit te schakelen. (☞ ‘Geheugenbescherming’) Global instellingen: GLOBAL 1.1–4.1
Gebruiker drumkits: GLOBAL 5.1
De gebruiker arpeggiopatrooninstellingen
Gebruiker arpeggiopatronen: GLOBAL 6.1
‘Tempo’, ‘Pattern’, ‘Octave’, ‘Resolution’, ‘Sort’,
‘Latch’, ‘Key Sync’ en ‘Keyboard’ zijn parameters Het onderstaande voorbeeld is op het updaten van
die in de Programma, Combinatie, en Song afzon- arpeggiopatronen van toepassing
derlijk worden ingesteld. Als u het schrijfcom-
mando dat hieronder wordt beschreven uitvoert,
worden deze instellingen niet opgeslagen.
Als u uit de Programma of Combinatiefunctie bent
gegaan en deze parameters heeft ingesteld, dient u
naar de oorspronkelijke functie te gaan en ze te 2 Druk op de [F8] (‘OK’) toets om het schrijfcom-
schrijven. mando uit te voeren. Druk op de [F7] (‘Cancel’)
toets om te annuleren.
Om te schrijven een gebruiker
menucommando gebruiken
1 Selecteer, als u globalinstellingen (de diverse Geheugen in de Globalfunctie
instellingen in GLOBAL 1.1-4.1) wilt schrijven, Als de stroomtoevoer wordt ingeschakeld, worden de
dient u in GLOBAL 1.1-4.1 het gebruikercom- gegevens van de Globalfunctie vanuit het interne geheu-
mando ‘Write Global Setting’ te selecteren, en op gen in het geheugengebied van de Globalfunctie gep-
de [F8] (‘OK’) toets te drukken. laatst. Als u vervolgens de parameters in de
Globalfunctie aanpast, worden de gegevens in het
Het Write Global Setting dialoogvenster verschijnt.
geheugengebied aangepast. Als u deze aangepaste
gegevens in het interne geheugen wilt opslaan, dient u
ze te schrijven.
Als u de gegevens schrijft, worden de gegevens uit het
Selecteer, als u gebruiker drumkits wilt schrijven, geheugengebied in de globalinstellingen, drumkits en
in GLOBAL 6.1 het ‘Write Drumkits’ gebruiker- arpeggiopatronen van het interne geheugen geschreven.
commando, en druk op de [F8] (‘OK’) toets. Als u zonder te schrijven de stroomtoevoer uitschakelt,
gaan de aangepaste gegevens in het geheugengebied
verloren.
45
pagina te gaan.
De bewerkingen zijn van toepassing op de
gegevens die in het geheugengebied zijn geplaatst.
Bewerken
Geheugengebied
Als u schrijft, worden de Als de stroomtoevoer wordt
diverse instellingen uit de ingeschakeld, worden de
Globalfunctie in het interne Schrijven Stroom instellingen in het
geheugen opgeslagen. ingeschakeld geheugengebied geplaatst.
Intern Geheugen
4 Selecteer, als de media directories bevat, het direc-
Arpeggio
Global Setting Drum Kit
Pattern
tory waarin u de gegevens wilt opslaan.
Druk op de [F6] (‘Open’) toets, om naar een lager
niveau te gaan. Druk op de [F5] (‘Up’) toets, om
naar een hoger niveau te gaan.
5 Selecteer het gebruiker menucommando ‘Save
All’.
46
Als dit het geval is, kunt u, voordat u het Save multisample of sample die u in de Samplingfunc-
commando uitvoert, de naam van het .KSC tie heeft gemaakt (met behulp van de EXB-SMPL
bestand dat u opslaat wijzigen, de naam van de optie), raden we u aan om ze allemaal onder
directory op de media wijzigen of de directory van dezelfde bestandsnaam en in dezelfde directory
de media verwijderen. op te slaan. Als u ‘Load PCG’ gebruikt om een
9 Als de gegevens zijn opgeslagen en u naar de Save PCG bestand in te laden, wordt ook het .KSC
pagina terugkeert, geeft het LCD venster het bestand met dezelfde naam ingeladen, zodat de
bestand weer dat is opgeslagen. juiste multisamples/samples automatisch over-
eenstemmen.
Basisfuncties
de media passen’).
.PCG bestand
Programma’s, combinaties, drumkits, gebruiker
arpeggiopatronen, en globalinstellingen die in het
interne geheugen zijn opgeslagen.
.SNG bestand
Sequencer songs en cue lijsten. MIDI data dump
.KSC bestand De programma’s (A-D), combinaties (A-C), drumkits,
Gegevens opslaan
bestanden die de multisamples en samples die in de gebruiker arpeggiopatronen en globalinstellingen van
Samplingfunctie (als de los verkrijgbare EXB-SMPL het interne geheugen, en sequencer songs, cue lijsten
optie is geïnstalleerd) zijn gemaakt opsommen. kunnen als MIDI exclusieve gegevens worden ver-
Directory zonden en op een aangesloten MIDI data filer, computer
Een directory dat de multisamples (.KMP bestan- of andere TR worden opgeslagen. (☞PG p.131)
den) en samples (.KSF bestanden) bevat, die in het
.KSC bestand zijn opgesomd.
vens inladen
De fabrieksinstellingen worden ook wel de ‘van tevoren
ingeladen gegevens’ genoemd. De handeling waarbij u
de programma’s, combinaties en globalinstellingen van 7 Druk nogmaals op de [F8] (‘OK’) toets.
de TR naar de fabrieksinstellingen terugbrengt wordt ‘de De voorgeprogrammeerde gegevens worden ingela-
van tevoren ingeladen gegevens inladen’ genoemd. den.
Dit commando herschrijft alle eventuele data die Als het Memory Protected (geheugen beschermd)
eerder zijn geschreven. Als u de gegevens die eer- dialoogvenster verschijnt, dient u de geheugenbe-
der zijn geschreven niet wilt verliezen, dient u scherming instelling uit te vinken en het inlaad-
deze eerst op een SD kaart of externe SCSI media commando nogmaals uit te voeren. (☞p.43).
op te slaan (hiervoor is de EXB-SMPL optie ver-
eist) (☞p.46).
Afzonderlijke banken of data items inladen
1 Druk op de [GLOBAL] toets om in de Globalfunc-
tie te komen. Met de TR kunt u afzonderlijke banken, programma’s of
(De toets licht op.) combinaties inladen. Drumkits en arpeggiatorpatronen
kunnen ook afzonderlijk of als groep worden ingeladen.
2 Druk op de [EXIT] toets. Dit is handig als u slechts één item uit de gegevens die
U bevindt zich in de Global Mode 1.1: System door de fabriek zijn ingesteld wilt herstellen of als u voor
pagina. een live uitvoering combinaties in een bepaalde
volgorde wilt zetten.
48
Programmafunctie
In de Programmafunctie kunt u programma’s selecteren,
afspelen en bewerken.
De Programmafunctie bestaat uit pagina 1.1: Play-7.2:
Hoe een programma is
Ed-MasterFX. opgebouwd
In 1.1: Play kunt u programma’s selecteren en afspelen.
U kunt ook op eenvoudige manieren het geluid Een programma bestaat uit de vele parameters van 2.1:
bewerken en arpeggiatorinstellingen doen. (☞p.32) Ed-Basic-7.2: Ed-MasterFX. De onderstaande afbeelding
In 2.1: Ed-Basic-7.2: Ed-MasterFX kunt u de parameters geeft de structuur van een programma weer.
van het programma dat u in 1.1: Play heeft geselec-
teerd bewerken.
Als de TR uit de fabriek wordt geleverd, bevat hij vele
Basisfuncties
van tevoren ingeladen programma’s. Door deze van Basale programmabewerking
tevoren ingeladen programma’s te bewerken kunt u uw
eigen oorspronkelijke programma’s maken. U kunt Bij de fabrieksinstellingen bevatten de programmaban-
tevens uw eigen gesamplede sinusgolven of multisam- ken A, B, C en D van tevoren ingeladen programma’s. U
ples, die u in de Samplingfunctie heeft gesampled (door kunt deze programma’s bewerken, om zo uw eigen oor-
middel van de EXB-SMPL optie) of in de Mediafunctie in spronkelijke programma’s te maken.
het interne geheugen ingeladen, maken om oor-
Voor parameters in 2.1: Ed-Basic-5.3: Ed-LFOs, die
spronkelijke programma’s te maken.
voor elke oscillator 1 en 2 afzonderlijk zijn inge-
Programmafunctie
Als de EXB-SMPL optie is geïnstalleerd, heeft de steld, kunt u het gebruiker menucommando ‘Copy
TR AUDIO INPUT jacks waarmee u extern geluid Oscillator’ gebruiken om instellingen van de ene
kunt invoeren. In de Samplingfunctie kunt u van oscillator naar de andere te kopiëren. Dit is een
deze externe geluidsinvoerbronnen samples handige manier om voor twee oscillators dezelfde
maken. In andere functies dan de Samplingfunctie instellingen te maken of om van de ene oscillator
kunt u de interne effecten van de TR op de externe naar de andere kopiëren.
geluidsinvoerbronnen toepassen, zodat u een
Als u een bewerkt programma in het interne
breed bereik aan toepassingen heeft (☞p.115, PG
geheugen wilt opslaan, dient u ervoor te zorgen
p.128).
dat u het programma schrijft. (☞p.43)
Alle transmissie en ontvangst van MIDI gegevens
In deze paragraaf geven we wat voorbeelden van hoe u
in de Programmafunctie wordt op het Global
in elke pagina representatieve parameters bewerkt. Voor
MIDI kanaal uitgevoerd. In GLOBAL 2.1: MIDI
details over de parameters, zie p.1 in de PG.
‘MIDI Channel’ wordt het global MIDI kanaal
Programma’s die u bewerkt of maakt kunnen in de 512
ingesteld.
programma geheugengebieden van bank A-D worden
geschreven. Ze kunnen ook in de Mediafunctie op een
SD kaart worden opgeslagen en beheerd (☞p.43).
Arpeggiator :
OSC1 LFO1 : 5.3-1 OSC1 LFO2 : 5.3-2
6.1
Master Effect 1, 2:
Insert Effect : 7.2-1...3
7.1-1
OSC1 Basic : 2.1-2, 4 Filter1(A/B) : 4.1-1 Amp1 Level/Pan : 5.1-1 AUDIO OUTPUT
OSC1, 2 Insert Effect: MasterEQ : 7.2-4
7.1-2, 3 L/MONO, R
OSC1 Pitch Mod. : 3.1-1, 2 Filter1 Mod. : 4.1-2,3 Amp1 Mod. : 5.1-2
Insert Effect
Master Effect AUDIO OUTPUT
Filter1 LFO Mod. : 4.1-4
Individual- INDIVIDUAL 1,2
Output
Filter1 EG : 4.1-5 Amp1 EG : 5.1-3
OSC 1
Pitch EG : 3.1-5
OSC 2
49
Basic (Prog Basic) pagina
De drie elementen van geluid
Geluid kan in drie elementen worden opgedeeld: toon-
hoogte, toon en volume.
Op dit instrument komen deze elementen overeen met
de Pitch (toonhoogte), Filter en Amplifier (versterker)
instellingen van het programma. Met andere woorden,
om de toonhoogte aan te passen past u de Pitch instell-
ingen aan, voor het aanpassen van de toon gebruikt u de
Mode (Oscillator functie)
Filter instellingen en de Versterkerinstellingen passen
het volume aan. Hiermee stelt u de functie van de oscillator in.
In Oscillator (Oscillator: 2.1: Ed-Basic instellingen) Single gebruikt één oscillator en Double gebruikt twee
selecteert u de sinusgolf multisample die het basisgeluid oscillators. In geval van Single bedraagt de maximale
bepaalt, en geeft u de toonhoogte ervan aan. Vervolgens polyfonie 62 noten, en in geval van Double bedraagt de
wordt het geluid aangepast door de toonhoogte instell- maximale polyfonie 31 noten. Selecteer Drums, als u een
ingen (Pitch: 3.1: Ed-Pitch), filter instellingen (Filter: 4.1, drumkit wilt gebruiken om een drumprogramma te
4.2: Ed-Filter) en versterker instellingen (Amplifier: 5.1, maken. (☞p.51)
5.2: Ed-Amp) om het basisgeluid van het programma te
maken. Mode (Voice Assign functie)
Het basisgeluid kan vervolgens verder worden bewerkt Geeft aan of het programma in Poly (polyfoon) of in
door het invoegeffect (7.1: Ed-InsertFX instellingen), Mono (monofoon) wordt gespeeld.
master effecten en de master EQ (7.2: Ed-MasterFX Als deze functie op Poly is ingesteld, kunt u met behulp
instellingen) als puntjes op de i toe te passen. Als hier van het programma akkoorden afspelen. Als u deze
nog arpeggiator instellingen (6.1: Ed-Arp.) en controller functie op Mono heeft ingesteld, wordt er, zelfs als u een
instellingen (2.2: Ed-Ctrl) aan worden toegevoegd, akkoord aanslaat, maar één noot afgespeeld. Normaal-
wordt het eindresultaat een ‘programma’ genoemd. gesproken stelt u dit op Poly in, maar het is handig om
Mono te gebruiken, als u geluiden als een analoge syn-
Van programma’s die in de Combinatiefunctie of thesizer bas of synthesizer lead speelt. Probeer tussen
Sequencerfunctie worden gebruikt zijn de invoe- Poly en Mono te schakelen en beluister het resultaat.
geffect, master effect, master EQ, arpeggiator en
controller instellingen afzonderlijk van die van de OSC1 pagina, OSC2 pagina
Programmafunctie.
De vergelijkfunctie
Tijdens het bewerken van een programma kunt u de
[COMPARE] toets gebruiken om de versie van het
geluid die hiervoor is opgeslagen (zoals het geluid was
Geeft voor oscillator 1, 2 de multisample aan.
voor u het begon te bewerken) te beluisteren. Druk op de
[COMPARE] toets (de toets licht op) om de oor-
Een multisample selecteren
spronkelijke versie te beluisteren. Als u nogmaals op
[COMPARE] drukt (het licht gaat uit), keert u naar de De multisample bepaalt het basiskarakter van het pro-
versie die u aan het bewerken bent terug. gramma.
❍ Gebruik ‘High MS Bank’ om de multisample
Als u bewerkingen uitvoert terwijl de [COM- bank te selecteren, en gebruik ‘High Multisample’
PARE] toets verlicht is, gaat de toets uit. Dat wordt om de multisample te selecteren.
het geluid dat wordt opgevraagd als de [COM-
PARE] toets uit is. Als de ‘High MS Bank’ op ROM of EX is ingesteld,
kunt u voorgeprogrammeerde multisamples selec-
teren. U kunt uit een bereik van ROM: 000-424, EX:
000-044 ‘High Multisample’ selecteren. (☞ VNL)
Als ‘High MS Bank’ op RAM is ingesteld, kunt u
Oscillatorinstellingen 2.1: Ed-Basic multisamples selecteren die in de Samplingfunctie
In 2.1: Ed-Basic kunt u instellingen doen die met de zijn gemaakt of in de Mediafunctie zijn ingeladen
oscillator te maken hebben. Dit instrument biedt twee (als de EXB-SMPL optie en sample data RAM zijn
oscillators, en u kunt voor elke oscillator een basis sinus- geïnstalleerd). U kunt in ‘High Multisample’ uit
golf (‘multisample’) selecteren en de toonhoogte 000-999 selecteren.
instellen. Tot de multisamples die dit apparaat biedt U kunt het gebruikercommando ‘Select by Cate-
behoren sinusgolven voor muziekinstrumenten als gory’ gebruiken om uit 15 categorieën interne
piano’s, evenals speciale sinusgolven die uniek zijn voor voorgeprogrammeerde multisamples te selecteren.
synthesizers. Multisamples reproduceren de complexe (☞PG p.8).
boventoonstructuur en frequentiekenmerken waarmee
we een geluid als ‘pianoachtig’ of ‘gitaarachtig’ kunnen Hoge (High) multisample en lage (Low) multisample
herkennen. Als u voor een oscillator een hoge en lage multisample
selecteert, wordt, afhankelijk van de velocity van de noot
50
(oftewel, de kracht waarmee u het keyboard bespeelt),
de hoge of de lage multisample afgespeeld. Deze functie
wordt velocity multisample schakeling genoemd. U kunt voor de oscillator de volgende multisamples of
1 Geef voor ‘High Multisample’ en ‘Low Multi- drumkits gebruiken.
sample’ verschillende multisamples aan. • 470 interne voorgeprogrammeerde multisamples
(ROM, EX)
2 Geef voor ‘Velocity SW L(H’ een velocity waarde
• Multisamples (RAM) die in de Samplingfunctie zijn
aan.
gemaakt (als de EXB-SMPL optie is geïnstalleerd).
Noten die op het keyboard op een lagere velocity (U kunt programma’s maken die gebruik maken
dan de aangegeven waarde worden gespeeld, zor- van multisamples/samples die in de Samplingfunc-
gen ervoor dat de lage multisample wordt afge- tie zijn gesampled of in de Mediafunctie zijn ingela-
speeld; bij velocities boven deze velocity waarde den.
wordt de hoge multisample afgespeeld. • Negen interne drumkits (ROM)
Als u ‘Velocity SW L(H’ bijvoorbeeld op 100 instelt, • 24 gebruiker drumkits, die in de Globalfunctie zijn
zorgt een zachte aanslag ervoor dat de ‘Low’ multi- gemaakt.
sample wordt afgespeeld, en bij een harde aanslag (Om een drumkit te maken kunt u vrijelijk drums-
Basisfuncties
wordt de ‘High’ multisample afgespeeld. amples aan elke toets worden toegewezen. U kunt
3 Stel de volumebalans van de High en Low multi- voor het geluid van elke toets filter en versterkerin-
samples door hun niveau (‘Level’) aan te passen. stellingen maken, en de routing naar de effecten en
de afzonderlijke geluidsuitgangen aangeven).
Stel, als u deze functie niet wilt gebruiken, de
‘Velocity SW L → H’ waarde op 001 in. Alleen de
hoge multisample wordt afgespeeld. V.Zone (Velocity Zone) pagina
Programmafunctie
Als deze is aangevinkt, wordt de multisample achter-
stevoren afgespeeld. Als u dit op geluidseffecten etc. toe-
past, kan dit interessante resultaten voortbrengen.
Normaalgesproken vinkt u dit niet aan.
Hier kunt u het velocity bereik, dat oscillator 1 en 2
afspeelt, invoeren. In het bovenstaande voorbeelden, zijn
Als de ‘Oscillator functie’ = Double de velocity bereiken als volgt.
Stel, als u OSC2 wilt gebruiken, in de Basic (Prog Basic) • OSC1 wordt bij alle velocity waarden afgespeeld.
pagina ‘Mode (Oscillator functie)’ op Double in. • OSC2 wordt alleen bij krachtig gespeelde noten (64
U kunt voor OSC2 op dezelfde wijze als voor OSC1 hoge en daarboven) afgespeeld.
en lage multisamples instellen. • U kunt hiernaast Velocity Multisample schakeling
De afspeeltoonhoogte kan afzonderlijk worden ingest- gebruiken (☞ ‘High Multisample, Low Multi-
eld. Door dezelfde multisample met iets andere ‘Tune’ sample’). Stel in dit voorbeeld ‘OSC1’ in ‘Velocity
instellingen te gebruiken, kunt u de oscillators ‘ontstem- SW L(H’ op 32 in, en stel ‘OSC2’ op 96 in. De instel-
men’ om zo een rijker geluid te produceren. lingen worden in de velocity zone weergave als
verticale lijnen afgebeeld.
Het is handig om het gebruikercommando ‘Copy
Oscillator’ te gebruiken, zodat de oscillatorinstel- In dit voorbeeld worden de multisamples op vier
lingen met elkaar overeenstemmen. niveaus afgespeeld.
Velocity waarden 001-031:
alleen de OSC1 lage multisample wordt afgespeeld.
Velocity waarden 032-063:
Als ‘Oscillator functie’ = Drums alleen de OSC1 hoge multisample wordt afge-
speeld.
Velocity waarden 064-095:
de OSC1 hoge multisample en de OSC2 lage multi-
sample worden afgespeeld.
Velocity waarden 096-127:
de OSC1 hoge multisample en de OSC2 hoge multi-
Stel in de Basic (Prog Basic) pagina ‘Mode (Oscillator sample worden afgespeeld.
functie)’ op Drums in. Als deze op Drums is ingesteld,
kunt u een drumprogramma gebruiken.
Hiermee selecteert een drumkit in plaats van een multi- Controller instellingen 2.2: Ed-Ctrl
sample.
Het instrument biedt zestien drumkits die door de fab- Ctrls (Controls) pagina
riek zijn voorgeprogrammeerd en voor een brede vari-
Met deze tab kunt u voor elk programma en voor de B-
atie aan muziek geschikt zijn. (☞Drumkit naam, VNL)
functie van de REALTIME CONTROLS draaiknoppen
U kunt hier maar één drumkit selecteren. Gebruik GLO-
[1]-[4] de [SW1] en [SW2] instellingen maken. (☞p.119,
BAL 5.1: DKit (☞p.98) om een drumkit te bewerken of
PG p.9, 224, 225)
maken.
51
OS1lfo (OSC1 LFO) pagina
Pitch instellingen 3.1: Ed-Pitch
Hier kunt u aangeven hoe de toonhoogte van de multi-
sample die voor de oscillator is geselecteerd zal verand-
eren. Met behulp van de Pitch EG en LFO instellingen
kan de toonhoogte over een bepaalde tijdsduur worden
gevarieerd.
De parameters van de OSC2 pagina en de OSC2 LFO
pagina gelden alleen als de ‘Mode (Oscillator functie)’ LFO 1/2
op Double is ingesteld. U kunt een LFO gebruiken om de toonhoogte cyclisch te
moduleren (het ‘vibrato’ effect).
OSC1 pagina ‘Intensity’ (LFO intensiteit) bepaalt de diepte waarmee
de LFO die in 5.3: Ed-LFOs de toonhoogte beïnvloedt.
Bij een instelling van +12.00 zorgt het vibrato voor een
maximale toonhoogtewijziging van ±1 octaaf.
‘JS+Y Int’ geeft aan hoeveel vibrato de LFO voort-
brengt wanneer u de joystick van u af beweegt.
‘Intensity (AMS intensiteit)’ bepaalt de diepte van het
vibrato dat op de LFO wordt toegepast, als de AMS
Pitch (wisselende modulatiebron) wordt gebruikt. Als ‘AMS
De ‘JS (X)’ en ‘JS (+X)’ instellingen geven de mate van (LFO1 AMS)’ bijvoorbeeld op AfterT is ingesteld en u
wijziging in toonhoogte weer (in halve tonen), die ‘Intensity (AMS intensiteit)’ op een geschikte waarde
optreedt als er MIDI toonverbuiging berichten worden instelt, wordt het vibrato toegepast zodra u druk op
ontvangen of de joystick naar links of rechts wordt het keyboard uitoefent of als er MIDI naslagberichten
bewogen. Bij een instelling van +12 wordt de toonhoogte worden ontvangen.
maximaal één octaaf hoger geregeld; bij een instelling
van -12 wordt de toonhoogte maximaal één octaaf lager EG (Pitch EG) pagina
geregeld. Hier kunt u instellingen doen voor de toonhoogte EG.
‘Ribbon (#16)’ geeft de mate van wijziging in toon- Als u geluidseffecten etc. wilt creëren, stelt u de toon-
hoogte (in halve tonen) weer, die optreedt als er MIDI hoogte EG zo in, dat deze over een bepaalde tijd grote
wijziging berichten (CC) #16 worden ontvangen of als wijzigingen maakt. Om de lichte wijziging in toon-
de bandregelaar van een TRITON of ander aangesloten hoogte, die optreedt als er een snaar wordt geplukt of bij
MIDI apparaat naar links of rechts wordt bewogen. Bij de attack van een koperen of vocaal geluid, kunt u de EG
een instelling van +12 gaat de toonhoogte helemaal gebruiken om bij de attack een subtiele wijziging in
rechts op de bandregelaar één octaaf omhoog, en toonhoogte te maken. (☞PG p.10).
helemaal links op de bandregelaar gaat hij één octaaf
omlaag.
Pitch EG EG en LFO
Als de ‘Intensity’ waarde op +12.00 is ingesteld, zorgt de U kunt wijzigingen in toonhoogte, toon of volume aan-
toonhoogte EG die in de Pitch EG pagina wordt aange- brengen door een EG (envelope generator) te gebruiken
geven voor een maximale toonhoogtewijziging van ±1 om tijdvariabele wijzigingen toe te passen of door een
octaaf. LFO (lage frequentie oscillator) te gebruiken om op de
toonhoogte, het filter of de versterker cyclische wijzigin-
Portamento gen toe te passen.
Als ‘Enable’ is aangevinkt, wordt er portamento toege- EG (Envelope Generator)
past. Portamento zorgt ervoor dat de toonhoogte, als u Dit apparaat biedt een toonhoogte EG, filter EG en ver-
de volgende noot speelt, voordat de vorige noot wordt sterker EG, die respectievelijk tijdvariabele wijzigingen
losgelaten, vloeiend verandert. in toonhoogte, toon en volume produceren.
De ‘Time’ parameter geeft de portamentotijd aan. Naar Noot-aan Attack niveau Noot-uit
gelang deze waarde wordt verhoogd, wijzigt de toon- Niveau
Break niveau
hoogte over een langere tijdsduur. Bij een waarde van Release
000 wordt er geen portamento toegepast. niveau
Sustain niveau
Als Porta.SW (CC#65) als functie van de [SW1] of
[SW2] toets is toegewezen, kan het portamento Tijd
Slope tijd Release tijd
effect door de [SW1] of [SW2] toets worden in/uit- Decay tijd
Attack tijd
geschakeld.
Start niveau
52
Voorbeelden hiervan zijn virbrato (cyclische wijzigingen High pass filter
in toonhoogte), wah (cyclische wijzigingen in toon) en Dit type filter geeft het hoge frequentiegebied door en
tremolo of auto-pan (cyclische wijzigingen in volume). vermindert het lage frequentiegebied. Gebruik deze als
u het geluid dunner wilt maken. Echter, als de cutoff fre-
quentie (Frequency) naar een te hoge waarde wordt ver-
hoogd, wordt het volume erg laag.
Filterinstellingen High Pass
Basisfuncties
OSC2. Voor elk van deze filters kunt u uit twee typen ingesteld, worden de boventonen in het gebied rondom
kiezen (Low Pass Resonantie of Low Pass & High de cutoff frequentie, op de wijze die in de afbeelding
Pass). U kunt Filter 2 gebruiken als ‘Mode (Oscillator hieronder wordt aangeduid, versterkt, waardoor het
functie) op Double is ingesteld. geluid een onderscheidend karakter krijgt.
Filterkenmerken
Niveau Niveau Dit gebied met Als er resonantie wordt toegepast
boventonen wordt
verminderd
Low Pass
Filter Niveay
Programmafunctie
Frequentie (toonhoogte) Frequentie (toonhoogte)
53
Filter EG (Mod.1 pagina) regelaars etc. het volume beïnvloeden.
Hiermee past u het effect aan dat wordt geproduceerd Amp1 is van toepassing op OSC1 en Amp2 is van toe-
door de filter EG, die u in de EG pagina instelt. passing op OSC2.
• Gebruik de Int. ‘to A’ en ‘to B’ instellingen om de U kunt Amp2 gebruiken als ‘Mode (Oscillator functie)
diepte van de filter EG aan te geven. op Double is ingesteld.
• Gebruik de Vel ‘to A’ en ‘to B’ instellingen om het Bijvoorbeeld, het volume van een pianonoot begint exact
effect van de velocity van de filter EG aan te geven. op het moment dat u de noot speelt een hoog volume, en
• ‘AMS’ en ‘Int to A, B’ bepalen het effect dat AMS neemt dan geleidelijk af. Het volume van een orgelnoot
op de filter EG diepte heeft. blijft, zolang u de toets indrukt, constant. Het volume
Deze drie instellingen bepalen de diepte van de van een noot op een viool of blaasinstrument kan tijdens
tonale wijziging die door de filter EG wordt gepro- het spelen van de noot door de musicus worden gev-
duceerd. arieerd (namelijk, door de hoeveelheid druk op de strijk-
stok of de kracht van de adem te regelen).
Filter Modulation (Mod.2 pagina) Volume Piano Volume Orgel
Volume blijft constant totdat
Stel deze parameter in, als u tonale wijzigingen wilt pro- Volume neemt geleidelijk af de noot wordt losgelaten
Orgel
Keyboard Track
Strijker
Hiermee kunt u het volume variëren ten opzichte van de
positie van de toon die u op het keyboard speelt.
• Als Ramp ‘Low’ op een positieve (+) waarde is
ingesteld, verhoogt het volume naar gelang u lager
op het keyboard speelt. Als deze op een negatieve
(-) waarde is ingesteld, verlaagt het volume naar
LFO instellingen 5.3: Ed-LFOs
Basisfuncties
gelang u lager op het keyboard speelt.
• Als Ramp ‘High’ op een positieve (+) waarde is
U kunt voor elke oscillator twee LFO (lage frequentie
ingesteld, verhoogt het volume naar gelang u hoger
oscillator) eenheden gebruiken: LFO1 en LFO2. U kunt
op het keyboard speelt. Als deze op een negatieve
elk type LFO vrijelijk selecteren en de snelheid ervan
(-) waarde is ingesteld, verlaagt het volume naar
instellen.
gelang u hoger op het keyboard speelt.
De diepte van de LFO1 en LFO2 die u hier aangeeft,
Amp Mod. wordt door de instellingen van de 3.1: Ed-Pitch, 4.1: Ed-
Filter1, 4.2: Ed-Filter2, 5.1: Ed-Amp1 en 5.2: Ed-Amp2
‘Velocity Int’ wordt door de meeste programma’s
Programmafunctie
pagina’s bepaalt.
gebruikt om het volume van zacht gespeelde noten te
verminderen en het volume van krachtig gespeelde
noten te vergroten. Deze versterkermodulatie parameter
past de diepte van deze functie aan.
Normaalgesproken stelt u Amp Modulation op een posi-
tieve (+) waarde in. Naar gelang deze instelling wordt
verhoogd, is er een groter volumeverschil tussen zacht
gespeelde en krachtig gespeelde noten.
OSC1 LFO1, OSC1 LFO2, OSC2 LFO1, OSC2 LFO2
LFO1 Mod., LFO2 Mod. ‘Waveform’ bepaalt het type LFO. U kunt uit een vari-
Hiermee geeft u aan hoe de LFO cyclische wijzigingen in atie sinusgolven kiezen, inclusief standaard sinusgolven
het volume produceren (het tremolo effect). als driehoekig, zaagtand, vierkant en sinus (Triangle,
Het volume wordt beïnvloed door de LFO(s) waarvoor u Saw, Square en Sinus), evenals stapsgewijze en wille-
een ‘Intensity (LFO1 Intensity, LFO2 Intensity)’ waarde keurige PG sinsugolven die een sample-and-hold effect
heeft ingesteld. produceren (☞PG p.22).
‘Int (AMS Intensity)’ bepaalt de diepte waardoor het Door de ‘Ofs’, ‘Fade’ en ‘Dly’ instellingen aan te passen,
tremolo effect, dat door de LFO wordt geproduceerd, en door het teken (+/-) van de ‘Intensity’ instelling in de
wordt beïnvloed, als u een ‘AMS (LFO1 AMS, LFO2 3.1: Ed-Pitch, 4.1: Ed-Filter1, 4.2: Ed-Filter2, 5.1: Ed-
AMS)’ gebruikt. Amp1 en 5.2: Ed-Amp2 pagina’s te wijzigen, kunt u een
Als u bijvoorbeeld ‘AMS’ op JS-Y#02 instelt, wordt er brede variatie aan effecten creëren. ‘Frequentie’ bepaalt
tremolo toegepast zodra u de joystick van dit instrument de LFO snelheid.
naar u toe beweegt of als er een CC#02 wordt ontvan-
gen. Freq.Mod (Frequentiemodulatie)
U kunt ‘AMS’ gebruiken om de LFO snelheid te
EG pagina variëren. Hiermee kunt u door een regelaar te bedienen
Hier kunt u instellingen maken voor de versterker EG, of met behulp van de EG of Keyboard Track instellingen
die het volume over een bepaalde tijdsduur wijzigt. de LFO snelheid wijzigen.
Elk instrument heeft zijn eigen karakteristieke curve
voor volumewijziging. Dit is gedeeltelijk waarom elk MIDI/Tempo Sync.
instrument een eigen identificeerbaar geluid heeft. Als u Als ‘MIDI/Tempo Sync’ is aangevinkt, wordt de ‘Fre-
echter een strijktype versterker EG curve op een quentie’ instelling genegeerd, en synchroniseert de LFO
orgeltype multisample toepast, kunt u een geluid maken met het tempo van de sequencer en de arpeggiator. Hier-
mee kunt u vibrato, wah, auto-pan of tremolo produc-
eren, die met de afspeelsnelheid van de sequencer of
arpeggiator wordt gesynchroniseerd.
55
te werk gaat, behaalt u het gewenste effect.
BUS instellingen 7.1: Ed-InsertFX BUS Als u bijvoorbeeld een ‘gitaarachtig geluid wilt regelen,
zodat het lijkt alsof het bij het wegduwen van de joystick
U kunt de oscillator routing (het signaal dat naar de feedback benadert’, maakt u de instellingen zo dat de
invoegeffecten, master effecten en afzonderlijke uitgan- joystick filtermodulatie of het resonantieniveau regelt.
gen wordt gestuurd) aangeven (☞p.112).
56
Combinatiefunctie
In de combinatiefunctie kunt u combinaties selecteren, klinkt het volgens de instellingen die worden
afspelen en bewerken. bewerkt.
De combinatiefunctie bestaat uit pagina 1.1: Play-7.2: Ed-
MasterFX. Als u een bewerkte combinatie in het interne
In 1.1: Play kunt u combinaties selecteren en afspelen. U geheugen wilt opslaan, dient u deze te schrijven.
kunt tevens wat algemene bewerkingen uitvoeren en (☞p.43)
arpeggiatorinstellingen maken (☞p.29, 33).
In 2.1: Ed-Basic-7.2:Ed-MasterFX kunt u de parameters
van de combinatie die u in 1.1: Play heeft geselecteerd Suggesties voor de bewerkingsprocedure
bewerken. De parameters van elk timbre worden in 2.1: Ed-Prog/
Mix-4.4: MIDI Filter 4 en 7.1: Ed-InsertFX ingesteld. Hier
Basisfuncties
maakt u de basiscombinatie, bestaande uit de pro-
Hoe een combinatie is opgebouwd gramma’s die u hier selecteert.
Gebruik eerst 2.1: Ed-Prog/Mix om het programma van
Een combinatie bestaat uit een variatie aan parameters elk timbre te selecteren, en gebruik vervolgens 3.3: Ed-
uit 2.1: Ed-Basic-7.2: Ed-MasterFX. De onderstaande Key Zone en 3.4: Ed-Vel Zone om het bereik waarin elk
afbeelding geeft de structuur van een combinatie weer. programma wordt gespeelt (gelaagd, gesplitst, velocity
schakelaar, etc) te bepalen. Pas vervolgens het volume
van alle timbres aan, en stel diverse andere parameters
Basale combinatiebewerking in.
Combinatiefunctie
Om de puntjes op de i van het geluid te zetten kunt u in
Bank A, B en C van de TR bevatten een variatie aan 7.1: Ed-InsertFX insert effect instellingen en in 7.2: Ed-
combinaties, die de van tevoren ingeladen pro- MasterFX master effecten en de master EQ instellingen
gramma’s (bank A, B en C) en de voorgeprogram- maken; deze zijn los van de effectinstellingen van de
meerde en van tevoren ingeladen gebruiker Programmafunctie. Daarnaast kunt u in 6.1: Ed-Arp.
arpeggiopatronen en effecten gebruiken. Door deze arpeggiator instellingen en 2.2: Ed-Ctrl in controller
combinaties te bewerken kunt u uw eigen oorspronke- instellingen maken, om zo de volledige combinatie te
lijke combinaties maken. creëren.
U kunt in een combinatie ook originele programma’s Door het gebruiker menucommando ‘Solo Selec-
gebruiken die gebruik maken van samples/multisam- ted Timbre’ te gebruiken kunt u alleen het geselec-
ples die u in de Sampling functie heeft opgenomen (als teerde timbre beluisteren. Dit is een handige
de los verkrijgbare EXB-SMPL optie is geïnstalleerd), of manier om individuele geluiden van gelaagde tim-
die in het interne geheugen zijn ingeladen. bres te beluisteren. (☞p.34)
Combinaties die u bewerkt of aanmaakt kunnen in de
384 geheugengebieden van bank A-C worden In pagina’s die alle timbres 1-8 weergeven, zoals
geschreven. Ze kunnen tevens in de Mediafunctie op een 2.1: Ed-Prog/Mix, kunt u de [ ], [ ] toetsen
SD kaart worden opgeslagen en beheerd. gebruiken om timbres te selecteren. U kunt tevens
direct timbres selecteren door de [TIMBRE/
Als een programma dat in de Programmafunctie TRACK] toets ingedrukt te houden en op één van
wordt bewerkt in een combinatie wordt gebruikt, de [F1 T1/T9]-[F8 T8/T16] toetsen te drukken.
Arpeggiator: 6.1
Timbre1 Parameters
Program
Master Effect 1, 2 :
Insert Effect : 7.2-1...3
Timbre2 Parameters 7.1-1
Program
Timbre8 Parameters
Program
7.1-1 of 7.2-1 duiden op pagina’s of tabvensters die op dit instrument voor bewerking worden gebruikt.
57
Lagen, splitsing en velocity schakeling Program B Krachtig
Keyboard
Binnen een combinatie kunt u de keyboardlocatie en Program A Zacht
speldynamiek
Gesplitst:
elke parameter beluisteren.
In verschillende gebieden van het
keyboard worden verschillende Zie PG p. 31 voor een gedetailleerdere uitleg van deze
programma’s van het keyboard.
parameters.
Velocity schakeling
Velocity schakeling verwijst naar instellingen die ervoor
Timbre 1-8 programma, pan en
zorgen dat, afhankelijk van de velocity (speldynamiek volume 2.1: Ed-Prog/Mix
op het keyboard) verschillende programma’s worden
Hier kunt u aan elk timbre 1-8 programma’s toewijzen
afgespeeld.
en voor elk timbre de pan en het volume instellen. (Deze
Programma B Krachtig Keyboard instellingen kunnen ook in de Prog en Mix pagina’s van
Programma A Zacht speldynamiek
Velocity schakling:
1.1: Play worden gedaan).
De speldynamiek op het keyboard
(velocity) schakelt tussen
verschillende programma’s. Prog pagina
Op dit instrument kunt u voor elk van maximaal acht
timbres een ander programma gebruiken en twee of
meer van de bovenstaande methoden gebruiken om nog
complexere systemen te maken.
Programma A
Programma D Krachtig Keyboard
Programma B
Programma C Zacht speldynamiek
Voorbeeld:
B en C, D zijn gesplitst. In het lagere
Program Select
keyboard bereik zijn A en B gelaagd. In
het hogere keyboard bereik wordt er
Wijst aan elk timbre een programma toe.
door de velocity tussen C en D
geschakeld en zijn deze gelaagd met A.
U kunt het gebruiker menucommando ‘Select by
Als extra mogelijkheid kunt u de slope voor een key Category’ gebruiken om uit 16 categorieën pro-
zone of velocity zone zo instellen dat het volume gramma’s te selecteren.
geleidelijk afneemt. Hiermee kunt u een splitsing in een
keyboard crossfade of een velocity schakeling in een U kunt tevens de [BANK] en [A]-[GM] gebruiken
velocity crossfade wijzigen. om de bank van het programma te selecteren.
58
Mix (Mixer) pagina MIDI kanaal
Timbres die u vanaf het keyboard van dit instrument
wilt afspelen dienen op het global MIDI kanaal te zijn
ingesteld. Uw spel op het keyboard wordt via het global
MIDI kanaal verzonden, en zorgt ervoor dat alle timbres
die met dit kanaal overeenkomen worden afgespeeld.
Normaalgesproken stelt u dit op Gch in. Als dit op Gch
is ingesteld, komt het MIDI kanaal van het timbre altijd
Pan met het global MIDI kanaal overeen, zelfs als u het glo-
bal MIDI kanaal wijzigt.
Bepaalt voor elk timbre de panning (stereolocatie). Bij
een instelling van C064 wordt de oscillator paninstelling Bij sommige van tevoren ingeladen combinaties
van het programma gereproduceerd. Als u deze naar die de arpeggiator gebruiken is het mogelijk dat
links of rechts beweegt, wordt het geluid naar links of timbres die aan de arpeggiator zijn toegewezen
rechts verplaatst, terwijl de panverhouding tussen de geen INT ‘Status’ en Gch ‘MIDI Ch’ hebben.
oscillators behouden blijft. Een instelling van L001 is uit- De reden hiervoor is dat deze instellingen voor
Basisfuncties
erst links en R127 is uiterst rechts. timbres gelden die alleen hoorbaar zijn als de
arpeggiator is ingeschakeld. Dit is een erg handige
Volume techniek voor als u combinaties maakt die de
Past van elk timbre het volume aan. arpeggiator gebruiken. Zie ‘Arpeggiator instellin-
Creëer het algemene geluid door de volumebalans van gen in de Combinatie en Sequencerfunctie’
de timbres aan te passen. De ‘Volume’ instelling is een (☞p.105, PG p.43) en bestudeer de relatie tussen de
belangrijk aspect van het maken van het geluid, en deze arpeggiator toewijzingen ‘Status’ en ‘MIDI
instelling heeft een belangrijk effect op de algemene kanaal’.
indruk die de combinatie achterlaat.
Combinatiefunctie
Bank(EX2) MSB, Bank(EX2) LSB
Deze instelling is geldig als u ‘Status’ op EX2 heeft
Controller instellingen 2.2: Ed-Ctrl ingesteld. Dit bepaalt welk Bankselectiebericht er vanuit
dit instrument wordt verzonden.
Ctrls (Controls) pagina
OSC pagina
59
Pitch pagina Scale’ aanvinkt, wordt de toonladder die door het pro-
gramma is aangegeven gebruikt. Timbres waarvan deze
parameter niet is aangevinkt gebruiken de ‘Combi’s
Scale’ instelling.
Basisfuncties
Voor elk MIDI Filter item kunt u aangeven of het bijbe-
Voor elk timbre kunt u een velocity bereik invoeren, horende MIDI bericht wel of niet wordt verzonden en
waarbinnen deze hoorbaar is. Het velocity bereik ontvangen. De aangevinkte items worden verzonden en
waarbinnen een timbre wordt afgespeeld wordt de ontvangen.
Velocity Zone genoemd. Door een velocity zone in te
stellen kunt u een timbre maken dat alleen wordt MIDI filter schakelt de functie zelf niet in/uit,
afgespeeld door de noten die met een bepaalde kracht maar bepaalt of het betreffende MIDI bericht wel
worden gespeeld, en niet door sterkere of zwakkere of niet wordt verzonden en ontvangen. Als bij-
noten. voorbeeld de portamento is ingeschakeld, wordt
er, zelfs als ‘Portamento SW CC#65’ is uitgevinkt,
Combinatiefunctie
Door timbres te combineren die verschillende velocity
zone instellingen hebben, kunt u combinaties maken die toch portamento op het geluid toegepast.
op basis van velocity worden geschakeld. Als u bijvoorbeeld voor timbre 1 een basprogramma
De boven en ondergrens van de velocity zone van elk heeft geselecteerd en voor timbre 2 een pianopro-
timbre worden respectievelijk door de ‘Top Velocity’ en gramma, om zo een combinatie van het splitstype te
‘Bottom Velocity’ bepaald. De volgende afbeelding geeft maken, kunt u de volgende instellingen doen, zodat het
een voorbeeld van een combinatie die op basis van indrukken van het aangesloten damper pedaal er alleen
velocity is geschakeld weer. Tussen timbre 1 en 2 wordt voor zorgt dat het damper effect op het pianopro-
er geschakeld, om zo verschillende programma’s af te gramma van timbre 2 wordt toegepast.
spelen. U kunt dergelijke combinaties maken door de
velocity zone in te stellen. ❍ Stel in de 4.1: Ed-MIDI Filter1 MIDI 1-2 pagina
‘Damper CC#64’ in.
127
Timbre 1 Koper 64
Timbre 2 63
Velocity
schakeling
Timbre 1 ‘Damper CC#64’: niet aangevinkt
Strijker 1
Timbre 2 ‘Damper CC#64’: aangevinkt
61
Master Effect instellingen
7.2: Ed-MasterFX
Geeft de master effecten weer en maakt er instellingen
voor. U kunt hier ook de master EQ instellingen doen.
(☞p.114)
62
Sequencerfunctie
Dit instrument bevat een 16-multisporige MIDI nen creëren. Deze patronen kunnen als muzikale
sequencer. De sequencer is het centrum waarin de vele gegevens binnen een song worden gebruikt of door de
functies van de TR worden geïntegreerd, zodat deze RPPR functie worden afgespeeld.
functie in een variatie aan situaties, inclusief muziekpro- • Er worden diverse opnamemethoden ondersteund,
ductie en live uitvoeringen, kan worden gebruikt. inclusief realtime opname, waarbij uw uitvoering op
het keyboard en met de regelaars (inclusief MIDI con-
Als u de stroomtoevoer uitschakelt, wordt er geen trole events), precies zoals u ze speelt worden opgeno-
back-up gemaakt van de instellingen die u in de men, en stapsgewijze opname, waarbij de timing,
Sequencerfunctie heeft gemaakt en de song gege- lengte en velocity van elke noot tijdens het invoeren
vens, cue lijst gegevens en gebruiker patroongege- van de tonen vanaf het keyboard in het LCD venster
vens die u heeft opgenomen. Als u deze gegevens kunnen worden aangegeven.
Basisfuncties
wilt bewaren, dient u ze voor het uitschakelen van • De muzikale gegevens en controle events die u heeft
de stroomtoevoer op externe media (SD kaart, etc.) opgenomen kunnen op diverse manieren worden
op te slaan of een MIDI data dump uit te voeren bewerkt (inclusief event bewerking en vele andere
om de gegevens op een externe data filer etc. op te bewerkingscommando’s).
slaan. • Als de ‘Status’ van een spoor op INT of BTH is inge-
Gebruik het gebruiker menucommando ‘Save steld, kan er een externe sequencer worden gebruikt
Template Song’, als u de programma’s, spoorpa- om dit instrument als multi-timbrale toongenerator af
rameters, effecten en instellingen van de arpeggio- te spelen. Als de ‘Status’ van een spoor op BTH, EXT
functie, die u als template song voor een song of EXT2 is ingesteld, kan de sequencer van dit instru-
Sequencerfunctie
heeft geselecteerd, wilt bewaren. ment externe toongenerators afspelen.
Direct nadat de stroomtoevoer is ingeschakeld, • De weergave kan met een extern MIDI apparaat wor-
bevat dit instrument geen enkele cue lijst gegevens den gesynchroniseerd.
of song gegevens. Als u op de sequencer een song • Met behulp van de AMS (wisselende modulatie)
wilt afspelen, dient u daarom eerst gegevens van mogelijkheid van dit instrument kunt u controlewijzi-
externe media (SD kaart etc.) in te laden of van een gingen gebruiken om de parameters van de pro-
externe MIDI sequencer een MIDI data dump te gramma’s die in een programma worden gebruikt in
ontvangen (☞p.42, 101, PG p.146). realtime te regelen. Met behulp van de MIDI Sync.
functionaliteit kunt u de LFO snelheid met wijzigin-
gen in het tempo synchroniseren.
• Met behulp van de Dmod (Dynamische modulatie)
Eigenschappen van de sequencer functionaliteit kunt u effectparameters in realtime
• Met behulp van de sequencer kunt u maximaal regelen. U kunt tevens MIDI Sync. gebruiken om de
200.000 events (nootgegevens etc.), maximaal 200 LFO snelheid of delay tijd met wijzigingen in het
songs en wel 999 maten per song opnemen. tempo te synchroniseren.
• U kunt maximaal 20 cue lijsten maken. • U kunt niet alleen aan de song, maar ook aan elk
• Een cue lijst is een arrangement van maximaal 99 patroon en spoor namen toewijzen.
songs die als ketting worden afgespeeld. U kunt aan- • U kunt combinatie instellingen naar een song kopië-
geven hoe vaak elke song wordt herhaald. Songs in ren.
een cue lijst kunnen in één enkele song worden omge- • Sequencer gegevens, zoals een song of cue lijst, die u
zet. heeft gemaakt, kunnen in het eigen formaat van dit
• De arpeggiatorfunctie kan voor weergave of opname instrument worden opgeslagen en als MIDI data
worden gebruikt. dump worden verzonden.
• De RPPR (Realtime patroon weergave/opname) func- • U kunt een song die u heeft gemaakt naar SMF (stan-
tie kan voor weergave of opname worden gebruikt. daard MIDI bestand) formaat convertoren. SMF songs
• Er zijn zestien verschillende template songs inge- kunnen tevens worden ingeladen.
bouwd, en deze bevatten programma en effectinstel- • Met behulp van PLAY/MUTE/REC en ‘SOLO On/
lingen die voor diverse muziekstijlen geschikt zijn. U Off’ kunt u elk gewenste spoor direct afspelen/
kunt maximaal zestien templates die u zelf maakt als onhoorbaar maken.
gebruiker template songs opslaan. • U kunt tijdens het beluisteren van het geluid door-
• U kunt voor elke song één stereo invoegeffect, twee spoelen of terugspoelen.
master effecten en een stereo master EQ gebruiken. • Met behulp van de [LOCATE] toets kunt u snel naar
• De timing resolutie bedraagt maximaal /192. een gewenste locatie gaan.
• Het apparaat biedt voor muzikale gegevens zestien • Als de EXB-SMPL optie is geïnstalleerd (los verkrijg-
sporen, en een master spoor bevat de maatsoort en baar), kunt u in de Sequencerfunctie samen met de
het tempogegevens die de weergave regelen. interne programma’s multisamples die u heeft
• Met behulp van een spoor play loop functie kunt u gemaakt afspelen.
voor elk spoor afzonderlijk aangegeven maten loopen. Met behulp van de Time Slice functie van de Sampling-
• Er zijn 150 van tevoren ingeladen patronen inge- functie kunt u een ritmische loop sample verdelen en
bouwd, die ideaal zijn voor drumsporen. Daarnaast uitvoeringsgegevens maken die met de verdeelde
kunt u voor elke song maximaal 100 gebruikerpatro- sample overeenkomen. In de Sequencerfunctie kunt u
63
deze uitvoeringsgegevens afspelen, en het afspeel- ** Muzikale gegevens (MIDI RPN gegevens) kun-
tempo aanpassen, zondar dat de toonhoogte van de nen worden gebruikt om de startinstellingen tij-
ritmische loop sample wordt beïnvloed. U kunt tevens dens het afspelen te wijzigen.
de nootnummers van de gegevens uitwisselen of de Zie PG p.236, 239 voor details over controlewijzi-
timing aanpassen om zo vrijelijk de oorspronkelijke gingen en RPN.
ritme loop te hercreëren.
Patronen
De structuur van de Sequencerfunctie Er zijn twee patroontypen: voorgeprogrammeerde
Hieronder wordt de structuur van de Sequencerfunctie patronen en gebruikerpatronen.
beschreven (zie onderstaande afbeelding). • Voorgeprogrammeerde patronen: Patronen die
voor drumsporen geschikt zijn, zijn in het interne
geheugen voorgeprogrammeerd en kunnen voor
Songs elke song worden geselecteerd.
Een song bestaat uit spoor 1-16, een master spoor, song- • Gebruikerpatronen: Elke song kan maximaal 100
parameters als de song naam, effect, arpeggiator en patronen bevatten. Gebruik het gebruiker
RPPR parameters en 100 gebruikerpatronen. menucommando ‘Copy Pattern’ of ‘Copy from
U kunt op dit instrument maximaal 200 van dergelijke Song’, etc. om het patroon te kopiëren, als u een
songs maken. patroon in een andere song gebruikt. De
Spoor 1-16 en het master bestaan elk uit setup parame- patroonlengte kan in eenheden van één maat
ters, die zich op de startlocatie bevinden, en muzikale worden aangegeven.
gegevens binnen het spoor. Elk patroon bestaat uit muzikale gegevens voor één
spoor. Het is niet mogelijk om patronen te creëren die
Setup parameters meerdere sporen bevatten.
Spoor 1-16 Door in een spoor geplaatst te worden (gebruiker
Bank/Program No.*, PLAY/MUTE/REC, Pan*, menucommando ‘Put to Track) of naar een spoor te
Volume*, Track Play Loop, Loop Start Measure, worden gekopieerd (gebruiker menucommando ‘Copy
Loop End Measure, Status, MIDI Channel, Bank to Track’) kunnen deze patronen als muzikale spoorge-
Select (When Status=EX2), Force OSC Mode, OSC gevens worden gebruikt. Als alternatief kunt u een
Select, Portamento*, Transpose**, Detune**, Bend patroon in de RPPR functie van een song gebruiken.
Range**, OSC On/Off Ctrl, Delay, Use Program's
Scale, MIDI Filter, Key Zone, Velocity Zone, Track
Name, IFX/Indiv.Out BUS Select, Send1(MFX1)*, Cue lijst
Send2(MFX2)*
Master track Met behulp van een cue lijst kunt u meerdere songs ach-
Maatsoort*, Tempo* tereenvolgens afspelen. Op de TR kunt u maximaal 20
cue lijsten maken. Voor elke cue lijst kunt u maximaal 99
Muzikale gegevens songs in elke willekeurige volgorde met elkaar verbin-
den, en aangeven hoe vaak de song wordt herhaald.
Spoor 1-16
Met behulp van het paginamenucommando ‘Convert to
Noot aan/uit, programmawijziging (inclusief bank-
Song’ kunt u de twee of meer songs in een cue lijst tot
selectie), toonverbuiging, naslag (poly naslag), con-
één enkele song omzetten. Zo kunt u een cue lijst
trolewijziging, patroonnummer.
gebruiken om de backing te maken, de cue lijst vervol-
* Als u tijdens realtime opname de instelling wij- gens tot een song omzetten en op ongebruikte sporen
zigt, wordt dit als muzikale gegevens opgesla- solofrasen toevoegen.
gen. Zo kunt u tijdens het afspelen de
startinstellingen wijzigen.
Arpeggiator: 6.1–1…5
(A, B)
Track 1 Setup parameters Musical data
7.1-1 of 7.2-1 duiden op pagina’s of tabvensters die op dit instrument voor bewerking worden gebruikt.
64
maken. Zie ‘Voor een nieuwe song spoorinstellin-
Een song produceren gen maken’ (☞p.70), als u het programma en
volume etc. zelf vanuit nul wilt aangeven.
Dit gedeelte beschrijft hoe u de sequencer van de TR
Gebruik de cursortoetsen om naar ‘Copy Pattern
gebruikt. Ter illustratie maken we een song door de
to Track too?’ te gaan. Druk op de [INC] toets om
onderstaande volgorde te volgen.
het aanvinkvakje aan te vinken.
‘De basis song creëren’ Als deze is aangevinkt, wordt er na het inladen van
Hier gebruiken we de handige functies van de TR de template song een drumpatroon naar de song
sequencer (bijv., template songs, voorgeprogrammeerde gekopieerd.
patronen, arpeggiator) om realtime opname en staps-
gewijze opname uit te voeren. Druk op de [F8] (‘OK’) toets om de template song
in te laden.
‘De song bewerken’
Er verschijnt een dialoogvenster. .
Hier bewerken we de song die we in ‘De basis song
creëren’.
Basisfuncties
‘Een cue lijst creëren’
Hier voltooien we de song door voor de song die we bij
‘De song bewerken’ hebben gekopieerd een cue lijst aan
te maken. Zorg ervoor dat rechts van ‘Pattern’ Preset, P109:
AcidJazz 1/Std2 is geselecteerd. Gebruik, als dit
niet het geval is, de VALUE regelaar om deze te
De basis song creëren selecteren.
U kunt op [START/STOP] drukken om het geselec-
1. Een template song inladen, en voorge-
Sequencerfunctie
teerde patroon te beluisteren. Druk nogmaals op
programmeerde patronen (drumfrasen) [START/STOP], als u de weergave wilt stoppen.
kopiëren Druk op de [F6] (‘Copy’) toets om het patroon te
1 Schakel de stroomtoevoer uit. Schakel hem vervol- kopiëren.
gens weer in. De ‘Measure’ waarde wijzigt van 001 in 009. Dit
geeft aan dat het patroon van maat 1 naar maat 8 is
Als u de stroomtoevoer uitschakelt, worden alle
gekopieerd, en dat u de volgende keer dat u op de
songs gewist. Zorg ervoor dat u, voordat u deze
[F6] (‘Copy’) toets drukt, het patroon van maat 9
stap uitvoert, alle belangrijke gegevens opslaat.
wordt gekopieerd.
In deze uitleg wordt ervan uitgegaan dat u begint
vanaf de oorspronkelijke toestand bij het inschake-
len van de stroomtoevoer.
66
aangepast, en volgens regel 2 gecorrigeerd. Bij een Nadat u op de [START/STOP] toets drukt om de
Hi instelling, wordt de uitvoering met de exacte weergave te verminderen, raden we u aan om de
timing waarop deze werd gespeeld opgenomen. [LOCATE] toets in te drukken, zodat u naar het
begin van de song terugkeert. Na het opnemen,
keert u automatisch naar de maat terug waarop de
opname werd gestart.
4. Arpeggiopatronen opnemen
De uitvoering van een arpeggiopatroon kan in een song
worden opgenomen. Bij instellingen van de template
song, functioneert de arpeggiator op spoor 4.
1 Kies in ‘Track Select’ voor T04: Gitaar.
Basisfuncties
Er is tevens een ‘Quantize’ functie (SEQ 5.2: Track
Edit gebruiker menucommando), die de timing van
de uitvoeringsgegevens, nadat ze zijn ingevoerd, 2 Druk op de [ARP ON/OFF] toets
corrigeert. Als u al een opname heeft gedaan (zon- 3 Druk op de [START/STOP] toets en speel enkele
der van de realtime quantize) gebruik te maken, en noten of akkoorden .
later tijdens het afspelen opmerkt dat de timing niet Controleer of de arpeggio’s die synchroon met het
helemaal klopt (zoals in regel 1 van de vorige tempo van de drum en basuitvoering synchroni-
Sequencerfunctie
afbeelding), kunt u het SEQ 5.2: Track Edit gebrui- seert, en repeteer uw uitvoering.
ker menucommando ‘Quantize’ selecteren, ‘Resolu- 4 Druk op de [START/STOP] toets om de weergave
tion’ op instellen, en op de [F;8] (‘OK’) toets te stoppen.
drukken om de timing zo te corrigeren als in regel 2
Druk vervolgens op de [LOCATE] toets om de loca-
wordt weergegeven.
tie naar het begin van de song te bewegen.
4 Druk op de [REC/WRITE] toets.
5 Start de opname.
U hoort de metronoom. De TR komt in de opname- Druk op de [REC/WRITE] toets, en druk vervol-
klaar toestand. (☞Zie PG p. 57 voor details over de gens op de [START/STOP] toets.
metronoominstellingen).
Als u op het keyboard tijdens de aftelling noten
5 Druk op de [START/STOP] toets speelt, begint de arpeggio op hetzelfde moment als
De opname begint, nadat er twee maten zijn afge- de opname begint, en vervolgens wordt dat patroon
teld. opgenomen.
Bespeel het keyboard ongeveer 16 maten lang, en Bespeel het keyboard ongeveer 16 maten lang, en
neem uw uitvoering op. neem uw uitvoering op.
Druk, als u een vergissing heeft gemaakt of besluit
Druk op de [START/STOP] toets om de opname te
om de opname opnieuw te doen, op de [START/
stoppen.
STOP] toets om de opname te stoppen, en druk op
de [COMPARE] toets. Als u een vergissing heeft gemaakt of de opname
Als u op de [COMPARE] toets drukt om de verge- opnieuw wilt doen, kunt u de vergelijkfunctie
lijkfunctie uit te voeren, keert u terug naar de toe- gebruiken (druk op de [COMPARE] toets), om het
stand van voor de opname. (☞Zie p.80 voor de geheel zo vaak op te nemen als u wilt.
inhoud die u in de Sequencerfunctie kunt vergelij-
Het arpeggiopatroon wordt opgenomen volgens
ken).
de nootgegevens die zijn gemaakt. Als u tijdens
6 Druk, als u tevreden bent met uw uitvoering, op het opnemen van een arpeggiopatroon de ARP-
de [START/STOP] toets om de opname te stoppen. GATE of ARP-VELOCITY bedient, worden deze
Als bijvoorbeeld de beste take van uw uitvoe- gegevens opgenomen, maar is het niet mogelijk
ring in maat 5-8 plaatsvond, kunt u de Track Play om voor die noten op een later tijdstip wijzigingen
Loop functie gebruiken om nu juist dit stukje her- toe te voegen door ARP-GATE of ARP- VELO-
haaldelijk af te spelen. Vink in de SEQ 1,2: Loop, CITY te overdubben.
Track Play Loop pagina ‘Loop On’ van spoor 2
aan, stel ‘Loop Start Meas’ op 005 in, en stel ‘Loop Andere sporen opnemen
End Mess’ op 008 in.
1 Gebruik volgens de beschrijving in ‘Het basspoor
opnemen’ ‘Track Select’ om T03: Elec.Piano te
selecteren, en neem ongeveer 16 maten op.
6. Stapsgewijze opname
De TR biedt twee algemene manieren om een song op te
nemen. De eerste is realtime opname, waarin uw uitvo-
Als u op de [START/STOP] toets drukt, begint de
ering op het keyboard en bediening van de joystick en
herhaaldelijke weergave.
67
andere regelaars in realtime worden opgenomen. Zo ‘Vel’ is de velocity (speelkracht), en hogere waarden
hebben we in de voorgaande paragrafen de bas en elek- geven een luider volume. Stel deze op ongeveer
trische pianosporen opgenomen. 090 in.
De tweede methode is stapsgewijze opname, waarin u Als u voor deze parameter Key selecteert, wordt de
de timing, nootlengte en velocity etc. in het LCD venster velocity waarmee u het keyboard daadwerkelijk
kunt aangeven, en het keyboard kunt gebruiken om de heeft bespeeld ingevoerd.
toonhoogte van de noot in te voeren. Alleen de noot- 6 Sla op het keyboard de eerste noot die u wilt
aan/uit gegevens worden opgenomen. Stapsgewijze invoeren aan, en laat hem vervolgens los.
opname is geschikt als u een onderscheidend mecha- Het LCD venster geeft de numerieke waarden van
nisch gevoel wilt creëren of als u frasen opneemt die de gegevens die u invoert weer. Rechtsonder veran-
onmogelijk of te snel zijn om ‘live’ te spelen. dert Next:[M001 01.000) in [M001 01.48], en als u de
Door het sequencertempo tijdelijk te vertragen volgende noot invoert, worden de gegevens op die
kunt u snelle frasen ook in realtime opnemen. locatie ingevoerd.
Blijf noten aanslaan, om zo een melodie in te voe-
Hier is de procedure voor stapsgewijze opname. ren.
1 Druk op de [MENU] toets om naar het pagina- U kunt tevens noten of rusten verwijderen of rus-
menu te gaan. ten of verbindingen invoeren. (☞PG p.75)
Druk op de [F5] toets om ‘TEdit’ te selecteren, en
druk op de [F8] (‘Open’) toets. • Druk op de [F6] (‘Back’) toets om een noot of
Het SEQ 5.2: Track Edit venster verschijnt. rust die u invoert te verwijderen. De laatst
ingevoerde noot wordt verwijderd.
• Druk op de [F4] (‘Rest’) toets om een rust in te
voeren. Deze toets zorgt ervoor dat er een rust
van de ‘Step’ waarde wordt ingevoerd.
• Om de lengte van een noot aan te passen kunt u
voor het invoeren van de noot de ‘Step’ waarde
aanpassen. Als u de lengte (verbinding) van de
2 Druk op de [ ] toets om ‘Track Select’ op T08 noot echter wilt verlengen, dient u op [F5] (‘Tie’)
(Ch:08) Lead Synth in te stellen. te drukken; de laatst ingevoerde noot wordt met
In dit voorbeeld gebruiken we een analoog synthe- een ‘Step’ lengte uitgebreid.
sizer geluid om een lead uitvoering in te voeren.
3 Druk op de [ ] toets om ‘Measure (From)’ te selec-
teren, en druk op de [DEC] toets om deze op M:001
in te stellen. Druk op de [PAUSE] toets, als u de eerstvolgende
Bij deze instelling begint de stapsgewijze opname noot die u invoert wilt controleren. In deze toe-
vanaf maat 1. stand zorgt het spelen van een toets ervoor dat er
geluid wordt voortgebracht, maar wordt er geen
4 Druk op de [F8] (‘UTILITY’) toets om het gebrui-
noot ingevoerd. Druk nogmaals op de [PAUSE]
kermenu weer te geven, druk op de [F7] toets of de
toets om de opnamepauze te annuleren en het
cursortoetsen om ‘Step Recording’ te selecteren, en
invoeren voort te zetten.
druk op de [F8] (‘OK’) toets.
Er verschijnt een dialoogvenster. Druk, als u een akkoord wilt invoeren, gelijktijdig
op de noten van het gewenste akkoord. Zelfs als u
deze niet gelijktijdig indrukt, worden alle noten
die u heeft ingedrukt voordat u uw hand van alle
toetsen afhaalde op dezelfde locatie ingevoerd.
In het bovenstaande voorbeeld, zorgt het pro-
gramma van spoor 8 er echter niet voor dat er
5 Druk op de [ ] toets om ‘Step’ te selecteren. Druk akkoorden worden gespeeld. Dit komt doordat het
op de [INC] toets of de [DEC] toets om (16e noot) programma op de monofunctie is ingesteld, en de
te selecteren. song de instellingen van het programma volgt.
Met andere woorden: aangezien dit spoor op
De stap aan wat de basis nootwaarde (lengte van
‘Force OSC Mode’ PRG is ingesteld, geldt nog
een noot of rust) is, welke bij het invoeren van noten
steeds de Mono ‘Voice Assign Mode’ instelling
vanaf het keyboard wordt gebruikt.
van het programma B042: Express Lead.
Selecteer de ‘-‘ rechts, en druk op de [INC] toets of
de [DEC] toets om een triool of gepunteerde noot 7 Druk, als u klaar bent met invoeren, op de [F8]
in te voeren. Selecteer ‘3’ voor een triool of ‘.’ voor (‘Done’) toets.
een gepunteerde noot. 8 Druk op de [START/STOP] toets om de opname af
‘Duration’ geeft de duur dat de noot zelf hoorbaar te spelen.
is. Lagere waarden zorgen voor een staccato noot,
Als u de stapsgewijze opname begint, worden
en hogere waarden zorgen voor een legato noot.
alle gegevens die achter de opgenomen maat staan
Laat in dit voorbeeld de instelling ongewijzigd.
van het betreffende spoor gewist.
U dient hiervan bewust te zijn, als u halverwege
68
het lied vanaf een bepaalde maat de stapsgewijze De TR biedt een Solo functie waarmee u alleen een
opname start. bepaald spoor 1-16 kunt afspelen, en een Mute functie
Voer de stapsgewijze opname op een ander, leeg waarmee u alleen een bepaald spoor onhoorbaar
spoor uit, en voer het ‘Move Measure’ of ‘Copy maakt. U kunt deze functies op diverse manieren
Measure’ commando uit, als u in een maat die al gebruiken. U kunt bepaalde sporen bijvoorbeeld
gegevens bevat opnieuw gegevens wilt invoeren bewust onhoorbaar maken of soleren of tijdens het
(☞PG p.79). opnemen van nieuwe sporen alleen het ritmische
Als u de opgenomen gegevens wilt bewerken of er gedeelte van de laatst opgenomen sporen beluisteren.
iets aan wilt toevoegen, kunt u de ‘Event Edit’ Laten we de Mute en Solo functies uitproberen.
functie gebruiken (☞PG p.75).
1 Druk in de SEQ 1.1: Play/REC pagina op de [F2]
7. Regelaars gebruiken om tonale (‘Prog..8’) toets om naar de Programmapagina te
gaan.
wijzigingen op te nemen
Druk op de [START/STOP] toets.
Laten we proberen de realtime regelaars en de joystick te
gebruiken om aan de uitvoering, die we zojuist op spoor 2 Selecteer spoor 1 ‘PLAY/MUTE/REC’, en druk één
maal op de [INC] toets.
Basisfuncties
8 stapsgewijs hebben opgenomen, effecten toe te voegen.
1 Druk op de [EXIT] toets, en druk vervolgens op de Het beeldvenster verandert in ‘MUTE’ en de weer-
[F6] (‘Pref.’) toets om naar de SEQ 1.1: Play/REC, gave van spoor 1 is niet langer hoorbaar. Op deze
Preference pagina te gaan. manier kunt u met behulp van de ‘mute’ functie
een bepaald spoor net zolang onhoorbaar maken
2 Stel de ‘Recording Mode’ op Over Dub in. tot de mute functie wordt uitgeschakeld.
Met behulp van Over Dub kunt u aan een eerder
opgenomen spoor elementen toevoegen.
Sequencerfunctie
Selecteer spoor 2 ‘PLAY/MUTE/REC’, en druk één
maal op de [INC] toets.
3 Zorg ervoor dat u bij ‘Track Select’ T08: Lead
Synth heeft geselecteerd. Als u, zoals hierboven, de parameters van diverse
Druk op de [START/STOP] toets om de weergave te sporen selecteert, kunt u uw selectie ook maken
starten, en oefen het bedienen van de realtime rege- door de [TIMBRE/TRACK] toets ingedrukt te
laars en joystick. Druk, als u klaar bent met oefenen, houden en op één van de [F1] (T1/T9)-[F8] (T8/
op de [START/STOP] toets om te stoppen. Druk op T16) toetsen te drukken.
de [LOCATE] toets.
Het beeldvenster verandert, en de weergave van
4 Start de opname. spoor 2 wordt ook onhoorbaar gemaakt.
Druk op de REC/WRITE toets, en druk vervolgens
op de [START/STOP] toets.
Nadat er twee maten wordt afgeteld, begint de
opname.
Bedien de LFO CUTOFF of RESONANCE/HPF
realtime regelaars of de joystick (±Y as) om hun
bewegingen op te nemen. Druk op de ‘PLAY/MUTE/REC’ toets en vervol-
gens op de [DEC] toets, als u de mute functie wilt
Druk, als u klaar bent met de uitvoering, op de
uitschakelen.
[START/STOP] toets.
3 Selecteer vervolgens spoor 1 ‘SOLO On/Off’ en
Druk, als u een vergissing heeft gemaakt of de
druk één maal op de [INC] toets.
opname opnieuw wilt uitvoeren, op de [COM-
PARE] toets om de vergelijkfunctie uit te voeren, en Het beeldvenster verandert en nu is alleen spoor 1
maak vervolgens een nieuwe opname. hoorbaar. Op deze manier kunt u met behulp van
de Solo functie alleen een bepaald spoor beluiste-
6. De song opslaan ren.
Vergeet niet de song die u heeft gemaakt op te slaan. Als u zowel de Mute als de Solo functie gebruikt,
Zodra de stroomtoevoer van de TR wordt uitgeschakeld, krijgt de Solo functie voorrang.)
gaan de gegevens verloren. Zie p. 46 voor de procedure
van het opslaan.
4. Effectinstellingen maken
Gebruik in de SEQ 1.1: Play/REC, Program pagina (SEQ 7.1: Insert FX, SEQ 7.2: Master FX)
‘Program Select’ om aan elk spoor een programma
Elk effect in SEQ 7.1: Insert FX en SEQ 7.2: Master
toe te wijzen.
FX instellen. (☞p.114, PG p.84).
U kunt op dit moment ook het gebruiker menucom-
mando ‘Select by Category’ gebruiken, om pro- 5. Het tempo en de maatsoort instellen
gramma’s op basis van hun categorie te selecteren (SEQ 1.1: Play/REC pagina)
(☞PG p.55).
Maak deze instellingen in de SEQ 1.1: Play/REC
U kunt ook het gebruiker menucommando ‘Copy pagina. ‘Tempo’ bepaalt het tempo en ‘Meter’
From Combi’ gebruiken, om instellingen van een bepaalt de maatsoort. (☞PG p.50)
combinatie te kopiëren (☞p.77, PG p.52).
70
6. Indien nodig andere instellingen maken All. Druk op de [F8] (‘OK’) toets om het kopiëren
Maak, indien nodig, arpeggiatorinstellingen (SEQ uit te voeren.
6.1: Arp.) en MIDI filterinstellingen (SEQ 4.1-4.4: 3 Maak volgens de beschrijvingen in stap 1 en 2
MIDI Filter 1-4). (☞ PG p.49-87) nog een nieuwe song (S002) aan, en kopieer Song
Als u klaar bent met het maken van deze instellingen, is 000 hier naartoe.
de basis opbouw compleet. Maak een opname, volgens
de instructies in ‘3. Het basspoor opnemen’ (☞p.66) en 2. Een song een naam geven
de daarop volgende paragrafen. Zo wijst u aan een song die u heeft gemaakt een naam
toe.
1 Kies voor ‘Song Select’ en gebruik de VALUE
Manieren van song bewerking regelaar om een song te selecteren. Kies in dit
U kunt een song op vele manieren bewerken. Hieronder voorbeeld voor song 002.
beschrijven we diverse manieren waarop de song die we 2 Kies in de SEQ 1.1: Play/REC pagina voor het
in de voorgaande pagina’s hebben gemaakt kunnen gebruiker menucommando ‘Rename Song’, en
bewerken, met als doel om een Cue lijst te maken (wordt druk op de [F8] (‘OK’) toets.
Basisfuncties
in de volgende paragraaf beschreven).
Sequencerfunctie
Kies voor ‘Song Select’, gebruik de cijfertoetsen
om het song nummer dat u nieuw wilt aanmaken, Er verschijnt een dialoogvenster. Druk op de [F5]
en druk op de [ENTER] toets. (Druk bijvoorbeeld (‘Name’) toets om naar het tekstdialoogvenster te
op de [1] toets en vervolgens op de [ENTER] toets. gaan.
Er verschijnt een dialoogvenster. Druk op de [F1] (‘Clear’) toets, en voer CHORUS in
(☞p.44).
Druk op de [F8] (‘OK’) toets, als u klaar bent met het
invoeren van de naam.
Druk nogmaals op de [F8] (‘OK’) toets om het
Rename commando uit te voeren.
Bepaal het aantal maten, voer het aantal bij ‘Set 3 Wijs volgens de omschrijvingen in stap 1 en 2 de
Length’ in, en druk op de [F8] (‘OK’) toets. naam INTRO aan S000 en de naam VERSE aan
S001 toe.
72
gebruiken om de opgenomen gegevens aan te passen of Selecteer op dezelfde wijze Stap 03, en druk op de
nieuwe gegevens in te voegen, en commando’s uitvo- [F4] (‘INSERT’) toets om aan Stap 03 een song toe te
eren om patronen verwijderen, kopiëren of ‘bouncen’ voegen. Stel deze stap op S002: CHORUS in.
(☞PG p.70). Als u op [F5] (‘CUT’) drukt, wordt de geselecteerde
stap verwijderd. Als u op de [F4] (‘INSERT’) toets
drukt, wordt die stap ingevoegd. Als u op de [F6]
(‘Copy’) toets drukt, wordt de geselecteerde stap
gekopieerd. Als u op de [F4] (‘INSERT’) toets drukt,
Een Cue lijst maken en afspelen wordt die stap ingevoegd.
Met behulp van een cue lijst kunt u meerdere songs ach- 4 Stel de laatste stap op End in.
tereenvolgens afspelen. U kunt bijvoorbeeld voor elk Als u deze op Continue to Step01 instelt, wordt de
gedeelte (intro, melodie A, melodie B, refrein en slot) van cue lijst herhaaldelijk afgespeeld.
een compositie een aparte song aanmaken, en de cue lijst
5 Geef bij ‘Rep (Repeat)’ het aantal keren dat de
gebruiken om de volgorde van elk gedeelte en het aantal
song voor die stap wordt herhaald. stel in dit voor-
keren dat het wordt herhaald te bepalen, om zo de song
beeld Stap 02 S001: VERSES op 02 in.
te voltooien.
Basisfuncties
Als u de structuur van de song wilt wijzigen, kunt u dit 6 Geef aan of er ook van effectinstellingen wordt
met behulp van de cue lijst op een efficiënte manier gewisseld, als de song bij elke stap wordt afge-
doen. speeld. Vink het ‘FX’ aanvinkvakje aan, als u wilt
U kunt deze tevens als jukebox functie gebruiken, dat de effectinstellingen worden gewijzigd.
waarmee u voltooide songs op een door u aangegeven Vink in dit voorbeeld het ‘FX’ aanvinkvakje van
volgorde kunt afspelen. Step 01, die de effecten inlaadt, aan.
7 Druk, als u klaar bent met het instellen van elke
Cue lijst
Stap Song Herhalen
stap, op de [F7] (‘DONE’) toets.
8 Stel ‘Tempo Mode’ op Auto in, als u op het tempo
Sequencerfunctie
01 S000: Intro 02 Intro Intro A A B Chorus
02 S001: A 02
Chorus A A B Chorus Chorus
wilt afspelen dat voor elke song was aangegeven.
03 S002: B 01
04 S003: Chorus 02
Als u deze instelling op Manu (Manual) instelt,
A(Solo) Chorus Chorus Chorus Ending Ending
05 S001: A 02 gebruikt de weergave het tempo dat door ‘ =’
06 S002: B 01 wordt aangegeven.
07 S003: Chorus 02
08 S001: A (Solo) 01
Tempofunctie
09 S003: Chorus 03
10 S004: Ending 02
73
Cue lijst bewerking stopt automatisch zodra u de afspeeltoestand van de cue lijst in een song om te
[START/STOP] toets, etc. ( → ) zetten.
indrukt.
Voor gebruik in een cue lijst meerdere songs maken 3 Druk op de [F8] (‘OK’) toets.
Als u meerdere songs wilt maken voor gebruik in een De cue lijst wordt in een song omgezet. Ga naar de
cue lijst, is het een goed idee om de diverse benodigde SEQ 1.1: Play/REC pagina, selecteer het song num-
instellingen (programma en overige instellingen van elk mer dat u als bestemming voor de conversie heeft
spoor, effect instellingen, etc.) voor één song (bijv. S000) aangegeven, en controleer de resultaten.
aan te maken, en vervolgens het gebruiker menucom-
mando ‘Copy From Song’ in SEQ 1.1 etc. te gebruiken
om deze song naar andere songs te kopiëren, zodat de
instellingen consequent zijn.
74
toewijst, en hu u deze afspeelt en opneemt. (☞’Afspelen wijzen opeenvolgende nummers hebben, num-
met de RPPR functie’ p.31). mers die in elkaars buurt liggen hebben of
hetzelfde spoor gebruiken.
Basisfuncties
Haal uw vinger van de C#2 toets af, en druk op de
D2 toets.
Het patroon wijzigt, en de weergave begint. Op dit
moment hangt het patrooncommando van de ‘Sync’
en ‘M (Mode)’ instelling af.
4 Gebruik ‘KEY’ om te selecteren aan welke toets Stel ‘KEY’ op C#2 in, en stel ‘Sync’ op Measure in.
het patroon wordt toegewezen. Maak dezelfde instelling voor D2.
Selecteer C#2. U kunt deze ook selecteren door de
Druk nu achtereenvolgens op de toetsen. Merk op
[ENTER] toets ingedrukt te houden en een noot te
Sequencerfunctie
dat de patronen op een andere manier werken.
spelen.
Bij de ‘Measure’ instelling worden patronen in een-
C2 en lagere toetsen worden gebruikt om de weer- heden van één maat gebruikt. De patronen die u als
gave te stoppen, en kunnen niet worden toegewe- tweede en daarna wilt starten starten synchroon
zen. met de eenheden van een maat die in verhouding
5 Vink het ‘Assign’ aanvinkvakje aan. staat tot het patroon dat als eerste is gestart.
6 Stel ‘Pat (Patroonbank)’ op het Pre patroontype in, Als u de ‘M (Mode’ instelling in Once wijzigt,
en stel ‘Pattern Select’ op patroon P121: HipHop 1/ wordt het gehele patroon tot het eind afgespeeld,
HipHop in. zelfs als u uw vinger direct van het keyboard
7 Stel ‘Track’ op T01: Drums in. afhaalt.
Het geselecteerde patroon wordt afgespeeld vol- Druk, als u de weergave wilt stoppen, nogmaals
gens de instellingen (programma etc.) van het spoor op dezelfde toets of druk op de C2 of een lagere
dat u hier selecteert. toets.
8 Wijs aan andere toetsen patronen toe.
Stel ‘KEY’ op D2 in. Zie PG p.73 voor details over ‘Sync’, ‘M (Mode)’
Druk op de [F4] (‘REVERT’) toets. en ‘Shift’.
De instellingen voor ‘Assign’, ‘Pat (Patroonbank)’, De toegewezen toetsen worden in het LCD venster
‘Pattern Select’ en ‘Track’ worden ingesteld op de als keyboardafbeelding weergegeven.
waarden die eerder (in stap 5-7) zijn aangegeven.
Kies voor ‘Pattern Select’, en druk één maal op de U kunt toetsen die niet zijn toegewezen voor een
[INC] toets om P122: HipHop 2/HipHop te selecte- normale keyboarduitvoering gebruiken. Gebruik
ren. ‘Track Select’ om het spoor dat vanaf het key-
board wordt gespeeld te selecteren. U kunt bij-
Door op deze wijze ‘REVERT’ te gebruiken, kunt voorbeeld aan de C#2-B2 toetsen
u efficiënt werken, als de patronen die u wilt toe- achtergrondpatronen, zoals drums en baspartijen,
Song
RPPR RPPR functie is aan.
75
toewijzen, en deze toetsen gebruiken om de Als de song wordt gestopt, wordt het patroon met
patroonweergave te regelen, en toets C3 en daar- de timing van de arpeggiatorfunctie gesynchroni-
boven gebruiken om solo’s in realtime te regelen. seerd.
Het is een goed idee om de toegewezen toetsen op
deze wijze bij elkaar te houden.
Een RPPR uitvoering in realtime opnemen
Een RPPR uitvoering kan in realtime worden
RPPR weergave opgenomen. Als u, zoals in ‘RPPR creëren en afspelen’
Laten we de RPPR die u heeft gemaakt gebruiken om in (☞p.75), maar één spoor gebruikt (T01: Drums), stelt u
de SEQ 1.1: Play/REC pagina een uitvoering te doen. ‘Track Select’ op T01: Drums in, en gebruikt u de enkel-
1 Selecteer SEQ 1.1: Play/REC pagina in de Sequen- voudige spooropname, waarin slechts één spoor wordt
cerfunctie. opgenomen.
Zelfs als de RPPR maar één spoor gebruikt, is het ver-
2 Vink het ‘RPPR’ aanvinkvakje aan. standig om multisporige opname te gebruiken, als u bij
De RPPR functie wordt ingeschakeld. Van elke song ‘Track Select’ een ander spoor wilt gaan gebruiken en de
wordt de aan/uit instelling wordt onthouden. uitvoering hiervan gelijktijdig wilt opnemen.
U dient tevens multisporige opname te gebruiken, als u
de RPPR gegevens, in plaats van met maar één spoor,
met behulp van meerdere sporen heeft gemaakt, en de
uitvoering van meerdere sporen gelijktijdig wilt opne-
men.
3 Bespeel het keyboard. De patronen beginnen vol- Het RPPR patroon wordt op de sporen die door
gens de RPPR instellingen te spelen. het patroon worden gebruikt als uitvoeringsgege-
• Patroonweergave van een toets waarvan de ‘Sync’ vens opgenomen.
instelling Beat of Measure is, wordt met de Hieronder leggen we uit hoe u gelijktijdig een uitvoering
patroonweergave van de eerste toets kunt opnemen, die zowel de RPPR als de arpeggiator
gesynchroniseerd. (☞PG p.73 ‘Sync’) gebruikt.
• Als u het patroon synchroon afspeelt (als ‘Sync’ op 1 Stel voor elk RPPR patroon ‘Sync’ op SEQ in.
Beat, Measure of SEQ is ingesteld), begint het
patroon heel nauwkeurig op de tel, zelfs als u de Bij een SEQ instelling starten patronen die door de
noot iets eerder speelt dan de timing van de maat. RPPR functie worden afgespeeld, als de sequencer
Zelfs als u de noot iets later speelt dan de timing speelt of opneemt, synchroon met de maten van de
van de tel of maat (maar niet later dan een 32e sequencer.
noot), wordt deze benaderd alsof hij op de tel of
maat is begonnen, en wordt het begin van het
patroon zo ingekort dat de rest van de weergave
klopt.
Basisfuncties
arpeggiator wordt afgespeeld.
Stel voor alle sporen, behalve spoor 1 en 2, waarvan programma opnemen
de opname wordt gemaakt, ‘PLAY/MUTE/REC’ op
PLAY of MUTE in. Zo kunt u de instellingen van een combinatie of pro-
Zorg ervoor dat "Track Select" op T02: Bass is inge- gramma gemakkelijk kopiëren, en ze vervolgens opne-
steld. U spel op de toetsen van het keyboard, die men.
niet aan de RPPR functie zijn toegewezen, kan op Er zijn twee manieren om dit te doen. Als u in de Pro-
het spoor dat bij "Track Select" is aangegeven wor- grammafunctie of Combinatiefunctie speelt, kunt u de
den opgenomen. Auto Song Setup functie gebruiken om, met behulp
van de instellingen van het programma of de combi-
Sequencerfunctie
natie, automatisch een song op te bouwen. Of u kunt
het paginamenu commando in de Sequencerfunctie
gebruiken om de instellingen van een programma of
combinatie naar de sequencer te kopiëren.
Basisfuncties
door het MIDI kanaal van het spoor dat door de arpeg- beeld neemt of er correctie nodig is, en, indien nodig,
giator wordt afgespeeld te wijzigen, en vervolgens een wat er gecorrigeerd dient te worden.
spoor te maken dat de arpeggiator aandrijft. ‘Arpeggiator Run’ A en B zijn aangevinkt en ‘MIDI
Controleer de volgende instellingen, als de Channel’ 01 en 02 zijn geselecteerd. Alleen voor één
opgenomen uitvoering niet door de weergave wordt van de arpeggiators is correctie nodig. Als u met deze
gereproduceerd. instellingen een multisporige opname uitvoert, zijn de
• SEQ 6.1: Arp., Setup pagina MIDI kanalen van T01, 02, 03, 04, 05 en 06 hetzelfde,
‘Arpeggiator Run’ A, B en ‘Assign’ instellingen zodat de uitvoering van de bas in het lage register (T01
en T02), de synthesizer koper/pad in het hoge register
Sequencerfunctie
(T03, T04 en T05) en de synthesizer hamer die door
arpeggiator wordt afgespeeld B (T05) in één stroom
worden gecombineerd, en de uitvoering bij het
afspelen niet wordt gereproduceerd. (T08 is een
dummy spoor dat wordt gebruikt om arpeggiator A te
triggeren).
•• SEQ 3.1: Param1, MIDI pagina ‘MIDI Channel’ 1 Wijzig het MIDI kanaal van T05, zodat de synthe-
instellingen sizer hamer die door arpeggiator A wordt gespeeld
afzonderlijk kan worden opgenomen.
Selecteer de SEQ 3.1: Param1, MIDI T01-T08 pagina,
en wijzig het T05 ‘MIDI Channel’ in 03.
2 Voeg de instellingen toe die arpeggiator A trigge-
ren.
IZorg ervoor dat ‘MIDI kanaal’ op iets anders is Selecteer de SEQ 3.1: Param1, MIDI T09-T16 pagina,
ingesteld dan 01, als ‘Arpeggiator Run’ A en B zijn en schakel voor spoor 9 (of alle ongebruikte sporen)
aangevinkt, en de arpeggiator aan een spoor is toe- de ‘Status’ uit (Off), en stel het ‘MIDI Channel’ op
gewezen. 01 in.
(T09 wordt een dummy spoor dat wordt gebruikt
Zorg ervoor dat het global MIDI kanaal (GLOBAL
om arpeggiator B te triggeren).
2.1: MIDI, ‘MIDI Channel’) op 01 is ingesteld.
3 Selecteer de SEQ 6.1: Arp., Setup T09-16 pagina.
Arpeggiator Run MIDI kanaal *1 Correctie Stel spoor 9 Assign op B in.
Dit geeft de volgende instellingen.
Als ‘A’ of ‘B’ is aan- Alleen 01 Correctie verplicht
gevinkt 01 02, 01 03, Geen correctie verplicht Track T01 T02 T03 T04 T05 T06 T07 T08 T09
etc. Assign Off Off Off Off B Off A A B
Als ‘A’ en ‘B’ Alleen 01 Correctie verplicht Status INT INT INT INT INT INT INT Off Off
allebei zijn 01 02, 01 03, Alleen voor één item cor- MIDI Ch. 01 01 01 01 03 01 02 01 01
aangevinkt etc. rectie verplicht
01 02 03, etc. Geen correctie verplicht/ Hiermee zijn de correcties voltooid. Stel in de SEQ
Correctie verplicht *2 1.1: Play/Rec, Preference pagina "Track Select" in
*1 Zie de regels voor ‘Alleen 01’, als het ‘MIDI Channel’ van op een willekeurig spoor waarvan het MIDI kanaal
meerdere sporen die door de arpeggiator worden bediend 01 is. Vink het ‘Multi REC’ aanvinkvakje aan, en
alleen op 01 is ingesteld. Zie de regels voor ‘01 02, 01 03, voer een multisporige opname uit.
etc.’, als de ‘MIDI Channel’ instellingen 01 en één ander
kanaal zijn, zoals 01 en 02 of 01 en 03. Zie de regel voor ‘01
02 03, etc.’, als de ‘MIDI Channel’ instellingen 01 en meer-
dere andere MIDI kanalen zijn, zoals 01 en 02 en 03.
79
Over het algemeen kunnen spoor en patroon event
Waarschuwing en overige gegevens niet naar hun oorspronkelijke toestand worden
teruggebracht.
functies in de Sequencerfunctie Het vergelijken van song parameters is alleen tijdens
song bewerking mogelijk (als u een gebruiker menucom-
TR song gegevens en hun compatibiliteit mando uitvoert).
U kunt de volgende twee typen song gegevens van een Handelingen waarvoor de vergelijkfunctie niet
SD kaart in de sequencer van dit instrument inladen.
beschikbaar is
• Song gegevens die in het formaat van dit • Bewerken van songparameters
instrument zelf zijn opgeslagen • Andere gebruiker menucommando’s dan die hier-
Deze gegevens zijn alleen voor gebruik op dit boven (in Handelingen waarvoor de vergelijk-
instrument. Ze zijn echter gedeeltelijk compatibel functie beschikbaar is) worden genoemd.
met de TRITON/TRITON-pro/TRITONproX/TRI-
TON-Rack (Multi)/TRITON Le/TRITON STUDIO/ Geheugenbescherming
TRITON Extreme en KARMA Muziekwerkstation
(☞PG p.250). Ze kunnen niet in andere instrumen- Voordat u een spoor of patroon opneemt of de muz-
ten worden ingeladen. ikale gegevens bewerkt, dient u de geheugenbes-
Aangezien de uitvoering getrouw wordt gereprodu- cherming instelling in de Globalfunctie uit te
ceerd, inclusief gedetailleerde instellingen van dit schakelen. (☞p.43)
instrument, kunt u dit formaat gebruiken om song
gegevens die voor weergave op dit instrument zijn Over MIDI
bedoeld op te slaan.
Spoorstatus ‘status’
• Standaard MIDI bestanden
U kunt voor de sequencer van dit instrument instell-
Dit formaat is niet in staat om een totaal getrouwe
ingen maken om aan te geven of de interne toongener-
reproductie te geven van de uitvoering op dit
ator of een externe toongenerator wordt gespeeld.
instrument, zoals dit met het eigen formaat van dit
Als Track Status ‘Status’ (3.1: Param1, MIDI..8,
instrument wel kan (hoewel er geen probleem is
MIDI..16) op INT is ingesteld, zorgt het bedienen van
voor de normale weergave. Dit formaat biedt echter
het keyboard en de regelaars van dit instrument ervoor
wel compatibiliteit met andere SMF-compatibele
dat de eigen toongenerator van het instrument wordt
apparaten.
gespeeld en bediend.
Gebruik de Mediafunctie, als u van een SD kaart
Als de spoorstatus ‘Status’ op EXT, EX2 of BTH is
song gegevens wilt inladen of song gegevens op een
ingesteld, zorgt het bedienen van het keyboard of de
SD kaart wilt opslaan. (☞p.46, PG p.141)
regelaars van dit instrument ervoor dat een externe
toongenerator wordt gespeeld en geregeld. (Het MIDI
De vergelijkfunctie kanaal van de externe toongenerator dient zo te zijn
Met behulp van deze functie kunt u tijdens realtime ingesteld dat hij overeenkomt met het ‘MIDI Ch’ van
opnamen, stapsgewijze opnamen of spoorbewerking het spoor dat op EXT, EX2 of BTH is ingesteld). Als
voor-en-na vergelijkingen maken. ‘Status’ op BTH is ingesteld, worden zowel de externe
Als u bewerkingen blijft doen terwijl de [COM- toongenerator en de toongenerator van het instrument
PARE] toets verlicht is, wordt de toets donker. Nu zelf gespeeld en geregeld.
worden dit de muzikale gegevens die zijn geselec-
teerd als de [COMPARE] toets donker is.
80
spoor uitvoert, worden de muzikale gegevens ervan
Opnemen op de TR door de nieuw opgenomen gegevens vervangen.
Normaalgesproken gebruikt u deze methode om
Het proces waarbij u uw spel op het keyboard en de opnamen te maken, en past u vervolgens de resulta-
regelaars van dit instrument op de sporen of patronen ten aan door andere soorten realtime opname of
van een song vastlegt wordt ‘opnemen’ genoemd. event bewerking toe te passen.
1 Gebruik "Track Select" om het spoor dat u wilt
opnemen te selecteren.
Een spoor opnemen, en een patroon 2 Stel de ‘Recording Mode’ op Over Write in. (SEQ
opnemen 1.1: Play/Rec, Preference pagina REC Setup)
Basisfuncties
Daarnaast kunt u event bewerking gebruiken om
opgenomen gegevens aan te passen of nieuwe gegev- 3 Geef bij ‘Location’ aan op welk locatie u de
ens in te voegen, en commando’s voor spoorbewerk- opname wilt starten.
ing, zoals Create Control Data, gebruiken om 4 Druk op de [REC/WRITE] toets, en druk vervol-
gegevens als verbuiging, naslag en controlewijzigin- gens op de [START/STOP] toets.
gen in te voegen. Als ‘Metronome Setup’ op de standaard instellingen
staat, telt de metronoom twee tellen af, en begint
Een patroon opnemen daarna de opname.
Bespeel het keyboard en beweeg regelaars als de
Sequencerfunctie
Er zijn twee manieren om een patroon op te nemen:
realtime opname en stapsgewijze opname. Voor real- joystick om uw uitvoering op te nemen.
time opname is er slechts één opnametype (loop) bes- 5 Druk, als u klaar bent met spelen, op de [START/
chikbaar. STOP] toets.
Daarnaast kunt u event bewerking gebruiken om De opname stopt en de locatie keert terug naar het
opgenomen gegevens aan te passen of nieuwe gegev- punt waarop u de opname heeft gestart.
ens in te voegen. Als u nu in plaats van op de [START/STOP] toets
U kunt het gebruiker menucommando ‘Get From op de [PAUSE] toets drukt, wordt de opname
Track’ gebruiken om uit een gewenst gedeelte van een gepauzeerd. Als u nogmaals op [PAUSE] drukt,
spoor muzikale gegevens over te nemen, en deze als wordt de opname hervat. Druk, als u klaar bent, op
muzikale gegevens van een patroon te gebruiken. de [START/STOP] toets om de opname te stopen.
Omgekeerd, kunt u de gebruiker menucommando’s
‘Put to Track’ en ‘Copy to Track’ gebruiken om de • Overdubben
muzikale gegevens van een patroon in een spoor te Bij deze methode worden de nieuw opgenomen
plaatsen of ernaartoe te kopiëren. gegevens aan de bestaande gegevens toegevoegd.
Als u op een eerder opgenomen spoor een overdub
opname uitvoert, worden de nieuw opgenomen
Realtime opname gegevens aan de eerder opgenomen gegevens toe-
Dit is een opnamemethode, waarbij uw uitvoering op gevoegd.
het keyboard en bediening van de joystick en andere Als u regelaargegevens wilt toevoegen of tempoge-
regelaars in realtime worden opgenomen. gevens op het master spoor wilt opnemen, kunt u
Deze opnamemethode wordt meestal voor één spoor het beste deze methode selecteren. Hiermee kunt u
tegelijk gebruikt, en wordt enkelvoudige spoorop- gegevens opnemen, zonder de bestaande gegevens
name genoemd. te wissen.
Als alternatief kunt u door middel van multisporige 1 Gebruik "Track Select" om het spoor dat u wilt
opname gelijktijdig meerdere kanalen met gegevens opnemen te selecteren.
op meerdere sporen opnemen. Dit is de methode die u
2 Stel de ‘Recording Mode’ op Over Dub in. (SEQ
gebruikt als u van de RPPR functie en de arpeggiator-
1.1: Play/Rec, Preference pagina REC Setup))
functie gebruik maakt om meerdere sporen met muz-
ikale gegevens in één keer op te nemen of als u
bestaande sequensgegevens op een externe sequencer
afspeelt, en deze in realtime op de sequencer van dit
instrument opneemt (☞p.76).
• Overschrijven
Bij deze methode worden de muzikale gegevens die 3 Zie stap 3-5 van ‘Overschrijven’ voor de rest van
eerder op een spoor waren opgenomen door de de procedure.
nieuw opgenomen gegevens overschreven. Als u de
overschrijvende opname op een eerder opgenomen • Handmatige punch-in
81
Tijdens het afspelen van de song kunt u op de Als u bijvoorbeeld M005-M008 aangeeft, vindt de
gewenste locatie op de [REC/WRITE] toets of een opname plaats van maat 5 tot maat 8.
aangesloten pedaalschakelaar drukken om de 4 Geef bij ‘Location’ een locatie aan die zich enkele
opname te starten of stoppen. maten voor het punt bevindt waarop u de opname
Bij deze methode worden de muzikale gegevens die wilt starten.
eerder op het spoor waren opgenomen door de 5 Druk op de [REC/WRITE] toets, en druk vervol-
nieuwe gegevens overschreven. gens op de [START/STOP] toets.
1 Gebruik "Track Select" om het spoor dat u wilt De opname begint, zodra u de startlocatie die u in
opnemen te selecteren. stap 3 heeft aangegeven bereikt. Bespeel het key-
2 Stel de ‘Recording Mode’ in op Manual Punch In. board en beweeg regelaars als de joystick om uw
(SEQ 1.1: Play/Rec, Preference pagina REC Setup) uitvoering op te nemen. De opname stopt, zodra u
de eindlocatie die u in stap 3 heeft aangegeven
bereikt. (Het afspelen gaat door).
6 Druk op de [START/STOP] toets
De weergave stopt, en u keert terug naar de locatie
die u in stap 4heeft aangegeven.
3 Geef bij ‘Location’ een locatie aan die zich enkele • Loop All Tracks
maten voor het punt bevindt waarop u de opname Met behulp van deze methode kunt u de opname
wilt starten. voortzetten, terwijl u muzikale gegevens toevoegt.
4 Druk op de [START/STOP] toets. Het aangegeven gebied kan herhaaldelijk worden
Het afspelen begint. opgenomen.
Dit is ideaal voor wanneer u drumfrasen etc.
5 Druk op de [REC/WRITE] toets op het punt
opneemt.
waarop u de opname wilt starten.
De opname begint. 1 Gebruik "Track Select" om het spoor dat u wilt
Bespeel het keyboard en beweeg regelaars als de opnemen te selecteren.
joystick om uw uitvoering op te nemen. 2 Stel de ‘Recording Mode’ op Loop All Tracks in.
6 Druk, als u klaar bent met opnemen, op de [REC/ (SEQ 1.1: Play/Rec, Preference pagina REC Setup)
WRITE] toets. Als ‘Multi-REC’ is aangevinkt, is het niet mogelijk
De opname stopt (het afspelen gaat door). om Loop All Tracks te selecteren.
82
Door het ‘Remove Data’ aanvinkvakje aan te vin- Stel voor sporen die u niet opneemt ‘PLAY/MUTE/
ken, kunt u alleen de door u aangegeven gegevens REC’ op PLAY of MUTE in.
verwijderen. Druk tijdens de loop opname op de 5 Geef in de SEQ 3.1: Param1, MIDI pagina bij
noot die u wilt verwijderen, en alleen de gegevens ‘MIDI Channel’ het MIDI kanaal van elk spoor
van dat nootnummer worden, zolang u die noot aan.
ingedrukt houdt, van het keyboard verwijderd. Het aangegeven kanaal met muzikale gegevens
Op gelijksoortige wijze worden, zolang u de joy- wordt op dat spoor opgenomen. Het is een goed
stick in de X (horizontale) richting duwt, de ver- idee om spoor 1-16 op MIDI kanaal 1-16 in te stellen.
buigingsgegevens verwijderd, en de (Dit is de standaard instelling). Zorg er tevens voor
naslaggegevens worden verwijderd, zolang u druk dat ‘Status’ op INT of BTH is ingesteld.
op het keyboard blijft uitoefenen.
6 Druk op de [LOCATE] toets om de locatie op
Vink het ‘Remove Data’ aanvinkvakje weer uit, als
001:01:000 in te stellen.
u weer klaar bent om muzikale gegevens op te
nemen. 7 Druk op de [REC/WRITE] toets om in de opname-
klaar toestand te komen.
7 Druk op de [START/STOP] toets.
8 Start de externe sequencer.
De weergave stopt, en u keert terug naar de locatie
Basisfuncties
die u in stap 4heeft aangegeven. De TR sequencer ontvangt het MIDI Startbericht dat
Als u Loop All Tracks heeft geselecteerd, wordt de door de externe sequencer wordt verzonden, en
normale weergave ook geloopt. begint automatisch met opnemen.
9 Stop de externe sequencer, zodra de song is afgelo-
• Multi (multisporige opname) pen.
Met behulp van multisporige opname kunt u gelijk- De sequencer van dit instrument ontvangt het MIDI
tijdig op meerdere sporen opnemen, waarbij elk Stopbericht dat door de externe sequencer wordt
spoor een ander kanaal heeft. Deze methode kan verzonden, en stop automatisch met opnemen. Om
de opname te stoppen kunt u tevens de [START/
Sequencerfunctie
worden gebruikt in combinatie overschrijven, over-
dubben, handmatige punch-in en auto punch-in. STOP] toets op dit instrument zelf indrukken.
De arpeggiator gebruiken om gelijktijdig meer- 0 Afspelen
dere sporen op te nemen
U kunt met behulp van multi opname de arpeggia- Stel ‘MIDI Clock’ in de GLOBAL 2.1: MIDI pagina
torfunctie gebruiken om een multisporige uitvoe- op Internal in.
ring op te nemen (☞p.79). Stel de ‘Tempo Mode’ op Auto in.
Als u de RPPR functie gebruikt om gelijktijdig De opname begint, zodra u op de [START/STOP]
meerdere sporen op te nemen toets drukt.
U kunt een multisporige opname gebruiken om de Als niet direct na het starten van de weergave de
weergave van meerdere sporen, die door de RPPR juiste geluiden worden gespeeld, kunt u het pro-
functie worden getriggerd, gelijktijdig op te nemen. bleem wellicht verhelpen door het gebruiker
Zie ‘Een RPPR uitvoering in realtime opnemen’ menucommando ‘Event Edit’ (SEQ 5.2: Track Edit)
(☞p.76) voor de procedure. te gebruiken om de programmawijziging gege-
Als u gelijktijdig meerdere sporen met MIDI vens aan te passen.
gegevens van een externe sequencer, etc. opneemt.
1 Zorg ervoor dat de MIDI IN van de TR en de MIDI
OUT van de externe sequencer met behulp van
een MIDI kabel op elkaar zijn aangesloten.
Schakel, als deze niet op elkaar zijn aangesloten, de
stroomtoevoer uit, maak de aansluiting in orde, en
schakel vervolgens de stroomtoevoer weer in. (☞PG
p.233)
2 Stel de MIDI klok (GLOBAL 2.1: MIDI, MIDI
pagina ‘MIDI Clock’) in op External of Ext-USB,
zodat dit instrument met de MIDI klok van de
externe sequencer wordt gesynchroniseerd (☞PG
p.129).
83
Stapsgewijze opname
Dit is een opnamemethode waarbij u de noot timing,
nootlengte en velocity etc. in het LCD venster aangeeft,
en het keyboard gebruikt om de toonhoogtes in te
voeren. (☞p.67)
U kunt met deze methode alleen noot-aan/uit gegevens Er verschijnt een dialoogvenster.
opnemen.
84
Control data in pattern recording
Om regelaargegevens in een patroon op te nemen,
dient u de regelaargegevens in het patroon naar
hun normale waarde terug te brengen. Als u de
normale waarde niet herstelt, is het mogelijk dat
onnodige regelaargegevens in een “vastzittende”
positie blijven, wanneer u het patroon in een song
plaatst, of de RPPR functie gebruikt om het
patroon af te spelen. Echter, als de song of de
RPPR functie klaar is met het afspelen van het
patroon, of als de weergave wordt onderbroken,
worden de volgende regelaargegevens automa-
tisch naar de volgende waarden teruggebracht.
Basisfuncties
Modulatie 1 (CC#01) 00 (nul)
Modulatie 2 (CC#02) 00 (nul)
Expressie (CC#11) 127 (max)
Bandregelaar (CC#16) 64 (midden)
Damper schakelaar (CC#64) 00 (nul)
Sostenutoschakelaar (CC#66) 00 (nul)
Soft schakelaar (CC#67) 00 (nul)
Sequencerfunctie
EG sustain niveau (CC#70) 64 (midden)
Resonantieniveau (CC#71) 64 (midden)
EG release tijd (CC#72) 64 (midden)
EG attack tijd (CC#73) 64 (midden)
Low pass filter cutoff (CC#74) 64 (midden)
EG decay tijd (CC#75) 64 (midden)
LFO1 snelheid (CC#76) 64 (midden)
LFO1 diepte (toonhoogte) (CC#77) 64 (midden)
LFO1 delay (CC#78) 64 (midden)
Filter EG intensiteit (CC#79) 64 (midden)
SW1 modulatie (CC#80) 00 (nul)
SW2 modulatie (CC#81) 00 (nul)
Kanaal naslag 00 (nul)
Toonverbuiger 00 (nul)
85
Samplingfunctie
U kunt de los verkrijgbare EXB-SMPL optie op de TR Time Slice
installeren, om zo een mono/stereo sampling function- Dit commando spoort in een ritmische loop sample (een
aliteit met hoge prestaties toe te voegen. geloopt patroon van drums etc.) automatisch de attack
gedeelten van een kick of snare etc. op, en verdeelt deze in
afzonderlijke geluiden van ritmische instrumenten. Er
wordt direct een patroon gecreëerd, dat met de verdeelde
Eigenschappen van EXB-SMPL samples overeenkomt, zodat u de RPPR functie van de
Sequencerfunctie direct kunt gebruiken om het patroon af
• 48 kHz 16 bit lineaire mono/stereo sampling. te spelen en het tempo aan te passen zonder de toon-
• De EXB-SMPL bevat een 16 Mbyte 72 pin SIMM sample hoogte te wijzigen. U kunt tevens handelingen uitvoeren
data (sinsugolfgegevens) geheugenmodule. als het aanpassen van de toon van alleen de snare, deze
Als dit geheugen in de TR is geïnstalleerd, kunt in mono vervangen door een andere sample of de weergave timing
maximaal 2 minuten en 54 seconden samplen of in stereo op de sequencer wijzigen, en op deze wijze een nieuwe
maximaal 1 minuut en 27 seconden samplen. Door de 72 ritmische loop creëren, die op de ritmische loop waarmee
pin SIMM modules te installeren, kunt u het geheugen u bent begonnen is gebaseerd. (Stereo samples worden
tot maximaal 64 Mbyte uitbreiden, zodat u in mono tot ondersteund).
wel 4 samples van 2 minuten en 54 seconden kunt opne-
men (of in stereo vier samples van 1 minuut en 27 secon- Time Stretch
den), wat in totaal maximaal ongeveer 11 minuten en 39 Hiermee kunt u het tempo aanpassen, zonder de toon-
seconden sampling tijd (in stereo ongeveer 5 minuten en hoogte van de sample te wijzigen. U kunt kiezen voor
49 seconden) oplevert. (Zie PG p.260 voor details over Sustaining (geschikt voor instrumenten van het sustain
uitbreiding van het geheugen). type, zoals strijkinstrumenten of vocalen) of Slice
• Er kunnen maximaal 1.000 multisamples en 4.000 samp- (geschikt voor ritmische loops op instrumenten van het
les worden gemaakt. decay type, zoals drums). Stereo samples worden onder-
• In de Mediafunctie kunt u multisample/samplegegevens steund.
van een SD kaart of SCSI media inladen. Crossfade Loop
• U kunt samplegegevens van Korg formaat of samplege- Een belangrijk looping gereedschap, waarmee u onregel-
gevens van Akai (S1000/3000 samples, alleen geregis- matigheden in lange loops, die complex materiaal bevat-
treerde multisamples), en samplegegevens van AIFF of ten, glad kunt strijken. Door het Crossfade Loop
WAVE formaat inladen. (Als gegevens eenmaal in de TR commando uit te voeren, kunt u dit probleem elimineren
zijn ingeladen, worden ze als samplegegevens van Korg en loops met een natuurlijke klank creëren.
formaat behandeld).
• U kunt samples die u op de TR heeft gemaakt als sample- Link (met Crossfade)
bestand van AIFF of WAVE formaat exporteren (uitvoe- Hiermee kunt u twee samples in één enkele sample
ren). samenvoegen. U kunt op dit moment tevens het overlap-
• De externe geluidsbron waarvan u een sample maakt kan pende gedeelte van de samples crossfaden, zodat het
door het ene invoegeffect worden verwerkt, om zo effec- volume geleidelijk wijzigt, wat een natuurlijke overgang
ten als een compressor of EQ toe te passen. De LFO fre- geeft.
quentie of delay tijd van het effect kan als BPM waarde • Met behulp van de BPM Adjust functie (aanpassing van
worden aangegeven, wat zeer effectief is als u samples de toonhoogte van de weergave) kunt u de afspeeltoon-
maakt van frase loops etc. hoogte van elke index zo aan te passen, dat de loop fre-
• U kunt zowel auto sampling als handmatige sampling quentie met de gewenste BPM waarde overeenkomt.
uitvoeren. Bij auto sampling begint de opname automa- • U kunt start, loop start en eind adressen in eenheden van
tisch zodra het invoerniveau een aangegeven drempel- één enkele sample aangeven. Er worden tevens loop
waarde overschrijdt. U kunt in beide samplingmethoden tune, omgekeerde weergave en loop lock functies gebo-
pre-trigger instellingen maken. den.
• De audio invoer ondersteunt signalen van zowel micro- • De Use Zero functie zoekt automatisch naar zero-cross
foon en lijnniveau. punten, zodat het gemakkelijk wordt om het begin of
• Door de [AUDITION] toets in te drukken kunt u gege- eind van de sinusgolf of locaties die bij het afspelen van
vens die u heeft gesampled direct vanaf het keyboard van de sample geen geluid geven, op te sporen.
de TR afspelen. Het is tevens gemakkelijk om gesamp- • De grid functie geeft in de sinusgolfweergave een roos-
lede gegevens in een programma om te zetten, en dit als ter weer dat op BPM is gebaseerd, wat u helpt om loops
materiaal voor het HI synthese systeem van de TR te te maken of sinusgolfbewerkingen te maken die met de
gebruiken. Multisamples/samples die in een programma gewenste BPM waarde overeenkomt.
zijn omgezet kunnen in een combinatie of song worden • Voor elke multisample kunt u tot maximaal 128 indices
gebruikt. maken. Elke index bestaat uit een sampletoewijzing, een
• De sinusgolf kan in het LCD venster worden bekeken, en key zone, een oorspronkelijke toon, een afspeeltoon-
met behulp van een variatie aan sinsugolf bewerkings- hoogte en instellingen als niveau.
commando’s, waaronder rate convert (down-sampling) • Met behulp van de ‘Keyboard & Index’ weergave kunt u
en omgekeerde weergave. een multisample bewerken, terwijl u de toewijzingen en
zones van elke sample bekijkt.
De TR biedt ook de volgende commando’s.
86
• U kunt aan samples en multisamples namen van maxi- De ‘vaste intervallen’, die hierboven worden genoemd,
maal 16 tekens toewijzen. Samplenamen en multisample- worden over het algemeen aangeduid als de ‘sampling-
namen kunnen tevens in de Mediafunctie worden beke- frequentie’. 48 kHz (kilohertz) betekent dat er per sec-
ken (☞PG p.143 ‘Vertaling’). onde 48.000 keer sampling wordt uitgevoerd, en dat het
interval 1 (seconde)/48.000 (keer) = ongeveer 0.00002083
(seconden) = ongeveer 0.02083 mS (milliseconde) is.
Hoe hoger de samplingfrequentie, hoe dichter de sinus-
Hoe de Samplingfunctie is opgebouwd golf in het geheugen bij het oorspronkelijke analoge sig-
naal ligt.
Elk niveau wordt gelezen en in digitale media omgezet.
Op dit moment wordt de nauwkeurigheid door de
In de Samplingfunctie bitresolutie bepaald. Dit proces zet een analoog signaal
• Er wordt een extern geluidssignaal van een extern met een oneindige resolutie in een digitaal signaal met
geluidsapparaat dat of microfoon die op de AUDIO een eindige resolutie om. Bij een 16-bits resolutie wordt
INPUT 1 en 2 jacks is aangesloten wordt door een elk niveau in 65.536 stappen (de zestiende macht van
analoge/digitale convertor heen geleid, en opgeno- twee) aangegeven. Hoe hoger de bitresolutie, hoe dichter
Basisfuncties
men (gesampled). de sinusgolf in het geheugen bij het oorspronkelijke ana-
• In de Mediafunctie kunt u de sinusgolf en loop loge signaal ligt.
instellingen etc. van samplegegevens die u van een 48 kHz 16 bit sampling is dezelfde kwaliteit als bij appa-
SD kaart, CD-ROM etc. bewerken. raten als DAT. Een CD gebruikt 44,1 kHz 16 bit sam-
• U kunt aan het keyboard samples toewijzen om zo pling, wat een iets lagere samplingfrequentie inhoudt.
een multisample te creëren. Met behulp van het
gebruiker menucommando ‘Conv. To Program’
kunnen deze samples en multisamples op eenvou- Samples en multisamples
dige wijze in een programma worden omgezet, en
Samplingfunctie
deze programma’s kunnen direct in een combina- Samples
tie of song worden gebruikt.
De gegevens die in het interne geheugen worden opge-
nomen (gesampled) of vanuit een bestand worden
ingeladen, worden een sample of samplebestand
Samplingfrequentie en bitresolutie genoemd. Samples bestaan uit de daadwerkelijke
Zoals in de afbeelding is weergegeven, leest de sampling sinusgolfgegevens en parameters die aangeven hoe de
op vaste intervallen langs de tijdsas het niveau van het gegevens worden afgespeeld, zoals Start, Loop Start en
analoge signaal, en de niveaus worden in het geheugen End Adres. Samples kunnen in multisamples en drum-
als digitale gegevens opgeslagen. kits worden gebruikt.
Het geheugen van de TR kan maximaal 4.000 samples
Niveau
bevatten.
87
Multisamples
Een multisample bestaat uit instellingen die ervoor Sampling
zorgen dat er in verschillende gebieden van het key-
board één of meer samples worden afgespeeld. Een Als de stroomtoevoer wordt uitgeschakeld, wordt
multisample bestaat uit tussen de één en 128 ‘indexen’. er van de multisample en sample gegevens in de
Elke index bevat parameters die aangeven welke sam- Samplingfunctie geen back-up gemaakt. Als u
ple er wordt afgespeeld, in welke zone deze wordt deze gegevens wilt bewaren, dient u ze voor het
afgespeeld, de oorspronkelijke toonhoogte toets, de uitschakelen van de stroomtoevoer op een SD
afspeeltoonhoogte en het niveau etc. kaart of extern SCSI apparaat op te slaan.
Nadat de stroomtoevoer de eerste keer is ingescha-
keld, bevat het geheugen helemaal geen multi-
sample of samplegegevens. Voordat u
Multisamples gebruiken
samplegegevens kunt afspelen of bewerken, dient
Als u een sample maakt van een instrument dat een u eerst eerder opgeslagen gegevens in te laden.
breed bereik aan toonhoogten kan produceren, zoals
een piano, krijgt u geen natuurlijk klinkend resultaat
als u maar één sample opneemt en gebruikt. Met
behulp van een multisample kunt u voor elk toon-
Voorbereidingen voor sampling
hoogte bereik afzonderlijke samples opnemen, en deze
samples aan hun respectievelijke toonhoogte bereiken Aansluitingen en instellingen voor een
toewijzen, zodat u tijdens het afspelen eventuele monobron
onnatuurlijke geluiden vermijdt. U kunt bijvoorbeeld Sluit de bron op de AUDIO INPUT 1 of 2 aan, als u in
één sample per octaaf opnemen, en elk van deze sam- mono samples maakt van een microfoon, de uitvoer
ples aan een index (keyboard gebied) toewijzen. Zo van een externe geluidsinstallatie of mixer of een
zijn alle instrumentele geluiden in de voorgeprogram- instrumentaal geluid, zoals een gitaar of synthesizer.
meerde multisamples van de TR opgebouwd.
Door meerdere samples, zoals frasesamples of rit- Gitaren en overige instrumenten met actieve pick-
mische loops aan een multisample toe te wijzen en ups kunnen direct worden ingevoerd, maar instru-
deze over het keyboard te rangschikken, kunt u gelijk- menten met passieve pick-ups (d.w.z., zonder
tijdig meerdere samples afspelen. Aangezien u aan interne voorversterkers) kunnen, vanwege het feit
elke toets een andere frase kunt toewijzen, kunt u het- dat de impedantie niet overeenkomt, niet op een
zelfde soort uitvoering maken als met een pad sam- geschikt niveau worden opgenomen. Gebruik een
pler. Als alternatief kunt u deze samples aan voorversterker of effectenapparaat, als u een der-
intervallen van één octaaf toewijzen, en op verschil- gelijk instrument aansluit.
lende afspeeltoonhoogten als frasevariatie afspelen.
Het interne geheugen van de TR kan maximaal 1.000
multisamples opslaan.
EXB-SMPL
U kunt een multisample als oscillator voor een pro-
gramma selecteren, en als programma afspelen. In een
combinatie kunnen ze met voorgeprogrammeerde pro-
gramma’s worden gecombineerd, en in een multi
worden gebruikt. Ze kunnen worden gebruikt in com- MICROFOON
88
bepalen hoe het signaal vanaf de AUDIO INPUT • Stel de ‘BUS’ parameter in. Kies in dit voorbeeld
jacks door de TR wordt ontvangen. voor zowel Input 1 als Input 2 voor L/R.
• ‘Lvl’ past het volume aan. Normaalgesproken stelt De instellingen in het bovenstaande voorbeeld zor-
u dit op 127 in. gen ervoor dat het geluid van de AUDIO INPUT 1
• ‘ Pan’ past de panning aan. Stel deze in dit voor- en 2 jacks vanaf de AUDIO OUTPUT L/MONO en
beeld in op L000. R jacks en vanaf de koptelefoon wordt uitgevoerd.
• Stel de ‘BUS’ parameter in. Kies hier voor IFX, als u Het geluid van AUDIO INPUT 1 wordt vanaf links
het invoegeffect van de TR wilt gebruiken om het uitgevoerd, en het geluid van AUDIO INPUT 2
inkomende geluid te verwerken. Kies in dit voor- vanaf rechts.
beeld voor L/R. Het ingaande geluid wordt precies 4 Gebruik de [LEVEL] draaiknop om een geschikt
zo gesampled als het is. invoerniveau in te stellen. (Zie stap 6 van ‘Aan-
sluitingen en instellingen voor een monobron’)
Wees ervan bewust dat wanneer u de instelling
De [LEVEL] draaiknop past het volume van zowel
van Off (uit) in L/R of IFX verandert, het volume-
AUDIO INPUT 1 als AUDIO INPUT 2 aan.
niveau naar de AUDIO L/MONO en R jacks en de
koptelefoon te hoog kan worden.
Een invoegeffect gebruiken
Basisfuncties
‘Input 1’ regelt de AUDIO INPUT 1 jack en ‘Input Op het geluid dat vanaf de AUDIO INPUT 1 en 2 jacks
2’ regelt de AUDIO INPUT 2 jack. wordt ingevoerd kan het invoegeffect van de TR
De bovenstaande instellingen zorgen ervoor dat worden toegepast. Ter illustratie leggen we hieronder
het geluid van de AUDIO INPUT 1 jack vanaf de uit hoe u een invoegeffect op een stereobron kunt toe-
AUDIO OUTPUT L/MONO jack en het L kanaal passen, en van het resultaat een sample maakt.
van de koptelefoon wordt uitgevoerd. 1 Maak de instellingen van stap 1 en 2 van ‘Aan-
sluitingen en instellingen voor een stereobron’.
6 Gebruik de [LEVEL] draaiknop om het geluid op
een geschikt niveau te zetten. 2 Stel de diverse ‘Input 1’ en ‘Input 2’ parameters in.
Samplingfunctie
Als er in de invoerfase van de TR een overload • Stel voor zowel Input 1 als Input 2 ‘BUS’ op IFX in.
optreedt, wordt er boven de ‘Recording Level’ • Zet ‘Lvl’ en ‘Pan’ op dezelfde instellingen als bij
schuif ‘ADC OVER!’(AD convertor invoer over- stap 3 van ‘Aansluitingen en instellingen voor een
load!) weergegeven. Pas de [LEVEL] draaiknop of stereobron’. Bij deze instellingen wordt de stereo-
het uitgaande niveau van de externe geluidsinstalla- bron naar een invoegeffect verzonden (IFX).
tie zo aan dat ‘ADC OVER’ niet verschijnt (d.w.z., 3 Gebruik de [LEVEL] draaiknop om een geschikt
het maximale niveau dat geen overload veroor- invoerniveau in te stellen. (Zie stap 6 van ‘Aan-
zaakt). sluitingen en instellingen voor een monobron’)
4 Selecteer de 7.1: Insert Effect, Setup pagina.
Aansluitingen en instellingen voor een
stereobron
Sluit de bron op de AUDIO INPUT 1 en 2 jacks aan, als
u in stereo samples maakt van een stereomicrofoon, de
uitvoer van een externe geluidsinstallatie of mixer of
een synthesizer.
Stel voor het geluid, nadat het door het invoegeffect
is heengegaan, de ‘Insert Effect’, ‘IFX On/Off’ en de
‘Pan (CC#8)’ parameters in. (☞PG p.27, 121)
EXB-SMPL In ‘Mode (Sample Mode)’ vindt u voorbeelden van
instellingen die het invoegeffect gebruiken (☞PG
p.93).
CD speler
L
89
Hiermee selecteert u de handmatige opnamefunctie. Mono in. Als de ‘Pan’ op R127 staat, stelt u ‘Mode
(Sample Mode)’ op L-Mono in.
Stereobron: Stel Mode (Sample Mode)’ op Stereo
in.
8 Druk op de [REC/WRITE] toets.
90
op 0, en gebruikt u het alleen indien nodig.
Basisfuncties
begint het samplen automatisch. wordt er voor elke noot van het keyboard een
A Het samplen stopt, zodra u op de [START/STOP] index gecreëerd. Het is handig om 1 (toets) te
toets drukt. gebruiken, als u meerdere takes achter elkaar wilt
samplen, zoals wanneer u frasen of ritmische
Als de resterende hoeveelheid geheugen nul is, loops opneemt.
stopt het samplen automatisch.
Samplingfunctie
speeld. 4 Selecteer ‘Index’.
U kunt ‘Index’ ook selecteren door de [ENTER]
toets ingedrukt te houden en op het keyboard een
Multisample indexen creëren en noot te spelen. Kies in dit voorbeeld voor 001.
samplen 5 Wijs aan de ‘Index’ een sample toe.
Gebruik, als het sampling geheugen al samples
Zo kunt u voor een multisample indexen maken, en
bevat, ‘SMPL (Sampleselectie)’ om de sample te
aan elke index een sample toewijzen.
selecteren en toe te wijzen.
1 Selecteer de 1.1: Recording Sample pagina.
Als u een nieuwe sample wilt opnemen, kunt u
MS (Multisampleselectie) Index Keyboard & Index deze nu samplen.
De sample die u opneemt wordt automatisch toege-
wezen aan de index die u in stap 4heeft geselec-
teerd. (☞ Zie ‘Handmatige sampling’ of ‘Auto
sampling’ voor de sampling procedure).
Cre ren
Als u het keyboard bespeelt binnen het bereik van
de index waaraan de sample is toegewezen of als u
2 Selecteer ‘MS (Multisampleselectie)’ en maak een op de [AUDITION] toets drukt, wordt de toegewe-
multisample aan. (Zie ‘Handmatige sampling’ 4) zen sample afgespeeld.
3 Druk op de [F6] (‘CREATE’) toets om een index te 6 Herhaal stap 4en 5 om aan elke index een
creëren. sample toe te wijzen.
Direct nadat de stroomtoevoer wordt ingeschakeld, Indien gewenst kunt u het nummer en de volg-
wordt de ‘Index’ als 001/001 weergegeven. Dit bete- orde van de indexen in een multisample, het
kent dat er maar één index is. Het bereik dat bij bereik van elke index en de oorspronkelijke toets-
Keyboard & Index is gemarkeerd, is het bereik van positie later vrijelijk wijzigen. (☞p. 94 ‘Multi-
de geselecteerde index. sample bewerking’)
Druk meerdere malen op de [F6] (‘CREATE’) toets.
Telkens wanneer u deze indrukt, wordt er een index
gecreëerd. De keyboard weergave geeft de zone en
oorspronkelijke toets locatie van elke index weer. Meerdere samples creëren
Het gemarkeerde gedeelte is de index die op dit In de voorbeeldprocedure die hierboven beschreven is,
moment is geselecteerd. zijn er diverse indexen gemaakt (Door meerdere keren
op de [F6] (‘CREATE’) toets te drukken, en zijn er aan
De index die werd gecreëerd toen u op de [F6] elke ‘Index’ samples toegewezen.
(‘CREATE’) toets drukte, wordt gemaakt volgens Als alternatieve methode is het ook mogelijk om één
de Create instellingen van de 1.1: Recording, index te creëren, er een sample op te maken, en deze
Input/Pref pagina. (Deze instellingen kunnen ook twee stappen vervolgens te herhalen.
in Create Zone Preference in de 4.1: Multisample,
1 Druk één maal op de [F6] (‘CREATE’) toets om een
Pref. pagina worden gemaakt. (☞PG p.95, 120)
index te creëren.
91
2 Neem een sample op. beeldvenster rechtsboven [L] of [R] aan.
De opgenomen sample wordt automatisch toegewe-
4 Geef bij ‘S (Start)’ het startadres, bij ‘LpS (Loop
zen aan de index die u in stap 1 heeft gemaakt.
Start)’ het loop startadres en bij ‘E (End)’ het
3 Herhaal stap 1 en 2. eindadres aan.
Dit is een handige manier om meerdere samples op te Selecteer ‘S (Start)’ (gemarkeerd), en gebruik de
nemen (☞p.36). [VALUE] draaischijf of overige VALUE regelaars
om de waarde aan te passen. De bijbehorende verti-
cale lijn beweegt. Stel op dezelfde wijze ‘LpS (Loop
Start)’ en ‘E (End)’ in. In het onderstaande voor-
beeld staat ‘S (Start)’ direct voor de eerste sinusgolf,
‘LpS (Loop Start)’ staat direct voor de tweede sinus-
Loop instellingen golf, en ‘E (End)’ is naar voorkeur ingesteld.
Bij de standaard instellingen na het inschakelen van de S (Start) LpS (Loop Start) E (End)
Basisfuncties
waarde in.
basistoets (de toets die in de keyboard weergave in
3 Stel het eindadres zo in dat het met een stippellijn
het grijs is weergegeven) afgespeeld. U kunt de
van het rooster overeenkomt.
basistoets selecteren door de [ENTER] toets inge-
Zo krijgt het loop interval dezelfde lengte als de drukt te houden en op het keyboard een noot te spe-
BPM waarde. len.
Als de loop functie is ingeschakeld, wordt de roos- Als u een toets speelt waaraan de sample is toege-
terweergave op ‘LpS (Loop Start)’ gebaseerd. Als wezen, (het gemarkeerde gebied van de keyboard
de loop functie is uitgeschakeld, wordt de rooster- weergave in ‘Keyboard & Index’), wordt de sample
weergave op ‘S (Start)’ gebaseerd. volgens de loop instellingen afgespeeld.
Samplingfunctie
4 Selecteer het gebruiker menucommando ‘Grid’,
vink ‘Grid’ uit, en druk op de [F8] (‘OK’) toets, als De procedure voor het gebruik van de ZOOM en
u de roosterweergave wilt verbergen. ‘Zero (Use Zero)’ aanvinkvakjes is hetzelfde als bij
Het rooster wordt weergegeven volgens de 3.1: Loop Edit.
afspeeltoonhoogte van de basistoets (de toets die 4 Selecteer het gewenste bewerkingscommando uit
in het ‘Keyboard & Index’ gebied in het grijs wordt de lijst van het gebruikermenu. Maak in het dia-
weergegeven). loogvenster de juiste instellingen, en druk op de
U kunt de basis toets selecteren door de [ENTER] [F8] (‘OK’) toets om het commando uit te voeren.
toets ingedrukt te houden en op het keyboard een
(☞PG p.101) voor details over elk commando.
noot te spelen.
94
• Het tempo van diverse ritmische loop samples
(allen op verschillende tempi) aanpassen, zonder
dat hun toonhoogte wordt beïnvloed.
• Realtime wijzigingen in het tempo aanbrengen,
zonder de toonhoogte te wijzigen.
Hier volgt een voorbeeld van een procedure waarin u
de time slice functie in de Samplingfunctie toepast op cussie instrumenten gescheiden zijn. Voor sommige
een ritmische loop sample, en de resulterende rit- samples is het mogelijk dat u de samples niet volle-
mische loop samples in de Sequencerfunctie afspeelt. dig kunt scheiden door ‘Sensitivity’ aan te passen.
U kunt dit uitproberen met een ritmische loop sample Als het attack gedeelte van de volgende sample aan
die een drumuitvoering bevat. U kunt deze op de TR het eind van een sample zit of als er twee geluiden
opnemen of de Mediafunctie gebruiken om gegevens in één enkele sample spelen, dient u verdere bewer-
van een SD kaart etc. in te laden. Begin, als u dit voor kingen uit te voeren.
het eerst probeert, met een vrij simpel drumpatroon
Houd, als u bewerkingen wilt uitvoeren, de
van één 4/4 maat. In dit voorbeeld gebruiken we een
[ENTER] toets ingedrukt, en selecteer de ‘Index’
120 BPM ritmische loop sample.
Basisfuncties
die aan de toets die u wilt bewerken is toegewe-
1 Ga naar de SMPL: 3.1: Loop Edit, Edit1 pagina. zen. (Dat gedeelte van de sinusgolfweergave
2 Selecteer bij ‘SMPL’ een 120 BPM ritmische loop wordt gemarkeerd). Vervolgens kunt u ‘S (Start)’
sample. en ‘E (End)’ aanpassen, Divide gebruiken om de
samples te scheiden of Link gebruiken om samples
te koppelen. (☞PG p.111 stap 7
Samplingfunctie
waarop de time slice functie is toegepast opslaan.
3 Ga naar de SMPL: 3.1: Loop Edit, Edit2 pagina.
Op dit moment kunt u de instellingen in het ‘With’
gedeelte aanpassen, om aan te geven welk pro-
gramma de samples en multisample gebruikt, en te
bepalen welke bestemming van de uitvoeringsgege-
vens van de Sequencerfunctie (spoor of patroon)
wordt gebruikt om de ritmische loop sample af te
spelen.
Speel de sample af, en controleer of de maat • Om in een spoor uitvoeringsgegevens te creëren
nauwkeurig om het geloopte punt heen wordt Vink ‘Program’ en ‘Seq.Event’ aan
gespeeld. Als dit niet het geval is, gaat u naar de Program: D072
SMPL: 3.1: Loop Edit, Edit2 pagina, past u ‘S Seq Event: Track
(Start)’ (startadres) en ‘E (End)’ (eindadres) aan, en Song: 000, Track: 01, Meter: 4/4
voert u het ‘Truncate’ gebruiker menucommando Start Measure: 001, Times: 008
uit. (☞p.92, PG p.109)
95
Druk op de [F8] (‘Save’) toets om uw instellingen optimaal is uitgevoerd. De nauwkeurigheid waar-
op te slaan. U keert naar het dialoogvenster uit stap mee elk instrumentale geluid wordt gescheiden
6 terug. heeft een merkbaar effect op de kwaliteit van de
8 Druk op de [F7] (‘EXIT’) toets om naar het venster weergave. Probeer de scheiding van elke sample
van stap 3 terug te keren. in stap 6 aan te passen.
9 Druk op de [SEQ] toets om naar de Sequencer- In sommige gevallen zorgt het afspelen op een
functie te gaan, en stel ‘Song Selectie’ op 000 in. lager tempo ervoor dat de weergave, vanwege stil-
De song gegevens die u in stap 7 heeft aangegeven tes tussen de samples, onnatuurlijk klinkt. Als u de
zijn automatisch als hieronder ingesteld/aange- weergave op een hoger tempo afspeelt, kan er tus-
maakt. sen de samples een onnatuurlijk bijgeluid ont-
• SEQ 1.1: Play/REC, Play/REC pagina staan. Stel, om dergelijke problemen te
Song: 000, Meter: 4/4, Tempo: 120 voorkomen, Stretch ‘New BPM’ of ‘Ratio’ in stap
7 in op het tempo dat u bij de weergave gebruikt.
Als u het time stretch commando uitvoert, wordt
de lengte van de sample op de juiste wijze aange-
past. (☞PG p.112 stap 9)
Basisfuncties
speelt de TR met de klank van de vorige functie, samples te maken van sinusgolven die u in de Samp-
waarin u zich het laatst bevond. Houd er rekening lingfunctie heeft gesampled (als de los verkrijgbare
mee dat het keyboard geen geluid produceert, als u, EXB-SMPL optie is geïnstalleerd) of die in de Media-
in een toestand waarin het samplinggeheugen geen functie in het interne geheugen zijn ingeladen.
gegevens bevat (zoals direct nadat de stroomtoe-
voer is ingeschakeld), vanuit de Samplingfunctie Een drumkit die u heeft bewerkt of gecreëerd kan in
(als de los verkrijgbare EXB-SMPL optie is geïnstal- één van de gebruiker drumkit geheugenomgevingen
leerd) naar de Globalfunctie gaat. 00 (INT)-23 (gebruiker) worden geschreven. In de
Mediafunctie kunnen drumkits ook op een SD kaart of
Als u vanuit de Sequencerfunctie naar de Glo- andere externe media worden opgeslagen.
Globalfunctie
balfunctie gaat, zorgt het bespelen van het key-
board ervoor dat het programma of de arpeggiator
die met het global MIDI kanaal overeenkomt (in
Multisample programma’s en drumkit pro-
GLOBAL 2.1 ingesteld) wordt afgespeeld.
gramma's
De instellingen die u in de Globalfunctie bewerkt Er zijn twee typen programma's: die waarvan de oscil-
blijven bewaard zolang de stroomtoevoer is inge- lator een multisample gebruikt, en die waarvan de
schakeld, maar gaan verloren als ze niet in het oscillator een drumkit gebruikt.
geheugen worden geschreven voordat de stroom- Deze selectie wordt bepaald door de ‘Mode (Oscilla-
toevoer wordt uitgeschakeld. De gegevens die in de torfunctie)’ instelling in de PROG 2.1 Ed-Basic, Prog
Globalfunctie worden gebruikt kunnen in drie Basic pagina. Stel, als u voor het programma een mul-
typen worden onderverdeeld: gebruiker drumkit tisample wilt gebruiken, "Mode (Oscillatorfunctie)’
instellingen (GLOBAL 5.1), gebruiker arpeggiopa- op Single of Double in. Stel, als u een drumkit wilt
tronen instellingen (GLOBAL 6.1) en alle overige gebruiken, "Mode (Oscillatorfunctie)’ op Drums in.
global instellingen (GLOBAL 1.1-4.1). Elk van deze
drie typen gegevens kan in het geheugengebied
worden geschreven. In de Mediafunctie kunnen
Over programmaparameters
deze gegevens ook op externe media, zoals een SD
kaart, worden opgeslagen (☞p.45). Net als het karakter en de effectverwerking van een
melodisch instrument, zoals een piano, orgel, trompet
De Globalfunctie heeft geen vergelijkfunctie waar- en strijk, fundamenteel verschillen van die van percus-
mee u de gegevens voor en na het bewerken kunt sie instrumenten, zoals drums of timpani, verschilt de
vergelijken. U kunt, voor het bewerken van gebrui- programma parameterstructuur van een multisample-
ker drumkits of gebruiker arpeggiopatronen ‘Copy programma ("Mode (Oscillatorfunctie)’ op Single of
Drumkit’ of ‘Copy Arpeggio Pattern’ gebruiken om Double ingesteld) fundamenteel van die van een
de gebruiker drumkit of het gebruiker arpeggiopa- drumkit programma ("Mode (Oscillatorfunctie)’ op
troon naar een ongebruikt nummer te kopiëren. Drums ingesteld).
De programmaparameters van een multisample bepa-
len de filter en versterkerinstellingen etc. die voor een
multisample geschikt zijn. Daarom is het moeilijk om
een dergelijk programma te wijzigen voor gebruik met
Een drumkit creëren een drumkit. Als u een drumkit wilt bewerken, dient u
derhalve eerst de Programmafunctie te gebruiken om
een programma te selecteren dat een drumkit gebruikt
("Mode (Oscillatorfunctie)’ =Drums), en gaat u ver-
Over drumkits volgens naar de GLOBAL 5.1: DKit pagina.
Een drumkit bestaat uit drumsamples (PCD drum
sinusgolfgegevens) die aan elke noot zijn toegewezen,
met afzonderlijke instellingen voor toonhoogte en
niveau etc.
97
ample aan het nootnummer wordt toegewezen.
Een drumkit bewerken Als deze optie is aangevinkt, wordt er een drums-
ample aan dat nootnummer toegewezen. Normaal-
Vink voordat u een drumkit bewerkt de geheugen- gesproken vinkt u dit aan. Als deze optie niet is
bescherming uit (☞p.43). aangevinkt, wordt er geen drumsample aan dat
1 Selecteer in PROG 1.1 Play het programma dat u nootnummer toegewezen. Dat nootnummer speelt
wilt gebruiken tijdens het bewerken van de drum- de drumsample die zich er rechts van bevindt, maar
kit. dan een halve toon lager. Gebruik deze instelling als
u alleen de toonhoogte wilt wijzigen, zoals bijvoor-
Kies een drumkit programma uit de van tevoren beeld bij tom of bekkengeluiden.
ingeladen programma’s etc. Als de drumkit die u
gaat bewerken al door een programma wordt 6 Gebruik ‘Drumsamplebank’ en ‘Drumsample’ om
gebruikt, selecteert u dat programma. (In de los te selecteren welke drumsample aan het nootnum-
meegeleverde ‘VNL’ worden programma’s die een mer wordt toegevoegd.
drumkit gebruiken door een d symbool aange- Stel in de High Sample pagina de hoge drumsample
duid). in en stel in de Low Sample pagina de lage drums-
ample in. Gebruik, als u een lage drumsample aan-
Stel ‘Octave’ (PROG 2.1-2) op +0 [8’] in. Bij een geeft, ‘Vel.Sw L→H’ om aan te geven hoe er tussen
andere instelling dan +0 [8’] is de verhouding tus- de hoge drumsample en de lage drumsample van
sen de toetsen en de geluiden niet goed. velocity wordt gewisseld. (☞ 7)
De effecten afgespeeld met gebruik van de instel- Stel ‘Drumsamplebank’ op ROM of EX in, als u
lingen van het laatst geselecteerde programma. ROM samples wilt selecteren. Stel ‘Drumsample-
bank’ op RAM in, als u samples wilt selecteren die
Als u een drumkit bewerkt, heeft dit effect op alle in de Samplingfunctie zijn opgenomen of in de
programma’s die de drumkit gebruiken. Mediafunctie met behulp van de EXB-SMPL optie
zijn ingeladen.
2 Ga naar de High Sample pagina van GLOBAL 5.1:
DKit.
98
0 Selecteer de Voice/Mixer pagina in GLOBAL 5.1:
DKit.
Basisfuncties
en gesloten hi-hat niet gelijktijdig kunnen worden
afgespeeld, zodat u er zeker van bent dat de hi-hat
uitvoering natuurlijk klinkt.
B Gebruik ‘BUS’ om de uitgaande routing aan te
geven.
Stel deze in als u de uitvoer van de drumsample die
aan elk nootnummer is toegewezen naar zijn eigen
invoegeffect of AUDIO OUTPUT (INDIVIDUAL)
jack 1-2 wilt verzenden.
Globalfunctie
U kunt bijvoorbeeld voor geluiden van het snare-
type IFX aangeven, en voor de overige geluiden L/R
aangeven. Als u alleen een specifieke drumsample
naar AUDIO OUTPUT (INDIVIDUAL) 1 en/of 2
wilt verzenden, selecteert u 1, 2 of 1/2. Deze instel-
lingen gelden als voor het programma dat deze
drumkit gebruikt de ‘Use DKit Setting’ parameter
(PROG 7.1: Ed-InsertFX, BUS pagina) is aangevinkt
(☞PG p.26, 160).
C Gebruik ‘Pan’ om de stereo uitvoerpositie aan te
geven.
De instelling die u hier maakt geldt als voor het pro-
gramma dat deze drumkit gebruikt de ‘Use DKit
Setting’ parameter (PROG 5.1: Ed-Amp1, Level/Pan
pagina) is aangevinkt.
D Gebruik ‘S1 (Send1(MFX1))’ en ‘S2
(Send2(MFX2))’ om de verstuurniveaus naar de
master effecten in te stellen.
Deze instellingen gelden als voor het programma
dat deze drumkit gebruikt de ‘Use DKit Setting’
parameter (PROG 7.1: Ed-InsertFX, BUS pagina) is
aangevinkt.
E Gebruik het gebruiker menucommando ‘Write
Drumkits’ om de gegevens op te slaan.
Gebruik het gebruiker menucommando ‘Rename
Drumkit, als u voordat u de drumkit opslaat de
naam wilt wijzigen (☞p.44).
Als u de stroomtoevoer uitschakelt voordat u de
gegevens in het geheugen heeft geschreven, gaan
uw bewerkingen verloren (☞p.45 ‘Geheugen in de
Globalfunctie’).
99
Mediafunctie
Over de schrijfbescherming
instelling van een SD kaart
Media formatteren
SD kaarten hebben een schrijfbescherming schakelaar
SD kaarten of externe SCSI media (via de EXB-SMPL die voorkomt dat de gegevens per ongeluk worden
optie) dienen te worden geformatteerd. overschreven en verloren gaan. Als u de schakelaar
100
van de kaart op de ‘beschermde’ instelling zet, kunt u
geen gegevens op de kaart schrijven of ervan wissen, Inlaadprocedure van gegevens
en u kunt de kaart niet formatteren. Zet de schakelaar
terug op de oorspronkelijke ‘onbeschermde’ instelling,
als u bewerkte gegevens op de kaart wilt opslaan.
Programma's, combinaties, drumkits,
gebruiker arpeggiopatronen en
globalinstellingen inladen (een .PCG
Schrijfbescherming
bestand inladen)
LOCK
Ter illustratie laten we hier zien hoe u een .PCG
bestand inlaadt. Een .PCG bestand bevat programma's,
Beschermd
combinaties, drumkits, gebruiker arpeggiopatronen en
globalinstellingen (zie onderstaande afbeelding).
Selecteer deze optie als u ‘Save All’ of ‘Save PCG’ heeft
gebruikt om uw originele programma’s en combinaties
op te slaan, en deze gegevens weer wilt inladen.
Basisfuncties
Als u programma's, combinaties, songs, gebruiker
drumkits en gebruiker arpeggiopatronen wilt inla-
Gegevens inladen den, dient u eerst in de Globalfunctie de geheu-
genbescherming instelling uit te schakelen.
(☞p.43)
Typen gegevens die kunnen worden 1 Plaats de SD kaart in de SD kaartsleuf, als u van
een SD kaart gegevens inlaadt.
ingeladen
Zie ‘Waarschuwingen voor gebruik van een SD
In de onderstaande afbeelding wordt weergegeven kaart’ voor details over het gebruik van SD kaarten.
Mediafunctie
welke gegevens vanaf externe media (bijv., een SD Raadpleeg de handleiding die met de EXB-SMPL
kaart) kunnen worden ingeladen. (☞ Zie PG p.114 voor is meegeleverd, als de los verkrijgbare EXB-SMPL
details over elk mediatype) optie is geïnstalleerd en u gegevens vanaf een
Als de EXB-SMPL optie is geïnstalleerd, kunnen er ook harde schijf of ander extern SCSI apparaat inlaadt,
gegevens van media als een harde schijf of CD-ROM en controleer of het externe SCSI apparaat op de
worden ingeladen. juiste wijze is aangesloten en dat het bestand dat u
wilt inladen op de media staat.
DOS bestanden
.MID bestand
Alle combinaties 1 combinatiebank [A–C] 1 combinatie
.EXL bestand
.KSF bestand
Alle gebruiker 1 gebruiker arpeggiopatroon 1 gebruiker
Samplebestand in
arpeggiopatronen groep arpeggiopatroon
AKAI formaat
[INT, User]
.KSC bestand
Globalinstellingen
.AIF bestand
1 song Spoor
[000–199]
1 gebruiker patroon
[00–99]
Omhoog
101
2 Ga naar de Mediafunctie, en druk op een wille-
keurige functietoets om ervoor te zorgen dat de TR
de media herkent.
Gegevens opslaan
Zie ‘Op externe media opslaan’ (☞p.46) voor de proce-
dure van het op een SD kaart of externe SCSI media
opslaan van gegevens.
7 Als u het Load commando uitvoert terwijl ‘Load Zie de onderste afbeelding op p.101 voor details
********.SNG’ is aangevinkt, wordt het .SNG over elk type bestand en het icoon dat daarbij
bestand tegelijk met het .PCG bestand ingevoerd. hoort.
Als u het Load commando uitvoert terwijl ‘Load
********.KSC’ is aangevinkt, wordt het .KSC
bestand tegelijk met het .PCG bestand ingevoerd.
Basisfuncties
DOWN
Arpeggiator aan/uit
Telkens wanneer u op de [ARP ON/OFF] toets drukt,
wordt de arpeggiator in of uitgeschakeld. Als hij is
ingeschakeld, licht de [ARP ON/OFF] toets op. Als u
het keyboard bespeeld, wordt er volgens het geselec-
Arpeggiatorinstellingen
teerde arpeggiopatroon een arpeggio gespeeld. P002: ALT1
Als het programma wordt geschreven, wordt de
aan/uit instelling opgeslagen. ALT1
Arpeggiatorinstellingen
1 Selecteer de PROG 6.1: Ed-Arp., Arpeg. Setup
pagina.
P003: ALT2
ALT2
103
‘Octave’: Selecteert het octaafbereik waarin de Sort
arpeggiator wordt afgespeeld.
OFF, UP
Sort
ON, UP
Octave: 4
UP
Als er een van te voren ingeladen gebruiker arpeg- ‘Key Btm’, ‘Key Top’: De arpeggiator functioneert
giopatroon is geselecteerd, zorgt een Step instel- als u toetsen binnen het aangegeven gebied
ling van de ‘Gate’ of ‘Velocity’ ervoor dat er een bespeelt. Toetsen buiten dit gebied kunnen op de
‘groovy’ gevoel aan het arpeggiopatroon wordt normale wijze worden gespeeld, en worden niet
toegevoegd. door de arpeggiator aan/uit instelling beïnvloed.
‘Swing’: Deze past de timing van de evengenum- Als u bijvoorbeeld ‘Pattern’ op P000: UP instelt,
merde noten in de arpeggiator aan (het tellen begint ‘Latch’ aanvinkt, ‘Key Top’ op B3 instelt, en ‘Key
vanaf de eerste noot), om het patroon zo een ‘swing’ Btm’ op C-1 instelt, zorgt het spelen van een B3
gevoel te geven. noot ervoor dat de arpeggiator wordt getriggerd.
‘Sort’: Als deze is aangevinkt, wordt de arpeggio Aangezien ‘Latch’ is ingeschakeld, speelt de
gespeeld op volgorde van toonhoogte, ongeacht de arpeggiator door, zelfs nadat u de toetsen loslaat.
volgorde waarin de noten op het keyboard zijn U kunt de C4 en hogere toetsen gebruiken om op
gespeeld (On). conventionele wijze met de arpeggiator, die door
Als deze is uitgevinkt, wordt de arpeggio gespeeld de B3 en lagere toetsen wordt gespeeld, mee te
op de volgorde waarop de noten op het keyboard spelen. Speel toetsen binnen het bereik van B3 en
zijn gespeeld (Off). daaronder, als u de arpeggio wilt wijzigen.
104
‘Vel Btm’, ‘Vel Top’: Als u noten speelt met een tor niet, zelfs als deze toets is ingeschakeld.
velocity (speelkracht) die binnen het aangegeven
gebied liggen, wordt de arpeggiator gespeeld. Als u
noten speelt met een velocity (speelkracht) die bui-
ten het aangegeven gebied liggen, worden ze nor- Arpeggiatorinstellingen
maal gespeeld, ongeacht de arpeggiator aan/uit
1 Selecteer de COMBI 2.1: Ed-Prog/Mix, Prog
instelling.
pagina.
6 Schakel in de Globalfunctie de geheugenbescher-
Selecteer programma’s voor de timbres die u wilt
ming uit, en schrijf het programma, als u de
gebruiken. Selecteer in dit voorbeeld voor timbre 1-
bewerkte programma instellingen in het interne
4 elk gewenste programma.
geheugen wilt opslaan (☞p.43).
2 Selecteer de COMBI 3.1: Ed-Param1. MIDI pagina.
Stel voor de timbres die u gebruikt ‘Status’ op INT
in, en stel ‘MIDI Channel’ op Gch of het global
De arpeggiator aan een programma MIDI kanaal in (ingesteld in GLOBAL 2.1: MIDI
koppelen
Basisfuncties
‘MIDI Channel’).
Stel in dit voorbeeld timbre 1-4 in op een INT ‘Sta-
Vink voor ‘Auto Arp.’ (GLOBAL 1.1: System Basic tus’, en stel timbre 5-8 op een Off status in. Stel het
pagina) Program aan, als u wilt dat bij het selecteren ‘MIDI Channel’ van timbre 1-4 op Gch in.
van een programma de arpeggiatorinstellingen die in
dat programma zijn geschreven worden geschreven.
Arpeggiatorinstellingen
Arpeggiatorinstellingen in de
Combinatie en Sequencerfunctie. 3 Selecteer de COMBI 6.1: Ed-Arp., Setup pagina.
• Het arpeggiopatroon gebruikt de Fixed Note • Arpeggiator B is ook aan T8 toegewezen, maar
instelling, dat geschikt is voor als u een deze instelling is zo dat het T7 programma C004:
drumarpeggiator afspeelt. (‘Fixed Note’ in de HipHop Kit alleen wordt gespeeld als de
GLOBAL 6.1: Arp.Pattern, Setup pagina is arpeggiator is ingeschakeld. Zie de vorige
aangevinkt). Bij deze instelling speelt het paragraaf ‘Combinatie A021: Urban Nature RnB
arpeggiopatroon altijd de aangegeven toonhoogtes selecteren en afspelen’.
af, ongeacht de nootnummers die van het keyboard
worden ontvangen. (☞PG p.138).
• De A ‘Key Btm’ en ‘Key Top’ (COMBI 6.1: Ed-Arp.,
Scan Zone pagina) zijn zo ingesteld dat arpeggiator
A alleen voor noot B3 en lager functioneert. De arpeggiator aan de combinatie
• Arpeggiator A wordt ook aan T8 toegewezen, maar koppelen
deze is zo ingesteld dat het T4 programma B004:
Vink voor ‘Auto Arp’ ‘Combi’ (GLOBAL 1.1: System,
Trance/GarageKit alleen hoorbaar is als de
Basic pagina) aan, als u wilt dat de arpeggiatorinstel-
arpeggiator is ingeschakeld.
lingen van een combinatie worden geactiveerd zodra
Let op de timbre instellingen van T4 en T8 die combinatie is geselecteerd.
Status MIDI kanaal Wijs toe
T4 INT 02 A
T8 Off Gch A
106
4 Selecteer bij ‘Pattern’ het arpeggiopatroon dat u
Een gebruiker arpeggiopatroon wilt bewerken.
Selecteer in dit voorbeeld een leeg gebruiker arpeg-
creëren giopatroon.
Basisfuncties
De functie van deze patronen staat vast en kan niet
aan.
worden bewerkt.
Gebruiker arpeggiopatronen: Eer zijn 216 patronen – Nadat het patroon gedurende deze lengte heeft
U000(INT)-U215 (gebruiker) – die op een brede vari- gespeeld, keert het naar het begin terug. Deze instel-
atie aan manieren akkoorden of frasen kunnen ling kan ook tijdens of na het bewerken worden
ontwikkelen, die zijn gebaseerd op de toonhoogtes die gewijzigd. Stel de waarde in dit voorbeeld in op 8.
u op het keyboard speelt of op de timing waarop u ze
Voor de van tevoren ingeladen arpeggiopatronen
speelt.
Arpeggiatorinstellingen
U000(INT)-U199(INT) kan het simpelweg wijzi-
U kunt deze gebruiker arpeggiopatronen aanpassen in
gen van de ‘Lgth’ het karakter van het patroon
GLOBAL 6.1: Arp.Pattern of vanuit een geïnitialiseerde
aanzienlijk veranderen. Probeer de lengte te wijzi-
toestand nieuwe gebruiker arpeggiopatronen creëren.
gen en het resultaat te beluisteren.
Bewerkte gebruiker arpeggiopatronen kunnen in de
interne geheugengebieden U000(INT)-U215 6 Stel de ‘ (Tempo)’, ‘Reso (Resolutie)’, ‘Oct
(gebruiker) worden geschreven. In de Mediafunctie (Octaaf)’, ‘Sort’, ‘Latch’, ‘K.Sync (Key Sync.)’ en
kunt u ze tevens op externe media, zoals een SD kaart, ‘Kbd (Keyboard)’ parameters in.
opslaan. (☞p.46)
Dit zijn programmaparameters, maar ze kunnen
ook vanaf hier worden ingesteld.
Basisfuncties
2 Stel ‘Step (Stap Nr.)’ op 02 in, en druk op de [0]
toets. Stel ‘Ptch (Pitch Offset)’ op +10 in.
3 Stel ‘Step (Stap Nr.)’ op 03 in, en druk op de [0] Drumpatroon
toets. Stel ‘Ptch (Pitch Offset)’ op +00 in. Door een ‘Fixed Note’ met een drumprogramma te
4 Stel ‘Step (Stap Nr.)’ op 04 in, en druk op de [0] gebruiken, kunt u de arpeggiator gebruiken om een rit-
toets. Stel ‘Ptch (Pitch Offset)’ op +00 in. misch patroon af te spelen.
1 Selecteer een drumkit programma.
Arpeggiatorinstellingen
5 Stel ‘Step (Stap Nr.)’ op 05 in, en druk op de [0]
toets. Stel ‘Ptch (Pitch Offset)’ op +12 in. Selecteer in dit voorbeeld het voorgeprogram-
meerde programma A020: Standard Kit 1.
6 Voer voor ‘Step (Stap Nr.)’ 06 geen toon in.
2 Selecteer de GLOBAL 6.1: Arp.Pattern, Edit
7 Stel ‘Step (Stap Nr.)’ op 07 in, en druk op de [0]
pagina, en stel de parameters in.
toets. Stel ‘Ptch (Pitch Offset)’ op +00 in.
Vink ‘Fixed Note’ aan. Als deze is aangevinkt, klin-
8 Stel ‘Step (Stap Nr.)’ op 08 in, en druk op de [0]
ken tonen altijd op de aangegeven toonhoogte.
toets. Stel ‘Ptch (Pitch Offset)’ op -02 in.
Als u ‘Mode (Fixed Note Mode)’ op Trigger All
Tones instelt, zorgt het spelen van één enkele noot
ervoor dat alle Tonen worden gespeeld.
Als u ‘Mode (Fixed Note Mode)’ op Trigger As
Played instelt, bepalen de noten die u speelt hoe
Tonen worden gespeeld. (☞p.110)
Akkoordpatroon
2 Voer voor ‘Step (Stap Nr.)’ 02 geen toon in. Toon nr. Fixed Noot nr.
00 C2 (kick)
3 Stel ‘Step (Stap Nr.)’ op 03 in, en druk op de [1],
[2], [3], [4] toetsen. 01 F2 (snare)
02 F#3 (gesloten hi-hat)
4 Stel ‘Step (Stap Nr.)’ op 04 in, en druk op de [1],
[2], [3], [4] toetsen. 03 A#3 (open hi-hat)
110
in het interne geheugen wilt opslaan, dient u het
gebruiker arpeggiopatroon te schrijven. Synchronisatie in de Sequencerfunctie
In dit geval worden beide arpeggiopatronen gelijk- tussen de arpeggiators en sequencer
tijdig geschreven. Als u zonder te schrijven de
stroomtoevoer uitschakelt, gaan de bewerkte gege-
vens verloren (☞p.45).
Als de weergave van de song is gestopt
• De arpeggiator synchroniseert met het ‘ (Tempo)’,
8 Keer naar de Combinatiefunctie terug en schrijf dat op de timing van de interne MIDI klok is
de combinatie, als u tegelijkertijd de toestand van gebaseerd.
de combinatie wilt opslaan (☞p.43). • Als in de Sequencerfunctie een RPPR patroon
Let, als u een gebruiker arpeggiopatroon bewerkt, speelt, synchroniseert de arpeggiator met de maat
op het global MIDI kanaal, het kanaal van elk van dat patroon.
spoor en de arpeggiator toewijzingen, en zorg • Stel ‘Sync’ (SEQ 5.1: RPPR, RPPR Setup pagina) op
ervoor dat de arpeggiator die u hoort het patroon SEQ in, als u wilt dat de RPPR patroonweergave
is dat u wilt bewerken. synchroniseert met de arpeggiator die op dit
moment wordt gespeeld.
Basisfuncties
Als u hier vanuit de Samplingfunctie (als de los De weergave synchroniseert met de ‘ (Tempo)’
verkrijgbare EXB-SMPL optie is geïnstalleerd) timing van de arpeggiator.
naartoe bent gegaan, wordt de arpeggiator niet
ingeschakeld. Het is tevens onmogelijk om arpeg- Als er een song wordt afgespeeld of opgenomen
giopatronen te bewerken. • De arpeggiator synchroniseert met de maatslagen
die op de timing van de song zijn gebaseerd.
Arpeggiatorinstellingen
De arpeggiator synchroniseren • Als de arpeggiator is ingeschakeld (de [ARP ON/
OFF] toets is ingeschakeld) en speelt, zorgt de ont-
Afhankelijk van de toestand van het arpeggiator ‘Key vangst van een Song Startbericht ervoor dat de
Sync.’ aanvinkvakje, zal de noot timing van de arpeg- arpeggiator naar het begin van het patroon wordt
giator verschillen. teruggezet. (Dit houdt geen verband met de ‘Key
Als deze is aangevinkt, speelt de arpeggiator syn- Sync.’ instelling).
chroon met de interne of externe MIDI klok. • Als in de Sequencerfunctie de ‘Key Sync.’ instelling
De onderstaande paragraven leggen uit hoe de syn- niet is aangevinkt, en de [ARP ON/OFF] toets is
chronisatie plaatsvindt als het ‘Key Sync.’ aanvink- ingeschakeld, zorgt het starten van de arpeggiator
vakje niet is aangevinkt. (Synchronisatie met Song door tijdens het aftellen op de noten te drukken
Start en met het MIDI realtime commando Startbericht ervoor dat de arpeggiator, op het moment dat de
zijn hier echter uitzonderingen op). opname begint, vanaf het begin van het arpeggio-
patroon begint (en wordt opgenomen).
111
Effectinstellingen
Het effectgedeelte van de TR biedt één invoegeffect, ingevoerd, tijdens het samplen door het invoegeffect
twee master effecten, één master EQ (stereo 3-bands worden verwerkt.
EQ) en een mixer, die de routing van deze compo- De instellingen van de Samplingfunctie worden
nenten regelt. bepaald door de ‘Input 1’ en ‘Input 2’ parameters van
U kunt voor elk effect uit 89 typen volledig digitale de SMPL 1.1: Recording, Input/Pref pagina. Deze
effecten kiezen. De effecten zijn als volgt gecategori- instellingen zijn alleen binnen de Samplingfunctie gel-
seerd. dig.
Categorieën van de 89 effect typen
01–15 Filter en dynamische effecten, zoals EQ en com- AUDIO INPUT 1, 2 Invoegeffect
Sample
opname
pressor
16–31 Toonhoogte en fasemodulatie effecten, zoals cho- De externe invoer van AUDIO INPUT 1 en 2 (als de
rus en phaser
los verkrijgbare EXB-SMPL optie is geïnstalleerd) kun-
32–40 Overige modulatie een toonhoogteverschuiving nen buiten de Samplingfunctie worden gebruikt. In de
effecten, zoals roterende speaker en toonvers- Programmafunctie, Combinatiefunctie en Sequencer-
chuiving
functie kan het extern ingevoerde geluid door het
41–51 Vroegtijdige weerkaatsing en delay effecten invoegeffect, de master effecten en de master EQ
52–57 Reverb effecten worden verwerkt.
58–89 Mono en mono-ketting effecten, waarin twee mono Dit betekent dat u de TR als een 2-in/4-uit effecten pro-
effecten in serie zijn verbonden cessor kunt gebruiken.
Versturen Terugsturen
Master Effect 1,2
OUTPUT
Oscillator Filter Versterker Invoegeffect Master EQ
L/MONO, R
OUTPUT
Timbre 1 / Track 1 Invoegeffect Master EQ
L/MONO, R
Timbre 2 / Track 2
Timbre 8 / Track 16
2 Stel ‘BUS Select (All OSCs)’ in om te bepalen waar
de oscillatoruitvoer naartoe wordt gezonden.
In de Samplingfunctie (als de los verkrijgbare EXB-
SMPL optie is geïnstalleerd), kan het geluid van een L/R: De uitvoer wordt niet naar het invoegeffect
externe bron, die vanaf AUDIO INPUT 1 en 2 wordt verzonden. Nadat het door de master EQ is heenge-
112
gaan, wordt het geluid naar de AUDIO OUTPUT ‘BUS Select’: Bepaalt de uitvoerbestemming. Nor-
(MAIN) L/MONO en R verzonden. maalgesproken zet u dit op L/R. Als u het geluid
IFX: De uitvoer wordt naar invoegeffect IFX ver- vanuit AUDIO OUTPUT (INDIVIDUAL) 1 en/of 2
zonden. wilt uitvoeren, stelt u dit op 1, 2 of 1/2 in.
1, 2, 1/2: De uitvoer wordt naar AUDIO OUTPUT ‘S1 (Send1 (MFX1))’, ‘S2 (Send 2 (MFX2))’: Bepalen
(INDIVIDUAL) 1 of 2 verzonden. Het wordt niet het verstuurniveau naar de master effecten. Stel
naar het invoegeffect, de master effecten of de mas- deze in dit voorbeeld op 127 in.
ter EQ verzonden. 5 Ga naar de IFX pagina en stel de parameters van
Off: De uitvoer wordt niet naar de AUDIO OUT- het effect dat u als invoegeffect heeft geselecteerd
PUT (MAIN) L/MONO, R of de (INDIVIDUAL) 1, in.
2 gestuurd (nadat het door de master effecten is
heengeleid, wordt het vanaf AUDIO OUTPUT Zie PG p.168- voor details over de parameters van
(MAIN) uitgevoerd. Selecteer deze optie als u de elke effect.
uitvoer, op de verstuurniveaus die door ‘MFX Send’
zijn aangegeven, in een serieschakeling aan de mas- Master effecten
ter effecten wilt koppelen. Het ingaande niveau van de master effecten wordt
Basisfuncties
3 ‘MFX Send’ bepaalt het verstuurniveau van elke door de verstuurniveau 1 en 2 instellingen (routing
oscillator naar de master effecten. stap 3 of invoegeffect stap 4) bepaald. Als de ver-
stuurniveaus 1 en 2 0 zijn, worden er geen master effec-
Dit is alleen geldig als ‘BUS Select (All OSCs)’ op L/ ten toegepast. Verstuurniveau 1 geldt voor MFX1 en
R of Off is ingesteld. verstuurniveau 2 geldt voor MFX2.
Als u bij ‘BUS Select (All OSCs)’ IFX heeft geselec-
teerd, wordt het verstuurniveau naar de master 1 Selecteer de PROG 7.2: Ed-MasterFX, Setup
effecten, nadat het signaal door het invoegeffect is pagina.
heengegaan, door de ‘Send 1 (MFX1)’ en ‘Send 2
Effectinstellingen
(MFX2)’ parameters (PROG 7.1: Ed-InsertFX, Setup
pagina) aangepast.
Invoegeffect
1 Ga naar de PROG 7.1: Ed-InsertFX, Setup pagina.
2 Selecteer bij ‘Master Effect 1’ en ‘Master Effect 2’
De Setup pagina geeft de routing toestand en instel- het type van elk master effect.
lingen van het invoegeffect weer. U kunt in deze
pagina ook de ‘BUS Select’ instellen. Gebruik de Deze procedure is hetzelfde als bij het invoegeffect
[ ], [ ] cursortoetsen om (All OSCs) te selecteren, (☞ stap 1).
en gebruik de [INC]/[DEC] toetsen om de instellin- De invoer/uitvoer van het master effect is mono-
gen te doen. in/stereo-uit. Zelfs als u een ingaand stereo effect
selecteert, is de invoer in mono.
U kunt het gebruiker menucommando ‘Copy 6 Ga naar de MFX1 of MFX2 pagina, en stel de para-
Insert Effect’ gebruiken om effectinstellingen uit meters van het effect dat u als master effect heeft
een ander programma, etc. te kopiëren. geselecteerd in.
4 Stel de ‘Pan (CC#8)’, ‘BUS Select’, ‘S1 (Send1 Zie PG p.168- voor details over de parameters van
(MFX1))’ en ‘S2 (Send 2 (MFX2))’ parameters in, elke effect.
welke na het invoegeffect komen.
Master EQ
‘Pan (CC#8): Bepaalt de pan. Dit is alleen geldig als
‘BUS Select’ op L/R is ingesteld. 1 Gebruik de stereo 3-bands master EQ om, direct
voordat het geluid vanuit de AUDIO OUTPUT
(MAIN) L/MONO en R jacks wordt uitgevoerd, de
113
laatste egaliserende aanpassingen te maken. In dit voorbeeld wordt IFX gebruikt door 1 (timbre
Master EQ instellingen kunnen worden gemaakt in 1) en 2 (timbre 2).
‘Master EQ Gain [dB]’ van de PROG 7.2: Ed-Mas- Op dezelfde wijze als bij een programma kunt u het
terFX, Setup pagina of in de Master EQ pagina. invoegeffect selecteren, in/uitschakelen en de ‘Pan
Zie PG p.213 voor details over de EQ parameters. (CC#8)’, ‘BUS Select’, ‘S1 (Send1 (MFX1))’ en ‘S2
(Send 2 (MFX2))’ parameters die na het invoegeffect
komen instellen. (☞p.113)
Routing
1 Selecteer de SMPL 1.1: Recording, Input/Pref
pagina.
2 Geef bij ‘BUS Select’ aan waar de uitvoer van elk De parameters in ‘Input 1’ en ‘Input 2’ bepalen het
timbre naartoe wordt verzonden. invoegeffect waar de externe geluidsinvoer van de
3 ‘S1 (Send1 (MFX1))’, ‘S2 (Send 2 (MFX2))’ bepalen AUDIO INPUT 1 en 2 jacks naartoe worden
het verstuurniveau van elk timbre naar de master gestuurd. Zie ‘Sampling (☞p.35) voor details over
effecten. deze instellingen.
Invoegeffect
114
‘Send 1’, ‘Send 2’: Bepalen de verstuurniveaus van
Effectinstellingen van de AUDIO INPUT de AUDIO INPUT 1, 2 (extern inkomende geluid)
naar de master effecten, op dezelfde wijze als bij de
(EXB-SMPL optie verplicht) programma oscillators. Deze instelling kan alleen
worden gemaakt als ‘BUS (IFX/Indiv.) Select’ op L/
Zelfs in andere functies dan de Samplingfunctie kun-
R of Off is ingesteld (☞p.113).
nen de effecten van de TR worden toegepast op de
externe geluidsbron die op de AUDIO INPUT 1 en 2 Als ‘BUS (IFX/Indiv.) Select’ op IFX is ingesteld,
jacks is aangesloten. Het effectgedeelte van de TR kan wordt dit, nadat het geluid door het invoegeffect is
als 2-in 4-uit effecten processor worden gebruikt. heengegaan, door ‘S1 (Send1 (MFX1))’ en ‘S2 (Send
2 (MFX2))’ (Setup pagina) bepaald.
Routing Als ‘BUS (IFX/Indiv.) Select’ op iets anders is
In andere functies dan de Samplingfunctie (d.w.z., in ingesteld dan Off en ‘Level’ wordt verhoogd,
de Combinatiefunctie, Programmafunctie en wordt de externe geluidsbron in de TR ingevoerd.
Sequencerfunctie) wordt de routing van de geluidsin- Op dit moment wordt, als er geluidskabels op de
voer van de AUDIO INPUT 1 en 2 jacks in de GLOBAL AUDIO INPUT 1, 2 jacks zijn aangesloten, elk sig-
Basisfuncties
1.1: System, Audio In pagina aangegeven. naal in de TR ingevoerd, zelfs als het geen daad-
werkelijke geluidsinvoer is, en het wordt
1 Ga vanuit de Programmafunctie naar de Glo-
(afhankelijk van de instellingen) vanaf de AUDIO
balfunctie.
OUTPUT L/MONO, R 1, 2 jacks uitgevoerd. Als u
Als u vanuit de Samplingfunctie naar de Glo- geen externe geluidsbron gebruikt, en alleen de
balfunctie gaat, blijven de ‘Input 1’ en ‘Input 2’ interne programma's, combinaties en songs speelt,
instellingen van de Samplingfunctie behouden, en dient u ‘BUS (IFX/Indiv.) Select’ op Off in te stel-
kunt u de instellingen die u in de Globalfunctie len of ‘Level’ op 0 te zetten.
maakt niet horen. U dient hier naartoe te gaan van- Als er geen geluidskabels op de AUDIO INPUT 1
Effectinstellingen
uit een functie waarin u toegang heeft tot externe en 2 jacks van het achterpaneel zijn aangesloten, is
geluidssignalen (Combinatiefunctie, Programma- de invoer naar de TR 0.
functie of Sequencerfunctie). In de Samplingfunc-
tie worden de instellingen die u hier maakt
genegeerd. AUDIO INPUT 1, 2 instellingen van de
Samplingfunctie worden door de ‘Input 1’ en
‘Input 2’ parameters in de In/Pref pagina van
Over dynamische modulatie
SMPL 1.1: Recording ((☞p.114, PG p.128) bepaald. (Dmod)
2 Selecteer de GLOBAL 1.1: System, Audio In Dynamische modulatie (Dmod) is een functie
pagina. waarmee u midi berichten of de regelaars van de TR
kunt gebruiken om bepaalde effectparameters in real-
time te regelen.
BPM/MIDI Sync is een andere functie die effectparam-
eters gebruikt, en wordt gebruikt om de LFO snelheid
van modulatie effecten of de delay tijd etc. van delay
effecten met het tempo van de arpeggiator of een
3 Stel de parameters van ‘Input 1’ en ‘Input 2’ in. externe sequencer te synchroniseren.
‘Input 1’ komt overeen met de AUDIO INPUT 1 jack
Instellingsvoorbeeld:
en ‘Input 2’ komt overeen met de AUDIO INPUT 2
jack. We laten zien hoe u met behulp van dynamische mod-
ulatie een effectparameters in realtime kunt regelen.
‘Level’: Stel het signaalniveau van AUDIO INPUT 1 1 Gebruik de procedure van ‘Effect instellingen van
en 2 in. Normaalgesproken stelt u deze in op 127. een programma’ (☞p.112) om ‘IFX’ op 49: LCR
Als het geluid, zelfs als het niveau aanzienlijk wordt BPM Delay in te stellen. Controleer of er een delay
verlaagd, nog steeds vervormd is, kan het zijn dat geluid wordt uitgevoerd.
de vervorming voor de AD convertor plaatsvindt.
Pas de [LEVEL] draaiknop of het uitgaande niveau 2 Selecteer de PROG 7.1: Ed-InsertFX, IFX pagina.
van uw externe geluidsbron aan.
Met behulp van de Dmod functie het delay niveau
‘Pan’: Stel de panning van het signaal van AUDIO
variëren door de joystick te duwen.
INPUT 1 en 2 in. Als u een stereo geluidsbron
invoert, stelt u Input 1 normaalgesproken op L000 3 Stel ‘InLvl Mod’ op +100 in.
in, en Input 2 op R127 (of Input 1 op R127 en Input 2 4 Stel ‘Src’ op JS+Y#1 in.
op L000). Als u een mono geluidsbron invoert, stelt
De joystick regelt het ingaande niveau naar het
u dit normaalgesproken op C064 in.
effect. Als u ‘Src’ op JS+Y#1 instelt, wordt het delay
‘BUS (IFX/Indiv.) Select’: Net als bij de oscillator geluid niet langer uitgevoerd; als u echter de joy-
van een programma bepaalt de bus waar de externe stick van u af beweegt, gaat het niveau ervan gelei-
geluidsbron van AUDIO INPUT jacks 1 en 2 naartoe delijk omhoog.
wordt gestuurd ((☞p.112).
115
. tuele wijzigingen die u in het arpeggiatortempo
maakt.
116
Overige functies
Basisfuncties
aan te passen. De stemming kan binnen een bereik van
-50 - +50 worden aangepast (één halve toon is 100
cent). De toewijsbare functie van een voetschakelaar (zoals
de Korg PS-1), die op de ASSIGNABLE SWITCH jack
Door de toonhoogte in stappen van een halve toon te
is aangesloten, instellen.
wijzigen kunt u ook transponeren. Gebruik, als u de
Deze schakelaar kan als bron voor wisselende modu-
toonhoogte van dit hele instrument wilt transponeren,
latie of effect dynamische modulatie dienen of porta-
‘Key Transpose’ in de GLOBAL 1.1: System Basic
mento in/uitschakelen, het sostenuto effect regelen,
pagina. De toonhoogte kan over een bereik van ±1
het soft pedaal effect in/uitschakelen, de arpeggiator
octaaf worden getransponeerd.
in/uitschakelen, programma’s of combinaties select-
Overige functies
Hieronder leggen we uit hoe u in de Globalfunctie de eren (omhoog/omlaag), de sequencer starten/stop-
stemming en transpositie van dit hele instrument aan- pen, op de sequencer punch-in of punch-uit uitvoeren
past. of een trigger zijn om de cue lijst stap op te schuiven
1 Druk op de [GLOBAL] toets om naar de Glo- (☞PG p.226).
balfunctie te gaan. • U maakt deze instelling in ‘Foot SW Assign’ van de
GLOBAL 1.1: System, Foot pagina.
2 Druk op de [EXIT] toets. U kunt aangeven welke toewijsbare functie een voet-
3 Druk op de [F1] (‘Basic’) toets. pedaal (zoals de Korg XVP-10 EXP/VOL of EXP-2), die
4 Selecteer ‘Master Tune’ als u de afstemming wilt op de ASSIGNABLE PEDAL jack is aangesloten,
aanpassen, selecteer ‘Key Transpose’ als u de uitvoert.
transpositie wilt aanpassen. Dit pedaal kan worden gebruikt om het master vol-
ume, wisselende modulatie of effect dynamische mod-
5 Gebruik de VALUE regelaars om de instelling aan ulatie, de snelheid van de portamento toonwijziging,
te passen. het volume, de pan die na een invoegeffect komt, de
U kunt de cijfertoetsen [0] – [9] gebruiken om een pan, het volume of verstuurniveaus naar de master
waarde in te voeren, en op de [ENTER] toets druk- effecten te regelen (☞PG p.227).
ken. Als alternatief kunt u de [VALUE] draaischijf of • U maakt deze instelling in ‘Foot Pedal Assign’ van
de [INC]/[DEC] toetsen gebruiken. de GLOBAL 1.1: System, Foot pagina.
Als u deze instelling na het uitschakelen van de U kunt dit gebruiken als bron voor wisselende
stroomtoevoer wilt bewaren, dient u de Globalin- modulatie of effect dynamische modulatie, en om
stellingen in het geheugen te schrijven. (☞p.43) programmaparameters of effectparameters te
regelen. Stel in dit geval ‘Foot Switch Assign’ op
Foot SW (CC#82) en ‘Foot Pedal Assign’ op Foot
Pedal (CC#04) in.
117
Als u Program Up selecteert, wordt, telkens wan-
neer u de voetschakelaar indrukt, het eerstvolgende
hogere programmanummer geselecteerd.
Originele toonladders creëren
Als u Program Down selecteert, wordt, telkens U kunt uw eigen originele toonladders creëren. U kunt
wanneer u de voetschakelaar indrukt, het eerstvol- zestien verschillende gebruiker octaaftoonladders
gende lagere programmanummer geselecteerd. creëren, waarin de toonhoogte van elke noot in het
6 Zet ‘Foot Sw Polarity’ op de polariteit van het octaaf voor alle octaven wordt herhaald, en u kunt één
pedaal dat u heeft aangesloten. gebruiker noottoonladder maken, waarin de toon-
hoogte van elk van de 128 noten afzonderlijk kan wor-
Als u een Korg PS-1 pedaalschakelaar heeft aange-
den aangegeven.
sloten, selecteert u (-) KORG Standard. Het pedaal
functioneert niet goed als u niet de juiste polariteit Als u deze instelling na het uitschakelen van de
heeft geselecteerd. stroomtoevoer wilt bewaren, dient u de Globalin-
stellingen in het geheugen te schrijven. (☞p.45)
Als u deze instelling na het uitschakelen van de
stroomtoevoer wilt bewaren, dient u de Globalin- De gebruikertoonladders die u hier maakt kunnen
stellingen in het geheugen te schrijven. (☞p.45) worden gebruikt door voor een programma, voor elk
timbre van een combinatie of voor elk spoor van een
7 Druk op de [PROG] toets om naar PROG 1.1: Play
song de toonladder aan te geven (☞ ‘De toonladder
te gaan of druk op de [COMBI] toets om naar
wijzigen’)
COMBI 1.1: Play. Druk vervolgens op de voetscha-
kelaar, en het programma/de combinatie wijzigt.
De toonladder wijzigen
Andere Velocity en Naslag cur- U kunt voor elk programma, voor elk timbre in een
ven selecteren combinatie of voor elk spoor van een song (Sequencer-
functie) de toonladder aangeven.
U wijzigen hoe velocity of naslag (after touch) het Deze instellingen worden bepaald door het ‘Type’ in
volume of de toon beïnvloeden. Met behulp van deze de volgende pagina’s, en voor een combinatie of
functie kunt u (bijvoorbeeld) het volume van de noten sequencer door ‘Use Program’s Scale’.
consequenter maken, zelfs wanneer ze met variërende
velocities (dynamiek) worden gespeeld. Elke curve Programmafunctie PROG 2.1: Ed–Basic, Prog Basic
heeft zijn eigen karakter, dus u kunt de curve selecte- Combinatiefunctie COMBI 3.2: Ed–Param2, Other
ren die op uw eigen speeldynamiek, speelstijl en het Sequencerfunctie SEQ 3.2: Param2, Other (Othr..8/Othr..16)
effect dat u wilt bereiken aansluit (☞PG p.124).
1 Druk op de [GLOBAL] toets om naar de Glo- Hieronder laten we zien hoe u de instellingen maakt in
balfunctie te gaan. de Sequencerfunctie.
118
De functie van [SW1] en [SW2] De B-functie functies van REAL-
instellen TIME CONTROLS [1]-[4] instellen
U kunt de functie van de [SW1] en [SW2] toetsen U de functies van de B-functie van de REALTIME
instellen (☞PG p.224). CONTROLS [1]-[4] aangeven. (☞PG p.225)
De functies van de [SW1] en [SW2] toetsen worden De functies van de B-functie worden voor elk(e) pro-
voor elk(e) programma, combinatie en song afzonder- gramma, combinatie of song afzonderlijk ingesteld. De
lijk ingesteld. in de Samplingfunctie geldt de instelling instellingen van de functies in de Samplingfunctie (als
van de functies van deze toetsen voor de hele functie. de los verkrijgbare EXB-SMPL optie is geïnstalleerd)
U kunt aangeven welke functie door de [SW1] en gelden voor de gehele functie.
[SW2] toetsen wordt uitgevoerd, en u kunt tevens kie- Deze instellingen worden bepaald door ‘Knob B
zen tussen Toggle (wanneer de functie telkens wan- Assign’ in de volgende pagina’s.
neer de [SW1] of [SW2] toets wordt ingedrukt wordt
Programmafunctie PROG 2.2: Ed–Ctrl, Controls
in/uitgeschakeld) en Momentary (wanneer de functie
Basisfuncties
Combinatiefunctie COMBI 2.2: Ed–Ctrl, Controls
alleen is ingeschakeld, zolang u de [SW1] of [SW2]
toets ingedrukt houdt). Sequencerfunctie SEQ 2.2: Controller, Controls
Deze instellingen worden bepaald door ‘SW1/2 Samplingfunctie* SMPL 5.2: Controller, Controls
Assign’ in de volgende pagina’s. *: Als de EXB-SMPL optie is geïnstalleerd.
Programmafunctie PROG 2.2: Ed–Ctrl, Controls
U kunt deze draaiknoppen als bron voor wisse-
Combinatiefunctie COMBI 2.2: Ed–Ctrl, Controls lende modulatie of effect dynamische modulatie
Sequencerfunctie SEQ 2.2: Controller, Controls gebruiken, om zo programmaparameters of effect-
Samplingfunctie* SMPL 5.2: Controller, Controls parameters te regelen. In dit geval zult u normaal-
Overige functies
gesproken Knob Mod1(CC#17) , Knob
*: Als de EXB-SMPL optie is geïnstalleerd.
Mod2(CC#19) , Knob Mod3(CC#20) en Knob
Als u een programma of combinatie schrijft, wordt Mod4(CC#21) selecteren.
de aan/uit status van de [SW1] en [SW2] toetsen Hieronder geven we een voorbeeld van hoe u met
opgeslagen. behulp van draaiknop [1] de filter en versterker EG
attack van een arpeggiator kunt regelen.
U kunt deze toetsen als bron voor wisselende
modulatie of effect dynamische modulatie gebrui- 1 Druk op de [PROG] toets om naar de Programma-
ken, om zo programmaparameters of effectpara- functie te gaan.
meters te regelen. In dit geval zult u 2 Druk op de [MENU] toets, en druk vervolgens op
normaalgesproken SW1 Mod.(CC#80) en SW2 de [F2] toets om ‘Ctrl’ te selecteren. Druk op de
Mod.(CC#81) selecteren. [F8] (‘Open’) toets.
Zie p.116 voor een voorbeeld waarin de [SW1] toets als 3 Zet ’Knob B Assign’ op Knob 1-B, en selecteer F/A
bron wordt gebruikt voor effect dynamische modulatie Attack (C#73).
van een programma, en om een effect te regelen. 4 Druk op de REALTIME CONTROLS [SELECT]
toets om de B-functie te selecteren, en draai aan
Als u deze instelling na het uitschakelen van de
draaiknop [1] om de EG attack van het filter en de
stroomtoevoer wilt bewaren, dient u de Globalin-
versterker te regelen.
stellingen in het geheugen te schrijven. (☞p.43-)
Als u deze instelling na het uitschakelen van de
De instellingen van de Samplingfunctie kunnen
stroomtoevoer wilt bewaren, dient u de Globalin-
niet worden opgeslagen.
stellingen in het geheugen te schrijven. (☞p.43-)
119
Als u het keyboard bespeelt, speelt de arpeggiator
Het contrast (de helderheid) van op het gewenste tempo een drumpatroon.
5 Druk op de maat zachtjes op de [TIMBRE/
het LCD venster aanpassen TRACK] toets, en verkort de intervallen waarop u
op de toets drukt iets.
Gebruik ‘LCD Contrast’ in de GLOBAL 1.1: System,
Preference pagina om aanpassingen te maken. Het afspeeltempo van het drumpatroon versnelt
(☞p.121, PG p.127) iets.
Sneltoetsen
Tap tempo regeling
[MENU] toets + cijfertoetsen [0] – [9] x2
de Programmafunctie, Combinatiefunctie en • Om naar de diverse pagina’s binnen elke functie te
Sequencerfunctie bieden een tap tempo regelfunctie. gaan. Houd de [MENU] toets ingedrukt, en voer
Als de arpeggiator of sequencer in één van deze func- met behulp van de cijfertoetsen [0] – [9] een pagina-
ties speelt, kunt u door op het gewenste tempo de nummer van twee cijfers in.
[TIMBRE/TRACK] toets een aantal keren zacht in te
drukken het afspeeltempo in realtime regelen. [MENU] toets + cursor [ ][ ] toetsen
Deze functie is handig voor wanneer u het • Om naar de diverse pagina’s binnen elke functie te
afspeeltempo van de arpeggiator of sequencer in real- gaan. Houd de [MENU] toets ingedrukt, en gebruik
time op een andere maat wilt afstemmen. de [ ][ ] toetsen om te verplaatsen.
De Tap tempo functie biedt ook realtime regeling van [TIMBRE/TRACK] toets + functietoetsen [F1]-[F8]
een willekeurige BPM of effecten die op tempo zijn • Om in elke pagina naar de parameters te gaan.
gebaseerd. Houd in pagina’s van de Combinatie of Sequencer-
In het volgende voorbeeld ziet u de procedure voor het functie, die timbre 1-8/spoor 1-8 of 9-16 weergeven
gebruik van Tap tempo in de Programmafunctie. (zoals COMBI 1.1: Play, Prog) de [TIMBRE/
1 Kies in de Programmafunctie voor C004: HipHop TRACK] toets ingedrukt en druk op de F1 T1/T9]-
Kit. [F8 T8/T16] toetsen om de cursor te verplaatsen.
[ENTER] toets + cijfertoetsen [0] – [9]
• Om in elke pagina naar de gebruiker menucom-
mando’s (maximaal tien items) te gaan. Houd de
[ENTER] toets ingedrukt en druk op een cijfertoet-
sen [0] – [9] om één van de maximaal tien
gebruikermenu items te selecteren.
2 Selecteer de Arp.Play pagina in PROG 1.1: Play, en
vink het ‘Latch’ aanvinkvakje aan. [ENTER] toets + keyboard
Door de [ENTER] toets ingedrukt te houden en op een
noot op het TR keyboard te drukken, kunt u de vol-
gende invoercommando’s uitvoeren.
• Nootnummerwaarden of velocity waarden
invoeren.
• In de GLOBAL 5.1: DKit, SEQ 5.1: RPPR, RPPR
3 Schakel de [ARPEGGIATOR ON/OFF] toets op Setup pagina ‘KEY’ selecteren.
het voorpaneel in. [ENTER] toets + [LOCATE] toets
4 Druk een aantal keren op de gewenste maat zacht- • In de Sequencerfunctie de huidige locatie als ‘Loca-
jes op de [TIMBRE/TRACK] toets. De tempo ‘ =’ tion’ instellen (is gelijk aan het ‘Set Location’
weergave rechtsboven in het LCD venster wijzigt gebruiker menucommando).
in overeenstemming met het afspeeltempo.
120
Bijlagen
Probleemoplossing
Zie, als u problemen ervaart, het relevante item en • Zorg er, als er vanaf de OUTPUT (INDIVIDUAL) 1,
neem de juiste maatregelen. 2 jacks geen geluid is, voor dat ‘BUS Select (IFX/
Indiv.Out Assign)’ of ‘Bus Select’, die na het invoe-
Stroomtoevoer gaat niet aan geffect komt, op 1, 2, 1/2 is ingesteld. ✎✎✎ ☞p.112
• Is de stroomvoorziening op een stopcontact
• Zorg er, als in de Sequencerfunctie bepaalde spo-
aangesloten? ......................................................... ☞p.12
ren niet hoorbaar zijn, voor dat de ‘PLAY/MUTE/
• Is de [POWER] schakelaar ingeschakeld? REC’ of ‘PLAY/MUTE’ instelling op PLAY STAAT
Schakel de [POWER] schakelaar op het achterpa- ☞p.69
neel in.
• Zorg ervoor dat de ‘Status’ op INT of BTH is
De stroomtoevoer is ingeschakeld, maar er wordt ingesteld ................................................................☞p.70
niets in het LCD venster weergegeven. • Zijn de ‘Key Zone’ en ‘Velocity Zone’ zo ingesteld
De TR functioneert normaal als u het keyboard dat er tijdens het spelen geluid wordt
bespeelt of overige functies uitvoert. voortgebracht? ............................................... ☞PG p.65
Vanwege wisselingen in de omgevingstemperatuur
Noten stoppen niet
Bijlagen
kan het LCD venster in zeldzame gevallen moeilijk of
onmogelijk te lezen zijn. Voer in dit geval de volgende • Selecteer de Prog Basic pagina in PROG 2.1: Ed-
procedure uit. (☞PG p.127) Basic, en zorg ervoor dat het ‘Hold’ aanvinkvakje is
uitgevinkt. ........................................................ ☞PG p.5
1 Druk drie maal op de [EXIT] toets, en druk ver-
volgens op de [GLOBAL] toets. • Zorg ervoor dat ‘Damper Polarity’ of ‘Foot SW
2Houd de [EXIT] toets ingedrukt, en druk op de Polarity’ in de GLOBAL 1.1: System, Foot pagina
[REC/WRITE] toets. goed is ingesteld.......................................... ☞PG p.128
3 Draai aan de [VALUE] draaischijf om het LCD Er is ruis of oscillatie hoorbaar
Probleemoplossing
venster aan te passen. • Als u de BPM/MIDI Sync functie gebruikt om de
delay tijd van een effect te regelen, kan er in het
De stroomtoevoer is ingeschakeld, maar de weer-
delay geluid ruis optreden. Dit geluid komt door
gave van het LCD venster is niet normaal of er
onderbrekingen in het delay geluid, en duidt niet
wordt een foutmelding weergegeven. Als u het op een storing.
keyboard bespeelt is er geen geluid, en de TR
functioneert niet normaal. • Als u op de externe geluidsbron die vanaf AUDIO
• Dit soort probleem kan optreden als een com- INPUT 1 en 2 wordt ingevoerd een effect toepast,
mando om gegevens naar het interne geheugen te kan er, afhankelijk van het type effect of de parame-
schrijven niet goed is voltooid, als bijvoorbeeld de terinstellingen, oscillatie optreden. Pas het
stroomtoevoer van de TR tijdens het schrijven van inkomende volume, uitgaande volume en de effect-
een programma of overige gegevens is uitgescha- parameters aan. Als u een effect met een hoge gain
keld. Volg in dit geval de onderstaande procedure gebruikt, dient u extra voorzichtig te zijn.
om het interne geheugen van de TR te initialiseren. • Nadat er een samplebewerking is uitgevoerd of
1 Schakel de stroomtoevoer uit. nadat er een stereosample is opgenomen, kan er
een lichte ruis hoorbaar zijn. Dit heeft geen effect
1 Houd de [MENU] toets en de [9] toets ingedrukt, en
op de geluidsgegevens die zijn bewerkt of
schakel de stroomtoevoer in.
gesampled.
De TR wordt geïnitialiseerd, en er worden gegevens
in het interne geheugen geschreven. Tijdens het Effecten worden niet toegepast.
schrijven van gegevens geeft het LCD venster ‘Now • Zijn de ‘IFX Off’, ‘MFX1 Off’ of ‘MFX2 Off’ instel-
writing into internal memory’ weer. lingen in de GLOBAL 1.1: System, Basic pagina
aangevinkt? ......................................... ☞PG p.124, 125
No sound
• Kan het zijn dat u, als u in de Combinatiefunctie of
• Is uw versterker, mixer of koptelefoon op de juiste
Sequencerfunctie werkt, en er geen master effecten
wijze aangesloten?☞p.12
worden toegepast, als u de ‘S1 (Send1 (MFX1))’ of
• Staat uw versterker of mixer aan? ‘S2 (Send 2 (MFX2))’ van het timbre/spoor ver-
• Is de Local Control functie ingeschakeld? hoogt, de ‘Return 1’ of ‘Return 2’ van het master
Vink het ‘Local Control On’ aanvinkvakje in GLO- effect moet verhogen?............................. ☞PG p.47, 86
BAL 2.1: MIDI aan. ..................................... ☞ PG p.130 Alternatieve mogelijkheid: Is voor elke oscillator
van het programma dat door het timbre/spoor
• Staat de [VOLUME] schuif omhoog? ................. ☞p.5 wordt gebruikt ‘Send 1’ of ‘Send 2’ wel verlaagd? ...
121
...................................................................(☞PG p.45, 84 ....................................................................... ☞PG p.100
Het daadwerkelijk verstuurniveau wordt bepaald RPPR start niet
door de verstuurinstelling van elke oscillator in • Is de ‘RPPR’ instelling in SEQ 1.1: Play/REC
het programma met de verstuurinstelling van het aangevinkt?.................................................... ☞PG p.51
timbre/spoor te vermenigvuldigen.
• Zijn de ‘Assign’, ‘Pattern Select’ en ‘Track’ parame-
Bij het inladen van gegevens klonk een combinatie ters goed ingesteld? ............................. ☞p.75, PG p.73
of song niet goed • Is ‘MIDI Clock’ in de GLOBAL 2.1: MIDI, MIDI
• Heeft u in het dialoogvenster waarvan u de gege- pagina op Internal ingesteld? ................... ☞PG p.129
vens heeft opgeslagen de aanvinkvakjes van alle
items die u wilde opslaan aangevinkt?............ ☞p.46 You converted GM/GS/XG format SMF data and
played it in Sequencer mode, but it does not sound
• Heeft u bij het opslaan in het dialoogvenster de
correctly
aanvinkvakjes van alle items die u wilde opslaan
aangevinkt? • Voer ‘GM Initialize’ om de instellingen te
initialiseren................................................... .☞PG p. 54
• Zijn de bank/het nummer van de programma’s die
door de song worden gebruikt hetzelfde als toen de • Is ‘Bank Map’ in de GLOBAL 1.1: System, Prefe-
song werd gecreëerd? rence pagina op GM ingesteld? ................ ☞PG p.126
• Zorg ervoor dat de ‘Status’ op INT of
Als u in de Sequencerfunctie op de [START/STOP] BTH....................................................... ☞p. 70, PG p.62
toets drukt, begint het afspelen niet
• Is ‘MIDI Clock’ in de GLOBAL 2.1: MIDI, MIDI Instellingen van oscillator 2 worden niet weerge-
pagina op Internal ingesteld? ................... ☞PG p.129 geven
• Zorg ervoor dat de ‘Mode (Oscillatorfunctie)’ para-
Kan in de Sequencerfunctie niet opnemen meter in de PROG 2.1: Ed-Basic Prog Basic pagina
• Is het geheugenbescherming ‘Song’ aanvinkvakje in op Double is ingesteld ......................... .☞p.51, PG p.5
de GLOBAL 1.1: System, Preference pagina wel
uitgevinkt?.................................................... ☞PG p.127 Er worden vanaf de MIDI OUT aansluiting geen
• Is ‘MIDI Clock’ in de GLOBAL 2.1: MIDI, MIDI gegevens verzonden
pagina op Internal ingesteld? ................... ☞PG p.129 • Als er vanaf de TR via USB MIDI gegevens naar uw
computer worden verzonden, wordt de transmis-
Arpeggiator start niet sie van MIDI OUT aansluiting onderbroken. Als de
• Is de [ARP ON/OFF] toets ingeschakeld (verlicht)? USB aansluiting wordt verbroken, wordt de trans-
missie vanaf de MIDI OUT aansluiting weer hervat.
• Zorg ervoor, als de arpeggiator voor een combina-
tie of song niet begint, dat ‘Arpeggiator Run’ is Dit instrument reageert niet op inkomende MIDI
aangevinkt, en dat er bij ‘Assign’ een arpeggiator is gegevens
geselecteerd. ....................................☞p.29, PG p.35, 82
• Zijn alle MIDI kabels goed aangesloten?.....................
• Is de GLOBAL 2.1: MIDI ‘MIDI Clock’ parameter .............................................................. ☞p.12, PG p.233
ingesteld op Internal? ................................ ☞PG p.129
• Worden de MIDI gegevens ontvangen op het
• Als de [ARP ON/OFF] toets in de GLOBAL 6.1: kanaal waarop ze worden verzonden?... ☞PG p.129
Arp. Pattern pagina niet reageert, bent u hier wel-
licht vanuit de Samplingfunctie of de Mediafunctie Dit instrument reageert niet goed op inkomende
naartoe gegaan. MIDI gegevens
• Zijn de ‘Enable Program Change’, ‘Bank’, ‘Combi’,
Geen geluid als de [AUDITION] toets wordt inge- ‘Ctrl Change’ en ‘AfterT’ MIDI Filter instellingen in
schakeld. de GLOBAL 2.1: MIDI MIDI pagina allemaal
• De Audition (afluister) functie is alleen in de Pro- aangevinkt? ................................................. ☞PG p.130
grammafunctie beschikbaar.
• Is, als u MIDI exclusieve berichten wilt ontvangen,
• Zorg ervoor, als er geen geluid wordt gespeeld het MIDI Filter ‘Exclusive’ item in de GLOBAL 2.1:
zodra u in de Programmafunctie de [AUDITION] MIDI MIDI pagina aangevinkt?................ ☞PG p.131
toets inschakelt, dat de PROG 2.1: Ed-Basic Audi-
• Ondersteunt dit instrument het type berichten dat
tion pagina parameter ‘Audition Riff’ niet is
ernaar toe worden verzonden?
uitgeschakeld. .................................................. ☞PG p.9
• Als er geen geluid wordt gespeeld zodra u in de Kan de SD kaart niet formatteren
Samplingfunctie de [AUDITION] toets inschakelt, • Voldoet het medium aan de eisen voor gebruik op
dient u de volgende punten te controleren. de TR?☞p.100
Is er op de juiste wijze een sample aan de ‘Index’ • Is het medium op de juiste wijze geplaatst? .... ☞p.14
die momenteel is geselecteerd toegewezen?
Zijn de ‘S (Start)’, ‘LpS (Loop Start)’ en ‘E (End)’ Kan geen gegevens op een SD kaart opslaan of
adressen goed ingesteld? ........................... ☞PG p.109 ervan inladen
• Zijn, als u zich in de SMPL 2.1: Sample Edit, Edit2 • Is de kaart op de juiste wijze geplaatst? ........... ☞p.14
pagina bevindt, de ‘S (Edit Range Start)’ en ‘E (Edit • Is de kaart geformatteerd?.............. ☞p.100, PG p.156
Range End)’ parameters goed ingesteld?
122
• Staat de kaart op de ‘beschermde’ instelling? ren en selecteer vervolgens de MO drive opnieuw.
Schakel de schrijfbescherming schakelaar uit, plaats
de kaart weer in de sleuf, en voer het commando Kan de driver die op de CD-ROM staat niet instal-
om gegevens op te slaan of in te laden opnieuw leren
uit. ........................................................................ ☞p.100 • Is de USB kabel goed aangesloten?
• Is de CD-ROM in uw CD drive geplaatst?
Als u op de [SAMPLING] toets drukt, komt u niet in
Zorg ervoor dat de CD-ROM op de juiste wijze is
de Samplingfunctie
geplaatst.
• Is de EXB-SMPL op de juiste wijze geïnstalleerd?
........................................................................ ☞PG p.260 • Kan het zijn dat de lens van uw CD drive vies is?
Gebruik een in de winkel verkrijgbare lensreiniger
Kan geen geluid invoeren om de lens te reinigen.
• Is de EXB-SMPL op de juiste wijze geïnstalleerd? • Probeert u de installatie uit te voeren vanaf een CD
........................................................................ ☞PG p.260 drive in een netwerk?
• Is uw geluidsbron op de AUDIO INPUT 1, 2 jacks Deze software kan niet worden geïnstalleerd vanaf
aangesloten? ........................................................ ☞p.35 een CD drive in een netwerk.
• Staat de [LEVEL] draaiknop omhoog?............. ☞p.35 • Kunt u USB gebruiken?
Ga, als u Windows XP gebruikt naar [Control
• Is de [MIC/LINE] schakelaar goed ingesteld? ..........
Panel] → [System], en selecteer de [Hardware] tab.
☞p.35
Vink in [Device Manager] de instellingen voor Uni-
• Ga, als er in de Samplingfunctie geen geluid is, naar versal Serial Bus Controller en USB Root Hub aan.
SMPL 1.1: Recording, selecteer de Input/Pref
• Is de TR als onbekend apparaat herkend?
pagina, en zorg ervoor dat ‘Lvl’ en ‘BUS’ goed zijn
Ga, als u Windows XP gebruikt naar [Control
ingesteld................................................ ☞p.35, PG p.95
Panel] →[System], selecteer de [Hardware] tab en
Bijlagen
• Ga, als er in de Programmafunctie, Combinatie- vink [Device Manager] aan. Als de TR niet goed is
functie of Sequencerfunctie geen geluid is, naar herkend, wordt hij onder “Other devices” of
GLOBAL 1.1: System, selecteer de Audio In pagina, “Unknown devices” weergegeven. Sluit de USB
en zorg ervoor dat ‘Input1 Level’, ‘Input1 BUS kabel opnieuw aan. Als de TR weer als “Uknown
Select’ en ‘Input2 Level’, ‘Input2 BUS Select’ goed device” wordt weergegeven, heeft de computer
zijn ingesteld. ................................... ☞p.115, PG p.128 hem niet op de juiste wijze herkend. Verwijder de
• Verlaag tijdelijk het pagina ‘Input1 Level’ en “Unknown device” invoer, en installeer de driver
‘Input2 Level’, en ga naar de Programmafunctie, opnieuw.☞PG p.265
Probleemoplossing
Combinatiefunctie of Sequencerfunctie, als er zelfs
Uw software reageert niet op de TR
nadat u in de GLOBAL 1.1: System, Audio In
pagina ‘Input1 Level’, ‘Input1 BUS Select’ en • Is de USB kabel goed aangesloten?
‘Input2 Level’, ‘Input2 BUS Select’ heeft ingesteld. • Heeft u de driver geïnstalleerd?
Keer naar de Globalfunctie terug, en maak de • Heeft uw computer de aangesloten TR herkend?
instellingen opnieuw......................................... ☞p.115 Ga, als u Windows XP gebruikt, naar Configuratie-
Kan geen sample opnemen scherm → ‘Geluiden en Geluidsapparaten
Eigenschappen’ (‘Sounds and Audio Devices Pro-
• Zijn er één of meerdere SIMM modules
perties’), en klik op de Hardware tab.
geïnstalleerd? ............................................... ☞PG p.260
Ga, als u Mac OS X gebruikt, naar Macintosh HD →
• Is er een vrij geheugengebied? .................. ☞PG p.120
Applicatiemap → Utilitymap → ‘Audio MIDI
Selecteer een andere geheugenbank ........... ☞PG p.92
Instellingen’, selecteer de ‘MIDI Apparaten’ map, en
Verwijder onnodige samples ....................... ☞PG p.96
controleer of de TR is herkend.
Sla belangrijke samples op, voordat u ze verwijdert.
.................................................................. ☞PG p.96, 153 Sommige computers herkennen de TR niet goed,
vanwege hun hardware configuratie.
De TR herkent niet dat er MO media zijn uitgewis-
seld, en geeft de media informatie na de uitwisse- • Controleer de toewijzingen en USB-MIDI poort
ling niet goed weer instellingen van de TR.
• Gebruik de DOS/V (PC/AT) functie, als u voor de • Het is mogelijk dat het aangesloten apparaat of de
functie instellingen van uw MO drive tussen DOS/ software de berichten die u verstuurt niet onder-
V (PC/AT) en Mac kunt kiezen. Zie de handlei- steunt. Zie de handleiding van het aangesloten
ding van uw MO drive voor details over het apparaat of de software om te controleren of het op
wijzigen van de functie van uw drive. de berichten die u verstuurt reageert.
• Gebruik het gebruiker menucommando ‘Scan SCSI
device’ in de Media Informatie pagina van de
Mediafunctie om het SCSI opnieuw te installeren.
• Gebruik, als uw MO drive geen functie instelling
heeft of als de media uitwisseling, zelfs na het wij-
zigen van de functie, niet goed wordt herkend, de
drive selectieknop om een andere drive te selecte-
123
Specificaties en opties
150 voorgeprogrammeerde patronen, 100 gebruiker
SpecificatiEs patronen (voor elke song)
16 voorgeprogrammeerde/16 gebruiker template
Systeem songs
HI (Hyper geïntegreerd) synthese systeem Ondersteunt TR formaat en SMF (formaat 0 en 1)
RPPR (realtime patroon weergave/opname) functie
Functies (Voor elke song is één set beschikbaar)
Combinatie, Programma, Sequencer, Global, Media,
Sampling (als de los verkrijgbare EXB-SMPL optie is Mediafunctie
geïnstalleerd) Inladen, opslaan, utiliteit
Data filer functie (MIDI exclusieve gegevens opslaan/
Tone generator inladen)
HI (Hyper geïntegreerd) synthese systeem Van CD-ROM inladen (ISO 9660 level1) wordt onder-
Polyphony: 62 stemmen (62 oscillators) in de enkel- steund (als de los verkrijgbare EXB-SMPL optie is geïn-
voudige modus stalleerd)
31 stemmen (31 oscillators) in de double Combinaties, programma's, drumkits, gebruiker
modus arpeggiopatronen (.PCG), die op de TRITON/TRI-
Filters: 24 dB/oct LPF met resonantie TONpro/TRITONproX of de TRITON-Rack zijn
12 dB/oct LPF + HPF gemaakt, kunnen worden geconverteerd-ingeladen.
Alternate modulation function Songs (.SNG) die op de TRITON/TRITONpro/TRI-
TONproX zijn gemaakt, kunnen worden geconver-
Sinusgolfgeheugen teerd-ingeladen.
64 Mbyte PCM ROM
(470 multisamples, 518 drumsamples) Sampling (als de los verkrijgbare EXB-SMPL optie is
Als de los verkrijgbare EXB-SMPL optie is geïn- geïnstalleerd)
stalleerd: Sample data RAM (SIMM): 16 Mbyte met de 48 kHz, 16 bit lineair
EXB-SMPL meegeleverd (uitbreidbaar tot 64 Mbyte) Maximale geheugencapaciteit voor samplegegevens 64
Mbyte (met SIMM uitbreiding)
Effectgedeelte 4000 samples, 1000 multisamples
1 invoegeffect (stereo in/uit), (128 indexen voor elke multisample)
2 master effecten (mono in/stereo uit), Time Slice, Time Stretch en diverse andere bewerkings-
1 master EQ (3-bands stereo), kunnen allemaal gelijktij- functies
dig worden gebruikt Kan AIFF, WAVE, AKAI (S1000/3000), Korg formaat
89 effect typen (beschikbaar voor invoegeffect of mas- samplegegevens inladen
ter effecten) Samplegegevens kunnen in AIFF of WAVE formaat
Effect dynamische modulatiefunctie worden geëxporteerd
Combinaties/Programma's Keyboard
384 gebruiker geheugencombinaties (384 van te voren 61 toetsen, 76 toetsen: synthesizeractie; velocity &
ingeladen) naslag
512 gebruiker geheugenprogramma’s (512 van te voren 88 toetsen: verzwaard, velocity & naslag.
ingeladen)
128 + 9 drum ROM programma's (GM geluidskaart Regelaars
compatibel) Joystick, [SW1]/[SW2] toetsen, REALTIME CON-
383 audition riffs TROLS draaiknoppen [1]-[4] en [SELECT] toets, [ARP
ON/OFF] toets
Drumkits
24 gebruiker drumkits (16 van te voren ingeladen) Gebruiker interface
9 ROM GM drumkits (GM2 geluidskaart compatibel) Grafische gebruiker interface: 240 x 64 pixel LCD weer-
gave
Duale polyfone arpeggiator
Twee arpeggiators gelijktijdig gebruiken Functietoetsen:
(Combinatie, Sequencerfunctie) [COMBI], [PROG], [SEQ], [GLOBAL], [MEDIA],
5 voorgeprogrammeerde arpeggiopatronen [SAMPLING]
216 gebruiker arpeggiopatronen (216 van te voren Waarderegelaars:
ingeladen) [VALUE] draaischijf, [INC]/[DEC] toetsen, cijfertoet-
sen ([0]...[9], [-], [./HOLD]
Sequencer
16 timbres, 16 sporen + 1 master spoor Cursortoetsen [ ], [ ](–), [ ], [ ](+),
Maximale capaciteit: 200.000 noten [MENU/PAGE +/-] toetsen, [EXIT] toets, [ENTER]
Resolutie /192 toets, [COMPARE] toets, [F1]...[F8] (T1/T9...T8/T16)
200 songs toets, [TIMBRE/TRACK] toets
20 cue lijsten BANK toetsen:
124
PROG BANK: [A], [B], [C], [ ], [GM] Gewicht
COMBI BANK: [A], [B], [C] 61-toetsen model: 7,8 kg
SEQUENCER regeltoetsen: 76-toetsen model: 9,2 kg
[PAUSE], [REW], [FF], [LOCATE] 88-toetsen model: 24,1 kg
Bijlagen
Geluidsingangen (als de los verkrijgbare EXB-SMPL Macintosh
optie is geïnstalleerd) Besturingssysteem
AUDIO INPUT 1, 2 Mac OS X 10.2 of later
LEVEL [MIC/LINE] schakelaar, [LEVEL] draaiknop Computer
Invoerimpedantie: 10 [kΩ] Een Apple Macintosh met USB aansluiting die aan de
Nominaal niveau vereisten van het bovenstaande besturingssysteem vol-
doet
Specificaties en opties
LINE +3 [dBu] @ [INPUT] knop= min.
–30 [dBu] @ [INPUT] knop= max.
MIC –18 [dBu] @ [INPUT] knop= min.
–53 [dBu] @ [INPUT] knop= max.
Maximaal niveaul
Opties
LINE +13 [dBu] @ [INPUT] knop = min. Expansiebord
–20 [dBu] @ [INPUT] knop= max. EXB-SMPL Sampling upgrade
MIC –8 [dBu] @ [INPUT] knop= min.
–43 [dBu] @ [INPUT] knop= max. Expressie/volumepedaal:
XVP-10 EXP/VOL pedaal
Bronimpedantie: 600 [Ω]
Voetregelaar
Regelaarinvoeren EXP-2
DAMPER (half-damper ondersteund), ASSIGNABLE
SWITCH/PEDAL Damper pedaal
DS-1H
MIDI
MIDI IN, OUT, THRU, USB B aansluiting Pedaalschakelaar:
PS-1
SD kaartsleuf
Bruikbare media: 2,7-3,6 V (16 MB – 1 GB) Overige
MIDI kabel
Overige
Stroomingang, schakelaar
* Uiterlijk en specificaties van dit product zijn aan wijzigingen
Ondersteuning van opties onderhevig zonder berichtgeving van tevoren. (Aug/05)
EXB-SMPL (er wordt 1 72-pins SIMM van 16 Mbyte
meegeleverd)
72-pins SIMM geheugensleuven x 2 (voor sample data
RAM)
Afmetingen (L x B x H)
61-toetsen model: 1045 x 302 x 95 (mm)
76-toetsen model: 1257 x 302 x 95 (mm)
88-toetsen model: 1414 x 365 x 95 (mm)
125
[62 notes Music Workstation/Sampler] Datum : 2005. 08. 12
MIDI Implementatiekaart
Functie Verzonden Herkend Opmerkingen
Mode Memorized 3
Messages
Altered
Pitch Bend *C
0, 32 Bank Select (MSB, LSB) *P
1, 2 Joystick (+Y, –Y) *C
4, 5, 7, 8, 10 Pedal, Portamento Time, Volume, IFX pan, Pan *C
11, 12, 13 Expression, Effect Control 1/2 *C
64, 65, 66, 67 Damper, Portamento Sw., Sostenuto, Soft *C
Control 70 – 79 Sound (Realtime Controls 1–4A: 74, 71, 79, 72) *C
Change 80, 81, 82, 83 Switch 1, 2, Foot Switch, Controller *C
93, 91, 92, 94, 95 Send 1, 2, Effect ON/OFF (IFX, MFX1, MFX2) *C
6, 38 Data Entry (MSB, LSB) *C
96, 97 Data Increment, Decrement *C
98, 99 NRPN (LSB, MSB) *C, *2
100, 101 RPN (LSB, MSB) *C, *3
0 – 95 Realtime Controls knobs 1–4 B-assign *C
0 – 101 Sequencer data (receive *C)
120, 121 All Sound Off, Reset All Controllers *C
Program 0 – 127 0 – 127 *P
Change Variable Range 0 – 127
System Clock *1
Real Time Command *1
Local On/Off
Aux All Notes Off 123 – 127
Messages Active Sense
Reset
Notes
*P, *A, *C, *E: Transmitted/received when GLOBAL 2.1: MIDI Filter (Program Change, After Touch, Control Change, Exclusive) is Enable, respectively.
*1: When GLOBAL 2.1: MIDI Clock is Internal, transmitted but not received. The opposite for External or Ext-USB.
*2: LSB,MSB=02,00: Arpeggiator ON/OFF, 0A,00: Arpeggiator Gate control, 0B,00: Arpeggiator Velocity control
*3: LSB,MSB=00,00: Pitch bend range, 01,00: Fine tune, 02,00: Coarse tune
*4: In addition to Korg exclusive messages, Inquiry, GM System On, Master Volume, Master Balance, Master Fine Tune,
and Master Coarse Tune are supported.
Mode 1: OMNI ON, POLY Mode 2: OMNI ON, MONO : Ja
126 3: OMNI OFF, POLY
Mode Mode 4: OMNI OFF, MONO : Nee
Neem voor meer informatie over MIDI IMPLEMENTATIE contact op met uw plaatselijke Korg leverancier.
Index
Cijfers Auto Song Setup......................56, 62 Dialoog ........................................... 11
10’s HOLD22 Dmod ............................................ 115
B Double ................................ 50, 51, 54
Drie elementen van geluid .......... 50
A BANK toetsen ..................................7
Basistoets ........................................93 Drumkit .................................... 97, 98
aan/uit
Bewerken Duale arpeggiator ................... 2, 105
stroomtoevoer ...........................18
Combinatie .................................57 Dynamische modulatie .... 1, 63, 115
Aansluiting
Damper pedaal......................... 13 Patroonbewerking .....................72
Geluidsapparatuur .................. 12 Programma.................................49 E
Geluidsinvoer........................... 14 Song bewerking .........................72 Een naam toewijzen...................... 44
MIDI apparatuur/computer.. 13
Spoorbewerking ........................72 Effect
Pedaal ........................................ 13
Stroomvoorziening.................. 12 Bewerkingsbuffer ..........................44 Combinatie, Sequencer........... 112
Voetschakelaar ......................... 13 Bewerkingscel ......................7, 10, 16 Programma .............................. 112
Aanvinkvakje ................................ 10 Bitresolutie .....................................87 Sampling................................... 112
Achterpaneel ................................... 8 BPM ...........................................60, 92 EG52
ADC OVER!............................. 35, 39 BPM Adjust functie.......................86 Amp (versterker) EG ................ 54
Bijlagen
Afbreektoetsen .............................. 31 BUS Select EG-INTENSITY ......................... 25
Afspeeltoonhoogte ................. 51, 60 AUDIO INPUT ........................115 EG-RELEASE ............................. 25
After Touch (naslag)..................... 26 Combinatie, Sequencer ...........114 Filter EG...................................... 53
After touch curve........................ 118 Programma...............................112 Toonhoogte (Pitch) EG ............. 52
Amp EG ......................................... 54 Sampling .....................................89 Enkelvoudig (Single).............. 32, 50
Arpeggiator ............................. 27, 63 Event bewerking (Event Edit)17, 84
aan/uit........................ 27, 103, 105 C EXB-SMPL.................... 1, 2, 9, 42, 86
Assign ....................................... 105 Cat. HOLD (Categorie vasthouden) Excl Group (Exclusieve groep) ... 99
Bereik ................................ 104, 105 22 [EXIT] toets ...................................... 7
Index
Gate ............................................... 6 Categorie7 Externe media.............................. 102
Key Sync..................................... 29 Categorie vasthouden...............16 Externe SCSI opslagmedia......... 100
Koppelen, Combinatie ........... 106 Drumsample...............................98
Koppelen, Programma ........... 105 CLIP!39 F
Kracht van de noten ................. 28 COMBI BANK7 De fabrieksinstellingen
Lengte van de arpeggionoot . 108 Combinatie1, 23, 33, 57 herstellen................................... 48
Lengte van elke noot ........ 28, 104 Combinatie .................................58 Filter EG ......................................... 53
Octaaf........................................ 104 Programma.................................50 Filtermodulatie.............................. 53
Synchronisatie ......................... 111 Sequencer....................................80 Filtertype ........................................ 53
Tempo............................. 6, 28, 105 Constante toonhoogte (Pitch) ......94 Force OSC Mode ........................... 59
Timing ...................................... 104 Controller 24 Formatteren ......................... 100, 122
Velocity................................. 6, 104 Copy (kopiëren).............................78 Functie (REC functie) ................... 38
Volgorde................................... 104 Copy Key Setup.............................98 Functie (Sample functie) ........ 92, 93
Arpeggiopatroon ........................ 103 Create Control Data ......................84 Functieknop ................................... 10
ASSIGNABLE Pedaal................. 117 Crossfade Loop..............................86 Functie selecteren.......................... 15
ASSIGNABLE PEDAL jack ........... 9 Cue Lijst ..............................20, 64, 73
ASSIGNABLE Schakelaar ......... 117 Cutoff frequentie .....................25, 53 G
ASSIGNABLE SWITCH jack......... 9 Gebroken akkoord ........................ 27
AUDIO INPUT... 4, 9, 14, 35, 39, 87, D Gebruiker arpeggiopatroon 30, 107
88, 89, 112, 114, 115, 121, 123, 125
Damper effect.................................13 Akkoordenpatroon ................. 109
AUDIO OUTPUT.................. 2, 8, 12
DAMPER jack ..................................9 Drumpatroon........................... 109
Audition (afluister) functie ........... 7
Data dump ...............................42, 47 Melodie..................................... 109
Audition riff .................................... 7
Data filer .......................................120 Gebruiker patroon ........................ 64
Auto pan ........................................ 54
Decay tijd........................................32 Gebruiker template song ............. 63
Auto sampling .............................. 89
Detune functie ...............................51 Gebruikermenu ............................. 10
127
Geheugenbescherming ...........43, 80 verkrijgbare opties zijn Niveau (Level)
Gelaagd (Layer) .......................58, 60 geïnstalleerd18 AUDIO INPUT........................ 115
Geluid ontstemmen (Detune) ......51 Level (niveau) Programma ................................ 54
Gitaarinvoer ...................................88 AUDIO INPUT ........................ 115 Niveaumeter.................................. 39
Global ........................................45, 97 Programma................................. 54 Nootnummer................................. 26
GM2 ...................................................3 Level meter .................................... 39
LFO............................................ 52, 55
Grid (rooster) .................................92 O
Load (inladen)
Octaaf (Octave) ........... 24, 28, 32, 60
Demo gegevens ......................... 19
H Arpeggiator.............................. 104
Gegevens .................................... 48
Handmatige sampling ..................89 Opnemen (Sample)
RPPR ........................................... 31
HI (Hyper geïntegreerd) ................1 Auto ............................................ 35
Van tevoren ingeladen
High (hoge) Multisample, Handmatig................................. 39
gegevens.................................... 48
Low (lage) Multisample ..........50 Opnemen (Song)
Lock functie.................................... 24
High pass filter ..............................53 Arpeggiopatroon ...................... 67
Loop ................................................ 40
Hoorbaar blijven..........................108 Basspoor ..................................... 66
Sample ........................................ 92
Huidige pagina ..............................10 Patroon ....................................... 81
Song............................................. 66
Spoor........................................... 81
Low Pass & High Pass.................. 52
I Low pass filter ............................... 53
Opnameniveau........................ 35, 39
IFX Balans .......................................32 Originele toonladder.................. 118
Low pass resonantie ..................... 52
Indeling OSC Select...................................... 59
LPF CUTOFF ................................. 25
Combinatie .................................57 Oscillator........................................ 50
Programma .................................49 Oscillatorfunctie............................ 97
M Opslaan (Save) .. 42, 46, 47, 100, 102
Sampling .....................................87
(MAIN) L/MONO, R ..................... 9
Sequencer....................................64
Master effect................................. 113
Index............36, 37, 86, 88, 91, 92, 94 P
Combinatie, Sequencer........... 114
(INDIVIDUAL) 1, 2 .........................9 Paginamenu................................... 11
Programma............................... 113
Inladen (zie ‘Load’) Pan
Sampling................................... 114
Input (invoer) instelling ...............39 AUDIO INPUT........................ 115
Master EQ..................................... 112
Invoegeffect ......................44, 61, 112 Combinatie................................. 59
Combinatie, Sequencer........... 114
Combinatie, Sequencer ...........114 Drumkit ...................................... 99
Programma............................... 113
Programma ...............................113 Programma ................................ 54
Sampling................................... 114
Sampling .............................89, 114 Sampling .................................... 89
Master spoor .................................. 64
Sequencer ................................... 70
Memory protect....................... 43, 80
J [MENU PAGE +/-] toets ............... 7
Een parameter instellen ............... 16
Joystick........................................5, 24 Parameter selecteren .................... 16
MIDI................................................ 13
Patroon ........................................... 64
MIDI aansluiting ............................. 9
Pattern Assignable........................ 31
K MIDI Clock (MIDI klok) 28, 83, 104,
111 .PCG bestand............................... 102
Key Sync. ................................29, 104
MIDI data filer ............................... 61 Pedaalaansluiting ........................... 9
Key Zone...................................57, 93
MIDI kanaal Pitch (toonhoogte) .................. 24, 51
Keyboard & Index .........................93
Combinatie ................................. 59 Combinatie................................. 60
Keyboard crossfade.......................58
Programma................................. 49 Drumkit ................................ 97, 98
Keyboard invoer............................17
MIDI toonverbuiging (pitch bend) Programma .............. 50, 51, 52, 56
Keyboard spoor .......................53, 54
gegevens.................................... 52 Sampling .................. 36, 86, 93, 94
.KMP bestand...............................102
Mode (REC Mode) ........................ 39 Sequencer ............................. 63, 85
.KSC bestand ................................102
Mode (Sample Mode) ............. 92, 93 Pitch BPM Adj............................... 94
Kopiëren (Copy) ............................78
Monobron....................................... 90 Pitch EG.......................................... 52
Koppelen.........................................86
Monofoon................................. 50, 59 Pitch Offset .................................. 108
Combinatie ...............................106
Multisample....... 1, 36, 37, 38, 87, 97 Pitch Stretch................................... 32
Programma ...............................105
Polyfoon ................................... 50, 59
N Portamento .............................. 52, 59
L PRELOAD PCG ............................ 20
Naam wijzigen (Rename) ............ 44
Laag (Layer) .............................58, 60 PROG BANK ................................... 7
Naslag (After Touch) .................... 26
LCD venster .......................6, 10, 120 Programma ................................ 1, 30
Naslagcurve ................................. 118
LCD vensterberichten als er los
128
Effect ......................................... 112 Combinatie ........................23 Op de aangegeven toonhoogte
Indeling ...................................... 49 Programma ........................22 spelen109
Sequencer ................................... 78 Combinatie .................................23 Toonhoogte (zie ‘Pitch’) ......... 24, 51
Combinatiebank ........................23 Toonladder (Scale) ................ 60, 118
Combinatienummer..................23 Track Play Loop ............................ 66
Q
Pagina..........................................15 Transponeren................................. 60
Quantize......................................... 67
Parameter....................................16 Tremolo/auto-pan........................ 52
Programma.................................21 Truncate ......................................... 41
R Programmabank ........................21
REALTIME CONTROLS .. 5, 25, 26,
28, 29, 32, 51, 59, 119
Programmanummer .................21 U
Tab ...............................................16 Use DKit Setting............................ 99
Realtime opname .................... 16, 81
Selecteren op basis van category
Auto punch-in ........................... 82 (Select by Category) .................22
Handmatige punch-in .............. 82 Send V
Loop All Tracks......................... 82 AUDIO INPUT ........................115 VALUE regelaar............ 6, 10, 11, 16
Multi ........................................... 83 Combinatie, Sequencer ...........114 Van tevoren ingeladen gegevens....
Overdub(ben) ............................ 81 20, 42, 48
Programma...............................113
Overwrite (overschrijven) ....... 81 Velocity (Aanslaggevoeligheid). 26,
Sequencer .............2, 3, 13, 19, 31, 63
Patroon ....................................... 84 58, 118
Effect..........................................112
Regelaar (Controller).................... 24 Velocity crossfading ..................... 61
Indeling .......................................64
Rename........................................... 44 Velocity curve.............................. 118
SIMM...............................................86
Bijlagen
Resolutie........................... 66, 77, 104 Velocity drumsample schakeling98
Single.........................................32, 50
RESONANCE/HPF ................. 5, 25 Velocity multisample schakeling 50
SMF (standaard MIDI bestand)..42,
Resonantie ..................................... 53 Velocity SW L→H......................... 51
102
REVERT ......................................... 10 Velocity schakeling................. 58, 61
Sneltoetsen ...................................120
Riff (frase) ........................................ 7 Velocity zone ................................. 61
.SNG bestand ...............................102
ROM drumsample........................ 98 Versterker....................................... 54
Song.................................................64
Rooster (grid) ................................ 92 Versterker EG ................................ 54
Song gegevens ...............................80
Routing Versturen (zie ‘Send’)
Splitsen......................................58, 60
AUDIO INPUT115 Vibrato effect ................................. 52
Spoorstatus.....................................80
Voetpedaal ..................................... 26
Index
Combinatie............................... 114 Stap................................................107
Programma .............................. 112 Voetschakelaar .......................... 9, 13
Stapsgewijze opname .............67, 84
Sampling .................................. 112 Volume .. 5, 18, 24, 32, 34, 50, 52, 54,
Stemmen .......................................117
58, 59
RPPR........... 2, 31, 63, 64, 76, 83, 122 Stereo.........................................90, 92
Combinatie................................. 59
SW1, SW2 ...........................5, 24, 119
Sampling..................................... 88
S Synchronisatie
Sequencer ................................... 70
Sample37, 87 Arpeggiator ..............................111
Voorgeprogrammeerde gegevens ..
Opname ...................................... 35 Systeem exclusieve berichten .....42, 42
102
Opslaan ...................................... 93 Voorgeprogrammeerd patroon .. 64
Sampling88 Voorpaneel....................................... 5
Effect ......................................... 112 T
Indeling ...................................... 87 Tab10
W
Samplingfrequentie ...................... 87 Een tab selecteren..........................16
Wah effect ...................................... 53
Save (opslaan) ... 42, 46, 47, 100, 102 Template Song .........................63, 65
De weergave loopen..................... 39
Scale (toonladder)................. 60, 118 Tempo
Song............................................. 63
Schrijven.. 7, 8, 30, 32, 34, 42, 43, 49, Arpeggiator ..............................105
Wisselende Modulatie.. 1, 24, 56, 63
57, 97 Song .............................................11
Write (schrijven). 7, 8, 30, 32, 34, 42,
Scroll balk ...................................... 11 Tekstdialoogvenster......................11 43, 49, 57, 97
SCSI aansluiting.............................. 9 Timbre...........................57, 58, 89, 60
SD kaart........................................ 100 Time Slice .......................................86
Selecteren Time Stretch ...................................86
Z
10’s HOLD Zero (Use Zero) ....................... 40, 92
Toewijsbaar patroon .....................31
Combinatie........................ 23 Zero crosses ................................... 92
Toewijsbaar voetpedaal................26
Programma ....................... 22 ZOOM ............................................ 92
Toewijsbare voetschakelaar.........26
Arpeggiopatroon ...................... 28
Toon ..................5, 24, 50, 52, 56, 108
Categorie
129
BELANGRIJK BERICHT VOOR CONSUMENTEN
Dit product is gefabriceerd volgens strikte specificaties en eisen met betrekking tot voltage, die in
het land waarvoor het gebruik van dit product is bedoeld van toepassing zijn. Als u dit product via
het Internet, via postorder en/of via een telefonische verkoopactie heeft aangeschaft, dient u te
controleren of het gebruik van dit product voor het land waarin u woont is bestemd.
WAARSCHUWING: Gebruik van dit product in een ander land dan waarvoor het is bedoeld kan
gevaarlijk zijn en de garantie van de fabrikant of leverancier ongeldig maken.
Bewaar ook uw bon als bewijs van aankoop, want anders kan het zijn dat het product van garantie
van de fabrikant of leverancier wordt uitgesloten.
144