You are on page 1of 7

5EI

Labobundel 2
Wet van Ohm

A. Lataire – F. Gheysen
Wie, hoe, wanneer en wat?
Wie?
Georg Simon Ohm (Erlangen, 16 maart 1789 – München, 6 juli
1854) was een Duits wis- en natuurkundige.

Ohms grootste belangstelling was elektriciteit, waarvan de


ontwikkeling na de ontdekking van de batterij door Alessandro
Volta in een versnelling was gekomen. Hij dacht dat Joseph
Fouriers warmtetheorieën ook van toepassing moesten zijn op
de elektrische stroom. Een warmteoverdracht tussen twee
punten wordt niet alleen bepaald door het temperatuurverschil
tussen deze punten, maar ook door het geleidingsgedrag van het
materiaal ertussen.

Hoe?
Om zijn aanname te testen liet hij stroom lopen door draden van verschillende lengtes. Hij ontdekte
dat de stroomsterkte kleiner werd indien de lengte toenam. Ohms logica was dat naarmate een draad
langer is, het moeilijker is voor de elektriciteit om zich een weg door de draad te banen, zo dat er meer
spanning nodig is om die weg te kunnen afleggen. Ook ontdekte hij dat de stroom anders was bij
verschillende metalen en draaddiktes.

1
Wanneer?
In 1826 toonde Ohm aan dat de stroomsterkte in een draad recht evenredig is met de aangelegde
spanning en omgekeerd evenredig met de weerstand van de draad. Deze Wet van Ohm verscheen in
het beroemde boek Die galvanische Kette, mathematisch bearbeitet (De galvanische keten, wiskundig
benaderd) (1827) waarin hij zijn complete theorie gaf over elektriciteit. Het boek begint met de
wiskundige achtergrond, die nodig was om de rest van het boek te begrijpen want toen werd de
natuurkunde nog op de niet-wiskundige wijze benaderd. Wet van Ohm : R=U/I.

A. Lataire – F. Gheysen
Wat?
De wet van Ohm is een formule die wordt gebruikt om de relatie te berekenen tussen elektrische
spanning, elektrische stroom en weerstand in een stroomkring.

Voor mensen die leren over elektronica is de wet van Ohm, U = I x R, net zo belangrijk als de
relativiteitstheorie van Einstein (E = mc²) is voor natuurkundigen.

U =Ix R

Uitgeschreven betekent dit spanning = stroom x weerstand, of volt = amp x ohm, of V = A x Ω.

De wet van Ohm, die vernoemd is naar de Duitse natuurkundige Georg Ohm (1789-1854), heeft
betrekking op de belangrijkste grootheden in stroomkringen:

Symbool voor Meeteenheid Rol in Mocht u het zich


Grootheid
de wet van Ohm (afkorting) stroomkringen afvragen:
Druk die de
U = urgere (Latijn
doorstroming van
Spanning U Volt (V) voor
elektronen
'voortdrijven')
activeert
Snelheid van de
Stroom I Ampère (A) elektronendoorst I = intensiteit
roming
Remt de
doorstroming Ω = Griekse letter
Weerstand R Ohm (Ω)
van de
elektronen
omega
2
Als twee van deze waarden bekend zijn, kunnen technici de wet van Ohm gebruiken om de derde te
berekenen. De piramide kan als volgt worden veranderd:

Als de spanning (U) en stroom (I) bekend zijn


en u wilt de weerstand (R) berekenen, kruist u
de R in de piramide door en rekent u de
overgebleven vergelijking uit (zie de eerste
piramide, helemaal links, hierboven).

Opmerking: de weerstand kan niet worden


gemeten bij een stroomkring in bedrijf. Dan is
de wet van Ohm nuttig om de weerstand te
berekenen. Het is niet nodig om de
stroomkring uit te schakelen om de weerstand
te meten, want met behulp van de
bovenstaande variatie op de wet van Ohm kan een technicus R berekenen.

Als de spanning (U) en weerstand (R) bekend zijn en u wilt de stroom (I) berekenen, kruist u de I in de
piramide door en rekent u de overgebleven vergelijking uit (zie de middelste piramide hierboven).

Als de stroom (I) en weerstand (R) bekend zijn en u wilt de spanning (U) berekenen, vermenigvuldigt u
de twee waarden onder in de piramide met elkaar (zie de derde piramide, helemaal rechts, hierb oven).

A. Lataire – F. Gheysen
Probeer eens enkele voorbeeldberekeningen voor een eenvoudige seriële stroomkring met één
spanningsbron (batterij) en weerstand (lampje). In elk voorbeeld zijn twee waarden bekend. Gebruik
de wet van Ohm om de derde te berekenen.

Voorbeeld 1: spanning (U) en weerstand (R) zijn bekend.

Wat is de stroom in de stroomkring?................................................................................

Voorbeeld 2: spanning (U) en stroom (I) zijn bekend.

Wat is de door het lampje veroorzaakte weerstand?..............................................................................

Voorbeeld 3: stroom (I) en weerstand (R) zijn bekend. Wat is de spanning?

Wat is de spanning in de stroomkring?................................................................................

A. Lataire – F. Gheysen
Meetopstelling
Materialen
We gaan met eenzelfde meetopstelling enkele proeven uitvoeren. Om dit tot een goed einde te
brengen hebben we volgende materialen nodig.

- Regelbare weerstand
- Regelbare bron
- Ampéremeter
- Voltmeter
- Ohmmeter
- Meetsnoeren

Opzet van de proef


We maken een eenvoudige elektrische kring met onze verschillende onderdelen.

4
Volg hiervoor de instructies van de leerkracht.

Voordat we onze bron koppelen aan onze weerstand, stellen we onze bron in op 12V. 9Is dit AC of
DC………………………………………………………….

Hoeveel bedraagt je weerstand indien je hem volledig opendraait?................................................


Met deze twee gegevens kan je je stroomsterkte berekenen.

Hoeveel zal deze zijn………………………….

We gaan nu via onze proef vaststellen wat er met onze stroomsterkte gebeurd indien de spanning
constant blijft en de weerstand veranderlijk is . Dit doen we door onze meetresultaten in de
onderstaande tabel uit te schrijven. We schrijven de meetresultaten en onze berekeningen in
dezelfde tabel.

Eens onze tabel volledig is maken we hiervan een grafiek. De berekende waardes vullen we aan in
het groen. De gemeten waardes in het blauw. Let op werk ordelijk want anders zal je grafiek niet
duidelijk zijn. We vullen in onze grafiek onze stroomwaardes en onze weerstandwaardes in.
Aangezien onze spanning in deze meetopdracht gelijk blijft. Vergeet zeker je assen niet te
benoemen! Anders heeft je grafiek geen enkele waarde.

A. Lataire – F. Gheysen
Berekende waardes Gemeten waardes
Weerstand Spanning Stroom weerstand Spanning Stroom
1 25Ω
2 50Ω
3 75Ω
4 100Ω
5 125Ω
6 150Ω
7 175Ω

A. Lataire – F. Gheysen
Als we onze grafiek, berekeningen en metingen bekijken kunnen we een aantal conclusies trekken.
Vul de onderstaande zinnen verder aan zodat deze kloppen met onze proef.

Volgende woorden kan je gebruiken in je oplossing: stijgt – daalt- veranderlijke – constante – groter –
kleiner – dikker – dunner – grootheden – eenheden – symbolen – zich zelf hetzelfde gedragen – zich
niet hetzelfde gedragen – recht evenredig - omgekeerd evenredig

Bij een ………………………………………………………. spanning en een …………………………………………………


weerstand stellen we vast dat onze stroom ook ……………………………………………….zal zijn. Hieruit kunnen
we ook vast stellen dat hoe …………………………………………. onze weerstandswaarde word onze
stroomsterkte zal ……………………………………………………….. Zorgen we ervoor dat onze weerstandswaarde
………………………………………….. zien we duidelijk dat onze stroomsterkte
………………………………………………… We kunnen dan ook stellen dat onze twee …………………………………. ten
opzichte van elkaar ………………………………………. zullen gedragen. Dit noemt men ………………………………….

A. Lataire – F. Gheysen

You might also like