Professional Documents
Culture Documents
1.2
1.2.1
Elektrostatische krachtwerking
4. ..d
Q1.Q2
=
4 . . 0 . r . d
F 1 op 2=F2 op 1=
Q 1.Q 2
lading1.lading 2
)
(
1.2.2
lading1.lading 2
103 C
C =
10
6
9
(microcoulomb)
(nanocoulomb)
nC =
10
pC =
1012 C
fC =
10
15
(millicoulomb)
(picocoulomb)
(femtocoulomb)
1.2.3
Elektrostatische inductie
Als een positief geladen voorwerp in de buurt komt van een ander voorwerp, dan
zal het de positieve ladingen in dat voorwerp de negatieve van het andere
aantrekken.
1.3
Geleiders en isolatoren
Isolatoren: stoffen die de doorgang van ladingen blokkeren (papier, glas, kunststoffen)
Elektrische stroom
C
=A
s
Coulomb
=ampre
seconde
I=
Q
t
(stroomsterkte =
lading
tijd
103 A
(kilo-ampre)
mA =
103 A
(milli-ampre)
kA
A =
10
nA =
10
1Ah = 3600C
(micro-ampre)
(nano-ampre)
2.1.2
De (ideale) gelijkstroombron
Is een elektrische component die elektrische stroom levert aan een netwerk
(belasting).
Ideaal: geleverde stroom onafhankelijk is van de belasting
2.2
Elektrische spanning
2.2.1
10
kV =
103 V
(kilovolt)
mV =
103 V
(millivolt)
V =
10
nV =
2.2.2
MV =
10
(megavolt)
(microvolt)
(nanovolt)
De (Ideale) gelijkspanningsbron
Is een elektrische component die een gelijkspanning tot stand brengt tussen
de aansluitingspunten van een elektrisch netwerk (belasting)
Ideaal: opgewekte spanning is onafhankelijk van de belasting.
Een gelijkspanningsbron is een energiebron, de lading die van naar + gaat
ondergaat een toename in elektrische energie (elektromotorische kracht (E)
(EMK) uitgedrukt in Volt (V))
J
C
2.3
=V
joule
Coulomb
(Volt =
Indien er Q Coulomb van B naar A verplaatst wordt, dan is de arbeid gelijk aan
U.Q (spanning.lading).
Is t de tijdspanne waarin dit gebeurt, dan is de arbeid per tijdseenheid of anders
gezegd het vermogen (P) (uitgedrukt in Joule per seconde = Watt (W)),
1kWh
= 3600 kJ
P=U.
Q
t
P=U.I
(vermogen = spanning .
Lading
tijd
of
106 W
MW =
10
kW
mW =
W
10
J
s
=W
(megawatt)
103 W
10
=>
(gigawatt)
J
C
.
C
s
(kilowatt)
(milliwatt)
(microwatt)
2.4
Elektrische weerstand
2.4.1
U
I
(weerstand =
spanning
stroom )
V
=
A
volt
=Ohm )
ampre
R . S
weerstand=soortelijke weerstand .
Lengte
oppervlakte van de dwarsdoorsnede )
m
m
= m)
= 0 . ( 1+ . T )
(soortelijke weerstand = soortelijke weerstand bij 0C . (1 + temperatuur cofficint.
temperatuur)
R=R 0
R0= 0 .
( 1+ . T )
R= 0 .(1+ .T )
L
S
L
S
Lengte
oppervlakte van de dwarsdoorsnede
(weerstand bij 0C = soortelijke weerstand bij 0C .
Lengte
oppervlakte van de dwarsdoorsnede
2.4.4
Weerstanden in de elektronica
/
2.4.5
2.4.6
U
I
(weerstand =
spanning
stroomsterkte )
U
R
(vermogen =
spanning
weerstand )
Gelijkspanningsnetwerken
I1 = I2 + I3
( stroomsterkte 1 = stroomsterkte 2 +
stroomsterkte 3 )
2de wet van Kirchoff (spanningswet of luswet)
De som van de spanningen in een lus is gelijk aan nul.
E - U 1 = 0V
(energie -
spanning 1
= 0 volt)
3.3
3.3.1
Is een weerstand die wanneer hij de groep vervangt, dezelfde stroom trekt onder
dezelfde spanning.
Req
3.3.2
R1
R2
Rn
++
Spanningsdeling
Ri
R1
wordt berekend
U i=
3.3.3
Ri
.U
Req
Req =
3.3.4
individuele weerstand
. spanning
equivalente weerstand
individuele spanning =
1 1
1
+ + +
R1 R 2
Rn
Stroomdeling
Een groep van 2 weerstanden
R1
en
R1+ R . I
R
I 1= 2
R1
en
I1
I2
door de individuele
R1+ R . I
R
I 2= 1
en
R2
3.3.5
RTh )
U 0 , AB
ETh ) en
R L (geladen weerstand) is
(openklemspanning)
Thveninweerstand (
RTh ): is de weerstand
) gemeten tussen de
R L (geladen weerstand) is
RN )
I N ) en hiermee in
Nortonstroom (
aansluitpunten (A en B)
Nortonweerstand ( RN ): is de weerstand
) gemeten tussen de
R L (geladen weerstand) is
RN
Norton
RTh
en
E Th
R Th
I N =
Nortonstroom=
Thvenininspanning
Thveninweerstand )
Norton ->
RTh =R N
Thvenin
en
ETh =RN
Nortonweerstand . Nortonstroom)
IN
(Thvenininspanning =
3.5.4
th
spanning load=
weerstand load
.Thvenininspanning
weerstand load +Thveninweerstand
Het Thvenin equivalent modelleert het gedrag van een rele spanningsbron
als een ideale spanningsbron in combinatie met een zogenaamde inwendige
weerstand (
R L+ R . E Th
R
U inw = th
th
spanning inwendig=
Thveninweerstand
. Thvenininspanning
weerstand load +Thveninweerstand
stroom load=
Nortonweerstand
. Nortonstroom
Nortonweerstand+ weerstand load
Het Thvenin equivalent modelleert het gedrag van een rele stroombron als
een ideale stroombron in combinatie met een zogenaamde inwendige
weerstand (
R L+ R . I N
R
I inw = L
stroom inwendig=
weerstand load
. Nortonstroom
weerstand load + Nortonweerstand
Hierdoor is slechts een fractie van de stroom van de ideale bron beschikbaar
voor de aangesloten belasting.
De formules duiden dat des te groter de inwendige weerstand is des te beter
de rele stroombron de ideale stroombron benadert.
Condensatoren
4.1
4.1.1
C=
q
u
mF =
103 C
F =
10
nF =
109 C
pF =
fF =
4.1.2
capaciteit=
12
10
15
10
C
=F
V
Coulomb
=farad
volt
lading
spanning )
(millifarad)
(microfarad)
(nanofarad)
C
C
(picofarad)
(femtofarad)
C=
.S
d
(Capaciteit =
W=
q.u C.u q
=
=
2
2
2. C
hoeveelheid energie=
4.2
4.2.1
u1
q
C eq
u2
q
C1
++
q
C2
un
++
(spanning) of
q
lading
C n ( capaciteit )
C eq=
1 1
1
+ ++
C 1 C2
Cn
C eq=
C1 .C 2
C1 +C 2
C eq=
4.2.2
C
2
C.C C
=
C +C 2 .C
Capacitieve spanningsdeling
Elk van de in serie geschakelde condensatoren dezelfde lading (q) draagt als
de equivalente condensatoren, kan als volgt de spanningen over deze beide
condensatoren afgeleid worden
u1=
q Ceq . u C eq
=
=
.u
C1
C1
C1
spanning1=
en
u2=
q C eq .u C eq
=
=
.u
C2
C2
C2
lading
equivalente capciteit .lading equivalente capciteit
=
=
.lading
capaciteit 1
capaciteit 1
capaciteit 1
)
Of ten slotten
u1 =
C2
.u
C1 +C 2
spanning1=
4.2.3
en
u2=
C1
.u
C1 +C 2
capaciteit 2
.lading
capaciteit 1 +capaciteit 2
)
C eq
C1
C2
++
Cn
(capaciteit)
4.3
Overgangsverschijnselen in RC netwerken
4.3.2
Het ontladen
4.3.1
Het laden
Rond een rechte stroomvoerende draad ontstaat een magnetisch veld waarvan de
veldlijnen concentrische (gemeenschappelijk middelpunt) cirkels zijn, loodrecht op
de richting van de draad.
Een stroomvoerende lus gedraagt zich als een staafmagneet gericht volgens de
middelloodlijn van de lus. Als men meerder lussen combineert tot een spoel
(solenode), dan bundelen de magnetische krachten zich en ontstaat een
elektromagneet volgens de as van de spoel.
5.3
Magnetische inductie
5.4
5.5
Overgangsverschijnselen in RL netwerken
5.6
5.7
5.8
Eenvoudige wisselspanningsnetwerken
5.8.1
Een lus die zich in een magnetisch veld bevindt, wordt doorkruist door een
hoeveelheid magnetische veldlijnen. Deze magnetische veldwerking wordt de flux
() genoemd.
Indien de flux door een spoel wijzigt, hier door een elektromagnetische kracht
(EMK) wordt genduceerd in de spoel.
2 wisselspanningen die niet in fase zijn, zegt men die als eerste door een nul gaat
op de stijgende flank dat ze voorijlt op de andere. De die laatstgenoemde naijlt op
de eerstgenoemde.
Um ,
max lading) loopt er een wisselstroom door met amplitude die in fase
I m=
5.8.2
stroommax =
lading max
weerstand )
I m=
5.8.3
Um
R
Um
1
.C
stroommax =
ladingmax
1
)
capacitantie van de condensator
I m=
Um
.L
stroommax =
ladingmax
inductantie van de spoel )
5.8.4
5.8.5
5.9
Complexe wisselspanningsnetwerken
5.9.1
5.9.2
5.9.3
5.9.4
5.9.5