Lesvoorbereidingsmodel

Student: Myrthe van der Putten Stageschool: Karel de Grote Mentor: Susanne van de Kerkhof - van de Wiel Studieloopbaanbegeleider: Suzanne Raaijmakers Titel onderwijsactiviteit: Spelling Paboklas: P13EhvD Groep: 7 Aantal kinderen: 20 Datum en tijdstip: 16-03-2014

Beginsituatie van de leerlingen Wat hebben de leerlingen geleerd van eerdere onderwijsactiviteiten en ervaringen, wat kennen/weten/kunnen ze vanuit hun leef- en ervaringswereld, wat zijn hun interesses en gewoontes (dit alles in relatie tot onderstaande doelen)? De leerlingen krijgen vrij veel spelling en weten hoe zon les er aan toe gaat. Maar ze hebben de woorden eindigend op iaal, ialen, ueel en uele hebben ze nog niet gehad. Wel zullen ze de woorden kennen uit het dagelijks leven. Doelstellingen voor de leerlingen (deze les en eventueel op de langere termijn) Wat kunnen leerlingen aan het eind van deze les(sen) beter uitvoeren, uitleggen en/of demonstreren dan op dit moment? Beschrijf het nieuwe gedrag zo concreet mogelijk. De kinderen kunnen aan het einde van de les woorden met de uitgang iaal, ialen, ueel en uele correct schrijven. Beginsituatie van jezelf Wat is sterk of minder sterk aan je ontwikkelde kennis, vaardigheden en attitudes, in relatie tot wat nodig is in deze les? Dit is de eerste les spelling die ik geef. Ik heb genoeg kennis om deze les te geven en de methode Taal actief helpt me hierbij.

Doelstellingen voor jezelf als leraar (deze les en eventueel op langere termijn) Wat kun je aan het eind van deze les(sen) beter dan op dit moment? Beschrijf het nieuwe gedrag zo concreet mogelijk. Mijn persoonlijk lesdoel is om de leerlingen te laten luisteren naar mij en op een zo duidelijk mogelijke manier de spelling uit te leggen. Bronnen/theoretische verantwoording Literatuur, mentor, medestudenten, internet, opleiders, Taal actief

Tijd

De leerlingen Wat doen de leerlingen?

De leraar Wat doe jij, hoe en waar let je op?

Beschrijf stap voor stap wat jij gaat doen in deze les.

INLEIDING

De leerlingen luisteren.

Ik vertel de klas dat we het gaan hebben over woorden op iaal en ueel eindigen.

Beschrijf de werkvormen / groeperingsvormen die je gaat gebruiken. Doceren en vragen

Beschrijf de materialen en leermiddelen die je inzet Ik

Beschrijf je aandachtspunten

KERN

De leerlingen schrijven iaal en ueel in hun schrift en de woorden die ze zelf opnoemen zetten ze bij de goede categorie. De leerlingen luisteren en denken mee. De leerlingen schrijven mee met mij. De leerlingen gaan in hun werkboek aan het werk.

Ik start de les spelling op het digibord op en daar staan de uitgangen iaal en ueel. Ik vraag in de klas of zij woorden kennen met deze uitgang en schrijf het op bij de goede categorie. Ik schrijf op het bord liniaal en vraag aan de klas wat het meervoud daarvan is. Dat schrijf ik ernaast op. En we hebben het even over wat er met die woorden gebeurd als het meervoud wordt. Van het woord sociale maken we bijvoeglijke naamwoorden. Daarna gaan de leerlingen zelf aan de slag in hun werkboek. Ik laat ze eerst nakijken en daarna bespreek ik nog heel even of er nog

Doceren en Digibord leerlingen beantwoorden mijn vragen.

Opletten dat de mensen die niet aan het opletten zijn de beurt geven. Ik moet ook opletten dat de kinderen die het moeilijk vinden bij de les blijven.

AFSLUITING De leerlingen kijken hun antwoorden met hun

Doceren en vragen beantwoorden.

Ik

In de gaten houden of ze het echt hebben begrepen

buurman of buurvrouw na. Ze stellen vragen als ze het niet snappen.

problemen waren en of ze het makkelijk of moeilijk vonden. Als we tijd over hebben dan kijken we het samen na.

en niet zomaar zeggen dat ze het snappen. Dat doe ik door ook willekeurig een vraag uit hun boek te pakken en aan iemand vragen wat het antwoord daarvan was.

Terugblik Reflectie student: De les ging goed, af en toe was ik een beetje in de war. Volgende keer wat meer woorden zelf voorbereiden. Reflectie mentor: Goede uitleg van de les, misschien alleen de volgende keer zelf ook een aantal woorden paraat hebben om in te vullen. Verder geen op- of aanmerkingen.