Professional Documents
Culture Documents
(4). Door te rekken voor de krachtsinspanning treedt er een krachtsafname op, waarvan de
percentages liggen tussen de 3% en 28% (6). Deze krachtsafname treedt al op na in totaal 90
seconden statische rek (4) en kan aanhouden van minimaal 15 minuten (4) tot meer dan een
uur (6).
Dus: statisch stretchen verkleint de kans op het ontstaan van blessures niet en je gaat er ook
niet beter door presteren.
Dus het moet anders, is de conclusie.
Op basis van een theoretisch model heb ik getracht een warming-up samen te stellen, die het
bewegingsapparaat goed voorbereidt op de te leveren sportprestatie, op welk niveau dan ook.
De belangrijkste vragen in deze zijn:
1. In hoeverre vertaalt een grotere bewegingsuitslag zich naar een betere sportprestatie?
2. Is de sporter gebaat bij lange spieren?
De toename in bewegingsuitslag is in theorie gunstig voor de prestatie bij sporters waar
uiterste gewrichtsstanden veelvuldig voorkomen.
Voor sporten, waarbij het bereiken van de uiterste standen van gewrichten niet van belang is
voor de prestatie (zoals bijvoorbeeld wielrennen en hardlopen) lijkt het vergroten van de
ROM (Range of Motion) geen doel op zich. Sterker, een kleine ROM kon wel eens een
functionele, gunstige aanpassing zijn (bv. de M.Iliopsoas bij wielrenners).
Je moet dus een analyse maken van de sportspecifieke bewegingen en van de mate waarin
uiterste gewrichtsstanden voorkomen. Of, anders gezegd: welke ROM zijn nodig voor het
uitvoeren van de sport en in hoeverre is het noodzakelijk, dat de eindstanden van het gewricht
behaald worden?
De bewegingsuitslag in een gewricht (ROM) is bepaald door de hoekstandsverandering van
de verbonden botstukken (8, 9,10,11). Bepalend voor de grootte van deze
hoekstandsverandering (bewegingsuitslag) zijn de vorm van de gewrichtsoppervlakken, de
aanhechting van kapsel en banden, de aanhechting van spieren en pezen en het al dan niet
aanwezig zijn van een functiestoring in het gewricht (9,10,11).
De lengte van de spieren en pezen wordt bepaald door de grootte van de
hoekstandsverandering in het gewricht (8, 9, 10, 11, 12) . Direct betrokkene hiervoor is in
feite de kleinste contractiele eenheid van de spier, de sarcomeer (8, 9, 10, 11, 12). De wijze
waarop de sarcomeren zijn gerangschikt, bepaalt de lengte van de spier en de mate van kracht
die geleverd kan worden.
Een spier is opgebouwd uit een groot aantal spiervezels, waarvan de lengte wordt bepaald
door het aantal in serie geschakelde sarcomeren (zie fig. 1). De hoeveelheid in serie
geschakelde sarcomeren is afhankelijk van de bewegingsuitslag in een gewricht. Bepalend
voor de lengte van de spiervezel is in feite de overlap tussen actine- en myosinefilamenten:
deze moet dusdanig zijn, dat over een groot deel van het bewegingstraject optimaal kracht kan
worden geleverd.
De sarcomeer kan de meeste kracht leveren in de rustlengte: wordt de lengte groter of kleiner,
dan neemt de krachtleverantie af (8, 9, 10, 11, 12, 13). Een sarcomeer past zijn lengte altijd
aan aan het traject waarin hij dagelijks functioneert. Hierbij houdt hij altijd zijn rustlengte in
de gaten: in deze lengte kan hij immers het meeste kracht leveren. Functioneert hij over een
bewegingstraject, waarbij de sarcomeer in verkorte positie verkeert, dan zal het aantal
De lengte van de pees is minder variabel dan de lengte van de spier. Peesweefsel is
opgebouwd uit een vrijwel parallel gelegen hoeveelheid collageen bindweefsel met
fibroblasten en bloedcapillairen en van alle collagene bindweefsels het minst vervormbaar (8,
12). Daarom zal een aparte bespreking van de pees buiten beschouwing worden gelaten.
De praktische invulling van de nieuwe warming-up zal ik u verklaren aan de hand van
onderstaand voorbeeld.
Het is 3 uur, midden in de nacht en u bent in diepe slaap. U ligt echter met hardloopkleding
en schoenen aan in bed. Ik wek u en vertel u, dat we nu, op dit moment, gaan hardlopen. U
komt uit bed en probeert hard te lopen, wat uiteraard niet lukt. Want, en terecht concludeert u
dit, het lichaam was totaal niet voorbereid op het leveren van een hardloopprestatie. Uw
lichaam kwam uit een situatie, die totaal niets met hardlopen te maken had, er zelfs helemaal
niet op leek. Laat staan, dat u geestelijk voorbereid was op deze inspanning.
De conclusie, die we hieruit kunnen trekken, is dat het lichaam eerst voorbereid moet worden
op een te leveren prestatie. Dat betekent in bovenstaande situatie, dat de gewrichten, spieren,
pezen, maar ook hart en longen op een wakker niveau gebracht moeten worden; een hoger
niveau van functioneren. In ieder geval geschikt om de prestatie te leveren.
Nu is bovenstaande situatie uiteraard een extreem voorbeeld, maar hardlopers komen altijd
vanuit een situatie, die in niets lijkt op de bewegingen die tijdens het hardlopen gemaakt
worden.
Vertalen we dit dan zeggen we niets anders dan:
de mobiliteit van de gewrichten (ROM) was ontoereikend om hard te lopen,
de weerstand in de gewrichten tegen bewegen door de hoge viscositeit van de synovia
was te groot,
de rustlengte van de spier / sarcomeer was niet optimaal,
de motorische controle, de tuning, was niet optimaal,
de hart- / longfunctie was niet op een functioneel niveau.
Dus altijd betekent dit, dat je het bewegingsapparaat moet voorbereiden op de te leveren
prestatie, door het volgende te optimaliseren:
1. De bewegingsuitslag in de gewrichten (ROM),
De knie maakt een flexie tot mogelijk zelfs 40 graden tijdens de landing. Deze flexie
wordt gevolgd door een strekking van de knie tot toe off.
Fig. 7.: Het is een gekoppelde beweging van endorotatie, extensie en adductie (10, 11).
Tijdens het hardlopen beweegt het bovenlichaam met bekken zich over de heup; dit
is goed te zien tijdens de standfase.
Lichte spreidstand, de voeten zijn naar voren gericht. Je zet de handen op het
bekken en beweegt met het bovenlichaam en het bekken over de heup. Je draait met
cirkeltjes over beide benen ( zie fig. 10).
Fig. 10. Het bekken en bovenlichaam bewegen zich over de heup (10, 11).
We beperken ons bij het hardlopen niet alleen tot oefeningen voor de benen,
alhoewel deze het meeste werk verrichten. Ook de rest van het bewegingsapparaat
verdient de nodige aandacht.
Vooral de schoudergordel, die ook deel uitmaakt van de loopbeweging door het
zwaaien van de armen, en de gehele wervelkolom. Naast deelname in de beweging
tijdens het hardlopen heeft de wervelkolom ook een sterk schokabsorberende
functie.
Literatuur:
1. Mechelen W van, Hlobil H, Kemper HCG. Incidence, severity, aetiology and prevention
of sports injuries: a review of concepts. Sports Med, 1992; 14(2): 82-99.
2. Blessure Informatie Systeem (BIS) 2004-2005 en 2005-2006. TNO-rapport KvL/P&Z
2007.005. W.T.M. Ooijendijk e.a. januari 2007
3. Pope R.P., Herbert R.D., Kirwan J.D. Effects of flexibility and stretching on injury risk in
army recruits; Aust. J. Physiother. 1998; 44:165172.
4. Poel, G.v.d., Stretching in warming up en cooling down. Sportgericht nr. 3 / 2008jaargang 62. Pp. 3-7
5. Pope, R.P., Herbert J.D., Kirwan J.D., Graham B.J. A randomized trial of preexercise
stretching for prevention of lower-limb injury; Med. Sci. Sports Exerc. 2000; 32(2):271
277.
6. Lars Borghouts, Rekken heeft effect. maar niet op alles, Sports Media, 21 November
2007
7. Short hamstrings & stretching; a study of muscle elasticity, J.P.K. Halbertsma, proefschrift
1999.
8. Morree, J.J. de, Dynamiek van het menselijk bindweefsel. Bohn Scheltema en Holkema,
2008.