Een enkele, geaarde wandcontactdoos, type F, onder meer in Nederland en
Duitsland. Dit aardcontact heet 'randaarde'.
Een dubbele, niet-geaarde wandcontactdoos
Geaarde wandcontactdoos, type E, onder meer in Belgi en Frankrijk
Tafelcontactdoos voor 6 stekkers type F (met randaarde) of 12 stekkers type C (plat,
zonder aarde)
Een contactdoos, of in de volksmond ook stopcontact of (in
Vlaanderen) prise genoemd, is een aansluitpunt op het lichtnet voor afname van elektrische energie met behulp van een stekker of contactstop. Naast de hier behandelde contactdoos voor elektrische energie bestaan er ook andere gebruikstypen van contactdozen In het dagelijks leven noemt men een wandcontactdoos vaak stopcontact. Een stekker heet officieel een contactstop, en een contrastekker een koppelcontactstop. Onder een stopcontact verstaat de vakman een samenstel van een wandcontactdoos of koppelcontactstop met een contactstop. In gewoon Nederlands betekent dit dat een stopcontact (contactdoos) met daarin een stekker (contactstop) formeel stopcontact wordt genoemd. Contactdozen worden in twee uitvoeringen onderscheiden: de wandcontactdoos voor vaste montage meestal aan of in de muur, en de tafelcontactdoos (stekkerdoos) of koppelcontactstop (contrastekker) die aan een verplaatsbare leiding zijn gemonteerd en meestal het uiteinde van een verlengsnoer zijn. Soms kan het verlengsnoer in een tafelcontactdoos worden opgerold, men spreekt dan van een haspel. Het bekendst in huis zijn wandcontactdozen met "twee gaten" of aansluitbussen en beschermingscontact. De ene aansluitbus voert meestal ongeveer het aardpotentiaal (of 'nul') en op de andere bus komt een fase binnen met, in Europa, een spanning van 220-240 volt. Het is echter denkbaar dat beide bussen spanning voeren ten opzichte van aarde, bijvoorbeeld als men 220 V wil afnemen van een distributienet dat 127 V levert. Het beschermingscontact (ook wel aardcontact) voert geen spanning en is gelijk aan het aardpotentiaal. Bij apparaten met een groot vermogen gebruikt men ook wel krachtstroom, waarbij niet n, maar de drie fasen worden aangesloten. Hierbij staat een (lijn)spanning van 400 V tussen de fasen onderling en een (fase)spanning van 230 V tussen elke afzonderlijke fase en de nulleider. Voorheen was dit respectievelijk 380 V en 220 V, waardoor veel vakmensen ook nu nog de term 'drie-tachtig' hanteren. Voor de aansluiting van krachtstroom maakt men gebruik van CEE-contactdozen of ook wel Perilex-contactdozen.