Professional Documents
Culture Documents
Titel Practicum:
Assistent:
Datum practicum:
1
Verslaggeving - Practicum weerstanden
Opmerking: Er wordt niet expliciet overal aangegeven hoe je moet omgaan met meet- fouten -
er wordt verondersteld dat dit impliciet in de vraagstelling vervat zit. Denk dus telkens na over de
manier waarom je moet omgaan met meetfouten en de propagatie van die meetfouten.
Deel 1 - proef 1
1. Geef een printscreen van de schakeling die je gemaakt hebt.
2
2. Enkelvoudige meting
3. Meervoudige meting: Geef de waarde van de stroom en de spanning over de weer- stand
R voor vijf verschillende instellingen van de weerstand RS.
RS I V
1
2
3
4
5
3
4. Grafische analyse: Bepaal de waarde van de weerstand R uit het lineair verband tussen
stroom I en de spanning V over de weerstand. Geef de grafiek en de nodig uitleg.
De grafische bepaling van de weerstand + fout is: R = (14,97 +-
0,01) Ohm. De grafiek die we bekomen is lineair, we kunnen hieruit
dus afleiden dat als de stroom stijgt of daalt dat de spanning daar
evenredig meet stijgt of daalt. Op de x-as hebben we I (stroom)
gezet, op de y-as hebben we U (spanning) gezet.
6. Welke van de vorige drie manieren om de weerstand R te bepalen geeft het beste resultaat voor
R (de richtwaarde is 15Ω)?
De statistische analyse geeft ons de beste waarde voor de weerstand R. Daar bekomen we een
waarde van 15,001 Ohm met een fout van 0,008. Onze waarde voor Ohm wijkt hier het minste af
en we hebben een zeer kleine foutberekening.
4
Deel 2 : axon
7. Geef een printscreen van de schakeling waarop de posities van de spanningsprobes te
zien zijn.
8. Geef de gemeten spanning over de opeenvolgende knooppunten van het axon. Doe dit
voor een bronspanning van 1V en 2V.
koppel afstand 1V 2V
(0, 0J )
(a, aJ )
(b, bJ )
(c, cJ )
(d, dJ )
(e, eJ )
(f, f J )
(g, g J )
(h, hJ )
5
9. Maak met Graphical Analysis een grafiek van de gemeten spanningen U(x). Welk soort
verloop krijg je? Komt dit overeen met de theoretische verwachting?
De functie die we krijgen is een exponentiële functie die daalt. Dit voldoet aan wat we verwachtten want de waarden voor de
spanning dalen wanneer de afstand stijgt (dit is een omgekeerd evenredig verband). Daaruit kunnen we ook concluderen dat hoe
verder van de beginspanning, hoe lager de waarde van de spanning. Voor de fit hebben we de formule A*exp(-x/B) gebruikt. Op die
formule kan je komen dankzij de formule U(x)=U0*exp(-x/lambda), daarom is B=lambda.
10. Bepaal voor elk van de aangelegde spanningen de lengteconstante λ uit de fit.
De lengteconstante lambda is de maat voor de afstand van de afgelegde weg, hier dan van een elektrisch
signaal in een neuron. En de lengteconstante is zoals de naam het zelf al zegt een constante, daarnaast
wordt dit ook bewezen in de grafieken van oefening 9. De lengteconstante is gelijk bij 1V en 2V, dus deze is
gelijk voor elke spanning.
6
Deel 3: Farmacokinetica
Simulatie 1A
12. Geef een printscreen van het verloop van de laad/ontlaadcurve. Beschrijf kort wat deze
curve toont in termen van het medicatie/lichaam-model
Het stijgen van de grafiek, wijst op het toedienen van het geneesmiddel (opladen van de
condensator). Wanneer de grafiek daalt, betekent dat dat het geneesmiddel afgebroken wordt in
het lichaam (ontladen van de condensator). Uit de grafiek kunnen we ook afleiden dat het
geneesmiddel eerst helemaal afgebroken wordt, voordat er een nieuwe dosis wordt toegediend.
14. Bepaal experimenteel (via de grafiek) de toegediende dosis. Leg uit hoe je dit doet.
Vergelijk met de theoretische waarde.
15. Bereken de theoretische waarde van de tijdsconstante voor de ontlaadcurve voor deze
simulatie.
7
16. Experimentele bepaling van de tijdsconstante: maak de nodige grafische fit, bepaal hieruit
de waarde van de tijdsconstante. Vergelijk je resultaat met de theoretische waarde.
C staat voor de tijdsconstante en deze is experimenteel: ( +- ) s. Deze waarde komt (niet) overeen
met de waarde die we krijgen op de grafiek.
1.775s +-
Simulatie 2
17. Geef een printscreen van het verloop van de laad/ontlaadcurve. Beschrijf kort wat deze
curve toont in termen van het medicatie/lichaam-model
De grafiek die hier getoond wordt, toont hoeveel medicatie er aanwezig is in een lichaam.
Daarnaast is ook te zien dat de medicatie niet helemaal is afgebroken voordat er een
nieuwe dosis wordt ingenomen. Na een bepaalde tijd is er een evenwicht dat ontstaat en
heeft de medicatie dus een constante werking. Daarbij is het waarschijnlijk belangrijk dat de
dosis op regelmatige basis wordt ingenomen, anders moet het evenwicht opnieuw
opbouwen.
8
18. Bereken de theoretisch dosis voor deze simulatie.
700*10^-6A*200=1.4*10^-1C
19. Bepaal experimenteel (via de grafiek) de toegediende dosis. Leg uit hoe je dit doet.
Vergelijk met de theoretische waarde.
De y-waarde wordt opnieuw bepaald van het maximum (bij het
evenwicht, en daar verminderen we het maximum van het evenwicht
met het minimum van het evenwicht), en dit bedraagt ….
20. Bereken de theoretische waarde van de tijdsconstante voor de ontlaadcurve voor deze
simulatie. Vergelijk de tijdsconstanten van simulaties 1A en 2. Link dit aan het
medicatie/lichaam-model: wat is het verschil in gedrag van de medicatie in het lichaam
voor deze twee simulaties.
420*10^3Ω*65*10^-6F=27,3s
9
Simulatie 2 - globaal gedrag
22. Globaal gedrag van de laad/ontlaadcurve: fit de ’omhullende’ van deze curve. Welke fit
functie gebruik je hier? Beschrijf waarom deze functie zich zo gedraagt (in termen het
medicatie/lichaam-model)..
24. Als besluit geef je een samenvatting van je bevindingen op basis van de resultaten van alle
metingen. Zie je verschillen in de ”soort” medicatie en de manier waarop het lichaam dit
verwerkt?
10