You are on page 1of 7

Practicum 1/2/3

Practicum 1 Douglas bag


1. Zet in een tabel (per Douglasbag) de volgende parameters: %O2, %CO2, flow
gasanalyse, luchtdruk, beginstand gasmeter, eindstand gasmeter, temperatuur van
de uitgeademde lucht.

Douglas O2 CO2 Flowgas luchtdruk Beginstand Eindstand Temperatuur


Bag nr. analyser gasmeter gasmeter
% % L/min Mm Hg L L Celcius
1 17,2 3,43 756 26,3
3
2
3

1074308 m3  1074308x1000= 1074308000

2. Welke gassen bevat de Douglas-bag?

Zuurstof, koolstofdioxide en stikstof.

3. Bereken op drie manieren (ATPS, BPTS en STPD) de hoeveelheid uitgeademde lucht per
tijdseenheid (voor toelichting zie de paragraaf "formules" en lees het document ‘Gas laws’
en ‘Gaswetten’ die beide op Canvas staan; zie voor de correctie voor waterdamp tabel 1):
VE - ATPS (Ambient Temperature; Ambient Pressure; Saturated)
VE - BTPS (Body Temperature (37 C ̊ ); Body Pressure; Saturated)
VE - STPD (Standard Temperature (=0 C ̊ ); Standard Pressure (=760mm Hg);
Dry (= PH20 = 0 mm Hg)).

VE ATPS

4. Bij gebruik van de Douglas-bag methode wordt de uitademingslucht opgevangen.


De hoeveelheid uitgeademde lucht is echter niet altijd precies gelijk aan de
hoeveelheid ingeademde lucht omdat:
a. de zak niet op hetzelfde moment in de ademcyclus wordt geopend en
gesloten;
b. de ruststand van de borstkas voortdurend verandert;
c. het volume zuurstof dat wordt opgenomen niet gelijk hoeft te zijn aan het
volume CO2 dat wordt geproduceerd. Geef daarom een afleiding (Haldane transformatie)
waarin het volume ingeademde lucht (=VI) wordt berekend uit het volume uitgeademde
lucht (=VE).

5. Bereken de VO2 – STPD.

6. Bereken de VCO2- ATPS.

7. Bereken de RER.

8. Bereken het energieverbruik in deze betrekkelijke rusttoestand.

9. Bereken het energieverbruik per kg. lichaamsgewicht per uur.

10. Maak een schatting van het energieverbruik over 24 uur.

11. Bereken het energieverbruik per m2 lichaamsoppervlak per uur. Voor het
berekenen van het lichaamsoppervlak kan gebruik gemaakt worden van de formule
(volgens Dubois en Dubois):

Oppervlak = 71.84* Gewicht0.425 * Lengte0.725

Als het gewicht in kg en de lichaamslengte in cm worden ingevuld wordt het


lichaamsoppervlak gegeven in cm2.

De antwoorden kunnen nagerekend worden met het Excel sheet ‘VO2 berekeningen
2022’ op Canvas.
Practicum 2 ademhaling
Vragen
1. Bereken de ademfrequentie, het gemiddelde ademteugvolume en het
ademminuutvolume.

Ademfrequentie: ademhalingen per minuut. 9 ademhalingen in 30 seconden dus ->


30 x 2 en 9 x 2 = 18 ademhalingen per minuut. Dus de ademhalingsfrequentie is 18.

Gemiddelde ademteugvolume: 3 liter is 19 vakjes hoog de gemiddelde hoogte van de


ademhalingen waren
7+6+4,5+4,5+4,5+4+4+4+3,5= 42
42/9=4,66
4,66x3/19 = 0,7357 L dus
Gemiddelde ademteugvolume is 0,74L

Ademminuutvolume: ademfrequentie is 18 ademhalingen per minuut. 1 ademhaling


heeft een volume van 0,74 liter dus dan wordt er in 1 minuut 18x0,74 = 13,32L
ingeademd. Het ademminuutvolume is dus 13,32 L.

2. Leg uit wat de inspiratoire en de expiratoire reserve zijn.


Het inspiratoire reserve: de hoeveelheid ademvolume die nog extra ingeademd kan
worden naast het tidaal volume.
Het expiratoire reserve: de hoeveelheid ademvolume die nog extra uitgeademd kan
worden naast het tidaal volume.
3. Bereken de inspiratoire en de expiratoire reserves.
Er worden 11,5 vakjes extra ingeademd, omgerekend is dit:
11,5x3 = 34,5
34,5/19 = 1,81 L
IRV: 1,81
Er worden 6,5 vakjes extra uitgeademd, omgerekdn is dit:
6,5x 3 = 19,5
19,5/19 = 1,026 L
ERV: 1,026L

4. Bereken de vitale capaciteit en de FEV1. In welke eenheid wordt deze laatste


grootheid uitgedrukt en waarom?
Vitale capaciteit: IRV + ERV + ademteugvolume =
1,81 + 1,026 + 0,74 = 3,576L  3,6L

FEV1 (forced expiratory volume) en het is de hoeveelheid lucht die iemand binnen 1
seconde uitblaast.
Bij deze proef werd de spirometer vastgesteld op een schaal van 120cm/min. 1
seconde is dus 2 cm dus 4 blokjes. Het uitgeademd volume in de eerst 1 seconde is
3,7 blokjes dus 3,7x3/19=0,58L

De eenheid Liter, je kan zo duidelijk zien of een persoon moeite heeft bij het
ademhalen.

5. Geef op de uitdraai van de spirometer aan hoe je de verschillende


longfunctieparameters hebt gemeten.
Bij de eerst proef stond de schaal op 6cm/min, omgerekend betekent dit dat 1cm
gelijk is aan 10 seconde. 1 blokje op de tekening is 0,5cm dus 5 seconde. Zo is te zien
dat er in 30 seconden (6 blokjes) 9 ademhalingen plaatsvinden. Met deze gegevens is
te berekenen hoeveel ademhalingen er in 1 minuut plaatsvinden.
60/30= 2 dus 2x9= 18
18 ademhalingen per minuut

3 liter was 19 vakjes hoog dus dit betekent dat als je de gemiddelde hoogt van de
ademhalingen pakt wat dus 4,66 blokjes is je kan berekenen hoeveel liter dit is.
4,66x3/19=0,7357L
Dus het ademteugvolume is 0,74L

Ademminuutvolume: ademfrequentie x teugvolume


18x0,74= 13,32L

6. Welke relatie is er tussen het ademteugvolume, de inspiratoire en de expiratoire


reserves enerzijds en de vitale capaciteit anderzijds?
Als het ademteugvolume toeneemt zullen de inspiratoire en de expiratoire reserves
afnemen. Ook de vitale capaciteit zal niet veel stijgen omdat vitale capaciteit de som
is van de IRV, ERV en teugvolume. Bij verhoging van het teugvolume zullen de ERV en
de IRV dus kleiner worden.

7. Wat zeggen de gemeten longfunctieparameters over het uithoudingsvermogen van


de proefpersoon?
Als de ERV, IRV en de FEV1 hoger zijn dan is het uithoudingvermogen beter want dat
betekent dat de proefpersoon een groter longinhoud heeft, een grotere longinhoud
betekent dat er meer gaswisseling kan plaatsvinden en dus een beter
uithoudingvermogen.

8. Wat zou de functie van een longfunctietest bij een sportkeuring kunnen zijn?
Zo kan er gekeken naar of een sporter een te hoge/lage longinhoud heeft wat zijn
prestaties zou kunnen beïnvloeden. Bij een hoge longinhoud zal er waarschijnlijk
beter gepresteerd worden dan bij iemand met een lage longinhoud.

9. Wat wordt er verstaan onder de ‘dode ruimte’?


De dode ruimte is een deel van de longen dat niet meedoet aan de gaswisseling en in
de longen blijft bij in en uitademing.

10. Bereken hoeveel de dode ruimte toeneemt als de proefpersoon aangesloten wordt
op de spirometer.
De buis waar doorheen geademd wordt zal ook vallen onder de dode ruimte. In de
buis zat ongeveer 0,7L dus zal de dode ruimte toenemen met 0,7L.

11. Welke invloed zal een dergelijke toename van de dode ruimte hebben op de
gemeten parameters?
De ERV en IRV zijn eigenlijk groter dan gemeten is aangezien dat de lucht die
achterblijft in de buis niet meegeteld wordt bij de IRV en de ERV.

12. Wat gebeurt er als de proefpersoon via de spirometer zou blijven ademen?
De proefpersoon zal een zuurstoftekort oplopen omdat er minder zuurstof
opgenomen wordt dan zonder spirometer. Dus zal de proefpersoon zich een beetje
slap gaan voelen.

13. Bepaal aan de hand van de vergelijkingen op pp262 jouw FVC, FEV1 en MVV.

het was een jongen jonger dan 25 met een lengte van ongeveer 1,84 m met een
leeftijd van 19 jaar dus dan geldt de formule

FVC:
(0,0774 x ST) – (0,0212 x A) – 7,75
ST: lengte in cm A:
age in years
ST: 184 A: 19
(0,0774 x 184) – (0,0212 x 19) – 7,75= 6,088  6,1L

FEV1:
(0,0566 x ST) – (0,0233 x A) – 0,491 =
(0,0566 x 184) – (0,0233 x 19) – 0,491 = 9,4L

MVV: 40 x FEV1
40 x 9,4=376
Practicum 3 elektrocardiogram

1. Kijk of je de diverse toppen, zoals genoemd in mcArdle, Katch en Katch figuur 16,2
kunt onderscheiden. Maak een foto van het scherm zodat je het later nog eens
terug kunt kijken.
2. Bereken aan de hand van de registratie op het scherm van de setup lead (de V5
afleiding onder aan het scherm) de duur van het QRS-complex, het P-Q-interval en
het Q-T-interval. Maak hiervoor een foto van het scherm. Vergelijk de waarden met
die in het boek. Probeer eventuele verschillen/afwijkingen te verklaren.
3. Geef de relatie aan tussen de diverse toppen van het ECG, het elektrische activatie-
patroon van het hart en de mechanische activiteit van het hart.
4. Tel het aantal R-R-intervallen in 6 seconden. Bereken hieruit de gemiddelde
hartfrequentie per minuut.
3 intervallen in 6 seconde dus in 1 minuut 30 intervallen dus de hartfrequentie is 30
hartslagen per minuut.

5. Meet van 8 opeenvolgende R-R-intervallen de afstand (in mm). Bereken hieruit de


tijd per R-R-interval (in msec) en bereken per interval de hartfrequentie in slagen
per minuut. Maak hiervoor weer een foto van het scherm. Bereken hieruit de
gemiddelde hartfrequentie.
6. Meet op de foto de tijd die nodig is voor 8 slagen. Bereken aan de hand hiervan de
hartfrequentie.
7. Vergelijk de 3 waarde van de hartfrequentie en verklaar de verschillen.
8. Welke methode ter bepaling van de hartfrequentie in rust verdient binnen de
inspanningsfysiologie de voorkeur? En wanneer geeft je de voorkeur aan de andere
methoden? Motiveer je antwoordt uitgebreid.

You might also like