You are on page 1of 136

Handleiding

Lees eerst deze handleiding

i
N 1
Om u te verzekeren van een langdurig, CE merk voor Europese Overeengekomen Normen
probleemvrij gebruik dient u deze Het CE merk dat tot en met 31 december 1996 aan onze op wis-
selstroom werkende producten bevestigd is, betekent dat deze
handleiding zorgvuldig te lezen. in overeenstemming zijn met de EMC Richtlijn (89/336/EEC) en
CE merk Richtlijn (93/68/EEC).
Voorzorgsmaatregelen Het CE merk dat na 1 januari 1997 bevestigd is, betekent dat
deze apparaten in overeenstemming zijn met de EMC Richtlijn
Plaats van gebruik (89/336/EEC), CE merk Richtlijn (93/68/EEC) en de Laag Volt-
Bij gebruik op de volgende plaatsen kan een defect age Richtlijn (72/23/EEC).
optreden: Tevens betekent het CE merk dat aan de op batterijen werkende
• In direct zonlicht apparatuur van ons bedrijf is bevestigd, dat deze apparaten in
• Plaatsen met extreem hoge temperaturen of overeenstemming zijn met de EMC Richtlijn (89/336/EEC) en
CE merk Richtlijn (93/68/EEC).
luchtvochtigheid
• Buitengewoon stoffige of vuile omgeving
• Plaatsen waar overmatige trillingen voorkomen
Data behandeling
Verkeerd gebruik of een defect kan verlies van reeds
Stroomvoorziening opgeslagen data uit het geheugen veroorzaken.
Sluit u de hiervoor bestemde adapter aan op een Daarom bevelen wij aan om belangrijke data op te
stopcontact met het juiste voltage. Sluit het apparaat slaan op een floppy disk of andere mediabron. Korg
niet aan op een stopcontact met een ander dan hier- neemt geen verantwoordelijkheid voor schade ont-
voor geschikt voltage. staan door verlies van data.
Storing van in nabijheid staande elektrische apparaten
Radio en televisietoestellen die dichtbij staan, kun-
nen storing in de ontvangst vertonen. Gebruik dit Over auteursrecht
apparaat op een geschikte afstand van radio en Dit apparaat is bedoeld voor gebruik met materi-
televisietoestellen. aal waarvan u zelf de houder van het auteursrecht
bent of die u met toestemming van de houder van
Gebruik
het auteursrecht dupliceert. Als u niet de houder
Om schade aan uw apparaat te voorkomen, oefent u
van het auteursrecht bent of van de houder van
niet al teveel druk uit op de knoppen en regelaars.
het auteursrecht geen toestemming heeft gehad
Onderhoud om het materiaal te dupliceren, bent u in overtred-
Als de buitenkant vuil is geworden, wrijf het appa- ing van de wet op auteursrecht en kunt u
raat dan schoon met een schone droge doek. aansprakelijk gesteld worden voor schadevergo-
Gebruik geen vloeibare schoonmaakmiddelen als edingen en boetes. Neem contact op met een juri-
terpentijn, benzeen of andere licht ontvlambare disch expert, als u zich niet zeker bent van uw
schoonmaakmiddelen. rechten op het materiaal.

Bewaar deze handleiding


Bewaar deze handleiding zorgvuldig als naslag-
werk voor in de toekomst.
Houd vreemd materiaal buiten het apparaat
• Zet nooit een houder met vloeistof in de directe
nabijheid van dit apparaat. Als er vloeistof in het
apparaat komt, kan dit defect raken, brand of
een elektrische schok veroorzaken.
• Zorg ervoor, dat er geen metalen voorwerpen in
uw apparaat terechtkomen. Indien er toch iets in
het apparaat valt, haal dan eerst de stekker uit
het stopcontact, en neem vervolgens contact op
met de dichtstbijzijnde KORG dealer of de
winkel waar u dit apparaat heeft aangeschaft.

* Namen van bedrijven, producten en formaten etc zijn de han-


delsmerken of geregistreerde handelsmerken van hun respec-
tieve eigenaren.

ii
Dank u voor het aanschaffen van het Korg TR muziekwerkstation
Om er zeker van te zijn dat u probleemvrij kunt genieten, dient u deze handleiding zorgvul-
dig te lezen en het instrument volgens de instructies te gebruiken.

Over deze handleiding Conventies in deze handleiding


Referenties naar de TR
Hoewel de TR s in modellen met 88, 76 of 61 toetsen
De handleidingen en hoe u ze gebruikt verkrijgbaar is, wordt er naar alle drie de modellen
zonder onderscheid met ‘de TR’ verwezen. Op afbeel-
De TR wordt met de volgende handleidingen geleverd. dingen van de voor en achterpanelen in deze handlei-
ding wordt het model met 61 toetsen weergegeven,
• Bedieningsgids
maar de illustraties zijn net zo van toepassing op de
• Parametergids
modellen met 76 en 88 toetsen.
• Voice Name lijst (op de CD-ROM)
Afkortingen voor de handleidingen BG, PG, VNL
Bedieningsgids
Verwijzingen naar de handleidingen die met de TR zijn
Lees deze handleiding eerst zorgvuldig, zodat u een
meegeleverd zijn in dit document als volgt afgekort
basaal inzicht in het instrument krijgt en de basisbedie-
BG: Bedieningsgids
ning leert.
PG: Parametergids
‘Inleiding’ beschrijft de functie van elk onderdeel, hoe VNL: Voice Name lijst (staat op de CD-ROM)
u aansluitingen maakt en de basisbediening en geeft
een overzicht van elke functie. Schakelaars en draaiknoppen [ ]
In ‘Snelle start’ worden basisonderwerpen (het selec- Verwijzingen naar de schakelaars, draaischijven en
teren van geluiden, handige functies voor uitvoerin- draaiknoppen op het paneel staan tussen vierkante
gen) uitgelegd. Lees dit hoofdstuk eerst, als u direct haken [ ].
met spelen wilt beginnen. Parameters in het LCD beeldvenster ‘ ‘
‘Basisfuncties’ bevat functie-voor-functie beschrijvin- Parameters, die in het LCD beeldvenster worden weer-
gen van wat u dient te weten als u geluiden wilt gegeven, staan tussen aanhalingstekens ‘ ‘.
bewerken, op de sequencer opnamen wilt maken, en
samples wilt opnemen (als de los verkrijgbare EXB- Vetgedrukt lettertype
SMPL optie is geïnstalleerd). Dit hoofdstuk legt tevens Parameterwaarden worden vetgedrukt.
uit hoe u de arpeggiator en effecten gebruikt. Informatie die van speciaal belang staat ook in een vet-
‘Bijlagen’ bevat informatie over probleemoplossing en gedrukt lettertype.
diverse overige informatie. Procedure stappen 1 2 3 ...
Parametergids Stappen in procedures worden als 1 2 3 ... opge-
De Parametergids bevat beschrijvingen en overige somd.
informatie met betrekking tot de functies van de para- ☞p.■, ☞PG p.■
meters en instellingen op de TR. De beschrijvingen zijn Deze symbolen duiden op een referentie paginanum-
per functie en pagina ingedeeld. Ook voor elk effect mer in de Bedieningsgids of de Parametergids.
worden beschrijvingen en overige informatie gegeven.
Raadpleeg deze gids als er een onbekende parameter Symbolen , ,
in het beeldscherm verschijnt of als u meer over een Deze symbolen duiden respectievelijk op waarschu-
bepaalde functie wilt weten. wingen, advies en toelichtingen die met MIDI te
maken hebben.
Voice Name lijst
Deze somt de multisamples en drumsamples die in de Voorbeeld vensterafbeeldingen
TR zijn ingebouwd, evenals de combinaties, pro- De waarden van de parameters die in de voorbeeld-
gramma’s, drumkits en gebruiker arpeggiopatronen vensters van deze handleiding worden weergegeven,
die door de fabriek van tevoren zijn ingeladen, op. hebben slechts een toelichtende functie en komen niet
Raadpleeg deze lijsten, als u meer wilt weten over de perse met de waarden die in het LCD venster van uw
van te voren ingeladen geluiden. instrument verschijnen overeen.
MIDI-gerelateerde toelichtingen.
CC# is een afkorting voor controlewijzigingsnummer
(Control Change).
In beschrijvingen van MIDI berichten duiden cijfers
tussen vierkante haken [ ] altijd op hexadecimale cij-
fers.

iii
Inhoudsopgave De demo songs beluisteren...............19
Demo afspeelgegevens inladen ................. 19
Over auteursrecht.......................................... ii
In de Sequencerfunctie een demo song
Over deze handleiding............................... iii
selecteren en afspelen............................... 19
De handleidingen en hoe u ze gebruikt .... iii
Conventies in deze handleiding................. iii Een cue lijst afspelen................................. 20

Een programma selecteren en


afspelen ..........................................21
Inleiding ......................................1
Een programma selecteren........................ 21

Overzicht .......................................... 1
Een combinatie selecteren en
Belangrijkste functies...................................1 afspelen ..........................................23
Overzicht van de functies ............................3 Een combinatie selecteren ......................... 23

Voor en achterpaneel ........................ 5 Regelaars gebruiken om het geluid


Voorpaneel.................................................5 aan te passen ..................................24
Achterpaneel ..............................................8 Joystick .................................................... 24
Objecten en functies in het LCD venster ......10 SW1, SW2 ............................................... 24
REALTIME REGELAARS [1], [2], [3], [4]........ 25
Installatie ........................................ 12
Keyboard ................................................. 26
Geluidsapparatuur etc. aansluiten .............12
Voetpedalen............................................. 26
De stroomvoorziening aansluiten..............12
Apparatuur voor geluidsuitvoer
aansluiten..................................................12 De arpeggiator gebruiken terwijl u
3. Pedalen etc. aansluiten ............................13 speelt ..............................................27
Aansluitingen op MIDI apparatuur/ In de Programmafunctie de arpeggiator
computers.................................................13 gebruiken................................................. 27
1. Aansluitingen op MIDI apparatuur ......13 Instellingen die regelaars gebruiken......... 27
Aansluitingen op een computer.................13 Instellingen in het LCD venster................. 28
Een kaart in de SD kaartsleuf plaatsen/eruit Tijdens het spelen in de Combinatiefunctie
verwijderen ..............................................14 de arpeggiator gebruiken ......................... 29
Los verkrijgbare opties aansluiten..............14 Instellingen in het LCD venster................. 29
1. Aansluitingen voor geluidsinvoer .........14
2.......................................... SCSI aansluiten14 Afspelen met de RPPR (realtime
patroon weergave/opname) functie.31
Basisbediening................................ 15
Functies, pagina’s en tabs Eenvoudige programmabewerking ...32
selecteren; parameters instellen .................15
Uitvoeringsbewerking (Performance
1. Functies selecteren....................................15
Edit) ......................................................... 32
2. Pagina’s en tabs selecteren ......................15
3. Parameters selecteren ..............................16 Realtime regelaars.................................... 32
4. Een parameter instellen ...........................16
Eenvoudige combinatiebewerking ....33
Een voorbeeld van bewerking ................... 33
Snelle start.................................18
Sampling (een sample opnemen) ......35
Het apparaat aan/uitzetten ............. 18 Een geluid samplen en als ‘one-shot’
afspelen ................................................... 35
1. De stroomtoevoer inschakelen ...............18
Tijdens het samplen het invoegeffect
2. De stroomtoevoer uitschakelen ..............18 gebruiken................................................. 36
Aan de sample of multisample een naam
toewijzen ................................................. 37

iv
Samplegegevens opslaan ..........................38 Master Effect instellingen ........................... 62
Een multisample in een programma Auto Song Setup functie ............................ 62
omzetten ..................................................38
Een drumfrase samplen en loopen .............39 Sequencerfunctie..............................63
Eigenschappen van de sequencer .............. 63
De structuur van de Sequencerfunctie ........ 64
Songs.............................................................. 64
Basisfuncties ..............................42 Patronen ........................................................ 64
Cue lijst.......................................................... 64
Gegevens opslaan........................... 42 Een song produceren ................................ 65
Type gegevens die opgeslagen kunnen De basis song creëren .................................. 65
worden.....................................................42 Manieren van song bewerking .................. 71
Een Cue lijst maken en afspelen ................ 73
In het interne geheugen schrijven...............43
Een programma of combinatie schrijven ..43 RPPR (Realtime patroon weergave/
Globalinstellingen, gebruiker drumkits opname) creëren en opnemen ................... 74
en gebruiker arpeggiopatronen RPPR gegevens creëren .............................. 75
schrijven ....................................................45 RPPR weergave............................................ 76
Een RPPR uitvoering in realtime
Op externe media opslaan ........................46
opnemen................................................... 76
MIDI data dump........................................47
Het geluid van een combinatie of
programma opnemen ............................... 77
De fabrieksinstellingen herstellen ..... 48 Auto Song Setup functie ............................. 77
De van tevoren ingeladen gegevens Copy From Combi (Sequencerfunctie
inladen .....................................................48 paginamenu commando’s) .................... 78
Waarschuwing en overige functies in de
Programmafunctie........................... 49 Sequencerfunctie ...................................... 80

Hoe een programma is Opnemen op de TR ................................... 81


opgebouwd ..............................................49 Een spoor opnemen, en een patroon
opnemen................................................... 81
Basale programmabewerking....................49
Oscillatorinstellingen ...................................50
Controller instellingen .................................51
Samplingfunctie ...............................86
Pitch instellingen ..........................................52 Eigenschappen van EXB-SMPL ................... 86
Filterinstellingen...........................................53
Hoe de Samplingfunctie is opgebouwd ...... 87
Versterkerinstellingen..................................54
In de Samplingfunctie ................................. 87
LFO instellingen ...........................................55
Samples en multisamples ........................... 87
Arpeggiatorinstellingen .............................55
BUS instellingen............................................56 Sampling.................................................. 88
Insert Effect instellingen..............................56 Voorbereidingen voor sampling ............... 88
Master Effect instellingen............................56 Handmatige sampling ................................ 89
Auto sampling.............................................. 90
Meer over wisselende modulatie................56
Multisample indexen creëren en
Auto Song Setup functie ............................56 samplen .................................................... 91
Loop instellingen....................................... 92
Combinatiefunctie ........................... 57 De roosterweergave..................................... 92
Hoe een combinatie is opgebouwd ............57 Sample (sinusgolfgegevens) bewerking...... 93
Basale combinatiebewerking ......................57 Multisamplebewerking.............................. 94
Timbre 1-8 programma, pan en volume ...58 De indices bewerken ................................... 94
Controller instellingen .................................59 De instellingen van een index
Instellingen voor status, MIDI kanaal en aanpassen ................................................. 94
afspeelfunctie ...........................................59
Noot timing en toonladderinstellingen.....60 Een multisample in een programma
Gelaagde en gesplitste instellingen ...........60 omzetten .................................................. 94
Velocity schakeling instellingen.................61 Time Slice gebruiken om een sample te
MIDI filterinstellingen .................................61 verdelen en deze in de Sequencerfunctie
Arpeggiator instellingen .............................61 afspelen ................................................... 94
Businstellingen..............................................61
Insert Effect instellingen..............................61

v
Globalfunctie ................................... 97 Effectinstellingen van de AUDIO INPUT
(EXB-SMPL optie verplicht)................. 115
Een drumkit creëren ..................................97
Over drumkits .............................................. 97 Over dynamische modulatie (Dmod) ........ 115
Een drumkit bewerken................................ 98
Overige functies ............................ 117
Mediafunctie.................................. 100 Op een ander instrument afstemmen/
Hoe de Mediafunctie is opgebouwd .........100 transponeren .......................................... 117
Media die kunnen worden gebruikt ....... 100 De effecten omleiden .............................. 117
Media formatteren ..................................100 De functie van de toewijsbare schakelaar
SD kaart gebruik.....................................100 en het toewijsbare pedaal aangeven ....... 117
Over de schrijfbescherming Andere Velocity en Naslag curven
instelling van een SD kaart ......................100 selecteren ............................................... 118
Gegevens inladen ...................................101 Originele toonladders creëren ................. 118
Typen gegevens die kunnen worden De toonladder wijzigen ........................... 118
ingeladen ................................................ 101
Inlaadprocedure van gegevens................ 101 De functie van [SW1] en [SW2] instellen .. 119

Gegevens opslaan...................................102 De B-functie functies van REALTIME


Typen gegevens die kunnen worden CONTROLS [1]-[4] instellen...................... 119
opgeslagen ............................................. 102 Het contrast (de helderheid) van het
LCD venster aanpassen ........................... 120
Arpeggiatorinstellingen .................. 103 Dit instrument als data filer gebruiken ..... 120
Arpeggiatorinstellingen van een Tap tempo regeling................................. 120
programma ............................................103
Sneltoetsen ............................................. 120
Arpeggiator aan/uit .................................. 103
Arpeggiatorinstellingen............................ 103
De arpeggiator aan een programma
koppelen ................................................. 105
Bijlagen................................... 121
Arpeggiatorinstellingen in de Combinatie
en Sequencerfunctie. ...............................105
Arpeggiator aan/uit .................................. 105 Probleemoplossing ........................ 121
Arpeggiatorinstellingen............................ 105
De arpeggiator aan de combinatie Specificaties en opties .................... 124
koppelen ................................................. 106
SpecificatiEs............................................ 124
Een gebruiker arpeggiopatroon creëren ...107
Over gebruiker arpeggiopatronen .......... 107 Functie eisen voor aansluiting op een
Een gebruiker arpeggiopatroon computer................................................ 125
bewerken ................................................ 107 Opties .................................................... 125
Duale arpeggiator bewerking .................. 110
De arpeggiator synchroniseren ................111 Index ............................................ 127
Synchronisatie tussen arpeggiator
A en B...................................................... 111
Synchronisatie in de Sequencerfunctie
tussen de arpeggiators en sequencer.. 111
Synchronisatie in de Programmafunctie,
Combinatiefunctie of Sequencerfunctie
met een externe sequencer................... 111

Effectinstellingen ............................ 112


Effecten in elke functie .............................112
Routing instellingen en effectinstellingen...112
Effectinstellingen van een programma... 112
Effectinstellingen in combinatie en
song ......................................................... 114
Effectinstellingen in de Samplingfunctie
(EXB-SMPL optie verplicht) ................ 114

vi
Inleiding

Inleiding
Overzicht

Effectgedeelte

Overzicht
Belangrijkste functies • U kunt één invoegeffect (stereo-in/stereo-uit),
twee master effecten (mono-in/mono-uit) en een
driebands master EQ (stereo-in/stereo-uit)
Overzicht
allemaal tegelijkertijd gebruiken. U kunt uit 89
Het TR muziekwerkstation is uitgerust met Korgs typen effectalgoritmen kiezen, en deze bewerken.
gerenommeerde HI (hyper geïntegreerde) synthese
systeem. • Er is zeer flexibele effect routing mogelijk. Effecten
Het bevat voorgeprogrammeerde multisamples/pro- kunnen ook vrijelijk naar de afzonderlijke
gramma’s/combinaties van hoge kwaliteit, een effec- uitgangen worden geleid.
tengedeelte, plus een sequencer, duale polyfone
arpeggiator, RPPR, vier-kanaals geluidsuitvoer en vele Wisselende modulatie en effect dynamische modu-
andere functies. latie
• Het synthesegedeelte (filter etc.) biedt een
U kunt regelaars als de joystick, [SW1] en [SW2] toet-
wisselende modulatie functionaliteit, en het
sen, REALTIME CONTROLS [1]-[4] draaiknoppen of
effectgedeelte biedt een dynamische modulatie
aangesloten pedalen gebruiken om filters of effecten te
functionaliteit. Hiermee kunt u op parameters die
regelen, zodat u het geluid tijdens uw uitvoering in
de toonhoogte, het filter, de versterker, EG, LFO
realtime kunt bewerken. Tevens kunnen de arpeggia-
effecten beïnvloeden vrijelijk modulatie toepassen.
tor gate of aanslaggevoeligheid van het tempo van de
arpeggiator of sequencer worden geregeld. • LFO en delay tijd parameters kunnen met de MIDI
klok/het tempo worden gesynchroniseerd. U kunt
Daarnaast kunt u twee-kanaals geluidsinvoer en samp-
geluiden of effecten met het tempo van de
ling functionaliteit toevoegen door de optionele EXB-
sequencer of arpeggiator synchroniseren.
SMPL sampling upgrade te installeren (☞p. 35, 88,
☞PG p. 260).
Programma’s en combinaties
De TR is het ideale muziekwerkstation voor muziek- • In de Programmafunctie biedt de TR 512
productie of live uitvoeringen. gebruikerprogramma’s, plus 128 programma’s + 9
drumsets die GM compatibel zijn.
HI (hyper geïntegreerde) synthese systeem Als het apparaat uit de fabriek komt, is het volgela-
Het HI (hyper geïntegreerde) synthese systeem is een den met kwalitatief hoogstaande programma’s, die
PCM toongeneratorsysteem met volledige digitale sig- aan een breed bereik van muzikale behoeften vol-
naalverwerking, dat een voortreffelijk geluid garan- doen.
deert en een enorme flexibiliteit in muzikale De 512 gebruikerprogramma’s kunnen worden
uitbreidingsmogelijkheden, modulatie en effect rou- bewerkt door de vele bewerkingsparameters, de
ting biedt. effecten en de arpeggiator aan te passen, zodat u uw
eigen originele programma’s kunt maken.
Toongeneratorgedeelte: • De TR biedt 24 gebruiker drumkits door een
• 64 MB aan voorgeprogrammeerde PCM ROM, die drumsample of een origineel gesampled geluid aan
470 multisamples en 518 drumsamples bevat. elke noot van het keyboard toe te wijzen. U kunt
• De samplingfrequentie bedraagt 48 kHz, en de voor elke noot filter en versterkerinstellingen
maximale polyfonie is 62 stemmen. maken, en u kunt het geluid zelfs door effecten
leiden en naar een afzonderlijke geluidsuitgang
Filter/synthesegedeelte: sturen.
• U kunt filters van het 24 dB/oct Low Pass • De TR biedt 384 gebruikercombinaties. De
resonantie type of het 12 dB/oct Low Pass & High fabrieksinstellingen bevatten een brede variatie aan
Pass type gebruiken. Er kan een grote variatie aan van tevoren ingeladen combinaties.
filtereffecten worden bereikt, van actieve geluiden Met behulp van een combinatie kunt u lagen, split-
met agressieve resonantie tot subtiele tonen met singen of aanslaginstellingen maken om tot maxi-
behulp van een high pass filter. maal acht programma’s met effecten en twee
• Een breed bereik aan bewerkingsparameters biedt arpeggiators te combineren, zodat u complexe
u controle over elk aspect van het geluid. geluiden kunt creëren, die niet door een programma
zouden kunnen worden voortgebracht. Bovendien
kunt u instellingen maken die externe toongenera-
tors bevatten.

1
Sequencer • Samplingfunctie wordt toegevoegd. Invoerbronnen
van de twee-kanaals geluidsingangen kunnen
De TR biedt een prestatief hoogstaande 16-sporige
worden gesampled en bewerkt, zodat u originele
MIDI sequencer, die meer dan voldoende kracht heeft
multisamples of samples kunt maken, die u
om als op zichzelf staande sequencer gebruikt te kun-
vervolgens in een programma of drumkit kunt
nen worden. De sequencer kan fungeren als kern, die
gebruiken. Zie p. 86 voor details over de
de vele capaciteiten van de TR samenbrengt, zodat het
eigenschappen van de Sampling functie.
instrument als geïntegreerd muziekwerkstation kan
• Er wordt 2-kanaals geluidsinvoer toegevoegd. Met
fungeren.
deze 2-kanaals geluidsinvoer is 48 kHz 16 bits
Voor meer over de sequencer van de TR (☞p. 63).
lineaire mono/stereo sampling mogelijk. De MIC of
LINE niveau selectieschakelaar en niveau
RPPR
aanpassingsregelaar ondersteunen een breed bereik
De TR is met een RPPR (Realtime Pattern Play/ aan externe geluidsbronnen, van microfoonniveau
RECording (realtime patroon weergave/opname) tot lijnniveau.
functie uitgerust. De geluidsinvoer kan ook naar de effecten worden
In de Sequencerfunctie kunt u met behulp van deze geleid. U kunt een effect tijdens het samplen toepas-
functie voorgeprogrammeerde patronen of gebruiker- sen of de TR als een 2-in/4-uit effectenprocessor
patronen (met een gespecificeerd afspeelspoor) aan gebruiken.
afzonderlijke toetsen op het keyboard toewijzen, en
door eenvoudigweg op die toegewezen toets de druk- • Er wordt een SCSI aansluiting toegevoegd, zodat u
ken, kunt u het betreffende patroon afspelen of in real- externe SCSI apparaten, zoals harde schijven, kunt
time opnemen. Er zijn in het interne geheugen vele aansluiten. Een aangesloten extern SCSI apparaat
voorgeprogrammeerde patronen, inclusief patronen kan op dezelfde manier als een SD kaart worden
die voor drumsporen ideaal zijn, ingebouwd. gebruikt, om gegevens op te slaan of in te laden.

Duale polyfone arpeggiator


• Het apparaat biedt vijf voorgeprogrammeerde
arpeggio patronen (UP, DOWN, ALT1, ALT2,
RANDOM) en 216 gebruiker arpeggiopatronen. Bij
de fabrieksinstellingen bevatten deze een brede
variatie aan voorgeprogrammeerde
gebruikerpatronen. Naast het bieden van de
conventionele arpeggiator functionaliteit kan de
arpeggiator van de TR ook reageren op de toon of
timing, waarop u het keyboard bespeelt, en kan hij
een uitgebreid bereik akkoorden of frasen
voortbrengen. Deze kunnen worden gebruikt om
een variatie aan drumfrasen (door de ‘Fixed Note
functie’ te gebruiken, die voor drums ideaal is),
basfrasen of gitaar en keyboard achtergrondriffs te
spelen. De arpeggiator is ook handig voor gebruik
met subtiel bewegende pads, synthesizergeluiden
of geluidseffecten.
In de Combinatiefunctie en de Sequencerfunctie
biedt de TR duale arpeggiators die gelijktijdig twee
arpeggiopatronen kunnen afspelen. U kunt op
drum en basprogramma’s afzonderlijke arpeggio-
patronen toepassen of keyboard splitsingen of aan-
slaggevoeligheid gebruiken om tussen
arpeggiopatronen te schakelen, zodat u een nog
dynamischere uitvoering krijgt.

4-kanaals geluidsuitvoer
• Naast de L/MONO en R hoofd stereo
geluidsuitgangen biedt de TR twee afzonderlijke
geluidsuitgangen, zodat u in totaal vier kanalen
voor geluidsuitvoer tot uw beschikking heeft. Het
geluid van elk(e) oscillator, drum, timbre/spoor of
invoegeffect kan vrijelijk naar elke willekeurige
uitgang worden geleid.

EXB-SML sampling upgrade


Door de los verkrijgbare EXB-SMPL optie te installe-
ren, kunt u de volgende functionaliteit toevoegen.

2
• Met behulp van een drumkit (die u in de Global
Overzicht van de functies functie kunt maken) drumprogramma’s maken

Inleiding
De TR heeft een groot aantal functies, waarmee u pro- Combinatiefunctie
gramma’s en combinaties kunt afspelen en bewerken, • Combinaties selecteren en afspelen
sequensgegevens kunt opnemen en afspelen en gege- Een combinatie is een set van twee of meer pro-
vens op media kunt beheren. De grootste eenheid, die gramma’s (maximaal acht), waarmee u complexe
wordt gebruikt om deze functies te organiseren, wordt geluiden kunt voortbrengen, die met een indivi-
een functie genoemd. De TR heeft vijf functies. dueel programma kunt niet gemaakt kunnen wor-
Als de los verkrijgbare EXB-SMPL optie is geïnstal- den.

Overzicht
leerd, wordt de Samplingfunctie toegevoegd (zodat er U kunt combinaties kiezen uit de herschrijfbare ban-
in totaal zes functies beschikbaar zijn), en kunt u samp- ken A, B en C, die in totaal 384 combinaties bevat-
les opnemen en bewerken. ten.
• Een combinatie bewerken
Programmafunctie Voor elk timbre (programma) instellingen maken
• Programma’s selecteren en afspelen. voor het volume, de pan, lagen/splitsingen en
U kunt programma’s selecteren uit de herschrijfbare instellingen voor effecten en de twee arpeggiators
banken A, B, C en D, die in totaal 512 programma’s maken.
bevatten, en uit de niet-herschrijfbare bank G (128
programma’s die compatibel zijn met de GM norm, Sequencerfunctie
en negen drumprogramma’s). • De 16-sporige sequencer gebruiken voor het
• Een programma bewerken opnemen en afspelen van songs.
Instellingen doen voor de oscillator, filter, EG, LFO, • Effectinstellingen voor de song maken.
effecten en arpeggiator. • U kunt in een song of patroon de arpeggiator(s)
Een multisample selecteren (de volgende multi- gebruiken om een uitvoering op te nemen.
samples zijn beschikbaar) • U kunt een cue lijst gebruiken om meerdere songs
• 470 interne multisamples (ROM, EX) achtereenvolgens af te spelen en voor elke song het
• Multisamples (RAM) die in de Samplingfunctie aantal herhalingen instellen.
zijn gemaakt (als de los verkrijgbare EXB-SMPL- • U kunt maximaal 20 cue lijsten, 200 songs en 150
EXB optie is geïnstalleerd) voorgeprogrammeerde patronen gebruiken. Een
song kan uit maximaal 100 patronen bestaan.

SAMPLINGFUNCTIE (als de los verkrijgbare EXB-SMPL optie is geïnstalleerd) PROGRAM FUNCTIE


AUDIO INPUT AUDIO INPUT Multi Sample OSC 1 Insert / Master Effect
Multi Sample - H
1 2 Drum Kit
Sample IFX MFX 1
Multi Sample - L MFX 2
Insert Effect Sample

IFX PITCH1 FILTER1 AMP1


MEQ

Sample OSC 2
Multi Sample - H

Arpeggiator
Multi Sample - L

Sample
Sample
Sample PITCH2 FILTER2 AMP2

GLOBAL MODE COMBINATION FUNCTIE


DRUM KIT
Insert /Master Effect
TIMBRE 1 PROGRAM
Key
Assign Drum Sample / Sample - H IFX MFX 1
TIMBRE 2 PROGRAM
MFX 2
Drum Sample / Sample - L TIMBRE 3 PROGRAM

TIMBRE 4 PROGRAM MEQ

TIMBRE 5 PROGRAM
ARPEGGIATOR PATTERN
TIMBRE 6 PROGRAM Arpeggiator - A
User Pattern: P0 - 4
TIMBRE 7 PROGRAM
User Pattern: U00 - 215 Arpeggiatpr - B
TIMBRE 8 PROGRAM

SEQUENCER

Insert /Master Effect


TRACK 1 PROGRAM TRACK 9 PROGRAM
IFX MFX 1
MEDIA FUNCTIE TRACK 2 PROGRAM TRACK 10 PROGRAM
MFX 2
TRACK 3 PROGRAM TRACK 11 PROGRAM

TRACK 4 PROGRAM TRACK 12 PROGRAM MEQ

TRACK 5 PROGRAM TRACK 13 PROGRAM

TRACK 6 PROGRAM TRACK 14 PROGRAM


Arpeggiator - A
TRACK 7 PROGRAM TRACK 15 PROGRAM
Arpeggiatpr - B
TRACK 8 PROGRAM TRACK 16 PROGRAM

3
• De TR kan als 16-sporige multitimbrale Samplingfunctie
toongenerator worden gebruikt. (Als de los verkrijgbare EXB-SMPL-EXB
• Met behulp van de RPPR functie (realtime
patroonweergave/opname functie) patronen in optie is geïnstalleerd)
realtime maken en afspelen. • U kunt samples maken van externe
geluidsapparatuur of een microfoon, die op de
Global functie AUDIO INPUT jacks van het achterpaneel zijn
aangesloten (als sample opgenomen). U kunt
• Instellingen maken die op de hele TR van invloed
tijdens het samplen op het geselecteerde
zijn, zoals master afstemming en global MIDI
invoergeluid tevens een invoegeffect toepassen.
kanaal.
• Sinusgolfgegevens die in de Mediafunctie zijn
• Drumkits (24 kits), gebruiker arpeggiopatronen
gesampled of ingeladen kunnen met behulp van
(216 patronen) en gebruikertoonladders (16
een variatie aan bewerkingsfuncties, zoals het
toonladders van één octaaf en één toonladder met
aanpassen van het loop punt of gebruik van de
alle noten) maken.
Time Slice of Time Stretch functies worden
• Met behulp van de 518 interne drumsamples aangepast.
(ROM, EX) drumkits maken. U kunt tevens samples
• U kunt multisamples (die uit meerdere samples
(RAM) gebruiken die in de Samplingfunctie zijn
bestaan) bewerken.
gemaakt (hiervoor heeft u de los verkrijgbare EXB-
SMPL optie nodig). • U kunt een multisample in een programma
omzetten (convertoren).
• De functie van de toewijsbare pedalen en
Als deze conversie wordt uitgevoerd, kan een
toewijsbare schakelaars instellen.
multisample dat in de Samplingfunctie is gemaakt
• Data dumps van MIDI exclusieve gegevens in de Programma, Combinatie en Sequencerfunctie
verzenden. worden gebruikt.
• Het ingaande niveau van AUDIO INPUT 1 en 2
instellen (als de EXB-SMPL optie is geïnstalleerd).
Deze instelling is buiten de Samplingfunctie geldig.
De interne effecten kunnen op het externe ingaande
geluid worden toegepast. De instellingen van de
Samplingfunctie worden afzonderlijk in de
Samplingfunctie zelf gedaan.

Mediafunctie
• Met behulp van de SD kaartsleuf of een extern SCSI
apparaat kunnen gegevens van elke functie worden
opgeslagen en ingeladen (als de los verkrijgbare
EXB-SMPL-EXB optie is geïnstalleerd).
• Media als een SD kaart of harde schijf (EXB-SMPL
optie verplicht) kunnen worden geformatteerd, en
vervolgens kunt u de gegevens beheren door ze te
kopiëren, etc.
• Sample gegevens van Korg formaat, AKAI, AIFF en
WAVE formaat kunnen worden ingeladen.
Samplegegevens kunnen ook in Korg formaat
worden opgeslagen of in AIFF of WAVE formaat
worden geëxporteerd (als de los verkrijgbare EXB-
SMPL-EXB optie is geïnstalleerd).
• Songs, die u in de Sequencerfunctie heeft gemaakt,
kunnen in SMF formaat worden opgeslagen. U
kunt SMF bestanden als Sequencerfunctie songs
inladen.
• U kunt de Data Filer functie gebruiken (om MIDI
exclusieve gegevens op te slaan/in te laden).

4
Voor en achterpaneel

Inleiding
Voorpaneel

Voor en achterpaneel
9
4 5 6 8 10 12

1
2

3 7 11 13

1. [SW1] toets, [SW2] toets 5. REALTIME REGELAARS


Deze toetsen fungeren als aan/uit schakelaars voor de
functies waaraan zij in de Programma, Combinatie,
Sequencer en Sampling (als de los verkrijgbare EXB-
SMPL-EXB optie is geïnstalleerd) functies zijn toege-
wezen. Als de functie is ingeschakeld, licht de toets op
(☞p.24).

2. Joystick
Deze regelt de toon of modulatie, etc.
Beweeg voor regeling de joystick op/neer of naar
links/rechts (+Y, -Y, -X, +X) (☞p. 24). UGebruik de [SELECT] toets om realtime regelaarfunc-
Diverse programmaparameters en effectparameters tie A/B/C te selecteren, en gebruik draaiknop [1]-[4]
bepalen wat er door de joystick wordt geregeld. om tijdens uw uitvoering de toon, effecten, MIDI con-
trole wijzigingen en arpeggiator te regelen. (☞p. 25,
3. Koptelefoon jack 27).
Hier kunt u een koptelefoon met een (1/4’) stereo
[SELECT] toets
phone stekker op aansluiten.
De uitvoer van de L/MONO en R OUTPUT jacks kan Deze toets schakelt tussen de A-functie, B-functie en C-
in stereo door de koptelefoon worden beluisterd. functie van de realtime regelaar. De LED van de gese-
lecteerde functie licht op.
4. [VOLUME] schuif
[ARP ON/OFF] toets
Deze past het volume dat vanaf de OUTPUT jacks (L/
Deze toets schakelt de arpeggiator in/uit. Als hij is
MONO, R) en de koptelefoon jack wordt uitgevoerd
ingeschakeld, licht de toets op.
aan.
[1], [2], [3], [4] draaiknop

A-functie
[1] LPF CUTOFF:
Regelt de cutoff frequentie van het low pass filter.
[2] RESONANCE/HPF:
Regelt het niveau van het filterresonantie of de cutoff

5
frequentie van het high pass filter. [SEQ] toets
[3] EG-INTENSITY Hiermee selecteert u de Sequencerfunctie.
Regelt de EG intensiteit van het filter.
[GLOBAL] toets
[4] EG-RELEASE Hiermee selecteert u de Globalfunctie.
Regelt de release tijd van het filter/de versterker.
[MEDIA] toets
B-functie
Hiemee selecteert u de Mediafunctie.
[1] TOEWIJSBAAR 1:
[2] TOEWIJSBAAR 2: [COMPARE] toets
[3] TOEWIJSBAAR 3: Gebruik deze toets als u het geluid van het programma
[4] TOEWIJSBAAR 4: of de combinatie die u op dit moment bewerkt met het
Regelt de functies die in de afzonderlijke functies (Pro- onbewerkte geluid dat in het geheugen is opgeslagen
gramma, Combinatie, Sequencer of Sampling (als de wilt vergelijken. Bij het uitvoeren van opnamen of
los verkrijgbare EXB-SMPL-EXB optie is geïnstalleerd)) bewerkingen in de Sequencerfunctie, kunt u deze toets
zijn toegewezen. tevens gebruiken om ‘voor en na’ vergelijkingen te
doen (☞p.16).
C-functie
[1] ———: niet gebruikt [SAMPLING] (EXB-SMPL) toets
Met deze toets selecteert u de Samplingfunctie.
[2] ARP-GATE: Dit geldt alleen als de los verkrijgbare EXB-SMPL-EXB
Regelt de gate tijd (nootduur) van de arpeggiatorno- optie geïnstalleerd.
ten. Op de centrale positie (12 uur) wordt de instelling
van de ‘Gate’ parameter van de arpeggiator gebruikt. Als u op de [SAMPLING] toets drukt terwijl de
Als u de draaiknop naar links draait, wordt de tijds- EXB-SMPL optie niet is geïnstalleerd, wordt het
duur verkort en als u hem naar rechts draait, wordt de ‘No Sampling Upgrade Installed’ (sampling
tijdsduur verlengd. upgrade niet geïnstalleerd) bericht weergegeven.

[3] ARP-VELOCITY:
7. [TIMBRE/TRACK] toets
Regelt de velocity (speelkracht) van de geärpeggieerde
noten. Op de centrale positie (12 uur) wordt de instel- [F1 T1/T9] … [F8 T8/T16] toetsen
ling van de ‘Velocity’ parameter van de arpeggiator
gebruikt. Als u de draaiknop naar links draait, wordt
de velocity zwakker en als u hem naar rechts draait,
wordt de velocity versterkt.
Functietoets [F1]-[F8]
[4] TEMPO:
Deze toetsen selecteren de tabs die in elke pagina wor-
Regelt het tempo van de arpeggiator of van de Sequen-
den weergegeven. Ze worden ook gebruikt om gebrui-
cerfunctie.
kercommando’s (utilities) en overige functies uit te
De LED naast ‘TEMPO’ knippert op kwartnoot inter-
voeren.
vallen van het aangegeven tempo.

6. Functietoetsen, [COMPARE] toets Timbre/spoorselectie [T1/T9] [T8/T16] toet-


sen
Als u de [TIMBRE/TRACK] toets indrukt en vervol-
gens op een [T1/T9] [T8/T16] toets drukt,

8. LCD venster
Hier kunt u pagina’s en parameters selecteren en waar-
den instellen. (☞p.10)

9. VALUE regelaars
Met behulp van de volgende VALUE regelaars kunt u
Deze toetsen worden gebruikt om naar de betreffende de waarde van de geselecteerde parameter instellen
functie te gaan. (☞p.16).
Als u op een toets drukt komt u in de bijbehorende
functie terecht (de toets licht op. (☞p. 15)

[COMBI] toets
Hiermee selecteert u de Combinatiefunctie.

[PROG] toets
Hiermee selecteert u de Programmafunctie.

6
[VALUE] draaischijf [EXIT] toets
Gebruik deze draaischijf om de waarde van de para- In de Programma, Combinatie, Sequencer, Sampling

Inleiding
meter aan te passen. (als de los verkrijgbare EXB-SMPL optie is geïnstal-
leerd) en Globalfuncties kunt u in elke willekeurige
[INC]/[DEC] toetsen andere pagina dan 1.1 op deze toets drukken om naar
Deze worden gebruikt om de parameterwaarde in pagina 1.1 van de betreffende functie te gaan. Als er
stappen van één te verhogen of verlagen. Gebruik hier- een dialoogvenster is geopend, annuleert deze toets de
van is handig als u verfijnde aanpassingen wilt doen. instellingen die in het dialoogvenster zijn gemaakt en

Voor en achterpaneel
sluit hij het dialoogvenster af (komt overeen met de
Cijfertoetsen [0] – [9], [ENTER] toets, [-] toets, [./ ‘Cancel’ optie). Als er een gebruikersmenu of pagina-
HOLD] toets menu open staat, sluit u het menu af als u op [EXIT]
drukt.
Gebruik deze toetsen om een parameter numeriek in te
voeren. Gebruik de cijfertoetsen [0] – [9], de [-] toets en
[MENU PAGE +/–]] toets
de [./HOLD] toets om de waarde in te voeren, en druk
op de [ENTER] toets om deze te bevestigen. Met Gebruik deze toets om in het beeldscherm verschil-
behulp van de [./HOLD] toets kunt u een waarde met lende pagina’s te selecteren. Als u op deze toets drukt,
een decimale punt invoeren. De [-] toets keert het voor- verschijnt er in het LCD venster een lijst met de
teken (+/-) van de parameter om. pagina’s binnen de functie. Gebruik de functietoetsen
Daarnaast kunt u de [./HOLD] toets gebruiken, als u [F1]-[F7] of cursortoetsen [ ], [ –], [ ], [ ], en
in de programma of combinatiefunctie per categorie druk op de [F8] toets om naar de geselecteerde pagina
geluiden wilt selecteren. te gaan.
Door de [ENTER] toets ingedrukt te houden en op een U kunt ook naar een gewenste pagina gaan door de
numerieke toets [0] – [9] te drukken, kunt u voor de [MENU] toets ingedrukt te houden en de cijfertoetsen
huidige pagina tot maximaal tien gebruiker menucom- [1]-[7] te gebruiken om een paginanummer van twee
mando’s gebruiken. cijfers in te voeren.
Bovendien kunt u de [MENU] toets ingedrukt houden
10.[CATEGORY] toets, [AUDITION] toets en de cursor toetsen [ ], [ ] gebruiken om in deze
volgorde van pagina te verspringen:
1.1→2.1→2.2→2.3. (☞p. 15)

CURSOR toetsen [ ], [ –], [ ], [ +]


Gebruik deze toetsen om in het beeldvenster verschil-
[CATEGORY] toets lende parameters te selecteren. Daarnaast kunt u de
In elke functie kunt u, door op een parameter die per [MENU] toets ingedrukt houden en de cursortoetsen
categorie geselecteerd kan worden en vervolgens op [ ], [ ] gebruiken om in de volgende volgorde van
de [Category] toets te drukken, direct naar het gebrui- pagina te wisselen: 1.1→2.1→2.2→2.3. (☞p.15)
kersmenu ‘Select by Category’ gaan.
Zo kunt u programma’s of combinaties per categorie 12.BANK toetsen
bekijken en selecteren. (☞p. 21) Deze toetsen worden gebruikt om van Programma/
Combinatiebank te wisselen.
[AUDITION] toets
Deze toets activeert de Audition functie, die een riff
(frase) afspeelt, die voor elk van tevoren ingeladen of
voorgeprogrammeerde programma geschikt is.
Als u in de Programmafunctie op de [AUDITION]
toets drukt (de toets licht op), wordt de audition riff
herhaaldelijk afgespeeld. PROG BANK: [A], [B], [C], [D], [GM]
In de Samplingfunctie (als de EXB-SMPL optie is geïn- Gebruik de [A], [B], [C], [D] en [GM] toetsen, als u pro-
stalleerd) wordt de geselecteerde sample afgespeeld. gramma’s selecteert. De toets van de geselecteerde
bank licht op. Telkens wanneer u op [GM] drukt, werkt
11.[EXIT] toets, [MENU PAGE +/-] toets, u als volgt de GM banken en drumbanken cyclus af: G,
CURSOR toetsen [ ], [ –], [ ], [ +] g(d), G … etc.

COMBI BANK: [A], [B], [C]


Gebruik de [A], [B] en [C] toetsen, als u combinaties
selecteert. De toets van de geselecteerde bank licht op.
Als in de Combinatie en Sequencerfunctie de bewer-
kingscel (gemarkeerde gebied) zich bij het programma
van een timbre of spoor bevindt, kunt u de BANK toet-
sen gebruiken om de bank van het programma te selec-
teren. De banktoets van het programma dat voor het
betreffende timbre of spoor is geselecteerd licht op.
In dialoogvenster als Write Program of Write Combi-
nation worden deze toetsen gebruikt om aan te geven
welke programma of de combinatiebank als schrijfbe-
stemming etc. dient. 7
SEQUENCER/SAMPLING [LOCATE] toets
(als de los verkrijgbare EXB-SMPL optie Deze toets brengt de weergavelocatie van een song of
cue lijst naar een aangegeven locatie terug. U kunt
is geïnstalleerd) deze toets ook indrukken, als er voor welke reden dan
ook ‘noten blijven hangen’.
[REC/WRITE] toets
Als u in de Sequencerfunctie op deze toets drukt, komt
de TR in de opnameklaar modus (de toets licht op). Als
u vervolgens op de [START/STOP toets drukt, wordt
[PAUSE] toets de opname gestart. (☞p. 81)
Deze toets pauzeert de weergave van een song of cue Als u in de Programma, Combinatie of Globalfunctie
lijst (de toets licht op). Druk nogmaals op de toets om op deze toets drukt, verschijnt er een dialoogvenster.
de pauze op te heffen (de toets wordt donker) Als u vervolgens op [F8] (‘OK’) drukt, worden de
bewerkte gegevens weggeschreven. (☞p. 43, 45)
[ REW] toets Als u in de Samplingfunctie op deze toets drukt (als de
Deze toets spoelt de weergave van een song of cue lijst los verkrijgbare EXB-SMPL optie is geïnstalleerd), en
terug. vervolgens op de [START/STOP] toets drukt, begint
Het terugspoelen vindt plaats, wanneer u de toets de opname van de sample. (☞p. 35)
indrukt (de toets licht op). (Dit werkt niet tijdens opna-
men. [START/STOP] toets
In de Sequencerfunctie start/stopt deze toets de
[FF ] toets opname/weergave van een song of de cue lijst weer-
Deze toets spoelt de weergave van een song of cue lijst gave. (Tijdens de opname of weergave knippert deze
door. toets in het tempo).
Het doorspoelen vindt plaats, wanneer u de toets Druk in de Samplingfunctie (als de los verkrijgbare
indrukt (de toets licht op). (Dit werkt niet tijdens opna- EXB-SMPL optie is geïnstalleerd) op de [REC/WRITE]
men. toets en druk vervolgens op de [START/STOP] toets
om de opname van de sample te starten/stoppen. Als
u in de SMPL 2.1-2: Sample Edit, Edit2 pagina op deze
toets drukt, wordt de sample afgespeeld.

Achterpaneel

8 7 6 5 4 3 2 1
1. SD kaartsleuf 3. [POWER] schakelaar
In deze sleuf kunt u een SD kaart plaatsen. Hiermee zet u het apparaat aan/uit (☞p. 18).
Zie p. 14 voor details over het plaatsen, verwijderen en
gebruik van media. 4. AC aansluiting voor stroomtoevoer (-
AC9V)
2. USB B aansluiting (voor het aansluiten Sluit deze op de meegeleverde stroomvoorziening aan.
op een computer) Sluit, nadat u de kabel van de stroomvoorziening op
Op deze aansluiting kunt u uw computer aansluiten. de TR heeft aangesloten, het andere eind op een stop-
Met behulp van één enkele USB kabel kan uw TR MIDI contact aan (☞p. 12).
informatie van een computer ontvangen en er naartoe
verzenden. Zodoende heeft u niet langer een MIDI 5. AUDIO OUTPUT
interface en de daarbij behorende kabels nodig. (☞PG Sluit deze uitgangen op de invoer jacks van uw ver-
p. 233). sterker of mixer aan. Naast de L/MONO en R hoofd
Wat is USB stereo uitgangen, biedt de TR twee afzonderlijke
USB staat voor Universal Serial Bus en is een interface geluidsuitgangen. Het geluid van elk(e) oscillator,
voor het uitwisselen van gegevens tussen een compu- drum, timbre/spoor of invoegeffect kan vrijelijk naar
ter, een keyboard en/of randapparatuur. elke willekeurige uitgang worden gestuurd (☞p. 112-).

De USB aansluiting van de TR kan alleen MIDI


gegevens verzenden en ontvangen.

8
MAIN] L/MONO, R geluidsinstellingen, etc. verzonden.
Dit zijn ongebalanceerde phone jacks (☞p.12). Gebruik deze om een ander aangesloten MIDI appa-

Inleiding
Dit zijn de hoofd jacks voor geluidsuitvoer. Door ‘Bus raat vanaf de TR te bedienen (☞PG p.233).
Select’ op L/R in te stellen, zorgt u ervoor dat de uit- Als er vanaf de TR via USB MIDI gegevens naar
voer van een oscillator, invoegeffect of een individuele uw computer worden verzonden, wordt het ver-
drum part of de metronoom naar de (MAIN) L/ zenden van gegevens vanaf de MIDI OUT aanslui-
MONO en R jacks kan worden uitgevoerd. Gebruik, ting onderbroken.
als u stereo aansluitingen doet, L/MONO en R.

Voor en achterpaneel
Gebruik de L/MONO jack, als u mono aansluitingen MIDI THRU aansluiting
doet.
Muzikale gegevens en geluidsinstellingen etc., die op
de MIDI IN aansluiting zijn ontvangen, worden onge-
(INDIVIDUAL) 1, 2
wijzigd vanaf de MIDI THRU aansluiting opnieuw
Dit zijn ongebalanceerde phone jacks (☞p.12). verzonden.
Dit zijn individuele (onafhankelijke) jacks voor U kunt deze functie gebruiken om meerdere MIDI
geluidsuitvoer. Door de ‘Bus Select’ cyclisch door 1, 2, apparaten via MIDI kabels op elkaar aan te sluiten
1/2 heen te leiden, kunt u een oscillator, een invoegef- (☞PG p. 233).
fect, een individuele drum part of de metronoom etc
aan de uitvoer van de (INDIVIDUAL) 1, 2 jacks toewij-
8. EXB-SMPL
zen. De uitvoer van de 1, 2 jacks wordt niet door de
[VOLUME] schijf beïnvloed. (als de los verkrijgbare EXB-SMPL optie
is geïnstalleerd)
6. Pedaalaansluitingen Deze aansluitingen worden gebruikt om samples te
maken van mono of stereo geluid van een microfoon of
ASSIGNABLE PEDAL jack geluidsinstallatie (☞p.35, 39) of om de interne effecten-
Op deze jack kunt u het los verkrijgbare Korg XVP-10 processor te gebruiken om effecten toe te passen.
EXP/VOL pedaal of de EXP-2 voetregelaar (opties) (☞p.115)
aansluiten (☞p.13). Met behulp van de MIC/LINE niveau selectieschake-
De functie hiervan kan in de Globalfunctie worden toe- laar ([MIC/LINE] schakelaar) en de draaiknop voor
gewezen, zodat u het pedaal kunt gebruiken om het aanpassing van het niveau ([LEVEL] draaiknop) kunt
volume, etc. te regelen (☞p.117). u een breed bereik aan geluidsbronnen invoeren, van
mic niveau tot lijnniveau.
ASSIGNABLE SWITCH jack SCSI aansluiting
U kunt hier een los verkrijgbare aan/uit voetschake- Gebruik een SCSI kabel om deze op een apparaat aan
laar, zoals de Korg PS-1 voetschakelaar, aansluiten te sluiten dat SCSI compatibel is (harde schijf drive,
(☞p.13). CD-ROM drive, etc). (☞EXB-SMPL handleiding)
De functie hiervan kan in de Globalfunctie worden toe-
gewezen, zodat u de voetschakelaar kunt gebruiken AUDIO INPUT 1, 2 jacks
als modulatieregelaar, om programma’s of combinaties Dit zijn ongebalanceerde phone jacks voor geluidsin-
te selecteren of om de sequencer te starten/stoppen voer (☞p.14).
(☞p.117). Sluit deze op de OUTPUT jack(s) van uw externe
geluidsinstallatie of microfoon aan.
DAMPER jack [LEVEL] draaiknop
Hier kunt u een los verkrijgbaar schakelaarpedaal, Deze draaiknop past het inkomende niveau van de
zoals de het Korg DS-1H damperpedaal aansluiten. AUDIO INPUT 1, 2 jacks aan. (☞p.35).
Als u een DS-1H aansluit, functioneert deze als een
half-damperpedaal. Om ervoor te zorgen dat het half- [MIC/LINE] schakelaar
damperpedaal goed functioneert, dient u de polariteit Deze schakelaar selecteert het inkomende niveau van
en de gevoeligheid aan te passen (☞PG p.126, 128). de AUDIO INPUT 1, 2 jacks (☞p.35).
Als u een ander schakelaartype pedaal aansluit, func-
tioneert deze als damperschakelaar.
Stel de polariteit zo in dat deze met het aangesloten
pedaal overeenstemt (☞PG p.128).

7. MIDI
MIDI IN aansluiting
Op deze aansluiting worden muzikale gegevens en
geluidsinstellingen etc. ontvangen.
Gebruik deze om de TR vanaf een ander aangesloten
MIDI apparaat te bespelen (☞PG p.233).

MIDI OUT aansluiting


Vanaf deze aansluiting worden muzikale gegevens en

9
f: Functieknoppen
Objecten en functies in het LCD Door de functietoets [F1]-[F8] die zich het dichtst
bij deze knop bevindt in te drukken kunt u diverse
venster functies in/uitschakelen.
a: Huidige pagina d: Bewerkingscel e: Aanvinkvakje , :
In de Mediafunctie selecteren deze de huidige
directory.
:
Hiermee komt u in het gebruikersmenu, waar u
gebruiker menucommando’s kunt uitvoeren.
Voorbeelden van overige functieknoppen
c: Parameter b: Tab f: Functieknoppen
Sequencerfunctie: EDIT/DONE, INSERT, CUT,
COPY, JUMP, DONE, Tie, Rest,
a: Huidige pagina Back, Done (gebruikt in Cue
Deze geeft aan welke pagina van de functie op dit lijst, Event bewerking, Staps-
moment is geselecteerd. Van links naar rechts geeft gewijze opname), REVERT
dit gebied de functienaam, het paginanummer: (RPPR instellingen kopiëren en
naam, tabnaam en de parameternaam van de plakken)
bewerkingscel weer. Globalfunctie: TEXT, KEY+, –
Samplingfunctie (als de los verkrijgbare EXB-
Functienaam Paginanummer:naam Parameternaam
Tab name
SMPL optie is geïnstalleerd):
INSERT, CUT, COPY, CREATE
(multisample aanmaken), L/R
ZOOM
b: Tab
De meeste pagina’s zijn onderverdeeld in twee of * Gebruikersmenu
meer tabs. Door op de dichtstbijzijnde functietoets
[F1]-[F7] kunt u een tab selecteren en naar de bijbe-
horende gaan.

c: Parameters
In het LCD venster worden de parameters van U kunt in elke willekeurige pagina op de ‘UTI-
diverse instellingen weergegeven. Gebruik de cur- LITY’ functieknop (de [F8] toets) drukken, als u
sortoetsen [ ], [ ], [ ], [ ] om de gewenste naar het gebruikersmenu wilt gaan. Het gebrui-
parameter te selecteren. kersmenu bevat commando’s die in de betreffende
pagina kunnen worden gebruikt. Welk gebruiker-
d: Bewerkingscel smenu dat verschijnt is afhankelijk van de pagina
Als u de cursortoetsen [ ], [ ], [ ], [ ] gebruikt, die wordt geselecteerd.
wordt de geselecteerde parameter in het LCD ven-
ster gemarkeerd (gehighlight). Dit gebied wordt Door de [ENTER] toets ingedrukt te houden en
de bewerkingscel genoemd, en al uw bewerkin- vervolgens een numerieke toets [0] – [9] in te druk-
gen zijn op het gemarkeerde gebied van invloed. ken kunt u tevens tot maximaal tien gebruiker
Met behulp van VALUE regelaars, zoals de menucommando’s selecteren.
[VALUE] draaischijf of de [INC]/[DEC] toetsen Druk op de [EXIT] toets om het gebruikersmenu af
(☞p.16) kan de parameterwaarde van de bewer- te sluiten.
kingscel worden aangepast. Voor parameters die Druk voor op de [F7] toets om het geselec-
een toetsnummer of velocity waarde toestaan, teerde gebruiker menucommando te selecteren. U
kunt u tevens de [ENTER] toets ingedrukt houden kunt tevens de cursortoetsen [ ], [ ], [ ], [ ]
en vervolgens een noot op het toetsenbord indruk- gebruiken om uw selectie te maken. Druk voor
ken, om zo het toetsnummer of de velocity waarde op de [F8] toets om het dialoogvenster van
in te voeren. het geselecteerde gebruiker menucommando te
openen.
e: Aanvinkvakje Deze toets schakelt tevens aan welke statussen van
Gebruik de cursortoetsen [ ], [ ], [ ], [ ] om commando’s wel of niet zijn aangevinkt.
een aanvinkvakje (bewerkingscel) te selecteren, en
gebruik een VALUE regelaar, zoals de VALUE
draaischijf of de [INC]/[DEC] toetsen om het
vinkje toe te voegen of te verwijderen.
Indien aangevinkt, zal de parameter functioneren.
Indien niet aangevinkt, zal de parameter niet
functioneren.

10
* Dialoogvensters * Paginamenu
Als u een gebruikersmenu etc. selecteert, wordt er In de Combinatie, Programma, Sequencer, Global

Inleiding
een dialoogvenster geopend. of Sampling (als de los verkrijgbare EXB-SMPL
Gebruik de cursortoetsen [ ], [ ], [ ], [ ] om optie is geïnstalleerd) functie, zorgt het indrukken
parameters te selecteren. Gebruik de VALUE rege- van de [MENU] toets ervoor dat er een lijst met de
laars (☞p. 16) om de parameterwaarden in te voe- pagina’s van die functie wordt weergegeven. (De
ren. Als u in een dialoogvenster programma of pagina waarin u zich bevond toen u op de
combinatienummers selecteert, kunt u naast de [MENU] toets drukte is gemarkeerd).

Voor en achterpaneel
VALUE regelaars ook de BANK [A]-[GM] toetsen Druk op de dichtstbijzijnde functietoets [F1]-[F7]
gebruiken. om een pagina te selecteren. Als u dezelfde toets
Druk net als in het gebruikersmenu op de functie- indrukt, kunt u achtereenvolgens omlaag bewe-
toets [F1]-[F8] die zich het dichtst bij etc. gen. U kunt tevens de cursortoetsen [ ], [ ], [ ],
(functieknop 2) bevindt, om in het uitvoering of [ ] gebruiken om naar links/op/neer/rechts te
bedieningvenster te komen. In sommige gevallen bewegen.
verschijnt er een dialoogvenster. Volg de aanwij- U kunt tevens naar de gewenste pagina gaan door
zingen die in het dialoogvenster worden weerge- de [MENU] toets ingedrukt te houden, en de cijfer-
geven. toetsen [0] – [7] te gebruiken om een paginanum-
Selecteer op (druk op de [F8] toets) om de mer van twee cijfers in te voeren. Bovendien kunt
functie uit te voeren. Selecteer (druk op de u de [MENU] toets ingedrukt houden en de cur-
[F7] toets), als u wilt annuleren zonder de functie sortoetsen [ ], [ ] gebruiken om in stappen van
uit te voeren. Het dialoogvenster wordt afgesloten. één pagina te bewegen; in het onderstaande voor-
De [EXIT] toets is gelijk aan ‘Cancel’, ‘Done’ of beeld is dit van Play → P/M → Ctrl → PRM1 → …
‘Exit’. etc.

* Functieknoppen 2 * Overige objecten


Druk op de functietoets [F1]-F8] die zich het Gebruik, als u objecten met de vorm van een
dichtst bij deze knop bevindt om de functie uit te schuif of draaiknop wilt gebruiken, de cursortoet-
voeren. sen [ ], [ ], [ ], [ ] om het gewenste item te
: selecteren, en gebruik de VALUE regelaars om de
Gebruikersmenu, etc. waarde aan te passen.
Overige objecttypen worden in het effectrouting
* Tekst dialoogvenster venster weergegeven. (☞p.112).
Als u de functietoetsen gebruikt om te selec-
teren, verschijnt er een tekst dialoogvenster. Schuiven Draaiknoppen
In dit dialoogvenster kunt u de naamtekst (bijv. de
naam van een programma, combinatie of song)
wijzigen. (☞p.44).

* Scroll balk
Deze geeft aan dat de lijst selecties of parameters Routing
bevat die niet allemaal tegelijk in het venster kun-
nen worden weergegeven. Gebruik de cursortoet-
sen [ ], [ ], [ ], [ ] om in de lijst te scrollen.

Scroll
bar

11
Installatie

❍ Houd er, als u de TR via uw stereo geluidsinstalla-


Geluidsapparatuur etc. aanslui- tie afspeelt, rekening mee dat hoge volumes uw
speakers kunnen beschadigen. Let erop dat u het
ten volume nooit te hoog draait.
Sluit de AUDIO OUTPUT (MAIN) L/MONO en R
U dient aansluitingen te doen terwijl het apparaat
jacks op de INPUT jacks van uw gevoede speaker-
is uitgeschakeld. Houd er rekening mee dat roeke-
systeem, mixer etc. aan.
loos gebruik tot beschadigingen aan uw speaker-
L/MONO en R zijn de hoofduitgangen. Als u in ste-
systeem of storingen kan leiden.
reo uitvoert, dient u de aansluitingen op de (MAIN)
L/MONO jack en de R jack te doen. Als u mono uit-
voert, dient u de aansluitingen op de (MAIN) L/
De stroomvoorziening aansluiten MONO jack te doen. We raden u aan om, indien
mogelijk, in stereo af te spelen.
❍ Sluit de meegeleverde stroomvoorziening op de ❍ Sluit, als u vanaf de AUDIO OUTPUT (INDIVI-
stroomvoorzieningsingang van de TR aan, en sluit DUAL) 1, 2 jacks geluid uit wilt voeren, deze jacks
de kabel vervolgens aan op een stopcontact. op uw mixer aan, en sluit de uitgang van de mixer
vervolgens op de INPUT van uw gevoede speaker-
set etc. aan.
Apparatuur voor geluidsuitvoer Voor details over de uitvoer van elke jack (☞p.112-
‘Routing’).
aansluiten
Koptelefoon
AUDIO OUTPUT (MAIN) L/MONO, R, (INDIVI-
❍ Als u een koptelefoon gebruikt, dient u deze op de
DUAL) 1, 2
koptelefoon jack op het voorpaneel aan te sluiten.
Hierop kunt u een versterkte speakerset of uw geluids-
installatie, waarmee het geluid van de TR wordt uitge-
voerd, aansluiten.

Als u de AUDIO OUTPUT (INDIVIDUAL 1-2)


jacks van de TR wilt gebruiken, raden we u aan
om een mixer te gebruiken.

Aan/uit schakelaar
Koptelefoon

PHONES

USB kabel

computer

Op een computer aansluiten

Andere apparatuur aansluiten


naar een stopcontact
Adapter

Koptelefoon De stroom aansluiten

MIDI apparatuur aansluiten

INPUT PHONES

Audio-apparatuur aansluiten

OUTPUT INPUT

Pedalen etc aansluiten


Versterkte monitors, etc.

12
3. Pedalen etc. aansluiten Aansluitingen op MIDI apparatuur/

Inleiding
Voetpedaalaansluitingen computers
U kunt een voetpedaal aansluiten om het volume of
overige functies te regelen.
Sluit een los verkrijgbare toewijsbare pedaal van Korg, 1. Aansluitingen op MIDI apparatuur
zoals de XVP-10 EXP/VOL of EXP-2 op de ASSIGNA-
BLE PEDAL jack op het achterpaneel aan. U kunt het keyboard, de regelaars en de sequencer etc.
De functie die door het voetpedaal wordt bediend, van de TR gebruiken om een externe MIDI toongenera-

Installatie
wordt in de GLOBAL 1.1-3: System, Foot pagina ‘Foot tor te bedienen.
Pedal Assign’ aangegeven (☞p.117, PG p.127, 227). Omgekeerd kunt u een ander(e) MIDI keyboard of
sequencer gebruiken om de toongenerator van de TR
Voetschakelaaraansluitingen te bedienen en zo geluid te produceren.
Een voetschakelaar regelt de sostenuto, soft pedaal ❍ Gebruik MIDI kabels om de MIDI aansluitingen
aan/uit, arpeggiator aan/uit of wordt gebruikt om van de TR met de MIDI aansluitingen van uw
programma’s of combinaties te selecteren en de externe apparaat te verbinden.
sequencer te starten/stoppen etc.
Sluit een los verkrijgbare voetschakelaar van Korg, ☞ PG p.233 ‘MIDI toepassingen – MIDI apparatuur/
zoals de PS-1, op de ASSIGNABLE SWITCH jack op computers aansluiten’
het achterpaneel aan. Als er via USB MIDI gegevens vanaf de TR naar
De functie die door de voetschakelaar wordt bediend, uw computer worden verzonden, wordt transmis-
wordt in de GLOBAL 1.1-3: System, Foot pagina ‘Foot sie vanaf de MIDI OUT aansluiting onderbroken.
Sw Assign’ en ‘Foot Sw Polarity’ aangegeven (☞p.117,
PG p.127, 226).

Damperpedaalaansluitingen Aansluitingen op een computer


Hiermee kunt u tijdens het spelen het geluid aanhou-
den. Uw uitvoering op de TR, evenals de regelaar en
Sluit een DS-1H damperpedaal van Korg (los verkrijg- sequencergegevens, kunnen naar een computer wor-
bare optie) op de DAMPER jack op het achterpaneel den verzonden, en u kunt via USB of via een MIDI
aan. Als er een DS-1H is aangesloten, kunt u half-dam- interface de toongenerator van de TR vanaf de compu-
per effecten produceren. ter bespelen.
De polariteit van het damperpedaal kan in de GLO- ❍ U kunt een MIDI interface gebruiken om de MIDI
BAL 1.1-3: System, Foot pagina ‘Damper Polarity’ wor- aansluitingen van de TR op de MIDI aansluitin-
den ingesteld, en u kunt de gevoeligheid aanpassen gen van uw computer aan te sluiten.
door middel van het GLOBAL 1.1-1 System gebruiker ❍ U kunt de USB B aansluiting van de TR op de USB
menucommando ‘Half Damper Calibration’ (☞PG aansluiting van uw computer aansluiten.
p.126, 128).
☞ PG p.233 ‘MIDI toepassingen – MIDI apparatuur/
computers aansluiten’

Sommige USB-MIDI interfaces kunnen de MIDI


exclusieve berichten van de TR wellicht niet ver-
zenden of ontvangen.

De USB aansluiting van de TR kan alleen MIDI


gegevens verzenden en ontvangen.

13
Een kaart in de SD kaartsleuf Los verkrijgbare opties aansluiten
plaatsen/eruit verwijderen Als u de los verkrijgbare EXB-SMPL-EXB optie heeft
geïnstalleerd, kunt u twee kanalen met jacks voor
Als er in de SD kaartsleuf een SD kaart is geplaatst, geluidsinvoer en een SCSI aansluiting toevoegen.
kunt u deze gebruiken om diverse soorten TR gege- Zie PG p.260 voor details over de installatie van de
vens op te slaan of in te laden. EXB-SMPL.
Een kaart plaatsen
❍ Plaats een SD kaart in de SD kaartsleuf Gitaar

Plaats het aansluitingsuiteinde van de kaart, met het


label naar boven gekeerd, in de SD kaartsleuf, en
druk hem aan tot u een klik hoort.

Effectprocessor etc.

SD kaartsleuf
Als er een passief type gitaar (een gitaar
zonder interne voorversterker) is aangesloten,
is het niet mogelijk om op een geschikt niveau
samples te maken, aangezien de impedantie
niet overeenstemt. Dergelijke instrumenten
dienen via een voorversterker of
effectenapparaat te worden aangesloten. CD speler, analoge opnamespeler, etc.

SD kaart

Zorg ervoor dat u de kaart op de juiste wijze 1. Aansluitingen voor geluidsinvoer


plaatst. Als u hem in de verkeerde richting forceert
kan dit de sleuf of de kaart beschadigen, en is het Sluit, als u in de Samplingfunctie samples wilt maken
mogelijk dat de gegevens verloren gaan. (als de los verkrijgbare EXB-SMPL-EXB optie is geïn-
stalleerd) of als u in de Programma, Combinatie of
Een kaart verwijderen Sequencerfunctie een intern effect wilt toepassen op
een geluid dat van buitenaf wordt ingevoerd en het
Verwijder een kaart nooit tijdens het inladen, verwerkte geluid vanaf de OUTPUT jacks wilt uitvoe-
opslaan of formatteren van gegevens. ren, een microfoon of de OUTPUT jacks van een extern
1 Verwijder de kaart uit de SD kaartsleuf. geluidsapparaat op de UADIO INPUT 1, 2 jacks aan.
Druk de kaart naar binnen; u hoort een klik en de ❍ Zie p.35 voor details over aansluitingen, als u in de
kaart springt gedeeltelijk uit de sleuf, zodat u hem Samplingfunctie wilt maken.
er volledig uit kunt trekken. ❍ Zie p.115 voor details over aansluitingen, als u in
Zie de handleiding die bij uw kaart is meegeleverd, een andere functie een effect wilt toepassen en het
en volg de richtlijnen voor het gebruik ervan. geluid vervolgens naar de OUTPUT jacks wilt uit-
voeren.

2. SCSI aansluiten
U kunt SCSI-compatibele apparaten (harde schijven,
CD-ROM drives etc) aansluiten (☞EXB-SMPL Bedie-
ningshandleiding)

14
Basisbediening

Inleiding
2 Druk op de [MENU] toets.
Functies, pagina’s en tabs Het paginamenu verschijnt.

selecteren; parameters instellen

Basisbediening
1. Functies selecteren
In de Mediafunctie verschijnt er geen pagina-
❍ Om op de TR een bepaalde functionaliteit te gebrui- menu, omdat er maar één pagina is.
ken, dient u eerst de juiste functie te selecteren.
Druk op één van de functietoetsen op het voorpa- 3 Druk op de functietoets [F1]-[F7], die zich het
neel om naar de bijbehorende functie te gaan: dichtst bij de pagina die u wilt selecteren bevindt.
Druk, als er meerdere pagina’s aan één functietoets
[COMBI] toets: Combinatiefunctie
zijn toegewezen, op dezelfde toets om de cursor
[PROG] toets: Programmafunctie
omlaag te bewegen. U kunt om te verspringen ook
[SEQ] toets: Sequencerfunctie de [ ], [ ], [ ], [ ] cursortoetsen gebruiken.
[GLOBAL] toets: Globalfunctie
4 Druk op de [F8] (‘Open’) toets.
[MEDIA] toets: Mediafunctie
[SAMPLING] toets: Samplingfunctie (als de los Als u op de [F8] toets drukt, verspringt u naar de gese-
verkrijgbare EXB-SMPL-EXB lecteerde pagina en verschijnt deze.
optie is geïnstalleerd) Druk ter illustratie drie mal op de [F3] toets om
‘KeyZ’ te selecteren, en druk vervolgens op de [F8]
(‘Open’) toets. De 3.3: Ed-Key Zone pagina ver-
schijnt.

U kunt om een pagina te selecteren tevens de vol-


gende alternatieve methoden gebruiken.

2. Pagina’s en tabs selecteren • Druk op de [MENU] toets, en gebruik vervolgens


de [ ], [ ] toetsen om in de volgende volgorde
Elke functie heeft een groot aantal parameters, die in door de pagina’s vooruit of achteruit te bewegen:
pagina’s zijn ingedeeld. Elke pagina is weer in maxi- 1.1→2.1→2.2→3.1 etc.
maal zeven groepen verdeeld. Deze worden ‘tabs’ • Houd de [MENU] toets ingedrukt, en gebruik de
genoemd. cijfertoetsen [1]-[7] om een paginanummer van
twee cijfers in te voeren en direct naar de
Een pagina selecteren bijbehorende pagina te gaan. (Om de bovenstaande
1 Zorg ervoor dat u de juiste functie heeft geselec- pagina te selecteren, zou u op [3], [3] drukken).
teerd. Als er, zoals in COMBI 1.1: Play of de pagina’s van
de Globalfunctie, slechts één pagina aan elke
Druk op de bijbehorende functietoets om een func-
functietoets (groep) is toegewezen, komt u direct in
tie te selecteren. Ter illustratie gebruiken we in onze
de bijbehorende pagina door op de numerieke toets
uitleg de Combinatiefunctie. Druk op de [COMBI]
[1]-[7] te drukken.
toets.
De pagina die op dit moment wordt geselecteerd is de
pagina die als laatst geselecteerd was. Als er geen bij-
behorende pagina is, gebeurt er niets.

Als u op de [EXIT] toets drukt, keert u vanuit elke


willekeurige pagina naar 1.1 terug.

15
Een tab selecteren Cijfertoetsen [0]-[9], [ENTER] toets, [-] toets, [./
5 Druk op de functietoets [F1]-[F7] die zich het dichtst
HOLD] toets
bevindt bij de tab die onderaan het LCD venster Gebruik deze als u weet welke parameterwaarde u in
wordt weergegeven. wilt voeren.
Druk, na gebruik van de cijfertoetsen [0]-[9], waarmee
Ter illustratie selecteren we hier de ‘Slope’ tab. Druk u een nummer kunt invoeren, op de [ENTER] toets om
op de [F3] toets. de parameterwaarde definitief te maken.
Gebruik de [-] toets om negatieve nummers in te voe-
ren.
Gebruik de [./HOLD] toets om een decimale punt in te
voeren. In de 1.1: Play pagina van de Programma en
Combinatiefunctie voert de [./HOLD] toets de Cate-
gory Hold of de 10’s Hold functie uit. (☞p.2).
Sommige pagina’s hebben geen tabs.

6 Druk, als u naar een andere pagina wilt gaan, op de BANK [A]-[GM] toetsen
[MENU] toets en herhaal de procedure vanaf stap
3.

De BANK [A]-[GM] toetsen worden in de Programma-


3. Parameters selecteren functie gebruikt om de programmabank te selecteren
Gebruik de [ ], [ ], [ ], [ ] cursortoetsen om de en in de Combinatiefunctie om de combinatiebank te
parameter die u wilt bewerken te selecteren. selecteren. In de Sequencerfunctie worden deze toetsen
In pagina’s uit de Combinatiefunctie, die timbre 1-8 gebruikt om te selecteren de bank van het programma
weergeven of in pagina’s uit de Sequencerfunctie, die dat door elk spoor van de song wordt gebruikt.
spoor 1-8 of 9-16 weergeven, kunt u het gewenste tim- Deze toetsen worden tevens gebruikt om in dialoog-
bre of spoor selecteren door de [TIMBRE/TRACK] vensters als Write Program of Write Combination de
toets ingedrukt houden en op de dichtstbijzijnde func- bank aan te geven.
tietoets [F1]-[F8] te drukken.
[COMPARE] toets

4. Een parameter instellen


Gebruik deze toets als u een bewerkt programma of
Met behulp van de VALUE regelaars ([INC]/[DEC] combinatiegeluid met het onbewerkte origineel (d.w.z.,
toetsen, [VALUE] draaischijf, cijfertoetsen [0]-[9], [-] het geluid dat in het geheugen is opgeslagen) wilt ver-
toets, [./HOLD] toets en [ENTER] toets) kunt u de gelijken.
parameterwaarde in de bewerkingscel instellen. Indien Druk tijdens het bewerken van een programma of
nodig kunt u ook de BANK [A]-[GM] toetsen en de combinatie op deze toets. De toets licht op, en de
[COMPARE] toets gebruiken. In geval van parameters instellingen die voor het betreffende programma of
waarvoor u een noot of velocity waarde dient in te combinatienummer als laatst zijn geschreven worden
toetsen, kunt u de waarde invoeren door een toets op opgevraagd. Als u nogmaals op de [COMPARE] toets
het keyboard te spelen terwijl u de [ENTER] toets inge- drukt, wordt de toets donker en keert u terug naar de
drukt houdt. instellingen die u aan het bewerken was.
Als u de instellingen, die worden opgevraagd door op
VALUE regelaars de [COMPARE] toets te drukken (d.w.z. de instellingen
die in het geheugen zijn opgeslagen), bewerkt, wordt
de toets donker en is het niet meer mogelijk om naar de
voorgaande instellingen terug te keren door weer op
de [COMPARE] toets te drukken.
In de Sequencerfunctie kunt u de [COMPARE] toets
gebruiken om direct na het opnemen van een song
door middel van realtime opname of stapsgewijze
opname of na het uitvoeren van een spoor bewerkings-
handeling, ‘voor en na’vergelijkingen te doen.
Dit kan bijvoorbeeld erg handig zijn wanneer u voor
[INC]/[DEC] toetsen een song een spoor realtime opneemt.
Gebruik deze als u de waarde verfijnd wilt aanpassen. 1 Maak op een spoor een realtime opname. (Take 1)

[VALUE] draaischijf 2 Maak nogmaals op hetzelfde spoor een realtime


opname. (Take 2)
Gebruik deze als u grote wijzigingen in een waarde
wilt maken. 3 Druk op de [COMPARE] toets. De toets licht op en
take 1 wordt opgevraagd.
4 Druk nogmaals op de [COMPARE] toets. De toets
16
wordt donker en take 2 wordt opgevraagd.
5 Nadat u twee verschillende takes op hetzelfde

Inleiding
spoor heeft opgenomen kunt u een derde opnemen.
Nu wisselt de vergelijkfunctie tussen de tweede en
derde take. als u een vierde take opneemt, wisselt
de vergelijkfunctie tussen drie en vier, enzovoort.
Op deze wijze wisselt de vergelijkfunctie altijd tus-
sen de twee laatst opgenomen takes die op het-
zelfde spoor zijn opgenomen.

Basisbediening
Zo kunt u met behulp van de vergelijkfunctie de vorige
opname of vorige toestand van event bewerking
opvragen.

In de Global, Media en Samplingfunctie is de ver-


gelijkfunctie niet beschikbaar.

Keyboardinvoer
Als u een nootnaam of velocity als parameterwaarde
invoert, kunt u het keyboard gebruiken om de instel-
ling in te voeren. Houd de [ENTER] toets ingedrukt en
speel de noot die u als waarde wilt invoeren. De noot-
naam (nummer) of velocity wordt ingevoerd. Als de
GLOBAL 5.1: Dkit pagina of SEQ 5.1: RPPR, RPPR
Setup pagina is weergegeven, kunt u de [ENTER] toets
ingedrukt houden en een noot spelen om de instellin-
gen op te vragen die aan de noot die u heeft gespeeld
zijn toegewezen.

17
Snelle start
Het apparaat aan/uitzetten
Zorg er, voordat u het apparaat aanzet, voor dat u, • Als u gebruikerscommando’s (‘Move Sample’,
volgens de omschrijvingen onder ‘Installatie’ ‘Move MS’, ‘Conv.To Prog’, ‘Time Slice’ etc.) uit de
(☞p.12), de gewenste aansluitingen heeft gedaan. Samplingfunctie gebruikt (als de los verkrijgbare
EXB-SMPL optie is geïnstalleerd), om programma’s
of drumkits gelijktijdig aan te passen.
1. De stroomtoevoer inschakelen
1 Druk op de [POWER] schakelaar van de TR om de De functie en pagina die wordt geselecteerd zodra
stroomtoevoer in te schakelen. de stroomtoevoer wordt ingeschakeld
Het LCD venster geeft de naam van uw model en De toestand van dit instrument bij het inschakelen van
de software versie weer. de stroomtoevoer is afhankelijk van de ‘Power On
(De volgende afbeelding geeft het LCD venster Mode’ instelling (GLOBAL 1.1: System, Preference
zoals dat door de fabriek is ingesteld weer. Het ver- pagina).
sienummer is zonder berichtgeving van tevoren aan Als de ‘Power On Mode’ naar zijn fabrieksinstelling
wijzigingen onderhevig). wordt teruggebracht (Reset), selecteert dit instrument
automatisch de Combinatiefunctie 1.1: Play.
Als de ‘Power On Mode’ op Memorize is ingesteld,
opent dit instrument de functie en pagina die voor het
uitzetten van het apparaat als laatst waren geselecteerd.
De Memorize instelling onthoudt de functie en pagina
2 Zet uw gevoede speakers of stereoversterker aan. die als laatst waren geselecteerd, het combinatienum-
mer dat in de Combinatiefunctie als laatst was geselec-
3 Verhoog de [VOLUME] schuif van dit instrument
teerd, en het programmanummer dat in de
naar een geschikt niveau, en pas het volume van
Programmafunctie als laatst was geselecteerd. Als er
uw gevoede speakers of stereoversterker aan.
tijdens het inschakelen van de stroomtoevoer een
andere functie wordt geselecteerd, kunt u op de
[COMBI] toets of de [PROG] toets drukken om de 1.1:
2. De stroomtoevoer uitschakelen Play pagina met het laatst-geselecteerde combinatie-
1 Zet de [VOLUME] schuif van dit instrument en nummer of programmanummer te selecteren.
het volume van uw gevoede speakers of stereover-
sterker op nul. Berichten in het LCD venster als de los verkrijgbare
2 Zet uw gevoede speakers of stereoversterker uit. opties zijn geïnstalleerd (Bij het inschakelen van de
3 Druk op de [POWER] schakelaar van dit instru- stroomtoevoer)
ment om het apparaat uit te zetten. Op dit instrument kunt u los verkrijgbare opties instal-
leren.
Schakel de stroomtoevoer tijdens het opslaan van Bij het inschakelen van de stroomtoevoer, wordt het
gegevens in het interne geheugen nooit uit. type geïnstalleerde opties weergegeven. Controleer
Als de stroomtoevoer wordt uitgeschakeld terwijl er deze weergave na het installeren van een optie of de
verwerkingen worden uitgevoerd, worden de com- optie juist is geïnstalleerd. Als de optie hier niet is
mando’s om in het geheugen te schrijven niet correct weergegeven, terwijl deze wel was geïnstalleerd, is hij
voltooid. Als dit gebeurt, initialiseert dit instrument niet juist geïnstalleerd. Schakel de stroomtoevoer uit en
het interne geheugen automatisch, zodat het juist installeer de optie opnieuw. (☞Voor details over het
functioneert. Dit is geen storing. installeren van een optie, zie PG p.260).
Tijdens het schrijven van gegevens geeft het LCD
venster ‘Now writing into internal memory’ weer.
Bij de volgende functies worden er gegevens in het
interne geheugen opgeslagen.
• Het schrijven (updaten) van een Programma,
Combinatie, Global instelling, Drumkit of
Arpeggiopatronen OPTIES
• Het inladen van Programma, Combinatie, Global EXB-SMPL:
instelling, Drumkit of Arpeggiopatroongegevens in De EXB-SMPL optie is geïnstalleerd.
de Mediafunctie
SIMM
• Voor een Programma, Combinatie, Global
Sleuf1 (**MB)/Sleuf2 (**MB): er zijn SIMMS in SIMM
18 instelling, Drumkit of Arpeggiopatronen een MIDI sleuf 1 en/of 2 geïnstalleerd. De capaciteit van elke
data dump ontvangen
SIMM wordt tussen haakjes weergegeven.
De demo songs beluisteren

Als het apparaat is uitgeschakeld en u tijdens het


Demo afspeelgegevens inladen aanzetten van het apparaat de [MENU] toets en
[EXIT] toets ingedrukt houdt, wordt het Load All

Snelle start
De TR bevat demo songs (en voorgeprogrammeerde (Preload PCG and Demo Songs) commando auto-
gegevens). matisch uitgevoerd. (Het LCD venster geeft het
Deze kunnen in de Globalfunctie worden ingeladen. ‘Now Writing Internal Memory’ bericht weer).
Hierdoor worden alle PCG gegevens en demo
1 Druk op de [GLOBAL] toets (de toets licht op).
song gegevens ingeladen. Schakel tijdens het inla-
U komt in de Globalfunctie. den van gegevens nooit de stroomtoevoer uit.
Controleer of de GLOBAL 1.1: System pagina
wordt weergegeven. Druk op de [EXIT] toets, als
deze niet wordt weergegeven.
2 Druk op de [F8] (‘UTILITY’) toets om naar het In de Sequencerfunctie een demo

De demo songs beluisteren


gebruikersmenu te gaan.
3 Druk op de [F7] (‘ ’) toets om ‘Load Preload/
song selecteren en afspelen
Demo Data’ te selecteren, en druk vervolgens op 1 Druk op de [SEQ] toets (de toets licht op).
de [F8] (‘OK’) toets.
U komt in de Sequencerfunctie.
2 Ga naar de SEQ 1.1: Play/REC, Play/REC pagina.
Play/REC pagina
SEQ 1.1:
Play/REC
Songselectie

Er verschijnt een dialoogvenster.


4 Gebruik de [INC]/[DEC] toetsen om de gegevens Selecteer de SEQ 1.1: Play/REC, Play/REC pagina,
die u wilt inladen te selecteren. als deze niet verschijnt, als volgt.
1)Druk op de [MENU] toets.
Het LCD venster geeft een lijst met de pagina’s
uit de Sequencerfunctie weer.

Selecteer in het ‘Kind’ veld de gegevens die u wilt


inladen.
Selecteer in dit geval All (Preload PCG and Demo
Songs). Zodra u het Load commando uitvoert, wor- 2)Druk op de [F1] toets om ‘P/R’ te selecteren, en
den de song gegevens en voorgeprogrammeerde druk vervolgens op de [F8] (‘Open’) toets.
gegevens ingeladen. 3)Druk op de [F1] toets. De SEQ 1.1: Play/REC,
Play/REC pagina wordt weergegeven.
5 Druk op de [F8] (‘OK’) toets.
3 Gebruik de cursortoetsen [ ], [ ] om ‘Song
Er verschijnt een dialoogvenster dat om bevestiging Select’ te selecteren.
vraagt.
De naam van de song wordt gemarkeerd.
4 Gebruik de [INC]/[DEC] toetsen of andere VALUE
regelaars om de demo song die u wilt afspelen te
selecteren.
6 Druk nogmaals op de [F8] (‘OK’) toets. 5 Druk op de [START/STOP] toets.
De voorgeprogrammeerde gegevens en demo song De toets gaat knipperen en de geselecteerde song
gegevens worden ingeladen. wordt afgespeeld.
Schakel tijdens het inladen van gegevens nooit de 6 Druk nogmaals op de [START/STOP] toets, om de
stroomtoevoer uit. weergave te stoppen.

Als het Memory Protected (geheugen beschermd)


dialoogvenster verschijnt, dient u de geheugenbe-
scherming instelling uit te vinken en het inlaad-
commando nogmaals uit te voeren. (☞p.43).

19
Een cue lijst afspelen
Zo speelt u de demonstratie cue lijst. Met behulp van
een cue lijst kunt u meerdere songs die u in de cue lijst
aangeeft herhaaldelijk afspelen of songs achtereenvol-
gens afspelen. (☞p.73)
1 Druk op de [MENU] toets.
2 Druk op de [F2] toets om ‘Cue’ te selecteren en
druk vervolgens op de [F8] (‘Open’) toets.
De SEQ 2.1: Cue List, Setup&Play pagina verschijnt.

3 Druk op de [START/STOP] toets.


4 Druk nogmaals op de [START/STOP] toets om de
weergave te stoppen.
Als de laatste stap End is, stopt de weergave auto-
matisch zodra dat punt wordt bereikt. Als de laatste
stap Continue to Step01 is, keert de weergave naar
de eerste stap terug en gaat hij vanaf daar verder.
Kies, als u een cue lijst wilt selecteren, voor ‘Cue
List Select’, en volg dezelfde procedure als wan-
neer u een song selecteert. Zie stap 4 hierboven.

Inhoud van de voorgeprogrammeerde gegevens


en demo songs
Preload PCG
• Voorgeprogrammeerde gegevens (programma’s,
combinaties, drumkits, arpeggiopatronen, global
instellingen)

Als u de voorgeprogrammeerde gegevens inlaadt,


worden deze in het interne geheugen opgeslagen.
Deze gegevens blijven zelfs na het uitschakelen
van de stroomtoevoer behouden.

Als deze gegevens worden ingeladen, worden de


huidige PCG gegevens in de TR vervangen.
Bewaar deze gegevens van tevoren op een SD
kaart, als u ze niet kwijt wilt raken. (☞p.46)

Demo Songs
• Demonstratie song en demonstratie cue lijst
gegevens

Deze gegevens worden in het interne sequencer


geheugen ingeladen. De gegevens gaan verloren,
zodra de stroomtoevoer wordt uitgeschakeld.

Als u alle Demo Songs inlaadt, worden eventuele


gegevens die zich op dat moment in het geheugen
bevinden overschreven. Als u deze gegevens wilt
bewaren, dient u ze, voordat u All Demo Songs
inlaadt, op een SD kaart op te slaan. (☞p.46)

20
Een programma selecteren en afspelen
In de Programmafunctie kunt u een programma uit De programmabank selecteren
bank A-D, G, g(d) selecteren en afspelen. Hieronder
U kunt in de Programmafunctie van bank wisselen om
laten we zien hoe u voorgeprogrammeerde pro-
zo programma’s uit een andere bank te selecteren.
gramma’s kunt selecteren. Selecteer diverse pro-

Snelle start
Bij de fabrieksinstellingen bevatten bank A, B, C, D en
gramma’s om te horen hoe ze klinken.
G, g(d) programma’s. (☞ onderstaande tabel)
5 Druk op een BANK [A]-[GM] toets om een bank te
selecteren.
Een programma selecteren De toets licht op, en de geselecteerde bank wordt
links in het LCD venster weergegeven. Als u bij-
1 Druk op de [PROG] toets (de toets licht op). voorbeeld bank B wilt selecteren, drukt u op de

Een programma selecteren en afspelen


U komt in de Programmafunctie. Zorg ervoor dat er BANK [B] toets. (De [B] toets licht op, en linksboven
op de bovenste regel van het LCD venster ‘PROG in het LCD venster wordt Bank B weergegeven).
1.1: Play’ wordt weergegeven. Bank Prog.nr. Uitleg
Categorie A, B, C, D 000…127 Voor voorgeprogrammeerde pro-
gramma’s (voor gebruikerpro-
Programmabank
gramma’s)
Programma-
selectie G 001…128 GM programma’s
g(d) (☞VNL) GM2 drumprogramma’s

A, B, C, D
Een programmanummer selecteren Bij de fabrieksinstellingen bevatten deze
2 Zorg ervoor dat ‘Program Select’ is geselecteerd. banken een brede variatie aan voorgepro-
grammeerde programma’s die de interne
Gebruik, als dit niet het geval is de cursortoetsen
PCM ROM multisamples, effecten en arpeg-
[ ], [ ], [ ], [ ] om bij ‘Program Select’ de pro-
giopatronen gebruiken.
grammanaam te markeren.
U kunt op elk van de banken A-D 128 programma’s
3 Gebruik de VALUE regelaars om het programma schrijven of herschrijven (in totaal 512).
dat u wilt afspelen te selecteren. G, g(d)Deze banken bevatten 128 GM programma’s en
U kunt de volgende methoden gebruiken om een 9 GM drumprogramma’s die met de GM
programma te selecteren. geluidskaart compatibel zijn. De programma’s
van deze banken zijn alleen-lezen. Bank G
• Draai aan de [VALUE] draaischijf. bevat de GM programma’s. Met behulp van G
• Druk op de [INC] of [DEC] toets. kunt u 128 programma’s, genummerd van 001-
• Gebruik de cijfertoetsen [0]-[9] om het nummer 128 selecteren, en met behulp van g(d) kunt u
in te voeren, en druk vervolgens op de [ENTER] negen drumprogramma’s selecteren. (☞ VNL).
toets. Telkens wanneer u op de [GM] toets drukt, ver-
4 Beluister het geluid. springt de bank als hieronder is weergegeven.
Speel een noot op het keyboard om het geluid dat u
heeft geselecteerd te beluisteren. G→g(d)→G→g(d)→G…
☞ Voor details over de namen van programma’s etc.,
Als alternatief kunt u op de [AUDITION] toets
drukken (de toets licht op), om de beluisterfunctie zie de ‘VNL’ (Voice Naam Lijst)
in te schakelen; de TR speelt automatisch een riff
(frase), die voor het geselecteerde programma
geschikt is.

Bij de fabrieksinstellingen kan de beluisterfunctie


alleen op de van tevoren ingeladen programma’s
van bank A-D en de voorgeprogrammeerde pro-
gramma’s G, g(d).

21
weergave te wissen, als u de Category
Programma’s op basis van hun categorie selecte- Hold functie wilt verlaten.
ren
Als u in PROG 1.1: Play op de [./HOLD] toets
U kunt programma’s op basis van hun categorie selec- drukt, komt u door de volgende cyclus heen:
teren, zoals keyboard, orgel, bas en drums. ( ( annuleren.
Bij de fabrieksinstellingen zijn alle voorgeprogram-
meerde programma’s in zestien categorieën onderver-
deeld. U kunt een categorie selecteren en dan één van
de programma’s uit die categorie selecteren. De 10’s HOLD functie gebruiken om programma’s
Op dit instrument kunt u één van de volgende twee te selecteren
methodes gebruiken om programma’s op basis van U kunt tijdens het selecteren van programma’s het
hun categorie te selecteren. tiental van het programmanummer fixeren.
1 Druk op de [./HOLD] toets om ervoor te zorgen
Selecteren op basis van categorie
dat er wordt weergegeven.
1 Zorg ervoor dat PROG 1.1: Play wordt weergege-
Het tiental van het programmanummer wordt vast-
ven.
gehouden.
2 Druk op de [CATEGORY] toets.

Het Selectie op basis van Categorie dialoogvenster 2 Door op een cijfertoets [0]-[9] in te drukken, kunt
verschijnt. De categorieën worden aan de linkerkant u in één handeling de plek van het eental invul-
van het venster weergegeven, en rechts ziet u een len.
lijst met de programma’s uit de geselecteerde cate- 3 U kunt de [INC]/[DEC] toetsen gebruiken om de
gorie. plek van het tiental te wijzigen.
4 Druk op de [./HOLD] toets om de weer-
gave te wissen, als u de 10’s HOLD functie wilt
annuleren.

Categorie Programma
Voor het selecteren van programma’s een aange-
3 Gebruik de [F1] (‘ ’), [F2] (‘ ’), [F3] sloten schakelaar gebruiken
(‘ ’), en [F4] (‘ ’) toetsen om de gewenste
U kunt een los verkrijgbare aan/uitschakelaar (zoals
categorie te selecteren.
de los verkrijgbare Korg PS-1) op de ASSIGNABLE
4 Gebruik de [ ], [ ] cursortoetsen om het SWITCH aansluiting op het achterpaneel aansluiten,
gewenste programma te selecteren. en er een programmaselectiefunctie aan toewijzen. (☞
5 Druk op de [F8] (‘OK’) toets om de selectie uit te p.117)
voeren. Druk op de [F7] (‘Cancel’) toets, om te
annuleren zonder het commando uit te voeren.
Vanaf een MIDI apparaat programma’s selecteren
Cat.HOLD (categorie vasthouden)
Om programma’s te selecteren kan dit apparaat MIDI
1 Druk op de [./HOLD] toets om weer te programmawijziging berichten die vanaf een extern
geven. MIDI apparaat worden verzonden ontvangen.
De categorie wordt vastgehouden. (☞p.234).
Categorie

Programma-
selectie

2 Gebruik de cursortoetsen [ ], [ ], [ ], [ ] om
‘Category’ te selecteren, en gebruik de VALUE
regelaars om de categorie aan te geven.
3 Gebruik de cursortoetsen [ ], [ ], [ ], [ ] om
‘Program Select’ te selecteren, en gebruik de
VALUE regelaars om achtereenvolgens pro-
gramma’s uit die categorie te selecteren.
4 Druk tweemaal op de [./HOLD] toets om de

22
Een combinatie selecteren en afspelen
In de Combinatiefunctie kunt u uit bank A-C een com- A, B, C Bij de fabrieksinstellingen bevatten deze
binatie selecteren en afspelen. Selecteer diverse combi- banken een brede variatie aan voorgepro-
naties om te horen hoe ze klinken. grammeerde combinaties die meerdere pro-
gramma’s, effecten en arpeggiopatronen

Snelle start
gebruiken.
U kunt op elk van de banken A-C 128 programma’s
Een combinatie selecteren schrijven of herschrijven (in totaal 384).

1 Druk op de [COMBI] toets (de toets licht op). ☞ Voor details over de namen van programma’s etc.,
zie de ‘VNL’ (Voice Naam Lijst)
U komt in de Combinatiefunctie. Zorg ervoor dat er
op de bovenste regel van het LCD venster ‘COMBI

Een combinatie selecteren en afspelen


1.1: Play’ wordt weergegeven.
Combinaties op basis van hun categorie selecteren
Categorie
Net als bij programma’s kunt u uit zestien categorieën
Combinatie combinaties selecteren.
Bank
Bij de fabrieksinstellingen zijn alle voorgeprogram-
Combi
Selectie meerde combinaties in zestien categorieën onderver-
deeld. U kunt een categorie selecteren en dan één van
de combinaties uit die categorie selecteren.
Een combinatienummer selecteren ☞p.22 ‘Programma’s op basis van hun categorie selec-
teren’
2 Zorg ervoor dat ‘Combi Select’ is geselecteerd.
Gebruik, als dit niet het geval is de cursortoetsen
[ ], [ ], [ ], [ ] om bij ‘Combi Select’ de combi- De 10’s HOLD functie gebruiken om combinaties te
natienaam te markeren.
selecteren
3 Gebruik de VALUE regelaars om het programma U kunt tijdens het selecteren van combinaties het tien-
dat u wilt afspelen te selecteren. tal van het combinatienummer fixeren.
☞ p.21 ‘Een programma selecteren’ 3. ☞p.22 ‘De 10’s HOLD functie gebruiken om pro-
gramma’s te selecteren’
4 Beluister het geluid
Speel een noot op het keyboard om het geluid dat u
heeft geselecteerd te beluisteren.
Voor het selecteren van combinaties een aangeslo-
ten schakelaar gebruiken
De combinatiebank selecteren
U kunt een los verkrijgbare aan/uitschakelaar (zoals
U kunt in de Combinatiefunctie van bank wisselen om
de los verkrijgbare Korg PS-1) op de ASSIGNABLE
zo combinaties uit een andere bank te selecteren.
SWITCH aansluiting op het achterpaneel aansluiten,
Bij de fabrieksinstellingen bevatten bank A, B en C
en er een programmaselectiefunctie aan toewijzen. (☞
combinatie. (☞ onderstaande tabel)
p.117)
5 Druk op een BANK [A]-[C] toets om een bank te
selecteren.
De toets licht op, en de geselecteerde bank wordt Vanaf een MIDI apparaat combinaties selecteren
links in het LCD venster weergegeven. Als u bij- Om combinaties te selecteren kan dit apparaat MIDI
voorbeeld bank B wilt selecteren, drukt u op de programmawijziging berichten die vanaf een extern
BANK [B] toets. (De [B] toets licht op, en linksboven MIDI apparaat worden verzonden ontvangen.
in het LCD venster wordt Bank B weergegeven). (☞p.234).
Bank Prog. no. Uitleg
A, B, C 000…127 Voor voorgeprogrammeerde pro-
gramma’s (voor gebruikerpro-
gramma’s)(for user combinations)

23
Regelaars gebruiken om het geluid aan te passen
De TR biedt diverse regelaars – een joystick, de SW1 en U kunt instellen hoe de [SW1] en [SW2] toetsen func-
SW2 schakelaars en de Realtime CONTROL [1], [2], [3], tioneren: of op Toggle (wissel), als de toegewezen
[4] draaiknoppen – waarmee u in realtime, tijdens het functie telkens wanneer de toets wordt ingedrukt in/
spelen, de toon, de toonhoogte, het volume of effecten uitschakelt of Momentary (tijdelijk), als de toegewezen
kunt aanpassen. functie net zo lang ingeschakeld blijft, als u de toets
Probeer deze regelaars telkens wanneer u een pro- ingedrukt houdt.
gramma of combinatie selecteert uit om te horen hoe ze
het geluid beïnvloeden. U kunt de functie van de [SW1] en [SW2] toetsen
voor de Programmafunctie in de 1.1: Play, Pro-
Tonale wijzigingen etc.die met behulp van deze gram pagina en voor de Combinatiefunctie in de
regelaars zijn gemaakt kunnen op de interne 1.1: Play, Combination pagina controleren.
sequencer of een externe MIDI sequencer worden
opgenomen. Als u een programma of combinatie schrijft, wordt
de aan/uit status van de [SW1] en [SW2] toetsen
opgeslagen.

Voor details over het maken van deze instellingen,


Joystick zie ‘De functie van [SW1] en [SW2] instellen’
(☞p.119).

De sleutelfunctie
1 Selecteer programmabank A001: Acoustic Piano,
en bespeel het keyboard.
Zorg er, als u een programma wilt selecteren, voor
JS(+X): Beweeg de joystick naar rechts, als u een effect wilt dat u in de Programmafunctie zit, en druk op de
toepassen. Normaliter wordt deze gebruikt om de Bank [A] toets, cijfertoets [1], en vervolgens op de
toon te regelen (omhoog verbuigen). [ENTER] toets.
JS(–X): Beweeg de joystick naar rechts, als u een effect wilt
toepassen. Normaliter wordt deze gebruikt om de 2 Beweeg de joystick naar u toe (de –Y richting).
toon te regelen (omlaag verbuigen). De modulatie verdiept, en op hetzelfde moment
JS(+Y): Beweeg de joystick van u af, als u een effect wilt toe- wordt er resonantie toegepast, zodat het geluid een
passen. Normaliter wordt deze gebruikt om de oscil- uniek karakter krijgt.
lator LFO te regelen (vibrato).
3 Druk, terwijl u de joystick naar u toe houdt, op het
JS(–Y): Beweeg de joystick naar u toe, als u een effect wilt
toepassen. Normaliter wordt deze gebruikt om de fil- [SW2] venster (De [SW2] toets licht op).
ter LFO te regelen (wah). Op dit punt wordt de toon aangehouden. (Sleu-
telfunctie).
U kunt de Lock of sleutelfunctie of [SW 1] of [SW
2] toetsen gebruiken om het effect, voordat de joy-
stick naar de middenpositie wordt losgelaten, op
de huidige joystickpositie vast te houden. Zie ‘De
sleutelfunctie’ voor de procedure.

U kunt de joystick als bron voor wisselende modu-


latie of effect dynamische modulatie gebruiken,
om zo programmaparameters of effectparameters
te regelen.

SW1, SW2
4 Laat de joystick los, en bespeel het keyboard.
De toon blijft hetzelfde als wanneer u de [SW2] toets
indrukte. Als u de joystick naar u toe beweegt, heeft
U kunt deze toetsen gebruiken als bron voor wisse- dit geen invloed op het geluid.
lende modulatie of effect dynamische modulatie, om
In het onderste gedeelte van het LCD venster,
zo programmaparameters of effectparameters te rege-
geeft SW2 JS-Y Lock aan. Dit betekent dat de func-
len.
tie van de [SW2] toets op JS-Y Lock is ingesteld.
Deze schakelaars kunnen tevens worden gebruikt om
(Hij fungeert als Toggle schakelaar).
van octaaf te wisselen, om portamento aan/uit te scha-
kelen of om de positie van de sleutelfunctie van de
24naslag vast te zetten (☞p.25).
Als de functie van de [SW1] of [SW2] toets op JS X
Lock, JS+Y Lock of JS-Y Lock is ingesteld, wordt
de toon die hoorbaar was toen de joystick schuin Niveau

werd gehouden, zelfs na het naar de middenposi-


LPF
tie terugkeren van de joystick, aangehouden.
Op gelijksoortige wijze is er een AfterT Lock func- Laag
Frequentie
Hoog
Cutoff
tie, die het naslag effect vastzet (☞PG p.224). frequentie

5 Druk nogmaals op de [SW] toets om de sleu-

Snelle start
telfunctie uit te schakelen.
Draaiknop [2]: RESONANCE/HPF
In vele programma’s en combinaties is de –Y as Past het resonantieniveau van een low pass filter of de
sleutelfunctie van de joystick aan de [SW2] toets cutoff frequentie van een high pass filter aan.
toegewezen. De inhoud die wordt geregeld hangt af van welk filter-
type er door het programma is aangegeven.
Door het resonantieniveau van het filter aan te passen,
kunt u het resonantieniveau verhogen of verlagen, om

Regelaars gebruiken om het geluid aan te


REALTIME REGELAARS [1], [2], zo het geluid een uniek karakter te geven.

[3], [4]
U kunt deze draaiknoppen gebruiken om de filter
cutoff frequentie en resonantie, de versterker en het fil-
ter EG, het volume, de portamento tijd, de pan, de toon

passen
Door de cutoff frequentie van het high-pass filter aan
LFO of de verstuurniveaus naar de master effecten etc.
te passen, wijzigt u de dikte van het geluid vanaf
te regelen.
waarop het lage frequentiegebied wordt uitgefilterd.
1 Druk op de Realtime CONTROLS [SELECT] toets. Niveau
om de functie van de realtime regelaars op de A-
functie, B-functie of C-functie in te stellen.
LPF HPF
Telkens wanneer u op de knop drukt, wordt afwis-
selend de A-functie, B-functie of C-functie geselec-
teerd, en licht de bijbehorende LED op. Cutoff
frequentie

Draaiknop [3]: EG-INTENSITY


Regelt de EG intensiteit van het filter (de mate waarin
de filter EG wordt toegepast)
Als u aan de draaiknop draait wordt de diepte van de
filter EG beïnvloed. Normaliter zorgt het naar links
draaien van de draaiknop ervoor dat de filter EG min-
der diep wordt toegepast, en wordt de filter EG dieper,
naar gelang u de knop naar rechts draait.
2 Draai aan de gewenste draaiknop om het geluid, Aangezien de filter EG op basis van de cutoff frequen-
etc. te regelen. tie van het filter functioneert, werken draaiknop [1] en
[3] samen om zo de tonale wijzigingen die door het fil-
ter worden voortgebracht te regelen.
A-functie regelaars
Niveau
In de A-functie regelen/bewerken de draaiknoppen
[1]-[4] de volgende functies.

Als u de draaiknoppen op de middenstand (12


Tijd
uur) zet, worden de waarden voortgebracht die
door de programmaparameters zijn aangegeven.

Draaiknop [1]: LPF CUTOFF


Pas de cutoff frequentie van het low pass filter aan. Als Draaiknop [4]: EG-RELEASE
u de cutoff frequentie van het filter aanpast, wijzigt de
Past de EG release tijden van het filter en de versterker
helderheid van het geluid. Het effect hangt van de
aan. Deze waarde bepaalt de tijd tussen een noot-uit
instellingen van de programmaparameters af, maar
bericht en het verdwijnen van het geluid.
normaliter zorgt het naar links draaien van de draai-
Als u de draaiknop aanpast, wijzigen de release tijden
knop ervoor dat het geluid donkerder wordt, en wordt
van de filter EG en de versterker EG. Normaliter zorgt
het geluid helderder als u de knop naar rechts draait.
het naar links draaien van de knop ervoor dat de
release tijd wordt verkort, en wordt de release tijd ver-

25
lengd naargelang u de knop meer naar rechts draait. board worden er variërende hoeveelheden effect toege-
past.
Noot-aan Attack niveau
Break niveau
Noot-uit Normaliter wordt dit gebruikt om het volume, de toon
Niveau
(cutoff frequentie) of LFO gevoeligheid, en EG gevoe-
Release niveau
ligheid etc. te regelen.
Sustain niveau
U kunt dit als bron voor wisselende modulatie of
effect dynamische modulatie gebruiken, om zo
Tijd
Decay tijd Slope tijd Release tijd programmaparameters of effectparameters te
Attack tijd bedienen.
Start niveau

B-functie regelaars
U kunt parameters als het volume, de portamento tijd, Voetpedalen
de pan of filter en versterker EG, toon LFO en master
effect verstuurniveaus etc. regelen. Damperpedaal
De functie instellingen van de B-functie zijn voor elk(e)
individuele programma, combinatie of song gemaakt. U kunt een los verkrijgbaar Korg damperpedaal van
In de Samplingfunctie gelden de instellingen van de het schakelaartype, zoals de DS-1H, op dit instrument
functies van de B-functie voor de gehele functie (als de aansluiten. Als er een DS-1H is aangesloten, fungeert
los verkrijgbare EXB-SMPL optie is geïnstalleerd) deze als half- damperpedaal. De half-damper functie
(☞p.119). kan niet door andere pedalen worden geregeld.

C-functie regelaar Toewijsbare voetschakelaar


U kunt het effect of de arpeggiator in realtime regelen. U kunt een los verkrijgbare aan/uit voetschakelaar,
Zie p.27 voor details over de uitvoering hiervan. zoals de Korg PS-1 voetschakelaar, op dit instrument
aansluiten, zodat u de toegewezen functie kunt in/uit-
schakelen door op de voetschakelaar te stappen.
De functie van de voetschakelaar wordt in GLOBAL
De parameters bekijken die zijn toegewezen aan 1.1: System ‘Foot SW Assign’ toegewezen (☞p.117).
de [SW1],[SW2] toetsen, en aan de REALTIME
REGELAARS B-functie Toewijsbaar voetpedaal
In de 1.: Play pagina in de programma en combinatie- U kunt een los verkrijgbaar Korg expressiepedaal,
functies kunt u de B-functie functies van de REAL- zoals de EXP-2 voetregelaar of XVP-10 EXP/VOL
TIME CONTROLS draaiknoppen [1], [2], [3], en [4] en pedaal op de ASSIGNABLE PEDAL jack van het ach-
[SW1]/[SW2] toetsen controleren. terpaneel aansluiten, en deze gebruiken om een effect
toe te passen.
De functie van het voetpedaal wordt in GLOBAL 1.1:
System ‘Foot Pedal Assign’ toegewezen (☞p.117).

Functies toegewezen aan Functies toegewezen aan


de toetsen [SW1] en [SW2] draaiknoppen 1–4

Keyboard
Velocity
De kracht waarmee u een noot in eerste instantie aan-
slaat kan een effect toepassen.
Normaliter wordt dit gebruikt om het volume of de
snelheid of gevoeligheid van de EG te regelen.

Naslag
Dit effect kan worden toegepast bij variabele druk op
een toets die al wordt ingedrukt.
Normaliter wordt dit gebruikt om het volume, de toon
(cutoff frequentie) of LFO gevoeligheid etc. te regelen.

Nootnummer
Afhankelijk van de positie van de toets op het key-

26
De arpeggiator gebruiken terwijl u speelt
De arpeggiator is een functie die automatisch arpeg-
gio’s (gebroken akkoorden) voortbrengt. De meeste
arpeggiators maken een arpeggio wanneer u op het
In de Programmafunctie de
keyboard een akkoord speelt. arpeggiator gebruiken

Snelle start
1 Druk op de [PROG] toets om in de Programma-
functie te komen, en selecteer een programma.
(☞p.21 ‘Een programma selecteren en afspelen’).
Tijdens het selecteren van diverse programma’s zult
u merken dat bij sommige programma’s de LED
Het akkoord dat u op het van de [ARP ON/OFF] toets oplicht. (☞p.30 ‘Ove-

De arpeggiator gebruiken terwijl u speelt


keyboard heeft gespeeld,
wordt als arpeggio rige instellingen voor de arpeggiator’). Bespeel het
(gebroken akkoord) keyboard van de TR en de arpeggio begint.
weergegeven. Voor andere programma’s kunt u de [ARP ON/
De arpeggiator is een functie die automatisch arpeg- OFF] toets indrukken (de toets licht op) om de
gio’s (gebroken akkoorden) voortbrengt. De meeste arpeggiator in te schakelen. Zodra u het keyboard
arpeggiators maken een arpeggio wanneer u op het bespeelt, beginnen de arpeggio’s te klinken.
keyboard een akkoord speelt. 2 Beweeg de regelaars of pas de parameters aan vol-
Daarnaast is de arpeggiator van de TR een polyfone gens de omschrijvingen in de volgende paragra-
arpeggiator die een variatie aan akkoordtransformaties fen: ‘Instellingen die regelaars gebruiken’ en
of frasen kan voortbrengen, die op de toon of het tim- ‘Instellingen in het LCD venster’, om zo de manier
bre van de noten die u op het keyboard speelt zijn waarop de arpeggio’s worden gespeeld te wijzi-
gebaseerd. Met behulp van deze functies kunt u de gen.
arpeggiator gebruiken om een breed bereik aan patro-
nen, inclusief drum of basfrasen, en gitaar of achter-
grond riffs te spelen. Bij het maken van subtiel
bewegende pads, synthesizer geluiden of geluidseffec- Instellingen die regelaars gebruiken
ten, is het tevens effectief om de arpeggiator te gebrui-
ken als onderdeel van het geluidscreërende proces. Arpeggiator aan/uit
Bovendien is de TR met een Duale Arpeggiator uitge- ❍ Elke keer dat u op de [ARP ON/OFF] toets drukt,
rust, waarmee u in de Combinatiefunctie en Sequen- wordt de arpeggiator in/uitgeschakeld.
cerfunctie gelijktijdig twee arpeggiopatronen kunt
Als deze functie is ingeschakeld, licht de toets op,
gebruiken. U kunt hiervan op vele manieren profite-
en wordt het geselecteerde arpeggiopatroon afge-
ren, zoals door afzonderlijke arpeggiopatronen op een
speeld zodra u het keyboard bespeelt.
drumprogramma en een basprogramma toe te passen
of door met behulp van de keyboardsplitsing of velo-
city tussen twee arpeggiopatronen te schakelen.
De TR beidt vijf voorgeprogrammeerde arpeggiopatro-
nen (de standaard UP, DOWN, ALT1, ALT2 en
RANDOM), en u kunt er 216 gebruiker arpeggiopatro-
nen mee programmeren en opslaan. Bij de fabrieksin-
stellingen bevatten deze een brede variatie aan
voorgeprogrammeerde gebruiker arpeggiopatronen
(☞ VNL). U kunt een arpeggiopatroon dat u heeft
gemaakt ook als gebruiker arpeggiopatroon opslaan Als u het programma of de combinatie schrijft,
(☞p.107). wordt de aan/uit status opgeslagen.

Het is mogelijk dat een arpeggio in een combinatie


en song, afhankelijk van de arpeggiator A, B instel-
lingen, niet begint zodra u op de [ARP ON/OFF]
toets drukt om hem in te schakelen (☞p.29).

27
Het arpeggiatortempo aanpassen wordt de velocity (aanslaggevoeligheid) door de
programmaparameter ‘Velocity’ (6.1: Ed-Arp.,
1 Druk op de REALTIME CONTROLS [SELECT] Arpeg. Setup pagina) bepaald.
toets om de juiste ‘C’ LED te verlichten.
2 Draai aan de [TEMPO] draaiknop om het tempo Als u het programma schrijft, wordt de instelling
aan te passen. van de draaiknop opgeslagen.

De ‘ =’ waarde rechts bovenin het LCD venster ver- Door gelijktijdig de REALTIME CONTROLS A-
andert. U kunt deze binnen een bereik van 40-240 functie [1] (LPF CUTOFF), [2] (RESONANCE/
instellen. De LED van de [SELECT] toets knippert HPF) en [3] (EG INTENSITY) draaiknoppen aan
op intervallen van een kwart noot ( ). te passen, kunt u de toon effectief regelen.
Om het tempo in te stellen kunt u tevens de cursor-
toetsen [ ], [ ], [ ], [ ] gebruiken om ‘ =’ te
selecteren, met behulp van de cijfertoetsen [0]-[9]
het tempo invoeren, en vervolgens op de [ENTER] Instellingen in het LCD venster
drukken.
❍ Druk in PROG 1.1: Play op de [F3[ toets om de
Als alternatief kunt u de [VALUE] draaischijf of de
Arp. Play pagina te selecteren.
[INC]/[DEC] toetsen gebruiken om het tempo in te
stellen. Het tempo knippert op het aangegeven
tempo.

Om het tempo in te stellen kunt u tevens op de


[TIMBRE/TRACK] toets tikken (Tap Tempo).

Als u het programma schrijft, wordt de Tempo


instelling opgeslagen. Een arpeggiopatroon selecteren
U kunt uit de voorgeprogrammeerde arpeggiopatro-
De afspeelsnelheid van de arpeggio wordt beïn-
nen P000-P004 en gebruiker arpeggiopatronen U000
vloed door de ‘Reso (Resolutie)’ instelling (1.1:
(INT)-215 (gebruiker) een arpeggiopatroon selecteren.
Play, Arp. Play pagina, 6.1: Ed-Arp., Arpeg Setup
Bij de fabrieksinstellingen bevatten U000-199 een brede
pagina).
variatie aan voorgeprogrammeerde gebruiker arpeg-
Als ‘MIDI Clock’ (GLOBAL 2.1: MIDI) op Exter- giopatronen (☞VNL).
nal of Ext-USB is ingesteld, geeft het beeldvenster ❍ Gebruik de [ ], [ ], [ ], [ ] cursortoetsen om
‘ =EXT’ aan. Het tempo wordt met een extern ‘Pattern’ te selecteren, en gebruik de [VALUE]
MIDI apparaat gesynchroniseerd en het is niet draaischijf of de [INC]/[DEC] toetsen om het
mogelijk om het tempo op de TR aan te passen. arpeggiopatroon te selecteren. Gebruik de cijfer-
toetsen om het patroonnummer in te voeren, en
De lengte van de arpeggionoten aanpassen druk op de [ENTER] toets, als u een gebruiker wilt
1 Druk op de REALTIME CONTROLS [SELECT] selecteren.
toets om de juiste ‘C’ LED te verlichten.
2 Draai aan de [ARP-GATE] draaiknop om de duur
De timing waarde van de arpeggionoten
van de geärpeggieerde noten aan te passen. wijzigen
Als u de draaiknop naar links draait, verkort u de Met behulp van de ‘Reso (Resolutie)’ parameter in het
noten, en als u hem naar rechts draait worden de LCD venster kunt u de timing waarde van de geärpeg-
noten verlengd. Op de middenpositie (12 uur) gieerde noten binnen een bereik van  3 –  .
wordt de nootlengte door de programmaparameter ❍ Gebruik de cursortoetsen [ ], [ ], [ ], [ ] om
‘Gate’ (6.1: Ed-Arp., Arpeg. Setup pagina) bepaald. ‘Reso’ te selecteren, en gebruik de VALUE draai-
schijf of de [INC]/[DEC] toetsen om de ruimte tus-
Als u het programma schrijft, wordt de instelling sen de noten aan te geven.
van de draaiknop opgeslagen.

Door gelijktijdig de REALTIME CONTROLS A- Het octaafbereik waarin de arpeggio klinkt


functie [4] (EG-RELEASE) draaiknop aan te pas- selecteren
sen, kunt u het effect regelen. Gebruik de ‘Octave’ optie in het LCD venster om het
bereik van octaven waarin de arpeggio klinkt aan te
De sterkte van de arpeggionoten geven (☞p. 104).
aanpassen ❍ Gebruik de cursortoetsen [ ], [ ], [ ], [ ] om
1 Druk op de REALTIME CONTROLS [SELECT] ‘Octave’ te selecteren, en gebruik de VALUE draai-
toets om de juiste ‘C’ LED te verlichten. schijf of de [INC]/[DEC] toetsen om het bereik van
octaven waarin de arpeggio klinkt aan te geven.
2 Draai aan de [ARP-VELOCITY] draaiknop om de
sterkte van de geärpeggieerde noten aan te passen.
Een arpeggio afspelen in de volgorde van de
Als u de draaiknop naar links draait, worden de
tonen in het akkoord dat u heeft gespeeld
noten zwakker, en als u hem naar rechts draait, wor-
den de noten sterker. Op de middenpositie (12 uur) U kunt selecteren of de noten van de arpeggio in de

28
volgorde van de tonen in het akkoord dat u heeft
gespeeld wordt afgespeeld (ongeacht de volgorde
waarin u de noten daadwerkelijk heeft gespeeld) of in
Tijdens het spelen in de Combina-
de volgorde waarin u de noten heeft gespeeld. tiefunctie de arpeggiator gebrui-
❍ Gebruik de cursortoetsen [ ], [ ], [ ], [ ] om ken
het ‘Sort’ aanvinkvakje te selecteren, en gebruik
de VALUE draaischijf of de [INC]/[DEC] toetsen In de Combinatiefunctie biedt de TR duale arpeggia-
om de instelling te doen. tors, waarmee u gelijktijdig twee arpeggiopatronen

Snelle start
Aangevinkt: de arpeggio speelt elke noot in de kunt gebruiken.
volgorde van de toon af, ongeacht de volgorde 1 Druk op de [COMBI] toets om in de Combinatie-
waarin u de noten daadwerkelijk heeft gespeeld. functie te komen, en selecteer een combinatie.
Niet aangevinkt: de arpeggio speelt elke noot af in (☞p.23 ‘Een combinatie selecteren en afspelen’).
de volgorde waarin u de noten daadwerkelijk heeft
Tijdens het selecteren van diverse combinaties zult
gespeeld.
u merken dat bij sommige combinaties de LED van
de [ARP ON/OFF] toets oplicht. (☞p.30 ‘Overige
Ervoor zorgen dat de arpeggio, zelfs nadat

De arpeggiator gebruiken terwijl u speelt


instellingen voor de arpeggiator’). Zodra u het key-
u uw hand van het keyboard heeft gehaald, board van de TR bespeelt, begint de arpeggio.
blijft spelen Voor andere combinaties kunt u de [ARP ON/OFF]
U kunt kiezen of de arpeggio, nadat u uw hand van het toets indrukken (de toets licht op) om de arpeggia-
keyboard afhaalt, blijft spelen of dat de arpeggio stopt tor in te schakelen.
zodra u uw hand van het keyboard afhaalt. 2 Beweeg de regelaars of pas de parameters aan vol-
❍ Gebruik de cursortoetsen [ ], [ ], [ ], [ ] om gens de omschrijvingen in de vorige paragraaf
‘Latch’ te selecteren, en gebruik de VALUE draai- ‘Instellingen die regelaars gebruiken’ en de vol-
schijf of de [INC]/[DEC] toetsen om de instelling gende paragraaf ‘Instellingen in het LCD venster’,
te doen. om zo de manier waarop de arpeggio’s worden
gespeeld te wijzigen.
Aangevinkt: Zelfs nadat u uw hand van het key-
board heeft afgehaald, blijft de arpeggio spelen. De [ARP ON/OFF] toets en de REALTIME CON-
Niet aangevinkt: De arpeggio stopt zodra u uw TROLS C-functie [TEMPO], [ARP-GATE] en
hand van het keyboard haalt. [ARP-VELOCITY] draaiknoppen gelden voor
zowel arpeggiator A als B. Als de combinatie
De arpeggiator met de timing van uw wordt geschreven, wordt hun status opgeslagen.
keyboard synchroniseren
U kunt aangeven of de arpeggio begint te spelen,
zodra u het keyboard bespeelt of dat hij altijd syn- Instellingen in het LCD venster
chroon met het tempo van de MIDI klok speelt.
❍ Druk in COMBI 1.1: Play, op de [F4] toets om de
❍ Gebruik de cursortoetsen [ ], [ ], [ ], [ ] om
Arp. Play A pagina te selecteren, en de instellin-
‘Key Sync.’ te selecteren, en gebruik de VALUE
gen voor arpeggiator A te maken.
draaischijf of de [INC]/[DEC] toetsen om de instel-
ling te doen. Druk in COMBI 1.1: Play, op de [F5] toets om de
Arp. Play B pagina te selecteren, en de instellingen
Aangevinkt: Als u uw hand helemaal van het key-
voor arpeggiator B te maken.
board afhaalt en vervolgens de eerste noot-aan
speelt, begint het arpeggiopatroon vanaf het begin
te spelen. Deze instelling is geschikt, als u in real-
time speelt en de arpeggio vanaf het begin van de
maat wilt laten afspelen.
Niet aangevinkt: De wordt altijd met het tempo van
de MIDI klok gesynchroniseerd.
Selecteren welke arpeggiator(s) worden
Ervoor zorgen dat zowel de arpeggionoten gebruikt
als de noten die u speelt hoorbaar zijn
Gebruik de ‘Arpeggiator Run’ aanvinkvakjes om aan
❍ Gebruik de cursortoetsen [ ], [ ], [ ], [ ] om te geven van welke arpeggiator(s) u gebruik wilt
het ‘Keyboard’ aanvinkvakje te selecteren, en maken. De arpeggiators die hier worden aangevinkt
gebruik de VALUE draaischijf of de [INC]/[DEC] zijn in gebruik, als de [ARP ON/OFF] toets is inge-
toetsen om de instelling te doen. schakeld.
Aangevinkt: Zowel de noten die u op het keyboard De arpeggiator speelt echter alleen een timbre af, als de
speelt als de noten die de arpeggiator speelt zijn tabel die naast de aanvinkvakjes wordt weergegeven
hoorbaar. arpeggiator A of B aan een Timbre 1-8 toewijst. Deze
Niet aangevinkt: Alleen de arpeggionoten zijn instellingen worden in de COMBI 6.1: Ed-Arp., Setup
hoorbaar. pagina ‘Assign’ gemaakt (☞p.105).
Arpeggiator-A, Arpeggiator-B
Voor elke arpeggiator A en B, kunt u ‘Pattern’, ‘Reso
(Resolutie), ‘Octave’, ‘Sort’, ‘Latch’, ‘Key Sync’ en ‘Key- 29
board’ instellingen maken. (☞p.28)
De structuur van een gebruiker controleren
Laten we bekijken hoe combinatie C053: Echo Jamm is
Overige arpeggiatorinstellingen
opgebouwd. U kunt tevens de ‘Gate’, ‘Velocity’, ‘Swing’ en ‘Scan
Zone’ instellen. Deze parameters worden in PROG 6.1:
1 Selecteer combinatie C053: Echo Jamm, en bekijk Ed-Arp, COMBI 6.1: Ed-Arp ingesteld (☞p. 104).
de Arp. Play A pagina en de Arp. Play B pagina.
De arpeggiator aan programma’s of combinaties
verbinden
U kunt aangeven of de arpeggiatorinstellingen die in
een programma of combinatie zijn geschreven ook
worden geselecteerd als u van programma of combina-
tie wisselt of dat de arpeggiatorstatus bij het wisselen
van programma of combinatie niet wijzigt.
Bij de fabrieksinstellingen is de eerste optie geselec-
teerd. Gebruik de tweede optie, als u wilt dat hetzelfde
arpeggiopatroon blijft spelen en alleen het program-
mageluid wilt wijzigen. Deze instelling wordt gemaakt
• Zoals u rechts bovenin de ‘Timbre Assign’ tabel in ‘Auto Arp.’(GLOBAL 1.1: System, Basic).
kunt zien, is Arpeggiator A aan timbre 4 en 8
toegewezen, en is arpeggiator B aan timbre 2 Een gebruikerarpeggiopatroon maken
toegewezen. Als u het keyboard bespeelt, speelt het U kunt door u gemaakte arpeggiopatronen in U000
U119 (INT): Dr-BigBeats 2 arpeggiopatroon de (INT) – 215 (gebruiker) opslaan.
B084: Drum’n’Bass Kit van timbre 4 af. Het U039 U kunt ze maken in GLOBAL 6.1: Arp.Pattern
(INT): Gt-Stab Rhythm arpeggiopatroon speelt het (☞p.108).
programma B108: Funkin’ Guitar van timbre 2 af.
• Als u ‘Arpeggiator Run A’ of ‘Arpeggiator Run B’
uitvinkt, stopt de arpeggiator die niet is
aangevinkt.
Als u het vakje nogmaals aanvinkt en het keyboard
bespeelt, begint de arpeggiator weer te spelen.
• Als u de COMBI 6.1: Ed-Arp., Zone pagina bekijkt,
ziet u dat de A toetsen ‘Btm’ en ‘Top’ zo zijn
ingesteld, dat arpeggiator A alleen voor de toetsen
vanaf B3 en lager functioneert, en dat de B ‘Top
toets’ en ‘Bottom toets’ zo zijn ingesteld, dat
arpeggiator B alleen vanaf C4 en hogere toetsen
functioneert.

30
Afspelen met de RPPR (realtime patroon
weergave/opname) functie
De Sequencerfunctie van het instrument biedt een

Snelle start
RPPR (realtime patroon weergave/opname) functie. Afbreektoetsen:
Met behulp van de RPPR functie kan elke noot van het Als u een toets binnen het bereik van C1-C2 speelt,
keyboard aan een van patroon of gebruiker patroon en stopt het patroon dat op dat moment wordt afge-
een spoor dat het toegewezen patroon afspeelt worden speeld.
toegewezen. Vervolgens kunt u eenvoudigweg een
noot spelen om het toegewezen patroon in realtime af Patroon toewijsbaar:
te spelen (en, indien gewenst, op te nemen). (Het Er kan aan elk van de 72 toetsen binnen het bereik van

patroon
(realtimepatroon
interne geheugen biedt al voorgeprogrammeerde C#2-C8 worden toegewezen. Als u niets aan een toets
patronen die geschikt zijn om door het drumspoor toewijst, kunt u deze gebruiken om gewoon te spelen.

functie
afgespeeld te worden).

weergave/opname) functie
Door voor elke toets een ander patroon en spoor aan te

RPPR(realtime
Hieronder leggen we uit hoe u met behulp van de geven kunt u, zoals in het voorbeeld in de onder-
RPPR functie een demo song kunt afspelen. staande diagram is weergegeven, ervoor zorgen dat

weergave/opname)
1 Laad de demo song gegevens, volgens de beschrij- één toets een drumpatroon, een andere toets een bas-
ving in ‘Demo afspeelgegevens laden’ (☞p. 19). frase en weer een andere toets gitaarakkoorden

deRPPR
afspeelt.
2 Druk op de [SEQ] toets (de toets licht op) om naar

metde
de Sequencerfunctie te gaan, en ga naar de SEQ 88 Keys
1.1: Play/REC, Play/REC pagina. 76 Keys

Afspelenmet
61 Keys
3 Selecteer 001:Midnight Sun bij ‘Song Select’.

Afspelen
C-1 G9

Selecteer de song volgens de beschrijving onder ‘In


de Sequencerfunctie een demo song selecteren en
afspelen’ (☞p. 19). Shutdown Keys Pattern Assignable
C-1 ... C2 C#2 ... C 8

Pattern P000 Track01 (Drums Program)


Pattern U000 Track02 (Bass Program)
Pattern P001 Track01 (Drums Program)
Pattern U001 Track02 (Bass Program)
Pattern U002 Track03 (Guitar Program)

4 Zorg ervoor dat het RPPR vakje is aangevinkt.


Aangevinkt: De aangegeven RPPR (in SEQ
5.1:PPPR, RPPR Setup aangegeven) is ingeschakeld.
Niet aangevinkt: RPPR is uitgeschakeld. Het appa-
raat functioneert zoals normaal in de Sequencer-
functie.
5 Druk op een toets.
Het patroon dat aan de betreffende toets is toegewe-
zen wordt afgespeeld. In sommige gevallen blijft het
patroon spelen als u uw hand van het keyboard
afhaalt. U kunt de weergave stoppen door ofwel de
toets nogmaals in te drukken of door een toets in het
gebied van C2 en lager in te drukken.

31
Eenvoudige programmabewerking
Met behulp van de uitvoeringsbewerker en de realtime functie)’(PROG 2.1: Ed-Basic, Prog Basic pagina)
regelaars kunt u op eenvoudige en intuïtieve wijze het instelling op Single staat, is oscillator 2 niet hoor-
geluid van een programma aanpassen. baar. Alleen het niveau van oscillator 1 wordt
De term programmabewerking verwijst naar het pro- gewijzigd. Voor een Drumprogramma heeft deze
ces waarbij de parameters waaruit een programma uitvoeringsbewerker geen effect.
bestaat worden aangepast, om zo het geluid aan te pas-
sen of de regelaar of effect instellingen etc. te wijzigen. Amp Level: Geeft het versterkerniveau aan. Hier-
mee past u het volume van het gehele programma
In PROG 2.1: Ed-Basic – 7.2: kunt meer gedetail- aan.
leerde bewerkingen uitvoeren. Attack Time: Geeft de attack tijd van de filter EG en
versterker EG aan. Hiermee past u de snelheid van
de attack, vanaf noot-aan, aan.

Om het effect van de Attack tijd aanpassing te


Uitvoeringsbewerking (Perfor- maximaliseren worden de startniveau, Attack
niveau, startniveau modulatie en Attack tijd
mance Edit) modulatie parameters van de versterker ook aan-
Met behulp van de acht schuiven van de uitvoerings- gepast.
bewerker kunt u algemene aanpassingen aan het Decay Tijd: Geeft de decay tijd en slope tijd van de
geluid maken. Als u een schuif beweegt, worden er filter EG en versterker EG aan.
tegelijkertijd meerdere programmaparameters aange- IFX Balance: Deze past de ‘W/D (Wet/Dry’ (nat/
past. droog) balans van alle effecten tegelijkertijd aan.
1 Druk op de [PROG] toets (de toets licht op) om in MFX Balance: Deze past de Return 1 en 2 parame-
de Programmafunctie te komen. ters van de master effecten tegelijkertijd aan.
2 Druk op de [F2] (‘P.Edit’) toets. Afhankelijk van de instellingen van de program-
De Perform. Edit pagina verschijnt. maparameters, kan het zijn dat het effect niet
waarneembaar is.

5 Als u het aangepaste geluid wilt opslaan, selec-


teert u het gebruiker menucommando ‘Write Pro-
gram’, en schrijft u het programma. (☞p.43)
Als u het programma schrijft, is het een goed idee
om de naam te wijzigen.
3 Selecteer het programma.
Druk op de [REC/WRITE] toets en druk vervol-
4 Gebruik de uitvoeringsbewerker om het geluid gens op de [F8] toets, als u het programma met
aan te passen (☞PG p.3). gebruik van hetzelfde programmanummer wilt
Gebruik de cursortoetsen [ ], [ ], [ ], [ ] om de overschrijven.
gewenste uitvoeringsbewerking schuif te selecteren,
De bewerkte inhoud gaat verloren, als u een ander
en gebruik de VALUE regelaar om de instelling aan
programma selecteert of zonder op te slaan de
te passen.
stroomtoevoer uitschakelt.
Druk, als u de waarde op zijn beginwaarde wilt
terugzetten, op de cijfertoets [0], en druk vervol-
gens op de [ENTER] toets, om zo de vorige instel- Realtime regelaars
ling te herstellen.
De REALTIME CONTROLS [1]-[4] draaiknoppen
Octave: Geeft de octaafinstelling aan. kunnen worden gebruikt om parameters als de filter
Pitch Stretch: Past gelijktijdig de transoneer een cutoff frequentie, de versterker en filter EG, het
steminstellingen van de oscillator aan. Hiermee volume, de portamento tijd, de pan, de pitch LFO
kunt u, zonder het karakter van het oorspronkelijke en het master effect verstuurniveau etc. aan te pas-
geluid te verliezen, een variatie aan tonale wijzigin- sen. (☞ p.25)
gen voortbrengen. U kunt tevens de arpeggiatorinstellingen aanpas-
sen. (☞p.27)
Dit is vooral effectief voor akoestische pro-
gramma’s, zoals gitaar, bas of piano. Selecteer Als CC#70-79 aan de REALTIME CONTROLS A-
diverse programma’s en probeer het uit. functie of B-functie zijn toegewezen, kunt u het
geluid dat door draaiknop [1]-[4] wordt bewerkt
OSC Balance: Past de niveaubalans tussen oscilla-
met behulp van de Program Write opgeslagen
tor 1 en 2 aan.
(☞p.43). In de C-functie kunnen ook arpeggiator-
Voor programma’s waarvan de ‘Mode (Oscillator gerelateerde instellingen worden opgeslagen.
32
Eenvoudige combinatiebewerking
Een combinatie is een set met meerdere (maximaal Het programma van een timbre selecteren
acht) programma’s, waarmee u complexe geluiden
kunt maken, die niet door een enkel programma kun- 3 Selecteer de Prog pagina.
nen worden voortgebracht. Druk op de [F2] (‘Prog’) toets. U kunt nu de pro-

Snelle start
De term combinatiebewerking verwijst naar het pro- gramma’s van timbre 1-8 aangeven.
ces waarin het geluid van een combinatie wordt aange- 4 Laten we nu het programma van timbre 2 in een
past, door het programma dat voor elk timbre is ander programma wijzigen.
geselecteerd aan te passen of het keyboard bereik en
het velocity (aanslaggevoeigheid) bereik aan te passen Gebruik de cursortoetsen [ ], [ ], [ ], [ ] om
of door de controller en effectinstellingen aan te pas- voor timbre 2 ‘Program Select’ te selecteren (deze
sen. optie wordt gemarkeerd).

U kunt een combinatie bewerken in COMBI 2.1: Ed-

Eenvoudige combinatiebewerking
Prog/Mix-7.2: Ed-MasterFX, maar u kunt ook in
COMBI 1.1: Play de instellingen voor ‘Program Select’, “Program
‘Pan’ en ‘Volume’ aanpassen. Select”

Timbre 1 Timbre 2

Een voorbeeld van bewerking Als u de [TIMBRE/TRACK] toets ingedrukt houdt


Ter illustratie laten we hieronder zien hoe u wat een- en op de dichtstbijzijnde [F1]-[F8] toets drukt, kunt
voudige bewerkingen op Bank C064: Modern Piano u het programma van een timbre direct selecteren.
toepast. U kunt op dezelfde wijze de pan of het volume
selecteren.
1 Druk op de [COMBI] toets (de toets licht op) om in
de Combinatiefunctie te komen. Selecteer in dit voorbeeld D003: Legato Strings. Dit
is een gelaagde combinatie met piano en een rijke
2 Selecteer Bank C064: Modern Piano.
strijksectie. Druk dan achtereenvolgens op de [D]
toets, de [3] toets en de [ENTER] toets.
Als alternatief kunt u het programma van een tim-
bre op basis van de categorie selecteren.
Kies voor ‘Program Select’ en druk op de [CATE-
GORY] toets.
Deze combinatie legt de programma’s van timbre 1 Het dialoogvenster waarin u op basis van Categorie
en timbre 2 over elkaar heen (ze zijn gelijktijdig kunt selecteren verschijnt.
hoorbaar). Timbre 1 speelt C001: Attack Piano, een
piano met een scherpe attack. Timbre 2 speelt D017:
Vintage EP, een klassieke elektrische piano. Deze
twee programma’s worden in lagen over elkaar
heen gelegd, om zo een pianogeluid voort te bren-
gen dat u wellicht in diverse contexten al eens heeft
gehoord. Gebruik de [F1] (‘ ’), [F2] (‘ ’), [F3]
Een timbre bevat zowel een programma als (‘ ’) en [F4] (‘ ’) toetsen om de gewenste
diverse parameters die dat programma regelen. categorie te selecteren. Als u bijvoorbeeld in plaats
Een combinatie kan maximaal acht van deze tim- van de 00: Keyboard categorie die in het bovenste
bres gebruiken. venster wordt weergegeven strijkprogramma’s wilt
selecteren, drukt u drie maal op de [F2] ( ’)
toets om 03: Strings te selecteren. U kunt de cursor-
toetsen [ ], [ ] gebruiken om achtereenvolgens
strijkprogramma’s te selecteren.
Druk, als u tevreden bent met het geselecteerde pro-
gramma, op de [F8] (‘OK’) toets om uw selectie te
voltooien.

33
Het programmageluid van slechts één timbre Het volume aanpassen met behoud van de volu-
beluisteren. mebalans tussen de timbres
❍ Druk op de [F8] (‘UTILITY’) toets om naar het ❍ Druk op de [F8] (‘UTILITY’) toets om naar het
gebruikersmenu te gaan, en druk op de [F7] toets gebruikersmenu te gaan, en druk op de [F7] toets
om ‘Solo Selected Timbre’ te selecteren. Druk op de om ‘Hold Balance’ te selecteren. Druk op de [F8]
[F8] (‘OK’) toets. (‘OK’) toets.

U hoort nu alleen het programmageluid van het Het bovenste gedeelte van het LCD venster geeft
timbre dat op dit moment is geselecteerd. Het ‘Hold Bal.’ aan.
onderste gedeelte van het LCD venster geeft Solo
aan.

Als u de ‘Volume’ waarde van een willekeurig tim-


bre wijzigt, wordt het volume van alle overige tim-
Selecteer nogmaals ‘Solo Selected Timbre’ en druk bres ook gewijzigd, zodat de volumebalans van het
nogmaals op de [F8] (‘OK’) toets, als u deze instel- moment waarop u de Hold Balance instelling heeft
ling wilt annuleren. aangevinkt heeft behouden blijft.
Selecteer nogmaals ‘Hold Balance’ en druk nog-
maals op de [F8] (‘OK’) toets, als u deze instelling
De stereolocatie van het geluid aanpassen wilt annuleren.

5 Selecteer de Mixer pagina.


Druk op de [F3] (‘Mix’) pagina. Hier kunt u van tim- De combinatie schrijven
bre 1-8 de pan en het volume aanpassen.
8 Als u het geluid dat u heeft aangepast wilt
opslaan, selecteert u het gebruiker menucom-
mando ‘Write Combination’ om de combinatie te
schrijven. ☞p.43)
Als u de combinatie programma schrijft, is het een
goed idee om de naam te wijzigen.
6 Pas bij ‘Pan’ de stereolocatie van timbre 2 aan. Druk op de [REC/WRITE] toets en druk vervol-
Gebruik de cursortoetsen [ ], [ ], [ ], [ ] om de gens op de [F8] toets, als u de combinatie met
‘Pan’ (gemarkeerd) van timbre 2 te selecteren. gebruik van hetzelfde combinatienummer wilt
Gebruik de VALUE regelaar om de waarde te wijzi- overschrijven.
gen.
De bewerkte inhoud gaat verloren, als u een
Een instelling van C064 is midden, L001 is uiterst
andere combinatie selecteert of zonder hem
links en R127 is uiterst rechts. Als u deze parameter
opslaan de stroomtoevoer uitschakelt.
op RND instelt, schakelt de stereolocatie bij elke
noot die wordt gespeeld willekeurig tussen links en
rechts.

Het volume aanpassen.


7 Pas het ‘Volume’ van timbre 2 aan.
Gebruik de cursortoetsen [ ], [ ], [ ], [ ] om het
‘Volume’ (gemarkeerd) van timbre 2 te selecteren.
Gebruik de VALUE regelaar om de waarde te wijzi-
gen.

34
Sampling (een sample opnemen)
Als de EXB-SMPL-EXB optie is geïnstalleerd (los ver- Recording, Input/Pref pagina te selecteren.
krijgbaar), kunt u 48 kHz 16 bit stereo samples opne-
men. U kunt gesamplede geluiden in een programma,
combinatie of song gebruiken.

Snelle start
Hieronder beschrijven we het proces van het doen van
sampling instellingen, het opnemen van de daadwer-
kelijke sample, het opslaan ervan en de conversie van
een multisample tot een programma. We leggen tevens 5 Stel in het Input1 gedeelte ‘BUS’ op L/R in. Hier-
uit hoe een sample, zoals een drumfrase, herhaaldelijk mee geeft u aan op welke bus de AUDIO INPUT 1
kan worden afgespeeld. Voor overige procedures en jack wordt ingevoerd.
meer gedetailleerde beschrijvingen, zie p.88 en PG
Zorg ervoor dat het Input 1 niveau (‘Lvl’) op 127
p.89.
staat, en de ‘Pan’ op L000.

Sampling (een sample opnemen)


Om de onderstaande stappen uit te kunnen voe-
Wees ervan bewust dat, als u de ‘Bus’ van Off (uit)
ren, dient de EXB-SMPL optie te zijn geïnstalleerd.
verandert in L/R of IFX, het volumeniveau naar de
(☞PG p.260)
AUDIO L/MONO en R jacks of de koptelefoon
abrupt verhoogd kan worden.

2. Het opnameniveau instellen


Een geluid samplen en als ‘one- 1 Spreek in de microfoon op het volume dat u voor
shot’ afspelen de opname gaat gebruiken.
Draai, als het beeldvenster ‘ADC OVER!’(AD con-
1. Sluit een microfoon aan en maak de vertor invoer overload!) aangeeft, de [LEVEL]
invoerinstellingen draaiknop op het achterpaneel richting minimum
om het niveau op geschikte wijze aan te passen.
1 Schakel de stroomtoevoer uit. Zet het apparaat
vervolgens weer aan. Voor de ideale geluidskwaliteit, dient het niveau
net iets lager te zijn dan het niveau waarop de
Als u de stroomtoevoer uitschakelt, worden alle ‘ADC OVER!’ melding verschijnt (d.w.z., het
samplegegevens die niet zijn opgeslagen gewist. hoogste niveau dat geen overload veroorzaakt).
Als u bepaalde samplegegeven wilt bewaren,
dient u ze eerst op te slaan. 2 Druk op de [REC/WRITE] toets.
Spreek in de microfoon op het volume dat u voor
In deze uitleg wordt ervan uitgegaan dat u begint
de opname gaat gebruiken.
vanaf de oorspronkelijke toestand bij het inschake-
De niveaumeter geeft het inkomende volume weer.
len van de stroomtoevoer.

2 Sluit op de AUDIO INPUT 1 jack op het achterpa-


neel van de EXB-SMPL een microfoon aan.
Zet de AUDIO INPUT [MIC/LINE] schakelaar op
de MIC stand, en zet de [LEVEL] draaiknop in het
midden. Gebruik, als het beeldvenster ‘CLIP!’ weergeeft, de
VALUE regelaar om de ‘Recording Level’ schuif
(die zich rechts in het beeldvenster bevindt) van de
+0.0 instelling naar een geschikt niveau te verlagen.
EXB-SMPL
3 Druk, als u klaar bent met het maken van instel-
lingen, op de [REC/WRITE] toets.

MICROFOON De opnamemethode aangeven (Auto)


1 Selecteer het ‘Auto Loop On’ aanvinkvakje, links-
3 Druk op de [SAMPLING] toets om in de Samplin-
onder in de SMPL 1.1: Recording Input/Pref
gfunctie te komen.
pagina, en druk op de [DEC] toets om deze uit te
Als de EXB-SMPL optie niet is geïnstalleerd, geeft vinken.
het beeldvenster ‘No Sampling Upgrade Installed’ 2 Druk op de [F2] (‘Rec’) toets om de SMPL 1.1:
(er is geen sampling upgrade geïnstalleerd) aan,
en is het niet mogelijk om deze functie te gebrui-
ken.

4 Druk op de [F3] (‘In/Pref’) toets om de SMPL 1.1:


35
Recording, Recording pagina te selecteren. Als u een nieuwe index aanmaakt, wordt de breedte
van de zone op één toon ingesteld.

5. Een sample opnemen


1 Druk op de [F1] (‘Sample’) toets om naar de SMPL
1.1: Recording, Sample pagina te gaan.
3 Stel in REC Setup de ‘Mode (REC Mode)" op
‘Auto’ en de ‘Threshold’ op –30 in.
Bij deze instelling begint de opname automatisch
zodra de geluidsinvoer in de opnameklaar toestand
–30 dB of hoger bereikt.
Stel de ‘Pre Trigger’ in op 5 ms. 2 Druk op de REC/WRITE toets.
Bij deze instelling begint de sample opname 5 ms Druk op de [START/STOP] toets om in de opna-
eerder dan (oftewel, direct voor) de sampling daad- meklaar te komen.
werkelijk wordt getriggerd, zodat het eerste begin Spreek het woord dat u wilt samplen in. (Voor-
van het geluid niet verloren gaat. beeld: ‘Met’)
De opname begint, zodra de invoer het ‘Threshold’
Als alternatief voor de Auto instelling van de (drempel) niveau overschrijdt.
‘Mode (REC Mode)’ kunt u deze op Manual
instellen, en handmatig een opname maken. Druk, als u klaar bent met inspreken, op de
(☞p.39) [START/STOP] toets om het samplen te stoppen.
Er is nu een sample gemaakt. De sample die u heeft
4 Stel in Sample Setup ‘Mode (Sampling Mode)’ op
opgenomen wordt automatisch aan “SMPL” toege-
L-Mono in.
wezen.
Bij deze instelling wordt er een mono sample
gemaakt van het interne L kanaal.

4. Een multisample en indexen maken


1 Druk op de [F1] (‘Sample’) toets om de SMPL 1.1
Recording, Sample pagina te selecteren.
U kunt het gesamplede geluid beluisteren door de
Direct nadat de stroomtoevoer wordt ingeschakeld, ‘Orig.K’ noot te spelen of door op de [AUDITION]
wordt 000 als de multisample ‘MS’ geselecteerd. toets te drukken.
3 Druk op de [F6] (‘CREATE’) toets om een nieuwe
index aan te maken.
4 Druk op de REC/WRITE toets.
Druk op de [START/STOP] toets.
Spreek het woord dat u wilt samplen in. (Voor-
Gebruik, als u een nieuwe multisample wilt beeld: ‘De’).
maken, de cijfertoetsen om het nummer van de Druk, als u klaar bent met inspreken, op de
multisample die u wilt maken in te voeren, en [START/STOP] toets om het samplen te stoppen.
druk op de [ENTER] toets. 5 Herhaal stap 3 en 4 om nog meer samples op te
nemen.
2 Stel ‘Orig.K (Oorspronkelijke toon)’ en ‘TopK
(Hoogste toon)’ op C2 in. (Bijvoorbeeld: ‘TR’, ‘Is’, ‘Samplen’, ‘Zo’, ‘Eenvou-
dig’)
Als u de toon die door ‘Orig.K’ wordt aangegeven
speelt, wordt de sample afgespeeld op dezelfde 6 Speel achtereenvolgende noten op het keyboard.
toonhoogte als waarop hij is gesampled. Speel een chromatische toonladder omhoog, waar-
bij u op de C2 toets begint. De samples die u heeft
Door de [ENTER] toets ingedrukt te houden en op
opgenomen, worden één voor één afgespeeld.
de C2 toets te drukken kunt u deze instelling
(In dit voorbeeld, wordt ‘Met De TR Is Samplen Zo
gemakkelijk maken.
Eenvoudig’ afgespeeld, als u opeenvolgend noot C2
3 Druk op de [F3] (‘In/Pref’) toets om naar de SMPL tot en met F#2 speelt.
1.1: Recording, Input/Pref pagina te gaan.

Tijdens het samplen het invoeg---


effect gebruiken
4 Stel Create ‘Range (Zonebereik)’ op 001 in. 1 Stel in stap 5 van de voorgaande paragraaf ‘1. Een
microfoon aansluiten en invoerinstellingen
maken’ de Input1 ‘Pan’op C064 en de ‘BUS’ op IFX
36
in.
Aan de sample of multisample
een naam toewijzen
Met behulp van de TR kunt u maximaal 4000 samples
en 1000 multisamples maken (beperkt door de hoe-
2 Druk op de [MENU] toets om naar het PAGINA- veelheid geheugen). Het is een goed idee om namen zo
MENU te gaan. toe te wijzen dat u afzonderlijke samples en multi-

Snelle start
samples kunt onderscheiden.

Een naam aan een multisample toewijzen


1 Druk op de [F1] (‘Sample’) toets om naar de SMPL
1.1: Recording, Sample pagina te gaan.
Druk op de [F7] (‘IFX’) toets, en vervolgens op de
[F8] (‘Open’) toets. 2 Selecteer ‘MS’, en gebruik de [INC]/[DEC] toetsen
om de multisample die u een naam wilt geven te
De SMPL 7.1: Insert Effect, Setup pagina verschijnt.
selecteren.

Sampling (een sample opnemen)


3 Selecteer ‘Insert Effect’, gebruik de cijfertoetsen
3 Druk op de [F8] (‘UTILITY’) toets om naar het
om 52 in te voeren, en druk op de [ENTER] toets
gebruikersmenu te gaan, gebruik de [F7] toets om
om 52: Rev Hall te bevestigen.
‘Rename MS’ te selecteren, en druk op de [F8]
Selecteer ‘IFX On/Off’ en druk op de [INC] toets (‘OK’) toets.
om deze in te schakelen.

Er verschijnt een dialoogvenster.


4 Spreek in de microfoon, en controleer of er Reverb
op het geluid is toegepast.
In de IFX pagina kunt u de effectinstellingen aan-
passen ([F4] toets). Druk op de [F5] (‘Name’) toets om het tekstdia-
5 Druk, nadat u op de [EXIT] toets heeft gedrukt, op loogvenster weer te geven, en wijs de naam
de [F2] (‘Rec.’) toets om naar de SMPL 1.1: Recor- SAMPL_Demo toe.
ding, Recording pagina te gaan.

Druk op de [F1] (‘Clear’) toets.


Voer het eerste teken in. Gebruik de [VALUE] draai-
6 Stel bij Sample Setup ‘Mode (Sample Mode)" op schijf en de [INC]/[DEC] toetsen of de [ ], [ ], [ ],
Stereo in. [ ] toetsen om ‘S’ te selecteren.
Nu kan het geluid van de interne LR kanalen in ste- Voer het tweede teken in. Druk op de [F6] toets.
reo worden gesampled. Gebruik de [VALUE] draaischijf en de [INC]/[DEC]
toetsen of de [ ], [ ], [ ], [ ] toetsen om ‘M’ te
7 Druk op de [F1] (‘Sample’) toets, en druk vervol-
selecteren.
gens op de [F6] (‘Create’) toets om een nieuwe
Herhaal deze stappen om alle tekens in te voeren,
index aan te maken.
en druk vervolgens tweemaal op de [F8] (‘OK’)
8 Druk op de REC/WRITE toets. toets. (☞p.44).
Druk op de [START/STOP] toets, en spreek de
woorden die u wilt samplen in. Bij een stereo multisample is er aan het eind van
de nam en –L en –R weergegeven, wat betekent
De opname begint afhankelijk van de aangegeven dat u 14 tekens kunt invoeren. (De –L en –R zijn
‘Threshold’ instelling. vast). U kunt voor een mono multisample maxi-
Druk op de [START/STOP] toets om de opname te maal 16 tekens invoeren. Dit is geldt ook voor
stoppen. samples.
9 Bespeel het keyboard.
Een naam aan een sample toewijzen
Als u op de ‘Orig.K’ noot of de [AUDITION] toets te
drukt, wordt het gesamplede geluid weergegeven. 1 Druk op de [F1] (‘Sample’) toets om naar de SMPL
1.1: Recording, Sample pagina te gaan.
2 Selecteer ‘Index’, en gebruik de [INC]/[DEC] toet-

37
sen om de sample die u een naam wilt geven te
selecteren.
Selecteer in dit voorbeeld ‘Index’ 001.

6 Druk op de [F5] (‘Name’) toets om naar het tekst-


dialoogvenster te gaan, wijs de bestandsnaam
SMPL_DM1 toe, en druk op de [F8] (‘OK’) toets.
Hoewel het ook mogelijk is om bij ‘SMPL’ een 7 Zorg ervoor dat u bij het ‘To:’ veld All heeft gese-
sample te selecteren, dient u ‘Index’ te gebruiken lecteerd, en druk op de [F8] (‘OK’) toets om de
om een sample te selecteren, aangezien de sample gegevens op te slaan.
die aan elke afzonderlijke index is toegewezen kan
Zodra het opslaan is voltooid, wordt er in mappen,
veranderen.
samen met .KMP en .KSF bestanden, een bestand
3 Druk op de [F8] (‘UTILITY’) toets om naar het met een .KSC extensie opgeslagen. Zie PG p.147
gebruikersmenu te gaan, gebruik de [F7] toets om ‘Over PCM databestanden van Korg formaat’ voor
‘Rename SMPL’ te selecteren, en druk op de [F8] details over elk bestand.
(‘OK’) toets.
Druk, als het dialoogvenster verschijnt, op de [F5]
(‘Name’) toets om naar het tekstdialoogvenster te
gaan, en wijs de gewenste samplenaam toe. (Bij- Een multisample in een pro-
voorbeeld: ‘It’s’)
Zie stap 3 van ‘Aan een multisample een naam gramma omzetten
geven’.
U kunt een multisample die u heeft gemaakt in een
4 Selecteer ‘Index’, selecteer de volgende sample programma omzetten (convertoren). Door de gegevens
waaraan u een naam wilt toewijzen, en gebruik tot een programma te convertoren, kunt u een sample
het gebruiker menucommando ‘Rename SMPL’ of multisample die u in de Samplingfunctie heeft
om aan die sample een naam toe te wijzen. gebruikt in de Programmafunctie, Combinatiefunctie
of Sequencerfunctie gebruiken.
1 Maak een multisample. (☞p.36)
2 Druk op de [F1] (‘Sample’) toets om naar de SMPL
Samplegegevens opslaan 1.1: Recording, Sample pagina te gaan.
Zo kunt u een sample of multisample die u heeft 3 Druk op de [F8] (‘UTILITY’) toets om naar het
gemaakt opslaan. gebruikersmenu te gaan.

Zodra u de stroomtoevoer uitschakelt, gaan alle Druk op de [F7] toets om ‘Conv.To Prog’te selecte-
samples en multisamples in de TR verloren. ren, en druk vervolgens op de [F8] (‘OK’) toets.
Het volgende dialoogvenster verschijnt.
1 Plaats een SD kaart in de sleuf. Controleer als
alternatief of een SCSI apparaat dat is aangesloten
goed is ingesteld.
2 Druk op de [MEDIA] toets om de Mediafunctie te
selecteren.
3 Druk op de [F2] (‘Save’) toets.
4 Selecteer in het ‘To:’ veld het programma waar de
gegevens naartoe worden geconverteerd.
Bank D127 bevat geïnitialiseerde programma’s. We
raden u aan om dit programma te gebruiken.

Als u het Convert commando uitvoert, wordt het


programma op de plaats van de conversiebestem-
4 Gebruik, als u de gegevens op een ander apparaat ming overschreven en door het geconverteerde
wilt opslaan, de mediaselectie instelling (Media:) programma vervangen.
om het apparaat waarop u de gegevens wilt
opslaan te selecteren. 5 Stel de ‘Use Destination Program Parameters’
instelling in.
5 Druk op de [F8] (‘UTILITY’) toets om naar het
gebruikersmenu te gaan, en gebruik de [F7] toets Vink deze ten behoeve van dit voorbeeld uit. Als u
om ‘Save Sampling Data’ te selecteren. Druk op de de conversie uitvoert terwijl deze instelling is uitge-
[F8] (‘OK’) toets om het volgende dialoogvenster vinkt, wordt het programma gemaakt met het
weer te geven. geluid dat in de Samplingfunctie hoorbaar was.

Kopieer het betreffende programma, voordat u

38
deze functie uitvoert, naar bank D127, als u de In deze uitleg wordt ervan uitgegaan dat u begint
programmaparameters van een voorgeprogram- vanaf de oorspronkelijke toestand bij het inschake-
meerd programma wilt gebruiken. Gebruik het len van de stroomtoevoer.
‘To:’ veld om het programma te selecteren, en vink
voor het uitvoeren van de conversie ‘Use Destina- 2 Sluit de AUDIO INPUT 1, 2 jacks op het achterpa-
tion Program Parameters’ aan. neel van de EXB-SMPL op de AUX OUT L en R
Als u echter een stereo multisample wilt conver- jacks van uw CD speler aan.
toren, terwijl ‘Use Destination Program Parame- Zet de AUDIO INPUT [MIC/LINE] schakelaar op
ters’ is aangevinkt, dient u, voor het uitvoeren van de LINE stand, en zet de [LEVEL] draaiknop in het

Snelle start
de conversie, voor het programma dat als conver- midden.
siebestemming dient (‘To:’) de ‘Mode (Oscillator
functie’) op Double in te stellen.

6 Druk, indien nodig, op de [F5] (‘Name’) toets om EXB-SMPL


naar het tekstdialoogvenster te gaan, wijs een pro-
grammanaam toe.
CD speler
Druk op de [F8] (‘OK’) toets. U wordt door een dia- L
loogvenster om bevestiging gevraagd. Druk nog-

Sampling (een sample opnemen)


AUX OUT
maals op de [F8] (‘OK’) toets om de conversie te
starten. R

7 Beluister het geconverteerde programma. 3 Druk op de [SAMPLING] toets om in de Samplin-


Ga naar de Programmafunctie, selecteer het pro- gfunctie te komen.
gramma (D127), en bespeel het keyboard om het 4 Druk op de [F3] (‘In/Pref’) toets om de SMPL 1.1:
geluid te horen. Recording, Input/Pref pagina te selecteren.
De geconverteerde programma instellingen wor-
den automatisch in het interne geheugen opgesla-
gen. Echter, zodra u de stroomtoevoer uitschakelt,
gaan de samplegegevens die u heeft gemaakt ver-
loren. Om het geluid van uw programma, na het
uit en weer aanzetten van het apparaat, te kunnen
reproduceren, dient u eerst de samplegegevens in 5 Stel diverse parameters zo in dat het signaal van
te laden die eerder in de Mediafunctie zijn opge- de AUDIO INPUT jacks in de TR wordt inge-
slagen. Tijdens het inladen hiervan, is het het best voerd.
om ‘.KSC Allocation’ op Clear in te stellen. Het is
Maak de volgende instellingen.
een goed idee om bij het opslaan ‘Save All’ te
selecteren (☞PG p.152), zodat tegelijk met het Input 1: ‘Lvl’ 127, ‘Pan’ L000, ‘BUS’ L/R
geconverteerde programma de samples en multi- Input 2: ‘Lvl’ 127, ‘Pan’ R127, ‘BUS’ L/R
samples worden opgeslagen, en deze gegevens
Als u de instelling van Off (uit) in L/R of IFX ver-
vervolgens allemaal in te laden. (☞ PG p.143, 147).
andert, kan het zijn dat het volumeniveau naar de
AUDIO L/MONO en R jacks of de koptelefoon
abrupt wordt verhoogd. Ga hier voorzichtig mee
om.
Een drumfrase samplen en
2. Het opnameniveau instellen
loopen
1 Speel de geluidsbron die u wilt opnemen af.
Zo kunt u een drumfrase (of soortgelijke frase) van een Verlaag, als het beeldvenster ‘ADC OVER!’(AD
audio CD samplen, en de weergave loopen. convertor invoer overload!) aangeeft, de [LEVEL]
U dient een drumritme loop sample te maken. In eerste draaiknop op het achterpaneel naar een geschikte
instantie is het een goed idee om te beginnen met een positie. Als alternatief kunt u het niveau van de uit-
ritmische loop sample die een eenvoudig ritme heeft. gaande bron aanpassen.
Ter illustratie maken we hier een sample van één maat
van een 140 BPM drumfrase in vierkwartsmaat. U bereikt de beste geluidskwaliteit, als het niveau
net iets lager is dan het niveau waarop de ‘ADC
1. Sluit uw externe geluidsinstallatie aan OVER!’ melding verschijnt (d.w.z., het hoogste
en maak de invoerinstellingen niveau dat geen overload veroorzaakt).

1 Schakel de stroomtoevoer uit. Schakel deze ver- 2 Druk op de [REC/WRITE] toets.


volgens weer in. U kunt met behulp van de niveaumeter het volume
Als u de stroomtoevoer uitschakelt, worden alle van de invoer controleren.
samplegegevens gewist. Als u bepaalde samplege-
geven wilt bewaren, dient u ze eerst op te slaan.

39
wordt het samplen automatisch gestopt.

6 Beluister het gesamplede geluid en geef de sample


een naam.
Druk op de C2 noot of de [AUDITION] toets om
ervoor te zorgen dat het gesamplede geluid wordt
afgespeeld. Wijs, nadat u het geluid heeft gecontro-
Gebruik, als het beeldvenster ‘CLIP!’ weergeeft, de leerd, een naam aan de sample toe (☞p.37) (bijv.
VALUE regelaar om de ‘Recording Level’ schuif LOOP1-140 BPM). Er kunnen als naam van een ste-
(die zich rechts in het beeldvenster bevindt) van de reosample maximaal 14 tekens worden ingevoerd
+0.0 instelling naar een geschikt niveau te verlagen. (de twee tekens –L en –R aan het eind staan vast).
Als u aan het L of R kanaal een naam toewijst, krijgt
3 Druk, als u klaar bent met het maken van aanpas-
de andere sample automatisch een naam toegewe-
singen, op de [REC/WRITE] toets. Stop tevens de
zen.
weergave van uw geluidsbron.
5. Loop instellingen maken
3. Geef de opnamemethode aan (Manual)
Vervolgens gaan we ongewenste delen van de sample
1 Druk op de [F2] (‘Rec.’) toets om naar de SMPL 1.1: wissen, en maken we de instellingen zo dat de sample
Recording, Recording pagina te gaan. vloeiend wordt geloopt.

Als de stroomtoevoer wordt ingeschakeld, worden


gesamplede geluiden standaard automatisch
geloopt. (1.1: Recording, Input/Pref pagina ‘Auto
Loop On’ ingeschakeld)

1 Druk op de [MENU] knop om naar het pagina-


2 Stel bij REC Setup de ‘Mode (REC Mode)’ op menu te gaan.
Manual in, om aan te geven hoe de opname Druk op de [F3] toets, en druk vervolgens op de
begint. [F8] (‘Open’) toets om 3.1: Loop Edit te selecteren.
Als alternatief voor de ‘Mode (REC Mode)’
Manual instelling en handmatige opname, kunt u
Auto selecteren voor automatische opname. U kunt
voor opnamen één van beide methodes gebruiken.
(☞p.35)
3 Stel bij Sample Setup ‘Mode (Sample Mode)’ op
2 Zie dat bij ‘SMPL’ 0000: LOOP1-140 -L is geselec-
Stereo in.
teerd.
Bij deze instelling kan het geluid van het interne LR
3 Druk op de [F2] (‘Edit2’) toets om naar de Edit2
kanaal in stereo worden gesampled.
pagina te gaan.
4. De sample opnemen De sinusgolfgegevens van de sample die op dit
moment is geselecteerd worden weergegeven.
1 Druk op de [F1] (‘Sample’) toets om naar de SMPL
1.1: Recording, Sample pagina te gaan.

De geselecteerde sample is een stereosample. Als u


op de [F3] (‘L/R’) knop drukt, worden d e L en R
2 Druk op de [REC/WRITE] toets.
sinusgolven afwisselend weergegeven.
3 Druk op het moment dat u het samplen wilt star-
4 Gebruik ‘S (Start)’ om het startadres in te stellen,
ten op de [START/STOP] toets.
‘LpS (Loop Start) om het loop startadres in te stel-
Het samplen begint. len, en ‘E (End)’ om het eindadres in te stellen.
4 Het is een goed idee om wat extra tijd toe te De sample wordt als volgt afgespeeld.
laten voordat u met samplen begint en nadat u met Als de loop functie is ingeschakeld: S → E → LpS →
samplen stopt. E → (LpS → E blijft herhaald)
5 Druk op het moment dat u het samplen wilt stop- Als de loop functie is uitgeschakeld: S → E
pen op de [START/STOP] toets. Gebruik de [ ], [ ] om ‘S (Start)’ (gemarkeerd) te
selecteren, en gebruik de [VALUE] draaischijf etc.
Het samplen stopt. om aan te geven op welke locatie de sample begint
Er is nu een 140 BPM drumfrase gesampled. De te spelen. Op basis hiervan verplaatst de verticale
sample wordt automatisch aan ‘SMPL’ toegewezen. lijn in het beeldvenster zich.

Als de overgebleven hoeveelheid geheugen nul is, Indien nodig kunt u op de [F4]-[F7] toetsen druk-

40
ken om de sinusgolf weergave te vergroten of in te ‘Truncate’ te selecteren. Druk op de [F8] (‘OK’)
krimpen. De zoom functie zorgt ervoor dat de toets. Het volgende dialoogvenster verschijnt.
weergave op de geselecteerde ‘S (Start)’, ‘LpS
(‘Loop Start)’ en ‘E (Eind) punten wordt uitge-
smeerd/ingekrompen. Hierdoor wordt het mak-
kelijker om deze punten zo in te stellen dat ze niet
op punten staan die klikjes of ruis voortbrengen.

Stel ‘Truncate’ op Front & End in. In dit voorbeeld

Snelle start
wijzigen we de instellingen van de ‘Save to No.’ en
‘Overwrite’ aanvinkvakjes niet. Druk daarom op de
[F8] (‘OK’) toets om het commando uit te voeren.
Als u het commando uitvoert, worden de geknipte
Zet in dit voorbeeld ‘LpS (‘Loop Start)’ en ‘S (Start)’ samples (oftewel samples waarop de truncate func-
op dezelfde waarde in. tie is toegepast) 0002: LOOP1-140B0002-L en 0003:
LOOP1-140B0002-R automatisch aan Index 1 toege-
Indien gewenst kunt u ervoor zorgen dat er in de
wezen.
sinusgolfweergave een verticale stippellijn ver-
schijnt, die de BPM aangeeft. Als u deze functie Zie ‘Een opmerking over het opslaan van samples’

Sampling (een sample opnemen)


gebruikt met sinusgolven die een specifieke BPM (☞p.93) voor een waarschuwende opmerking over
hebben, is het gemakkelijker om de juiste ‘E de ‘Save to No.’ en ‘Overwrite’ aanvinkvakjes.
(Eind)’ instellingen te doen.
Druk op de [F8] (‘UTILITY’) toets om naar het
gebruikermenu te gaan, en druk op de [F7[ toets
om ‘Grid’ te selecteren.
Druk op de [F8] (‘OK’) toets. Het volgende dia-
loogvenster verschijnt.

Vink ‘Grid’ aan, stel ‘Resolution’ op  in, en druk


op de [F8] (‘OK’) toets. Stel ‘ (Grid Tempo)’ op
140 in. Bij deze instellingen worden er op 140 BPM
kwartnoot intervallen verticale stippellijnen weer-
gegeven.

Stel ‘E (Eind)’ in.


Als ‘Lp (Loop)’ is ingeschakeld, begint de verticale
‘Grid’ stippellijnen op ‘LpS (Loop Start)’. Als u
‘Eind’ op het eind van een 4/4 maat wilt instellen,
wordt de vierde verticale lijn, geteld vanaf de ‘LpS
(Loop Start)’ lijn, het eind van de eerste maat. Plaats
‘E (End)’ op deze verticale lijn.

5 Gebruik ‘Truncate’ om ongewenste gegevens, die


zich buiten de start (of loop start) en eindadressen
bevinden, te wissen.
Druk op de [F8] (‘UTILITY’) toets om naar het
gebruikermenu te gaan, en druk op de [F7] toets om

41
Basisfuncties
Gegevens opslaan

Op externe media (SD kaart etc.) opslaan


Type gegevens die opgeslagen De volgende gegevens kunnen op externe media (SD
kaart etc.) worden opgeslagen. Als de EXB-SMPL optie
kunnen worden is geïnstalleerd, kunt u deze gegevens ook op media
met een hoge capaciteit, zoals een SCSI harde schijf etc.
Op de TR zijn er drie manieren om gegevens op te slaan:
opslaan.
in het interne geheugen schrijven, op externe media
(SD kaart etc.) opslaan, en MIDI data dump. Zie PG p.141 voor details over het bestandformaat.
• Programma’s, combinaties, globalinstellingen,
In het interne geheugen schrijven gebruiker drumkits en gebruiker arpeggiopatronen.
U kunt de volgende gegevens in het interne geheugen • Song en cue lijsten
schrijven. • Standaard MIDI bestanden (SMF)
• Programma • Songs uit de Sequencerfunctie kunnen als SMF
• Programma 0-127 in bank A-D gegevens worden opgeslagen.
• Combinatie • Systeem exclusieve gegevens
• Combinatie 0-127 in bank A-C • Systeem exclusieve gegevens die de TR van een
• Globalinstellingen (pagina 1.1-4.1) extern MIDI apparaat ontvangt. (De TR kan als data
• Gebruiker drumkits 00 (INT) – 23 (gebruiker) filer fungeren).
• Gebruiker arpeggiopatronen 000 (INT) – 215 • Multisamples en samplegegevens die in de Samp-
(gebruiker) lingfunctie zijn gemaakt (als de EXB-SMPL optie is
• Gebruiker template songs U00-U15 geïnstalleerd).
U kunt song instellingen, zoals de song naam en het
tempo, de track instellingen (☞p.64), arpeggiatorin- MIDI data dump
stellingen en effectinstellingen in het interne geheu- De volgende typen gegevens kunnen als MIDI data
gen opslaan (schrijven). De muzikale gegevens van dump worden verzonden en op een externe data filer
song tracks en patronen worden echter niet in het of ander apparaat worden opgeslagen.
interne geheugen opgeslagen. Bovendien worden • Programma’s, combinaties, globalinstellingen,
instellingen die bepalen hoe de muzikale gegevens gebruiker drumkits en gebruiker arpeggiopatronen.
worden afgespeeld, zoals ‘Meter’, ‘Metronoom’, • Song en cue lijsten
‘Play/Mute’, ‘Track Play Loop (Inclusief de Start/
Eind maat) en RPPR instellingen ook niet opgesla-
gen. Gebruik het Sequencer gebruiker menucom-
mando ‘Save Template Song’, als u deze gegevens Over van tevoren ingeladen gegevens en voorge-
wilt opslaan (☞PG p.54). programmeerde gegevens
Van tevoren ingeladen gegevens zijn de gegevens die in
Gegevens die u in de Sequencer of Samplingfunc- de fabriek in het geheugen zijn ingeladen. U kunt deze
tie ((als de EXB-SMPL optie is geïnstalleerd) heeft gegevens herschrijven; ze worden op de diverse locaties
bewerkt, kunnen niet door middel van het schrijf- die in de voorgaande paragraaf ‘In het interne geheugen
commando (Write) in het interne geheugen wor- schrijven’ worden genoemd. Deze gegevens blijven in de
den opgeslagen. TR behouden, en kunnen met behulp van het ‘Load Pre-
Als de EXB-SMPL optie (los verkrijgbaar) is geïn- load/Demo Songs’ commando worden teruggeladen
stalleerd, en u multisamples uit de RAM bank als (☞p.48).
Multisample of Drumkit van een programma • Programmabank A-D 000-127
gebruikt, is het niet mogelijk om deze multisample • Combinatiebank A-C: 000-127
of samplegegevens te schrijven (oftewel, ze per- • Gebruiker drumkits 00 (INT)-15 (INT)
manent op te slaan). Dit betekent dat het geluid • Gebruiker arpeggiopatronen 000 (INT)-199 (INT)
van een programma of combinatie die multisamp- • Demo songs 000-001
les of samples uit de RAM bank gebruikt de vol- Voorgeprogrammeerde gegevens zijn gegevens die
gende keer dat het apparaat wordt aangezet niet niet door middel van het schrijfcommando kunnen
wordt gereproduceerd. Als u deze geluiden wilt worden herschreven. Hiertoe behoren de volgende
reproduceren, dienen de multisamples en samples gegevens
vanaf externe media (bijv., een SD kaart) te worden • Programmabank G: 001-128, g(d): 001-128
ingeladen. • Voorgeprogrammeerde drumkits 64 (GM)-72 (GM)
• Voorgeprogrammeerde arpeggiopatronen P000-P004
• Voorgeprogrammeerde patronen P000-P149
• Programma audition riffs 000-383
42
Een gebruiker menucommando
In het interne geheugen schrijven gebruiken om te schrijven
1 Selecteer het gebruiker menucommando ‘Write
Program’ of ‘Write Combination’.
Geheugenbescherming Het Write Program/Write Combination dialoogven-
Om te voorkomen dat programma’s, combinaties, songs, ster verschijnt.
gebruiker drumkits, en gebruiker arpeggiopatronen per
ongeluk overschreven kunnen worden, biedt de TR een Als u naar dit zelfde dialoogvenster wilt gaan,
geheugenbescherming instelling die schrijven in het kunt u tevens de [ENTER] toets ingedrukt houden
geheugen verbiedt. en op de [0] toets drukken.
Volg, voordat u bewerkte gegevens opslaat of vanaf een We tonen het venster van de Programmafunctie
SD kaart of andere externe media inlaadt (als de EXB-
SMPL optie is geïnstalleerd), de onderstaande procedure
om de geheugenbescherming uit te schakelen (het juiste
aanvinkvakje uitvinken).

Basisfuncties
U dient de geheugenbescherming ook uit te schakelen,
voordat u vanaf een SD kaart of via MIDI data dump de 2 Geef bij ‘Category’ de categorie van het pro-
bovenstaande gegevens inlaadt of in de Sequencerfunc- gramma/de combinatie aan.
tie opnamen maakt. Als u hier een categorie voor een programma aan-
1 Druk op de [GLOBAL] toets om in de Globalfunc- geeft, kunt u deze gebruiken bij het selecteren van
tie te komen (de toets licht op), en druk op de een categorie in de Cat. Hold functie of door middel
[EXIT] toets om 1.1: System te selecteren. van het gebruiker menucommando ‘Select by Cate-
2 Druk op de [F2] (‘Pref’) toets om naar de 1.1: Sys- gory’ PROG 1.1: Play, Program pagina (‘Program

Gegevens opslaan
tem, Preferences pagina te gaan. Select’) in de COMBI 1.1: Play, Prog pagina (‘Pro-
gram Select’), de COMBI 2.1: Ed-Prog/Mix, Prog
pagina of het ‘Select by Category’ gebruiker menu-
commando uit de SEQ 1.1: Play, Program pagina.
In geval van een Combinatie, kunt u de categorie
die u hier aangeeft selecteren met behulp van het
gebruiker menucommando ‘Select by Category’ of
3 Vink voor de gegevens die u in het interne geheu- de Cat. Hold functie in de COMBI 1.1: Play: (‘Combi
gen wilt schrijven het juiste ‘Memory Protect’ aan- Select’).
vinkvakje uit. 3 Gebruik ‘To’ om de bank en het nummer van de
programma/combinatie schrijfbestemming aan te
geven.
Gebruik de VALUE regelaar om de bestemming in
te voeren.
Een programma of combinatie schrijven
4 Druk op de [F5] (‘Name’) toets, als u de naam van
De programma’s of combinaties die u met behulp van de het programma of de combinatie wilt wijzigen.
uitvoeringsbewerker of door in de diverse bewerking- Het tekstdialoogvenster verschijnt. Voer de naam
spagina’s (Ed) parameters te bewerken kunnen in het van het programma/de combinatie in. ☞ ‘Een naam
interne geheugen worden opgeslagen. Deze actie wordt toewijzen (Rename)’
‘een programma schrijven’ of ‘een combinatie schrijven’ Druk, nadat u de naam heeft ingevoerd, op de [F8]
genoemd. Als u uw bewerkte gegevens na het (“OK”) toets om naar het Write Program/Write
uitschakelen van de stroomtoevoer wilt behouden, dient Combination dialoogvenster terug te keren.
u ze te schrijven.
5 Druk, nadat u de naam heeft ingevoerd, op de [F8]
Er zijn twee manieren om een programma of combinatie
(‘OK’) toets. Druk op de [F7] (‘Cancel’) toets, als u
te schrijven.
wilt annuleren zonder het commando uit te voe-
Voordat u gegevens in het interne geheugen ren.
schrijft, dient u in de Globalfunctie de geheugen- Als u op de [F8] (‘OK’) toets drukt, vraagt het beeld-
bescherming uit te schakelen. (☞ ‘Geheugenbe- venster u of u het zeker weet (‘Are you sure?’). Als u
scherming’) nogmaals op de [F8] (‘OK’) toets drukt, worden de
gegevens geschreven.
Een combinatie bevat niet voor elk timbre de
daadwerkelijke programmagegevens, maar ont-
De [REC/WRITE] toets gebruiken
houdt slechts het nummer van het programma dat
door elk timbre wordt gebruikt. Als u een pro- U kunt deze methode alleen gebruiken om het geselec-
gramma dat door een combinatie wordt gebruikt teerde programma/combinatienummer te selecteren.
bewerkt of het door een ander programmanum- 1 Druk op de REC/WRITE toets.
mer vervangt, verandert het geluid van de combi- Het volgende dialoogvenster verschijnt.
natie ook.

43
We tonen het venster van de Programmafunctie Gebruik de [VALUE] draaischijf, de [INC]/[DEC]
toetsen of de cursortoetsen [ ], [ ], [ ], [ ] om ‘.’
te selecteren.
Druk op de [ENTER] toets of op de [F6] (‘ ’) toets.
De cursor verplaatst zich.
Herhaal deze stap om zo alle tekens in te voeren.
2 Druk op de [F8] (‘OK’) toets om de gegevens te 5 Druk op de [F8] (‘OK’) toets.
schrijven. Druk op de [F7] (‘Cancel’) toets om te Als u in het dialoogvenster uit stap 1 ‘Name’ heeft
annuleren zonder het commando uit te voeren. geselecteerd om naar het tekstdialoogvenster te
gaan, keert u naar het voorgaande dialoogvenster
terug. Druk in dat dialoogvenster op de [F8] (‘OK’)
Een naam toewijzen (Rename) toets om het Rename commando uit te voeren. Als u
U kunt de naam van een bewerkt(e) programma, com- in stap 1 ‘TEXT’ heeft geselecteerd om naar het
binatie, song, drumkit, gebruiker arpeggiopatronen tekstdialoogvenster te gaan, wordt het Rename
etc. aanpassen. commando uitgevoerd.
U kunt ook de categorienamen van programma’s en De functieknoppen hebben de volgende functies
combinaties aanpassen. Clear: Alle tekst wissen.
Deze commando’s, waarmee u een naam wijzigt, kun- Del (Delete): Het teken op de plaats van de cursor
nen in de volgende pagina’s worden uitgevoerd. wissen.
Ins (Insert): Op de plaats van de cursor een spatie
Programma’s PROG 1.1...7.2 Utility: Write Program invoegen.
Combinaties COMBI 1.1...7.2 Utility: Write Combination Cap. (Capital): Van hoofdletters naar kleine let-
Song SEQ 1.1...4.4, 6.1 Utility: Rename Song ters schakelen en vice versa.
Cue lijst SEQ 2.1 Utility: Rename Cue List
: De cursor naar links verplaatsen.
: De cursor naar rechts verplaatsen.
Sporen SEQ 5.1, 5.2 Utility: Rename Track
Patronen SEQ 5.1 Utility: Rename Pattern U kunt tevens de volgende invoercommando’s
Multisamples* SMPL 1.1...4.1, 5.2 Utility: Rename MS
uitvoeren.
U kunt met behulp van de cijfertoetsen ‘0’-‘9’, ‘-‘ en
Samples* SMPL 1.1...4.1, 5.2 Utility: Rename SMPL
‘.’ invoeren. Als u deze invoert, schuift de cursor
Drumkits GLOBAL 5.1 Utility: Rename Drumkit automatisch een plek naar voren op.
Gebruiker arpeggiopatronen GLOBAL 6.1 Utility: Rename Arpeggio Pattern
Door bij een spatie (blanco) op de [ENTER] toets te
Programmacategorieën GLOBAL 4.1: TEXT drukken, kunt u vóór de spatie de geselecteerde
Combinatiecategorieën GLOBAL 4.1: TEXT tekst invoeren.
Bestand MEDIA, Save Utility: Save All...Save Exclusive
*: Als de EXB-SMPL optie is geïnstalleerd
Over de bewerkingsbuffer
1 Open het tekstdialoogvenster
Als u in PROG 1.1: Play en COMBI 1.1: Play een pro-
Zie de bovenstaande tabel voor de relevante pagina. gramma of combinatie selecteert, worden de programma
Druk in het gebruikermenu in het verschenen dia- of combinatiegegevens in de ‘bewerkingsbuffer’ gep-
loogvenster op het ‘Name’ commando (de [F5] laatst.
toets). Als u de parameters in 1.1: Play of in de bewerkingspag-
Kies in GLOBAL 4.1 voor ‘TEXT’ (druk op de [F5] ina’s 2.1-7.2 van de Programmafunctie of Combinatief-
toets). unctie aanpast, zijn de wijzigingen die u aanbrengt op de
gegevens in de bewerkingsbuffer van toepassing.
Als u deze aangepaste gegevens in het interne geheugen
wilt opslaan, dient u het schrijfcommando uit te voeren.
Als u het schrijfcommando uitvoert, worden de gegev-
ens in de bewerkingsbuffer naar het aangegeven pro-
Als u bijvoorbeeld de tekst die in het venster hierbo- grammanummer of combinatienummer van de
ven wordt afgebeeld wilt invoeren, volgt u de aangegeven bank geschreven.
onderstaande procedure. Als u in de Programmafunctie of Combinatiefunc-
2 Druk op de [F1] (‘Clear’) toets. tie op de [COMPARE] toets drukt, worden de
Alle tekst in het tekstvak wordt gewist. gegevens uit het geheugen tijdelijk in de bewer-
3 Voer ‘A’ in. kingsbuffer geplaatst. Hierdoor kunt u de instel-
Gebruik de [VALUE] draaischijf, de [INC]/[DEC] lingen die u bewerkt met de oorspronkelijke
toetsen of de cursortoetsen [ ], [ ], [ ], [ ] om onbewerkte instellingen vergelijken
‘A’ te selecteren.
Druk op de [ENTER] toets of op de [F6] (‘ ’) toets.
De cursor verplaatst zich.
4 Voer ‘.’ in.

44
. Het Write Arpeggio Pattern dialoogvenster ver-
schijnt.
De bewerkingen zijn van toepassing op de
gegevens in de bewerkingsbuffer.
Programma’s of combinaties spelen volgens
de gegevens in de bewerkingsbuffer
Bewerken

Als u gegevens schrijft, worden


Bewerkingsbuffer
Als u een programma of combinatie
Selecteer het gebruikercommando “Write Arpeg-
de programma of combinatie selecteert, worden de gegevens gio Pattern” in Global 6.1, en druk op de [F8]
instellingen in het interne Schrijven Selecteren daarvan vanuit het interne geheugen
geheugen opgeslagen. in de bewerkingsbuffer geplaatst. (“OK”) toets, als u gebruikerarpeggiopatronen
wilt schrijven.
Intern geheugen
Program Combination
Het Write Arpeggio Pattern dialoogvenster verschijnt.
Bank A 0...127 Bank A 0...127
Het onderstaande voorbeeld is op het schrijven van arpeggiopa-
tronen van toepassing

Basisfuncties
Globalinstellingen, gebruiker drumkits In elk van de bovenstaande pagina’s verschijnt dit
en gebruiker arpeggiopatronen zelfde dialoogvenster, als u de [ENTER] toets inge-
drukt houdt en op de [0] toets drukt.
schrijven
2 Druk op de [F8] (“OK”) toets, als u het schrijfcom-
De instellingen die u in de Globalfunctie bewerkt kun- mando wilt uitvoeren. Druk op [F7] (“Cancel”)
nen in het interne geheugen worden geschreven. Dit toets om te annuleren.
doet u met behulp van de Write Global Settings, Write Als u op de [F8] (‘OK’) toets drukt, vraagt het beeld-

Gegevens opslaan
User Drumkits en Write User Arpeggio Patterns com- venster of u het zeker weet. (‘Are you sure?’). Druk
mando’s. Als u deze instellingen na het uitschakelen van nogmaals op de [F8] (‘OK’) toets om de gegevens te
de stroomtoevoer wilt kunnen gebruiken, dient u ervoor schrijven.
te zorgen dat de gegevens worden geschreven.
Er zijn twee manieren om globalinstellingen, gebruiker
Om te schrijven de [REC/WRITE] toets
drumkits en gebruiker arpeggiopatronen te schrijven.
gebruiken
Voordat u een gebruiker drumkit of gebruiker
1 Druk in de volgende pagina’s op de [REC/WRITE]
arpeggiopatroon in het interne geheugen schrijft,
toets. Er verschijnt een dialoogvenster.
dient u in de Globalfunctie de geheugenbescher-
ming uit te schakelen. (☞ ‘Geheugenbescherming’) Global instellingen: GLOBAL 1.1–4.1
Gebruiker drumkits: GLOBAL 5.1
De gebruiker arpeggiopatrooninstellingen
Gebruiker arpeggiopatronen: GLOBAL 6.1
‘Tempo’, ‘Pattern’, ‘Octave’, ‘Resolution’, ‘Sort’,
‘Latch’, ‘Key Sync’ en ‘Keyboard’ zijn parameters Het onderstaande voorbeeld is op het updaten van
die in de Programma, Combinatie, en Song afzon- arpeggiopatronen van toepassing
derlijk worden ingesteld. Als u het schrijfcom-
mando dat hieronder wordt beschreven uitvoert,
worden deze instellingen niet opgeslagen.
Als u uit de Programma of Combinatiefunctie bent
gegaan en deze parameters heeft ingesteld, dient u
naar de oorspronkelijke functie te gaan en ze te 2 Druk op de [F8] (‘OK’) toets om het schrijfcom-
schrijven. mando uit te voeren. Druk op de [F7] (‘Cancel’)
toets om te annuleren.
Om te schrijven een gebruiker
menucommando gebruiken
1 Selecteer, als u globalinstellingen (de diverse Geheugen in de Globalfunctie
instellingen in GLOBAL 1.1-4.1) wilt schrijven, Als de stroomtoevoer wordt ingeschakeld, worden de
dient u in GLOBAL 1.1-4.1 het gebruikercom- gegevens van de Globalfunctie vanuit het interne geheu-
mando ‘Write Global Setting’ te selecteren, en op gen in het geheugengebied van de Globalfunctie gep-
de [F8] (‘OK’) toets te drukken. laatst. Als u vervolgens de parameters in de
Globalfunctie aanpast, worden de gegevens in het
Het Write Global Setting dialoogvenster verschijnt.
geheugengebied aangepast. Als u deze aangepaste
gegevens in het interne geheugen wilt opslaan, dient u
ze te schrijven.
Als u de gegevens schrijft, worden de gegevens uit het
Selecteer, als u gebruiker drumkits wilt schrijven, geheugengebied in de globalinstellingen, drumkits en
in GLOBAL 6.1 het ‘Write Drumkits’ gebruiker- arpeggiopatronen van het interne geheugen geschreven.
commando, en druk op de [F8] (‘OK’) toets. Als u zonder te schrijven de stroomtoevoer uitschakelt,
gaan de aangepaste gegevens in het geheugengebied
verloren.
45
pagina te gaan.
De bewerkingen zijn van toepassing op de
gegevens die in het geheugengebied zijn geplaatst.
Bewerken
Geheugengebied
Als u schrijft, worden de Als de stroomtoevoer wordt
diverse instellingen uit de ingeschakeld, worden de
Globalfunctie in het interne Schrijven Stroom instellingen in het
geheugen opgeslagen. ingeschakeld geheugengebied geplaatst.
Intern Geheugen
4 Selecteer, als de media directories bevat, het direc-
Arpeggio
Global Setting Drum Kit
Pattern
tory waarin u de gegevens wilt opslaan.
Druk op de [F6] (‘Open’) toets, om naar een lager
niveau te gaan. Druk op de [F5] (‘Up’) toets, om
naar een hoger niveau te gaan.
5 Selecteer het gebruiker menucommando ‘Save
All’.

Op externe media opslaan


Voor details over de gegevens die u op externe media
(SD kaart etc.) kunt opslaan (☞ p.42 ‘Type gegevens die
kunnen worden opgeslagen’).
Druk op de [F8] (‘UTILITY’) toets om naar het
U kunt geen song gegevens en cue lijsten in de TR gebruikersmenu te gaan. Druk op de [F7] toets om
Sequencerfunctie en multisamples en samples in ‘Save All’ te selecteren, en druk vervolgens op de
de Samplingfunctie (als de EXB-SMPL optie is [F8] (‘OK’) toets.
geïnstalleerd) in het interne geheugen schrijven. Er verschijnt een dialoogvenster. De inhoud, instel-
Deze gegevens verdwijnen zodra de stroomtoe- lingen, en commando’s van het dialoogvenster han-
voer wordt uitgeschakeld. Als u deze gegevens gen af van het soort gegevens dat u opslaat. zie PG
wilt behouden, dient u ze op een SD kaart of een p.152 voor details.
ander extern SCSI opslagmedium op te slaan.
U kunt ook andere typen gegevens op een SD
kaart of (als de EXB-SMPL optie is geïnstalleerd)
op externe SCSI opslagmedia (maximaal 4 GB)
opslaan, en deze gegevens inladen om zo de oor-
spronkelijke instellingen te herstellen, zelfs nadat
ze zijn aangepast. Het is een goed idee om uw 6 Druk op de [F5] (‘Name’) toets om het tekstdia-
favoriete gemaakte instellingen op te slaan. loogvenster weer te geven, en voer de gewenste
naam in (☞p.44).
Ter illustratie leggen we hieronder uit hoe u de volgende
7 Gebruik de aanvinkvakjes om items die u niet
gegevens opslaat.
wilt opslaan uit te vinken.
• Interne geheugenprogramma’s, combinaties, globa-
linstellingen, gebruiker drumkits, gebruiker arpeg- Als u de gegevens die u heeft gemaakt accuraat wilt
giopatronen kunnen reproduceren, raden we u aan om alle vak-
• Songs, cue lijsten jes aan te vinken.
• Multisamples en samples die u in de Samplingfunc- 8 Druk op de [F8] (‘OK’) toets om het Save com-
tie heeft gemaakt (als de los verkrijgbare EXB- mando uit te voeren.
SMPL-EXB optie is geïnstalleerd) De gegevens worden op de SD kaart opgeslagen, en
u keert naar de Save pagina terug.
Als u deze gegevens op een SD kaart wilt opslaan,
De benodigde tijd om de gegevens op te slaan hangt
is het mogelijk dat u meer dan één SD kaart nodig
van de hoeveelheid gegevens af.
heeft.
Als de SD kaart een bestand bevat met exact
1 Plaats een SD kaart in de SD sleuf. dezelfde naam, wordt u gevraagd of u het bestand
wilt overschrijven. Druk op de [F8] (‘OK’) toets, als
Lees ‘Attentie bij gebruik van een SD kaart’
u het wilt overschrijven. Druk op de [F7] (‘Cancel’)
(☞p.100), voor details over het gebruik van de SD
toets, als u het wilt opslaan zonder te overschrijven,
kaart.
herhaal de procedure vanaf stap 5, geef de gege-
Zie de handleiding die bij de EXB-SMPL wordt gele-
vens in stap 6 een andere naam, en sla ze vervol-
verd, en zorg ervoor dat het externe SCSI apparaat
gens op.
goed is aangesloten, als de EXB-SMPL optie is geïn-
stalleerd en u gegevens op externe SCSI media, Als u een .KSC bestand opslaat, bevat het medium
zoals een harde schijf, wilt opslaan. dat als opslagbestemming dient al een directory
Indien nodig, dient u de media tevens te formatte- met dezelfde naam als het .KSC bestand dat u pro-
ren (☞PG p.156) beert op te slaan, wordt er een ‘File already exists’
2 Druk op de [MEDIA] toets om in de Mediafunctie (bestand bestaat al) melding weergegeven, en is
te komen. het niet mogelijk om het Save commando uit te
3 Druk op de [F2] (‘Save’) toets om naar de Save voeren.

46
Als dit het geval is, kunt u, voordat u het Save multisample of sample die u in de Samplingfunc-
commando uitvoert, de naam van het .KSC tie heeft gemaakt (met behulp van de EXB-SMPL
bestand dat u opslaat wijzigen, de naam van de optie), raden we u aan om ze allemaal onder
directory op de media wijzigen of de directory van dezelfde bestandsnaam en in dezelfde directory
de media verwijderen. op te slaan. Als u ‘Load PCG’ gebruikt om een
9 Als de gegevens zijn opgeslagen en u naar de Save PCG bestand in te laden, wordt ook het .KSC
pagina terugkeert, geeft het LCD venster het bestand met dezelfde naam ingeladen, zodat de
bestand weer dat is opgeslagen. juiste multisamples/samples automatisch over-
eenstemmen.

Als u .KSC, .KMP en >KSF bestanden opslaat, en


merkt dat de gegevens niet op één enkele SD kaart
(of ander mediavolume) passen, verschijnt er nog
een dialoogvenster waarin u wordt gevraagd om
het volgende mediavolume aan te geven (☞PG
De gegevens worden in de volgende bestandsfor-
p.152 ‘Als de gegevens tijdens het opslaan niet op
maten opgeslagen.

Basisfuncties
de media passen’).
.PCG bestand
Programma’s, combinaties, drumkits, gebruiker
arpeggiopatronen, en globalinstellingen die in het
interne geheugen zijn opgeslagen.
.SNG bestand
Sequencer songs en cue lijsten. MIDI data dump
.KSC bestand De programma’s (A-D), combinaties (A-C), drumkits,

Gegevens opslaan
bestanden die de multisamples en samples die in de gebruiker arpeggiopatronen en globalinstellingen van
Samplingfunctie (als de los verkrijgbare EXB-SMPL het interne geheugen, en sequencer songs, cue lijsten
optie is geïnstalleerd) zijn gemaakt opsommen. kunnen als MIDI exclusieve gegevens worden ver-
Directory zonden en op een aangesloten MIDI data filer, computer
Een directory dat de multisamples (.KMP bestan- of andere TR worden opgeslagen. (☞PG p.131)
den) en samples (.KSF bestanden) bevat, die in het
.KSC bestand zijn opgesomd.

Andere manieren van opslaan


Naast ‘Save All’ bevatten de paginamenucommando’s
een ‘Save PCG’ commando, die programma, combinatie,
drumkit, gebruiker arpeggiopatroon en globalinstell-
ingsgegevens opslaat, een ‘Save SEQ’ commando, dat
alleen de sequencer song en cue lijst gegevens opslaat,
en een ‘Save Sampling Data’ commando, dat alleen de
multisamples en samples van de Samplingfunctie (als de
EXB-SMPL optie is geïnstalleerd) opslaat. Selecteer het
paginamenu commando dat voor de gegevens die u op
externe media wilt opslaan geschikt is.

Als u ‘Save All’, ‘Save PCG & SEQ’ en ‘Save PCG’


gebruikt om combinaties op te slaan, dient u niet
te vergeten om tegelijkertijd ook de programma’s
die door elk timbre (en de drumkits die door het
programma worden gebruikt) en gebruiker arpeg-
giopatronen op te slaan.

Zo dient u bij het opslaan van programma’s ook te


onthouden om de drumkits en gebruiker arpeg-
giopatronen die de programma’s gebruiken op te
slaan.

Als uw programma’s of drumkits multisamples en


samples gebruiken, die in de Samplingfunctie zijn
gemaakt (met behulp van de EXB-SMPL optie),
raden we u aan om de gegevens op te slaan door
middel van het ‘Save All’ commando.

Als u ‘Save PCG’ of ‘Save Sampling Data’ gebruikt


om afzonderlijk een programma of drumkit of een
47
De fabrieksinstellingen herstellen

Er verschijnt een dialoogvenster dat om bevestiging


De van tevoren ingeladen gege- vraagt.

vens inladen
De fabrieksinstellingen worden ook wel de ‘van tevoren
ingeladen gegevens’ genoemd. De handeling waarbij u
de programma’s, combinaties en globalinstellingen van 7 Druk nogmaals op de [F8] (‘OK’) toets.
de TR naar de fabrieksinstellingen terugbrengt wordt ‘de De voorgeprogrammeerde gegevens worden ingela-
van tevoren ingeladen gegevens inladen’ genoemd. den.

Dit commando herschrijft alle eventuele data die Als het Memory Protected (geheugen beschermd)
eerder zijn geschreven. Als u de gegevens die eer- dialoogvenster verschijnt, dient u de geheugenbe-
der zijn geschreven niet wilt verliezen, dient u scherming instelling uit te vinken en het inlaad-
deze eerst op een SD kaart of externe SCSI media commando nogmaals uit te voeren. (☞p.43).
op te slaan (hiervoor is de EXB-SMPL optie ver-
eist) (☞p.46).
Afzonderlijke banken of data items inladen
1 Druk op de [GLOBAL] toets om in de Globalfunc-
tie te komen. Met de TR kunt u afzonderlijke banken, programma’s of
(De toets licht op.) combinaties inladen. Drumkits en arpeggiatorpatronen
kunnen ook afzonderlijk of als groep worden ingeladen.
2 Druk op de [EXIT] toets. Dit is handig als u slechts één item uit de gegevens die
U bevindt zich in de Global Mode 1.1: System door de fabriek zijn ingesteld wilt herstellen of als u voor
pagina. een live uitvoering combinaties in een bepaalde
volgorde wilt zetten.

Natuurlijk is het ook mogelijk om programma’s te


rangschikken, maar u dient er rekening mee te
houden dat dit de geluiden die door een combina-
tie worden gebruikt kan wijzigen (☞p.43).
3 Druk op de [F8] (‘UTILITY’) toets om naar het
Ter illustratie beschrijven we hieronder hoe u de combi-
gebruikermenu te gaan.
natie B015: Rock Organ in C064: Modern Piano inlaadt.
1 Voer stap 1–4 zoals hierboven geschreven uit,
om naar het dialoogvenster te komen.

4 Druk op de [F7] (‘ ’) toets om ‘Load Preload/


Demo Data’ te selecteren, en druk vervolgens op
de [F8] (‘OK’) toets.
Er verschijnt een dialoogvenster. 2 Gebruik de [INC]/[DEC] toetsen om ‘Kind’ op
Combination in te stellen.
3 Druk op de [ ] toets om naar beneden te gaan, en
gebruik de [INC]/[DEC] toetsen om Single te
selecteren.
4 Druk op de [ ] toets om naar beneden te gaan, en
5 Gebruik de [INC]/[DEC] toetsen om de gegevens gebruik de [INC]/[DEC] toetsen om de combinatie
die u wilt inladen te selecteren. B015: Rock Organ als kopieerbron te selecteren.
Selecteer in het ‘Kind’ veld de gegevens die u wilt 5 Druk op de [ ] toets om naar beneden te gaan, en
inladen. gebruik de [INC]/[DEC] toetsen om de combinatie
Selecteer in dit geval All (Preload PCG and Demo C064: Modern Piano als inlaadbestemming (‘To’)
Songs). Zodra u het Load commando uitvoert, wor- te selecteren.
den de song gegevens en voorgeprogrammeerde 6 Druk tweemaal op de [F8] (‘OK’) toets.
gegevens ingeladen. De gegevens worden ingeladen en C064 wordt de
6 Druk op de [F8] (‘OK’) toets. Rock Organ combinatie.

48
Programmafunctie
In de Programmafunctie kunt u programma’s selecteren,
afspelen en bewerken.
De Programmafunctie bestaat uit pagina 1.1: Play-7.2:
Hoe een programma is
Ed-MasterFX. opgebouwd
In 1.1: Play kunt u programma’s selecteren en afspelen.
U kunt ook op eenvoudige manieren het geluid Een programma bestaat uit de vele parameters van 2.1:
bewerken en arpeggiatorinstellingen doen. (☞p.32) Ed-Basic-7.2: Ed-MasterFX. De onderstaande afbeelding
In 2.1: Ed-Basic-7.2: Ed-MasterFX kunt u de parameters geeft de structuur van een programma weer.
van het programma dat u in 1.1: Play heeft geselec-
teerd bewerken.
Als de TR uit de fabriek wordt geleverd, bevat hij vele

Basisfuncties
van tevoren ingeladen programma’s. Door deze van Basale programmabewerking
tevoren ingeladen programma’s te bewerken kunt u uw
eigen oorspronkelijke programma’s maken. U kunt Bij de fabrieksinstellingen bevatten de programmaban-
tevens uw eigen gesamplede sinusgolven of multisam- ken A, B, C en D van tevoren ingeladen programma’s. U
ples, die u in de Samplingfunctie heeft gesampled (door kunt deze programma’s bewerken, om zo uw eigen oor-
middel van de EXB-SMPL optie) of in de Mediafunctie in spronkelijke programma’s te maken.
het interne geheugen ingeladen, maken om oor-
Voor parameters in 2.1: Ed-Basic-5.3: Ed-LFOs, die
spronkelijke programma’s te maken.
voor elke oscillator 1 en 2 afzonderlijk zijn inge-

Programmafunctie
Als de EXB-SMPL optie is geïnstalleerd, heeft de steld, kunt u het gebruiker menucommando ‘Copy
TR AUDIO INPUT jacks waarmee u extern geluid Oscillator’ gebruiken om instellingen van de ene
kunt invoeren. In de Samplingfunctie kunt u van oscillator naar de andere te kopiëren. Dit is een
deze externe geluidsinvoerbronnen samples handige manier om voor twee oscillators dezelfde
maken. In andere functies dan de Samplingfunctie instellingen te maken of om van de ene oscillator
kunt u de interne effecten van de TR op de externe naar de andere kopiëren.
geluidsinvoerbronnen toepassen, zodat u een
Als u een bewerkt programma in het interne
breed bereik aan toepassingen heeft (☞p.115, PG
geheugen wilt opslaan, dient u ervoor te zorgen
p.128).
dat u het programma schrijft. (☞p.43)
Alle transmissie en ontvangst van MIDI gegevens
In deze paragraaf geven we wat voorbeelden van hoe u
in de Programmafunctie wordt op het Global
in elke pagina representatieve parameters bewerkt. Voor
MIDI kanaal uitgevoerd. In GLOBAL 2.1: MIDI
details over de parameters, zie p.1 in de PG.
‘MIDI Channel’ wordt het global MIDI kanaal
Programma’s die u bewerkt of maakt kunnen in de 512
ingesteld.
programma geheugengebieden van bank A-D worden
geschreven. Ze kunnen ook in de Mediafunctie op een
SD kaart worden opgeslagen en beheerd (☞p.43).

Program Basic : 2.1-1


Controller Setup:
2.2

Arpeggiator :
OSC1 LFO1 : 5.3-1 OSC1 LFO2 : 5.3-2
6.1

Master Effect 1, 2:
Insert Effect : 7.2-1...3
7.1-1

OSC1 Basic : 2.1-2, 4 Filter1(A/B) : 4.1-1 Amp1 Level/Pan : 5.1-1 AUDIO OUTPUT
OSC1, 2 Insert Effect: MasterEQ : 7.2-4
7.1-2, 3 L/MONO, R
OSC1 Pitch Mod. : 3.1-1, 2 Filter1 Mod. : 4.1-2,3 Amp1 Mod. : 5.1-2
Insert Effect
Master Effect AUDIO OUTPUT
Filter1 LFO Mod. : 4.1-4
Individual- INDIVIDUAL 1,2
Output
Filter1 EG : 4.1-5 Amp1 EG : 5.1-3

OSC 1
Pitch EG : 3.1-5
OSC 2

Oscillator/Toon Filter Versterker Effect


Filter 1.1-1 en 2.1-2 etc. geven de tabvenster van de pagina’s weer, zoals u die tijdens het bewerken op dit instrument zult tegenkomen.

49
Basic (Prog Basic) pagina
De drie elementen van geluid
Geluid kan in drie elementen worden opgedeeld: toon-
hoogte, toon en volume.
Op dit instrument komen deze elementen overeen met
de Pitch (toonhoogte), Filter en Amplifier (versterker)
instellingen van het programma. Met andere woorden,
om de toonhoogte aan te passen past u de Pitch instell-
ingen aan, voor het aanpassen van de toon gebruikt u de
Mode (Oscillator functie)
Filter instellingen en de Versterkerinstellingen passen
het volume aan. Hiermee stelt u de functie van de oscillator in.
In Oscillator (Oscillator: 2.1: Ed-Basic instellingen) Single gebruikt één oscillator en Double gebruikt twee
selecteert u de sinusgolf multisample die het basisgeluid oscillators. In geval van Single bedraagt de maximale
bepaalt, en geeft u de toonhoogte ervan aan. Vervolgens polyfonie 62 noten, en in geval van Double bedraagt de
wordt het geluid aangepast door de toonhoogte instell- maximale polyfonie 31 noten. Selecteer Drums, als u een
ingen (Pitch: 3.1: Ed-Pitch), filter instellingen (Filter: 4.1, drumkit wilt gebruiken om een drumprogramma te
4.2: Ed-Filter) en versterker instellingen (Amplifier: 5.1, maken. (☞p.51)
5.2: Ed-Amp) om het basisgeluid van het programma te
maken. Mode (Voice Assign functie)
Het basisgeluid kan vervolgens verder worden bewerkt Geeft aan of het programma in Poly (polyfoon) of in
door het invoegeffect (7.1: Ed-InsertFX instellingen), Mono (monofoon) wordt gespeeld.
master effecten en de master EQ (7.2: Ed-MasterFX Als deze functie op Poly is ingesteld, kunt u met behulp
instellingen) als puntjes op de i toe te passen. Als hier van het programma akkoorden afspelen. Als u deze
nog arpeggiator instellingen (6.1: Ed-Arp.) en controller functie op Mono heeft ingesteld, wordt er, zelfs als u een
instellingen (2.2: Ed-Ctrl) aan worden toegevoegd, akkoord aanslaat, maar één noot afgespeeld. Normaal-
wordt het eindresultaat een ‘programma’ genoemd. gesproken stelt u dit op Poly in, maar het is handig om
Mono te gebruiken, als u geluiden als een analoge syn-
Van programma’s die in de Combinatiefunctie of thesizer bas of synthesizer lead speelt. Probeer tussen
Sequencerfunctie worden gebruikt zijn de invoe- Poly en Mono te schakelen en beluister het resultaat.
geffect, master effect, master EQ, arpeggiator en
controller instellingen afzonderlijk van die van de OSC1 pagina, OSC2 pagina
Programmafunctie.

De vergelijkfunctie
Tijdens het bewerken van een programma kunt u de
[COMPARE] toets gebruiken om de versie van het
geluid die hiervoor is opgeslagen (zoals het geluid was
Geeft voor oscillator 1, 2 de multisample aan.
voor u het begon te bewerken) te beluisteren. Druk op de
[COMPARE] toets (de toets licht op) om de oor-
Een multisample selecteren
spronkelijke versie te beluisteren. Als u nogmaals op
[COMPARE] drukt (het licht gaat uit), keert u naar de De multisample bepaalt het basiskarakter van het pro-
versie die u aan het bewerken bent terug. gramma.
❍ Gebruik ‘High MS Bank’ om de multisample
Als u bewerkingen uitvoert terwijl de [COM- bank te selecteren, en gebruik ‘High Multisample’
PARE] toets verlicht is, gaat de toets uit. Dat wordt om de multisample te selecteren.
het geluid dat wordt opgevraagd als de [COM-
PARE] toets uit is. Als de ‘High MS Bank’ op ROM of EX is ingesteld,
kunt u voorgeprogrammeerde multisamples selec-
teren. U kunt uit een bereik van ROM: 000-424, EX:
000-044 ‘High Multisample’ selecteren. (☞ VNL)
Als ‘High MS Bank’ op RAM is ingesteld, kunt u
Oscillatorinstellingen 2.1: Ed-Basic multisamples selecteren die in de Samplingfunctie
In 2.1: Ed-Basic kunt u instellingen doen die met de zijn gemaakt of in de Mediafunctie zijn ingeladen
oscillator te maken hebben. Dit instrument biedt twee (als de EXB-SMPL optie en sample data RAM zijn
oscillators, en u kunt voor elke oscillator een basis sinus- geïnstalleerd). U kunt in ‘High Multisample’ uit
golf (‘multisample’) selecteren en de toonhoogte 000-999 selecteren.
instellen. Tot de multisamples die dit apparaat biedt U kunt het gebruikercommando ‘Select by Cate-
behoren sinusgolven voor muziekinstrumenten als gory’ gebruiken om uit 15 categorieën interne
piano’s, evenals speciale sinusgolven die uniek zijn voor voorgeprogrammeerde multisamples te selecteren.
synthesizers. Multisamples reproduceren de complexe (☞PG p.8).
boventoonstructuur en frequentiekenmerken waarmee
we een geluid als ‘pianoachtig’ of ‘gitaarachtig’ kunnen Hoge (High) multisample en lage (Low) multisample
herkennen. Als u voor een oscillator een hoge en lage multisample
selecteert, wordt, afhankelijk van de velocity van de noot

50
(oftewel, de kracht waarmee u het keyboard bespeelt),
de hoge of de lage multisample afgespeeld. Deze functie
wordt velocity multisample schakeling genoemd. U kunt voor de oscillator de volgende multisamples of
1 Geef voor ‘High Multisample’ en ‘Low Multi- drumkits gebruiken.
sample’ verschillende multisamples aan. • 470 interne voorgeprogrammeerde multisamples
(ROM, EX)
2 Geef voor ‘Velocity SW L(H’ een velocity waarde
• Multisamples (RAM) die in de Samplingfunctie zijn
aan.
gemaakt (als de EXB-SMPL optie is geïnstalleerd).
Noten die op het keyboard op een lagere velocity (U kunt programma’s maken die gebruik maken
dan de aangegeven waarde worden gespeeld, zor- van multisamples/samples die in de Samplingfunc-
gen ervoor dat de lage multisample wordt afge- tie zijn gesampled of in de Mediafunctie zijn ingela-
speeld; bij velocities boven deze velocity waarde den.
wordt de hoge multisample afgespeeld. • Negen interne drumkits (ROM)
Als u ‘Velocity SW L(H’ bijvoorbeeld op 100 instelt, • 24 gebruiker drumkits, die in de Globalfunctie zijn
zorgt een zachte aanslag ervoor dat de ‘Low’ multi- gemaakt.
sample wordt afgespeeld, en bij een harde aanslag (Om een drumkit te maken kunt u vrijelijk drums-

Basisfuncties
wordt de ‘High’ multisample afgespeeld. amples aan elke toets worden toegewezen. U kunt
3 Stel de volumebalans van de High en Low multi- voor het geluid van elke toets filter en versterkerin-
samples door hun niveau (‘Level’) aan te passen. stellingen maken, en de routing naar de effecten en
de afzonderlijke geluidsuitgangen aangeven).
Stel, als u deze functie niet wilt gebruiken, de
‘Velocity SW L → H’ waarde op 001 in. Alleen de
hoge multisample wordt afgespeeld. V.Zone (Velocity Zone) pagina

Rev (Reverse) aanvinkvakje

Programmafunctie
Als deze is aangevinkt, wordt de multisample achter-
stevoren afgespeeld. Als u dit op geluidseffecten etc. toe-
past, kan dit interessante resultaten voortbrengen.
Normaalgesproken vinkt u dit niet aan.
Hier kunt u het velocity bereik, dat oscillator 1 en 2
afspeelt, invoeren. In het bovenstaande voorbeelden, zijn
Als de ‘Oscillator functie’ = Double de velocity bereiken als volgt.
Stel, als u OSC2 wilt gebruiken, in de Basic (Prog Basic) • OSC1 wordt bij alle velocity waarden afgespeeld.
pagina ‘Mode (Oscillator functie)’ op Double in. • OSC2 wordt alleen bij krachtig gespeelde noten (64
U kunt voor OSC2 op dezelfde wijze als voor OSC1 hoge en daarboven) afgespeeld.
en lage multisamples instellen. • U kunt hiernaast Velocity Multisample schakeling
De afspeeltoonhoogte kan afzonderlijk worden ingest- gebruiken (☞ ‘High Multisample, Low Multi-
eld. Door dezelfde multisample met iets andere ‘Tune’ sample’). Stel in dit voorbeeld ‘OSC1’ in ‘Velocity
instellingen te gebruiken, kunt u de oscillators ‘ontstem- SW L(H’ op 32 in, en stel ‘OSC2’ op 96 in. De instel-
men’ om zo een rijker geluid te produceren. lingen worden in de velocity zone weergave als
verticale lijnen afgebeeld.
Het is handig om het gebruikercommando ‘Copy
Oscillator’ te gebruiken, zodat de oscillatorinstel- In dit voorbeeld worden de multisamples op vier
lingen met elkaar overeenstemmen. niveaus afgespeeld.
Velocity waarden 001-031:
alleen de OSC1 lage multisample wordt afgespeeld.
Velocity waarden 032-063:
Als ‘Oscillator functie’ = Drums alleen de OSC1 hoge multisample wordt afge-
speeld.
Velocity waarden 064-095:
de OSC1 hoge multisample en de OSC2 lage multi-
sample worden afgespeeld.
Velocity waarden 096-127:
de OSC1 hoge multisample en de OSC2 hoge multi-
Stel in de Basic (Prog Basic) pagina ‘Mode (Oscillator sample worden afgespeeld.
functie)’ op Drums in. Als deze op Drums is ingesteld,
kunt u een drumprogramma gebruiken.
Hiermee selecteert een drumkit in plaats van een multi- Controller instellingen 2.2: Ed-Ctrl
sample.
Het instrument biedt zestien drumkits die door de fab- Ctrls (Controls) pagina
riek zijn voorgeprogrammeerd en voor een brede vari-
Met deze tab kunt u voor elk programma en voor de B-
atie aan muziek geschikt zijn. (☞Drumkit naam, VNL)
functie van de REALTIME CONTROLS draaiknoppen
U kunt hier maar één drumkit selecteren. Gebruik GLO-
[1]-[4] de [SW1] en [SW2] instellingen maken. (☞p.119,
BAL 5.1: DKit (☞p.98) om een drumkit te bewerken of
PG p.9, 224, 225)
maken.

51
OS1lfo (OSC1 LFO) pagina
Pitch instellingen 3.1: Ed-Pitch
Hier kunt u aangeven hoe de toonhoogte van de multi-
sample die voor de oscillator is geselecteerd zal verand-
eren. Met behulp van de Pitch EG en LFO instellingen
kan de toonhoogte over een bepaalde tijdsduur worden
gevarieerd.
De parameters van de OSC2 pagina en de OSC2 LFO
pagina gelden alleen als de ‘Mode (Oscillator functie)’ LFO 1/2
op Double is ingesteld. U kunt een LFO gebruiken om de toonhoogte cyclisch te
moduleren (het ‘vibrato’ effect).
OSC1 pagina ‘Intensity’ (LFO intensiteit) bepaalt de diepte waarmee
de LFO die in 5.3: Ed-LFOs de toonhoogte beïnvloedt.
Bij een instelling van +12.00 zorgt het vibrato voor een
maximale toonhoogtewijziging van ±1 octaaf.
‘JS+Y Int’ geeft aan hoeveel vibrato de LFO voort-
brengt wanneer u de joystick van u af beweegt.
‘Intensity (AMS intensiteit)’ bepaalt de diepte van het
vibrato dat op de LFO wordt toegepast, als de AMS
Pitch (wisselende modulatiebron) wordt gebruikt. Als ‘AMS
De ‘JS (X)’ en ‘JS (+X)’ instellingen geven de mate van (LFO1 AMS)’ bijvoorbeeld op AfterT is ingesteld en u
wijziging in toonhoogte weer (in halve tonen), die ‘Intensity (AMS intensiteit)’ op een geschikte waarde
optreedt als er MIDI toonverbuiging berichten worden instelt, wordt het vibrato toegepast zodra u druk op
ontvangen of de joystick naar links of rechts wordt het keyboard uitoefent of als er MIDI naslagberichten
bewogen. Bij een instelling van +12 wordt de toonhoogte worden ontvangen.
maximaal één octaaf hoger geregeld; bij een instelling
van -12 wordt de toonhoogte maximaal één octaaf lager EG (Pitch EG) pagina
geregeld. Hier kunt u instellingen doen voor de toonhoogte EG.
‘Ribbon (#16)’ geeft de mate van wijziging in toon- Als u geluidseffecten etc. wilt creëren, stelt u de toon-
hoogte (in halve tonen) weer, die optreedt als er MIDI hoogte EG zo in, dat deze over een bepaalde tijd grote
wijziging berichten (CC) #16 worden ontvangen of als wijzigingen maakt. Om de lichte wijziging in toon-
de bandregelaar van een TRITON of ander aangesloten hoogte, die optreedt als er een snaar wordt geplukt of bij
MIDI apparaat naar links of rechts wordt bewogen. Bij de attack van een koperen of vocaal geluid, kunt u de EG
een instelling van +12 gaat de toonhoogte helemaal gebruiken om bij de attack een subtiele wijziging in
rechts op de bandregelaar één octaaf omhoog, en toonhoogte te maken. (☞PG p.10).
helemaal links op de bandregelaar gaat hij één octaaf
omlaag.

Pitch EG EG en LFO
Als de ‘Intensity’ waarde op +12.00 is ingesteld, zorgt de U kunt wijzigingen in toonhoogte, toon of volume aan-
toonhoogte EG die in de Pitch EG pagina wordt aange- brengen door een EG (envelope generator) te gebruiken
geven voor een maximale toonhoogtewijziging van ±1 om tijdvariabele wijzigingen toe te passen of door een
octaaf. LFO (lage frequentie oscillator) te gebruiken om op de
toonhoogte, het filter of de versterker cyclische wijzigin-
Portamento gen toe te passen.
Als ‘Enable’ is aangevinkt, wordt er portamento toege- EG (Envelope Generator)
past. Portamento zorgt ervoor dat de toonhoogte, als u Dit apparaat biedt een toonhoogte EG, filter EG en ver-
de volgende noot speelt, voordat de vorige noot wordt sterker EG, die respectievelijk tijdvariabele wijzigingen
losgelaten, vloeiend verandert. in toonhoogte, toon en volume produceren.
De ‘Time’ parameter geeft de portamentotijd aan. Naar Noot-aan Attack niveau Noot-uit
gelang deze waarde wordt verhoogd, wijzigt de toon- Niveau
Break niveau

hoogte over een langere tijdsduur. Bij een waarde van Release
000 wordt er geen portamento toegepast. niveau
Sustain niveau
Als Porta.SW (CC#65) als functie van de [SW1] of
[SW2] toets is toegewezen, kan het portamento Tijd
Slope tijd Release tijd
effect door de [SW1] of [SW2] toets worden in/uit- Decay tijd
Attack tijd
geschakeld.
Start niveau

LFO (lage frequentie oscillator)


Voor elke oscillator biedt dit instrument twee LFO’s, die
kunnen worden gebruikt om cyclische wijzigingen in
toonhoogte, toon en volume toe te passen.

52
Voorbeelden hiervan zijn virbrato (cyclische wijzigingen High pass filter
in toonhoogte), wah (cyclische wijzigingen in toon) en Dit type filter geeft het hoge frequentiegebied door en
tremolo of auto-pan (cyclische wijzigingen in volume). vermindert het lage frequentiegebied. Gebruik deze als
u het geluid dunner wilt maken. Echter, als de cutoff fre-
quentie (Frequency) naar een te hoge waarde wordt ver-
hoogd, wordt het volume erg laag.
Filterinstellingen High Pass

4.1: Ed-Filter1, 4.2: Ed-Filter2 Niveau

Met behulp van de filter kunt u aangegeven frequen- 12dB/oct


tiegebieden van de multisample die voor de oscillator is Frequentie
geselecteerd verminderen of benadrukken. De toon van
het geluid hangt aanmerkelijk van de filterinstellingen
af. Resonantie
Dit instrument biedt Filter 1 voor OSC1 en Filter 2 voor Naargelang ‘Resonance’ op een hogere waarde wordt

Basisfuncties
OSC2. Voor elk van deze filters kunt u uit twee typen ingesteld, worden de boventonen in het gebied rondom
kiezen (Low Pass Resonantie of Low Pass & High de cutoff frequentie, op de wijze die in de afbeelding
Pass). U kunt Filter 2 gebruiken als ‘Mode (Oscillator hieronder wordt aangeduid, versterkt, waardoor het
functie) op Double is ingesteld. geluid een onderscheidend karakter krijgt.
Filterkenmerken
Niveau Niveau Dit gebied met Als er resonantie wordt toegepast
boventonen wordt
verminderd
Low Pass
Filter Niveay

Boventonen die in de Boventonen nadat


oorspronkelijke multisample ze door de filter
zitten heen zijn gegaan

Programmafunctie
Frequentie (toonhoogte) Frequentie (toonhoogte)

Basic pagina Lage resonantiewaarde Hoge resonantiewaarde

Mod.1, Mod.2 pagina

Filter Type, Filter A, Filter B


Selecteert het type filter en bepaalt de ‘Frequentie’ (cut-
off frequentie) en ‘Resonantie’ (resonantieniveau).
• Low Pass Resonantie (24 dB/oct low pass filter
met resonantie): Instellingen maken voor filter A. U kunt regelaars en de filter EG gebruiken om de filter
• Low Pass & High Pass (12 dB/oct low pass filter en cutoff frequentie, die u in de Basic pagina heeft aange-
12 dB/oct high pass filter in serieschakeling): Low geven, aan te passen. Door de toon te variëren met
pass filterinstellingen maken in filter A en high behulp van een regelaar of door met behulp van een EG
pass filterinstellingen maken in filter B. tijdvariabele wijzigingen te maken, kunt u een rijke vari-
atie aan tonale wijziging aan het geluid toevoegen.

Keyboard Track (Mod.1 pagina)


Low pass filter
Hiermee varieert u de cutoff frequentie volgens de posi-
Dit is het meest gebruikelijke type filter, die het lage fre- tie op het keyboard van de toets die u speelt.
quentiegebied doorgeeft en het hoge frequentiegebied • Als Ramp ‘Low’ op een positieve (+) waarde is
vermindert. Als de boventonen van een hoog gebied ingesteld, verhoogt de cutoff frequentie naar gelang
worden verminderd, klinkt een helder geluid donkerder u lager op het keyboard speelt, waardoor het geluid
(zwaarder). helderder wordt. Als deze op een negatieve (-)
24 dB/oct en 12 dB/oct verwijzen naar de steilheid van waarde is ingesteld, verlaagt de cutoff frequentie
de vermindering. 24 dB/oct betekent dat de gain in één naar gelang u lager op het keyboard speelt, waar-
octaaf met 24 dB vermindert (oftewel, terwijl de frequen- door het geluid donkerder wordt.
tie verdubbelt). Een 12 dB/oct filter vermindert de gain • Als Ramp ‘High’ op een positieve (+) waarde is
in één octaaf met 12 dB. De 24 dB/oct filter produceert ingesteld, verhoogt de cutoff frequentie naar gelang
een steilere vermindering. u hoger op het keyboard speelt, waardoor het
Low Pass geluid helderder wordt. Als deze op een negatieve
Niveau (-) waarde is ingesteld, verlaagt de cutoff frequen-
12dB/oct tie naar gelang u hoger op het keyboard speelt,
24dB/oct waardoor het geluid donkerder wordt.
Frequentie
• Int. ‘to A’ en ‘to B’ passen het effect dat keyboard
tracking op filter A en B heeft aan. (☞PG p.14).

53
Filter EG (Mod.1 pagina) regelaars etc. het volume beïnvloeden.
Hiermee past u het effect aan dat wordt geproduceerd Amp1 is van toepassing op OSC1 en Amp2 is van toe-
door de filter EG, die u in de EG pagina instelt. passing op OSC2.
• Gebruik de Int. ‘to A’ en ‘to B’ instellingen om de U kunt Amp2 gebruiken als ‘Mode (Oscillator functie)
diepte van de filter EG aan te geven. op Double is ingesteld.
• Gebruik de Vel ‘to A’ en ‘to B’ instellingen om het Bijvoorbeeld, het volume van een pianonoot begint exact
effect van de velocity van de filter EG aan te geven. op het moment dat u de noot speelt een hoog volume, en
• ‘AMS’ en ‘Int to A, B’ bepalen het effect dat AMS neemt dan geleidelijk af. Het volume van een orgelnoot
op de filter EG diepte heeft. blijft, zolang u de toets indrukt, constant. Het volume
Deze drie instellingen bepalen de diepte van de van een noot op een viool of blaasinstrument kan tijdens
tonale wijziging die door de filter EG wordt gepro- het spelen van de noot door de musicus worden gev-
duceerd. arieerd (namelijk, door de hoeveelheid druk op de strijk-
stok of de kracht van de adem te regelen).
Filter Modulation (Mod.2 pagina) Volume Piano Volume Orgel
Volume blijft constant totdat
Stel deze parameter in, als u tonale wijzigingen wilt pro- Volume neemt geleidelijk af de noot wordt losgelaten

duceren door met behulp van regelaars etc. de cutoff fre-


quentie te variëren.

lfoMod (LFO Mod.) pagina Tijd Tijd

Geeft instellingen weer die ervoor zorgen dat de LFO


cyclische toonwijzigingen (een ‘wah’ effect) produ- Lvl/Pan (Level/Pan) pagina
ceert.
Intensity: ‘to A (LFO1 Int. to A)’ en ‘to B’ (LFO1 Int. to
B)’ bepalen de mate waarin de LFO de toon wijzigt.
JS-Y Int: ‘to A’ en ‘to B’ bepalen de diepte van het wah
effect dat door de LFO wordt geproduceerd, als u de joy-
stick van dit instrument naar u toe beweegt of als er een
CC#2 wordt ontvangen.
Int. ‘to A’ en ‘to B’ bepalen de diepte van het wah effect Amp1 Level, Amp2 Level
dat door de LFO wordt geproduceerd, als de ‘AMS’ Past het volume van het geluid dat door de oscillator, fil-
(wisselende modulatiebron) wordt gebruikt. Als ‘AMS’ ter en versterker is heengegaan aan.
bijvoorbeeld op AfterT is ingesteld, zorgt het uitoefenen
van druk op het keyboard van de TR ervoor dat er een Pan
wah effect wordt toegepast. Bepaalt de pan (stereopositie) nadat het signaal door de
oscillator, filter en versterker is heengegaan. Normaalge-
EG pagina sproken stelt u deze op C064 in. Als ‘Mode (Oscillator
Geeft instellingen voor de filter EG weer, welke de tijd- functie)’ op Double is ingesteld en u een stereogevoel
variabele wijzigingen in toon regelt (☞PG p.16). Maak wilt creëren, stelt u de ‘Pan’ parameter in 5.1: Ed-Amp1
hier instellingen voor de EG, en stel de diepte van het en 5.2: Ed-Amp2 voor oscillator 1 en 2 respectievelijk op
effect in de Mod.1 pagina ‘Filter EG’ parameter in. links en rechts in.
Bij een instelling van Random, wijzigt de pan wille-
keurig, telkens wanneer u op dit instrument een noot
Filter EG en versterker EG speelt, wat een interessant effect geeft.
Als de filter EG de cutoff frequentie wijzigt, verandert
AMS Intensiteit
de toon. Dit kan echter op verschillende manieren hoor-
baar zijn, afhankelijk van de volumewijzigingen die ‘Intensity’ bepaalt de diepte van het panning effect, dat
door de versterker EG worden geproduceerd. Als u optreedt als ‘AMS’ wordt gebruikt.
bijvoorbeeld de snelheid waarop de toon en het volume Als u ‘AMS’ op Note No. instelt, wijzigt de pan volgens
beginnen (attack) of wegsterven (decay) wijzigt, kunt u de keyboardpositie waarop u op dit instrument een noot
het karakter van de tonale wijziging aanmerkelijk speelt. Bij een instelling van LFO1 of 2, zwenkt de pan
variëren. Het is een goed idee om de wijzigingen van van links naar rechts (auto pan). Met behulp van andere
zowel de filter EG (toon) en de versterker EG (volume) instellingen kunt u de oscillator pan bewegen door een
tijdens het bewerken aan te passen. (☞’5.1: Ed-Amp1, EG regelaar te bedienen.
pagina, 5.2: Ed-
Use DKit Setting
Dit geldt als de ‘Mode (Oscillator functie)’ op Drums is
ingesteld. Als deze optie is aangevinkt, wordt de panlo-
catie gebruikt, die voor elk drumgeluid door de drumkit
Versterkerinstellingen wordt bepaald. Als deze optie is uitgevinkt, zijn alle
5.1: Ed-Amp1, 5.2: Ed-Amp2 drumgeluiden op dezelfde locatie hoorbaar. Van tevoren
ingeladen en GM drumkits staan op stereo instellingen
Deze instellingen beïnvloeden het volume. Hier kunt u ingesteld. Normaalgesproken laat u deze optie aangev-
de manier waarop de Amp EG en LFO tijdvariabele en inkt.
cyclische wijzigingen in volume produceren, en hoe de
54
Mod. pagina dat een ander karakter heeft dan een typisch orgel.
Piano

Orgel

Keyboard Track
Strijker
Hiermee kunt u het volume variëren ten opzichte van de
positie van de toon die u op het keyboard speelt.
• Als Ramp ‘Low’ op een positieve (+) waarde is
ingesteld, verhoogt het volume naar gelang u lager
op het keyboard speelt. Als deze op een negatieve
(-) waarde is ingesteld, verlaagt het volume naar
LFO instellingen 5.3: Ed-LFOs

Basisfuncties
gelang u lager op het keyboard speelt.
• Als Ramp ‘High’ op een positieve (+) waarde is
U kunt voor elke oscillator twee LFO (lage frequentie
ingesteld, verhoogt het volume naar gelang u hoger
oscillator) eenheden gebruiken: LFO1 en LFO2. U kunt
op het keyboard speelt. Als deze op een negatieve
elk type LFO vrijelijk selecteren en de snelheid ervan
(-) waarde is ingesteld, verlaagt het volume naar
instellen.
gelang u hoger op het keyboard speelt.
De diepte van de LFO1 en LFO2 die u hier aangeeft,
Amp Mod. wordt door de instellingen van de 3.1: Ed-Pitch, 4.1: Ed-
Filter1, 4.2: Ed-Filter2, 5.1: Ed-Amp1 en 5.2: Ed-Amp2
‘Velocity Int’ wordt door de meeste programma’s

Programmafunctie
pagina’s bepaalt.
gebruikt om het volume van zacht gespeelde noten te
verminderen en het volume van krachtig gespeelde
noten te vergroten. Deze versterkermodulatie parameter
past de diepte van deze functie aan.
Normaalgesproken stelt u Amp Modulation op een posi-
tieve (+) waarde in. Naar gelang deze instelling wordt
verhoogd, is er een groter volumeverschil tussen zacht
gespeelde en krachtig gespeelde noten.
OSC1 LFO1, OSC1 LFO2, OSC2 LFO1, OSC2 LFO2
LFO1 Mod., LFO2 Mod. ‘Waveform’ bepaalt het type LFO. U kunt uit een vari-
Hiermee geeft u aan hoe de LFO cyclische wijzigingen in atie sinusgolven kiezen, inclusief standaard sinusgolven
het volume produceren (het tremolo effect). als driehoekig, zaagtand, vierkant en sinus (Triangle,
Het volume wordt beïnvloed door de LFO(s) waarvoor u Saw, Square en Sinus), evenals stapsgewijze en wille-
een ‘Intensity (LFO1 Intensity, LFO2 Intensity)’ waarde keurige PG sinsugolven die een sample-and-hold effect
heeft ingesteld. produceren (☞PG p.22).
‘Int (AMS Intensity)’ bepaalt de diepte waardoor het Door de ‘Ofs’, ‘Fade’ en ‘Dly’ instellingen aan te passen,
tremolo effect, dat door de LFO wordt geproduceerd, en door het teken (+/-) van de ‘Intensity’ instelling in de
wordt beïnvloed, als u een ‘AMS (LFO1 AMS, LFO2 3.1: Ed-Pitch, 4.1: Ed-Filter1, 4.2: Ed-Filter2, 5.1: Ed-
AMS)’ gebruikt. Amp1 en 5.2: Ed-Amp2 pagina’s te wijzigen, kunt u een
Als u bijvoorbeeld ‘AMS’ op JS-Y#02 instelt, wordt er brede variatie aan effecten creëren. ‘Frequentie’ bepaalt
tremolo toegepast zodra u de joystick van dit instrument de LFO snelheid.
naar u toe beweegt of als er een CC#02 wordt ontvan-
gen. Freq.Mod (Frequentiemodulatie)
U kunt ‘AMS’ gebruiken om de LFO snelheid te
EG pagina variëren. Hiermee kunt u door een regelaar te bedienen
Hier kunt u instellingen maken voor de versterker EG, of met behulp van de EG of Keyboard Track instellingen
die het volume over een bepaalde tijdsduur wijzigt. de LFO snelheid wijzigen.
Elk instrument heeft zijn eigen karakteristieke curve
voor volumewijziging. Dit is gedeeltelijk waarom elk MIDI/Tempo Sync.
instrument een eigen identificeerbaar geluid heeft. Als u Als ‘MIDI/Tempo Sync’ is aangevinkt, wordt de ‘Fre-
echter een strijktype versterker EG curve op een quentie’ instelling genegeerd, en synchroniseert de LFO
orgeltype multisample toepast, kunt u een geluid maken met het tempo van de sequencer en de arpeggiator. Hier-
mee kunt u vibrato, wah, auto-pan of tremolo produc-
eren, die met de afspeelsnelheid van de sequencer of
arpeggiator wordt gesynchroniseerd.

Arpeggiatorinstellingen 6.1: Ed-Arp.


Hier kunt u arpeggiatorinstellingen maken (☞p.103).

55
te werk gaat, behaalt u het gewenste effect.
BUS instellingen 7.1: Ed-InsertFX BUS Als u bijvoorbeeld een ‘gitaarachtig geluid wilt regelen,
zodat het lijkt alsof het bij het wegduwen van de joystick
U kunt de oscillator routing (het signaal dat naar de feedback benadert’, maakt u de instellingen zo dat de
invoegeffecten, master effecten en afzonderlijke uitgan- joystick filtermodulatie of het resonantieniveau regelt.
gen wordt gestuurd) aangeven (☞p.112).

Insert Effect instellingen


7.1: Ed-InsertFX Setup, IFX Auto Song Setup functie
Hier kunt u invoegeffecten selecteren en instellingen
(☞p.113). Deze functie past op een nieuwe song in de sequencer
automatisch de instellingen van het huidige programma
of de huidige combinatie toe.
Als u tijdens het spelen van een programma of combi-
Master Effect instellingen natie geïnspireerd raakt door een frase of song, kunt u
7.2: Ed-MasterFX deze functie gebruiken om direct een opname te maken.
Houd de [ENTER] toets ingedrukt en druk op de
Hier kunt u master effecten selecteren en instellen. Hier
SEQUENCER [REC/WRITE] toets. Het ‘Setup to
wordt ook de master EQ ingesteld (☞p.113).
Record’ dialoogvenster wordt geopend en vraagt u of u
het zeker weet. Druk op de [F8] (‘OK’) toets. U komt
automatisch in de Sequencerfunctie en de opnameklaar
toestand terecht. Druk op de [START/STOP] toets om de
Meer over wisselende modulatie sequencer te starten en de opname te beginnen.

Wisselende modulatie is een soort modulatie dat voor


het regelen van diverse aspecten van het geluid kan
worden gebruikt.
AMS (wisselende modulatiebron) verwijst naar één
of meer van de vele bronnen die wisselende modulatie
regelen, waaronder regelaars die u fysiek bedient,
zoals de joystick en de realtime regelaars, inkomende
MIDI gegevens, evenals modulators als de EG of LFO.
Aangezien u met dit instrument modulatie op een
modulator kunt toepassen, wordt dit soort regeling
‘wisselende modulatie’ genoemd.
Intensity is een parameter die de mate (snelheid of
diepte) bepaalt waarmee AMS de wisselende modula-
tie regelt.
Combinaties of modulaties die vaak in synthesizeruit-
voeringen worden gebruikt (zoals het gebruik van de
joystick om de toonhoogte te variëren), worden tevens
als speciale parameters geboden, los van de wisselende
modulatie.
Dit instrument biedt 29 soorten wisselende modulatie.
In de enkelvoudige functie kunt u 29 soorten met 29 wis-
selende modulatiebestemmingen gebruiken, en in de
dubbele functie kunt u van 29 soorten 55 wisselende
modulatiebestemmingen gebruiken. Er zijn 42 AMS
bronnen. (Afhankelijk van het type modulatie is het
echter mogelijk dat sommige bronnen niet kunnen
worden geselecteerd). Zie PG p.215 voor details over
wisselende modulatie en AMS

Suggesties over het gebruik van wisselende modulatie


Denk, als u voor wisselende modulatie instellingen
maakt, aan het effect dat u wilt creëren, welk type modu-
latie nodig is om dat effect te bereiken en welke parame-
ter van de oscillator, filter of versterker bediend dient te
worden. Selecteer vervolgens een bron (‘AMS’) en stel
de ‘Intensity’ parameter in. Als u op deze wijze logisch

56
Combinatiefunctie
In de combinatiefunctie kunt u combinaties selecteren, klinkt het volgens de instellingen die worden
afspelen en bewerken. bewerkt.
De combinatiefunctie bestaat uit pagina 1.1: Play-7.2: Ed-
MasterFX. Als u een bewerkte combinatie in het interne
In 1.1: Play kunt u combinaties selecteren en afspelen. U geheugen wilt opslaan, dient u deze te schrijven.
kunt tevens wat algemene bewerkingen uitvoeren en (☞p.43)
arpeggiatorinstellingen maken (☞p.29, 33).
In 2.1: Ed-Basic-7.2:Ed-MasterFX kunt u de parameters
van de combinatie die u in 1.1: Play heeft geselecteerd Suggesties voor de bewerkingsprocedure
bewerken. De parameters van elk timbre worden in 2.1: Ed-Prog/
Mix-4.4: MIDI Filter 4 en 7.1: Ed-InsertFX ingesteld. Hier

Basisfuncties
maakt u de basiscombinatie, bestaande uit de pro-
Hoe een combinatie is opgebouwd gramma’s die u hier selecteert.
Gebruik eerst 2.1: Ed-Prog/Mix om het programma van
Een combinatie bestaat uit een variatie aan parameters elk timbre te selecteren, en gebruik vervolgens 3.3: Ed-
uit 2.1: Ed-Basic-7.2: Ed-MasterFX. De onderstaande Key Zone en 3.4: Ed-Vel Zone om het bereik waarin elk
afbeelding geeft de structuur van een combinatie weer. programma wordt gespeelt (gelaagd, gesplitst, velocity
schakelaar, etc) te bepalen. Pas vervolgens het volume
van alle timbres aan, en stel diverse andere parameters
Basale combinatiebewerking in.

Combinatiefunctie
Om de puntjes op de i van het geluid te zetten kunt u in
Bank A, B en C van de TR bevatten een variatie aan 7.1: Ed-InsertFX insert effect instellingen en in 7.2: Ed-
combinaties, die de van tevoren ingeladen pro- MasterFX master effecten en de master EQ instellingen
gramma’s (bank A, B en C) en de voorgeprogram- maken; deze zijn los van de effectinstellingen van de
meerde en van tevoren ingeladen gebruiker Programmafunctie. Daarnaast kunt u in 6.1: Ed-Arp.
arpeggiopatronen en effecten gebruiken. Door deze arpeggiator instellingen en 2.2: Ed-Ctrl in controller
combinaties te bewerken kunt u uw eigen oorspronke- instellingen maken, om zo de volledige combinatie te
lijke combinaties maken. creëren.
U kunt in een combinatie ook originele programma’s Door het gebruiker menucommando ‘Solo Selec-
gebruiken die gebruik maken van samples/multisam- ted Timbre’ te gebruiken kunt u alleen het geselec-
ples die u in de Sampling functie heeft opgenomen (als teerde timbre beluisteren. Dit is een handige
de los verkrijgbare EXB-SMPL optie is geïnstalleerd), of manier om individuele geluiden van gelaagde tim-
die in het interne geheugen zijn ingeladen. bres te beluisteren. (☞p.34)
Combinaties die u bewerkt of aanmaakt kunnen in de
384 geheugengebieden van bank A-C worden In pagina’s die alle timbres 1-8 weergeven, zoals
geschreven. Ze kunnen tevens in de Mediafunctie op een 2.1: Ed-Prog/Mix, kunt u de [ ], [ ] toetsen
SD kaart worden opgeslagen en beheerd. gebruiken om timbres te selecteren. U kunt tevens
direct timbres selecteren door de [TIMBRE/
Als een programma dat in de Programmafunctie TRACK] toets ingedrukt te houden en op één van
wordt bewerkt in een combinatie wordt gebruikt, de [F1 T1/T9]-[F8 T8/T16] toetsen te drukken.

Controller Setup : 2.2

Arpeggiator: 6.1

Timbre1 Parameters

Program
Master Effect 1, 2 :
Insert Effect : 7.2-1...3
Timbre2 Parameters 7.1-1
Program

Insert Effect : MasterEQ :7.2-4 AUDIO OUTPUT


Timbre3 Parameters
7.1-2, 3 L/MONO, R
Program Timbre

Timbre4 Parameters AUDIO OUTPUT


Insert Effect INDIVIDUAL 1,2
Program Master Effect
Individuele
uitgangen

Timbre8 Parameters

Program

7.1-1 of 7.2-1 duiden op pagina’s of tabvensters die op dit instrument voor bewerking worden gebruikt.

57
Lagen, splitsing en velocity schakeling Program B Krachtig
Keyboard
Binnen een combinatie kunt u de keyboardlocatie en Program A Zacht
speldynamiek

velocity gebruiken om het programma dat wordt Velocity X-fade


(velocity crossfade):
afgespeeld te wijzigen. De programma’s die aan elk tim- Naargelang u met een steeds
sterkere velocity speelt, sterft het
bre zijn toegewezen kunnen op drie manieren worden volume van A geleidelijk weg en zwelt
het volume van B geleidelijk aan.
afgespeeld: als laag, als splitsing of als velocity schak-
ling. Een combinatie kan op elk van deze methoden
worden ingesteld of twee of meer van deze methoden
gebruiken. De vergelijkfunctie
Tijdens het bewerken van een combinatie kunt u de
Laag [COMPARE] toets gebruiken om de versie van het
Laag verwijst naar instellingen die ervoor zorgen dat, als geluid die hiervoor is opgeslagen (zoals het geluid was
er een noot wordt gespeeld, twee of meer programma’s voor u het begon te bewerken) te beluisteren. Druk op de
tegelijkertijd worden afgespeeld. [COMPARE] toets (de toets licht op) om de oor-
Programma A
spronkelijke versie te beluisteren. Als u nogmaals op
Programma B [COMPARE] drukt (het licht gaat uit), keert u naar de
Gelaagd:
Twee of meer programma’s versie die u aan het bewerken bent terug.
worden gelijktijdig afgespeeld.
Als u bewerkingen uitvoert terwijl de [COM-
PARE] toets verlicht is, gaat de toets uit. Dat wordt
Gesplitst het geluid dat wordt opgevraagd als de [COM-
Gesplitst verwijst naar instellingen die ervoor zorgen PARE] toets uit is.
dat verschillende programma’s op verschillende
gebieden van het keyboard worden afgespeeld. In de onderstaande paragraaf bewerken we in elke
pagina typische parameters, terwijl we het effect van
Programma A Programma B

Gesplitst:
elke parameter beluisteren.
In verschillende gebieden van het
keyboard worden verschillende Zie PG p. 31 voor een gedetailleerdere uitleg van deze
programma’s van het keyboard.
parameters.

Velocity schakeling
Velocity schakeling verwijst naar instellingen die ervoor
Timbre 1-8 programma, pan en
zorgen dat, afhankelijk van de velocity (speldynamiek volume 2.1: Ed-Prog/Mix
op het keyboard) verschillende programma’s worden
Hier kunt u aan elk timbre 1-8 programma’s toewijzen
afgespeeld.
en voor elk timbre de pan en het volume instellen. (Deze
Programma B Krachtig Keyboard instellingen kunnen ook in de Prog en Mix pagina’s van
Programma A Zacht speldynamiek
Velocity schakling:
1.1: Play worden gedaan).
De speldynamiek op het keyboard
(velocity) schakelt tussen
verschillende programma’s. Prog pagina
Op dit instrument kunt u voor elk van maximaal acht
timbres een ander programma gebruiken en twee of
meer van de bovenstaande methoden gebruiken om nog
complexere systemen te maken.
Programma A
Programma D Krachtig Keyboard
Programma B
Programma C Zacht speldynamiek
Voorbeeld:
B en C, D zijn gesplitst. In het lagere
Program Select
keyboard bereik zijn A en B gelaagd. In
het hogere keyboard bereik wordt er
Wijst aan elk timbre een programma toe.
door de velocity tussen C en D
geschakeld en zijn deze gelaagd met A.
U kunt het gebruiker menucommando ‘Select by
Als extra mogelijkheid kunt u de slope voor een key Category’ gebruiken om uit 16 categorieën pro-
zone of velocity zone zo instellen dat het volume gramma’s te selecteren.
geleidelijk afneemt. Hiermee kunt u een splitsing in een
keyboard crossfade of een velocity schakeling in een U kunt tevens de [BANK] en [A]-[GM] gebruiken
velocity crossfade wijzigen. om de bank van het programma te selecteren.

Keyboard X-fade Als u programma’s wilt selecteren door MIDI pro-


Programma A Programma B (keyboard crossfade):
Naargelang u van lage noten grammawijzigingen te ontvangen, doet u dit in
naar hoge noten spelt, sterft het
volume van A geleidelijk weg en
zwelt het volume van B
P1.1: Play
geleidelijk aan.

58
Mix (Mixer) pagina MIDI kanaal
Timbres die u vanaf het keyboard van dit instrument
wilt afspelen dienen op het global MIDI kanaal te zijn
ingesteld. Uw spel op het keyboard wordt via het global
MIDI kanaal verzonden, en zorgt ervoor dat alle timbres
die met dit kanaal overeenkomen worden afgespeeld.
Normaalgesproken stelt u dit op Gch in. Als dit op Gch
is ingesteld, komt het MIDI kanaal van het timbre altijd
Pan met het global MIDI kanaal overeen, zelfs als u het glo-
bal MIDI kanaal wijzigt.
Bepaalt voor elk timbre de panning (stereolocatie). Bij
een instelling van C064 wordt de oscillator paninstelling Bij sommige van tevoren ingeladen combinaties
van het programma gereproduceerd. Als u deze naar die de arpeggiator gebruiken is het mogelijk dat
links of rechts beweegt, wordt het geluid naar links of timbres die aan de arpeggiator zijn toegewezen
rechts verplaatst, terwijl de panverhouding tussen de geen INT ‘Status’ en Gch ‘MIDI Ch’ hebben.
oscillators behouden blijft. Een instelling van L001 is uit- De reden hiervoor is dat deze instellingen voor

Basisfuncties
erst links en R127 is uiterst rechts. timbres gelden die alleen hoorbaar zijn als de
arpeggiator is ingeschakeld. Dit is een erg handige
Volume techniek voor als u combinaties maakt die de
Past van elk timbre het volume aan. arpeggiator gebruiken. Zie ‘Arpeggiator instellin-
Creëer het algemene geluid door de volumebalans van gen in de Combinatie en Sequencerfunctie’
de timbres aan te passen. De ‘Volume’ instelling is een (☞p.105, PG p.43) en bestudeer de relatie tussen de
belangrijk aspect van het maken van het geluid, en deze arpeggiator toewijzingen ‘Status’ en ‘MIDI
instelling heeft een belangrijk effect op de algemene kanaal’.
indruk die de combinatie achterlaat.

Combinatiefunctie
Bank(EX2) MSB, Bank(EX2) LSB
Deze instelling is geldig als u ‘Status’ op EX2 heeft
Controller instellingen 2.2: Ed-Ctrl ingesteld. Dit bepaalt welk Bankselectiebericht er vanuit
dit instrument wordt verzonden.
Ctrls (Controls) pagina
OSC pagina

U kunt voor elke combinatie de B-functie van de REAL-


TIME CONTROLS draaiknoppen [1]-[4] en de [SW1] en
Force OSC Mode
[SW2] instellingen maken. (☞p.119, PG p.9, 224, 225)
Normaliter stelt u deze op PRG in.
Als u een polyfoon programma zo wilt forceren dat het
monofoon klinkt, dient u dit op Mono of LGT (Legato)
Instellingen voor status, MIDI kanaal in te stellen. Stel dit echter op Poly in, als u een mono-
en afspeelfunctie 3.1: Ed-Param1 foon programma zo wilt forceren dat het polyfoon wordt
afgespeeld (☞PG p.37).
MIDI pagina
OSC Selectie
Normaalgesproken stelt u dit op Both in.
Als het timbre een programma gebruikt waarvan de
‘Mode (Oscillator functie)’ op Double is ingesteld, en u
alleen OSC1 of OSC2 (niet beiden) wilt afspelen, stelt u
deze op OSC1 (alleen OSC1 wordt afgespeeld) of OSC2
(alleen OSC2 wordt afgespeeld) in.
Status
Portamento
Hier kunt u voor elk timbre de status van MIDI en de
interne toongenerator aangeven. Normaalgesproken Normaalgesproken stelt u deze op PRG in.
stelt u dit bij het afspelen van de interne toongenerator Als u wilt dat de portamento instelling die voor het pro-
van dit instrument op INT in. Stel dit voor timbres die u gramma van het timbre gedwongen wordt uitge-
niet gebruikt op Off in. Als u dit op Off, EXT of EX2 schakeld, stelt u deze parameter in op Off. Als u de
instelt, is dit instrument niet hoorbaar. Als u dit op EXT portamento echter met dwang wilt inschakelen of de
of EX2 instelt, kunt u een externe toongenerator bedi- portamentotijd wilt wijzigen, stelt u deze op een waarde
enen die via MIDI is aangesloten. (☞PG p.36) van 001-127 in, om zo de portamentotijd aan te geven.

59
Pitch pagina Scale’ aanvinkt, wordt de toonladder die door het pro-
gramma is aangegeven gebruikt. Timbres waarvan deze
parameter niet is aangevinkt gebruiken de ‘Combi’s
Scale’ instelling.

Gelaagde en gesplitste instellingen


3.3: Ed-Key Zone
Transpose, Detune (BPM aanpassing)
Geeft instellingen als gelaagd, gesplitst en keyboard
Deze parameters passen de toonhoogte van het timbre crossfade weer.
aan.
• In een gelaagde combinatie kunt u twee of meer Key pagina
timbres op hetzelfde programma instellen, en de Bepaalt het notenbereik dat in elk timbre wordt
‘Transpose’ functie gebruiken om hun toonhoogte afgespeeld. Elk gebied dat een timbre afspeelt wordt een
een octaaf uit elkaar te halen of ‘Detune’ te gebrui- Key Zone genoemd. Door key zones in te stellen kunt u
ken om tussen de twee een klein verschil in toon- een combinatie creëren waarin verschillende pro-
hoogte te creëren, om zo een rijker geluid te maken. gramma’s in verschillende gebieden van het keyboard
• In gesplitste combinaties kunt u ‘Transpose’ worden afgespeeld.
gebruiken om van programma’s die voor elke key Door de key zones die voor elk timbre zijn ingesteld te
zone zijn aangegeven de toonhoogte te verschui- combineren, kunt u gelaagde of gesplitste combinaties
ven (in eenheden van een halve toon). creëren.
• Gebruik ‘Detune’, als u de afspeeltoonhoogte van De boven en ondergrens van de key zone van elk timbre
een drumprogramma wilt wijzigen. Als u de worden respectievelijk door de ‘Top Key’ en ‘Bottom
‘Transpose’ instelling wijzigt, verandert de over- Key’ bepaald.
eenkomst tussen de noten en de drumgeluiden. In de volgende afbeelding zijn bijvoorbeeld timbre 1-3 zo
ingesteld dat ze een gelaagde en gesplitste combinatie
creëren. Dit wordt door de key zone instellingen
De BPM van multisamples of samples die in de bepaald.
Samplingfunctie zijn gemaakt aanpassen (de EXB- Timbre 2 en 3 maken een laag. Timbre 1 en timbre 2/3
SMPL optie dient te zijn geïnstalleerd) zijn tussen de B3 en C4 nootnummers gesplitst.
Als een timbreprogramma multisamples of samples Timbre 3 Strijkers
Timbre 2 Koper
gebruikt die u in de Samplingfunctie heeft gemaakt (of Timbre 1 Piano
in de Mediafunctie heeft ingeladen) met een bepaalde
BPM waarde, kunt u het gebruiker menucommando
‘Detune BPM Adjust’ gebruiken om een nieuw aange- C–1 B3 C4 G9
geven BPM waarde op te vragen. Door de afspeeltoon-
hoogte te wijzigen wordt hiermee de BPM gewijzigd. (☞ Ter illustratie leggen we hieronder uit hoe u een combi-
PG p.38) natie als hierboven is weergegeven kunt maken.
1 Gebruik in de 1.1: Play, Prog pagina of de 2.1: Ed-
Prog/Mix, Prog pagina het ‘Program Select’ gebied
om het programma dat voor elk timbre 1-3 wordt
gebruikt te selecteren.
Noot timing en toonladderinstellingen
Selecteer voor timbre 1 een pianoprogramma.
3.2: Ed–Param2 Selecteer voor timbre 2 een koperprogramma.
Selecteer voor timbre 3 een strijkprogramma.
Other pagina 2 Stel voor alle timbres die u wilt gebruiken in de
MIDI pagina van 3.1: Ed-Param1 ‘Status’ op INT
in, en stel ‘MIDI Channel’ op Gch in of zorg
ervoor dat deze met het global MIDI kanaal (ach-
ter het kanaalnummer staat een ‘G’) overeenkomt.
3 Stel in de Key pagina van 3.3: Edit-Key Zone ‘Top
Key’ en ‘Bottom Key’ in.
Stel voor timbre 1 als ‘Top Key’ G9 en als ‘Bottom
Delay [ms] Key’ C4 in.
Bepaalt de timing waarop het programma van elk timbre Stel voor timbre 2 en 3 als ‘Top Key’ B3 en als ‘Bot-
wordt afgespeeld. Geef de tijd vanaf wanneer u het key- tom Key’ C-1 in.
board bespeelt totdat het programma wordt afgespeeld
U kunt deze waarden ook invoeren door de
aan.
[ENTER] toets ingedrukt te houden en op het key-
Als u voor deze parameter KeyOff selecteert, wordt het
board van dit instrument een noot te spelen.
timbre afgespeeld zodra u de noot loslaat.
Slope pagina
Gebruik Prog’s Scale, Combi’s Scale
Hier kunt invoeren over welk toetsenbereik het oor-
Bepaalt voor elk timbre de toonladder. Als u ‘Use Prog’s
spronkelijke volume wordt bereikt, te beginnen bij de
60
bovenste toets en de laagste toets (Top/Bottom). Slope pagina
In geval van het bovenstaande voorbeeld, zou u de
Hier kunt u het bereik met waarden waartussen het oor-
keyzones zo instellen dat een gedeelte van timbre 1 en 2
spronkelijke volume wordt bereikt aangeven, te begin-
met timbre 3 overlapt (oftewel, gelaagd is), en ‘Top
nen op de bovenste en onderste velocity.
Slope’ en ‘Bottom Slope’ zo instellen dat het geluid
In geval van het bovenstaande voorbeeld kunt u de
geleidelijk verandert, in plaats van plotseling tussen B3
velocity zones van de twee timbres zo instellen dat ze
en C4 te veranderen.
gedeeltelijk overlappen, en de ‘Top Slope’ en ‘Bottom
Slope’ zo instellen dat het geluid geleidelijk verandert,
in plaats van tussen de velocity waarden 63 en 64 plot-
Velocity schakeling instellingen seling te wijzigen.
3.4: Ed-Vel Zone
Hier kunt u instellingen maken voor velocity schakeling MIDI filterinstellingen 4.1: Ed-MIDI
en velocity crossfading.
Filter1-4.4: Ed-MIDI Filter4
Vel (Velocity) pagina

Basisfuncties
Voor elk MIDI Filter item kunt u aangeven of het bijbe-
Voor elk timbre kunt u een velocity bereik invoeren, horende MIDI bericht wel of niet wordt verzonden en
waarbinnen deze hoorbaar is. Het velocity bereik ontvangen. De aangevinkte items worden verzonden en
waarbinnen een timbre wordt afgespeeld wordt de ontvangen.
Velocity Zone genoemd. Door een velocity zone in te
stellen kunt u een timbre maken dat alleen wordt MIDI filter schakelt de functie zelf niet in/uit,
afgespeeld door de noten die met een bepaalde kracht maar bepaalt of het betreffende MIDI bericht wel
worden gespeeld, en niet door sterkere of zwakkere of niet wordt verzonden en ontvangen. Als bij-
noten. voorbeeld de portamento is ingeschakeld, wordt
er, zelfs als ‘Portamento SW CC#65’ is uitgevinkt,

Combinatiefunctie
Door timbres te combineren die verschillende velocity
zone instellingen hebben, kunt u combinaties maken die toch portamento op het geluid toegepast.
op basis van velocity worden geschakeld. Als u bijvoorbeeld voor timbre 1 een basprogramma
De boven en ondergrens van de velocity zone van elk heeft geselecteerd en voor timbre 2 een pianopro-
timbre worden respectievelijk door de ‘Top Velocity’ en gramma, om zo een combinatie van het splitstype te
‘Bottom Velocity’ bepaald. De volgende afbeelding geeft maken, kunt u de volgende instellingen doen, zodat het
een voorbeeld van een combinatie die op basis van indrukken van het aangesloten damper pedaal er alleen
velocity is geschakeld weer. Tussen timbre 1 en 2 wordt voor zorgt dat het damper effect op het pianopro-
er geschakeld, om zo verschillende programma’s af te gramma van timbre 2 wordt toegepast.
spelen. U kunt dergelijke combinaties maken door de
velocity zone in te stellen. ❍ Stel in de 4.1: Ed-MIDI Filter1 MIDI 1-2 pagina
‘Damper CC#64’ in.
127
Timbre 1 Koper 64
Timbre 2 63
Velocity
schakeling
Timbre 1 ‘Damper CC#64’: niet aangevinkt
Strijker 1
Timbre 2 ‘Damper CC#64’: aangevinkt

Ter illustratie leggen we hieronder uit hoe u een combi-


natie als hierboven is weergegeven kunt maken.
1 Gebruik in de 1.1: Play, Prog pagina of de 2.1: Ed-
Prog/Mix, Prog pagina het ‘Program Select’ gebied
om het programma dat voor elk timbre 1 en 2
wordt gebruikt te selecteren.
Selecteer voor timbre 1 een koperprogramma. Arpeggiator instellingen 6.1: Ed-Arp.
Selecteer voor timbre 2 een strijkprogramma.
Geeft de instellingen van de arpeggiator weer (☞p. 105).
2 Stel voor alle timbres die u wilt gebruiken in de
MIDI pagina van 3.1: Ed-Param1 ‘Status’ op INT
in, en stel ‘MIDI Channel’ op Gch in of zorg
ervoor dat deze met het global MIDI kanaal (ach-
Businstellingen 7.1: Ed-InsertFX BUS
ter het kanaalnummer staat een ‘G’) overeenkomt. Bepaalt voor elk timbre de routing (d.w.z., hoe het naar
3 Stel in de 3.4: Ed-Vel Zone Vel pagina de ‘Top het invoegeffect, master effecten en individuele uitgan-
Velocity’ en ‘Bottom Velocity’ in. gen wordt verzonden). (☞p.114)
Stel voor timbre 1 127 als ‘Top Velocity’ en 64 als
‘Bottom Velocity’ in.
Stel voor timbre 2 63 als ‘Top Velocity’ en 1 als ‘Bot- Insert Effect instellingen
tom Velocity’ in. 7.1: Ed-InsertFX Setup, IFX
U kunt deze waarden ook invoeren door de Geeft het invoegeffect weer en maakt er instellingen
[ENTER] ingedrukt te houden en op het keyboard voor.
van dit instrument een noot te spelen. (☞p.114)

61
Master Effect instellingen
7.2: Ed-MasterFX
Geeft de master effecten weer en maakt er instellingen
voor. U kunt hier ook de master EQ instellingen doen.
(☞p.114)

Auto Song Setup functie


Deze functie past op een nieuwe song in de sequencer
automatisch de instellingen van de huidige combinatie
toe.
Als u tijdens het spelen van een programma of combi-
natie geïnspireerd raakt door een frase of song, kunt u
deze functie gebruiken om direct een opname te maken.
Houd de [ENTER] toets ingedrukt en druk op de
SEQUENCER [REC/WRITE] toets. Het ‘Setup to
Record’ dialoogvenster wordt geopend en vraagt u of u
het zeker weet. Druk op de [F8] (‘OK’) toets. U komt
automatisch in de Sequencerfunctie en de opnameklaar
toestand terecht. Druk op de [START/STOP] toets om de
sequencer te starten en de opname te beginnen.

62
Sequencerfunctie
Dit instrument bevat een 16-multisporige MIDI nen creëren. Deze patronen kunnen als muzikale
sequencer. De sequencer is het centrum waarin de vele gegevens binnen een song worden gebruikt of door de
functies van de TR worden geïntegreerd, zodat deze RPPR functie worden afgespeeld.
functie in een variatie aan situaties, inclusief muziekpro- • Er worden diverse opnamemethoden ondersteund,
ductie en live uitvoeringen, kan worden gebruikt. inclusief realtime opname, waarbij uw uitvoering op
het keyboard en met de regelaars (inclusief MIDI con-
Als u de stroomtoevoer uitschakelt, wordt er geen trole events), precies zoals u ze speelt worden opgeno-
back-up gemaakt van de instellingen die u in de men, en stapsgewijze opname, waarbij de timing,
Sequencerfunctie heeft gemaakt en de song gege- lengte en velocity van elke noot tijdens het invoeren
vens, cue lijst gegevens en gebruiker patroongege- van de tonen vanaf het keyboard in het LCD venster
vens die u heeft opgenomen. Als u deze gegevens kunnen worden aangegeven.

Basisfuncties
wilt bewaren, dient u ze voor het uitschakelen van • De muzikale gegevens en controle events die u heeft
de stroomtoevoer op externe media (SD kaart, etc.) opgenomen kunnen op diverse manieren worden
op te slaan of een MIDI data dump uit te voeren bewerkt (inclusief event bewerking en vele andere
om de gegevens op een externe data filer etc. op te bewerkingscommando’s).
slaan. • Als de ‘Status’ van een spoor op INT of BTH is inge-
Gebruik het gebruiker menucommando ‘Save steld, kan er een externe sequencer worden gebruikt
Template Song’, als u de programma’s, spoorpa- om dit instrument als multi-timbrale toongenerator af
rameters, effecten en instellingen van de arpeggio- te spelen. Als de ‘Status’ van een spoor op BTH, EXT
functie, die u als template song voor een song of EXT2 is ingesteld, kan de sequencer van dit instru-

Sequencerfunctie
heeft geselecteerd, wilt bewaren. ment externe toongenerators afspelen.
Direct nadat de stroomtoevoer is ingeschakeld, • De weergave kan met een extern MIDI apparaat wor-
bevat dit instrument geen enkele cue lijst gegevens den gesynchroniseerd.
of song gegevens. Als u op de sequencer een song • Met behulp van de AMS (wisselende modulatie)
wilt afspelen, dient u daarom eerst gegevens van mogelijkheid van dit instrument kunt u controlewijzi-
externe media (SD kaart etc.) in te laden of van een gingen gebruiken om de parameters van de pro-
externe MIDI sequencer een MIDI data dump te gramma’s die in een programma worden gebruikt in
ontvangen (☞p.42, 101, PG p.146). realtime te regelen. Met behulp van de MIDI Sync.
functionaliteit kunt u de LFO snelheid met wijzigin-
gen in het tempo synchroniseren.
• Met behulp van de Dmod (Dynamische modulatie)
Eigenschappen van de sequencer functionaliteit kunt u effectparameters in realtime
• Met behulp van de sequencer kunt u maximaal regelen. U kunt tevens MIDI Sync. gebruiken om de
200.000 events (nootgegevens etc.), maximaal 200 LFO snelheid of delay tijd met wijzigingen in het
songs en wel 999 maten per song opnemen. tempo te synchroniseren.
• U kunt maximaal 20 cue lijsten maken. • U kunt niet alleen aan de song, maar ook aan elk
• Een cue lijst is een arrangement van maximaal 99 patroon en spoor namen toewijzen.
songs die als ketting worden afgespeeld. U kunt aan- • U kunt combinatie instellingen naar een song kopië-
geven hoe vaak elke song wordt herhaald. Songs in ren.
een cue lijst kunnen in één enkele song worden omge- • Sequencer gegevens, zoals een song of cue lijst, die u
zet. heeft gemaakt, kunnen in het eigen formaat van dit
• De arpeggiatorfunctie kan voor weergave of opname instrument worden opgeslagen en als MIDI data
worden gebruikt. dump worden verzonden.
• De RPPR (Realtime patroon weergave/opname) func- • U kunt een song die u heeft gemaakt naar SMF (stan-
tie kan voor weergave of opname worden gebruikt. daard MIDI bestand) formaat convertoren. SMF songs
• Er zijn zestien verschillende template songs inge- kunnen tevens worden ingeladen.
bouwd, en deze bevatten programma en effectinstel- • Met behulp van PLAY/MUTE/REC en ‘SOLO On/
lingen die voor diverse muziekstijlen geschikt zijn. U Off’ kunt u elk gewenste spoor direct afspelen/
kunt maximaal zestien templates die u zelf maakt als onhoorbaar maken.
gebruiker template songs opslaan. • U kunt tijdens het beluisteren van het geluid door-
• U kunt voor elke song één stereo invoegeffect, twee spoelen of terugspoelen.
master effecten en een stereo master EQ gebruiken. • Met behulp van de [LOCATE] toets kunt u snel naar
• De timing resolutie bedraagt maximaal  /192. een gewenste locatie gaan.
• Het apparaat biedt voor muzikale gegevens zestien • Als de EXB-SMPL optie is geïnstalleerd (los verkrijg-
sporen, en een master spoor bevat de maatsoort en baar), kunt u in de Sequencerfunctie samen met de
het tempogegevens die de weergave regelen. interne programma’s multisamples die u heeft
• Met behulp van een spoor play loop functie kunt u gemaakt afspelen.
voor elk spoor afzonderlijk aangegeven maten loopen. Met behulp van de Time Slice functie van de Sampling-
• Er zijn 150 van tevoren ingeladen patronen inge- functie kunt u een ritmische loop sample verdelen en
bouwd, die ideaal zijn voor drumsporen. Daarnaast uitvoeringsgegevens maken die met de verdeelde
kunt u voor elke song maximaal 100 gebruikerpatro- sample overeenkomen. In de Sequencerfunctie kunt u
63
deze uitvoeringsgegevens afspelen, en het afspeel- ** Muzikale gegevens (MIDI RPN gegevens) kun-
tempo aanpassen, zondar dat de toonhoogte van de nen worden gebruikt om de startinstellingen tij-
ritmische loop sample wordt beïnvloed. U kunt tevens dens het afspelen te wijzigen.
de nootnummers van de gegevens uitwisselen of de Zie PG p.236, 239 voor details over controlewijzi-
timing aanpassen om zo vrijelijk de oorspronkelijke gingen en RPN.
ritme loop te hercreëren.

Patronen
De structuur van de Sequencerfunctie Er zijn twee patroontypen: voorgeprogrammeerde
Hieronder wordt de structuur van de Sequencerfunctie patronen en gebruikerpatronen.
beschreven (zie onderstaande afbeelding). • Voorgeprogrammeerde patronen: Patronen die
voor drumsporen geschikt zijn, zijn in het interne
geheugen voorgeprogrammeerd en kunnen voor
Songs elke song worden geselecteerd.

Een song bestaat uit spoor 1-16, een master spoor, song- • Gebruikerpatronen: Elke song kan maximaal 100
parameters als de song naam, effect, arpeggiator en patronen bevatten. Gebruik het gebruiker
RPPR parameters en 100 gebruikerpatronen. menucommando ‘Copy Pattern’ of ‘Copy from
U kunt op dit instrument maximaal 200 van dergelijke Song’, etc. om het patroon te kopiëren, als u een
songs maken. patroon in een andere song gebruikt. De
Spoor 1-16 en het master bestaan elk uit setup parame- patroonlengte kan in eenheden van één maat
ters, die zich op de startlocatie bevinden, en muzikale worden aangegeven.
gegevens binnen het spoor. Elk patroon bestaat uit muzikale gegevens voor één
spoor. Het is niet mogelijk om patronen te creëren die
Setup parameters meerdere sporen bevatten.
Spoor 1-16 Door in een spoor geplaatst te worden (gebruiker
Bank/Program No.*, PLAY/MUTE/REC, Pan*, menucommando ‘Put to Track) of naar een spoor te
Volume*, Track Play Loop, Loop Start Measure, worden gekopieerd (gebruiker menucommando ‘Copy
Loop End Measure, Status, MIDI Channel, Bank to Track’) kunnen deze patronen als muzikale spoorge-
Select (When Status=EX2), Force OSC Mode, OSC gevens worden gebruikt. Als alternatief kunt u een
Select, Portamento*, Transpose**, Detune**, Bend patroon in de RPPR functie van een song gebruiken.
Range**, OSC On/Off Ctrl, Delay, Use Program's
Scale, MIDI Filter, Key Zone, Velocity Zone, Track
Name, IFX/Indiv.Out BUS Select, Send1(MFX1)*, Cue lijst
Send2(MFX2)*
Master track Met behulp van een cue lijst kunt u meerdere songs ach-
Maatsoort*, Tempo* tereenvolgens afspelen. Op de TR kunt u maximaal 20
cue lijsten maken. Voor elke cue lijst kunt u maximaal 99
Muzikale gegevens songs in elke willekeurige volgorde met elkaar verbin-
den, en aangeven hoe vaak de song wordt herhaald.
Spoor 1-16
Met behulp van het paginamenucommando ‘Convert to
Noot aan/uit, programmawijziging (inclusief bank-
Song’ kunt u de twee of meer songs in een cue lijst tot
selectie), toonverbuiging, naslag (poly naslag), con-
één enkele song omzetten. Zo kunt u een cue lijst
trolewijziging, patroonnummer.
gebruiken om de backing te maken, de cue lijst vervol-
* Als u tijdens realtime opname de instelling wij- gens tot een song omzetten en op ongebruikte sporen
zigt, wordt dit als muzikale gegevens opgesla- solofrasen toevoegen.
gen. Zo kunt u tijdens het afspelen de
startinstellingen wijzigen.

Pattern U00 ... U99


RPPR Setup Controller Setup : 2.2
: 5.1

Arpeggiator: 6.1–1…5
(A, B)
Track 1 Setup parameters Musical data

Track 2 Setup parameters Musical data


Master Effect 1, 2 :
BUS : 7.1–1, 2 7.2–1...3
Track 3 Setup parameters Musical data

Track 4 Setup parameters Musical data

Insert Effect : MasterEQ : 7.2–4


AUDIO OUTPUT
Track 5 Setup parameters Musical data L/MONO, R
7.1–3, 4
Track
Track 6 Setup parameters Musical data

Track 7 Setup parameters Musical data AUDIO OUTPUT


Insert Effect INDIVIDUAL 1,2
Track 8 Setup parameters Musical data Master Effect
Individuele
uitgangen

Track 16 Setup parameters Musical data

Master Track Tempo, time signature data

7.1-1 of 7.2-1 duiden op pagina’s of tabvensters die op dit instrument voor bewerking worden gebruikt.

64
maken. Zie ‘Voor een nieuwe song spoorinstellin-
Een song produceren gen maken’ (☞p.70), als u het programma en
volume etc. zelf vanuit nul wilt aangeven.
Dit gedeelte beschrijft hoe u de sequencer van de TR
Gebruik de cursortoetsen om naar ‘Copy Pattern
gebruikt. Ter illustratie maken we een song door de
to Track too?’ te gaan. Druk op de [INC] toets om
onderstaande volgorde te volgen.
het aanvinkvakje aan te vinken.
‘De basis song creëren’ Als deze is aangevinkt, wordt er na het inladen van
Hier gebruiken we de handige functies van de TR de template song een drumpatroon naar de song
sequencer (bijv., template songs, voorgeprogrammeerde gekopieerd.
patronen, arpeggiator) om realtime opname en staps-
gewijze opname uit te voeren. Druk op de [F8] (‘OK’) toets om de template song
in te laden.
‘De song bewerken’
Er verschijnt een dialoogvenster. .
Hier bewerken we de song die we in ‘De basis song
creëren’.

Basisfuncties
‘Een cue lijst creëren’
Hier voltooien we de song door voor de song die we bij
‘De song bewerken’ hebben gekopieerd een cue lijst aan
te maken. Zorg ervoor dat rechts van ‘Pattern’ Preset, P109:
AcidJazz 1/Std2 is geselecteerd. Gebruik, als dit
niet het geval is, de VALUE regelaar om deze te
De basis song creëren selecteren.
U kunt op [START/STOP] drukken om het geselec-
1. Een template song inladen, en voorge-

Sequencerfunctie
teerde patroon te beluisteren. Druk nogmaals op
programmeerde patronen (drumfrasen) [START/STOP], als u de weergave wilt stoppen.
kopiëren Druk op de [F6] (‘Copy’) toets om het patroon te
1 Schakel de stroomtoevoer uit. Schakel hem vervol- kopiëren.
gens weer in. De ‘Measure’ waarde wijzigt van 001 in 009. Dit
geeft aan dat het patroon van maat 1 naar maat 8 is
Als u de stroomtoevoer uitschakelt, worden alle
gekopieerd, en dat u de volgende keer dat u op de
songs gewist. Zorg ervoor dat u, voordat u deze
[F6] (‘Copy’) toets drukt, het patroon van maat 9
stap uitvoert, alle belangrijke gegevens opslaat.
wordt gekopieerd.
In deze uitleg wordt ervan uitgegaan dat u begint
vanaf de oorspronkelijke toestand bij het inschake-
len van de stroomtoevoer.

2 Druk op de [SEQ] toets om in de Sequencerfunctie


te komen.
Druk op de [F7] (‘Exit’) toets.
In de SEQ 1.1: Play/REC, Play/REC pagina geeft
het ‘Song Select’ veld S000: Acid Jazz weer.
Songselectie

3 Laad een template song in.


Druk op de [F8] (‘UTILITY’) toets of de cursortoet-
sen om ‘Load Template Song’ te selecteren en druk
op de [F8] (‘OK’) toets. Spoorselectie

Er verschijnt een dialoogvenster.


Zelfs na de bovenstaande stappen kunnen voorge-
programmeerde patronen in een song worden
gebruikt. U kunt dit doen door de gebruiker
menucommando’s ‘Put Pattern’ of ‘Copy Pattern’
(SEQ 5.1: RPPR, Pattern pagina) te gebruiken (☞
Zorg ervoor dat de template song naam rechts van PG p. 71).
‘From’ is gemarkeerd, en gebruik de VALUE rege-
laar om P13: Acid Jazz te selecteren. 4 Als u het keyboard bespeelt, hoort u voor spoor 1
van de template song die is ingeladen het drum-
Er zijn 16 template songs, die elk programma, programma.
volume en effectinstellingen bevatten, die voor 5 Druk op de [ ] toets om ‘Track Select’ T01: Drums
verschillende muziekstijlen geschikt zijn. Door in te selecteren.
een song een template in te laden kunt u direct
‘Track Select’ is het spoor dat wordt gebruikt om
beginnen met opnemen, zonder dat u elke keer
song gegevens op te nemen/af te spelen. Normaal-
dezelfde regelmatig gebruikte instellingen dient te
65
gesproken kan het spoor dat hier is geselecteerd in daadwerkelijke uitvoeringsgegevens uit te brei-
vanaf het keyboard worden afgespeeld, en tijdens den. Gebruik het SEQ 5.2: Track Edit gebruiker
uw opname wordt uw uitvoering op dit spoor menucommando ‘Repeat Measure’ om het aantal
opgenomen (in andere gevallen dan Multi REC of afspeelherhalingen aan te geven en het patroon als
Master spoor). afspeelgegevens uitbreiden. In de sample illustra-
Gebruik de VALUE regelaar om T02: Bass te selec- tie hieronder, worden de uitvoeringsgegevens
teren, en deze vanaf het keyboard af te spelen. gemaakt om maat 1-8 van spoor 1 vier keer af te
Selecteer vervolgens T03-T08 op volgorde, en spelen (d.w.z. 32 maten).
speel ze vanaf het keyboard af. (De TR heeft zes-
tien sequencersporen, maar deze template song
geeft alleen spoor 1-8 weer).
Selecteer T03: Elec.Piano.

3. Het basspoor opnemen


1 Druk, als er een weergave plaats vindt, op de
[START/STOP] toets om de weergave te stoppen.
Druk op de [LOCATE] toets om naar het begin van
6 Druk op de [START/STOP] toets om het voorge- de song terug te gaan.
programmeerde patroon dat u heeft gekopieerd af
De locatie staat op 001:01.000.
te spelen. Bespeel het keyboard tijdens het beluis-
teren van het drumpatroon. 2 Druk op de [EXIT] toets om naar de 1.1: Play/REC
pagina te gaan.
7 Druk op de [START/STOP] toets om te stoppen.
3 Gebruik ‘Track Select’ om het spoor dat u wilt
2. Herhaaldelijk bepaalde maten van een opnemen te selecteren.
Selecteer in dit geval T02: Bass.
spoor afspelen (Track Play Loop)
Zo kunt u Track Play Loop gebruiken om een drumfrase
herhaaldelijk af te spelen.
1 Druk op de [MENU] toets om naar het pagina-
menu te gaan.

Druk op de [START/STOP] toets om de weergave


te starten, en oefen het spelen van de frase die u
wilt opnemen.
Druk, als u klaar bent met oefenen, op de [START/
STOP] toets om de weergave te stoppen.
Druk op de [F1] toets om ‘Loop’ te selecteren, en
Druk op de [LOCATE] toets.
druk op de [F8] (‘OK’) toets.
De SEQ 1.2: Loop, Track Play Loop pagina ver- Als de stroomtoevoer wordt ingeschakeld, is de
schijnt. ‘Recording Mode’ van de TR op Over Write recor-
ding ingesteld, waarbij de nieuw opgenomen
gegevens worden overschreven. Zie p.81 en PG
p.56 voor details over andere opnamemethodes.

Als u snelle of lastige frasen opneemt, kunt u het


tempo verlagen en op een comfortabeler tempo op
2 Vink ‘Loop On’ van spoor 1 aan, laat ‘Loop Start te nemen. Pas eenvoudigweg het ‘Tempo’ aan.
Meas’ als het is, en stel ‘Loop End Meas’ op 008 in. Herstel na de opname het oorspronkelijke tempo.
3 Als u op de [START/STOP] toets drukt, wordt de
drumfrase herhaaldelijk afgespeeld.
Als de weergave in de song een aantal maten is her-
haald, zoals door ‘Length’ is aangegeven (de stan-
daardlengte bij het aanzetten van de stroomtoevoer
is 64 maten), stopt deze automatisch.
U kunt de Quantize en Resolution functies
Door ‘Play Intro’ te gebruiken, kunt u de loop
gebruiken om de timing van uw uitvoering tijdens
beginnen nadat u een introductie heeft toegevoegd
het opnemen te corrigeren.
(☞PG p.58).
Veronderstel bijvoorbeeld dat u tijdens realtime
Track Play Loop wordt net zo lang herhaald als het opnemen op een ietwat inaccurate timing achtste
aantal maten dat door ‘Length’ wordt aangegeven. noten invoert, net als in regel één van de onder-
Als u het aantal herhalingen wilt beperken of staande afbeelding is weergegeven. Als u ‘Reso’
andere uitvoeringsgegevens (bijv., een drum fill- (Resolutie) op  instelt en een realtime opname
in) in dat spoor wilt plaatsen, dient u het patroon heeft aangemaakt, wordt de timing automatisch

66
aangepast, en volgens regel 2 gecorrigeerd. Bij een Nadat u op de [START/STOP] toets drukt om de
Hi instelling, wordt de uitvoering met de exacte weergave te verminderen, raden we u aan om de
timing waarop deze werd gespeeld opgenomen. [LOCATE] toets in te drukken, zodat u naar het
begin van de song terugkeert. Na het opnemen,
       keert u automatisch naar de maat terug waarop de
opname werd gestart.

4. Arpeggiopatronen opnemen
        De uitvoering van een arpeggiopatroon kan in een song
worden opgenomen. Bij instellingen van de template
song, functioneert de arpeggiator op spoor 4.
1 Kies in ‘Track Select’ voor T04: Gitaar.

Basisfuncties
Er is tevens een ‘Quantize’ functie (SEQ 5.2: Track
Edit gebruiker menucommando), die de timing van
de uitvoeringsgegevens, nadat ze zijn ingevoerd, 2 Druk op de [ARP ON/OFF] toets
corrigeert. Als u al een opname heeft gedaan (zon- 3 Druk op de [START/STOP] toets en speel enkele
der van de realtime quantize) gebruik te maken, en noten of akkoorden .
later tijdens het afspelen opmerkt dat de timing niet Controleer of de arpeggio’s die synchroon met het
helemaal klopt (zoals in regel 1 van de vorige tempo van de drum en basuitvoering synchroni-

Sequencerfunctie
afbeelding), kunt u het SEQ 5.2: Track Edit gebrui- seert, en repeteer uw uitvoering.
ker menucommando ‘Quantize’ selecteren, ‘Resolu- 4 Druk op de [START/STOP] toets om de weergave
tion’ op  instellen, en op de [F;8] (‘OK’) toets te stoppen.
drukken om de timing zo te corrigeren als in regel 2
Druk vervolgens op de [LOCATE] toets om de loca-
wordt weergegeven.
tie naar het begin van de song te bewegen.
4 Druk op de [REC/WRITE] toets.
5 Start de opname.
U hoort de metronoom. De TR komt in de opname- Druk op de [REC/WRITE] toets, en druk vervol-
klaar toestand. (☞Zie PG p. 57 voor details over de gens op de [START/STOP] toets.
metronoominstellingen).
Als u op het keyboard tijdens de aftelling noten
5 Druk op de [START/STOP] toets speelt, begint de arpeggio op hetzelfde moment als
De opname begint, nadat er twee maten zijn afge- de opname begint, en vervolgens wordt dat patroon
teld. opgenomen.
Bespeel het keyboard ongeveer 16 maten lang, en Bespeel het keyboard ongeveer 16 maten lang, en
neem uw uitvoering op. neem uw uitvoering op.
Druk, als u een vergissing heeft gemaakt of besluit
Druk op de [START/STOP] toets om de opname te
om de opname opnieuw te doen, op de [START/
stoppen.
STOP] toets om de opname te stoppen, en druk op
de [COMPARE] toets. Als u een vergissing heeft gemaakt of de opname
Als u op de [COMPARE] toets drukt om de verge- opnieuw wilt doen, kunt u de vergelijkfunctie
lijkfunctie uit te voeren, keert u terug naar de toe- gebruiken (druk op de [COMPARE] toets), om het
stand van voor de opname. (☞Zie p.80 voor de geheel zo vaak op te nemen als u wilt.
inhoud die u in de Sequencerfunctie kunt vergelij-
Het arpeggiopatroon wordt opgenomen volgens
ken).
de nootgegevens die zijn gemaakt. Als u tijdens
6 Druk, als u tevreden bent met uw uitvoering, op het opnemen van een arpeggiopatroon de ARP-
de [START/STOP] toets om de opname te stoppen. GATE of ARP-VELOCITY bedient, worden deze
Als bijvoorbeeld de beste take van uw uitvoe- gegevens opgenomen, maar is het niet mogelijk
ring in maat 5-8 plaatsvond, kunt u de Track Play om voor die noten op een later tijdstip wijzigingen
Loop functie gebruiken om nu juist dit stukje her- toe te voegen door ARP-GATE of ARP- VELO-
haaldelijk af te spelen. Vink in de SEQ 1,2: Loop, CITY te overdubben.
Track Play Loop pagina ‘Loop On’ van spoor 2
aan, stel ‘Loop Start Meas’ op 005 in, en stel ‘Loop Andere sporen opnemen
End Mess’ op 008 in.
1 Gebruik volgens de beschrijving in ‘Het basspoor
opnemen’ ‘Track Select’ om T03: Elec.Piano te
selecteren, en neem ongeveer 16 maten op.

6. Stapsgewijze opname
De TR biedt twee algemene manieren om een song op te
nemen. De eerste is realtime opname, waarin uw uitvo-
Als u op de [START/STOP] toets drukt, begint de
ering op het keyboard en bediening van de joystick en
herhaaldelijke weergave.
67
andere regelaars in realtime worden opgenomen. Zo ‘Vel’ is de velocity (speelkracht), en hogere waarden
hebben we in de voorgaande paragrafen de bas en elek- geven een luider volume. Stel deze op ongeveer
trische pianosporen opgenomen. 090 in.
De tweede methode is stapsgewijze opname, waarin u Als u voor deze parameter Key selecteert, wordt de
de timing, nootlengte en velocity etc. in het LCD venster velocity waarmee u het keyboard daadwerkelijk
kunt aangeven, en het keyboard kunt gebruiken om de heeft bespeeld ingevoerd.
toonhoogte van de noot in te voeren. Alleen de noot- 6 Sla op het keyboard de eerste noot die u wilt
aan/uit gegevens worden opgenomen. Stapsgewijze invoeren aan, en laat hem vervolgens los.
opname is geschikt als u een onderscheidend mecha- Het LCD venster geeft de numerieke waarden van
nisch gevoel wilt creëren of als u frasen opneemt die de gegevens die u invoert weer. Rechtsonder veran-
onmogelijk of te snel zijn om ‘live’ te spelen. dert Next:[M001 01.000) in [M001 01.48], en als u de
Door het sequencertempo tijdelijk te vertragen volgende noot invoert, worden de gegevens op die
kunt u snelle frasen ook in realtime opnemen. locatie ingevoerd.
Blijf noten aanslaan, om zo een melodie in te voe-
Hier is de procedure voor stapsgewijze opname. ren.
1 Druk op de [MENU] toets om naar het pagina- U kunt tevens noten of rusten verwijderen of rus-
menu te gaan. ten of verbindingen invoeren. (☞PG p.75)
Druk op de [F5] toets om ‘TEdit’ te selecteren, en
druk op de [F8] (‘Open’) toets. • Druk op de [F6] (‘Back’) toets om een noot of
Het SEQ 5.2: Track Edit venster verschijnt. rust die u invoert te verwijderen. De laatst
ingevoerde noot wordt verwijderd.
• Druk op de [F4] (‘Rest’) toets om een rust in te
voeren. Deze toets zorgt ervoor dat er een rust
van de ‘Step’ waarde wordt ingevoerd.
• Om de lengte van een noot aan te passen kunt u
voor het invoeren van de noot de ‘Step’ waarde
aanpassen. Als u de lengte (verbinding) van de
2 Druk op de [ ] toets om ‘Track Select’ op T08 noot echter wilt verlengen, dient u op [F5] (‘Tie’)
(Ch:08) Lead Synth in te stellen. te drukken; de laatst ingevoerde noot wordt met
In dit voorbeeld gebruiken we een analoog synthe- een ‘Step’ lengte uitgebreid.
sizer geluid om een lead uitvoering in te voeren.
3 Druk op de [ ] toets om ‘Measure (From)’ te selec-
teren, en druk op de [DEC] toets om deze op M:001
in te stellen. Druk op de [PAUSE] toets, als u de eerstvolgende
Bij deze instelling begint de stapsgewijze opname noot die u invoert wilt controleren. In deze toe-
vanaf maat 1. stand zorgt het spelen van een toets ervoor dat er
geluid wordt voortgebracht, maar wordt er geen
4 Druk op de [F8] (‘UTILITY’) toets om het gebrui-
noot ingevoerd. Druk nogmaals op de [PAUSE]
kermenu weer te geven, druk op de [F7] toets of de
toets om de opnamepauze te annuleren en het
cursortoetsen om ‘Step Recording’ te selecteren, en
invoeren voort te zetten.
druk op de [F8] (‘OK’) toets.
Er verschijnt een dialoogvenster. Druk, als u een akkoord wilt invoeren, gelijktijdig
op de noten van het gewenste akkoord. Zelfs als u
deze niet gelijktijdig indrukt, worden alle noten
die u heeft ingedrukt voordat u uw hand van alle
toetsen afhaalde op dezelfde locatie ingevoerd.
In het bovenstaande voorbeeld, zorgt het pro-
gramma van spoor 8 er echter niet voor dat er
5 Druk op de [ ] toets om ‘Step’ te selecteren. Druk akkoorden worden gespeeld. Dit komt doordat het
op de [INC] toets of de [DEC] toets om  (16e noot) programma op de monofunctie is ingesteld, en de
te selecteren. song de instellingen van het programma volgt.
Met andere woorden: aangezien dit spoor op
De stap aan wat de basis nootwaarde (lengte van
‘Force OSC Mode’ PRG is ingesteld, geldt nog
een noot of rust) is, welke bij het invoeren van noten
steeds de Mono ‘Voice Assign Mode’ instelling
vanaf het keyboard wordt gebruikt.
van het programma B042: Express Lead.
Selecteer de ‘-‘ rechts, en druk op de [INC] toets of
de [DEC] toets om een triool of gepunteerde noot 7 Druk, als u klaar bent met invoeren, op de [F8]
in te voeren. Selecteer ‘3’ voor een triool of ‘.’ voor (‘Done’) toets.
een gepunteerde noot. 8 Druk op de [START/STOP] toets om de opname af
‘Duration’ geeft de duur dat de noot zelf hoorbaar te spelen.
is. Lagere waarden zorgen voor een staccato noot,
Als u de stapsgewijze opname begint, worden
en hogere waarden zorgen voor een legato noot.
alle gegevens die achter de opgenomen maat staan
Laat in dit voorbeeld de instelling ongewijzigd.
van het betreffende spoor gewist.
U dient hiervan bewust te zijn, als u halverwege

68
het lied vanaf een bepaalde maat de stapsgewijze De TR biedt een Solo functie waarmee u alleen een
opname start. bepaald spoor 1-16 kunt afspelen, en een Mute functie
Voer de stapsgewijze opname op een ander, leeg waarmee u alleen een bepaald spoor onhoorbaar
spoor uit, en voer het ‘Move Measure’ of ‘Copy maakt. U kunt deze functies op diverse manieren
Measure’ commando uit, als u in een maat die al gebruiken. U kunt bepaalde sporen bijvoorbeeld
gegevens bevat opnieuw gegevens wilt invoeren bewust onhoorbaar maken of soleren of tijdens het
(☞PG p.79). opnemen van nieuwe sporen alleen het ritmische
Als u de opgenomen gegevens wilt bewerken of er gedeelte van de laatst opgenomen sporen beluisteren.
iets aan wilt toevoegen, kunt u de ‘Event Edit’ Laten we de Mute en Solo functies uitproberen.
functie gebruiken (☞PG p.75).
1 Druk in de SEQ 1.1: Play/REC pagina op de [F2]
7. Regelaars gebruiken om tonale (‘Prog..8’) toets om naar de Programmapagina te
gaan.
wijzigingen op te nemen
Druk op de [START/STOP] toets.
Laten we proberen de realtime regelaars en de joystick te
gebruiken om aan de uitvoering, die we zojuist op spoor 2 Selecteer spoor 1 ‘PLAY/MUTE/REC’, en druk één
maal op de [INC] toets.

Basisfuncties
8 stapsgewijs hebben opgenomen, effecten toe te voegen.
1 Druk op de [EXIT] toets, en druk vervolgens op de Het beeldvenster verandert in ‘MUTE’ en de weer-
[F6] (‘Pref.’) toets om naar de SEQ 1.1: Play/REC, gave van spoor 1 is niet langer hoorbaar. Op deze
Preference pagina te gaan. manier kunt u met behulp van de ‘mute’ functie
een bepaald spoor net zolang onhoorbaar maken
2 Stel de ‘Recording Mode’ op Over Dub in. tot de mute functie wordt uitgeschakeld.
Met behulp van Over Dub kunt u aan een eerder
opgenomen spoor elementen toevoegen.

Sequencerfunctie
Selecteer spoor 2 ‘PLAY/MUTE/REC’, en druk één
maal op de [INC] toets.
3 Zorg ervoor dat u bij ‘Track Select’ T08: Lead
Synth heeft geselecteerd. Als u, zoals hierboven, de parameters van diverse
Druk op de [START/STOP] toets om de weergave te sporen selecteert, kunt u uw selectie ook maken
starten, en oefen het bedienen van de realtime rege- door de [TIMBRE/TRACK] toets ingedrukt te
laars en joystick. Druk, als u klaar bent met oefenen, houden en op één van de [F1] (T1/T9)-[F8] (T8/
op de [START/STOP] toets om te stoppen. Druk op T16) toetsen te drukken.
de [LOCATE] toets.
Het beeldvenster verandert, en de weergave van
4 Start de opname. spoor 2 wordt ook onhoorbaar gemaakt.
Druk op de REC/WRITE toets, en druk vervolgens
op de [START/STOP] toets.
Nadat er twee maten wordt afgeteld, begint de
opname.
Bedien de LFO CUTOFF of RESONANCE/HPF
realtime regelaars of de joystick (±Y as) om hun
bewegingen op te nemen. Druk op de ‘PLAY/MUTE/REC’ toets en vervol-
gens op de [DEC] toets, als u de mute functie wilt
Druk, als u klaar bent met de uitvoering, op de
uitschakelen.
[START/STOP] toets.
3 Selecteer vervolgens spoor 1 ‘SOLO On/Off’ en
Druk, als u een vergissing heeft gemaakt of de
druk één maal op de [INC] toets.
opname opnieuw wilt uitvoeren, op de [COM-
PARE] toets om de vergelijkfunctie uit te voeren, en Het beeldvenster verandert en nu is alleen spoor 1
maak vervolgens een nieuwe opname. hoorbaar. Op deze manier kunt u met behulp van
de Solo functie alleen een bepaald spoor beluiste-
6. De song opslaan ren.
Vergeet niet de song die u heeft gemaakt op te slaan. Als u zowel de Mute als de Solo functie gebruikt,
Zodra de stroomtoevoer van de TR wordt uitgeschakeld, krijgt de Solo functie voorrang.)
gaan de gegevens verloren. Zie p. 46 voor de procedure
van het opslaan.

Handige functies voor song productie en het con-


troleren van de spoorinstellingen
Druk op spoor 1 ‘SOLO On/Off’ en druk één maal
Alleen een bepaald spoor beluisteren/ op de [INC] toets.
alleen een bepaald spoor onhoorbaar 69
maken (Solo/Mute functies)
Het beeldvenster verandert en nu zijn alleen spoor 1 Als u een programma toewijst, kunt u met behulp
en spoor 2 hoorbaar. van ‘Track Select’ het spoor selecteren waaraan u
iets toewijst, en het geluid afspelen.

2. De pan en het volume van elk spoor instellen


(SEQ 1.1: Play/REC, Mixer pagina))

Druk op de ‘SOLO On/Off’ toets en vervolgens op


de [DEC] toets, als u de solo functie wilt uitscha-
kelen.
Selecteer spoor 1 en 2 ‘SOLO On/Off’, en druk
voor elk spoor één maal op de [DEC] toets. In de SEQ 1.1: Play/REC, Mixer pagina bepaalt
Het beeldvenster verandert, en de weergave van ‘Pan’ de pan en ‘Volume’ het volume van elk spoor.
spoor 1 en 2 wordt onhoorbaar gemaakt. Als voor
alle sporen de Solo functie wordt uitgeschakeld, 3. De toongenerator en het MIDI kanaal dat voor
wordt het materiaal volgens de ‘PLAY/MUTE/ elk spoor wordt afgespeeld invoeren (SEQ 3.1:
REC’ instellingen afgespeeld. Param1, MIDI pagina))
U kunt met behulp van het gebruiker menucom-
mando ‘Solo Selected Track’ het geluid van alleen
het geselecteerde spoor beluisteren. Dit is handig
voor als u spoorparameters wilt instellen of effec-
tinstellingen wilt maken. (☞PG p.51)

[LOCATE] instellingen In de SEQ 3.1: Param1, MIDI pagina bepaalt ‘Status’


of elk spoor de interne toongenerator of de externe
Als u op de [LOCATE] toets drukt, gaat u naar een
toongenerator speelt. ‘MIDI Channel’ bepaalt van
bepaalde locatie.
elk spoor het MIDI kanaal.
De locatie wordt door het gebruiker menucommando
‘Set Location’ bepaald. Om de locatie, zelfs tijdens het Als de spoorstatus ‘Status’ op INT is ingesteld,
afspelen, in te stellen kunt u tevens de [ENTER] toets zorgt het bedienen van het keyboard of de regelaars
ingedrukt houden en op de [LOCATE] toets gebruiken. van de TR ervoor dat de interne toongenerator van
(☞PG p.54). de TR wordt gespeeld en geregeld.
Normaalgesproken stelt u dit op 001:01.000 in. U keert Als de spoorstatus ‘Status’ op EXT, EX2 of BTH is
naar het begin van de song terug. ingesteld, zorgt het bedienen van het keyboard of
Als u een song selecteert, wordt de [LOCATE] instelling de regelaars van de TR ervoor dat een externe toon-
automatisch op 001:01.000 ingesteld. generator wordt gespeeld en geregeld. (Het MIDI
kanaal van de externe toongenerator dient zo te zijn
Voor een nieuwe song spoorinstellingen ingesteld dat hij overeenkomt met het ‘MIDI Ch’
van de TR sporen die op EXT, EX2 of BTH zijn inge-
maken
steld).
Zo maakt u de basisinstellingen van een nieuwe song, Als ‘Status’ op BTH is ingesteld, worden zowel de
zoals het aan elk spoor toewijzen van een programma, externe toongenerator en de toongenerator van de
en het volume etc. instellen. U kunt deze instellingen TR zelf gespeeld en geregeld.
controleren voor de template song die u eerder heeft Stel deze parameter op INT of BTH in, als u de
ingeladen. Sequencerfunctie van de TR als 16-sporige multi-
timbrale toongenerator gebruikt. (☞’Status’ PG
1. Wijs aan elk spoor een programma toe. p.62).
SEQ 1.1: Play/REC, Program pagina)
Over het algemeen dient u voor elk spoor ‘MIDI
Channel’ op een ander kanaal 1-16 in te stellen.
Sporen die naar hetzelfde MIDI kanaal worden
gestuurd, worden tijdens een opname of weergave
gelijktijdig afgespeeld.

4. Effectinstellingen maken
Gebruik in de SEQ 1.1: Play/REC, Program pagina (SEQ 7.1: Insert FX, SEQ 7.2: Master FX)
‘Program Select’ om aan elk spoor een programma
Elk effect in SEQ 7.1: Insert FX en SEQ 7.2: Master
toe te wijzen.
FX instellen. (☞p.114, PG p.84).
U kunt op dit moment ook het gebruiker menucom-
mando ‘Select by Category’ gebruiken, om pro- 5. Het tempo en de maatsoort instellen
gramma’s op basis van hun categorie te selecteren (SEQ 1.1: Play/REC pagina)
(☞PG p.55).
Maak deze instellingen in de SEQ 1.1: Play/REC
U kunt ook het gebruiker menucommando ‘Copy pagina. ‘Tempo’ bepaalt het tempo en ‘Meter’
From Combi’ gebruiken, om instellingen van een bepaalt de maatsoort. (☞PG p.50)
combinatie te kopiëren (☞p.77, PG p.52).
70
6. Indien nodig andere instellingen maken All. Druk op de [F8] (‘OK’) toets om het kopiëren
Maak, indien nodig, arpeggiatorinstellingen (SEQ uit te voeren.
6.1: Arp.) en MIDI filterinstellingen (SEQ 4.1-4.4: 3 Maak volgens de beschrijvingen in stap 1 en 2
MIDI Filter 1-4). (☞ PG p.49-87) nog een nieuwe song (S002) aan, en kopieer Song
Als u klaar bent met het maken van deze instellingen, is 000 hier naartoe.
de basis opbouw compleet. Maak een opname, volgens
de instructies in ‘3. Het basspoor opnemen’ (☞p.66) en 2. Een song een naam geven
de daarop volgende paragrafen. Zo wijst u aan een song die u heeft gemaakt een naam
toe.
1 Kies voor ‘Song Select’ en gebruik de VALUE
Manieren van song bewerking regelaar om een song te selecteren. Kies in dit
U kunt een song op vele manieren bewerken. Hieronder voorbeeld voor song 002.
beschrijven we diverse manieren waarop de song die we 2 Kies in de SEQ 1.1: Play/REC pagina voor het
in de voorgaande pagina’s hebben gemaakt kunnen gebruiker menucommando ‘Rename Song’, en
bewerken, met als doel om een Cue lijst te maken (wordt druk op de [F8] (‘OK’) toets.

Basisfuncties
in de volgende paragraaf beschreven).

1. Een song kopiëren


Zo kopieert u een song. Dit is handig als u op basis van
een song verschillende variaties wilt maken.
1 Maak een nieuwe song.
Druk op de [EXIT] toets om de SEQ 1.1: Play/REC
pagina weer te geven.

Sequencerfunctie
Kies voor ‘Song Select’, gebruik de cijfertoetsen
om het song nummer dat u nieuw wilt aanmaken, Er verschijnt een dialoogvenster. Druk op de [F5]
en druk op de [ENTER] toets. (Druk bijvoorbeeld (‘Name’) toets om naar het tekstdialoogvenster te
op de [1] toets en vervolgens op de [ENTER] toets. gaan.
Er verschijnt een dialoogvenster. Druk op de [F1] (‘Clear’) toets, en voer CHORUS in
(☞p.44).
Druk op de [F8] (‘OK’) toets, als u klaar bent met het
invoeren van de naam.
Druk nogmaals op de [F8] (‘OK’) toets om het
Rename commando uit te voeren.
Bepaal het aantal maten, voer het aantal bij ‘Set 3 Wijs volgens de omschrijvingen in stap 1 en 2 de
Length’ in, en druk op de [F8] (‘OK’) toets. naam INTRO aan S000 en de naam VERSE aan
S001 toe.

3. Het aantal maten in de song instellen


Zo geeft u aan uit hoeveel maten de song bestaat. Als de
stroomtoevoer wordt ingeschakeld, staat deze waarde
op 64 maten ingesteld. Als u een hoger aantal maten in
Er wordt een nieuwe song gemaakt. Vervolgens realtime opneemt dan dit, krijgt de song een lengte van
kopiëren we de song instellingen en afspeelgege- het aantal maten dat u heeft opgenomen.
vens van een andere song naar deze nieuw aange-
1 Selecteer S000: INTRO.
maakte song.
2 Selecteer het gebruiker menucommando ‘Copy 2 Selecteer de SEQ 5.2: Track Edit pagina.
From Song’ en druk op de [F8] (‘OK’) toets. Druk in de SEQ 5.2: Track Edit pagina op de
[MENU] toets om naar het paginamenu te gaan,
selecteer de [F5] (‘TEdit’) toets, en selecteer vervol-
gens [F8] (‘Open’).

3 Druk op de [F8] (‘UTILITY’) toets om naar het


Er verschijnt een dialoogvenster. Selecteer de Song
gebruikersmenu te gaan.
die u wilt kopiëren (d.w.z., de kopieerbron). Als u
All selecteert, worden alle song instellingen en Dit bevat diverse commando’s voor het bewerken
afspeelgegevens van die song gekopieerd. Als u van sporen en maten.
Without Track/Pattern Events selecteert, worden
alle instellingen, behalve de Play Loop en RPPR
instellingen, gekopieerd. Kies in dit voorbeeld voor
71
Selecteer ‘Set Song Length’ en druk op de [F8] en gebruik de VALUE regelaar om deze op 001 in te
(‘OK’) toets. stellen. Druk vervolgens op de [ ] toets om ‘Measure
(To End Of)’ te selecteren, en tel deze op 008 in.

Er verschijnt een dialoogvenster. 5 Druk op de [F8] (‘UTILITY’) toets, selecteer het


gebruiker menucommando ‘Shift/Ers.Note’, en
druk op de [F8] (‘OK’) toets. .

Voer het aantal maten van de song in. Kies in dit


voorbeeld voor 008 (8 maten), en druk op de [F8]
(‘OK’) toets.
De uitvoeringsgegevens van maat 1-8 blijven
behouden, en de gegevens van daarop volgende Er verschijnt een dialoogvenster. Stel, als u het
maten worden gewist. Als u op de [START/STOP] matenbereik niet in stap 4 heeft aangegeven, ‘From
toets drukt om de song af te spelen, stopt de weer- Measure’ en ‘To Measure’ in, om het gebied dat
gave aan het eind van de 8e maat. bewerkt wordt aan te geven.
Stel ‘Mode’ op Shift (Replace) in, en stel de
Controleer, als u Track Play Loop gebruikt of de waarde op +003 in. (☞PG p.81)
maten die als ‘Loop Start Meas’ en ‘Loop End
Meas’ zouden worden gewist. Gebruik ‘Move
Measure’ (☞PG p.79) etc. om de gegevens voordat
u deze functie uitvoert naar het afspeel gedeelte te
verplaatsen, als deze anders gewist zouden wor-
den.
Druk op de [F8] (‘OK’) toets. De toonhoogte van
4 Sporen onhoorbaar maken. spoor 2 wordt met drie halve tonen verhoogd.
Druk op de [EXIT] toets om SEQ 1.1: Play/REC te 6 Gebruik dezelfde procedure om elk spoor waarop
selecteren, en ga naar de Program pagina. uitvoeringsgegevens zijn opgenomen 3 halve
Maak behalve spoor 3 en 4 alle sporen onhoorbaar. tonen te verhogen. Wijzig echter de toonsoort van
Als u de gegevens afspeelt, hoort u alleen de elektri- spoor 1 niet; deze gebruikt een drumkit.
sche piano en gitaaruitvoeringen.
Als u de toonsoort van een spoor dat een drumkit
gebruikt wijzigt, wordt de verhouding tussen de
noten en de instrumenten van de drumkit verscho-
ven, zodat de ritmische instrumenten niet goed
klinken.

5 Stel, volgens de beschrijvingen in stap 1-4song


S001: VERSE op 008 (8 maten) in, zodat het een Over bewerken
song van 8 maten wordt.
Song bewerking
Maak vervolgens behalve spoor 1-3 alle sporen Naast het kopiëren van en toewijzen van een naam aan
onhoorbaar. Als u de gegevens afspeelt, hoort u een song kunt u ook overige commando’s uit de
alleen de drums, bas en elektrische piano. gebruiker menucommando’s in pagina’s als SEQ 1.1:
6 Stel, volgens de beschrijvingen in stap 1-4song Play/REC pagina gebruiken, zoals bijvoorbeeld verwij-
S002: CHORUS op 008 (8 maten) in, zodat het een deren (Delete). (☞PG p.52).
song van 8 maten wordt.
Spoorbewerking
4. De toonsoort wijzigen (transponeren/ Met behulp van Event bewerking kunt u gegevens in
een opgenomen spoor bewerken of invoegen. Daarnaast
moduleren) kunt u zich vanuit het gebruiker menucommando in
Zo verandert u de toonsoort van een song. pagina’s als SEQ 5.2: Track Edit (☞ PG p.75) toegang ver-
1 Selecteer S002: CHORUS. schaffen tot commando’s als Create Control Data
(waarmee u verbuiging, naslag of controlewijziging
2 Selecteer de SEQ 5.2: Track Edit pagina.
gegevens kunt invoegen) en overige commando’s voor
3 Gebruik de [ ], [ ] toetsen om T02 te selecteren het verwijderen, kopiëren, invoegen of verplaatsen van
voor de toonsoortwijziging. sporen.
4 Geef aan voor welke maten de toonsoort wordt
gewijzigd. Patroonbewerking
Als u de gebruiker menucommando’s van de SEQ 5.1:
Druk op de [ ] toets om ‘Measure (From)’ te selecteren,
RPPR, Pattern pagina gebruikt, kunt u event bewerking

72
gebruiken om de opgenomen gegevens aan te passen of Selecteer op dezelfde wijze Stap 03, en druk op de
nieuwe gegevens in te voegen, en commando’s uitvo- [F4] (‘INSERT’) toets om aan Stap 03 een song toe te
eren om patronen verwijderen, kopiëren of ‘bouncen’ voegen. Stel deze stap op S002: CHORUS in.
(☞PG p.70). Als u op [F5] (‘CUT’) drukt, wordt de geselecteerde
stap verwijderd. Als u op de [F4] (‘INSERT’) toets
drukt, wordt die stap ingevoegd. Als u op de [F6]
(‘Copy’) toets drukt, wordt de geselecteerde stap
gekopieerd. Als u op de [F4] (‘INSERT’) toets drukt,
Een Cue lijst maken en afspelen wordt die stap ingevoegd.
Met behulp van een cue lijst kunt u meerdere songs ach- 4 Stel de laatste stap op End in.
tereenvolgens afspelen. U kunt bijvoorbeeld voor elk Als u deze op Continue to Step01 instelt, wordt de
gedeelte (intro, melodie A, melodie B, refrein en slot) van cue lijst herhaaldelijk afgespeeld.
een compositie een aparte song aanmaken, en de cue lijst
5 Geef bij ‘Rep (Repeat)’ het aantal keren dat de
gebruiken om de volgorde van elk gedeelte en het aantal
song voor die stap wordt herhaald. stel in dit voor-
keren dat het wordt herhaald te bepalen, om zo de song
beeld Stap 02 S001: VERSES op 02 in.
te voltooien.

Basisfuncties
Als u de structuur van de song wilt wijzigen, kunt u dit 6 Geef aan of er ook van effectinstellingen wordt
met behulp van de cue lijst op een efficiënte manier gewisseld, als de song bij elke stap wordt afge-
doen. speeld. Vink het ‘FX’ aanvinkvakje aan, als u wilt
U kunt deze tevens als jukebox functie gebruiken, dat de effectinstellingen worden gewijzigd.
waarmee u voltooide songs op een door u aangegeven Vink in dit voorbeeld het ‘FX’ aanvinkvakje van
volgorde kunt afspelen. Step 01, die de effecten inlaadt, aan.
7 Druk, als u klaar bent met het instellen van elke
Cue lijst
Stap Song Herhalen
stap, op de [F7] (‘DONE’) toets.
8 Stel ‘Tempo Mode’ op Auto in, als u op het tempo

Sequencerfunctie
01 S000: Intro 02 Intro Intro A A B Chorus
02 S001: A 02
Chorus A A B Chorus Chorus
wilt afspelen dat voor elke song was aangegeven.
03 S002: B 01
04 S003: Chorus 02
Als u deze instelling op Manu (Manual) instelt,
A(Solo) Chorus Chorus Chorus Ending Ending
05 S001: A 02 gebruikt de weergave het tempo dat door ‘ =’
06 S002: B 01 wordt aangegeven.
07 S003: Chorus 02

08 S001: A (Solo) 01
Tempofunctie
09 S003: Chorus 03
10 S004: Ending 02

Elke eenheid in een cue lijst wordt een ‘stap’ genoemd,


en elke stap bevat een song nummer en het aantal herh- Rep(herhalen) FX
alingen.
Hier gebruiken we een cue lijst om de eerder gemaakte 9 Als u op de [START/STOP] toets drukt, begint de
songs S000: INTRO, S001: VERSES en S002: CHORUS weergave vanaf de stap die als ‘Current Step’ is
te combineren. aangegeven.’
1 Selecteer SEQ 2.1: Cue lijst. Maatsoort

Bij de standaard instellingen wordt S000 als ‘Stap’


Spoor-
01 en End als ‘Stap’ 02 geselecteerd. selectie
Stap die
op dit
moment
speelt
Startmaat van die stap
Huidige stap

• ‘Step’: De pijl geeft aan welk stap er op dit moment


wordt afgespeeld. [ ] geeft de huidig geselec-
2 Druk op de [F7] (‘EDIT’) toets. teerde ‘Step’ aan. Als u stopt en ‘Current Step’
U kunt songs in de cue lijst invoegen of er uit ver- instelt, wijzigt het beeldvenster.
wijderen. • ‘M****’: Geeft de startmaat van die stap weer.
• ‘Meter’: Geeft de maatsoort die op dit moment
speelt weer. Dit kan niet worden gewijzigd.
• Met behulp van het paginamenucommando
Stap ‘Rename Cue List’ kunt u de naam van een cue lijst
aangeven.
• Als u het keyboard bespeelt, wordt het programma
3 Voeg een song aan het stapgedeelte toe. van het spoor dat door ‘Track Select’ is geselec-
Gebruik de cursortoetsen om Stap 02 te selecteren, teerd afgespeeld. Als er voor elke song een ander
en druk op de [F4] (‘INSERT’) toets. Er wordt aan programma is geselecteerd, klinkt het programma
stap 2 een song toegevoegd. Gebruik de VALUE dat voor de song die op dat moment speelt is gese-
regelaar om S001: VERSES te selecteren. lecteerd.

73
Cue lijst bewerking stopt automatisch zodra u de afspeeltoestand van de cue lijst in een song om te
[START/STOP] toets, etc. ( → ) zetten.
indrukt.

Een voetschakelaar om van stap te wisselen


Als de weergave tijdens het afspelen van een song U kunt een voetschakelaar gebruiken om van stap te
niet vloeiend aaneengesloten is wisselen.
Afhankelijk van de effectinstellingen kan het zijn dat er Als u ‘Rep(Repeat)’ op FS instelt, regelt een voetschake-
een bepaalde hoeveelheid tijd nodig is om van effect te laar die op de ASSIGNABLE SWITCH jack is aangeslo-
wisselen. Als dit het geval is, wordt de weergave van ten de timing waarop de herhaling van de song stopt.
song tot song niet vloeiend op elkaar aangesloten. Stel ‘Foot SW Assign’ (GLOBAL 1.1: System, Foot pag-
Vink voor ‘Step’ 01 ‘FX’ aan om u van een vloeiende ina) op Cue Repeat Control in.
overgang van song tot song te verzekeren. Vink voor
de overige stappen ‘FX’ niet aan. Op deze manier
worden de effecten ingesteld voordat de weergave Een cue lijst in een song omzetten
begint, en is er geen vertraging als de cue lijst weergave
Hoewel het niet mogelijk is om aan sporen in een cue
wordt gestart of er van song naar song wordt overge-
lijst extra materiaal toe te voegen, kunt u een cue lijst in
schakeld. Hoewel het niet mogelijk is om effect typen
een song omzetten, en vervolgens op lege sporen solo’s
binnen de cue lijst te wijzigen, kunt u dynamische mod-
etc. opnemen. U dient een cue lijst ook in een song om te
ulatie of MIDI controlewijzigingen als Effect Control
zetten, als u deze als SMF gegevens op een SD kaart wilt
gebruiken om de effecten binnen de cue lijst te regelen,
opslaan.
bijvoorbeeld om op bepaalde songs een diepere reverb
toe te passen of de LFO snelheid van een bepaalde song 1 Selecteer het gebruiker menucommando ‘Convert
te verhogen. Als u een cue lijst gebruikt om de song te to Song’.
construeren, raden we u aan om deze methode te Er verschijnt een dialoogvenster.
gebruiken.
2 Geef bij ‘To’ het songnummer dat voor de gecon-
Als u het gebruiker menucommando ‘Convert to
verteerde gegevens als bestemming dient aan.
Song’ gebruikt, worden de effectinstellingen van de
‘Step’ 01 song gebruikt voor de song die het resultaat is De naam van de cue lijst wordt automatisch als
van de conversie. song naam van de geconverteerde gegevens toege-
wezen. (Zie PG p.60 voor details en waarschuwin-
Zelfs als u ‘FX’ niet heeft aangevinkt, kunnen er zich gen met betrekking tot ‘Convert to Song’).
gevallen voordoen waarin er een vertraging plaatsvindt
in de overgang tussen twee songs, afhankelijk van de Gebruik, als u een nieuwe song wilt selecteren als
muzikale gegevens van de song. Er kunnen zich ook converteerbestemming, de cijfertoetsen [o]-[9] om
gevallen voordoen waarin de muzikale bij de overgang het song nummer in te voeren, en druk op de
tussen songs niet op de juiste timing worden afgespeeld. [ENTER] toets. Het is niet nodig om in het dialoog-
Als dit het geval is, kunt u de muzikale gegevens van de venster dat nu verschijnt ‘Set Length’ in te stellen.
song bewerken of de cue lijst voor weergave convertoren Hiervoor wordt het aantal maten in de geconver-
naar een song. Als u ‘Convert to Song’ gebruikt om een teerde song gebruikt. druk op de [F8] (‘OK’) toets,
cue lijst in een song om te zetten, is er tijdens de weer- en het Convert Cue List dialoogvenster verschijnt.
gave geen vertraging tussen songs, en worden de muz-
ikale gegevens op de juiste timing afgespeeld.

Voor gebruik in een cue lijst meerdere songs maken 3 Druk op de [F8] (‘OK’) toets.
Als u meerdere songs wilt maken voor gebruik in een De cue lijst wordt in een song omgezet. Ga naar de
cue lijst, is het een goed idee om de diverse benodigde SEQ 1.1: Play/REC pagina, selecteer het song num-
instellingen (programma en overige instellingen van elk mer dat u als bestemming voor de conversie heeft
spoor, effect instellingen, etc.) voor één song (bijv. S000) aangegeven, en controleer de resultaten.
aan te maken, en vervolgens het gebruiker menucom-
mando ‘Copy From Song’ in SEQ 1.1 etc. te gebruiken
om deze song naar andere songs te kopiëren, zodat de
instellingen consequent zijn.

Nadat uw cue lijst is voltooid en u deze in een


song omzet, worden de spoorinstellingen (pro- RPPR (Realtime patroon weergave/
gramma, pan, volume, etc.) van elke stap in
afspeelgegevens omgezet en gereproduceerd. Ech- opname) creëren en opnemen
ter, als de MIDI kanaal instellingen niet overeen-
komen, kan het zijn dat het niet mogelijk is om de Dit hoofdstuk beschrijft hoe u aan RPPR een patroon

74
toewijst, en hu u deze afspeelt en opneemt. (☞’Afspelen wijzen opeenvolgende nummers hebben, num-
met de RPPR functie’ p.31). mers die in elkaars buurt liggen hebben of
hetzelfde spoor gebruiken.

RPPR gegevens creëren


1 Maak een nieuwe song aan. (☞p.71).
2 Geef voor elk spoor het programma aan.
In dit voorbeeld gebruiken we een template song.
Gebruik het gebruiker menucommando ‘Load Tem- Gebruik de bovenstaande methode om binnen
plate Song’ om P14: Hip Hop/Rap in te laden. Het een bereik van P123: HipHop 3/HipHop-P135:
is niet nodig om de patronen te kopiëren. (☞p.65) HipHop 15/HipHop diverse patronen toe te wij-
3 Selecteer de SEQ 5.1: RPPR, RPPR setup pagina. zen.
In deze pagina staat de RPPR functie automatisch 9 Druk op de C#2 toets.
aan. Het toegewezen patroon wordt afgespeeld.

Basisfuncties
Haal uw vinger van de C#2 toets af, en druk op de
D2 toets.
Het patroon wijzigt, en de weergave begint. Op dit
moment hangt het patrooncommando van de ‘Sync’
en ‘M (Mode)’ instelling af.
4 Gebruik ‘KEY’ om te selecteren aan welke toets Stel ‘KEY’ op C#2 in, en stel ‘Sync’ op Measure in.
het patroon wordt toegewezen. Maak dezelfde instelling voor D2.
Selecteer C#2. U kunt deze ook selecteren door de
Druk nu achtereenvolgens op de toetsen. Merk op
[ENTER] toets ingedrukt te houden en een noot te

Sequencerfunctie
dat de patronen op een andere manier werken.
spelen.
Bij de ‘Measure’ instelling worden patronen in een-
C2 en lagere toetsen worden gebruikt om de weer- heden van één maat gebruikt. De patronen die u als
gave te stoppen, en kunnen niet worden toegewe- tweede en daarna wilt starten starten synchroon
zen. met de eenheden van een maat die in verhouding
5 Vink het ‘Assign’ aanvinkvakje aan. staat tot het patroon dat als eerste is gestart.
6 Stel ‘Pat (Patroonbank)’ op het Pre patroontype in, Als u de ‘M (Mode’ instelling in Once wijzigt,
en stel ‘Pattern Select’ op patroon P121: HipHop 1/ wordt het gehele patroon tot het eind afgespeeld,
HipHop in. zelfs als u uw vinger direct van het keyboard
7 Stel ‘Track’ op T01: Drums in. afhaalt.
Het geselecteerde patroon wordt afgespeeld vol- Druk, als u de weergave wilt stoppen, nogmaals
gens de instellingen (programma etc.) van het spoor op dezelfde toets of druk op de C2 of een lagere
dat u hier selecteert. toets.
8 Wijs aan andere toetsen patronen toe.
Stel ‘KEY’ op D2 in. Zie PG p.73 voor details over ‘Sync’, ‘M (Mode)’
Druk op de [F4] (‘REVERT’) toets. en ‘Shift’.
De instellingen voor ‘Assign’, ‘Pat (Patroonbank)’, De toegewezen toetsen worden in het LCD venster
‘Pattern Select’ en ‘Track’ worden ingesteld op de als keyboardafbeelding weergegeven.
waarden die eerder (in stap 5-7) zijn aangegeven.
Kies voor ‘Pattern Select’, en druk één maal op de U kunt toetsen die niet zijn toegewezen voor een
[INC] toets om P122: HipHop 2/HipHop te selecte- normale keyboarduitvoering gebruiken. Gebruik
ren. ‘Track Select’ om het spoor dat vanaf het key-
board wordt gespeeld te selecteren. U kunt bij-
Door op deze wijze ‘REVERT’ te gebruiken, kunt voorbeeld aan de C#2-B2 toetsen
u efficiënt werken, als de patronen die u wilt toe- achtergrondpatronen, zoals drums en baspartijen,

Song
RPPR RPPR functie is aan.

RPPR Normale multiweergave


en opname

P00: Pop&Balad 1/Std U00: Pattern 00

Voorgeprogrammeerd Patroon Gebruiker patroon U00 - U99


P00 – P149
5.1: RPPR, RPPR Setup

75
toewijzen, en deze toetsen gebruiken om de Als de song wordt gestopt, wordt het patroon met
patroonweergave te regelen, en toets C3 en daar- de timing van de arpeggiatorfunctie gesynchroni-
boven gebruiken om solo’s in realtime te regelen. seerd.
Het is een goed idee om de toegewezen toetsen op
deze wijze bij elkaar te houden.
Een RPPR uitvoering in realtime opnemen
Een RPPR uitvoering kan in realtime worden
RPPR weergave opgenomen. Als u, zoals in ‘RPPR creëren en afspelen’
Laten we de RPPR die u heeft gemaakt gebruiken om in (☞p.75), maar één spoor gebruikt (T01: Drums), stelt u
de SEQ 1.1: Play/REC pagina een uitvoering te doen. ‘Track Select’ op T01: Drums in, en gebruikt u de enkel-
1 Selecteer SEQ 1.1: Play/REC pagina in de Sequen- voudige spooropname, waarin slechts één spoor wordt
cerfunctie. opgenomen.
Zelfs als de RPPR maar één spoor gebruikt, is het ver-
2 Vink het ‘RPPR’ aanvinkvakje aan. standig om multisporige opname te gebruiken, als u bij
De RPPR functie wordt ingeschakeld. Van elke song ‘Track Select’ een ander spoor wilt gaan gebruiken en de
wordt de aan/uit instelling wordt onthouden. uitvoering hiervan gelijktijdig wilt opnemen.
U dient tevens multisporige opname te gebruiken, als u
de RPPR gegevens, in plaats van met maar één spoor,
met behulp van meerdere sporen heeft gemaakt, en de
uitvoering van meerdere sporen gelijktijdig wilt opne-
men.

3 Bespeel het keyboard. De patronen beginnen vol- Het RPPR patroon wordt op de sporen die door
gens de RPPR instellingen te spelen. het patroon worden gebruikt als uitvoeringsgege-
• Patroonweergave van een toets waarvan de ‘Sync’ vens opgenomen.
instelling Beat of Measure is, wordt met de Hieronder leggen we uit hoe u gelijktijdig een uitvoering
patroonweergave van de eerste toets kunt opnemen, die zowel de RPPR als de arpeggiator
gesynchroniseerd. (☞PG p.73 ‘Sync’) gebruikt.
• Als u het patroon synchroon afspeelt (als ‘Sync’ op 1 Stel voor elk RPPR patroon ‘Sync’ op SEQ in.
Beat, Measure of SEQ is ingesteld), begint het
patroon heel nauwkeurig op de tel, zelfs als u de Bij een SEQ instelling starten patronen die door de
noot iets eerder speelt dan de timing van de maat. RPPR functie worden afgespeeld, als de sequencer
Zelfs als u de noot iets later speelt dan de timing speelt of opneemt, synchroon met de maten van de
van de tel of maat (maar niet later dan een 32e sequencer.
noot), wordt deze benaderd alsof hij op de tel of
maat is begonnen, en wordt het begin van het
patroon zo ingekort dat de rest van de weergave
klopt.

Gebruik het MIDI kanaal dat bij ‘Track Select’ is


geselecteerd, als u de RPPR functie vanaf een
2 We gebruiken de arpeggiator om de baspatronen
extern MIDI apparaat wilt triggeren.
af te spelen. Volg deze instellingen.
4 Vink het RPPR aanvinkvakje uit, als u de RPPR Stel ‘Track Select’ op T02: Bass in.
functie wilt uitschakelen. Selecteer SEQ 6.1: Arp., Setup pagina, en stel spoor 2
‘Assign’ op A in. (Zorg ervoor dat bij ‘Arpeggiator
RPPR tijdens de weergave van een song Run’ A is aangevinkt.
afspelen
RPPR kan synchroon met de weergave van een song
worden afgespeeld.
Patroonweergave voor een toets waarvan de ‘Sync’
instelling op SEQ is ingesteld, wordt met de weergave
van de song gesynchroniseerd. (☞PG p.73 ‘Sync’)
Start de song weergave, en druk vervolgens op de toets. Selecteer SEQ 6.1: Arp., Setup pagina, en stel Pat-
De patroonweergave begint synchroon met de maten tern’ op U099 (INT) in.
van de song.

De synchronisatie gaat verloren zodra u tijdens het


afspelen van de song de [ REW] of [FF] ]
toetsen gebruikt.

Als u wilt dat de RPPR patroonweergave op


begint op het moment dat het afspelen van de Vink ‘Key Sync’ niet aan.
song begint, is het een goed idee om voordat de Druk op de [ARP ON/OFF] toets. (De toets licht op).
song weergave begint een lege maat, die geen 3 Vink het ‘Multi REC’ aanvinkvakje in de SEQ 1.1:
muzikale gegevens bevat, in te voegen.
76
Play/REC, Preference pagina aan. Als u tijdens uw uitvoering een vergissing heeft
gemaakt of de opname opnieuw wilt doen, kunt u
de vergelijkfunctie gebruiken (druk op de [COM-
PARE] toets), om het geheel zo vaak op te nemen als
u wilt.
9 Vink, indien nodig, de ‘Multi REC’ of ‘RPPR’ aan-
vinkvakjes uit, als u andere sporen wilt opnemen.
Als ‘Recording Mode’ op Loop All Tracks is inge- Vink in stap 3 het ‘Multi REC’ aanvinkvakje uit,
steld, is het niet mogelijk om Multi REC te selecte- om zo multisporige opname te verwerpen.
ren. Stel de ‘Recording Mode’ op Over Write in. Vink in stap 5 het ‘RPPR’ aanvinkvakje uit, om de
4 Selecteer de SEQ 1.1: Play/REC, Program pagina. RPPR functie uit te schakelen.
Bij alle sporen geeft de ‘PLAY/MUTE/REC’ indicatie
REC weer.
Het spoor dat door RPPR wordt afgespeeld wordt
gelijktijdig opgenomen met het spoor dat door de Het geluid van een combinatie of

Basisfuncties
arpeggiator wordt afgespeeld.
Stel voor alle sporen, behalve spoor 1 en 2, waarvan programma opnemen
de opname wordt gemaakt, ‘PLAY/MUTE/REC’ op
PLAY of MUTE in. Zo kunt u de instellingen van een combinatie of pro-
Zorg ervoor dat "Track Select" op T02: Bass is inge- gramma gemakkelijk kopiëren, en ze vervolgens opne-
steld. U spel op de toetsen van het keyboard, die men.
niet aan de RPPR functie zijn toegewezen, kan op Er zijn twee manieren om dit te doen. Als u in de Pro-
het spoor dat bij "Track Select" is aangegeven wor- grammafunctie of Combinatiefunctie speelt, kunt u de
den opgenomen. Auto Song Setup functie gebruiken om, met behulp
van de instellingen van het programma of de combi-

Sequencerfunctie
natie, automatisch een song op te bouwen. Of u kunt
het paginamenu commando in de Sequencerfunctie
gebruiken om de instellingen van een programma of
combinatie naar de sequencer te kopiëren.

5 Zorg er in de SEQ 1.1: Play/REC, Play/REC pagina


voor dat het ‘RPPR’ aanvinkvakje is aangevinkt.
Auto Song Setup functie
Deze functie past op een nieuwe song in de TR
sequencer automatisch de instellingen van het huidige
programma of de huidige combinatie toe. Hiermee
kunt u uw creatieve momenten en uitvoeringen
vastleggen, zonder dat u eerst enige sequencerparame-
ters handmatig in moet stellen.
6 Druk op de [LOCATE] toets om de locatie op Ter illustratie laten we hieronder zien hoe u de Auto
001:01:000 in te stellen. Song Setup functie in de Combinatiefunctie gebruikt.
7 Druk op de [REC/WRITE] toets, en druk vervol- 1 Ga naar de Combinatiefunctie.
gens op de [START/STOP] toets.
Druk op een toets die een RPPR patroon afspeelt,
en op één of meer toetsen die de arpeggiator afspe-
len.
Als u tijdens het aftellen voor de opname op een
toets drukt, beginnende patroonweergave en de
arpeggiator uitvoering gelijktijdig, zodra de 2 Selecteer de gewenste combinatie in de COMBI
opname begint, en worden ze opgenomen. 1.1: Play, Prog pagina. U kunt de COMBI 1.1: Play,
Neem de RPPR patroonweergave en arpeggiator Mix pagina gebruiken om de pan en het volume
uitvoering op. van elk timbre aan te passen, en u kunt de COMBI
1.1: Play, Arp.A/Arp.B pagina gebruiken om de
Als u de weergave van patronen die door de RPPR arpeggiatorinstellingen te bewerken. Voer, als u
worden getriggerd opneemt, is het mogelijk dat de uw bewerkingen wilt opslaan, na het bewerken
timing van de opgenomen events iets wordt ver- het ‘Update Combination’ of ‘Write Combination’
schoven. Probeer, als dit gebeurt, de ‘Reso’ (Real- commando uit.
time Quantize Resolutie) op een andere instelling
te zetten dan Hi. Deze functie gebruikt de instellingen die in het
huidige programma of de huidige combinatie zijn
8 Druk op de [START/STOP] toets, als u klaar bent opgeslagen. Dus als u tijdens de opname de arpeg-
met uitvoeren. giator wilt gebruiken, dient u, voordat u verder
De opname stopt, en de sequencer keert naar de gaat, het programma of de combinatie op te slaan,
locatie terug waarop de opname begon. terwijl de arpeggiatorfunctie is ingeschakeld.

3 Houd de [ENTER] toets ingedrukt en druk op de


77
[REC/WRITE] toets. Er verschijnt een dialoogvenster.
Het ‘Setup to Record’ dialoogvenster verschijnt.

Selecteer de combinatie die u wilt kopiëren (ofte-


4 Druk op de [F8] (‘OK’) toets om de Auto Song
wel, de kopieerbron).
Setup uit te voeren of druk op de [F7] (‘Cancel’)
toets, als u besluit om het commando niet uit te Druk op de COMBI BANK [B] toets, en druk vervol-
voeren. gens op cijfertoets [9], [9], en druk vervolgens op de
Als u de Auto Song Setup uitvoert, komt de TR [ENTER] toets.
automatisch in de Sequencerfunctie, en worden de B099: Steely Keys wordt geselecteerd.
instellingen van het programma of de combinatie, We kopiëren ook de effectinstellingen van de combi-
dat/die als laatste geselecteerd was, op de song toe- natie. Vink daarom het ‘With Effects’ aanvinkvakje
gepast. aan.
Aangezien we de instellingen van de acht timbres
Combinatie instellingen die automatisch worden van de combinatie naar spoor 1-8 willen kopiëren,
ingesteld dient u Track 1 to 8 te selecteren. Druk op de [F8]
De instellingen die automatisch worden gemaakt (‘OK’) toets om het kopiëren uit te voeren.
als u het Auto Song Setup commando uitvoert zijn 3 Vink in de SEQ 1.1: Play/Rec, Preference pagina
dezelfde als wanneer u, na het in het dialoogvenster het ‘Multi REC’ aanvinkvakje aan. (☞p.77)
maken van de volgende instellingen, het ‘Copy
From Combi’ (☞PG p.52) gebruiker menucom-
mando uitvoert.
• Vink ‘With Effects’ aan
• Stel ‘To’ op Track 1 to 8 in
• Vink ‘Auto adjust Arp for Multi REC’ aan
Programma instellingen die automatisch worden Als u een multisporige opname uitvoert, worden de
ingesteld. meerdere kanalen die door de arpeggiator worden
Als u in de Programmafunctie de Auto Song Setup afgespeeld gelijktijdig opgenomen.
uitvoert, wordt het programma van spoor 1 geselec- 4 Stel de sporen die niet opgenomen worden (d.w.z,
teerd, en worden de volgende instellingen gemaakt. spoor 9-16) op PLAY of MUTE in. (☞p.69)
• Invoegeffect, master effect en master EQ
5 Stel "Track Select" op 01 in.
instellingen van het programma
• Arpeggiatorinstellingen van het programma Stel "Track Select" in op het spoor dat met het glo-
• Controller Setup (2.2: Ed-Ctrl) instellingen van bal MIDI kanaal overeenkomt, om ervoor te zorgen
het programma dat de geluiden en de arpeggiator op dezelfde wijze
kunnen worden afgespeeld als in de Combinatie-
5 De TR komt automatisch in de opnameklaar toe-
functie. Als u het keyboard bespeelt, klinken de
stand, en de metronoom speelt volgens de Pref.
geluiden net zoals in de Combinatiefunctie.
(Preference) instellingen van de Sequencerfunctie
(☞PG p.56). 6 Start de opname.
6 Druk op de [START/STOP] toets om de realtime Druk op de [LOCATE] toets om de locatie op
opname te starten. Druk, als u klaar bent met 001:01:000 in te stellen.
opnemen, nogmaals op de [START/STOP] toets. Druk op de [REC/WRITE] toets, en druk vervol-
(☞p.81 ‘Realtime opname’) gens op de [START/STOP] toets.
Als u tijdens het aftellen voor de opname een B3
of lagere noot speelt, begint het arpeggiatorpatroon
Copy From Combi (Sequencerfunctie vanaf het moment dat de opname begint. Neem uw
paginamenu commando’s) uitvoering op.
7 Druk, als u klaar bent met de uitvoering, op de
Zo kunt u in de Sequencerfunctie de Copy From Combi [START/STOP] toets.
paginamenu commando’s gebruiken.
Als u een vergissing heeft gemaakt of de opname
Zorg ervoor dat het global MIDI kanaal (GLOBAL opnieuw wilt doen, kunt u de vergelijkfunctie
2.1: MIDI, ‘MIDI Channel’) op 01 is ingesteld. gebruiken (druk op de [COMPARE] toets), om het
geheel zo vaak op te nemen als u wilt. (Als u de ver-
1 Maak een nieuwe song aan. (☞p.71) gelijkfunctie gebruikt, wordt het ‘MultiREC’ aan-
vinkvakje uitgevinkt. U dient het daarom opnieuw
aan te vinken).

Als de opgenomen uitvoering bij het afspelen niet


goed wordt gereproduceerd
2 Voer het gebruiker menucommando ‘Copy From Als u het ‘Copy From Combination’ gebruiker menu-
Combination’ uit.
78 commando gebruikt om de instellingen van een combi-
natie te kopiëren, en vervolgens een multisporige *2 Er is alleen correctie nodig, als de sporen door één enkele
opname maakt terwijl de arpeggiator is ingeschakeld, arpeggiator, die alleen ‘MIDI Channel’ 01 gebruikt,
kunnen er zich gevallen voordoen waarin de uitvoer- worden bediend. In sommige gevallen kan er ook correctie
ing tijdens het opnemen niet door de weergave wordt nodig zijn, als de twee arpeggiators hetzelfde MIDI kanaal
gereproduceerd. gebruiken.
Meerdere sporen die op hetzelfde MIDI kanaal zijn
ingesteld worden tijdens de opname in één enkele Afhankelijk van de combinatie instellingen, kan
stroom met uitvoeringsgegevens gecombineerd. Als er het ook nodig zijn om tevens de spoorinstellingen
een spoor is met hetzelfde MIDI spoor als het spoor dat te wijzigen.
door de arpeggiator wordt afgespeeld, worden de In de vensters die hierboven zijn weergegeven is com-
gegevens die door de arpeggiator worden afgespeeld binatie B071: ‘In the Pocket’ met behulp van ‘Copy
met de uitvoeringsgegevens die handmatig werden From Combination’ gekopieerd. Probeer deze daad-
afgespeeld gecombineerd, en worden al deze gegevens werkelijk te kopiëren, volgens de eerdere omschrijvin-
door elk spoor van hetzelfde kanaal afgespeeld (als gen van de procedure in stap 1 en 2, om het zelf te
‘Status’ op INT is ingesteld). ervaren. Zie p. 105 voor de arpeggiatorinstellingen van
In dergelijke gevallen kunt u het probleem oplossen deze combinatie. Bepaal, als u deze instelling als voor-

Basisfuncties
door het MIDI kanaal van het spoor dat door de arpeg- beeld neemt of er correctie nodig is, en, indien nodig,
giator wordt afgespeeld te wijzigen, en vervolgens een wat er gecorrigeerd dient te worden.
spoor te maken dat de arpeggiator aandrijft. ‘Arpeggiator Run’ A en B zijn aangevinkt en ‘MIDI
Controleer de volgende instellingen, als de Channel’ 01 en 02 zijn geselecteerd. Alleen voor één
opgenomen uitvoering niet door de weergave wordt van de arpeggiators is correctie nodig. Als u met deze
gereproduceerd. instellingen een multisporige opname uitvoert, zijn de
• SEQ 6.1: Arp., Setup pagina MIDI kanalen van T01, 02, 03, 04, 05 en 06 hetzelfde,
‘Arpeggiator Run’ A, B en ‘Assign’ instellingen zodat de uitvoering van de bas in het lage register (T01
en T02), de synthesizer koper/pad in het hoge register

Sequencerfunctie
(T03, T04 en T05) en de synthesizer hamer die door
arpeggiator wordt afgespeeld B (T05) in één stroom
worden gecombineerd, en de uitvoering bij het
afspelen niet wordt gereproduceerd. (T08 is een
dummy spoor dat wordt gebruikt om arpeggiator A te
triggeren).
•• SEQ 3.1: Param1, MIDI pagina ‘MIDI Channel’ 1 Wijzig het MIDI kanaal van T05, zodat de synthe-
instellingen sizer hamer die door arpeggiator A wordt gespeeld
afzonderlijk kan worden opgenomen.
Selecteer de SEQ 3.1: Param1, MIDI T01-T08 pagina,
en wijzig het T05 ‘MIDI Channel’ in 03.
2 Voeg de instellingen toe die arpeggiator A trigge-
ren.
IZorg ervoor dat ‘MIDI kanaal’ op iets anders is Selecteer de SEQ 3.1: Param1, MIDI T09-T16 pagina,
ingesteld dan 01, als ‘Arpeggiator Run’ A en B zijn en schakel voor spoor 9 (of alle ongebruikte sporen)
aangevinkt, en de arpeggiator aan een spoor is toe- de ‘Status’ uit (Off), en stel het ‘MIDI Channel’ op
gewezen. 01 in.
(T09 wordt een dummy spoor dat wordt gebruikt
Zorg ervoor dat het global MIDI kanaal (GLOBAL
om arpeggiator B te triggeren).
2.1: MIDI, ‘MIDI Channel’) op 01 is ingesteld.
3 Selecteer de SEQ 6.1: Arp., Setup T09-16 pagina.
Arpeggiator Run MIDI kanaal *1 Correctie Stel spoor 9 Assign op B in.
Dit geeft de volgende instellingen.
Als ‘A’ of ‘B’ is aan- Alleen 01 Correctie verplicht
gevinkt 01 02, 01 03, Geen correctie verplicht Track T01 T02 T03 T04 T05 T06 T07 T08 T09
etc. Assign Off Off Off Off B Off A A B
Als ‘A’ en ‘B’ Alleen 01 Correctie verplicht Status INT INT INT INT INT INT INT Off Off
allebei zijn 01 02, 01 03, Alleen voor één item cor- MIDI Ch. 01 01 01 01 03 01 02 01 01
aangevinkt etc. rectie verplicht
01 02 03, etc. Geen correctie verplicht/ Hiermee zijn de correcties voltooid. Stel in de SEQ
Correctie verplicht *2 1.1: Play/Rec, Preference pagina "Track Select" in
*1 Zie de regels voor ‘Alleen 01’, als het ‘MIDI Channel’ van op een willekeurig spoor waarvan het MIDI kanaal
meerdere sporen die door de arpeggiator worden bediend 01 is. Vink het ‘Multi REC’ aanvinkvakje aan, en
alleen op 01 is ingesteld. Zie de regels voor ‘01 02, 01 03, voer een multisporige opname uit.
etc.’, als de ‘MIDI Channel’ instellingen 01 en één ander
kanaal zijn, zoals 01 en 02 of 01 en 03. Zie de regel voor ‘01
02 03, etc.’, als de ‘MIDI Channel’ instellingen 01 en meer-
dere andere MIDI kanalen zijn, zoals 01 en 02 en 03.

79
Over het algemeen kunnen spoor en patroon event
Waarschuwing en overige gegevens niet naar hun oorspronkelijke toestand worden
teruggebracht.
functies in de Sequencerfunctie Het vergelijken van song parameters is alleen tijdens
song bewerking mogelijk (als u een gebruiker menucom-
TR song gegevens en hun compatibiliteit mando uitvoert).
U kunt de volgende twee typen song gegevens van een Handelingen waarvoor de vergelijkfunctie niet
SD kaart in de sequencer van dit instrument inladen.
beschikbaar is
• Song gegevens die in het formaat van dit • Bewerken van songparameters
instrument zelf zijn opgeslagen • Andere gebruiker menucommando’s dan die hier-
Deze gegevens zijn alleen voor gebruik op dit boven (in Handelingen waarvoor de vergelijk-
instrument. Ze zijn echter gedeeltelijk compatibel functie beschikbaar is) worden genoemd.
met de TRITON/TRITON-pro/TRITONproX/TRI-
TON-Rack (Multi)/TRITON Le/TRITON STUDIO/ Geheugenbescherming
TRITON Extreme en KARMA Muziekwerkstation
(☞PG p.250). Ze kunnen niet in andere instrumen- Voordat u een spoor of patroon opneemt of de muz-
ten worden ingeladen. ikale gegevens bewerkt, dient u de geheugenbes-
Aangezien de uitvoering getrouw wordt gereprodu- cherming instelling in de Globalfunctie uit te
ceerd, inclusief gedetailleerde instellingen van dit schakelen. (☞p.43)
instrument, kunt u dit formaat gebruiken om song
gegevens die voor weergave op dit instrument zijn Over MIDI
bedoeld op te slaan.
Spoorstatus ‘status’
• Standaard MIDI bestanden
U kunt voor de sequencer van dit instrument instell-
Dit formaat is niet in staat om een totaal getrouwe
ingen maken om aan te geven of de interne toongener-
reproductie te geven van de uitvoering op dit
ator of een externe toongenerator wordt gespeeld.
instrument, zoals dit met het eigen formaat van dit
Als Track Status ‘Status’ (3.1: Param1, MIDI..8,
instrument wel kan (hoewel er geen probleem is
MIDI..16) op INT is ingesteld, zorgt het bedienen van
voor de normale weergave. Dit formaat biedt echter
het keyboard en de regelaars van dit instrument ervoor
wel compatibiliteit met andere SMF-compatibele
dat de eigen toongenerator van het instrument wordt
apparaten.
gespeeld en bediend.
Gebruik de Mediafunctie, als u van een SD kaart
Als de spoorstatus ‘Status’ op EXT, EX2 of BTH is
song gegevens wilt inladen of song gegevens op een
ingesteld, zorgt het bedienen van het keyboard of de
SD kaart wilt opslaan. (☞p.46, PG p.141)
regelaars van dit instrument ervoor dat een externe
toongenerator wordt gespeeld en geregeld. (Het MIDI
De vergelijkfunctie kanaal van de externe toongenerator dient zo te zijn
Met behulp van deze functie kunt u tijdens realtime ingesteld dat hij overeenkomt met het ‘MIDI Ch’ van
opnamen, stapsgewijze opnamen of spoorbewerking het spoor dat op EXT, EX2 of BTH is ingesteld). Als
voor-en-na vergelijkingen maken. ‘Status’ op BTH is ingesteld, worden zowel de externe
Als u bewerkingen blijft doen terwijl de [COM- toongenerator en de toongenerator van het instrument
PARE] toets verlicht is, wordt de toets donker. Nu zelf gespeeld en geregeld.
worden dit de muzikale gegevens die zijn geselec-
teerd als de [COMPARE] toets donker is.

Handelingen waarvoor de vergelijkfunctie


beschikbaar is
• Opname op een spoor Stel deze parameter op INT of BTH in, als u de
• Spoorbewerking Sequencerfunctie van de het instrument als 16-sporige
Alle commando’s behalve de gebruiker menucom- multitimbrale toongenerator wilt gebruiken. (☞’Status’
mando’s ‘Memory Status’ en ‘Rename Track’ van de PG p.62).
SEQ 5.2: Track Edit pagina.
De sequencer met een extern MIDI apparaat syn-
• Opname op een patroon chroniseren
• Patroonbewerking Het opname/weergave tempo van de sequencer van
Alle commando’s behalve de gebruiker menucom- dit instrument kan met een extern MIDI apparaat,
mando’s ‘Memory Status’, ‘Rename Pattern’, ‘FF/ zoals een sequencer of ritmemachine worden gesyn-
REW Speed’ en ‘Rename Track’ van de SEQ 5.1: chroniseerd (☞PG p.242).
RPPR, Pattern pagina.
• Song bewerking
SEQ 1.1-4.4 en 6.1-6.4 pagina’s: Gebruiker menu-
commando’s ‘Delete Song’ en ‘Copy From Song’
SEQ 2.1: Cue List pagina: Paginamenu commando’s
‘Convert to Song’ en ‘Copy Song’

80
spoor uitvoert, worden de muzikale gegevens ervan
Opnemen op de TR door de nieuw opgenomen gegevens vervangen.
Normaalgesproken gebruikt u deze methode om
Het proces waarbij u uw spel op het keyboard en de opnamen te maken, en past u vervolgens de resulta-
regelaars van dit instrument op de sporen of patronen ten aan door andere soorten realtime opname of
van een song vastlegt wordt ‘opnemen’ genoemd. event bewerking toe te passen.
1 Gebruik "Track Select" om het spoor dat u wilt
opnemen te selecteren.
Een spoor opnemen, en een patroon 2 Stel de ‘Recording Mode’ op Over Write in. (SEQ
opnemen 1.1: Play/Rec, Preference pagina REC Setup)

Een spoor opnemen


Er zijn twee manieren om een spoor op te nemen: real-
time opname en stapsgewijze opname. U kunt vervol-
gens kiezen uit zes typen realtime opname.

Basisfuncties
Daarnaast kunt u event bewerking gebruiken om
opgenomen gegevens aan te passen of nieuwe gegev- 3 Geef bij ‘Location’ aan op welk locatie u de
ens in te voegen, en commando’s voor spoorbewerk- opname wilt starten.
ing, zoals Create Control Data, gebruiken om 4 Druk op de [REC/WRITE] toets, en druk vervol-
gegevens als verbuiging, naslag en controlewijzigin- gens op de [START/STOP] toets.
gen in te voegen. Als ‘Metronome Setup’ op de standaard instellingen
staat, telt de metronoom twee tellen af, en begint
Een patroon opnemen daarna de opname.
Bespeel het keyboard en beweeg regelaars als de

Sequencerfunctie
Er zijn twee manieren om een patroon op te nemen:
realtime opname en stapsgewijze opname. Voor real- joystick om uw uitvoering op te nemen.
time opname is er slechts één opnametype (loop) bes- 5 Druk, als u klaar bent met spelen, op de [START/
chikbaar. STOP] toets.
Daarnaast kunt u event bewerking gebruiken om De opname stopt en de locatie keert terug naar het
opgenomen gegevens aan te passen of nieuwe gegev- punt waarop u de opname heeft gestart.
ens in te voegen. Als u nu in plaats van op de [START/STOP] toets
U kunt het gebruiker menucommando ‘Get From op de [PAUSE] toets drukt, wordt de opname
Track’ gebruiken om uit een gewenst gedeelte van een gepauzeerd. Als u nogmaals op [PAUSE] drukt,
spoor muzikale gegevens over te nemen, en deze als wordt de opname hervat. Druk, als u klaar bent, op
muzikale gegevens van een patroon te gebruiken. de [START/STOP] toets om de opname te stopen.
Omgekeerd, kunt u de gebruiker menucommando’s
‘Put to Track’ en ‘Copy to Track’ gebruiken om de • Overdubben
muzikale gegevens van een patroon in een spoor te Bij deze methode worden de nieuw opgenomen
plaatsen of ernaartoe te kopiëren. gegevens aan de bestaande gegevens toegevoegd.
Als u op een eerder opgenomen spoor een overdub
opname uitvoert, worden de nieuw opgenomen
Realtime opname gegevens aan de eerder opgenomen gegevens toe-
Dit is een opnamemethode, waarbij uw uitvoering op gevoegd.
het keyboard en bediening van de joystick en andere Als u regelaargegevens wilt toevoegen of tempoge-
regelaars in realtime worden opgenomen. gevens op het master spoor wilt opnemen, kunt u
Deze opnamemethode wordt meestal voor één spoor het beste deze methode selecteren. Hiermee kunt u
tegelijk gebruikt, en wordt enkelvoudige spoorop- gegevens opnemen, zonder de bestaande gegevens
name genoemd. te wissen.
Als alternatief kunt u door middel van multisporige 1 Gebruik "Track Select" om het spoor dat u wilt
opname gelijktijdig meerdere kanalen met gegevens opnemen te selecteren.
op meerdere sporen opnemen. Dit is de methode die u
2 Stel de ‘Recording Mode’ op Over Dub in. (SEQ
gebruikt als u van de RPPR functie en de arpeggiator-
1.1: Play/Rec, Preference pagina REC Setup))
functie gebruik maakt om meerdere sporen met muz-
ikale gegevens in één keer op te nemen of als u
bestaande sequensgegevens op een externe sequencer
afspeelt, en deze in realtime op de sequencer van dit
instrument opneemt (☞p.76).

• Overschrijven
Bij deze methode worden de muzikale gegevens die 3 Zie stap 3-5 van ‘Overschrijven’ voor de rest van
eerder op een spoor waren opgenomen door de de procedure.
nieuw opgenomen gegevens overschreven. Als u de
overschrijvende opname op een eerder opgenomen • Handmatige punch-in

81
Tijdens het afspelen van de song kunt u op de Als u bijvoorbeeld M005-M008 aangeeft, vindt de
gewenste locatie op de [REC/WRITE] toets of een opname plaats van maat 5 tot maat 8.
aangesloten pedaalschakelaar drukken om de 4 Geef bij ‘Location’ een locatie aan die zich enkele
opname te starten of stoppen. maten voor het punt bevindt waarop u de opname
Bij deze methode worden de muzikale gegevens die wilt starten.
eerder op het spoor waren opgenomen door de 5 Druk op de [REC/WRITE] toets, en druk vervol-
nieuwe gegevens overschreven. gens op de [START/STOP] toets.
1 Gebruik "Track Select" om het spoor dat u wilt De opname begint, zodra u de startlocatie die u in
opnemen te selecteren. stap 3 heeft aangegeven bereikt. Bespeel het key-
2 Stel de ‘Recording Mode’ in op Manual Punch In. board en beweeg regelaars als de joystick om uw
(SEQ 1.1: Play/Rec, Preference pagina REC Setup) uitvoering op te nemen. De opname stopt, zodra u
de eindlocatie die u in stap 3 heeft aangegeven
bereikt. (Het afspelen gaat door).
6 Druk op de [START/STOP] toets
De weergave stopt, en u keert terug naar de locatie
die u in stap 4heeft aangegeven.

3 Geef bij ‘Location’ een locatie aan die zich enkele • Loop All Tracks
maten voor het punt bevindt waarop u de opname Met behulp van deze methode kunt u de opname
wilt starten. voortzetten, terwijl u muzikale gegevens toevoegt.
4 Druk op de [START/STOP] toets. Het aangegeven gebied kan herhaaldelijk worden
Het afspelen begint. opgenomen.
Dit is ideaal voor wanneer u drumfrasen etc.
5 Druk op de [REC/WRITE] toets op het punt
opneemt.
waarop u de opname wilt starten.
De opname begint. 1 Gebruik "Track Select" om het spoor dat u wilt
Bespeel het keyboard en beweeg regelaars als de opnemen te selecteren.
joystick om uw uitvoering op te nemen. 2 Stel de ‘Recording Mode’ op Loop All Tracks in.
6 Druk, als u klaar bent met opnemen, op de [REC/ (SEQ 1.1: Play/Rec, Preference pagina REC Setup)
WRITE] toets. Als ‘Multi-REC’ is aangevinkt, is het niet mogelijk
De opname stopt (het afspelen gaat door). om Loop All Tracks te selecteren.

In plaats van in stap 5 en 6 op de [REC/WRITE]


toets te drukken, kunt u een voegschakelaar
gebruiken die op de ASSIGNABLE SWITCH jack
is aangesloten. Stel ‘Foot SW Assign’ in de GLO-
BAL 1.1: System, Foot pagina op Song Punch In/
Out in (☞p.117).
3 Geef bij ‘Auto P Start Meas’ en ‘Auto P End Meas’
7 Druk op de [START/STOP] toets aan welk gebied u wilt opnemen.
De weergave stopt, en u keert terug naar de locatie Als u bijvoorbeeld M004-M008 aangeeft, vindt de
die u in stap 3 heeft aangegeven. opname van maat 4 tot maat 8 herhaaldelijk (als
loop) plaats.
• Auto punch-in 4 Geef bij ‘Location’ een locatie aan die zich enkele
U dient eerst het gebied dat opgenomen wordt aan maten voor het punt bevindt waarop u de opname
te geven. Vervolgens vindt de opname automatisch wilt starten.
plaats in het aangegeven gebied. 5 Druk op de [REC/WRITE] toets, en druk vervol-
Bij deze methode worden de muzikale gegevens die gens op de [START/STOP] toets.
eerder op het spoor waren opgenomen door de De opname begint, zodra u de startlocatie die u in
nieuwe gegevens overschreven. stap 3 heeft aangegeven bereikt. Bespeel het key-
1 Gebruik "Track Select" om het spoor dat u wilt board en beweeg regelaars als de joystick om uw
opnemen te selecteren. uitvoering op te nemen. De opname stopt, zodra u
de eindlocatie die u in stap 3 heeft aangegeven
2 Stel de ‘Recording Mode’ in op Auto Punch In.
bereikt.
(SEQ 1.1: Play/Rec, Preference pagina REC Setup)
De muzikale gegevens die als loop worden opgeno-
men, worden aan de eerder opgenomen gegevens
toegevoegd.
6 U kunt zelfs als u met loop opname doorgaat ook
bepaalde gegevens wissen.
Als u tijdens een loop opname op de [REC/WRITE]
toets drukt, worden, zolang u de toets ingedrukt
3 Geef bij ‘Auto P Start Meas’ en ‘Auto P End Meas’
houdt, alle muzikale gegevens van het spoor dat op
aan welk gebied u wilt opnemen.
dit moment is geselecteerd verwijderd.

82
Door het ‘Remove Data’ aanvinkvakje aan te vin- Stel voor sporen die u niet opneemt ‘PLAY/MUTE/
ken, kunt u alleen de door u aangegeven gegevens REC’ op PLAY of MUTE in.
verwijderen. Druk tijdens de loop opname op de 5 Geef in de SEQ 3.1: Param1, MIDI pagina bij
noot die u wilt verwijderen, en alleen de gegevens ‘MIDI Channel’ het MIDI kanaal van elk spoor
van dat nootnummer worden, zolang u die noot aan.
ingedrukt houdt, van het keyboard verwijderd. Het aangegeven kanaal met muzikale gegevens
Op gelijksoortige wijze worden, zolang u de joy- wordt op dat spoor opgenomen. Het is een goed
stick in de X (horizontale) richting duwt, de ver- idee om spoor 1-16 op MIDI kanaal 1-16 in te stellen.
buigingsgegevens verwijderd, en de (Dit is de standaard instelling). Zorg er tevens voor
naslaggegevens worden verwijderd, zolang u druk dat ‘Status’ op INT of BTH is ingesteld.
op het keyboard blijft uitoefenen.
6 Druk op de [LOCATE] toets om de locatie op
Vink het ‘Remove Data’ aanvinkvakje weer uit, als
001:01:000 in te stellen.
u weer klaar bent om muzikale gegevens op te
nemen. 7 Druk op de [REC/WRITE] toets om in de opname-
klaar toestand te komen.
7 Druk op de [START/STOP] toets.
8 Start de externe sequencer.
De weergave stopt, en u keert terug naar de locatie

Basisfuncties
die u in stap 4heeft aangegeven. De TR sequencer ontvangt het MIDI Startbericht dat
Als u Loop All Tracks heeft geselecteerd, wordt de door de externe sequencer wordt verzonden, en
normale weergave ook geloopt. begint automatisch met opnemen.
9 Stop de externe sequencer, zodra de song is afgelo-
• Multi (multisporige opname) pen.
Met behulp van multisporige opname kunt u gelijk- De sequencer van dit instrument ontvangt het MIDI
tijdig op meerdere sporen opnemen, waarbij elk Stopbericht dat door de externe sequencer wordt
spoor een ander kanaal heeft. Deze methode kan verzonden, en stop automatisch met opnemen. Om
de opname te stoppen kunt u tevens de [START/

Sequencerfunctie
worden gebruikt in combinatie overschrijven, over-
dubben, handmatige punch-in en auto punch-in. STOP] toets op dit instrument zelf indrukken.
De arpeggiator gebruiken om gelijktijdig meer- 0 Afspelen
dere sporen op te nemen
U kunt met behulp van multi opname de arpeggia- Stel ‘MIDI Clock’ in de GLOBAL 2.1: MIDI pagina
torfunctie gebruiken om een multisporige uitvoe- op Internal in.
ring op te nemen (☞p.79). Stel de ‘Tempo Mode’ op Auto in.
Als u de RPPR functie gebruikt om gelijktijdig De opname begint, zodra u op de [START/STOP]
meerdere sporen op te nemen toets drukt.
U kunt een multisporige opname gebruiken om de Als niet direct na het starten van de weergave de
weergave van meerdere sporen, die door de RPPR juiste geluiden worden gespeeld, kunt u het pro-
functie worden getriggerd, gelijktijdig op te nemen. bleem wellicht verhelpen door het gebruiker
Zie ‘Een RPPR uitvoering in realtime opnemen’ menucommando ‘Event Edit’ (SEQ 5.2: Track Edit)
(☞p.76) voor de procedure. te gebruiken om de programmawijziging gege-
Als u gelijktijdig meerdere sporen met MIDI vens aan te passen.
gegevens van een externe sequencer, etc. opneemt.
1 Zorg ervoor dat de MIDI IN van de TR en de MIDI
OUT van de externe sequencer met behulp van
een MIDI kabel op elkaar zijn aangesloten.
Schakel, als deze niet op elkaar zijn aangesloten, de
stroomtoevoer uit, maak de aansluiting in orde, en
schakel vervolgens de stroomtoevoer weer in. (☞PG
p.233)
2 Stel de MIDI klok (GLOBAL 2.1: MIDI, MIDI
pagina ‘MIDI Clock’) in op External of Ext-USB,
zodat dit instrument met de MIDI klok van de
externe sequencer wordt gesynchroniseerd (☞PG
p.129).

3 Maak en nieuwe song aan, en vink in de SEQ 1.1:


Play/Rec, Preference pagina het ‘Multi REC’ aan-
vinkvakje aan. Stel de ‘Recording Mode’ op Over
Write in.
4 Selecteer de SEQ 1.1: Play/Rec, Program pagina.

83
Stapsgewijze opname
Dit is een opnamemethode waarbij u de noot timing,
nootlengte en velocity etc. in het LCD venster aangeeft,
en het keyboard gebruikt om de toonhoogtes in te
voeren. (☞p.67)
U kunt met deze methode alleen noot-aan/uit gegevens Er verschijnt een dialoogvenster.
opnemen.

Event Edit en Create Control Data functies


Nootgegevens zijn het enige type gegevens dat in de 6 Stel de hoeveelheid maten in het patroon in op
stapsgewijze opname kan worden opgenomen. Er zijn een ‘Length’ van 04 (vier maten), en stel ‘Meter’ op
echter manieren om andere typen gegevens, buiten de een maatsoort van 4/4 in. Druk op de [F8] (‘OK’)
realtime functie op te nemen. U kunt de Event Edit en toets.
Create Control Data functies gebruiken. 7 Stel de ‘Resolution’ in. Selecteer in dit voorbeeld 
Event Edit is bedoeld als een manier om eerder (16e noot).
opgenomen gegevens te bewerken, maar u kunt deze 8 Begin de realtime opname.
functie ook gebruiken om programmanummers aan te U kunt de opname op dezelfde wijze maken als toen
passen of controlewijzigingen in te voegen. u met behulp van Loop All Tracks alle sporen
Create Data Control is een functie waarmee u rege- opnam. (☞p.82).
laargegevens kunt creëren en invoegen, die tussen twee Druk op de [REC/WRITE] toets, en druk vervol-
aangegeven waarden over de aangegeven tijdsduur gens op de [START/STOP] toets.
vloeiend wijzigen. Dit wordt gebruikt om verbuiging,
naslag en controlewijziging gegevens etc. in te voeren. Na het aftellen begint de patroonopname. Bespeel
het keyboard en beweeg regelaars als de joystick om
uw uitvoering op te nemen. Als u het eind van het
patroon bereikt, keert u naar het begin van het
Realtime opname op een patroon patroon terug, en gaat u door met opnemen. Als u
Zo kunt u realtime opname gebruiken om een patroon te blijft opnemen, worden de nieuw opgenomen gege-
maken. Op dezelfde wijze als bij voorgeprogrammeerde vens aan de eerder opgenomen gegevens toege-
patronen kunt u zich door middel van de RPPR functie voegd.
toegang verschaffen tot gebruikerpatronen, en deze 9 Als u bepaalde gegevens wilt verwijderen, terwijl
naar een song kopiëren of erin plaatsen. Ook afspeelge- u door blijft gaan met de patroonopname, kunt u
gevens van een spoor kunnen naar een patroon worden op de [REC/WRITE] toets drukken of het ‘Remove
gekopieerd. Data’ aanvinkvakje aanvinken.
Schakel, voordat u met het opnemen van een Zie stap 6 van ‘Loop All Tracks’ (☞p.82) voor
patroon begint, de geheugenbescherming instel- details.
ling in de Globalfunctie uit (☞p.43). 0 Druk op de [START/STOP] toets om de opname te
stoppen.
Als u een patroon in realtime opneemt, wordt er een
patroon van het aangegeven aantal maten herhaaldelijk Als u een vergissing heeft gemaakt of de opname
afgespeeld, zodat u er muzikale gegevens aan kunt opnieuw wilt doen, kunt u de vergelijkfunctie
blijven toevoegen. gebruiken (druk op de [COMPARE] toets), om het
geheel zo vaak op te nemen als u wilt.
1 Maak een nieuwe song aan, en laad de template
song ‘P02: R&B’ in. (☞p.65)
2 Ga naar de SEQ 5.1: RPPR, Pattern pagina.
De arpeggiator gebruiken voor patroonopname
Als de arpeggiator zo is ingesteld dat hij op het spoor dat
bij "Track Select" is geselecteerd van toepassing is, kunt
u de [ARP ON/OFF] toets inschakelen, en de uitvoering
van de arpeggiator in het patroon opnemen.
Zie p.76 en PG p.82 voor details over arpeggiatorinstell-
ingen.
3 Kies bij "Track Select" voor T02: Bass.
4 Stel ‘Pattern Bank’ in op User, en stel ‘Pattern
Select’ in op U00.
U kunt voor elke song de gebruikerpatronen U00-U99
creëren.
5 Selecteer het gebruiker menucommando ‘Pattern
Param.’.

84
Control data in pattern recording
Om regelaargegevens in een patroon op te nemen,
dient u de regelaargegevens in het patroon naar
hun normale waarde terug te brengen. Als u de
normale waarde niet herstelt, is het mogelijk dat
onnodige regelaargegevens in een “vastzittende”
positie blijven, wanneer u het patroon in een song
plaatst, of de RPPR functie gebruikt om het
patroon af te spelen. Echter, als de song of de
RPPR functie klaar is met het afspelen van het
patroon, of als de weergave wordt onderbroken,
worden de volgende regelaargegevens automa-
tisch naar de volgende waarden teruggebracht.

Regelaar Reset (begin) waarde

Basisfuncties
Modulatie 1 (CC#01) 00 (nul)
Modulatie 2 (CC#02) 00 (nul)
Expressie (CC#11) 127 (max)
Bandregelaar (CC#16) 64 (midden)
Damper schakelaar (CC#64) 00 (nul)
Sostenutoschakelaar (CC#66) 00 (nul)
Soft schakelaar (CC#67) 00 (nul)

Sequencerfunctie
EG sustain niveau (CC#70) 64 (midden)
Resonantieniveau (CC#71) 64 (midden)
EG release tijd (CC#72) 64 (midden)
EG attack tijd (CC#73) 64 (midden)
Low pass filter cutoff (CC#74) 64 (midden)
EG decay tijd (CC#75) 64 (midden)
LFO1 snelheid (CC#76) 64 (midden)
LFO1 diepte (toonhoogte) (CC#77) 64 (midden)
LFO1 delay (CC#78) 64 (midden)
Filter EG intensiteit (CC#79) 64 (midden)
SW1 modulatie (CC#80) 00 (nul)
SW2 modulatie (CC#81) 00 (nul)
Kanaal naslag 00 (nul)
Toonverbuiger 00 (nul)

85
Samplingfunctie
U kunt de los verkrijgbare EXB-SMPL optie op de TR Time Slice
installeren, om zo een mono/stereo sampling function- Dit commando spoort in een ritmische loop sample (een
aliteit met hoge prestaties toe te voegen. geloopt patroon van drums etc.) automatisch de attack
gedeelten van een kick of snare etc. op, en verdeelt deze in
afzonderlijke geluiden van ritmische instrumenten. Er
wordt direct een patroon gecreëerd, dat met de verdeelde
Eigenschappen van EXB-SMPL samples overeenkomt, zodat u de RPPR functie van de
Sequencerfunctie direct kunt gebruiken om het patroon af
• 48 kHz 16 bit lineaire mono/stereo sampling. te spelen en het tempo aan te passen zonder de toon-
• De EXB-SMPL bevat een 16 Mbyte 72 pin SIMM sample hoogte te wijzigen. U kunt tevens handelingen uitvoeren
data (sinsugolfgegevens) geheugenmodule. als het aanpassen van de toon van alleen de snare, deze
Als dit geheugen in de TR is geïnstalleerd, kunt in mono vervangen door een andere sample of de weergave timing
maximaal 2 minuten en 54 seconden samplen of in stereo op de sequencer wijzigen, en op deze wijze een nieuwe
maximaal 1 minuut en 27 seconden samplen. Door de 72 ritmische loop creëren, die op de ritmische loop waarmee
pin SIMM modules te installeren, kunt u het geheugen u bent begonnen is gebaseerd. (Stereo samples worden
tot maximaal 64 Mbyte uitbreiden, zodat u in mono tot ondersteund).
wel 4 samples van 2 minuten en 54 seconden kunt opne-
men (of in stereo vier samples van 1 minuut en 27 secon- Time Stretch
den), wat in totaal maximaal ongeveer 11 minuten en 39 Hiermee kunt u het tempo aanpassen, zonder de toon-
seconden sampling tijd (in stereo ongeveer 5 minuten en hoogte van de sample te wijzigen. U kunt kiezen voor
49 seconden) oplevert. (Zie PG p.260 voor details over Sustaining (geschikt voor instrumenten van het sustain
uitbreiding van het geheugen). type, zoals strijkinstrumenten of vocalen) of Slice
• Er kunnen maximaal 1.000 multisamples en 4.000 samp- (geschikt voor ritmische loops op instrumenten van het
les worden gemaakt. decay type, zoals drums). Stereo samples worden onder-
• In de Mediafunctie kunt u multisample/samplegegevens steund.
van een SD kaart of SCSI media inladen. Crossfade Loop
• U kunt samplegegevens van Korg formaat of samplege- Een belangrijk looping gereedschap, waarmee u onregel-
gevens van Akai (S1000/3000 samples, alleen geregis- matigheden in lange loops, die complex materiaal bevat-
treerde multisamples), en samplegegevens van AIFF of ten, glad kunt strijken. Door het Crossfade Loop
WAVE formaat inladen. (Als gegevens eenmaal in de TR commando uit te voeren, kunt u dit probleem elimineren
zijn ingeladen, worden ze als samplegegevens van Korg en loops met een natuurlijke klank creëren.
formaat behandeld).
• U kunt samples die u op de TR heeft gemaakt als sample- Link (met Crossfade)
bestand van AIFF of WAVE formaat exporteren (uitvoe- Hiermee kunt u twee samples in één enkele sample
ren). samenvoegen. U kunt op dit moment tevens het overlap-
• De externe geluidsbron waarvan u een sample maakt kan pende gedeelte van de samples crossfaden, zodat het
door het ene invoegeffect worden verwerkt, om zo effec- volume geleidelijk wijzigt, wat een natuurlijke overgang
ten als een compressor of EQ toe te passen. De LFO fre- geeft.
quentie of delay tijd van het effect kan als BPM waarde • Met behulp van de BPM Adjust functie (aanpassing van
worden aangegeven, wat zeer effectief is als u samples de toonhoogte van de weergave) kunt u de afspeeltoon-
maakt van frase loops etc. hoogte van elke index zo aan te passen, dat de loop fre-
• U kunt zowel auto sampling als handmatige sampling quentie met de gewenste BPM waarde overeenkomt.
uitvoeren. Bij auto sampling begint de opname automa- • U kunt start, loop start en eind adressen in eenheden van
tisch zodra het invoerniveau een aangegeven drempel- één enkele sample aangeven. Er worden tevens loop
waarde overschrijdt. U kunt in beide samplingmethoden tune, omgekeerde weergave en loop lock functies gebo-
pre-trigger instellingen maken. den.
• De audio invoer ondersteunt signalen van zowel micro- • De Use Zero functie zoekt automatisch naar zero-cross
foon en lijnniveau. punten, zodat het gemakkelijk wordt om het begin of
• Door de [AUDITION] toets in te drukken kunt u gege- eind van de sinusgolf of locaties die bij het afspelen van
vens die u heeft gesampled direct vanaf het keyboard van de sample geen geluid geven, op te sporen.
de TR afspelen. Het is tevens gemakkelijk om gesamp- • De grid functie geeft in de sinusgolfweergave een roos-
lede gegevens in een programma om te zetten, en dit als ter weer dat op BPM is gebaseerd, wat u helpt om loops
materiaal voor het HI synthese systeem van de TR te te maken of sinusgolfbewerkingen te maken die met de
gebruiken. Multisamples/samples die in een programma gewenste BPM waarde overeenkomt.
zijn omgezet kunnen in een combinatie of song worden • Voor elke multisample kunt u tot maximaal 128 indices
gebruikt. maken. Elke index bestaat uit een sampletoewijzing, een
• De sinusgolf kan in het LCD venster worden bekeken, en key zone, een oorspronkelijke toon, een afspeeltoon-
met behulp van een variatie aan sinsugolf bewerkings- hoogte en instellingen als niveau.
commando’s, waaronder rate convert (down-sampling) • Met behulp van de ‘Keyboard & Index’ weergave kunt u
en omgekeerde weergave. een multisample bewerken, terwijl u de toewijzingen en
zones van elke sample bekijkt.
De TR biedt ook de volgende commando’s.
86
• U kunt aan samples en multisamples namen van maxi- De ‘vaste intervallen’, die hierboven worden genoemd,
maal 16 tekens toewijzen. Samplenamen en multisample- worden over het algemeen aangeduid als de ‘sampling-
namen kunnen tevens in de Mediafunctie worden beke- frequentie’. 48 kHz (kilohertz) betekent dat er per sec-
ken (☞PG p.143 ‘Vertaling’). onde 48.000 keer sampling wordt uitgevoerd, en dat het
interval 1 (seconde)/48.000 (keer) = ongeveer 0.00002083
(seconden) = ongeveer 0.02083 mS (milliseconde) is.
Hoe hoger de samplingfrequentie, hoe dichter de sinus-
Hoe de Samplingfunctie is opgebouwd golf in het geheugen bij het oorspronkelijke analoge sig-
naal ligt.
Elk niveau wordt gelezen en in digitale media omgezet.
Op dit moment wordt de nauwkeurigheid door de
In de Samplingfunctie bitresolutie bepaald. Dit proces zet een analoog signaal
• Er wordt een extern geluidssignaal van een extern met een oneindige resolutie in een digitaal signaal met
geluidsapparaat dat of microfoon die op de AUDIO een eindige resolutie om. Bij een 16-bits resolutie wordt
INPUT 1 en 2 jacks is aangesloten wordt door een elk niveau in 65.536 stappen (de zestiende macht van
analoge/digitale convertor heen geleid, en opgeno- twee) aangegeven. Hoe hoger de bitresolutie, hoe dichter

Basisfuncties
men (gesampled). de sinusgolf in het geheugen bij het oorspronkelijke ana-
• In de Mediafunctie kunt u de sinusgolf en loop loge signaal ligt.
instellingen etc. van samplegegevens die u van een 48 kHz 16 bit sampling is dezelfde kwaliteit als bij appa-
SD kaart, CD-ROM etc. bewerken. raten als DAT. Een CD gebruikt 44,1 kHz 16 bit sam-
• U kunt aan het keyboard samples toewijzen om zo pling, wat een iets lagere samplingfrequentie inhoudt.
een multisample te creëren. Met behulp van het
gebruiker menucommando ‘Conv. To Program’
kunnen deze samples en multisamples op eenvou- Samples en multisamples
dige wijze in een programma worden omgezet, en

Samplingfunctie
deze programma’s kunnen direct in een combina- Samples
tie of song worden gebruikt.
De gegevens die in het interne geheugen worden opge-
nomen (gesampled) of vanuit een bestand worden
ingeladen, worden een sample of samplebestand
Samplingfrequentie en bitresolutie genoemd. Samples bestaan uit de daadwerkelijke
Zoals in de afbeelding is weergegeven, leest de sampling sinusgolfgegevens en parameters die aangeven hoe de
op vaste intervallen langs de tijdsas het niveau van het gegevens worden afgespeeld, zoals Start, Loop Start en
analoge signaal, en de niveaus worden in het geheugen End Adres. Samples kunnen in multisamples en drum-
als digitale gegevens opgeslagen. kits worden gebruikt.
Het geheugen van de TR kan maximaal 4.000 samples
Niveau
bevatten.

Op de TR kunnen meerdere multisamples één


Analoge sinusgolf enkele sinusgolf delen. Zodoende kunt u van
Tijd dezelfde sinusgolf meerdere samples met verschil-
lende afspeeladressen creëren, zonder intern
geheugen te verspillen. Stelt u zicht bijvoorbeeld
voor dat u sinusgolfgegevens heeft waarin een
48 kHz
Niveau
= 48.000 keer per seconde stem wordt opgenomen, die ‘Een-twee-drie’ zegt.
= 0.0208 mS cyclus Dit enkele stukje sinusgolfgegevens zou door drie
samples kunnen worden gedeeld, waarbij de
Gesamplede 16 bit
digitale sinusgolf = 65.536 niveaus weergave van sample A ‘Een-Twee-Drie’ produ-
Tijd
van gegevens ceert, sample B ‘Een-Twee’ produceert en sample
C ‘Twee-Drie’ produceert. (☞PG p.96).

Invoegeffect RAM (SIMM geheugen):


Uitbreidbaar tot 64 MB
AUDIO INPUT jack Analog/digital Digitale/analoge AUDIO OUTPUT
convertor convertor jack

ADC Sample 0000 ... 3999 DAC

Analoog signaal Digitaal signaal Digitaal signaal Analoog signaal

Gebruikt door combinaties


en songs Programma

Multisample 000 ... 999

RAM (intern geheugen) SD kaart, SCSI media (Mediafunctie)

87
Multisamples
Een multisample bestaat uit instellingen die ervoor Sampling
zorgen dat er in verschillende gebieden van het key-
board één of meer samples worden afgespeeld. Een Als de stroomtoevoer wordt uitgeschakeld, wordt
multisample bestaat uit tussen de één en 128 ‘indexen’. er van de multisample en sample gegevens in de
Elke index bevat parameters die aangeven welke sam- Samplingfunctie geen back-up gemaakt. Als u
ple er wordt afgespeeld, in welke zone deze wordt deze gegevens wilt bewaren, dient u ze voor het
afgespeeld, de oorspronkelijke toonhoogte toets, de uitschakelen van de stroomtoevoer op een SD
afspeeltoonhoogte en het niveau etc. kaart of extern SCSI apparaat op te slaan.
Nadat de stroomtoevoer de eerste keer is ingescha-
keld, bevat het geheugen helemaal geen multi-
sample of samplegegevens. Voordat u
Multisamples gebruiken
samplegegevens kunt afspelen of bewerken, dient
Als u een sample maakt van een instrument dat een u eerst eerder opgeslagen gegevens in te laden.
breed bereik aan toonhoogten kan produceren, zoals
een piano, krijgt u geen natuurlijk klinkend resultaat
als u maar één sample opneemt en gebruikt. Met
behulp van een multisample kunt u voor elk toon-
Voorbereidingen voor sampling
hoogte bereik afzonderlijke samples opnemen, en deze
samples aan hun respectievelijke toonhoogte bereiken Aansluitingen en instellingen voor een
toewijzen, zodat u tijdens het afspelen eventuele monobron
onnatuurlijke geluiden vermijdt. U kunt bijvoorbeeld Sluit de bron op de AUDIO INPUT 1 of 2 aan, als u in
één sample per octaaf opnemen, en elk van deze sam- mono samples maakt van een microfoon, de uitvoer
ples aan een index (keyboard gebied) toewijzen. Zo van een externe geluidsinstallatie of mixer of een
zijn alle instrumentele geluiden in de voorgeprogram- instrumentaal geluid, zoals een gitaar of synthesizer.
meerde multisamples van de TR opgebouwd.
Door meerdere samples, zoals frasesamples of rit- Gitaren en overige instrumenten met actieve pick-
mische loops aan een multisample toe te wijzen en ups kunnen direct worden ingevoerd, maar instru-
deze over het keyboard te rangschikken, kunt u gelijk- menten met passieve pick-ups (d.w.z., zonder
tijdig meerdere samples afspelen. Aangezien u aan interne voorversterkers) kunnen, vanwege het feit
elke toets een andere frase kunt toewijzen, kunt u het- dat de impedantie niet overeenkomt, niet op een
zelfde soort uitvoering maken als met een pad sam- geschikt niveau worden opgenomen. Gebruik een
pler. Als alternatief kunt u deze samples aan voorversterker of effectenapparaat, als u een der-
intervallen van één octaaf toewijzen, en op verschil- gelijk instrument aansluit.
lende afspeeltoonhoogten als frasevariatie afspelen.
Het interne geheugen van de TR kan maximaal 1.000
multisamples opslaan.
EXB-SMPL
U kunt een multisample als oscillator voor een pro-
gramma selecteren, en als programma afspelen. In een
combinatie kunnen ze met voorgeprogrammeerde pro-
gramma’s worden gecombineerd, en in een multi
worden gebruikt. Ze kunnen worden gebruikt in com- MICROFOON

binatie met de arpeggiator, om zo interessante resul-


1 Sluit de microfoon of het externe geluidsapparaat
taten te produceren (bijvoorbeeld door de arpeggiator
op de AUDIO INPUT 1 jack aan.
te gebruiken om automatisch geluidseffecten of
gesproken samples af te spelen). 2 Stel de AUDIO INPUT [MIC/LINE] schakelaar zo
in dat deze met de invoerbron overeenkomt. Voor
invoerbronnen met een laag invoerniveau, zoals
Multisample
Index001 Index003
een microfoon, selecteert u de MIC stand. Voor
Index002 Index004
Top Key Top Key Top Key Top Key overige bronnen selecteert u de LINE stand.

De AUDIO INPUT [MIC/LINE] schakelaar is op


zowel de AUDIO INPUT 1 als de AUDIO INPUT 2
jack van invloed.
Index 001 Index 002 Index 003 Index 004
3 De [LEVEL] draaiknop wordt later aangepast. Zet
0000: 0001: 0002: 0003: deze voor nu in de buurt van het midden.
Sample A Sample B Sample C Sample D
4 Kies in Samplingfunctie 1.1: Recording voor de
Input/Pref pagina.
Multisample Programma OSC
(Enkelvoudig/Dubbel)

Sample Drumkit Programma OSC (Drums)

5 Stel bij ‘Input 1’ de diverse parameters in die

88
bepalen hoe het signaal vanaf de AUDIO INPUT • Stel de ‘BUS’ parameter in. Kies in dit voorbeeld
jacks door de TR wordt ontvangen. voor zowel Input 1 als Input 2 voor L/R.
• ‘Lvl’ past het volume aan. Normaalgesproken stelt De instellingen in het bovenstaande voorbeeld zor-
u dit op 127 in. gen ervoor dat het geluid van de AUDIO INPUT 1
• ‘ Pan’ past de panning aan. Stel deze in dit voor- en 2 jacks vanaf de AUDIO OUTPUT L/MONO en
beeld in op L000. R jacks en vanaf de koptelefoon wordt uitgevoerd.
• Stel de ‘BUS’ parameter in. Kies hier voor IFX, als u Het geluid van AUDIO INPUT 1 wordt vanaf links
het invoegeffect van de TR wilt gebruiken om het uitgevoerd, en het geluid van AUDIO INPUT 2
inkomende geluid te verwerken. Kies in dit voor- vanaf rechts.
beeld voor L/R. Het ingaande geluid wordt precies 4 Gebruik de [LEVEL] draaiknop om een geschikt
zo gesampled als het is. invoerniveau in te stellen. (Zie stap 6 van ‘Aan-
sluitingen en instellingen voor een monobron’)
Wees ervan bewust dat wanneer u de instelling
De [LEVEL] draaiknop past het volume van zowel
van Off (uit) in L/R of IFX verandert, het volume-
AUDIO INPUT 1 als AUDIO INPUT 2 aan.
niveau naar de AUDIO L/MONO en R jacks en de
koptelefoon te hoog kan worden.
Een invoegeffect gebruiken

Basisfuncties
‘Input 1’ regelt de AUDIO INPUT 1 jack en ‘Input Op het geluid dat vanaf de AUDIO INPUT 1 en 2 jacks
2’ regelt de AUDIO INPUT 2 jack. wordt ingevoerd kan het invoegeffect van de TR
De bovenstaande instellingen zorgen ervoor dat worden toegepast. Ter illustratie leggen we hieronder
het geluid van de AUDIO INPUT 1 jack vanaf de uit hoe u een invoegeffect op een stereobron kunt toe-
AUDIO OUTPUT L/MONO jack en het L kanaal passen, en van het resultaat een sample maakt.
van de koptelefoon wordt uitgevoerd. 1 Maak de instellingen van stap 1 en 2 van ‘Aan-
sluitingen en instellingen voor een stereobron’.
6 Gebruik de [LEVEL] draaiknop om het geluid op
een geschikt niveau te zetten. 2 Stel de diverse ‘Input 1’ en ‘Input 2’ parameters in.

Samplingfunctie
Als er in de invoerfase van de TR een overload • Stel voor zowel Input 1 als Input 2 ‘BUS’ op IFX in.
optreedt, wordt er boven de ‘Recording Level’ • Zet ‘Lvl’ en ‘Pan’ op dezelfde instellingen als bij
schuif ‘ADC OVER!’(AD convertor invoer over- stap 3 van ‘Aansluitingen en instellingen voor een
load!) weergegeven. Pas de [LEVEL] draaiknop of stereobron’. Bij deze instellingen wordt de stereo-
het uitgaande niveau van de externe geluidsinstalla- bron naar een invoegeffect verzonden (IFX).
tie zo aan dat ‘ADC OVER’ niet verschijnt (d.w.z., 3 Gebruik de [LEVEL] draaiknop om een geschikt
het maximale niveau dat geen overload veroor- invoerniveau in te stellen. (Zie stap 6 van ‘Aan-
zaakt). sluitingen en instellingen voor een monobron’)
4 Selecteer de 7.1: Insert Effect, Setup pagina.
Aansluitingen en instellingen voor een
stereobron
Sluit de bron op de AUDIO INPUT 1 en 2 jacks aan, als
u in stereo samples maakt van een stereomicrofoon, de
uitvoer van een externe geluidsinstallatie of mixer of
een synthesizer.
Stel voor het geluid, nadat het door het invoegeffect
is heengegaan, de ‘Insert Effect’, ‘IFX On/Off’ en de
‘Pan (CC#8)’ parameters in. (☞PG p.27, 121)
EXB-SMPL In ‘Mode (Sample Mode)’ vindt u voorbeelden van
instellingen die het invoegeffect gebruiken (☞PG
p.93).
CD speler
L

AUX OUT Handmatige sampling


R
Er zijn twee samplingmethodes: handmatig en auto.
In de handmatige modus wordt het samplen gestart
1 Sluit de L bron op de AUDIO INPUT 1 jack en de
door in de opnameklaar toestand (waar u in komt door
R bron op de AUDIO INPUT 2 jack aan.
één maal op de [REC/WRITE] toets te drukken) op de
2 Maak de instellingen volgens de beschrijvingen [START/STOP] toets te drukken.
in stap 2-4van ‘Aansluitingen en instellingen Zie ‘Auto sampling’ (☞p.90) voor de samplingproce-
voor een monobron’. dure in de auto modus.
3 Stel de ‘Input 1’ en ‘Input 2’ parameters in om aan 1 Selecteer de 1.1: Recording, Recording pagina.
te geven hoe het signaal vanaf de AUDIO INPUT
jacks door de TR wordt ontvangen. 2 Kies bij ‘Mode (REC Mode) voor Manual.
• ‘Lvl’ past het volume aan. Stel zowel Input 1 als
Input 2 op 127 in.
• ‘ Pan’ past de panning aan. Stel Input 1 in op L000
en Input 2 op R127.

89
Hiermee selecteert u de handmatige opnamefunctie. Mono in. Als de ‘Pan’ op R127 staat, stelt u ‘Mode
(Sample Mode)’ op L-Mono in.
Stereobron: Stel Mode (Sample Mode)’ op Stereo
in.
8 Druk op de [REC/WRITE] toets.

3 Selecteer de 1.1: Recording, Sample pagina.

Als er een invoersignaal aanwezig is, beweegt het


de opnameniveau [dB] meter volgens de ‘Pan’
instelling van ‘Input 1’ en ‘Input 2’. Dit is de
4 Kies bij ‘MS (Multisampleselectie) voor 000: opnameklaar toestand.
NewMS____000. Net als bij ‘Aansluitingen en instellingen voor een
000: NewMS____000 wordt direct na het inschake- monobron’ beweegt de L meter. In geval van
len van de stroomtoevoer aangemaakt. Gebruik de ‘Aansluitingen en instellingen voor een stereobron’,
cijfertoetsen [0]-[9] om het multisamplenummer dat bewegen de L en R meters.
u wilt opnemen in te voeren, en druk op de Gebruik de ‘Opnameniveau’ schuif om het niveau
[ENTER] toets. aan te passen. Stel de schuif in dit voorbeeld in op
Als u een nieuw nummer selecteert, verschijnt het de 0.0 instelling (☞PG p.94).
Create New Multisample dialoogvenster. Druk op 9 Druk op het moment dat u met samplen wilt
de [F8] (‘OK’) toets, en de nieuwe multisample beginnen op de [START/STOP] toets.
wordt aangemaakt. Het samplen begint.
0 Het samplen stopt, zodra u op de [START/STOP]
toets drukt.

Als de resterende hoeveelheid geheugen nul is,


Gebruik het gebruiker menucommando ‘Rename stopt het samplen automatisch.
MS’ om de naam in te voeren.
A Druk op de [AUDITION] toets of op de C2 toets.
5 Selecteer bij ‘SMPL (Sample selectie) de sample
die u wilt opnemen. Selecteer in dit voorbeeld ---- De sample die u heeft opgenomen wordt
:---No Assign----. afgespeeld.
U kunt zelfs in deze toestand een sample maken. De Herhaal stap 7–0, als u nog meer samples wilt
sample wordt automatisch op een leeg samplenum- opnemen.
mer toegewezen.
Gebruik de [INC]/[DEC] toetsen of de cijfertoetsen
[0]-[9] en de [ENTER] toets om het gewenste num- Auto sampling
mer aan te geven, als u wilt beginnen door aan te
In de auto modus begint het samplen zodra het invoer-
geven van welk samplenummer u een sample wilt
signaal het aangegeven drempelniveau overschrijdt.
maken.
Als u een opname maakt wordt er een sample 1 Selecteer de 1.1: Recording, Recording pagina.
gemaakt. Er wordt automatisch een samplenaam als
0000: NewSample_0000 geselecteerd, en de nieuwe
sample wordt op een leeg samplenummer gesam-
pled. U kunt deze naam bewerken met behulp van
het gebruiker menucommando ‘Rename SMPL’.
Als u sampling uitvoert terwijl er een bestaande
sample, zoals 0000: NewSample_0000 is geselect- 2 Selecteer Auto als ‘Mode (REC Mode)’.
eerd, wordt de nieuwe sample op een leeg sample- Hiermee selecteert u de auto opnamefunctie.
nummer gemaakt. U hoeft zich over deze instelling 3 Stel de ‘Threshold’ in.
geen zorgen te maken, zelfs als u nog volgende
Als het ingaande signaal het ‘Threshold’ niveau
samples blijft maken.
overschrijdt, begint het samplen automatisch. De
6 Selecteer de 1.1: Recording, Recording pagina. zwarte driehoeken aan weerszijden van de opna-
meniveau [dB] meter geven het aangegeven niveau
weer.

Afhankelijk van de ‘Threshold’ instelling kan bij


auto sampling het attack gedeelte van het gesamp-
lede invoergeluid verloren gaan. Als dit gebeurt,
7 Stel de ‘Mode (Sample Mode)’ in. kunt u ‘Pre Trigger’ gebruiken om de geluiden die
Monobron: Als de ‘Input 1’ ‘Pan’ instelling op L000 plaatsvinden voordat het samplen daadwerkelijk
is ingesteld, stelt u ‘Mode (Sample Mode)’ op L- begint te samplen. Normaalgesproken stelt u dit in

90
op 0, en gebruikt u het alleen indien nodig.

4 Selecteer de 1.1: Recording Sample pagina.


5 Selecteer de ‘MS (Multisampleselectie)’.
(☞PG ‘Handmatige sampling’ stap 4)
6 Selecteer bij ‘SMPL (Sampleselectie)’ de sample Direct nadat de stroomtoevoer wordt ingescha-
die u wilt opnemen. keld, is de ‘Pstn (Positie)’ R (Rechts), het ‘Range
(☞PG ‘Handmatige sampling’ stap 5) (Zonebereik)’ is 012 (toetsen), en ‘Orig.K (oor-
7 Selecteer de 1.1: Recording, Recording pagina. spronkelijke toetspositie) staat op Btm (onder-
8 Stel de ‘Mode (Sample Mode)’ in. ste), zodat de indexen als hieronder worden
gemaakt.
(☞PG ‘Handmatige sampling’ 6 7)
9 Druk op de [REC/WRITE] toets.
0 Druk op de [START/STOP] toets.
Als de invoer het ‘Threshold’ niveau overschrijdt, Als u ‘Range (Zonebereik)’ op 1 (toets) instelt,

Basisfuncties
begint het samplen automatisch. wordt er voor elke noot van het keyboard een
A Het samplen stopt, zodra u op de [START/STOP] index gecreëerd. Het is handig om 1 (toets) te
toets drukt. gebruiken, als u meerdere takes achter elkaar wilt
samplen, zoals wanneer u frasen of ritmische
Als de resterende hoeveelheid geheugen nul is, loops opneemt.
stopt het samplen automatisch.

B Druk op de [AUDITION] toets of op de C2 toets.


De sample die u heeft opgenomen wordt afge-

Samplingfunctie
speeld. 4 Selecteer ‘Index’.
U kunt ‘Index’ ook selecteren door de [ENTER]
toets ingedrukt te houden en op het keyboard een
Multisample indexen creëren en noot te spelen. Kies in dit voorbeeld voor 001.
samplen 5 Wijs aan de ‘Index’ een sample toe.
Gebruik, als het sampling geheugen al samples
Zo kunt u voor een multisample indexen maken, en
bevat, ‘SMPL (Sampleselectie)’ om de sample te
aan elke index een sample toewijzen.
selecteren en toe te wijzen.
1 Selecteer de 1.1: Recording Sample pagina.
Als u een nieuwe sample wilt opnemen, kunt u
MS (Multisampleselectie) Index Keyboard & Index deze nu samplen.
De sample die u opneemt wordt automatisch toege-
wezen aan de index die u in stap 4heeft geselec-
teerd. (☞ Zie ‘Handmatige sampling’ of ‘Auto
sampling’ voor de sampling procedure).
Cre ren
Als u het keyboard bespeelt binnen het bereik van
de index waaraan de sample is toegewezen of als u
2 Selecteer ‘MS (Multisampleselectie)’ en maak een op de [AUDITION] toets drukt, wordt de toegewe-
multisample aan. (Zie ‘Handmatige sampling’ 4) zen sample afgespeeld.
3 Druk op de [F6] (‘CREATE’) toets om een index te 6 Herhaal stap 4en 5 om aan elke index een
creëren. sample toe te wijzen.
Direct nadat de stroomtoevoer wordt ingeschakeld, Indien gewenst kunt u het nummer en de volg-
wordt de ‘Index’ als 001/001 weergegeven. Dit bete- orde van de indexen in een multisample, het
kent dat er maar één index is. Het bereik dat bij bereik van elke index en de oorspronkelijke toets-
Keyboard & Index is gemarkeerd, is het bereik van positie later vrijelijk wijzigen. (☞p. 94 ‘Multi-
de geselecteerde index. sample bewerking’)
Druk meerdere malen op de [F6] (‘CREATE’) toets.
Telkens wanneer u deze indrukt, wordt er een index
gecreëerd. De keyboard weergave geeft de zone en
oorspronkelijke toets locatie van elke index weer. Meerdere samples creëren
Het gemarkeerde gedeelte is de index die op dit In de voorbeeldprocedure die hierboven beschreven is,
moment is geselecteerd. zijn er diverse indexen gemaakt (Door meerdere keren
op de [F6] (‘CREATE’) toets te drukken, en zijn er aan
De index die werd gecreëerd toen u op de [F6] elke ‘Index’ samples toegewezen.
(‘CREATE’) toets drukte, wordt gemaakt volgens Als alternatieve methode is het ook mogelijk om één
de Create instellingen van de 1.1: Recording, index te creëren, er een sample op te maken, en deze
Input/Pref pagina. (Deze instellingen kunnen ook twee stappen vervolgens te herhalen.
in Create Zone Preference in de 4.1: Multisample,
1 Druk één maal op de [F6] (‘CREATE’) toets om een
Pref. pagina worden gemaakt. (☞PG p.95, 120)
index te creëren.

91
2 Neem een sample op. beeldvenster rechtsboven [L] of [R] aan.
De opgenomen sample wordt automatisch toegewe-
4 Geef bij ‘S (Start)’ het startadres, bij ‘LpS (Loop
zen aan de index die u in stap 1 heeft gemaakt.
Start)’ het loop startadres en bij ‘E (End)’ het
3 Herhaal stap 1 en 2. eindadres aan.
Dit is een handige manier om meerdere samples op te Selecteer ‘S (Start)’ (gemarkeerd), en gebruik de
nemen (☞p.36). [VALUE] draaischijf of overige VALUE regelaars
om de waarde aan te passen. De bijbehorende verti-
cale lijn beweegt. Stel op dezelfde wijze ‘LpS (Loop
Start)’ en ‘E (End)’ in. In het onderstaande voor-
beeld staat ‘S (Start)’ direct voor de eerste sinusgolf,
‘LpS (Loop Start)’ staat direct voor de tweede sinus-
Loop instellingen golf, en ‘E (End)’ is naar voorkeur ingesteld.
Bij de standaard instellingen na het inschakelen van de S (Start) LpS (Loop Start) E (End)

stroomtoevoer worden de geluiden die u samplet


automatisch geloopt (1.1: Recording, Input/Pref pag-
ina ‘AutoLoop (Auto Loop On) On)
Om voor de sample de loop en andere instellingen
voor het weergave adres te bewerken, gebruikt u de U kunt de ZOOM ([F4] toets-[F7] toets) gebruiken
3.1: Loop Edit, Edit2 pagina. om het bereik dat wordt weergegeven te wijzigen.
1 Selecteer de sample waarvoor u de loop instellin- Als ‘S (Start)’ is gemarkeerd, wordt de zoom func-
gen wilt maken. tie vanaf het startadres uitgevoerd (☞PG p.101)
Gebruik de ‘SMPL (Sampleselectie)’ of ‘Index’ para-
meters van de 3.1: Loop Edit 1 pagina of de 1.1:
Recording, Sample pagina om de sample te selecte-
ren. (☞p.91)

Houd er, als u een sample selecteert door middel


van ‘SMPL (Sampleselectie)’, rekening mee dat de Als het ‘Zero (Use Zero)’ aanvinkvakje is aange-
index ook verandert. vinkt, worden bij een zoekopdracht alleen de
adressen waarvan de sinusgolfgegevens het nul
2 Gebruik in de 3.1: Loop Edit, Edit1 pagina het ‘Lp
niveau passeren automatisch gevonden, en kun-
(Loop)’ aanvinkvakje om voor de sample de loop
nen deze worden ingesteld. Hiermee kunt u op
weergave in/uit te schakelen.
eenvoudige wijze adresinstellingen maken, terwijl
Als het vakje is aangevinkt, is de loop functie inge- het minder waarschijnlijk is dat er bij het loopen
schakeld. ruis optreedt.
Deze is in gebruik tussen de adressen die u bij stap
4aangeeft. 5 Gebruik, indien nodig, het gebruiker menucom-
Loop aan: S→E→LpS→E→ (LpS→E wordt her- mando ‘Truncate’ om ongewenste gegevens, die
haald) buiten de start (of loop start) en eindadressen val-
Loop Off: S→E len, te verwijderen.

Stel de parameters in, en druk op de [F8] (‘OK’)


3 Selecteer de 3.1: Loop Edit, Edit2 pagina.
toets om het commando uit te voeren. (☞PG p.102)

Zie ‘Over ‘Overwrite’’ (☞PG p.101) voor waar-


schuwingen over de ‘Save to No.’ en ‘Overwrite’
aanvinkvakjes.

De sinusgolfgegevens van de sample die op dit


moment is geselecteerd worden weergegeven.
De roosterweergave
Speel, als u deze gegevens wilt beluisteren, een toets Het gebruiker menucommando ‘Grid’ legt een rooster
in het keyboard bereik dat bij ‘Keyboard & Index’ is dat op de BPM tempowaarde is gebaseerd over de
gemarkeerd. Als alternatief kunt u de gegevens weergave van de sinusgolf heen. Zo wordt het
afspelen door op de [AUDITION] toets te drukken. gemakkelijk om loop instellingen te maken die met het
tempo zijn gesynchroniseerd.
In geval van een sample die met een ‘Mode
(Sample Mode)’ instelling van Stereo is gesamp- Op dezelfde wijze kunt u de roosterweergave in
led, wordt er in de weergave van de sinusgolf, tel- de 2.1: Sample Edit, Edit2 pagina gebruiken. Het
kens wanneer u op de [F3] (‘L/R’) toets drukt rooster kan u helpen om de sinusgolf synchroon
tussen L en R gewisseld. Op dit moment geeft het met het tempo te bewerken.
92
1 Selecteer het gebruiker menucommando ‘Grid’. selen door op de [F3] (‘L/R’) toets te drukken. Als
Het volgende dialoogvenster verschijnt. u dit doet, geeft het beeldvenster rechtsboven
afwisselend [ ] of [ ] aan.

3 Gebruik ‘S (EditRangeStart)’ en ‘E (EditRan-


geEnd’) om aan te geven binnen welk bereik u
wilt bewerken.
Vink ‘Grid’ aan, stel ‘Resolution’ in naar wens, en
Het geselecteerde gebied wordt gemarkeerd.
druk op de [F8] (‘OK’) toets. De stippellijnen van het
rooster verschijnen.

Druk op de [START/STOP] toets, als u het geluid


2 Stel ‘ (Grid Tempo)’ op de gewenste BPM tempo- van het geselecteerde gebied wilt beluisteren. Het
geselecteerde bereik wordt op de toonhoogte van de

Basisfuncties
waarde in.
basistoets (de toets die in de keyboard weergave in
3 Stel het eindadres zo in dat het met een stippellijn
het grijs is weergegeven) afgespeeld. U kunt de
van het rooster overeenkomt.
basistoets selecteren door de [ENTER] toets inge-
Zo krijgt het loop interval dezelfde lengte als de drukt te houden en op het keyboard een noot te spe-
BPM waarde. len.
Als de loop functie is ingeschakeld, wordt de roos- Als u een toets speelt waaraan de sample is toege-
terweergave op ‘LpS (Loop Start)’ gebaseerd. Als wezen, (het gemarkeerde gebied van de keyboard
de loop functie is uitgeschakeld, wordt de rooster- weergave in ‘Keyboard & Index’), wordt de sample
weergave op ‘S (Start)’ gebaseerd. volgens de loop instellingen afgespeeld.

Samplingfunctie
4 Selecteer het gebruiker menucommando ‘Grid’,
vink ‘Grid’ uit, en druk op de [F8] (‘OK’) toets, als De procedure voor het gebruik van de ZOOM en
u de roosterweergave wilt verbergen. ‘Zero (Use Zero)’ aanvinkvakjes is hetzelfde als bij
Het rooster wordt weergegeven volgens de 3.1: Loop Edit.
afspeeltoonhoogte van de basistoets (de toets die 4 Selecteer het gewenste bewerkingscommando uit
in het ‘Keyboard & Index’ gebied in het grijs wordt de lijst van het gebruikermenu. Maak in het dia-
weergegeven). loogvenster de juiste instellingen, en druk op de
U kunt de basis toets selecteren door de [ENTER] [F8] (‘OK’) toets om het commando uit te voeren.
toets ingedrukt te houden en op het keyboard een
(☞PG p.101) voor details over elk commando.
noot te spelen.

Een opmerking over het opslaan van samples


In de dialoogvensters van sommige gebruikermenu’s
Sample (sinusgolfgegevens) is er een ‘Save to No.’ instelling, waarmee u het samp-
bewerking lenummer waarop de bewerkte sample wordt opgesla-
gen kunt invoeren. Op dit moment wordt er
In 2.1: Sample Edit kunt u de sinusgolfgegevens van de automatisch een leeg samplenummer geselecteerd. U
sample bewerken. U kunt commando’s gebruiken als hoeft u deze instelling alleen te wijzigen, als u wilt aan-
knippen, kopiëren, en normaliseren, om zo de sinus- geven welk nummer als opslagbestemming dient.
golfgegevens te bewerken. Als u ‘Overwrite’ in het dialoogvenster van het com-
1 Selecteer de sample die u wilt bewerken. mando aanvinkt, worden de gegevens van voor de
Gebruik ‘SMPL (Sampleselectie)’ of ‘Index’ in de bewerkingen verwijderd en door de bewerkte gege-
2.1: Sample Edit, Edit 1 pagina of de 1.1: Recording, vens overschreven. Normaalgesproken voert u het
Sample pagina om de sample te selecteren. (☞p.91) schrijfcommando uit zonder dat dit is aangevinkt,
zodat de onbewerkte gegevens bewaard blijven. Als u
Houd er, als u een sample selecteert door middel helemaal klaar bent met uw bewerkingen, kunt u het
van ‘SMPL (Sampleselectie)’, rekening mee dat de gebruiker menucommando ‘Delete SMPL’ gebruiken
index toewijzing ook verandert. om onnodige samples te verwijderen.

2 Selecteer de 2.1: Sample Edit, Edit2 pagina. Er is in de Samplingfunctie geen vergelijkfunctie


waarmee u de gegevens voor en na het bewerken
kunt vergelijken.
Gebruik ‘Copy SMPL’ of ‘Copy MS’ (☞PG p.96,
97) om de multisample of sample voor het bewer-
ken te kopiëren, als u de onbewerkte toestand
ervan wilt bewaren.
De sinusgolfgegevens van de sample die op dit
U kunt sommige gebruiker menucommando’s in
moment is geselecteerd worden weergegeven.
2.1: Sample Edit of 3.1 Loop Edit uitvoeren zonder
U kunt bij een sinusgolfweergave van een sample de ‘Overwrite’ instelling in het dialoogvenster aan
te vinken, zodat de samplegegevens van voor het
die met een Stereo ‘Mode (Sample Mode)’ instel- 93
ling is gemaakt, tussen de [L] en [R] sinusgolf wis- bewerken bewaard blijven.
• ‘Pitch’ in de Edit2 pagina past voor elke index de
Multisamplebewerking sampletoonhoogte. U kunt het gebruiker menu-
commando ‘Pitch BPM Adj.’ gebruiken om de loop
U kunt multisamples met behulp van een aantal com- interval op een gewenste BPM waarde in te stellen
mando’s bewerken, d.w.z., voor de multisample indexen (☞PG p.119).
creëren en aan elke sample een index toewijzen, bewerk-
ingscommando’s als het kopiëren en invoegen van
indexen, en het voor elke index maken van gede-
tailleerde instellingen zoals het sampleniveau en de
toonhoogte.
Multisample bewerking wordt in 4.1: Multisample uit-
gevoerd.

Basisinstellingen als het creëren van indexen en


het toewijzen van samples kunnen ook in de 1.1:
Recording, Sample pagina worden gedaan. Een multisample in een pro-
gramma omzetten
De indices bewerken In de diverse pagina’s van 1.1: Recording, in 2.1: Sample
Om het aantal of de volgorde van de indexen te wijzi- Edit, in Edit 1 van 3.1: Loop Edit, in de diverse pagina’s
gen, gebruikt u INSERT, CUT, COPY en CREATE. van 4.1 Multisample en in 5.2 Ctrl Setup kunt u het
gebruiker menucommando ‘Conv. To Prog’ selecteren en
1 Selecteer 4.1: Multisample. uitvoeren. Als u deze functie uitvoert, wordt de toestand
van de multisample die op dit moment is geselecteerd in
een programma omgezet.
In de Programmafunctie kunt u filter, versterker en effec-
tinstellingen, etc. doen, en de sample als programma
afspelen. Het resulterende programma kan in een combi-
natie of multi worden gebruikt.
2 Gebruik ‘MS (Multisampleselectie)’ om de multi- Zie p.38 en PG p.99 voor details over het gebruik van het
sample die u wilt bewerken te selecteren. gebruiker menucommando ‘Conv. To Prog’.
3 Selecteer de ‘Index’.
U kunt deze ook selecteren door de [ENTER] toets
ingedrukt te houden en een noot te spelen. Samples gebruiken in een drumkit
4 Druk op de toetsen die met de volgende functie- U kunt een sample die u in de Samplingfunctie heeft
knoppen overeenkomen, om de multisample te gemaakt als één van de instrumenten in een drumkit
bewerken door het aantal of de volgorde van de gebruiken. Stel ‘Drumsample Bank’ in de GLOBAL 5.1:
indexen te wijzigen. DKit, High Sample pagina en Low Sample pagina op
RAM in, en gebruik ‘Drumsample’ om de sample die u
Druk op ‘CUT’, als u de geselecteerde index wilt
heeft gemaakt te selecteren.
verwijderen.
‘INSERT’ wordt in combinatie met ‘CUT’ en
‘COPY’ gebruikt. De inhoud van de index die
geknipt of gekopieerd is, wordt ingevoegd.
‘CREATE’ heeft dezelfde functie als ‘CREATE’ in
1.1 Recording, Sample (☞p.91 ‘Multisample indexen
creëren en samplen’)
Time Slice gebruiken om een
sample te verdelen en deze in de
De instellingen van een index Sequencerfunctie afspelen
aanpassen Time Slice spoort in een ritmische loop sample (een
geloopte sample die een drumpatroon etc. bevat)
1 Maak de instellingen volgens de beschrijvingen automatisch de attacks van de kick en snare etc. op, en
in stap 1-3 van ‘De indices bewerken’. verdeelt de sample automatisch op de geschikte
2 Stel de parameters van de geselecteerde index in. punten. De samples die hieruit voortkomen kunnen
(☞PG p.118) automatisch in een multisample en programma
• Als u ‘Top K (Top Key)’ in de Edit1 pagina wijzigt, worden omgezet. U kunt ook automatisch uitvoerings-
wordt de bovenlimiet van de zone gewijzigd. De gegevens van de Sequencerfunctie creëren om de ver-
onderlimiet van de volgende index wordt gelijktij- deelde samples opnieuw af te spelen.
dig ook gewijzigd. Hier zijn een aantal manieren waarop u een sample
• Als u ‘Constant Pitch’ in de Edit2 pagina aanvinkt, waarop de time slice functie is toegepast in een song
zorgt het spelen van een willekeurige noot binnen uit de Sequencerfunctie kunt gebruiken.
de zone van een index ervoor dat de oorspronke-
lijke toonhoogte wordt gespeeld.

94
• Het tempo van diverse ritmische loop samples
(allen op verschillende tempi) aanpassen, zonder
dat hun toonhoogte wordt beïnvloed.
• Realtime wijzigingen in het tempo aanbrengen,
zonder de toonhoogte te wijzigen.
Hier volgt een voorbeeld van een procedure waarin u
de time slice functie in de Samplingfunctie toepast op cussie instrumenten gescheiden zijn. Voor sommige
een ritmische loop sample, en de resulterende rit- samples is het mogelijk dat u de samples niet volle-
mische loop samples in de Sequencerfunctie afspeelt. dig kunt scheiden door ‘Sensitivity’ aan te passen.
U kunt dit uitproberen met een ritmische loop sample Als het attack gedeelte van de volgende sample aan
die een drumuitvoering bevat. U kunt deze op de TR het eind van een sample zit of als er twee geluiden
opnemen of de Mediafunctie gebruiken om gegevens in één enkele sample spelen, dient u verdere bewer-
van een SD kaart etc. in te laden. Begin, als u dit voor kingen uit te voeren.
het eerst probeert, met een vrij simpel drumpatroon
Houd, als u bewerkingen wilt uitvoeren, de
van één 4/4 maat. In dit voorbeeld gebruiken we een
[ENTER] toets ingedrukt, en selecteer de ‘Index’
120 BPM ritmische loop sample.

Basisfuncties
die aan de toets die u wilt bewerken is toegewe-
1 Ga naar de SMPL: 3.1: Loop Edit, Edit1 pagina. zen. (Dat gedeelte van de sinusgolfweergave
2 Selecteer bij ‘SMPL’ een 120 BPM ritmische loop wordt gemarkeerd). Vervolgens kunt u ‘S (Start)’
sample. en ‘E (End)’ aanpassen, Divide gebruiken om de
samples te scheiden of Link gebruiken om samples
te koppelen. (☞PG p.111 stap 7

7 Druk op de [F6] (‘Save’) toets.


Het Save Smpl/MS dialoogvenster verschijnt.
Van hier uit kunt u de samples en multisample

Samplingfunctie
waarop de time slice functie is toegepast opslaan.
3 Ga naar de SMPL: 3.1: Loop Edit, Edit2 pagina.
Op dit moment kunt u de instellingen in het ‘With’
gedeelte aanpassen, om aan te geven welk pro-
gramma de samples en multisample gebruikt, en te
bepalen welke bestemming van de uitvoeringsgege-
vens van de Sequencerfunctie (spoor of patroon)
wordt gebruikt om de ritmische loop sample af te
spelen.
Speel de sample af, en controleer of de maat • Om in een spoor uitvoeringsgegevens te creëren
nauwkeurig om het geloopte punt heen wordt Vink ‘Program’ en ‘Seq.Event’ aan
gespeeld. Als dit niet het geval is, gaat u naar de Program: D072
SMPL: 3.1: Loop Edit, Edit2 pagina, past u ‘S Seq Event: Track
(Start)’ (startadres) en ‘E (End)’ (eindadres) aan, en Song: 000, Track: 01, Meter: 4/4
voert u het ‘Truncate’ gebruiker menucommando Start Measure: 001, Times: 008
uit. (☞p.92, PG p.109)

4 Selecteer het ‘Time Slice’ gebruiker menucom-


mando.
Het Set Sample Tempo dialoogvenster verschijnt.

Druk op de [F8] (‘Save’) toets om uw instellingen


op te slaan. U keert naar het dialoogvenster uit stap
6 terug.
5 Geef de maatsoort van de kwartnoot en het tempo • Om in een patroon uitvoeringsgegevens te creëren
van de sample aan. Druk, als u de gegevens in een patroon wilt invoe-
gen, nogmaals op de [F6] (‘Save’) toets om naar het
Stel, als u de BPM weet, het ‘Source BPM’ veld in.
Save Smpl/MS dialoogvenster te gaan.
Stel, als u de BPM niet weet, ‘Beat’ in, en de BPM
Vink ‘Program’ en ‘Seq.Event’ aan.
wordt automatisch berekend. Omdat we in dit voor-
Program: D073
beeld we de BPM al weten, stellen we ‘Source BPM’
Seq Event: Pattern
op 120 in.
Song: 001, Pattern: U00, Meter: 4/4
6 Druk op de [F8] (‘OK’) toets. RPPR: Aan (aangevinkt), Key: C#2 , Track: 01
De sample wordt automatisch gesneden, en het dia-
loogvenster verschijnt.
Als u het keyboard bespeelt, speelt C2 de oorspron-
kelijke sample (bron), en worden de gedeelde samp-
les door de toetsen D2 en hoger gespeeld.
Pas, terwijl u elk van de gedeelde samples beluis-
tert, ‘Sensitivity’ zo aan dat elk van de drums of per-

95
Druk op de [F8] (‘Save’) toets om uw instellingen optimaal is uitgevoerd. De nauwkeurigheid waar-
op te slaan. U keert naar het dialoogvenster uit stap mee elk instrumentale geluid wordt gescheiden
6 terug. heeft een merkbaar effect op de kwaliteit van de
8 Druk op de [F7] (‘EXIT’) toets om naar het venster weergave. Probeer de scheiding van elke sample
van stap 3 terug te keren. in stap 6 aan te passen.
9 Druk op de [SEQ] toets om naar de Sequencer- In sommige gevallen zorgt het afspelen op een
functie te gaan, en stel ‘Song Selectie’ op 000 in. lager tempo ervoor dat de weergave, vanwege stil-
De song gegevens die u in stap 7 heeft aangegeven tes tussen de samples, onnatuurlijk klinkt. Als u de
zijn automatisch als hieronder ingesteld/aange- weergave op een hoger tempo afspeelt, kan er tus-
maakt. sen de samples een onnatuurlijk bijgeluid ont-
• SEQ 1.1: Play/REC, Play/REC pagina staan. Stel, om dergelijke problemen te
Song: 000, Meter: 4/4, Tempo: 120 voorkomen, Stretch ‘New BPM’ of ‘Ratio’ in stap
7 in op het tempo dat u bij de weergave gebruikt.
Als u het time stretch commando uitvoert, wordt
de lengte van de sample op de juiste wijze aange-
past. (☞PG p.112 stap 9)

0 Kies bij ‘Song selectie’ voor 001.


• SEQ 1.1: Play/REC, Prog..8 pagina De songgegevens die u bij stap 7 heeft aangegeven
Track01 Program:D072 zijn zoals hieronder ingesteld/aangemaakt.
• SEQ 1.1: Play/REC, Play/REC pagina
Song: 001, Meter: 4/4, Tempo: 120, RPPR: Aan

• SEQ 1.1: Play/REC, Loop..8 pagina


Track01 Loop On: Aan
Loop Start Meas: 001 • SEQ 1.1: Play/REC, Prog..8 pagina
Loop End Meas: 001 Track01 Program: D073
Play Intro: Uit

• SEQ 5.1: RPPR, RPPR Setup pagina


Key: C#2 , Assign: Aan
Als u bij het in een spoor creëren van uitvoerings- Pattern: User, U00, Track: Track01
gegevens ‘Start Measure’ op een andere waarde Patroongegevens: 1 maat (D2-)
dan 001 instelt, worden de parameters en pro-
gramma’s van de SEQ 1.1: Play/REC, Loop..8
pagina niet automatisch ingesteld. (‘Loop On’ is
uitgeschakeld, en er wordt aan het begin van de
‘Start Measure’ een programmawijziging
gecreëerd).

• SEQ 5.2: Track Edit, Track Edit pagina


Track01: spoorgegevens: 8 maten (D2-)

Druk in de SEQ 5.1: RPPR, Pattern pagina op de


SEQUENCER [START/STOP] toets, en patroon U00
begint te spelen.
Als u in de SEQ 5.1: RPPR, RPPR Setup pagina op de
Als u op de SEQUENCER [START/STOP] toets
C#2 toets drukt, begint de RPPG functie patroon U00
drukt, begint de weergave. In overeenstemming
af te spelen.
met de Track Play Loop instelling wordt de eerste
Net als in stap 9 kunt u het afspeeltempo wijzigen,
maat als loop gespeeld.
zonder dat de toonhoogte wordt beïnvloed.
Zet ter illustratie ‘ (Tempo)’ op 100.
Merk op dat de toonhoogte niet wijzigt, zelfs als u
het afspeeltempo wijzigt.

Als de maat van de ritmische loop sample niet


juist wordt gereproduceerd of u bij het wijzigen
van het tempo een ongewenste geluid hoort, kan
96 het zijn dat de time slice functie in stap 6 niet
Globalfunctie
In de Globalfunctie kunt u instellingen doen die op de Het instrument heeft 24 drumkit geheugenomgevin-
hele TR van invloed zijn, zoals gebruikertoonladders, gen. Bij de fabrieksinstellingen 00 (INT)-15 (INT)
categorienamen, drumkits, en gebruiker arpeggiopa- bevatten van te voren ingeladen drumkits die voor een
tronen (☞PG p.123). variatie aan muzikale stijlen geschikt zijn. 24 (GM)-32
Dit hoofdstuk beschrijft de bewerkingsprocedure van (GM) bevatten negen verschillende voorgeprogram-
een drumkit. Zie ‘Arpeggiatorinstellingen’ (☞p.103) meerde drumkits die GM2 geluidskaart compatibel
voor de bewerkingsprocedure van een gebruiker zijn. (☞ Zie ‘VNL’ voor details over de drumkits die
arpeggiopatroon. (☞p.117 voor details over de parame- door de fabriek zijn geïnstalleerd).
ters van andere pagina’s. U kunt deze drumkits bewerken in GLOBAL 5.1: DKit,
om zo uw eigen oorspronkelijke drumkits te creëren. U
Als u in de Globalfunctie op het keyboard speelt, kunt tevens oorspronkelijke drumkits creëren door

Basisfuncties
speelt de TR met de klank van de vorige functie, samples te maken van sinusgolven die u in de Samp-
waarin u zich het laatst bevond. Houd er rekening lingfunctie heeft gesampled (als de los verkrijgbare
mee dat het keyboard geen geluid produceert, als u, EXB-SMPL optie is geïnstalleerd) of die in de Media-
in een toestand waarin het samplinggeheugen geen functie in het interne geheugen zijn ingeladen.
gegevens bevat (zoals direct nadat de stroomtoe-
voer is ingeschakeld), vanuit de Samplingfunctie Een drumkit die u heeft bewerkt of gecreëerd kan in
(als de los verkrijgbare EXB-SMPL optie is geïnstal- één van de gebruiker drumkit geheugenomgevingen
leerd) naar de Globalfunctie gaat. 00 (INT)-23 (gebruiker) worden geschreven. In de
Mediafunctie kunnen drumkits ook op een SD kaart of
Als u vanuit de Sequencerfunctie naar de Glo- andere externe media worden opgeslagen.

Globalfunctie
balfunctie gaat, zorgt het bespelen van het key-
board ervoor dat het programma of de arpeggiator
die met het global MIDI kanaal overeenkomt (in
Multisample programma’s en drumkit pro-
GLOBAL 2.1 ingesteld) wordt afgespeeld.
gramma's
De instellingen die u in de Globalfunctie bewerkt Er zijn twee typen programma's: die waarvan de oscil-
blijven bewaard zolang de stroomtoevoer is inge- lator een multisample gebruikt, en die waarvan de
schakeld, maar gaan verloren als ze niet in het oscillator een drumkit gebruikt.
geheugen worden geschreven voordat de stroom- Deze selectie wordt bepaald door de ‘Mode (Oscilla-
toevoer wordt uitgeschakeld. De gegevens die in de torfunctie)’ instelling in de PROG 2.1 Ed-Basic, Prog
Globalfunctie worden gebruikt kunnen in drie Basic pagina. Stel, als u voor het programma een mul-
typen worden onderverdeeld: gebruiker drumkit tisample wilt gebruiken, "Mode (Oscillatorfunctie)’
instellingen (GLOBAL 5.1), gebruiker arpeggiopa- op Single of Double in. Stel, als u een drumkit wilt
tronen instellingen (GLOBAL 6.1) en alle overige gebruiken, "Mode (Oscillatorfunctie)’ op Drums in.
global instellingen (GLOBAL 1.1-4.1). Elk van deze
drie typen gegevens kan in het geheugengebied
worden geschreven. In de Mediafunctie kunnen
Over programmaparameters
deze gegevens ook op externe media, zoals een SD
kaart, worden opgeslagen (☞p.45). Net als het karakter en de effectverwerking van een
melodisch instrument, zoals een piano, orgel, trompet
De Globalfunctie heeft geen vergelijkfunctie waar- en strijk, fundamenteel verschillen van die van percus-
mee u de gegevens voor en na het bewerken kunt sie instrumenten, zoals drums of timpani, verschilt de
vergelijken. U kunt, voor het bewerken van gebrui- programma parameterstructuur van een multisample-
ker drumkits of gebruiker arpeggiopatronen ‘Copy programma ("Mode (Oscillatorfunctie)’ op Single of
Drumkit’ of ‘Copy Arpeggio Pattern’ gebruiken om Double ingesteld) fundamenteel van die van een
de gebruiker drumkit of het gebruiker arpeggiopa- drumkit programma ("Mode (Oscillatorfunctie)’ op
troon naar een ongebruikt nummer te kopiëren. Drums ingesteld).
De programmaparameters van een multisample bepa-
len de filter en versterkerinstellingen etc. die voor een
multisample geschikt zijn. Daarom is het moeilijk om
een dergelijk programma te wijzigen voor gebruik met
Een drumkit creëren een drumkit. Als u een drumkit wilt bewerken, dient u
derhalve eerst de Programmafunctie te gebruiken om
een programma te selecteren dat een drumkit gebruikt
("Mode (Oscillatorfunctie)’ =Drums), en gaat u ver-
Over drumkits volgens naar de GLOBAL 5.1: DKit pagina.
Een drumkit bestaat uit drumsamples (PCD drum
sinusgolfgegevens) die aan elke noot zijn toegewezen,
met afzonderlijke instellingen voor toonhoogte en
niveau etc.
97
ample aan het nootnummer wordt toegewezen.
Een drumkit bewerken Als deze optie is aangevinkt, wordt er een drums-
ample aan dat nootnummer toegewezen. Normaal-
Vink voordat u een drumkit bewerkt de geheugen- gesproken vinkt u dit aan. Als deze optie niet is
bescherming uit (☞p.43). aangevinkt, wordt er geen drumsample aan dat
1 Selecteer in PROG 1.1 Play het programma dat u nootnummer toegewezen. Dat nootnummer speelt
wilt gebruiken tijdens het bewerken van de drum- de drumsample die zich er rechts van bevindt, maar
kit. dan een halve toon lager. Gebruik deze instelling als
u alleen de toonhoogte wilt wijzigen, zoals bijvoor-
Kies een drumkit programma uit de van tevoren beeld bij tom of bekkengeluiden.
ingeladen programma’s etc. Als de drumkit die u
gaat bewerken al door een programma wordt 6 Gebruik ‘Drumsamplebank’ en ‘Drumsample’ om
gebruikt, selecteert u dat programma. (In de los te selecteren welke drumsample aan het nootnum-
meegeleverde ‘VNL’ worden programma’s die een mer wordt toegevoegd.
drumkit gebruiken door een d symbool aange- Stel in de High Sample pagina de hoge drumsample
duid). in en stel in de Low Sample pagina de lage drums-
ample in. Gebruik, als u een lage drumsample aan-
Stel ‘Octave’ (PROG 2.1-2) op +0 [8’] in. Bij een geeft, ‘Vel.Sw L→H’ om aan te geven hoe er tussen
andere instelling dan +0 [8’] is de verhouding tus- de hoge drumsample en de lage drumsample van
sen de toetsen en de geluiden niet goed. velocity wordt gewisseld. (☞ 7)
De effecten afgespeeld met gebruik van de instel- Stel ‘Drumsamplebank’ op ROM of EX in, als u
lingen van het laatst geselecteerde programma. ROM samples wilt selecteren. Stel ‘Drumsample-
bank’ op RAM in, als u samples wilt selecteren die
Als u een drumkit bewerkt, heeft dit effect op alle in de Samplingfunctie zijn opgenomen of in de
programma’s die de drumkit gebruiken. Mediafunctie met behulp van de EXB-SMPL optie
zijn ingeladen.
2 Ga naar de High Sample pagina van GLOBAL 5.1:
DKit.

Over ROM drumsamples


“Toets” Het interne geheugen van dit instrument bevat 518
drumsamples.
U kunt het gebruiker menucommando ‘Select by Cate-
gory’ gebruiken om uit vijftien categorieën ROM
“Drumsample bank” “Drumsample”
drumsamples te selecteren.
3 Selecteer bij ‘Drumkit’ de drumkit die u wilt Zie de los meegeleverde ‘VNL’ voor de namen van de
bewerken. drumsamples.

Gebruik, indien nodig, het gebruiker menucom-


mando ‘Copy Drumkit’ om instellingen van een van 7 Gebruik ‘Vel.Sw L→H’ om aan te geven hoe er tus-
tevoren ingeladen drumkit of een GM drumkit te sen drumsamples van velocity wordt gewisseld.
kopiëren. De drumsample die wordt gespeeld als u een uit-
U kunt hier niet GM drumkit 24 (GM) – 32 (GM) voering doet hangt van de velocity (speelkracht op
selecteren. (Het is niet mogelijk om een GM drum- het keyboard) van de inkomende noot af. Dit wordt
kit te bewerken of schrijven). Als u de instellingen velocity drumsample schakeling genoemd.
van één van de drumkits 24 (GM) – 32 (GM) wilt Als u deze op 001 instelt, wordt alleen de hoge
bewerken, kunt u ‘Copy Drumkit’ gebruiken om drumsample afgespeeld.
de drumkit naar 00 (INT) – 23 (gebruiker) te ☞ Dit is hetzelfde soort functie als de Velocity Multi-
kopiëren, en het kopie vervolgens bewerken. sample Schakeling in een programma. (☞p.50 ‘Hoge
multisample en lage multisample’)
4 Gebruik de toetsinstelling (‘Key’) om te selecteren
8 Stel de parameters van de drumsamples die u
welk nootnummer u wilt bewerken.
heeft toegewezen in.
De drumsample parameters van het geselecteerde
Stel in de High Sample pagina de hoge drumsample
nootnummer worden in de High Sample, Low
parameters in, en de lage drumsample parameters
Sample en Voice/Mix pagina’s weergegeven.
in de Low Sample pagina.
Behalve de VALUE regelaars te gebruiken, kunt u
U kunt parameters als het volumeniveau (‘Level’),
ook de volgende methoden gebruiken om het noot-
toonhoogte (‘Trans’, ‘Tune’) en toon (‘Fc’, ‘Reso’)
nummer te selecteren.
instellen. (☞ Zie PG p.134 voor details over elke
• Houd de [ENTER] toets ingedrukt, en speel een
parameter).
toets op het keyboard om het betreffende nootnum-
mer in te voeren. 9 Herhaal, indien nodig, stap 4-8 om voor elk
• Gebruik de [F6] (‘Key-’) en [F7] (‘Key+’) toetsen om nootnummer drumsample parameters in te stellen.
de nootnummers te verhogen of verlagen. Als u de instellingen van een andere ‘KEY’ wilt
5 Gebruik ‘Assign’ om aan te geven of er een drums- gebruiken, selecteert u het gebruiker menucom-
mando ‘Copy Key Setup’.

98
0 Selecteer de Voice/Mixer pagina in GLOBAL 5.1:
DKit.

A Stel de ‘Excl Group (exclusieve groep)’ in.


De ‘Excl Group (exclusieve groep)’ instelling wordt
gebruikt als u drumsamples van hetzelfde type wilt
groeperen.
Als bijvoorbeeld het nootnummer waaraan een
open hi-hat en een gesloten hi-hat zijn toegewezen
op hetzelfde exclusieve groepnummer zijn inge-
steld, worden ze zo gegroepeerd dat de open hi-hat

Basisfuncties
en gesloten hi-hat niet gelijktijdig kunnen worden
afgespeeld, zodat u er zeker van bent dat de hi-hat
uitvoering natuurlijk klinkt.
B Gebruik ‘BUS’ om de uitgaande routing aan te
geven.
Stel deze in als u de uitvoer van de drumsample die
aan elk nootnummer is toegewezen naar zijn eigen
invoegeffect of AUDIO OUTPUT (INDIVIDUAL)
jack 1-2 wilt verzenden.

Globalfunctie
U kunt bijvoorbeeld voor geluiden van het snare-
type IFX aangeven, en voor de overige geluiden L/R
aangeven. Als u alleen een specifieke drumsample
naar AUDIO OUTPUT (INDIVIDUAL) 1 en/of 2
wilt verzenden, selecteert u 1, 2 of 1/2. Deze instel-
lingen gelden als voor het programma dat deze
drumkit gebruikt de ‘Use DKit Setting’ parameter
(PROG 7.1: Ed-InsertFX, BUS pagina) is aangevinkt
(☞PG p.26, 160).
C Gebruik ‘Pan’ om de stereo uitvoerpositie aan te
geven.
De instelling die u hier maakt geldt als voor het pro-
gramma dat deze drumkit gebruikt de ‘Use DKit
Setting’ parameter (PROG 5.1: Ed-Amp1, Level/Pan
pagina) is aangevinkt.
D Gebruik ‘S1 (Send1(MFX1))’ en ‘S2
(Send2(MFX2))’ om de verstuurniveaus naar de
master effecten in te stellen.
Deze instellingen gelden als voor het programma
dat deze drumkit gebruikt de ‘Use DKit Setting’
parameter (PROG 7.1: Ed-InsertFX, BUS pagina) is
aangevinkt.
E Gebruik het gebruiker menucommando ‘Write
Drumkits’ om de gegevens op te slaan.
Gebruik het gebruiker menucommando ‘Rename
Drumkit, als u voordat u de drumkit opslaat de
naam wilt wijzigen (☞p.44).
Als u de stroomtoevoer uitschakelt voordat u de
gegevens in het geheugen heeft geschreven, gaan
uw bewerkingen verloren (☞p.45 ‘Geheugen in de
Globalfunctie’).

99
Mediafunctie

Nieuw aangeschafte media of media die door een


Hoe de Mediafunctie is opge- ander apparaat zijn gebruikt kunnen niet direct op de
TR worden gebruikt. Ze dienen eerst voor gebruik op
bouwd de TR te worden geformatteerd.
De TR ondersteunt MS-DOS formaat.
In de Mediafunctie kunt u (als de los verkrijgbare EXB- Zie ‘Formatteren’ (☞PG p.156) voor de formatteerpro-
SMPL optie is geïnstalleerd) een SD kaart of aangeslo- cedure.
ten extern SCSI apparaat gebruiken om diverse soorten
gegevens op te slaan of in te laden. U kunt tevens Media dienen te zijn geformatteerd. Het is moge-
instellingen maken die met het opslaan of inladen te lijk dat SD kaarten of externe SCSI media die op
maken hebben. een ander apparaat dan de TR zijn geformatteerd
niet goed worden herkend.
Zie de handleiding die met de EXB-SMPL is geleverd
voor details over het aansluiten van een extern SCSI Het is niet mogelijk om media te formatteren die
apparaat en het instellen van de SCSI ID. niet van het formaat 512 bytes per blok zijn (bijv.,
640 Mbyte of 1,3 Gbyte MO schijven).

Media die kunnen worden gebruikt


SD kaart
SD kaart gebruik
• Het kan zijn dat de SD kaart direct na gebruik heet
De SD kaart wordt niet meegeleverd. Deze dient
is. Schakel de TR uit en wacht tot de kaart is afge-
afzonderlijk te worden aangeschaft.
koeld, alvorens u deze verwijdert.
De TR ondersteunt SD kaarten met een stroomtoevoer • SD kaarten zijn precisie onderdelen. Buig ze niet,
voltage van 2.7-3.6V en capaciteiten van 16 MB – 1 GB, laat ze niet vallen en stel ze niet bloot aan fysieke
en SD kaarten met ID. schokken.
• Voorkom het gebruik of het opslaan van SD kaar-
Externe SCSI opslagmedia ten op locaties van extreem hoge of lage
Als de EXB-SMPL optie is geïnstalleerd (los verkrijg- temperaturen, zoals in direct zonlicht, een afgeslo-
baar), kan de TR gegevens op externe SCSI media ten auto of in de buurt van een verwarming of op
(maximaal 4 GB), zoals een harde schijf, Zip, Jaz, ORB locaties met een hoge vochtigheidsgraad of veel
of MO drive, opslaan. stof.
• Voorkom het gebruik of het opslaan van SD kaar-
Als de EXB-SMPL optie is geïnstalleerd, kunt u een ten op locaties waar ze aan sterke statische
extern SCSI apparaat van maximaal 4 GB formatteren. elektriciteit of elektrische geluiden bloot staan.
Als u voor het eerst nadat de stroomtoevoer is • Zorg ervoor dat er geen vuil of vreemde materia-
ingeschakeld media plaatst of nadat u van schijf len aan de contactpunten van de SD hechten.
heeft gewisseld, dient u op een functietoets etc. te Mochten de contactpunten bevuild raken, veeg ze
drukken om ervoor te zorgen dat de TR de media dan voorzichtig af met een droge doek.
opspoort. Als de schijf (of ander medium) wordt • U dient een SD kaart die u niet gebruikt te bewaren
herkend, verschijnt de media informatie in het in het beschermhoesje dat bij de kaart is meegele-
LCD venster. verd om te voorkomen dat hij door statische
elektriciteit wordt beschadigd.
Als er op dit moment meer dan één mediavolume • Laat een SD kaart niet op een plek liggen waar er
wordt herkend, selecteert u ‘Media’ en gebruikt u gemakkelijk baby’s of kinderen bij kunnen, die hem
de [INC]/[DEC] toetsen om van medium te veran- eventueel in hun mond stoppen en doorslikken.
deren. • Lees de handleiding die bij uw SD kaart is gele-
verd zorgvuldig en streef deze na.
De TR kan geen media formatteren met een ander
formaat dan 512 bytes/blok (zoals 640 MB, 1.3 GB
MO schijven etc.).

Over de schrijfbescherming
instelling van een SD kaart
Media formatteren
SD kaarten hebben een schrijfbescherming schakelaar
SD kaarten of externe SCSI media (via de EXB-SMPL die voorkomt dat de gegevens per ongeluk worden
optie) dienen te worden geformatteerd. overschreven en verloren gaan. Als u de schakelaar

100
van de kaart op de ‘beschermde’ instelling zet, kunt u
geen gegevens op de kaart schrijven of ervan wissen, Inlaadprocedure van gegevens
en u kunt de kaart niet formatteren. Zet de schakelaar
terug op de oorspronkelijke ‘onbeschermde’ instelling,
als u bewerkte gegevens op de kaart wilt opslaan.
Programma's, combinaties, drumkits,
gebruiker arpeggiopatronen en
globalinstellingen inladen (een .PCG
Schrijfbescherming
bestand inladen)
LOCK
Ter illustratie laten we hier zien hoe u een .PCG
bestand inlaadt. Een .PCG bestand bevat programma's,
Beschermd
combinaties, drumkits, gebruiker arpeggiopatronen en
globalinstellingen (zie onderstaande afbeelding).
Selecteer deze optie als u ‘Save All’ of ‘Save PCG’ heeft
gebruikt om uw originele programma’s en combinaties
op te slaan, en deze gegevens weer wilt inladen.

Basisfuncties
Als u programma's, combinaties, songs, gebruiker
drumkits en gebruiker arpeggiopatronen wilt inla-
Gegevens inladen den, dient u eerst in de Globalfunctie de geheu-
genbescherming instelling uit te schakelen.
(☞p.43)

Typen gegevens die kunnen worden 1 Plaats de SD kaart in de SD kaartsleuf, als u van
een SD kaart gegevens inlaadt.
ingeladen
Zie ‘Waarschuwingen voor gebruik van een SD
In de onderstaande afbeelding wordt weergegeven kaart’ voor details over het gebruik van SD kaarten.

Mediafunctie
welke gegevens vanaf externe media (bijv., een SD Raadpleeg de handleiding die met de EXB-SMPL
kaart) kunnen worden ingeladen. (☞ Zie PG p.114 voor is meegeleverd, als de los verkrijgbare EXB-SMPL
details over elk mediatype) optie is geïnstalleerd en u gegevens vanaf een
Als de EXB-SMPL optie is geïnstalleerd, kunnen er ook harde schijf of ander extern SCSI apparaat inlaadt,
gegevens van media als een harde schijf of CD-ROM en controleer of het externe SCSI apparaat op de
worden ingeladen. juiste wijze is aangesloten en dat het bestand dat u
wilt inladen op de media staat.

DOS directory Undefined DOS bestand

Bestanden die kunnen worden ingeladen

DOS bestanden

.PCG bestand Alle programma's 1 programmabank [A–D] 1 programma


DOS bestand

.MID bestand
Alle combinaties 1 combinatiebank [A–C] 1 combinatie

.EXL bestand

Alle drumkits 1 drumkit groep 1 drumkit


[INT, User] .KMP bestand Programmabestand in
AKAI formaat

.KSF bestand
Alle gebruiker 1 gebruiker arpeggiopatroon 1 gebruiker
Samplebestand in
arpeggiopatronen groep arpeggiopatroon
AKAI formaat
[INT, User]
.KSC bestand

Globalinstellingen

.AIF bestand

.SNG bestand Cue lijst .WAV bestand

1 song Spoor
[000–199]

1 gebruiker patroon
[00–99]

Omhoog

101
2 Ga naar de Mediafunctie, en druk op een wille-
keurige functietoets om ervoor te zorgen dat de TR
de media herkent.
Gegevens opslaan
Zie ‘Op externe media opslaan’ (☞p.46) voor de proce-
dure van het op een SD kaart of externe SCSI media
opslaan van gegevens.

Typen gegevens die kunnen worden


3 Selecteer de Load pagina.
Het LCD venster geeft bestandsinformatie weer.
opgeslagen
4 Gebruik, als u gegevens van een extern SCSI De volgende typen gegevens kunnen op externe media
apparaat inlaadt, de [INC]/[DEC] toetsen om de (SD kaart etc.) worden opgeslagen. Als de los verkrijg-
media te selecteren waarop de gegevens staan die bare EXB-SMPL optie is geïnstalleerd, kunnen er ook
u wilt inladen. gegevens op media met een hoge capaciteit, zoals een
harde schijf, worden opgeslagen.
5 Gebruik de [ ], [ ] cursortoetsen om een .PCG
• .PCG bestanden
bestand te selecteren.
Bij het opslaan van gegevens, worden programma's,
Het geselecteerde bestand is gemarkeerd. combinaties, globalinstellingen, drumkits, gebrui-
ker arpeggiopatronen (de gegevens die door de
Als de gegevens die u wilt inladen zich in een
‘S.Item’ (Select Save Items) aanvinkvakjes zijn aan-
lager of hoger niveau van de directory structuur
gevinkt opgeslagen.
bevinden, drukt u op de [F6] (‘OPEN’) of [F5]
• .SNG bestanden
(‘UP) toetsen om de gewenste gegevens weer te
Songs, cue lijsten
geven, en vervolgens selecteert u ze.
• .KSC bestanden
Als u een .PCG bestand inlaadt, worden de gege-
Scriptbestand (.KSC bestanden) die een lijst vormt
vens in het interne geheugen van de TR door de
van de multisamples en samples die in de Samplin-
gegevens van het .PCG bestand (programma's,
gfunctie zijn gemaakt (als de los verkrijgbare EXB-
combinaties, drumkits, gebruiker arpeggiopatro-
SMPL optie is geïnstalleerd), met multisamples
nen, globalinstellingen) overschreven. Gebruik,
(.KMP bestanden) en samples (.KSF bestanden)
voordat u andere gegevens inlaadt, ‘Save All’ of
‘Save PCG’ om gegevens uit het interne geheugen • Standaard MIDI bestanden (SMF)
die u wilt bewaren eerst op te slaan. Een individueel patroon van de Sequencerfunctie
kan als SMF gegevens worden opgeslagen.
6 Kies in het gebruikermenu voor ‘Load Selected’.
• Systeem exclusieve gegevens
Systeem exclusieve gegevens die door de TR van
een extern MIDI apparaat worden ontvangen (de
TR kan als data filer worden gebruikt).
• .WAVE bestanden, .AIFF bestanden
Er verschijnt een dialoogvenster. Het beeldvenster Samples die u in de Samplingfunctie heeft gemaakt
en de functies hangen af van het type bestand dat (als de los verkrijgbare EXB-SMPL optie is geïnstal-
wordt ingeladen. Zie PG p.143 voor details over elk leerd) kunnen worden geëxporteerd en als .WAVE
type bestand. of .AIFF bestanden worden opgeslagen.

7 Als u het Load commando uitvoert terwijl ‘Load Zie de onderste afbeelding op p.101 voor details
********.SNG’ is aangevinkt, wordt het .SNG over elk type bestand en het icoon dat daarbij
bestand tegelijk met het .PCG bestand ingevoerd. hoort.
Als u het Load commando uitvoert terwijl ‘Load
********.KSC’ is aangevinkt, wordt het .KSC
bestand tegelijk met het .PCG bestand ingevoerd.

8 Druk op de [F8] (‘OK’) toets om de Load functie


uit te voeren.

Het inladen wordt onderbroken, als de aangege-


ven gegevens zich niet in het bestand bevinden.
(☞PG p.143)

Verwijder het medium nooit tijdens het inladen


van gegevens.
102
Arpeggiatorinstellingen
Dit hoofdstuk beschrijft de procedure waarmee u in P000: UP
elke functie arpeggiatorinstellingen kunt maken. Zie
‘De arpeggiator gebruiken terwijl u speelt’ (☞p.27)
UP
voor details over de arpeggiatorfunctie.

Arpeggiatorinstellingen van een


programma P001: DOWN

Basisfuncties
DOWN

Arpeggiator aan/uit
Telkens wanneer u op de [ARP ON/OFF] toets drukt,
wordt de arpeggiator in of uitgeschakeld. Als hij is
ingeschakeld, licht de [ARP ON/OFF] toets op. Als u
het keyboard bespeeld, wordt er volgens het geselec-

Arpeggiatorinstellingen
teerde arpeggiopatroon een arpeggio gespeeld. P002: ALT1
Als het programma wordt geschreven, wordt de
aan/uit instelling opgeslagen. ALT1

Arpeggiatorinstellingen
1 Selecteer de PROG 6.1: Ed-Arp., Arpeg. Setup
pagina.
P003: ALT2

ALT2

2 Gebruik ‘ (Tempo)’ om het tempo in te stellen.


U kunt het tempo aanpassen door aan de [TEMPO]
draaiknop van de REALTIME CONTROLS C-func- P004: RANDOM
tie te draaien. De LED knippert op het aangegeven
tempo.
RANDOM

Als ‘MIDI Clock’ (GLOBAL 2.1: MIDI) op External


of Ext-USB is ingesteld, geeft het beeldvenster
‘ =EXT’ weer. Met behulp van deze instelling kunt
u het tempo met een extern MIDI apparaat syn-
chroniseren. In dit geval is het niet mogelijk om
het tempo op de TR te wijzigen.
U000 (INT)-U199 (INT)
3 Selecteer het arpeggiopatroon bij ‘Pattern’. Bij de fabrieksinstellingen zijn er diverse arpeggio-
U kunt kiezen uit de voorgeprogrammeerde arpeg- patronen van tevoren ingeladen. Deze bevatten een
giopatronen P000-P004 en de gebruiker arpeggiopa- variatie aan patronen, zoals drum of basfrasen of
tronen U000 (INT)-215 (gebruiker). gitaar of keyboard achtergrond riffs (☞ VNL).
De manier waarop het patroon wordt gespeeld is U200 (gebruiker) – U 215 (gebruiker)
afhankelijk van instellingen als ‘Octave’ en ‘Sort’. Bij de fabrieksinstellingen bevatten deze geen patro-
P000-P004 in de volgende afbeeldingen geven weer nen.
hoe de arpeggio wordt gespeeld, als ‘Octave’ op 1 is
4 Maak de diverse parameterinstellingen.
ingesteld, en ‘Sort’ is aangevinkt. P004: RANDOM
is één mogelijkheid.

103
‘Octave’: Selecteert het octaafbereik waarin de Sort
arpeggiator wordt afgespeeld.
OFF, UP

Sort

ON, UP
Octave: 4
UP

‘Latch’: Als deze is aangevinkt, blijft de arpeggio


spelen, zelfs nadat u uw hand van het keyboard
heeft gehaald. Als deze is uitgevinkt, stopt de
Als er een gebruiker arpeggiopatroon is geselec- arpeggio met spelen, zodra u uw hand van het key-
teerd, heeft de ‘Octave Motion’ instelling (GLO- board afhaalt.
BAL 6.1: Arp.Pattern, Setup pagina) invloed op de ‘Key Sync.’: Als deze is aangevinkt, begint het
manier waarop de arpeggio wordt gespeeld. arpeggiopatroon vanaf het moment waarop u, na
alle noten losgelaten te hebben, een noot begint te
‘Reso’: Bepaalt binnen een bereik van 3 -  de spelen. Deze instelling is geschikt als u in realtime
timing waarde van de arpeggionoten. speelt, en wilt dat de arpeggio aan het begin van de
‘Gate’: Bepaalt de lengte (gate tijd) van elke noot in maat begint.
de arpeggio. Als er een gebruiker arpeggiopatroon Als deze is uitgevinkt, wordt het arpeggiopatroon
is geselecteerd, kunt u dit op Step instellen. In dit altijd met het tempo van de MIDI klok gesynchroni-
geval wordt voor elke stap de waarde van de ‘Gt’ seerd. Zie ‘De arpeggiator synchroniseren’ (☞p.111)
instelling (GLOBAL 6.1: Arp.Pattern, Edit pagina) voor details over synchronisatie.
gebruikt. ‘Keyboard’: Als deze is aangevinkt, zijn zowel de
noten die u op het keyboard speelt, als de geärpeg-
Deze waarde is van kracht, als de [ARP-GATE]
gieerde noten hoorbaar.
draaiknop van de REALTIME CONTROLS C-
Als deze is uitgevinkt, zijn alleen de geärpeg-
functie op de midden positie (12 uur) staat. Zorg
gieerde noten hoorbaar.
ervoor dat, als u deze instelling maakt, de draai-
U kunt dezelfde instelling maken door in de PROG
knop in de middenstand staat.
1.1: Play, Arp.Play pagina de parameter met
‘Velocity’: Bepaalt de velocity van de noten in de dezelfde naam (of afkorting) te bewerken.
arpeggio. Als deze op Key is ingesteld, wordt de
U kunt het gebruiker menucommando ‘Copy
velocity gebruikt waarmee u de noot daadwerkelijk
Arpeggiator’ gebruiken om arpeggiatorinstellin-
speelt. Als er een gebruiker arpeggiopatroon is gese-
gen uit een ander(e) programma of combinatie te
lecteerd, kunt u dit op Step instellen. In dit geval
kopiëren (☞PG p.25).
wordt voor elke stap de waarde van de ‘Vel’ instel-
ling (GLOBAL 6.1: Arp.Pattern, Edit pagina) 5 Geef in de Scan Zone pagina aan binnen welk
gebruikt. gebied de arpeggiator functioneert.
Deze waarde is van kracht, als de [ARP-GATE]
draaiknop van de REALTIME CONTROLS C-
functie op de midden positie (12 uur) staat. Zorg
ervoor dat, als u deze instelling maakt, de draai-
knop in de middenstand staat.

Als er een van te voren ingeladen gebruiker arpeg- ‘Key Btm’, ‘Key Top’: De arpeggiator functioneert
giopatroon is geselecteerd, zorgt een Step instel- als u toetsen binnen het aangegeven gebied
ling van de ‘Gate’ of ‘Velocity’ ervoor dat er een bespeelt. Toetsen buiten dit gebied kunnen op de
‘groovy’ gevoel aan het arpeggiopatroon wordt normale wijze worden gespeeld, en worden niet
toegevoegd. door de arpeggiator aan/uit instelling beïnvloed.
‘Swing’: Deze past de timing van de evengenum- Als u bijvoorbeeld ‘Pattern’ op P000: UP instelt,
merde noten in de arpeggiator aan (het tellen begint ‘Latch’ aanvinkt, ‘Key Top’ op B3 instelt, en ‘Key
vanaf de eerste noot), om het patroon zo een ‘swing’ Btm’ op C-1 instelt, zorgt het spelen van een B3
gevoel te geven. noot ervoor dat de arpeggiator wordt getriggerd.
‘Sort’: Als deze is aangevinkt, wordt de arpeggio Aangezien ‘Latch’ is ingeschakeld, speelt de
gespeeld op volgorde van toonhoogte, ongeacht de arpeggiator door, zelfs nadat u de toetsen loslaat.
volgorde waarin de noten op het keyboard zijn U kunt de C4 en hogere toetsen gebruiken om op
gespeeld (On). conventionele wijze met de arpeggiator, die door
Als deze is uitgevinkt, wordt de arpeggio gespeeld de B3 en lagere toetsen wordt gespeeld, mee te
op de volgorde waarop de noten op het keyboard spelen. Speel toetsen binnen het bereik van B3 en
zijn gespeeld (Off). daaronder, als u de arpeggio wilt wijzigen.

104
‘Vel Btm’, ‘Vel Top’: Als u noten speelt met een tor niet, zelfs als deze toets is ingeschakeld.
velocity (speelkracht) die binnen het aangegeven
gebied liggen, wordt de arpeggiator gespeeld. Als u
noten speelt met een velocity (speelkracht) die bui-
ten het aangegeven gebied liggen, worden ze nor- Arpeggiatorinstellingen
maal gespeeld, ongeacht de arpeggiator aan/uit
1 Selecteer de COMBI 2.1: Ed-Prog/Mix, Prog
instelling.
pagina.
6 Schakel in de Globalfunctie de geheugenbescher-
Selecteer programma’s voor de timbres die u wilt
ming uit, en schrijf het programma, als u de
gebruiken. Selecteer in dit voorbeeld voor timbre 1-
bewerkte programma instellingen in het interne
4 elk gewenste programma.
geheugen wilt opslaan (☞p.43).
2 Selecteer de COMBI 3.1: Ed-Param1. MIDI pagina.
Stel voor de timbres die u gebruikt ‘Status’ op INT
in, en stel ‘MIDI Channel’ op Gch of het global
De arpeggiator aan een programma MIDI kanaal in (ingesteld in GLOBAL 2.1: MIDI
koppelen

Basisfuncties
‘MIDI Channel’).
Stel in dit voorbeeld timbre 1-4 in op een INT ‘Sta-
Vink voor ‘Auto Arp.’ (GLOBAL 1.1: System Basic tus’, en stel timbre 5-8 op een Off status in. Stel het
pagina) Program aan, als u wilt dat bij het selecteren ‘MIDI Channel’ van timbre 1-4 op Gch in.
van een programma de arpeggiatorinstellingen die in
dat programma zijn geschreven worden geschreven.

Arpeggiatorinstellingen
Arpeggiatorinstellingen in de
Combinatie en Sequencerfunctie. 3 Selecteer de COMBI 6.1: Ed-Arp., Setup pagina.

In de Combinatie en Sequencerfunctie biedt de TR een


duale arpeggiator functionaliteit, waarmee u gelijktij-
dig twee arpeggiopatronen kunt gebruiken. De instel-
lingen in elk van deze functies worden op een
gelijksoortige wijze gemaakt.
Ter illustratie wordt er in de volgende uitleg weergege- 4 Stel ‘ (Temp)’ in om het tempo aan te geven.
ven hoe u de instellingen in de Combinatiefunctie
maakt (☞PG p.43, 82). Dit is hetzelfde als bij een programma (☞p.103). Het
U kunt met behulp van de duale arpeggiatorfunctie de tempo wordt echter door arpeggiator A en B
volgende dingen doen. gedeeld.
• Voor elk timbre een arpeggiator toewijzen. Kies uit 5 Maak ‘Assign’ instellingen.
Off, (arpeggiator) A of (arpeggiator) B. ☞ stap 5
Wijs arpeggiator A of B aan de gewenste timbres
• Afzonderlijk aangeven of A en B worden gebruikt.
toe.
☞ stap 6
Elk timbre wordt afgespeeld door de arpeggiator
• Een arpeggiopatroon selecteren en voor A en B
die eraan is toegewezen.
afzonderlijk parameters instellen. ☞ stap 7
• In de Scan Zone pagina zulke instellingen maken 6 Maak ‘Arpeggiator Run’ instellingen.
dat u het keyboard bereik of de speelkracht (velo- Vink de arpeggiator(s) die u wilt gebruiken aan. Als
city) kunt gebruiken om te schakelen tussen de [ARP ON/OFF] toets is ingeschakeld, worden de
normaal spel en geärpeggieerd spel of om te scha- arpeggiator(s) die hier zijn aangevinkt gebruikt.
kelen tussen arpeggiator A en B. ☞ stap 8 Bij de instellingen die voor stap 2 en 3 in het LCD
• Instellingen maken voor timbres die stil zijn als de venster worden weergegeven, zorgt het inschakelen
arpeggiator uit is (Off), en alleen hoorbaar zijn als van de [ARP ON/OFF] toets ervoor dat arpeggiator
de arpeggiator aan is (On). ☞ stap 0 A voor timbre 1 en 2 in gebruik is, en arpeggiator
voor timbre 3 in gebruik is. Als de [ARP ON/OFF]
toets is uitgeschakeld, worden timbre 1-4 als laag
gespeeld.
Arpeggiator aan/uit Als alle timbre ‘Assign’ parameters zijn uitgescha-
Telkens wanneer u op de [ARP ON/OFF] toets drukt, keld (Off) of als van A noch B de ‘Arpeggiator Run’
wordt de arpeggiator in of uitgeschakeld. Als de func- parameter is aangevinkt, functioneert de arpeggia-
tie is ingeschakeld, licht de [ARP ON/OFF] toets op. tor niet.
Het geselecteerde arpeggiopatroon begint zodra u het 7 Stel in de Arp. A en Arp. B pagina’s de parameters
keyboard bespeelt. Als de combinatie in het geheugen van arpeggiator A en B in.
wordt geschreven, wordt de aan/uit instelling opge- De parameters van A en B zijn hetzelfde als bij een
slagen. programma (☞p.103).
Als ‘Assign’ op Off is ingesteld of ‘Arpeggiator 8 Geef in de Scan Zone pagina aan in welk gebied
Run’ niet is aangevinkt, functioneert de arpeggia- arpeggiator A en B functioneren. 105
De parameters van A en B zijn hetzelfde als bij een hoorbaar. T8 is op Gch ingesteld, maar is niet
programma (☞p.103). hoorbaar, omdat ‘Status’ op Off is ingesteld.
U kunt het keyboard bereiken of de speelkracht • Elk MIDI kanaal dat aan een timbre is toegewezen,
(velocity) gebruiken om tussen arpeggiator A en B triggert de arpeggiator. In dit geval zijn dit ‘MIDI
te schakelen. Door de COMBI 3.3: Ed-Key Zone, Channel’ 02 en Gch (global MIDI kanaal). Als de
Key pagina en de COMBI 3.4: Ed-Vel Zone, Vel arpeggiator is ingeschakeld, zorgt het bespelen van
pagina te gebruiken om de keyboard bereiken en het keyboard ervoor dat arpeggiator A, die aan T8
velocity bereiken met elkaar te verbinden, kunt u (Gch) is toegewezen, wordt afgespeeld. T4 wordt
zelfs nog meer variaties creëren. door arpeggiator A gespeeld. Aangezien de
9 Schakel in de Globalfunctie de geheugenbescher- ‘Status’ van T8 is uitgeschakeld (Off), is deze niet
ming uit, en schrijf de combinatie, als u de hoorbaar.
bewerkte combinatie instellingen in het interne • Aangezien de ‘Status’ van T8 is uitgeschakeld
geheugen wilt opslaan (☞p.43). (Off), wordt deze niet gespeeld, ongeacht of de
0 De ‘Staus’, ‘MIDI Channel’ en ‘Assign’ instellin- arpeggiator wel of niet is ingeschakeld. Het is een
gen die in het LCD venster van stap 2 en 3 wor- dummy timbre dat ervoor zorgt dat T4 alleen
den weergegeven kunnen zo worden gemaakt dat wordt gespeeld als de arpeggiator is ingeschakeld.
bepaalde timbres alleen hoorbaar zijn als de
arpeggiator is ingeschakeld, en stil zijn als de
arpeggiator is uitgeschakeld. Combinatie B071: ‘In The Pocket’
Hoewel dit een wat geavanceerde bewerkingstech- Selecteer combinatie B071: ‘In The Pocket’, en speel
niek is, beschrijven we ter illustratie de instellingen hem af.
van één van de voorgeprogrammeerde combinaties. Zorg er voordat u het afspelen begint voor dat het glo-
bal MIDI kanaal (GLOBAL 2.1: MIDI ‘MIDI Channel’)
op 01 is ingesteld.
Combinatie A021: Urban Nature RnB • Arpeggiator A wordt aan T7 en T8 toegewezen, en
Selecteer combinatie A021: Urban Nature RnB, en arpeggiator B wordt aan T5 toegewezen. Als u het
speel hem af. keyboard bespeelt, speelt het arpeggiopatroon
Zorg er voordat u het afspelen begint voor dat het glo- U143(INT): Dr-In The Pocket het T7 programma
bal MIDI kanaal (GLOBAL 2.1: MIDI ‘MIDI Channel’) C004: HipHop Kit af. Het arpeggiopatroon
op 01 is ingesteld. U100(INT): Bs-Echo speelt het T5 programma
A066: Chord Trigger af.
• Arpeggiator A wordt aan T (timbre) 4 en 8
toegewezen. • De B ‘Key Btm’ en ‘Key Top’ (COMBI 6.1: Ed-Arp.,
Als u het keyboard bespeelt, speelt het Scan Zone pagina) zijn zo ingesteld dat arpeggiator
arpeggiopatroon U144(INT): Dr-Nature RnB alleen B alleen functioneert voor de noot G3 en de noten
het T4 programma B004: Trance/GarageKit af. daarboven.

• Het arpeggiopatroon gebruikt de Fixed Note • Arpeggiator B is ook aan T8 toegewezen, maar
instelling, dat geschikt is voor als u een deze instelling is zo dat het T7 programma C004:
drumarpeggiator afspeelt. (‘Fixed Note’ in de HipHop Kit alleen wordt gespeeld als de
GLOBAL 6.1: Arp.Pattern, Setup pagina is arpeggiator is ingeschakeld. Zie de vorige
aangevinkt). Bij deze instelling speelt het paragraaf ‘Combinatie A021: Urban Nature RnB
arpeggiopatroon altijd de aangegeven toonhoogtes selecteren en afspelen’.
af, ongeacht de nootnummers die van het keyboard
worden ontvangen. (☞PG p.138).
• De A ‘Key Btm’ en ‘Key Top’ (COMBI 6.1: Ed-Arp.,
Scan Zone pagina) zijn zo ingesteld dat arpeggiator
A alleen voor noot B3 en lager functioneert. De arpeggiator aan de combinatie
• Arpeggiator A wordt ook aan T8 toegewezen, maar koppelen
deze is zo ingesteld dat het T4 programma B004:
Vink voor ‘Auto Arp’ ‘Combi’ (GLOBAL 1.1: System,
Trance/GarageKit alleen hoorbaar is als de
Basic pagina) aan, als u wilt dat de arpeggiatorinstel-
arpeggiator is ingeschakeld.
lingen van een combinatie worden geactiveerd zodra
Let op de timbre instellingen van T4 en T8 die combinatie is geselecteerd.
Status MIDI kanaal Wijs toe
T4 INT 02 A
T8 Off Gch A

• Als de arpeggiator is uitgeschakeld, zorgt het


bespelen van het keyboard ervoor dat het timbre/
de timbres die op Gch of het global MIDI kanaal (in
dit geval 01) zijn ingesteld. Aangezien het ‘MIDI
Channel’ van T4 op 02 is ingesteld, is het niet

106
4 Selecteer bij ‘Pattern’ het arpeggiopatroon dat u
Een gebruiker arpeggiopatroon wilt bewerken.
Selecteer in dit voorbeeld een leeg gebruiker arpeg-
creëren giopatroon.

Als u en blanco patroon heeft geselecteerd, zorgt


het bespelen van het keyboard er niet voor dat er
Over gebruiker arpeggiopatronen een arpeggiator wordt gestart. Hoewel u de voor-
geprogrammeerde arpeggiopatronen P000-P004
De patronen die op de arpeggiator van de TR kunnen kunt selecteren, kunnen ze niet worden bewerkt.
worden geselecteerd, worden ‘arpeggiopatronen’
genoemd. Er zijn twee typen arpeggiopatronen: Als u een gebruiker arpeggiopatroon bewerkt,
voorgeprogrammeerde arpeggiopatronen en hebben de wijzigingen elke keer dat dit patroon in
gebruiker arpeggiopatronen. een Programma, Combinatie of Song wordt
Voorgeprogrammeerde arpeggiopatronen: Er zijn vijf gebruikt effect.
patronen: UP, DOWN, ALT1, ALT2 en RANDOM.
5 Geef bij ‘Lgth (Lengte)’ de lengte van het patroon

Basisfuncties
De functie van deze patronen staat vast en kan niet
aan.
worden bewerkt.
Gebruiker arpeggiopatronen: Eer zijn 216 patronen – Nadat het patroon gedurende deze lengte heeft
U000(INT)-U215 (gebruiker) – die op een brede vari- gespeeld, keert het naar het begin terug. Deze instel-
atie aan manieren akkoorden of frasen kunnen ling kan ook tijdens of na het bewerken worden
ontwikkelen, die zijn gebaseerd op de toonhoogtes die gewijzigd. Stel de waarde in dit voorbeeld in op 8.
u op het keyboard speelt of op de timing waarop u ze
Voor de van tevoren ingeladen arpeggiopatronen
speelt.

Arpeggiatorinstellingen
U000(INT)-U199(INT) kan het simpelweg wijzi-
U kunt deze gebruiker arpeggiopatronen aanpassen in
gen van de ‘Lgth’ het karakter van het patroon
GLOBAL 6.1: Arp.Pattern of vanuit een geïnitialiseerde
aanzienlijk veranderen. Probeer de lengte te wijzi-
toestand nieuwe gebruiker arpeggiopatronen creëren.
gen en het resultaat te beluisteren.
Bewerkte gebruiker arpeggiopatronen kunnen in de
interne geheugengebieden U000(INT)-U215 6 Stel de ‘ (Tempo)’, ‘Reso (Resolutie)’, ‘Oct
(gebruiker) worden geschreven. In de Mediafunctie (Octaaf)’, ‘Sort’, ‘Latch’, ‘K.Sync (Key Sync.)’ en
kunt u ze tevens op externe media, zoals een SD kaart, ‘Kbd (Keyboard)’ parameters in.
opslaan. (☞p.46)
Dit zijn programmaparameters, maar ze kunnen
ook vanaf hier worden ingesteld.

Keer naar de Programmafunctie terug en schrijf


Een gebruiker arpeggiopatroon het programma, als u hier vanuit de Programma-
bewerken functie naartoe bent gegaan, deze parameters aan-
past en uw wijzigingen wilt bewaren. Deze
Schakel, als u een gebruiker arpeggiopatroon wilt parameters worden niet door het ‘Write Arpeggia-
bewerken, eerst de geheugenbescherming uit door tor Pattern’ commando opgeslagen.
het Memory Protect ‘Arp. UsrPat’ aanvinkvakje in
de Preference pagina van GLOBAL 1.1: System uit Stel in dit voorbeeld de waarden in zoals in de
te vinken. afbeelding 3 is weergegeven.
7 De ‘Type (Arpeggiator Type)’, ‘Octave Motion’, en
Als u vanuit de Programmafunctie naar deze functie
‘Fixed Note’ parameters bepalen hoe de arpeggia-
gaat, wordt uw bewerking toegepast op het arpeggio-
tor wordt ontwikkeld.
patroon dat voor het geselecteerde programma is aan-
gegeven. Deze instellingen kunnen tijdens of na het bewer-
ken worden gewijzigd (☞PG p.138).
1 Selecteer in de Programmafunctie een programma
waarvoor het arpeggiopatroon dat u wilt bewer- 8 Selecteer de Edit pagina.
ken is geselecteerd of een programma dat u wilt
gebruiken als basis voor het bewerken van het
arpeggiopatroon.
2 Druk op de [ARP ON/OFF] toets om de arpeggia-
tor in te schakelen (de toets licht op).
Zelfs als u vanuit een programma waarin de arpeg-
giator was uitgeschakeld naar de Globalfunctie Een patroon bestaat uit Stappen en Tonen.
gaat, kunt u de [ARP ON/OFF] toets gebruiken om Stap: Een gebruiker arpeggiopatroon kan maxi-
hem in te schakelen. maal 48 stappen bevatten. De arpeggiator speelt
3 Selecteer de GLOBAL 6.1: Arp.Pattern, Setup alles vanaf de eerste stap af, waarbij de stappen
pagina. gelijk zijn aan de timing waarde die door ‘Reso
(Resolutie)’ wordt bepaald. De verticale lijnen
van het rooster die in het midden van het LCD
venster worden weergegeven, geven de stappen
aan.
Gebruik ‘Step (Stap Nr.)’ om de stap te selecte- 107
ren. Geef voor elke stap ‘Ptch (Pitch Offset)’, ‘Gt
(Gate)’, ‘Vel (Velocity)’ en ‘Flam’.
Om de stap te wijzigen kunt u de cursortoetsen toonhoogte die op het keyboard wordt gespeeld, en
[ ], [ ] gebruiken of ‘Step (Stap Nr.)’ selecteren zo voort tot en met 12 tonen in elke willekeurige
en de [VALUE] draaischijf of de [INC]/[DEC] stap.
toetsen gebruiken. 0 Stel voor stap 01-08 ‘Ptch (Pitch Off-set)’, ‘Gt
• Tone: Bij elke stap kan er een akkoord van (Gate)’, ‘Vel (Velocity)’ en ‘Flam’ in.
maximaal 12 tonen (Toon Nr. 00-11) worden
gespeeld. ‘Ptch (Pitch Offset)’: Deze neutraliseert de toon-
Selecteer, als u tonen wilt invoeren, ‘Step (Stap hoogte van de arpeggionoot in halve tonen omhoog
Nr.)’ en gebruik vervolgens de cijfertoetsen [0]- of omlaag. U kunt voor elke stap dezelfde toon
[9] en de [./HOLD] om tonen in te voeren. Het invoeren, en de ‘Ptch (Pitch Offset)’ waarde ervan
‘Toon Nr.’ komt zoals hieronder met de [0]-[9], [-] wijzigen, om zo met behulp van één enkele toon een
en de [./HOLD] toetsen overeen. Telkens wan- melodie te maken. (☞ ‘Melodiepatroon’)
neer u op een [0]-[9], [-] of [./HOLD] toets drukt, ‘Gt (Gate)’: Geef voor elke stap de lengte van de
wordt de bijbehorende toon in/uitgeschakeld. arpeggionoot aan. Bij een LGT instelling blijft de
De horizontale lijnen van het rooster die in het noot spelen tot of de volgende noot van dezelfde
midden van het LCD venster worden weergege- toon wordt gespeeld of het eind van het patroon is
ven geven de tonen aan. bereikt. Bij een Off instelling wordt de noot niet
gespeeld.
Tone00-09: [0]-[9] toetsen ‘Vel (Velocity)’: Geef de sterkte van de noot aan. Bij
Tone10: [-] toets een Key instelling wordt de noot gespeeld met de
Tone11: [./HOLD] toets kracht waarmee hij daadwerkelijk is gespeeld.
Toon Nr. De ‘Gt (Gate)’ en ‘Vel (Velocity)’ instellingen die u
3
2 hier maakt gelden als de ‘Gt (Gate)’ en ‘Vel (Velo-
1 city)’ parameters (PROG 6.1: Ed-Arp., Arpeg.
0
Setup pagina) van het programma dat in de Pro-
grammafunctie is geselecteerd op Step is inge-
01 05 Stap Nr.
steld. Als deze parameters een andere instellingen
Lgth (Lengte) hebben dan Step, worden de ‘Gt (Gate)’ en ‘Vel
(Velocity)’ die voor elke afzonderlijke stap zijn
ingesteld genegeerd, en worden alle noten van de
Een voorbeeldpatroon creëren arpeggio gespeeld volgens de instellingen in
PROG 6.1: Ed-Arp. Vergeet niet de instellingen
van het programma te controleren.

Zet voordat u ‘Gt (Gate)’ instelt de [ARP-GATE]


draaiknop van de REALTIME CONTROLS C-
functie op de midden positie (12 uur).

Zet voordat u ‘Vel (Velocity)’ instelt de [ARP-VEL]


draaiknop van de REALTIME CONTROLS C-
1 Stel ‘Step (Stap Nr.)’ op 01 in, en druk op de [0] toets. functie op de midden positie (12 uur).

2 Stel ‘Step (Stap Nr.)’ op 02 in, en druk op de [1] toets.


3 Stel ‘Step (Stap Nr.)’ op 03 in, en druk op de [2] toets.
4 Stel ‘Step (Stap Nr.)’ op 04 in, en druk op de [1] toets.
5 Stel ‘Step (Stap Nr.)’ op 05 in, en druk op de [3] toets.
6 Stel ‘Step (Stap Nr.)’ op 06 in, en druk op de [1] toets.
A Gebruik het gebruiker menucommando ‘Rename
7 Stel ‘Step (Stap Nr.)’ op 07 in, en druk op de [2] toets. Arpeggio Pattern’ (☞p.44), als u de naam van het
8 Stel ‘Step (Stap Nr.)’ op 08 in, en druk op de [1] toets. arpeggiopatroon wilt wijzigen.
B Zorg ervoor dat u het gebruiker arpeggiopatroon
opslaat, als u de het bewerkte gebruiker arpeggio-
patroon in het interne geheugen wilt opslaan
(☞p.45).
Als u zonder te schrijven de stroomtoevoer
uitschakelt, gaan de bewerkte gegevens verloren.
9 Als u het keyboard bespeelt zoals in de afbeelding
C Keer naar de Programmafunctie terug en schrijf
wordt weergegeven, begint de arpeggiator te spe-
het programma, als u tegelijkertijd de toestand
len.
van het programma wilt opslaan (☞p.43).Other
Toon 0 komt overeen met de toonhoogte van de examples of creating a user arpeggio pattern
laagste toets van het akkoord dat u op het keyboard
speelt. (Als ‘Sort’ is uitgevinkt, komt deze overeen
met de toonhoogte van de eerste noot die u speelt).
Op dezelfde wijze is Toon 1 de op één na hoogste
108
Selecteer ‘Flam’, als u de timing nuances van
Overige voorbeelden van het creëren van een een getokkeld gitaarakkoord wilt simuleren.
gebruiker arpeggiopatroon Selecteer in de Programmafunctie een akoestisch
gitaarprogramma, en kies het gebruiker arpeggio-
Melodiepatroon patroon dat u hier heeft gecreëerd. Stel in de Setup
pagina van PROG 6.1: Ed-Arpeg. ‘Gate’ op Step in.
Keer vervolgens terug naar de PROG 6.1: Arp.Pat-
tern, Edit pagina terug. Stel voor oneven genum-
merde stappen ‘Flam’ op een positieve (+) waarde
in. Stel de ‘Flam’ van even genummerde stappen
op een negatieve (-) waarde in.

1 Stel ‘Step (Stap Nr.)’ op 01 in, en druk op de [0]


toets. Stel ‘Ptch (Pitch Offset)’ op +00 in.

Basisfuncties
2 Stel ‘Step (Stap Nr.)’ op 02 in, en druk op de [0]
toets. Stel ‘Ptch (Pitch Offset)’ op +10 in.
3 Stel ‘Step (Stap Nr.)’ op 03 in, en druk op de [0] Drumpatroon
toets. Stel ‘Ptch (Pitch Offset)’ op +00 in. Door een ‘Fixed Note’ met een drumprogramma te
4 Stel ‘Step (Stap Nr.)’ op 04 in, en druk op de [0] gebruiken, kunt u de arpeggiator gebruiken om een rit-
toets. Stel ‘Ptch (Pitch Offset)’ op +00 in. misch patroon af te spelen.
1 Selecteer een drumkit programma.

Arpeggiatorinstellingen
5 Stel ‘Step (Stap Nr.)’ op 05 in, en druk op de [0]
toets. Stel ‘Ptch (Pitch Offset)’ op +12 in. Selecteer in dit voorbeeld het voorgeprogram-
meerde programma A020: Standard Kit 1.
6 Voer voor ‘Step (Stap Nr.)’ 06 geen toon in.
2 Selecteer de GLOBAL 6.1: Arp.Pattern, Edit
7 Stel ‘Step (Stap Nr.)’ op 07 in, en druk op de [0]
pagina, en stel de parameters in.
toets. Stel ‘Ptch (Pitch Offset)’ op +00 in.
Vink ‘Fixed Note’ aan. Als deze is aangevinkt, klin-
8 Stel ‘Step (Stap Nr.)’ op 08 in, en druk op de [0]
ken tonen altijd op de aangegeven toonhoogte.
toets. Stel ‘Ptch (Pitch Offset)’ op -02 in.
Als u ‘Mode (Fixed Note Mode)’ op Trigger All
Tones instelt, zorgt het spelen van één enkele noot
ervoor dat alle Tonen worden gespeeld.
Als u ‘Mode (Fixed Note Mode)’ op Trigger As
Played instelt, bepalen de noten die u speelt hoe
Tonen worden gespeeld. (☞p.110)

Akkoordpatroon

Fixed Note Toon Nr. Fixed Note Nr.


Mode(Fixed Note Mode)

Als ‘Fixed Note’ is aangevinkt, kunt u ‘Toon Nr’ en


‘Fixed Noot Nr.’ instellen.
Selecteer “Tone No.” en stel “Fixed Note No.” in
1 Stel ‘Step (Stap Nr.)’ op 01 in, en druk op de [0] door in te voeren welk nootnummer ervoor zorgt
toets. dat de betreffende toon wordt gespeeld.
Stel ‘Gt (Gate)’ op LGT in. Stel hier ‘Toon Nr.’ en ‘Fixed Noot Nr.’ als volgt in.

2 Voer voor ‘Step (Stap Nr.)’ 02 geen toon in. Toon nr. Fixed Noot nr.
00 C2 (kick)
3 Stel ‘Step (Stap Nr.)’ op 03 in, en druk op de [1],
[2], [3], [4] toetsen. 01 F2 (snare)
02 F#3 (gesloten hi-hat)
4 Stel ‘Step (Stap Nr.)’ op 04 in, en druk op de [1],
[2], [3], [4] toetsen. 03 A#3 (open hi-hat)

5 Voer voor ‘Step (Stap Nr.)’ 05 geen toon in.


De drumsamples die met elk nootnummer overeen-
6 Stel ‘Step (Stap Nr.)’ op 06 in, en druk op de [1], komen hangen van de drumkit af. Het is handig om
[2], [3], [4] toetsen. de drumgeluiden vanaf het keyboard te beluisteren,
Stel ‘Gt (Gate)’ op LGT in. en vervolgens het ‘Fixed Noot Nr.’ in te voeren door
7 Voer voor ‘Step (Stap Nr.)’ 07 geen toon in. de [ENTER] toets ingedrukt te houden en de
gewenste noot te spelen.
8 Stel ‘Step (Stap Nr.)’ op 08 in, en druk op de [1],
[2], [3], [4] toetsen.
109
3 Selecteer de Edit pagina. velocity.
Elke Toon in het beeldvenster wordt in de vorm van Zet voordat u ‘Gt (Gate)’ instelt de [ARP-GATE]
een kleine cirkel weergegeven. draaiknop van de REALTIME CONTROLS C-
Voor elke horizontale lijn (Toon) in het beeldvenster, functie op de midden positie (12 uur).
voert u een drumsample (nootnummer) van de
drumkit in. Zet voordat u ‘Vel (Velocity)’ instelt de [ARP-VEL]
Vervolgens voeren we een ritmische patroon in. draaiknop van de REALTIME CONTROLS C-
functie op de midden positie (12 uur).

Duale arpeggiator bewerking


Hier gebruiken we ter illustratie in onze uitleg een
combinatie.
Voor het bewerken van een arpeggiopatroon in de
Sequencerfunctie geldt dezelfde procedure.
4 Voer de kick (Toon00) in. Als u vanuit de Combinatiefunctie in deze functie bent
Stel ‘Step (Stap Nr.)’ op 01 in, en druk op de [0] gekomen, wordt het patroon dat door de combinatie is
toets. Stel vervolgens ‘Step (Stap Nr.)’ op 05 in, en geselecteerd door uw bewerking beïnvloed.
druk op de [0] toets. 1 Selecteer in de Combinatiefunctie een combinatie
die het arpeggiopatroon dat u wilt bewerken
5 Voer de snare (Toon01) in.
bevat.
Stel ‘Step (Stap Nr.)’ op 03 in, en druk op de [1]
toets. Stel vervolgens ‘Step (Stap Nr.)’ op 07 in, en Selecteer in dit voorbeeld een combinatie waaraan
druk op de [1] toets. arpeggiator A en B zijn toegewezen.
6 Voer de gesloten hi-hat (Toon02) in. 2 Druk op de [ARP ON/OFF] toets om de arpeggia-
Stel vervolgens ‘Step (Stap Nr.)’ op 01, 02, 03, 05, 06 tor in te schakelen (de toets licht op).
en 07 in, en druk voor elk nummer op de [2] toets. Zelfs als de arpeggiator was uitgeschakeld toen u
7 Voer de open hi-hat (Toon03) in. hier naartoe ging, kunt u de [ARP ON/OFF] toets
Stel ‘Step (Stap Nr.)’ op 04 in, en druk op de [3] gebruiken om hem in te schakelen. Als echter
toets. Stel vervolgens ‘Step (Stap Nr.)’ op 08 in, en ‘Arpeggiator Run’ A en B niet zijn aangevinkt, en er
druk op de [3] toets. in ‘Assign’ geen timbres zijn toegewezen, function-
eert de arpeggiator niet.
3 Selecteer de GLOBAL 6.1: Arp.Pattern, Setup
pagina.

Als ‘Mode (Fixed Noot Mode)’ op Trigger All Tones


is ingesteld, zorgt het spelen van één enkele noot
ervoor dat het ritmische patroon wordt afgespeeld.
Als ‘Mode (Fixed Note Mode)’ op Trigger As 4 Gebruik, als u hier vanuit de Combinatiefunctie
Played is ingesteld, zorgt het spelen van één enkele naartoe bent gegaan, ‘Arp (Arpeggioselectie)’ A en
noot er alleen voor dat de kick (Toon00) wordt B om de parameter die u wilt bewerken te selecte-
afgespeeld. Als u twee noten op het keyboard ren.
speelt, worden alleen de kick (Toon00) en de snare
(Toon01) afgespeeld. Op deze wijze bepaalt het aan- Als deze A is, zijn uw bewerkingen op de parame-
tal toetsen dat u speelt hoeveel tonen er worden ters en het gebruiker arpeggiopatroon van arpeggia-
afgespeeld. tor A van toepassing.
Als deze B is, zijn uw bewerkingen op de parame-
8 Stel voor elke stap de parameters in. ters en het gebruiker arpeggiopatroon van arpeggia-
Gebruik ‘Vel (Velocity)’ om accenten aan het rit- tor B van toepassing.
mische patroon toe te voegen. 5 Wissel tussen arpeggiator A en B, en bewerk hun
De ‘Gt (Gate)’ en ‘Vel (Velocity)’ instellingen die u respectievelijke arpeggiopatronen.
hier maakt gelden als de ‘Gt (Gate)’ en ‘Vel (Velo- Keer naar de Combinatiefunctie terug, selecteer in
city)’ parameters (PROG 6.1: Ed-Arp., Arpeg. COMBI 1.1: Play de Arp. A of de Arp. B pagina, en
Setup pagina) van het programma dat in de Pro- vink het ‘Arpeggiator Run’ aanvinkvakje uit, als u
grammafunctie is geselecteerd op Step is inge- één van arpeggiators wilt stoppen.
steld. Als deze parameters een andere instellingen 6 Gebruik het gebruiker menucommando ‘Rename
hebben dan Step, worden de ‘Gt (Gate)’ en ‘Vel Arpeggio Pattern’ (☞p.44), als u de naam van het
(Velocity)’ die voor elke afzonderlijke stap zijn arpeggiopatroon wilt wijzigen.
ingesteld genegeerd, en worden alle noten van de
arpeggio gespeeld volgens de aangegeven gate en 7 Als u de het bewerkte gebruiker arpeggiopatroon

110
in het interne geheugen wilt opslaan, dient u het
gebruiker arpeggiopatroon te schrijven. Synchronisatie in de Sequencerfunctie
In dit geval worden beide arpeggiopatronen gelijk- tussen de arpeggiators en sequencer
tijdig geschreven. Als u zonder te schrijven de
stroomtoevoer uitschakelt, gaan de bewerkte gege-
vens verloren (☞p.45).
Als de weergave van de song is gestopt
• De arpeggiator synchroniseert met het ‘ (Tempo)’,
8 Keer naar de Combinatiefunctie terug en schrijf dat op de timing van de interne MIDI klok is
de combinatie, als u tegelijkertijd de toestand van gebaseerd.
de combinatie wilt opslaan (☞p.43). • Als in de Sequencerfunctie een RPPR patroon
Let, als u een gebruiker arpeggiopatroon bewerkt, speelt, synchroniseert de arpeggiator met de maat
op het global MIDI kanaal, het kanaal van elk van dat patroon.
spoor en de arpeggiator toewijzingen, en zorg • Stel ‘Sync’ (SEQ 5.1: RPPR, RPPR Setup pagina) op
ervoor dat de arpeggiator die u hoort het patroon SEQ in, als u wilt dat de RPPR patroonweergave
is dat u wilt bewerken. synchroniseert met de arpeggiator die op dit
moment wordt gespeeld.

Basisfuncties
Als u hier vanuit de Samplingfunctie (als de los De weergave synchroniseert met de ‘ (Tempo)’
verkrijgbare EXB-SMPL optie is geïnstalleerd) timing van de arpeggiator.
naartoe bent gegaan, wordt de arpeggiator niet
ingeschakeld. Het is tevens onmogelijk om arpeg- Als er een song wordt afgespeeld of opgenomen
giopatronen te bewerken. • De arpeggiator synchroniseert met de maatslagen
die op de timing van de song zijn gebaseerd.

Synchronisatie met Song Start

Arpeggiatorinstellingen
De arpeggiator synchroniseren • Als de arpeggiator is ingeschakeld (de [ARP ON/
OFF] toets is ingeschakeld) en speelt, zorgt de ont-
Afhankelijk van de toestand van het arpeggiator ‘Key vangst van een Song Startbericht ervoor dat de
Sync.’ aanvinkvakje, zal de noot timing van de arpeg- arpeggiator naar het begin van het patroon wordt
giator verschillen. teruggezet. (Dit houdt geen verband met de ‘Key
Als deze is aangevinkt, speelt de arpeggiator syn- Sync.’ instelling).
chroon met de interne of externe MIDI klok. • Als in de Sequencerfunctie de ‘Key Sync.’ instelling
De onderstaande paragraven leggen uit hoe de syn- niet is aangevinkt, en de [ARP ON/OFF] toets is
chronisatie plaatsvindt als het ‘Key Sync.’ aanvink- ingeschakeld, zorgt het starten van de arpeggiator
vakje niet is aangevinkt. (Synchronisatie met Song door tijdens het aftellen op de noten te drukken
Start en met het MIDI realtime commando Startbericht ervoor dat de arpeggiator, op het moment dat de
zijn hier echter uitzonderingen op). opname begint, vanaf het begin van het arpeggio-
patroon begint (en wordt opgenomen).

Synchronisatie tussen arpeggiator A en B


Synchronisatie in de Programma-
In de Combinatiefunctie en de Sequencerfunctie kun-
nen twee arpeggiators gelijktijdig worden gebruikt. functie, Combinatiefunctie of Sequen-
Als u in dit geval een arpeggiator (waarvan ‘Key Sync.’ cerfunctie met een externe sequencer
niet is aangevinkt) start, terwijl de andere arpeggiator
al in gebruik is, synchroniseert de arpeggiator die u Als in de Programmafunctie, Combinatiefunctie of
heeft gestart met het  (Tempo), dat op de timing van Sequencerfunctie ‘ (Tempo)’ op EXT is ingesteld
de arpeggiator die al in gebruik is wordt gebaseerd. (GLOBAL 2.1: MIDI ‘MIDI Clock’ is op External of Ext-
USB ingesteld), synchroniseert de TR met de MIDI
Als ‘Key Sync.’ is aangevinkt, spelen A en B alle- klok en startberichten die vanaf een externe MIDI
bei in hun eigen tempo. sequencer (of soortgelijk apparaat), dat via een MIDI
kabel is aangesloten, ontvangen.

Synchronisatie met een externe MIDI klok


• De arpeggiator synchroniseert met het ‘ (Tempo)’,
dat op de timing van de externe MIDI klok is
gebaseerd.

Synchronisatie op het MIDI startbericht


• Als de arpeggiator is ingeschakeld en speelt, zorgt
de ontvangst van een MIDI startbericht ervoor dat
de arpeggiator naar het begin van het patroon
wordt teruggezet. (Dit houdt geen verband met de
‘Key Sync.’ instelling).

111
Effectinstellingen
Het effectgedeelte van de TR biedt één invoegeffect, ingevoerd, tijdens het samplen door het invoegeffect
twee master effecten, één master EQ (stereo 3-bands worden verwerkt.
EQ) en een mixer, die de routing van deze compo- De instellingen van de Samplingfunctie worden
nenten regelt. bepaald door de ‘Input 1’ en ‘Input 2’ parameters van
U kunt voor elk effect uit 89 typen volledig digitale de SMPL 1.1: Recording, Input/Pref pagina. Deze
effecten kiezen. De effecten zijn als volgt gecategori- instellingen zijn alleen binnen de Samplingfunctie gel-
seerd. dig.
Categorieën van de 89 effect typen
01–15 Filter en dynamische effecten, zoals EQ en com- AUDIO INPUT 1, 2 Invoegeffect
Sample
opname
pressor
16–31 Toonhoogte en fasemodulatie effecten, zoals cho- De externe invoer van AUDIO INPUT 1 en 2 (als de
rus en phaser
los verkrijgbare EXB-SMPL optie is geïnstalleerd) kun-
32–40 Overige modulatie een toonhoogteverschuiving nen buiten de Samplingfunctie worden gebruikt. In de
effecten, zoals roterende speaker en toonvers- Programmafunctie, Combinatiefunctie en Sequencer-
chuiving
functie kan het extern ingevoerde geluid door het
41–51 Vroegtijdige weerkaatsing en delay effecten invoegeffect, de master effecten en de master EQ
52–57 Reverb effecten worden verwerkt.
58–89 Mono en mono-ketting effecten, waarin twee mono Dit betekent dat u de TR als een 2-in/4-uit effecten pro-
effecten in serie zijn verbonden cessor kunt gebruiken.
Versturen Terugsturen
Master Effect 1,2

OUTPUT
Oscillator Filter Versterker Invoegeffect Master EQ
L/MONO, R

Effecten in elke functie


AUDIO INPUT 1, 2

In de Programmafunctie kan het invoegeffect worden


gebruikt als onderdeel van het geluid creërende
proces, net als hoe het uitgaande geluid van de oscilla-
tor (OSC) door de filter en versterker worden ver- Routing instellingen en effectin-
werkt, om zo het uiteindelijke geluid te creëren.
Vervolgens kunnen de master effecten worden
stellingen
gebruikt om ruimtelijke effecten, zoals reverb, toe te Het invoegeffect, de master effecten en de master EQ,
passen. De stereo 3-bands master EQ, die zich direct die in elke functie kunnen worden gebruikt, zijn iden-
voor de OUTPUT (MAIN) L/MONO en R uitgangen tiek opgebouwd. U kunt echter de routing wijzigen om
bevindt, wordt gebruikt om de laatste toonaanpassin- te bepalen hoe de oscillator(s) van een programma, de
gen te doen. Deze instellingen kunnen voor elk pro- timbres van een combinatie of de sporen van een song
gramma afzonderlijk worden gemaakt. naar het invoegeffect of de master effecten wordt ver-
Versturen
Master Effect 1,2
Terugsturen
zonden. In de volgende pagina’s leggen we uit hoe u in
OUTPUT
elke functie routing instellingen en effectinstellingen
Oscillator Filter Versterker Invoegeffect Master EQ
L/MONO, R
kunt maken.

In de Combinatiefunctie en de Sequencerfunctie kan


het invoegeffect worden gebruikt om het geluid van
elk timbre/spoor te helpen creëren. De master effecten Effectinstellingen van een programma
worden gebruikt om algemene ruimtelijke verwerking
toe te passen, en de master EQ wordt gebruikt om Routing
algemene aanpassingen in toon te doen.
Deze instellingen worden in de Combinatiefunctie 1 Selecteer de PROG 7.1: Ed-InsertFX, BUS pagina
voor elke combinatie afzonderlijk, en in de Sequencer-
functie voor elke song in de hele functie gemaakt.
Versturen Terugsturen
Master Effect 1,2

OUTPUT
Timbre 1 / Track 1 Invoegeffect Master EQ
L/MONO, R

Timbre 2 / Track 2

Timbre 8 / Track 16
2 Stel ‘BUS Select (All OSCs)’ in om te bepalen waar
de oscillatoruitvoer naartoe wordt gezonden.
In de Samplingfunctie (als de los verkrijgbare EXB-
SMPL optie is geïnstalleerd), kan het geluid van een L/R: De uitvoer wordt niet naar het invoegeffect
externe bron, die vanaf AUDIO INPUT 1 en 2 wordt verzonden. Nadat het door de master EQ is heenge-

112
gaan, wordt het geluid naar de AUDIO OUTPUT ‘BUS Select’: Bepaalt de uitvoerbestemming. Nor-
(MAIN) L/MONO en R verzonden. maalgesproken zet u dit op L/R. Als u het geluid
IFX: De uitvoer wordt naar invoegeffect IFX ver- vanuit AUDIO OUTPUT (INDIVIDUAL) 1 en/of 2
zonden. wilt uitvoeren, stelt u dit op 1, 2 of 1/2 in.
1, 2, 1/2: De uitvoer wordt naar AUDIO OUTPUT ‘S1 (Send1 (MFX1))’, ‘S2 (Send 2 (MFX2))’: Bepalen
(INDIVIDUAL) 1 of 2 verzonden. Het wordt niet het verstuurniveau naar de master effecten. Stel
naar het invoegeffect, de master effecten of de mas- deze in dit voorbeeld op 127 in.
ter EQ verzonden. 5 Ga naar de IFX pagina en stel de parameters van
Off: De uitvoer wordt niet naar de AUDIO OUT- het effect dat u als invoegeffect heeft geselecteerd
PUT (MAIN) L/MONO, R of de (INDIVIDUAL) 1, in.
2 gestuurd (nadat het door de master effecten is
heengeleid, wordt het vanaf AUDIO OUTPUT Zie PG p.168- voor details over de parameters van
(MAIN) uitgevoerd. Selecteer deze optie als u de elke effect.
uitvoer, op de verstuurniveaus die door ‘MFX Send’
zijn aangegeven, in een serieschakeling aan de mas- Master effecten
ter effecten wilt koppelen. Het ingaande niveau van de master effecten wordt

Basisfuncties
3 ‘MFX Send’ bepaalt het verstuurniveau van elke door de verstuurniveau 1 en 2 instellingen (routing
oscillator naar de master effecten. stap 3 of invoegeffect stap 4) bepaald. Als de ver-
stuurniveaus 1 en 2 0 zijn, worden er geen master effec-
Dit is alleen geldig als ‘BUS Select (All OSCs)’ op L/ ten toegepast. Verstuurniveau 1 geldt voor MFX1 en
R of Off is ingesteld. verstuurniveau 2 geldt voor MFX2.
Als u bij ‘BUS Select (All OSCs)’ IFX heeft geselec-
teerd, wordt het verstuurniveau naar de master 1 Selecteer de PROG 7.2: Ed-MasterFX, Setup
effecten, nadat het signaal door het invoegeffect is pagina.
heengegaan, door de ‘Send 1 (MFX1)’ en ‘Send 2

Effectinstellingen
(MFX2)’ parameters (PROG 7.1: Ed-InsertFX, Setup
pagina) aangepast.

Invoegeffect
1 Ga naar de PROG 7.1: Ed-InsertFX, Setup pagina.
2 Selecteer bij ‘Master Effect 1’ en ‘Master Effect 2’
De Setup pagina geeft de routing toestand en instel- het type van elk master effect.
lingen van het invoegeffect weer. U kunt in deze
pagina ook de ‘BUS Select’ instellen. Gebruik de Deze procedure is hetzelfde als bij het invoegeffect
[ ], [ ] cursortoetsen om (All OSCs) te selecteren, (☞ stap 1).
en gebruik de [INC]/[DEC] toetsen om de instellin- De invoer/uitvoer van het master effect is mono-
gen te doen. in/stereo-uit. Zelfs als u een ingaand stereo effect
selecteert, is de invoer in mono.

3 Schakel elk master effect in/uit bij ‘On/Off’.


Als dit is uitgeschakeld (Off), wordt de uitvoer van
het master effect onhoorbaar gemaakt.
4 Geef de routing van master effect 1 en 2 aan.
2 Selecteer bij ‘Insert Effect’ het gewenste invoegef-
Zie PG p.163 voor details over de routing instellin-
fect.
gen.
U kunt het gebruiker menucommando ‘Select by 5 Pas bij ‘Rtn (Return 1, 2)’ het uitgaande niveau van
Category’ gebruiken om uit zes categorieën effec- elk master effect aan.
ten te selecteren.
Voor elk effect is de W waarde van ‘W/D’ (nat/
3 Schakel het invoegeffect in/uit bij ‘On/Off’. droog) het uitgaande niveau van het effect. Om het
Als dit op Off is ingesteld, is het resultaat hetzelfde daadwerkelijke uitgaande niveau van het master
als wanneer 00: No Effect geselecteerd zou zijn. Het effect te bepalen, wordt dit met de return waarde
inkomende geluid wordt ongewijzigd uitgevoerd. vermenigvuldigd (‘Rtn’=127 is x1.0).

U kunt het gebruiker menucommando ‘Copy 6 Ga naar de MFX1 of MFX2 pagina, en stel de para-
Insert Effect’ gebruiken om effectinstellingen uit meters van het effect dat u als master effect heeft
een ander programma, etc. te kopiëren. geselecteerd in.

4 Stel de ‘Pan (CC#8)’, ‘BUS Select’, ‘S1 (Send1 Zie PG p.168- voor details over de parameters van
(MFX1))’ en ‘S2 (Send 2 (MFX2))’ parameters in, elke effect.
welke na het invoegeffect komen.
Master EQ
‘Pan (CC#8): Bepaalt de pan. Dit is alleen geldig als
‘BUS Select’ op L/R is ingesteld. 1 Gebruik de stereo 3-bands master EQ om, direct
voordat het geluid vanuit de AUDIO OUTPUT
(MAIN) L/MONO en R jacks wordt uitgevoerd, de

113
laatste egaliserende aanpassingen te maken. In dit voorbeeld wordt IFX gebruikt door 1 (timbre
Master EQ instellingen kunnen worden gemaakt in 1) en 2 (timbre 2).
‘Master EQ Gain [dB]’ van de PROG 7.2: Ed-Mas- Op dezelfde wijze als bij een programma kunt u het
terFX, Setup pagina of in de Master EQ pagina. invoegeffect selecteren, in/uitschakelen en de ‘Pan
Zie PG p.213 voor details over de EQ parameters. (CC#8)’, ‘BUS Select’, ‘S1 (Send1 (MFX1))’ en ‘S2
(Send 2 (MFX2))’ parameters die na het invoegeffect
komen instellen. (☞p.113)

Effectinstellingen in combinatie en Master effecten


song Master EQ
De instellingen hiervan maakt u op dezelfde wijze als
In de Combinatiefunctie en Sequencerfunctie kunt u bij programma’s (☞p.113).
instellen wat de routing van elk timbre/spoor naar het
invoegeffect en de master effecten is. Deze instellingen
worden in elk van deze functies op dezelfde wijze
gemaakt. We gebruiken in onze uitleg hier het voor- Effectinstellingen in de Samplingfunctie
beeld van de Combinatiefunctie.
(EXB-SMPL optie verplicht)
Routing In de Samplingfunctie kunnen invoegeffecten worden
1 Selecteer de COMBI 7.1: Ed-InsertFX, BUS pagina. toegepast op een externe geluidsbron die op de
AUDIO INPUT 1 en 2 jacks zijn aangesloten, en kan dit
worden gesampled.

Routing
1 Selecteer de SMPL 1.1: Recording, Input/Pref
pagina.
2 Geef bij ‘BUS Select’ aan waar de uitvoer van elk De parameters in ‘Input 1’ en ‘Input 2’ bepalen het
timbre naartoe wordt verzonden. invoegeffect waar de externe geluidsinvoer van de
3 ‘S1 (Send1 (MFX1))’, ‘S2 (Send 2 (MFX2))’ bepalen AUDIO INPUT 1 en 2 jacks naartoe worden
het verstuurniveau van elk timbre naar de master gestuurd. Zie ‘Sampling (☞p.35) voor details over
effecten. deze instellingen.

U kunt dit alleen instellen, als ‘BUS Select’ op L/R is Invoegeffect


ingesteld.
Selecteer het effect dat door het invoegeffect wordt
Het daadwerkelijke verstuurniveau is het ver- gebruikt, en stel de ‘Pan (CC#8)’ in. ( ☞p.113)
stuurniveau van elk timbre vermenigvuldigd met
het verstuurniveau van elke oscillator van het pro- Master effecten
gramma dat voor het timbre is geselecteerd. Als Master EQ
het verstuurniveau van een programma 0 is, is het
In de Samplingfunctie kunnen de master effecten en
daadwerkelijke niveau 0, zelfs als u hier de ver-
master EQ niet worden gebruikt.
stuurniveau instelling verhoogt.

Stel, als u bij ‘BUS Select’ IFX heeft geselecteerd,


de verstuurniveaus naar de master effecten in
door de ‘S1 (Send1 (MFX1))’ en ‘S2 (Send 2
(MFX2))’ parameters (COMBI 7.1: Ed-InsertFX,
Setup pagina) aan te passen. Deze bevinden zich
na het door het invoegeffect heengaan van het sig-
naal.

Invoegeffect

De Setup pagina geeft de routing toestand en instel-


lingen van het invoegeffect weer. U kunt in deze
pagina ook de ‘BUS Select’ instellen. Gebruik de
[ ], [ ], [ ], [ ] cursortoetsen om het timbre te
selecteren, en gebruik de [INC]/[DEC] toetsen om
de instellingen te doen.

114
‘Send 1’, ‘Send 2’: Bepalen de verstuurniveaus van
Effectinstellingen van de AUDIO INPUT de AUDIO INPUT 1, 2 (extern inkomende geluid)
naar de master effecten, op dezelfde wijze als bij de
(EXB-SMPL optie verplicht) programma oscillators. Deze instelling kan alleen
worden gemaakt als ‘BUS (IFX/Indiv.) Select’ op L/
Zelfs in andere functies dan de Samplingfunctie kun-
R of Off is ingesteld (☞p.113).
nen de effecten van de TR worden toegepast op de
externe geluidsbron die op de AUDIO INPUT 1 en 2 Als ‘BUS (IFX/Indiv.) Select’ op IFX is ingesteld,
jacks is aangesloten. Het effectgedeelte van de TR kan wordt dit, nadat het geluid door het invoegeffect is
als 2-in 4-uit effecten processor worden gebruikt. heengegaan, door ‘S1 (Send1 (MFX1))’ en ‘S2 (Send
2 (MFX2))’ (Setup pagina) bepaald.
Routing Als ‘BUS (IFX/Indiv.) Select’ op iets anders is
In andere functies dan de Samplingfunctie (d.w.z., in ingesteld dan Off en ‘Level’ wordt verhoogd,
de Combinatiefunctie, Programmafunctie en wordt de externe geluidsbron in de TR ingevoerd.
Sequencerfunctie) wordt de routing van de geluidsin- Op dit moment wordt, als er geluidskabels op de
voer van de AUDIO INPUT 1 en 2 jacks in de GLOBAL AUDIO INPUT 1, 2 jacks zijn aangesloten, elk sig-

Basisfuncties
1.1: System, Audio In pagina aangegeven. naal in de TR ingevoerd, zelfs als het geen daad-
werkelijke geluidsinvoer is, en het wordt
1 Ga vanuit de Programmafunctie naar de Glo-
(afhankelijk van de instellingen) vanaf de AUDIO
balfunctie.
OUTPUT L/MONO, R 1, 2 jacks uitgevoerd. Als u
Als u vanuit de Samplingfunctie naar de Glo- geen externe geluidsbron gebruikt, en alleen de
balfunctie gaat, blijven de ‘Input 1’ en ‘Input 2’ interne programma's, combinaties en songs speelt,
instellingen van de Samplingfunctie behouden, en dient u ‘BUS (IFX/Indiv.) Select’ op Off in te stel-
kunt u de instellingen die u in de Globalfunctie len of ‘Level’ op 0 te zetten.
maakt niet horen. U dient hier naartoe te gaan van- Als er geen geluidskabels op de AUDIO INPUT 1

Effectinstellingen
uit een functie waarin u toegang heeft tot externe en 2 jacks van het achterpaneel zijn aangesloten, is
geluidssignalen (Combinatiefunctie, Programma- de invoer naar de TR 0.
functie of Sequencerfunctie). In de Samplingfunc-
tie worden de instellingen die u hier maakt
genegeerd. AUDIO INPUT 1, 2 instellingen van de
Samplingfunctie worden door de ‘Input 1’ en
‘Input 2’ parameters in de In/Pref pagina van
Over dynamische modulatie
SMPL 1.1: Recording ((☞p.114, PG p.128) bepaald. (Dmod)
2 Selecteer de GLOBAL 1.1: System, Audio In Dynamische modulatie (Dmod) is een functie
pagina. waarmee u midi berichten of de regelaars van de TR
kunt gebruiken om bepaalde effectparameters in real-
time te regelen.
BPM/MIDI Sync is een andere functie die effectparam-
eters gebruikt, en wordt gebruikt om de LFO snelheid
van modulatie effecten of de delay tijd etc. van delay
effecten met het tempo van de arpeggiator of een
3 Stel de parameters van ‘Input 1’ en ‘Input 2’ in. externe sequencer te synchroniseren.
‘Input 1’ komt overeen met de AUDIO INPUT 1 jack
Instellingsvoorbeeld:
en ‘Input 2’ komt overeen met de AUDIO INPUT 2
jack. We laten zien hoe u met behulp van dynamische mod-
ulatie een effectparameters in realtime kunt regelen.
‘Level’: Stel het signaalniveau van AUDIO INPUT 1 1 Gebruik de procedure van ‘Effect instellingen van
en 2 in. Normaalgesproken stelt u deze in op 127. een programma’ (☞p.112) om ‘IFX’ op 49: LCR
Als het geluid, zelfs als het niveau aanzienlijk wordt BPM Delay in te stellen. Controleer of er een delay
verlaagd, nog steeds vervormd is, kan het zijn dat geluid wordt uitgevoerd.
de vervorming voor de AD convertor plaatsvindt.
Pas de [LEVEL] draaiknop of het uitgaande niveau 2 Selecteer de PROG 7.1: Ed-InsertFX, IFX pagina.
van uw externe geluidsbron aan.
Met behulp van de Dmod functie het delay niveau
‘Pan’: Stel de panning van het signaal van AUDIO
variëren door de joystick te duwen.
INPUT 1 en 2 in. Als u een stereo geluidsbron
invoert, stelt u Input 1 normaalgesproken op L000 3 Stel ‘InLvl Mod’ op +100 in.
in, en Input 2 op R127 (of Input 1 op R127 en Input 2 4 Stel ‘Src’ op JS+Y#1 in.
op L000). Als u een mono geluidsbron invoert, stelt
De joystick regelt het ingaande niveau naar het
u dit normaalgesproken op C064 in.
effect. Als u ‘Src’ op JS+Y#1 instelt, wordt het delay
‘BUS (IFX/Indiv.) Select’: Net als bij de oscillator geluid niet langer uitgevoerd; als u echter de joy-
van een programma bepaalt de bus waar de externe stick van u af beweegt, gaat het niveau ervan gelei-
geluidsbron van AUDIO INPUT jacks 1 en 2 naartoe delijk omhoog.
wordt gestuurd ((☞p.112).

115
. tuele wijzigingen die u in het arpeggiatortempo
maakt.

Als u aan de REALTIME CONTROLS draaiknop


[4] draait om het tempo te wijzigen, terwijl de
delay hoorbaar is, kan er in het delay geluid ruis
optreden. Dit komt doordat het delay geluid onsa-
menhangend wordt, en is geen storing.
Met behulp van de Dmod functie het feedback Voor sommige effecten kunt u de LFO frequentie
niveau variëren door de [SW1] toets te bedienen. met het tempo synchroniseren. Stel de effectpara-
5 Stel in de PROG 2.2: Ed-Ctrl, Controls pagina de meters ‘BPM/MIDI Sync’ op On en ‘BPM’ op
functie van ‘SW1’ op SW1 Mod. (CC#80), Toggle MIDI in. Zie PG p.172 voor details.
in.
6 Keer naar de PROG 7.1: Ed-InsertFX, IFX pagina
terug, en stel de C Fb (C Delay Feedback)
‘(Source)’ op SW1 #80 in.
7 Stel ‘(Amount)’ op +30 in.

8 Druk op de [Exit] toets om naar de PROG 1.1: Play


pagina terug te keren.
Als u (de joystick van u af beweegt en) op de [SW1]
toets drukt, verhoogt het feedback niveau, en blijft
het delay geluid zich herhalen.
De ‘(Amount)’ bepaalt het feedback niveau als de
[SW1] toets wordt ingedrukt. Als u ‘(Amount)’ op -
10 instelt en op de [SW1] toets drukt, is het feedback
niveau 0.

Met behulp van de BPM/MIDI Sync. functie de


delay tijd met arpeggiator tempowijzigingen syn-
chroniseren
9 Stel ‘BPM’ op MIDI in.
0 Stel voor L, C en R ‘L/C/R Bs’ en ‘Times’ naar wens
in.
Stel in dit voorbeeld ‘L/C/R Bs’ op  en ‘Times’ op
1 in, zodat het effect makkelijk te begrijpen is.
De delay tijd wordt op een interval van een 8e noot
herhaald.

A Zet de realtime regelaarfunctie op de C-functie, en


draai aan de REALTIME CONTROLS draaiknop
[4] (‘TEMPO’).
Als u (de joystick van u af beweegt en) aan de draai-
knop draait, wijzigt de delay tijd.
B Zet de [ARP ON/OFF] toets aan (ON) om de arpeg-
giator te starten.
Beweeg de joystick van u af en selecteer het
gewenste arpeggiopatroon.
Als u aan REALTIME CONTROLS draaiknop [4]
draait, wijzigt de delay tijd synchroon met even-

116
Overige functies

Vink het ‘MFX1 Off’ aanvinkvakje uit om master


Op een ander instrument afstem- effect 1 uit te schakelen. Vink het ‘MFX2 Off’ aan-
vinkvakje uit om master effect 2 uit te schakelen.
men/transponeren
Als u samen met andere instrumenten dit instrument
bespeelt of met muziek op een CD of band meespeelt,
is het misschien nodig om de stemming zo aan te pas- De functie van de toewijsbare
sen dat de toon overeenkomt. Gebruik ‘Master Tune’ in
de GLOBAL 1.1: System Basic pagina om de stemming
schakelaar en het toewijsbare
pedaal aangeven

Basisfuncties
aan te passen. De stemming kan binnen een bereik van
-50 - +50 worden aangepast (één halve toon is 100
cent). De toewijsbare functie van een voetschakelaar (zoals
de Korg PS-1), die op de ASSIGNABLE SWITCH jack
Door de toonhoogte in stappen van een halve toon te
is aangesloten, instellen.
wijzigen kunt u ook transponeren. Gebruik, als u de
Deze schakelaar kan als bron voor wisselende modu-
toonhoogte van dit hele instrument wilt transponeren,
latie of effect dynamische modulatie dienen of porta-
‘Key Transpose’ in de GLOBAL 1.1: System Basic
mento in/uitschakelen, het sostenuto effect regelen,
pagina. De toonhoogte kan over een bereik van ±1
het soft pedaal effect in/uitschakelen, de arpeggiator
octaaf worden getransponeerd.
in/uitschakelen, programma’s of combinaties select-

Overige functies
Hieronder leggen we uit hoe u in de Globalfunctie de eren (omhoog/omlaag), de sequencer starten/stop-
stemming en transpositie van dit hele instrument aan- pen, op de sequencer punch-in of punch-uit uitvoeren
past. of een trigger zijn om de cue lijst stap op te schuiven
1 Druk op de [GLOBAL] toets om naar de Glo- (☞PG p.226).
balfunctie te gaan. • U maakt deze instelling in ‘Foot SW Assign’ van de
GLOBAL 1.1: System, Foot pagina.
2 Druk op de [EXIT] toets. U kunt aangeven welke toewijsbare functie een voet-
3 Druk op de [F1] (‘Basic’) toets. pedaal (zoals de Korg XVP-10 EXP/VOL of EXP-2), die
4 Selecteer ‘Master Tune’ als u de afstemming wilt op de ASSIGNABLE PEDAL jack is aangesloten,
aanpassen, selecteer ‘Key Transpose’ als u de uitvoert.
transpositie wilt aanpassen. Dit pedaal kan worden gebruikt om het master vol-
ume, wisselende modulatie of effect dynamische mod-
5 Gebruik de VALUE regelaars om de instelling aan ulatie, de snelheid van de portamento toonwijziging,
te passen. het volume, de pan die na een invoegeffect komt, de
U kunt de cijfertoetsen [0] – [9] gebruiken om een pan, het volume of verstuurniveaus naar de master
waarde in te voeren, en op de [ENTER] toets druk- effecten te regelen (☞PG p.227).
ken. Als alternatief kunt u de [VALUE] draaischijf of • U maakt deze instelling in ‘Foot Pedal Assign’ van
de [INC]/[DEC] toetsen gebruiken. de GLOBAL 1.1: System, Foot pagina.

Als u deze instelling na het uitschakelen van de U kunt dit gebruiken als bron voor wisselende
stroomtoevoer wilt bewaren, dient u de Globalin- modulatie of effect dynamische modulatie, en om
stellingen in het geheugen te schrijven. (☞p.43) programmaparameters of effectparameters te
regelen. Stel in dit geval ‘Foot Switch Assign’ op
Foot SW (CC#82) en ‘Foot Pedal Assign’ op Foot
Pedal (CC#04) in.

De effecten omleiden We laten hieronder zien hoe u instellingen maakt


waarmee u van programma of combinatie kunt wis-
Normaalgesproken zijn in elk(e) programma, combi- selen.
natie of song of in de Samplingfunctie de effecten in/ 1 Sluit een Korg PS-1 pedaalschakelaar (of andere
uitgeschakeld. Als u echter wilt dat het hele instrument tijdelijke voetschakelaar) op de ASSIGNABLE
helemaal geen effecten gebruikt, kunt u deze Global SWITCH jack aan.
omleidingfunctie gebruiken.
2 Druk op de [GLOBAL] toets om naar de Glo-
1 Druk op de [GLOBAL] toets om naar de Glo-
balfunctie te gaan.
balfunctie te gaan.
3 Druk op de [EXIT] toets.
2 Druk op de [EXIT] toets.
4 Druk op de [F3] (‘Foot’) toets.
3 Druk op de [F1] (‘Basic’) toets.
5 Selecteer ‘Foot SW Assign’ en selecteer Program
4 Vink het ‘IFX Off’ aanvinkje uit om het invoegef-
Up of Program Down.
fect uit te schakelen.

117
Als u Program Up selecteert, wordt, telkens wan-
neer u de voetschakelaar indrukt, het eerstvolgende
hogere programmanummer geselecteerd.
Originele toonladders creëren
Als u Program Down selecteert, wordt, telkens U kunt uw eigen originele toonladders creëren. U kunt
wanneer u de voetschakelaar indrukt, het eerstvol- zestien verschillende gebruiker octaaftoonladders
gende lagere programmanummer geselecteerd. creëren, waarin de toonhoogte van elke noot in het
6 Zet ‘Foot Sw Polarity’ op de polariteit van het octaaf voor alle octaven wordt herhaald, en u kunt één
pedaal dat u heeft aangesloten. gebruiker noottoonladder maken, waarin de toon-
hoogte van elk van de 128 noten afzonderlijk kan wor-
Als u een Korg PS-1 pedaalschakelaar heeft aange-
den aangegeven.
sloten, selecteert u (-) KORG Standard. Het pedaal
functioneert niet goed als u niet de juiste polariteit Als u deze instelling na het uitschakelen van de
heeft geselecteerd. stroomtoevoer wilt bewaren, dient u de Globalin-
stellingen in het geheugen te schrijven. (☞p.45)
Als u deze instelling na het uitschakelen van de
stroomtoevoer wilt bewaren, dient u de Globalin- De gebruikertoonladders die u hier maakt kunnen
stellingen in het geheugen te schrijven. (☞p.45) worden gebruikt door voor een programma, voor elk
timbre van een combinatie of voor elk spoor van een
7 Druk op de [PROG] toets om naar PROG 1.1: Play
song de toonladder aan te geven (☞ ‘De toonladder
te gaan of druk op de [COMBI] toets om naar
wijzigen’)
COMBI 1.1: Play. Druk vervolgens op de voetscha-
kelaar, en het programma/de combinatie wijzigt.

De toonladder wijzigen
Andere Velocity en Naslag cur- U kunt voor elk programma, voor elk timbre in een
ven selecteren combinatie of voor elk spoor van een song (Sequencer-
functie) de toonladder aangeven.
U wijzigen hoe velocity of naslag (after touch) het Deze instellingen worden bepaald door het ‘Type’ in
volume of de toon beïnvloeden. Met behulp van deze de volgende pagina’s, en voor een combinatie of
functie kunt u (bijvoorbeeld) het volume van de noten sequencer door ‘Use Program’s Scale’.
consequenter maken, zelfs wanneer ze met variërende
velocities (dynamiek) worden gespeeld. Elke curve Programmafunctie PROG 2.1: Ed–Basic, Prog Basic
heeft zijn eigen karakter, dus u kunt de curve selecte- Combinatiefunctie COMBI 3.2: Ed–Param2, Other
ren die op uw eigen speeldynamiek, speelstijl en het Sequencerfunctie SEQ 3.2: Param2, Other (Othr..8/Othr..16)
effect dat u wilt bereiken aansluit (☞PG p.124).
1 Druk op de [GLOBAL] toets om naar de Glo- Hieronder laten we zien hoe u de instellingen maakt in
balfunctie te gaan. de Sequencerfunctie.

2 Druk op de [EXIT] toets. 1 Druk op de [SEQ] toets om naar de Sequencer-


functie te gaan.
3 Druk op de [F1] (‘Basic’) toets.
2 Druk op de [MENU] toets, en druk vervolgens op
4 Selecteer, als u de velocity curve wilt wijzigen de [F3] toets om ‘Prm2’ te selecteren. Druk op de
‘Velocity Curve’ en geef de gewenste waarde aan. [F8] (‘Open’) toets.
Selecteer “After T Curve” en voer de gewenste 3 Selecteer de [F1](‘Othr..8’) toets of de
waarde in, als u de naslagcurve wilt wijzigen. [F2](‘Othr..16’) toets.
Als u deze instelling na het uitschakelen van de 4 Vink voor het betreffende spoor het ‘Use Prog’s
stroomtoevoer wilt bewaren, dient u de Globalin- Scale’ aanvinkvakje aan, als u de toonladder wilt
stellingen in het geheugen te schrijven. (☞p.45) gebruiken die voor het programma is aangegeven.
Deze instelling beïnvloed het functioneren van dit Sporen die niet zijn aangevinkt gebruiken de toon-
hele instrument. ladder die door Scale ‘Type’ wordt bepaald.
5 Stel ‘Type (Song’s Scale)’ zo in dat de toonladder
Elk programma bevat parameters waarmee u het
van de hele song, die op dit moment is geselec-
effect van velocity (speeldynamiek) kunt aanpas-
teerd, wordt geselecteerd.
sen, en de wijziging is van de instellingen van
deze parameters afhankelijk). In de Programma- Als u deze instelling na het uitschakelen van de
functie kunnen deze parameters afzonderlijk stroomtoevoer wilt bewaren, dient u de Globalin-
gedetailleerd worden ingesteld. stellingen in het geheugen te schrijven. (☞p.43-)

118
De functie van [SW1] en [SW2] De B-functie functies van REAL-
instellen TIME CONTROLS [1]-[4] instellen
U kunt de functie van de [SW1] en [SW2] toetsen U de functies van de B-functie van de REALTIME
instellen (☞PG p.224). CONTROLS [1]-[4] aangeven. (☞PG p.225)
De functies van de [SW1] en [SW2] toetsen worden De functies van de B-functie worden voor elk(e) pro-
voor elk(e) programma, combinatie en song afzonder- gramma, combinatie of song afzonderlijk ingesteld. De
lijk ingesteld. in de Samplingfunctie geldt de instelling instellingen van de functies in de Samplingfunctie (als
van de functies van deze toetsen voor de hele functie. de los verkrijgbare EXB-SMPL optie is geïnstalleerd)
U kunt aangeven welke functie door de [SW1] en gelden voor de gehele functie.
[SW2] toetsen wordt uitgevoerd, en u kunt tevens kie- Deze instellingen worden bepaald door ‘Knob B
zen tussen Toggle (wanneer de functie telkens wan- Assign’ in de volgende pagina’s.
neer de [SW1] of [SW2] toets wordt ingedrukt wordt
Programmafunctie PROG 2.2: Ed–Ctrl, Controls
in/uitgeschakeld) en Momentary (wanneer de functie

Basisfuncties
Combinatiefunctie COMBI 2.2: Ed–Ctrl, Controls
alleen is ingeschakeld, zolang u de [SW1] of [SW2]
toets ingedrukt houdt). Sequencerfunctie SEQ 2.2: Controller, Controls
Deze instellingen worden bepaald door ‘SW1/2 Samplingfunctie* SMPL 5.2: Controller, Controls
Assign’ in de volgende pagina’s. *: Als de EXB-SMPL optie is geïnstalleerd.
Programmafunctie PROG 2.2: Ed–Ctrl, Controls
U kunt deze draaiknoppen als bron voor wisse-
Combinatiefunctie COMBI 2.2: Ed–Ctrl, Controls lende modulatie of effect dynamische modulatie
Sequencerfunctie SEQ 2.2: Controller, Controls gebruiken, om zo programmaparameters of effect-
Samplingfunctie* SMPL 5.2: Controller, Controls parameters te regelen. In dit geval zult u normaal-

Overige functies
gesproken Knob Mod1(CC#17) , Knob
*: Als de EXB-SMPL optie is geïnstalleerd.
Mod2(CC#19) , Knob Mod3(CC#20) en Knob
Als u een programma of combinatie schrijft, wordt Mod4(CC#21) selecteren.
de aan/uit status van de [SW1] en [SW2] toetsen Hieronder geven we een voorbeeld van hoe u met
opgeslagen. behulp van draaiknop [1] de filter en versterker EG
attack van een arpeggiator kunt regelen.
U kunt deze toetsen als bron voor wisselende
modulatie of effect dynamische modulatie gebrui- 1 Druk op de [PROG] toets om naar de Programma-
ken, om zo programmaparameters of effectpara- functie te gaan.
meters te regelen. In dit geval zult u 2 Druk op de [MENU] toets, en druk vervolgens op
normaalgesproken SW1 Mod.(CC#80) en SW2 de [F2] toets om ‘Ctrl’ te selecteren. Druk op de
Mod.(CC#81) selecteren. [F8] (‘Open’) toets.
Zie p.116 voor een voorbeeld waarin de [SW1] toets als 3 Zet ’Knob B Assign’ op Knob 1-B, en selecteer F/A
bron wordt gebruikt voor effect dynamische modulatie Attack (C#73).
van een programma, en om een effect te regelen. 4 Druk op de REALTIME CONTROLS [SELECT]
toets om de B-functie te selecteren, en draai aan
Als u deze instelling na het uitschakelen van de
draaiknop [1] om de EG attack van het filter en de
stroomtoevoer wilt bewaren, dient u de Globalin-
versterker te regelen.
stellingen in het geheugen te schrijven. (☞p.43-)
Als u deze instelling na het uitschakelen van de
De instellingen van de Samplingfunctie kunnen
stroomtoevoer wilt bewaren, dient u de Globalin-
niet worden opgeslagen.
stellingen in het geheugen te schrijven. (☞p.43-)

De instellingen van de Samplingfunctie kunnen


niet worden opgeslagen.

119
Als u het keyboard bespeelt, speelt de arpeggiator
Het contrast (de helderheid) van op het gewenste tempo een drumpatroon.
5 Druk op de maat zachtjes op de [TIMBRE/
het LCD venster aanpassen TRACK] toets, en verkort de intervallen waarop u
op de toets drukt iets.
Gebruik ‘LCD Contrast’ in de GLOBAL 1.1: System,
Preference pagina om aanpassingen te maken. Het afspeeltempo van het drumpatroon versnelt
(☞p.121, PG p.127) iets.

Als de [TEMPO] draaiknop kan worden gebruikt,


kan het Tap tempo regeling te allen tijde worden
gebruikt. Als een song in de Sequencerfunctie
Dit instrument als data filer wordt afgespeeld terwijl de ‘Tempo Mode’ (☞PG
p.51) op Auto is ingesteld, kan het tempo bijvoor-
gebruiken beeld niet worden geregeld.
MIDI exclusieve gegevens die vanaf een extern appa- De tap tempo regelfunctie kan ook met behulp van
raat worden verzonden kunnen door dit instrument een voetschakelaar die op de ASSIGNABLE
worden ontvangen en op een SD kaart worden SWITCH jack en de [TIMBRE/TRACK] toets
opgeslagen (de Data Filer functie). Dit doet u met worden bediend. (☞PG p.127 Globalfunctie ‘Foot
behulp van ‘Save Exclusive’ in de Save pagina van de SW Assign’)
Mediafunctie. (☞PG p.154)

Sneltoetsen
Tap tempo regeling
[MENU] toets + cijfertoetsen [0] – [9] x2
de Programmafunctie, Combinatiefunctie en • Om naar de diverse pagina’s binnen elke functie te
Sequencerfunctie bieden een tap tempo regelfunctie. gaan. Houd de [MENU] toets ingedrukt, en voer
Als de arpeggiator of sequencer in één van deze func- met behulp van de cijfertoetsen [0] – [9] een pagina-
ties speelt, kunt u door op het gewenste tempo de nummer van twee cijfers in.
[TIMBRE/TRACK] toets een aantal keren zacht in te
drukken het afspeeltempo in realtime regelen. [MENU] toets + cursor [ ][ ] toetsen
Deze functie is handig voor wanneer u het • Om naar de diverse pagina’s binnen elke functie te
afspeeltempo van de arpeggiator of sequencer in real- gaan. Houd de [MENU] toets ingedrukt, en gebruik
time op een andere maat wilt afstemmen. de [ ][ ] toetsen om te verplaatsen.
De Tap tempo functie biedt ook realtime regeling van [TIMBRE/TRACK] toets + functietoetsen [F1]-[F8]
een willekeurige BPM of effecten die op tempo zijn • Om in elke pagina naar de parameters te gaan.
gebaseerd. Houd in pagina’s van de Combinatie of Sequencer-
In het volgende voorbeeld ziet u de procedure voor het functie, die timbre 1-8/spoor 1-8 of 9-16 weergeven
gebruik van Tap tempo in de Programmafunctie. (zoals COMBI 1.1: Play, Prog) de [TIMBRE/
1 Kies in de Programmafunctie voor C004: HipHop TRACK] toets ingedrukt en druk op de F1 T1/T9]-
Kit. [F8 T8/T16] toetsen om de cursor te verplaatsen.
[ENTER] toets + cijfertoetsen [0] – [9]
• Om in elke pagina naar de gebruiker menucom-
mando’s (maximaal tien items) te gaan. Houd de
[ENTER] toets ingedrukt en druk op een cijfertoet-
sen [0] – [9] om één van de maximaal tien
gebruikermenu items te selecteren.
2 Selecteer de Arp.Play pagina in PROG 1.1: Play, en
vink het ‘Latch’ aanvinkvakje aan. [ENTER] toets + keyboard
Door de [ENTER] toets ingedrukt te houden en op een
noot op het TR keyboard te drukken, kunt u de vol-
gende invoercommando’s uitvoeren.
• Nootnummerwaarden of velocity waarden
invoeren.
• In de GLOBAL 5.1: DKit, SEQ 5.1: RPPR, RPPR
3 Schakel de [ARPEGGIATOR ON/OFF] toets op Setup pagina ‘KEY’ selecteren.
het voorpaneel in. [ENTER] toets + [LOCATE] toets
4 Druk een aantal keren op de gewenste maat zacht- • In de Sequencerfunctie de huidige locatie als ‘Loca-
jes op de [TIMBRE/TRACK] toets. De tempo ‘ =’ tion’ instellen (is gelijk aan het ‘Set Location’
weergave rechtsboven in het LCD venster wijzigt gebruiker menucommando).
in overeenstemming met het afspeeltempo.

120
Bijlagen
Probleemoplossing
Zie, als u problemen ervaart, het relevante item en • Zorg er, als er vanaf de OUTPUT (INDIVIDUAL) 1,
neem de juiste maatregelen. 2 jacks geen geluid is, voor dat ‘BUS Select (IFX/
Indiv.Out Assign)’ of ‘Bus Select’, die na het invoe-
Stroomtoevoer gaat niet aan geffect komt, op 1, 2, 1/2 is ingesteld. ✎✎✎ ☞p.112
• Is de stroomvoorziening op een stopcontact
• Zorg er, als in de Sequencerfunctie bepaalde spo-
aangesloten? ......................................................... ☞p.12
ren niet hoorbaar zijn, voor dat de ‘PLAY/MUTE/
• Is de [POWER] schakelaar ingeschakeld? REC’ of ‘PLAY/MUTE’ instelling op PLAY STAAT
Schakel de [POWER] schakelaar op het achterpa- ☞p.69
neel in.
• Zorg ervoor dat de ‘Status’ op INT of BTH is
De stroomtoevoer is ingeschakeld, maar er wordt ingesteld ................................................................☞p.70
niets in het LCD venster weergegeven. • Zijn de ‘Key Zone’ en ‘Velocity Zone’ zo ingesteld
De TR functioneert normaal als u het keyboard dat er tijdens het spelen geluid wordt
bespeelt of overige functies uitvoert. voortgebracht? ............................................... ☞PG p.65
Vanwege wisselingen in de omgevingstemperatuur
Noten stoppen niet

Bijlagen
kan het LCD venster in zeldzame gevallen moeilijk of
onmogelijk te lezen zijn. Voer in dit geval de volgende • Selecteer de Prog Basic pagina in PROG 2.1: Ed-
procedure uit. (☞PG p.127) Basic, en zorg ervoor dat het ‘Hold’ aanvinkvakje is
uitgevinkt. ........................................................ ☞PG p.5
1 Druk drie maal op de [EXIT] toets, en druk ver-
volgens op de [GLOBAL] toets. • Zorg ervoor dat ‘Damper Polarity’ of ‘Foot SW
2Houd de [EXIT] toets ingedrukt, en druk op de Polarity’ in de GLOBAL 1.1: System, Foot pagina
[REC/WRITE] toets. goed is ingesteld.......................................... ☞PG p.128
3 Draai aan de [VALUE] draaischijf om het LCD Er is ruis of oscillatie hoorbaar

Probleemoplossing
venster aan te passen. • Als u de BPM/MIDI Sync functie gebruikt om de
delay tijd van een effect te regelen, kan er in het
De stroomtoevoer is ingeschakeld, maar de weer-
delay geluid ruis optreden. Dit geluid komt door
gave van het LCD venster is niet normaal of er
onderbrekingen in het delay geluid, en duidt niet
wordt een foutmelding weergegeven. Als u het op een storing.
keyboard bespeelt is er geen geluid, en de TR
functioneert niet normaal. • Als u op de externe geluidsbron die vanaf AUDIO
• Dit soort probleem kan optreden als een com- INPUT 1 en 2 wordt ingevoerd een effect toepast,
mando om gegevens naar het interne geheugen te kan er, afhankelijk van het type effect of de parame-
schrijven niet goed is voltooid, als bijvoorbeeld de terinstellingen, oscillatie optreden. Pas het
stroomtoevoer van de TR tijdens het schrijven van inkomende volume, uitgaande volume en de effect-
een programma of overige gegevens is uitgescha- parameters aan. Als u een effect met een hoge gain
keld. Volg in dit geval de onderstaande procedure gebruikt, dient u extra voorzichtig te zijn.
om het interne geheugen van de TR te initialiseren. • Nadat er een samplebewerking is uitgevoerd of
1 Schakel de stroomtoevoer uit. nadat er een stereosample is opgenomen, kan er
een lichte ruis hoorbaar zijn. Dit heeft geen effect
1 Houd de [MENU] toets en de [9] toets ingedrukt, en
op de geluidsgegevens die zijn bewerkt of
schakel de stroomtoevoer in.
gesampled.
De TR wordt geïnitialiseerd, en er worden gegevens
in het interne geheugen geschreven. Tijdens het Effecten worden niet toegepast.
schrijven van gegevens geeft het LCD venster ‘Now • Zijn de ‘IFX Off’, ‘MFX1 Off’ of ‘MFX2 Off’ instel-
writing into internal memory’ weer. lingen in de GLOBAL 1.1: System, Basic pagina
aangevinkt? ......................................... ☞PG p.124, 125
No sound
• Kan het zijn dat u, als u in de Combinatiefunctie of
• Is uw versterker, mixer of koptelefoon op de juiste
Sequencerfunctie werkt, en er geen master effecten
wijze aangesloten?☞p.12
worden toegepast, als u de ‘S1 (Send1 (MFX1))’ of
• Staat uw versterker of mixer aan? ‘S2 (Send 2 (MFX2))’ van het timbre/spoor ver-
• Is de Local Control functie ingeschakeld? hoogt, de ‘Return 1’ of ‘Return 2’ van het master
Vink het ‘Local Control On’ aanvinkvakje in GLO- effect moet verhogen?............................. ☞PG p.47, 86
BAL 2.1: MIDI aan. ..................................... ☞ PG p.130 Alternatieve mogelijkheid: Is voor elke oscillator
van het programma dat door het timbre/spoor
• Staat de [VOLUME] schuif omhoog? ................. ☞p.5 wordt gebruikt ‘Send 1’ of ‘Send 2’ wel verlaagd? ...
121
...................................................................(☞PG p.45, 84 ....................................................................... ☞PG p.100
Het daadwerkelijk verstuurniveau wordt bepaald RPPR start niet
door de verstuurinstelling van elke oscillator in • Is de ‘RPPR’ instelling in SEQ 1.1: Play/REC
het programma met de verstuurinstelling van het aangevinkt?.................................................... ☞PG p.51
timbre/spoor te vermenigvuldigen.
• Zijn de ‘Assign’, ‘Pattern Select’ en ‘Track’ parame-
Bij het inladen van gegevens klonk een combinatie ters goed ingesteld? ............................. ☞p.75, PG p.73
of song niet goed • Is ‘MIDI Clock’ in de GLOBAL 2.1: MIDI, MIDI
• Heeft u in het dialoogvenster waarvan u de gege- pagina op Internal ingesteld? ................... ☞PG p.129
vens heeft opgeslagen de aanvinkvakjes van alle
items die u wilde opslaan aangevinkt?............ ☞p.46 You converted GM/GS/XG format SMF data and
played it in Sequencer mode, but it does not sound
• Heeft u bij het opslaan in het dialoogvenster de
correctly
aanvinkvakjes van alle items die u wilde opslaan
aangevinkt? • Voer ‘GM Initialize’ om de instellingen te
initialiseren................................................... .☞PG p. 54
• Zijn de bank/het nummer van de programma’s die
door de song worden gebruikt hetzelfde als toen de • Is ‘Bank Map’ in de GLOBAL 1.1: System, Prefe-
song werd gecreëerd? rence pagina op GM ingesteld? ................ ☞PG p.126
• Zorg ervoor dat de ‘Status’ op INT of
Als u in de Sequencerfunctie op de [START/STOP] BTH....................................................... ☞p. 70, PG p.62
toets drukt, begint het afspelen niet
• Is ‘MIDI Clock’ in de GLOBAL 2.1: MIDI, MIDI Instellingen van oscillator 2 worden niet weerge-
pagina op Internal ingesteld? ................... ☞PG p.129 geven
• Zorg ervoor dat de ‘Mode (Oscillatorfunctie)’ para-
Kan in de Sequencerfunctie niet opnemen meter in de PROG 2.1: Ed-Basic Prog Basic pagina
• Is het geheugenbescherming ‘Song’ aanvinkvakje in op Double is ingesteld ......................... .☞p.51, PG p.5
de GLOBAL 1.1: System, Preference pagina wel
uitgevinkt?.................................................... ☞PG p.127 Er worden vanaf de MIDI OUT aansluiting geen
• Is ‘MIDI Clock’ in de GLOBAL 2.1: MIDI, MIDI gegevens verzonden
pagina op Internal ingesteld? ................... ☞PG p.129 • Als er vanaf de TR via USB MIDI gegevens naar uw
computer worden verzonden, wordt de transmis-
Arpeggiator start niet sie van MIDI OUT aansluiting onderbroken. Als de
• Is de [ARP ON/OFF] toets ingeschakeld (verlicht)? USB aansluiting wordt verbroken, wordt de trans-
missie vanaf de MIDI OUT aansluiting weer hervat.
• Zorg ervoor, als de arpeggiator voor een combina-
tie of song niet begint, dat ‘Arpeggiator Run’ is Dit instrument reageert niet op inkomende MIDI
aangevinkt, en dat er bij ‘Assign’ een arpeggiator is gegevens
geselecteerd. ....................................☞p.29, PG p.35, 82
• Zijn alle MIDI kabels goed aangesloten?.....................
• Is de GLOBAL 2.1: MIDI ‘MIDI Clock’ parameter .............................................................. ☞p.12, PG p.233
ingesteld op Internal? ................................ ☞PG p.129
• Worden de MIDI gegevens ontvangen op het
• Als de [ARP ON/OFF] toets in de GLOBAL 6.1: kanaal waarop ze worden verzonden?... ☞PG p.129
Arp. Pattern pagina niet reageert, bent u hier wel-
licht vanuit de Samplingfunctie of de Mediafunctie Dit instrument reageert niet goed op inkomende
naartoe gegaan. MIDI gegevens
• Zijn de ‘Enable Program Change’, ‘Bank’, ‘Combi’,
Geen geluid als de [AUDITION] toets wordt inge- ‘Ctrl Change’ en ‘AfterT’ MIDI Filter instellingen in
schakeld. de GLOBAL 2.1: MIDI MIDI pagina allemaal
• De Audition (afluister) functie is alleen in de Pro- aangevinkt? ................................................. ☞PG p.130
grammafunctie beschikbaar.
• Is, als u MIDI exclusieve berichten wilt ontvangen,
• Zorg ervoor, als er geen geluid wordt gespeeld het MIDI Filter ‘Exclusive’ item in de GLOBAL 2.1:
zodra u in de Programmafunctie de [AUDITION] MIDI MIDI pagina aangevinkt?................ ☞PG p.131
toets inschakelt, dat de PROG 2.1: Ed-Basic Audi-
• Ondersteunt dit instrument het type berichten dat
tion pagina parameter ‘Audition Riff’ niet is
ernaar toe worden verzonden?
uitgeschakeld. .................................................. ☞PG p.9
• Als er geen geluid wordt gespeeld zodra u in de Kan de SD kaart niet formatteren
Samplingfunctie de [AUDITION] toets inschakelt, • Voldoet het medium aan de eisen voor gebruik op
dient u de volgende punten te controleren. de TR?☞p.100
Is er op de juiste wijze een sample aan de ‘Index’ • Is het medium op de juiste wijze geplaatst? .... ☞p.14
die momenteel is geselecteerd toegewezen?
Zijn de ‘S (Start)’, ‘LpS (Loop Start)’ en ‘E (End)’ Kan geen gegevens op een SD kaart opslaan of
adressen goed ingesteld? ........................... ☞PG p.109 ervan inladen
• Zijn, als u zich in de SMPL 2.1: Sample Edit, Edit2 • Is de kaart op de juiste wijze geplaatst? ........... ☞p.14
pagina bevindt, de ‘S (Edit Range Start)’ en ‘E (Edit • Is de kaart geformatteerd?.............. ☞p.100, PG p.156
Range End)’ parameters goed ingesteld?
122
• Staat de kaart op de ‘beschermde’ instelling? ren en selecteer vervolgens de MO drive opnieuw.
Schakel de schrijfbescherming schakelaar uit, plaats
de kaart weer in de sleuf, en voer het commando Kan de driver die op de CD-ROM staat niet instal-
om gegevens op te slaan of in te laden opnieuw leren
uit. ........................................................................ ☞p.100 • Is de USB kabel goed aangesloten?
• Is de CD-ROM in uw CD drive geplaatst?
Als u op de [SAMPLING] toets drukt, komt u niet in
Zorg ervoor dat de CD-ROM op de juiste wijze is
de Samplingfunctie
geplaatst.
• Is de EXB-SMPL op de juiste wijze geïnstalleerd?
........................................................................ ☞PG p.260 • Kan het zijn dat de lens van uw CD drive vies is?
Gebruik een in de winkel verkrijgbare lensreiniger
Kan geen geluid invoeren om de lens te reinigen.
• Is de EXB-SMPL op de juiste wijze geïnstalleerd? • Probeert u de installatie uit te voeren vanaf een CD
........................................................................ ☞PG p.260 drive in een netwerk?
• Is uw geluidsbron op de AUDIO INPUT 1, 2 jacks Deze software kan niet worden geïnstalleerd vanaf
aangesloten? ........................................................ ☞p.35 een CD drive in een netwerk.
• Staat de [LEVEL] draaiknop omhoog?............. ☞p.35 • Kunt u USB gebruiken?
Ga, als u Windows XP gebruikt naar [Control
• Is de [MIC/LINE] schakelaar goed ingesteld? ..........
Panel] → [System], en selecteer de [Hardware] tab.
☞p.35
Vink in [Device Manager] de instellingen voor Uni-
• Ga, als er in de Samplingfunctie geen geluid is, naar versal Serial Bus Controller en USB Root Hub aan.
SMPL 1.1: Recording, selecteer de Input/Pref
• Is de TR als onbekend apparaat herkend?
pagina, en zorg ervoor dat ‘Lvl’ en ‘BUS’ goed zijn
Ga, als u Windows XP gebruikt naar [Control
ingesteld................................................ ☞p.35, PG p.95
Panel] →[System], selecteer de [Hardware] tab en

Bijlagen
• Ga, als er in de Programmafunctie, Combinatie- vink [Device Manager] aan. Als de TR niet goed is
functie of Sequencerfunctie geen geluid is, naar herkend, wordt hij onder “Other devices” of
GLOBAL 1.1: System, selecteer de Audio In pagina, “Unknown devices” weergegeven. Sluit de USB
en zorg ervoor dat ‘Input1 Level’, ‘Input1 BUS kabel opnieuw aan. Als de TR weer als “Uknown
Select’ en ‘Input2 Level’, ‘Input2 BUS Select’ goed device” wordt weergegeven, heeft de computer
zijn ingesteld. ................................... ☞p.115, PG p.128 hem niet op de juiste wijze herkend. Verwijder de
• Verlaag tijdelijk het pagina ‘Input1 Level’ en “Unknown device” invoer, en installeer de driver
‘Input2 Level’, en ga naar de Programmafunctie, opnieuw.☞PG p.265

Probleemoplossing
Combinatiefunctie of Sequencerfunctie, als er zelfs
Uw software reageert niet op de TR
nadat u in de GLOBAL 1.1: System, Audio In
pagina ‘Input1 Level’, ‘Input1 BUS Select’ en • Is de USB kabel goed aangesloten?
‘Input2 Level’, ‘Input2 BUS Select’ heeft ingesteld. • Heeft u de driver geïnstalleerd?
Keer naar de Globalfunctie terug, en maak de • Heeft uw computer de aangesloten TR herkend?
instellingen opnieuw......................................... ☞p.115 Ga, als u Windows XP gebruikt, naar Configuratie-
Kan geen sample opnemen scherm → ‘Geluiden en Geluidsapparaten
Eigenschappen’ (‘Sounds and Audio Devices Pro-
• Zijn er één of meerdere SIMM modules
perties’), en klik op de Hardware tab.
geïnstalleerd? ............................................... ☞PG p.260
Ga, als u Mac OS X gebruikt, naar Macintosh HD →
• Is er een vrij geheugengebied? .................. ☞PG p.120
Applicatiemap → Utilitymap → ‘Audio MIDI
Selecteer een andere geheugenbank ........... ☞PG p.92
Instellingen’, selecteer de ‘MIDI Apparaten’ map, en
Verwijder onnodige samples ....................... ☞PG p.96
controleer of de TR is herkend.
Sla belangrijke samples op, voordat u ze verwijdert.
.................................................................. ☞PG p.96, 153 Sommige computers herkennen de TR niet goed,
vanwege hun hardware configuratie.
De TR herkent niet dat er MO media zijn uitgewis-
seld, en geeft de media informatie na de uitwisse- • Controleer de toewijzingen en USB-MIDI poort
ling niet goed weer instellingen van de TR.
• Gebruik de DOS/V (PC/AT) functie, als u voor de • Het is mogelijk dat het aangesloten apparaat of de
functie instellingen van uw MO drive tussen DOS/ software de berichten die u verstuurt niet onder-
V (PC/AT) en Mac kunt kiezen. Zie de handlei- steunt. Zie de handleiding van het aangesloten
ding van uw MO drive voor details over het apparaat of de software om te controleren of het op
wijzigen van de functie van uw drive. de berichten die u verstuurt reageert.
• Gebruik het gebruiker menucommando ‘Scan SCSI
device’ in de Media Informatie pagina van de
Mediafunctie om het SCSI opnieuw te installeren.
• Gebruik, als uw MO drive geen functie instelling
heeft of als de media uitwisseling, zelfs na het wij-
zigen van de functie, niet goed wordt herkend, de
drive selectieknop om een andere drive te selecte-

123
Specificaties en opties
150 voorgeprogrammeerde patronen, 100 gebruiker
SpecificatiEs patronen (voor elke song)
16 voorgeprogrammeerde/16 gebruiker template
Systeem songs
HI (Hyper geïntegreerd) synthese systeem Ondersteunt TR formaat en SMF (formaat 0 en 1)
RPPR (realtime patroon weergave/opname) functie
Functies (Voor elke song is één set beschikbaar)
Combinatie, Programma, Sequencer, Global, Media,
Sampling (als de los verkrijgbare EXB-SMPL optie is Mediafunctie
geïnstalleerd) Inladen, opslaan, utiliteit
Data filer functie (MIDI exclusieve gegevens opslaan/
Tone generator inladen)
HI (Hyper geïntegreerd) synthese systeem Van CD-ROM inladen (ISO 9660 level1) wordt onder-
Polyphony: 62 stemmen (62 oscillators) in de enkel- steund (als de los verkrijgbare EXB-SMPL optie is geïn-
voudige modus stalleerd)
31 stemmen (31 oscillators) in de double Combinaties, programma's, drumkits, gebruiker
modus arpeggiopatronen (.PCG), die op de TRITON/TRI-
Filters: 24 dB/oct LPF met resonantie TONpro/TRITONproX of de TRITON-Rack zijn
12 dB/oct LPF + HPF gemaakt, kunnen worden geconverteerd-ingeladen.
Alternate modulation function Songs (.SNG) die op de TRITON/TRITONpro/TRI-
TONproX zijn gemaakt, kunnen worden geconver-
Sinusgolfgeheugen teerd-ingeladen.
64 Mbyte PCM ROM
(470 multisamples, 518 drumsamples) Sampling (als de los verkrijgbare EXB-SMPL optie is
Als de los verkrijgbare EXB-SMPL optie is geïn- geïnstalleerd)
stalleerd: Sample data RAM (SIMM): 16 Mbyte met de 48 kHz, 16 bit lineair
EXB-SMPL meegeleverd (uitbreidbaar tot 64 Mbyte) Maximale geheugencapaciteit voor samplegegevens 64
Mbyte (met SIMM uitbreiding)
Effectgedeelte 4000 samples, 1000 multisamples
1 invoegeffect (stereo in/uit), (128 indexen voor elke multisample)
2 master effecten (mono in/stereo uit), Time Slice, Time Stretch en diverse andere bewerkings-
1 master EQ (3-bands stereo), kunnen allemaal gelijktij- functies
dig worden gebruikt Kan AIFF, WAVE, AKAI (S1000/3000), Korg formaat
89 effect typen (beschikbaar voor invoegeffect of mas- samplegegevens inladen
ter effecten) Samplegegevens kunnen in AIFF of WAVE formaat
Effect dynamische modulatiefunctie worden geëxporteerd
Combinaties/Programma's Keyboard
384 gebruiker geheugencombinaties (384 van te voren 61 toetsen, 76 toetsen: synthesizeractie; velocity &
ingeladen) naslag
512 gebruiker geheugenprogramma’s (512 van te voren 88 toetsen: verzwaard, velocity & naslag.
ingeladen)
128 + 9 drum ROM programma's (GM geluidskaart Regelaars
compatibel) Joystick, [SW1]/[SW2] toetsen, REALTIME CON-
383 audition riffs TROLS draaiknoppen [1]-[4] en [SELECT] toets, [ARP
ON/OFF] toets
Drumkits
24 gebruiker drumkits (16 van te voren ingeladen) Gebruiker interface
9 ROM GM drumkits (GM2 geluidskaart compatibel) Grafische gebruiker interface: 240 x 64 pixel LCD weer-
gave
Duale polyfone arpeggiator
Twee arpeggiators gelijktijdig gebruiken Functietoetsen:
(Combinatie, Sequencerfunctie) [COMBI], [PROG], [SEQ], [GLOBAL], [MEDIA],
5 voorgeprogrammeerde arpeggiopatronen [SAMPLING]
216 gebruiker arpeggiopatronen (216 van te voren Waarderegelaars:
ingeladen) [VALUE] draaischijf, [INC]/[DEC] toetsen, cijfertoet-
sen ([0]...[9], [-], [./HOLD]
Sequencer
16 timbres, 16 sporen + 1 master spoor Cursortoetsen [ ], [ ](–), [ ], [ ](+),
Maximale capaciteit: 200.000 noten [MENU/PAGE +/-] toetsen, [EXIT] toets, [ENTER]
Resolutie  /192 toets, [COMPARE] toets, [F1]...[F8] (T1/T9...T8/T16)
200 songs toets, [TIMBRE/TRACK] toets
20 cue lijsten BANK toetsen:
124
PROG BANK: [A], [B], [C], [ ], [GM] Gewicht
COMBI BANK: [A], [B], [C] 61-toetsen model: 7,8 kg
SEQUENCER regeltoetsen: 76-toetsen model: 9,2 kg
[PAUSE], [REW], [FF], [LOCATE] 88-toetsen model: 24,1 kg

SEQUENCER/SAMPLING (als de los verkrijgbare Stroomverbruik


EXB-SMPL optie is geïnstalleerd) regeltoetsen: 13 W (als de los verkrijgbare EXB-SMPL optie en twee
[REC/WRITE], [START/STOP] SIMMs van 32 Mbyte zijn geïnstalleerd)
Overige: Meegeleverde items:
[AUDITION] toets, [CATEGORY] toets CD-ROM (KORG USB-MIDI driver, Voice Name Lijst)
9VAC 3,0A stroomvoorziening
Geluidsuitgangen
1/4" AUDIO OUTPUT (MAIN) L/MONO, R:
1/4" AUDIO OUTPUT (INDIVIDUAL) 1, 2
Uitvoerimpedantie 1.1 [kΩ]
(L/MONOis voor mono 550 [Ω] Functie eisen voor aansluiting op
Maximale uitvoerniveau
L/MONO, R: +12.0 [dBu]
een computer
(INDIVIDUAL)1.2: +11.6 [dBu] Windows
Laadimpedantie 100 [kΩ] of hoger Besturingssysteem
1/4" AUDIO OUTPUT KOPTELEFOON Microsoft Windows XP Home Editie/Professional
Uitvoerimpedantie 33 [Ω] Computer
Maximaal uitgaand niveau36 [mW] Een computer met USB aansluiting die aan de boven-
Laadimpedantie 33 [Ω] staande vereisten voldoet

Bijlagen
Geluidsingangen (als de los verkrijgbare EXB-SMPL Macintosh
optie is geïnstalleerd) Besturingssysteem
AUDIO INPUT 1, 2 Mac OS X 10.2 of later
LEVEL [MIC/LINE] schakelaar, [LEVEL] draaiknop Computer
Invoerimpedantie: 10 [kΩ] Een Apple Macintosh met USB aansluiting die aan de
Nominaal niveau vereisten van het bovenstaande besturingssysteem vol-
doet

Specificaties en opties
LINE +3 [dBu] @ [INPUT] knop= min.
–30 [dBu] @ [INPUT] knop= max.
MIC –18 [dBu] @ [INPUT] knop= min.
–53 [dBu] @ [INPUT] knop= max.
Maximaal niveaul
Opties
LINE +13 [dBu] @ [INPUT] knop = min. Expansiebord
–20 [dBu] @ [INPUT] knop= max. EXB-SMPL Sampling upgrade
MIC –8 [dBu] @ [INPUT] knop= min.
–43 [dBu] @ [INPUT] knop= max. Expressie/volumepedaal:
XVP-10 EXP/VOL pedaal
Bronimpedantie: 600 [Ω]
Voetregelaar
Regelaarinvoeren EXP-2
DAMPER (half-damper ondersteund), ASSIGNABLE
SWITCH/PEDAL Damper pedaal
DS-1H
MIDI
MIDI IN, OUT, THRU, USB B aansluiting Pedaalschakelaar:
PS-1
SD kaartsleuf
Bruikbare media: 2,7-3,6 V (16 MB – 1 GB) Overige
MIDI kabel
Overige
Stroomingang, schakelaar
* Uiterlijk en specificaties van dit product zijn aan wijzigingen
Ondersteuning van opties onderhevig zonder berichtgeving van tevoren. (Aug/05)
EXB-SMPL (er wordt 1 72-pins SIMM van 16 Mbyte
meegeleverd)
72-pins SIMM geheugensleuven x 2 (voor sample data
RAM)
Afmetingen (L x B x H)
61-toetsen model: 1045 x 302 x 95 (mm)
76-toetsen model: 1257 x 302 x 95 (mm)
88-toetsen model: 1414 x 365 x 95 (mm)

125
[62 notes Music Workstation/Sampler] Datum : 2005. 08. 12

MIDI Implementatiekaart
Functie Verzonden Herkend Opmerkingen

Basic Default 1 – 16 1 – 16 Memorized


Channel Changed 1 – 16 1 – 16

Mode Memorized 3
Messages
Altered

Note 0 – 127 0 – 127 Sequencer and Arpeggiator data


Number: True Voice 0 – 127 can transmit all note numbers 0–127

Velocity Note On 9n, V=0 – 127 9n, V=0 – 127


Note Off

Aftertouch Polyphonic (Key) Polyphonic aftertouch transmitted *A


Monophonic (Channel) only as sequence data *A

Pitch Bend *C
0, 32 Bank Select (MSB, LSB) *P
1, 2 Joystick (+Y, –Y) *C
4, 5, 7, 8, 10 Pedal, Portamento Time, Volume, IFX pan, Pan *C
11, 12, 13 Expression, Effect Control 1/2 *C
64, 65, 66, 67 Damper, Portamento Sw., Sostenuto, Soft *C
Control 70 – 79 Sound (Realtime Controls 1–4A: 74, 71, 79, 72) *C
Change 80, 81, 82, 83 Switch 1, 2, Foot Switch, Controller *C
93, 91, 92, 94, 95 Send 1, 2, Effect ON/OFF (IFX, MFX1, MFX2) *C
6, 38 Data Entry (MSB, LSB) *C
96, 97 Data Increment, Decrement *C
98, 99 NRPN (LSB, MSB) *C, *2
100, 101 RPN (LSB, MSB) *C, *3
0 – 95 Realtime Controls knobs 1–4 B-assign *C
0 – 101 Sequencer data (receive *C)
120, 121 All Sound Off, Reset All Controllers *C
Program 0 – 127 0 – 127 *P
Change Variable Range 0 – 127

System Exclusive *E*4

Song Position When cue list is selected, corresponds to cue list *1


System
Common Song Select 0 – 127 0 – 127 When cue list is selected, corresponds to cue lists 0–19 *1
Tune

System Clock *1
Real Time Command *1

Local On/Off
Aux All Notes Off 123 – 127
Messages Active Sense
Reset
Notes
*P, *A, *C, *E: Transmitted/received when GLOBAL 2.1: MIDI Filter (Program Change, After Touch, Control Change, Exclusive) is Enable, respectively.
*1: When GLOBAL 2.1: MIDI Clock is Internal, transmitted but not received. The opposite for External or Ext-USB.
*2: LSB,MSB=02,00: Arpeggiator ON/OFF, 0A,00: Arpeggiator Gate control, 0B,00: Arpeggiator Velocity control
*3: LSB,MSB=00,00: Pitch bend range, 01,00: Fine tune, 02,00: Coarse tune
*4: In addition to Korg exclusive messages, Inquiry, GM System On, Master Volume, Master Balance, Master Fine Tune,
and Master Coarse Tune are supported.
Mode 1: OMNI ON, POLY Mode 2: OMNI ON, MONO : Ja
126 3: OMNI OFF, POLY
Mode Mode 4: OMNI OFF, MONO : Nee
Neem voor meer informatie over MIDI IMPLEMENTATIE contact op met uw plaatselijke Korg leverancier.
Index
Cijfers Auto Song Setup......................56, 62 Dialoog ........................................... 11
10’s HOLD22 Dmod ............................................ 115
B Double ................................ 50, 51, 54
Drie elementen van geluid .......... 50
A BANK toetsen ..................................7
Basistoets ........................................93 Drumkit .................................... 97, 98
aan/uit
Bewerken Duale arpeggiator ................... 2, 105
stroomtoevoer ...........................18
Combinatie .................................57 Dynamische modulatie .... 1, 63, 115
Aansluiting
Damper pedaal......................... 13 Patroonbewerking .....................72
Geluidsapparatuur .................. 12 Programma.................................49 E
Geluidsinvoer........................... 14 Song bewerking .........................72 Een naam toewijzen...................... 44
MIDI apparatuur/computer.. 13
Spoorbewerking ........................72 Effect
Pedaal ........................................ 13
Stroomvoorziening.................. 12 Bewerkingsbuffer ..........................44 Combinatie, Sequencer........... 112
Voetschakelaar ......................... 13 Bewerkingscel ......................7, 10, 16 Programma .............................. 112
Aanvinkvakje ................................ 10 Bitresolutie .....................................87 Sampling................................... 112
Achterpaneel ................................... 8 BPM ...........................................60, 92 EG52
ADC OVER!............................. 35, 39 BPM Adjust functie.......................86 Amp (versterker) EG ................ 54

Bijlagen
Afbreektoetsen .............................. 31 BUS Select EG-INTENSITY ......................... 25
Afspeeltoonhoogte ................. 51, 60 AUDIO INPUT ........................115 EG-RELEASE ............................. 25
After Touch (naslag)..................... 26 Combinatie, Sequencer ...........114 Filter EG...................................... 53
After touch curve........................ 118 Programma...............................112 Toonhoogte (Pitch) EG ............. 52
Amp EG ......................................... 54 Sampling .....................................89 Enkelvoudig (Single).............. 32, 50
Arpeggiator ............................. 27, 63 Event bewerking (Event Edit)17, 84
aan/uit........................ 27, 103, 105 C EXB-SMPL.................... 1, 2, 9, 42, 86
Assign ....................................... 105 Cat. HOLD (Categorie vasthouden) Excl Group (Exclusieve groep) ... 99
Bereik ................................ 104, 105 22 [EXIT] toets ...................................... 7

Index
Gate ............................................... 6 Categorie7 Externe media.............................. 102
Key Sync..................................... 29 Categorie vasthouden...............16 Externe SCSI opslagmedia......... 100
Koppelen, Combinatie ........... 106 Drumsample...............................98
Koppelen, Programma ........... 105 CLIP!39 F
Kracht van de noten ................. 28 COMBI BANK7 De fabrieksinstellingen
Lengte van de arpeggionoot . 108 Combinatie1, 23, 33, 57 herstellen................................... 48
Lengte van elke noot ........ 28, 104 Combinatie .................................58 Filter EG ......................................... 53
Octaaf........................................ 104 Programma.................................50 Filtermodulatie.............................. 53
Synchronisatie ......................... 111 Sequencer....................................80 Filtertype ........................................ 53
Tempo............................. 6, 28, 105 Constante toonhoogte (Pitch) ......94 Force OSC Mode ........................... 59
Timing ...................................... 104 Controller 24 Formatteren ......................... 100, 122
Velocity................................. 6, 104 Copy (kopiëren).............................78 Functie (REC functie) ................... 38
Volgorde................................... 104 Copy Key Setup.............................98 Functie (Sample functie) ........ 92, 93
Arpeggiopatroon ........................ 103 Create Control Data ......................84 Functieknop ................................... 10
ASSIGNABLE Pedaal................. 117 Crossfade Loop..............................86 Functie selecteren.......................... 15
ASSIGNABLE PEDAL jack ........... 9 Cue Lijst ..............................20, 64, 73
ASSIGNABLE Schakelaar ......... 117 Cutoff frequentie .....................25, 53 G
ASSIGNABLE SWITCH jack......... 9 Gebroken akkoord ........................ 27
AUDIO INPUT... 4, 9, 14, 35, 39, 87, D Gebruiker arpeggiopatroon 30, 107
88, 89, 112, 114, 115, 121, 123, 125
Damper effect.................................13 Akkoordenpatroon ................. 109
AUDIO OUTPUT.................. 2, 8, 12
DAMPER jack ..................................9 Drumpatroon........................... 109
Audition (afluister) functie ........... 7
Data dump ...............................42, 47 Melodie..................................... 109
Audition riff .................................... 7
Data filer .......................................120 Gebruiker patroon ........................ 64
Auto pan ........................................ 54
Decay tijd........................................32 Gebruiker template song ............. 63
Auto sampling .............................. 89
Detune functie ...............................51 Gebruikermenu ............................. 10

127
Geheugenbescherming ...........43, 80 verkrijgbare opties zijn Niveau (Level)
Gelaagd (Layer) .......................58, 60 geïnstalleerd18 AUDIO INPUT........................ 115
Geluid ontstemmen (Detune) ......51 Level (niveau) Programma ................................ 54
Gitaarinvoer ...................................88 AUDIO INPUT ........................ 115 Niveaumeter.................................. 39
Global ........................................45, 97 Programma................................. 54 Nootnummer................................. 26
GM2 ...................................................3 Level meter .................................... 39
LFO............................................ 52, 55
Grid (rooster) .................................92 O
Load (inladen)
Octaaf (Octave) ........... 24, 28, 32, 60
Demo gegevens ......................... 19
H Arpeggiator.............................. 104
Gegevens .................................... 48
Handmatige sampling ..................89 Opnemen (Sample)
RPPR ........................................... 31
HI (Hyper geïntegreerd) ................1 Auto ............................................ 35
Van tevoren ingeladen
High (hoge) Multisample, Handmatig................................. 39
gegevens.................................... 48
Low (lage) Multisample ..........50 Opnemen (Song)
Lock functie.................................... 24
High pass filter ..............................53 Arpeggiopatroon ...................... 67
Loop ................................................ 40
Hoorbaar blijven..........................108 Basspoor ..................................... 66
Sample ........................................ 92
Huidige pagina ..............................10 Patroon ....................................... 81
Song............................................. 66
Spoor........................................... 81
Low Pass & High Pass.................. 52
I Low pass filter ............................... 53
Opnameniveau........................ 35, 39
IFX Balans .......................................32 Originele toonladder.................. 118
Low pass resonantie ..................... 52
Indeling OSC Select...................................... 59
LPF CUTOFF ................................. 25
Combinatie .................................57 Oscillator........................................ 50
Programma .................................49 Oscillatorfunctie............................ 97
M Opslaan (Save) .. 42, 46, 47, 100, 102
Sampling .....................................87
(MAIN) L/MONO, R ..................... 9
Sequencer....................................64
Master effect................................. 113
Index............36, 37, 86, 88, 91, 92, 94 P
Combinatie, Sequencer........... 114
(INDIVIDUAL) 1, 2 .........................9 Paginamenu................................... 11
Programma............................... 113
Inladen (zie ‘Load’) Pan
Sampling................................... 114
Input (invoer) instelling ...............39 AUDIO INPUT........................ 115
Master EQ..................................... 112
Invoegeffect ......................44, 61, 112 Combinatie................................. 59
Combinatie, Sequencer........... 114
Combinatie, Sequencer ...........114 Drumkit ...................................... 99
Programma............................... 113
Programma ...............................113 Programma ................................ 54
Sampling................................... 114
Sampling .............................89, 114 Sampling .................................... 89
Master spoor .................................. 64
Sequencer ................................... 70
Memory protect....................... 43, 80
J [MENU PAGE +/-] toets ............... 7
Een parameter instellen ............... 16
Joystick........................................5, 24 Parameter selecteren .................... 16
MIDI................................................ 13
Patroon ........................................... 64
MIDI aansluiting ............................. 9
Pattern Assignable........................ 31
K MIDI Clock (MIDI klok) 28, 83, 104,
111 .PCG bestand............................... 102
Key Sync. ................................29, 104
MIDI data filer ............................... 61 Pedaalaansluiting ........................... 9
Key Zone...................................57, 93
MIDI kanaal Pitch (toonhoogte) .................. 24, 51
Keyboard & Index .........................93
Combinatie ................................. 59 Combinatie................................. 60
Keyboard crossfade.......................58
Programma................................. 49 Drumkit ................................ 97, 98
Keyboard invoer............................17
MIDI toonverbuiging (pitch bend) Programma .............. 50, 51, 52, 56
Keyboard spoor .......................53, 54
gegevens.................................... 52 Sampling .................. 36, 86, 93, 94
.KMP bestand...............................102
Mode (REC Mode) ........................ 39 Sequencer ............................. 63, 85
.KSC bestand ................................102
Mode (Sample Mode) ............. 92, 93 Pitch BPM Adj............................... 94
Kopiëren (Copy) ............................78
Monobron....................................... 90 Pitch EG.......................................... 52
Koppelen.........................................86
Monofoon................................. 50, 59 Pitch Offset .................................. 108
Combinatie ...............................106
Multisample....... 1, 36, 37, 38, 87, 97 Pitch Stretch................................... 32
Programma ...............................105
Polyfoon ................................... 50, 59
N Portamento .............................. 52, 59
L PRELOAD PCG ............................ 20
Naam wijzigen (Rename) ............ 44
Laag (Layer) .............................58, 60 PROG BANK ................................... 7
Naslag (After Touch) .................... 26
LCD venster .......................6, 10, 120 Programma ................................ 1, 30
Naslagcurve ................................. 118
LCD vensterberichten als er los
128
Effect ......................................... 112 Combinatie ........................23 Op de aangegeven toonhoogte
Indeling ...................................... 49 Programma ........................22 spelen109
Sequencer ................................... 78 Combinatie .................................23 Toonhoogte (zie ‘Pitch’) ......... 24, 51
Combinatiebank ........................23 Toonladder (Scale) ................ 60, 118
Combinatienummer..................23 Track Play Loop ............................ 66
Q
Pagina..........................................15 Transponeren................................. 60
Quantize......................................... 67
Parameter....................................16 Tremolo/auto-pan........................ 52
Programma.................................21 Truncate ......................................... 41
R Programmabank ........................21
REALTIME CONTROLS .. 5, 25, 26,
28, 29, 32, 51, 59, 119
Programmanummer .................21 U
Tab ...............................................16 Use DKit Setting............................ 99
Realtime opname .................... 16, 81
Selecteren op basis van category
Auto punch-in ........................... 82 (Select by Category) .................22
Handmatige punch-in .............. 82 Send V
Loop All Tracks......................... 82 AUDIO INPUT ........................115 VALUE regelaar............ 6, 10, 11, 16
Multi ........................................... 83 Combinatie, Sequencer ...........114 Van tevoren ingeladen gegevens....
Overdub(ben) ............................ 81 20, 42, 48
Programma...............................113
Overwrite (overschrijven) ....... 81 Velocity (Aanslaggevoeligheid). 26,
Sequencer .............2, 3, 13, 19, 31, 63
Patroon ....................................... 84 58, 118
Effect..........................................112
Regelaar (Controller).................... 24 Velocity crossfading ..................... 61
Indeling .......................................64
Rename........................................... 44 Velocity curve.............................. 118
SIMM...............................................86

Bijlagen
Resolutie........................... 66, 77, 104 Velocity drumsample schakeling98
Single.........................................32, 50
RESONANCE/HPF ................. 5, 25 Velocity multisample schakeling 50
SMF (standaard MIDI bestand)..42,
Resonantie ..................................... 53 Velocity SW L→H......................... 51
102
REVERT ......................................... 10 Velocity schakeling................. 58, 61
Sneltoetsen ...................................120
Riff (frase) ........................................ 7 Velocity zone ................................. 61
.SNG bestand ...............................102
ROM drumsample........................ 98 Versterker....................................... 54
Song.................................................64
Rooster (grid) ................................ 92 Versterker EG ................................ 54
Song gegevens ...............................80
Routing Versturen (zie ‘Send’)
Splitsen......................................58, 60
AUDIO INPUT115 Vibrato effect ................................. 52
Spoorstatus.....................................80
Voetpedaal ..................................... 26

Index
Combinatie............................... 114 Stap................................................107
Programma .............................. 112 Voetschakelaar .......................... 9, 13
Stapsgewijze opname .............67, 84
Sampling .................................. 112 Volume .. 5, 18, 24, 32, 34, 50, 52, 54,
Stemmen .......................................117
58, 59
RPPR........... 2, 31, 63, 64, 76, 83, 122 Stereo.........................................90, 92
Combinatie................................. 59
SW1, SW2 ...........................5, 24, 119
Sampling..................................... 88
S Synchronisatie
Sequencer ................................... 70
Sample37, 87 Arpeggiator ..............................111
Voorgeprogrammeerde gegevens ..
Opname ...................................... 35 Systeem exclusieve berichten .....42, 42
102
Opslaan ...................................... 93 Voorgeprogrammeerd patroon .. 64
Sampling88 Voorpaneel....................................... 5
Effect ......................................... 112 T
Indeling ...................................... 87 Tab10
W
Samplingfrequentie ...................... 87 Een tab selecteren..........................16
Wah effect ...................................... 53
Save (opslaan) ... 42, 46, 47, 100, 102 Template Song .........................63, 65
De weergave loopen..................... 39
Scale (toonladder)................. 60, 118 Tempo
Song............................................. 63
Schrijven.. 7, 8, 30, 32, 34, 42, 43, 49, Arpeggiator ..............................105
Wisselende Modulatie.. 1, 24, 56, 63
57, 97 Song .............................................11
Write (schrijven). 7, 8, 30, 32, 34, 42,
Scroll balk ...................................... 11 Tekstdialoogvenster......................11 43, 49, 57, 97
SCSI aansluiting.............................. 9 Timbre...........................57, 58, 89, 60
SD kaart........................................ 100 Time Slice .......................................86
Selecteren Time Stretch ...................................86
Z
10’s HOLD Zero (Use Zero) ....................... 40, 92
Toewijsbaar patroon .....................31
Combinatie........................ 23 Zero crosses ................................... 92
Toewijsbaar voetpedaal................26
Programma ....................... 22 ZOOM ............................................ 92
Toewijsbare voetschakelaar.........26
Arpeggiopatroon ...................... 28
Toon ..................5, 24, 50, 52, 56, 108
Categorie

129
BELANGRIJK BERICHT VOOR CONSUMENTEN
Dit product is gefabriceerd volgens strikte specificaties en eisen met betrekking tot voltage, die in
het land waarvoor het gebruik van dit product is bedoeld van toepassing zijn. Als u dit product via
het Internet, via postorder en/of via een telefonische verkoopactie heeft aangeschaft, dient u te
controleren of het gebruik van dit product voor het land waarin u woont is bestemd.
WAARSCHUWING: Gebruik van dit product in een ander land dan waarvoor het is bedoeld kan
gevaarlijk zijn en de garantie van de fabrikant of leverancier ongeldig maken.
Bewaar ook uw bon als bewijs van aankoop, want anders kan het zijn dat het product van garantie
van de fabrikant of leverancier wordt uitgesloten.

Gedistribueerd door: Voerman Amersfoort B.V.


Postbus 321, NL 3800 AH Amersfoort
Website: www.voerman.nl
© 2006 KORG INC.

144

You might also like