De renaissance (letterlijk: wedergeboorte) is een periode in de Europese
cultuurgeschiedenis die volgde op de middeleeuwen. De term kwam in de 19e eeuw ook in omloop als historisch periodebegrip. De renaissance als laatmiddeleeuwse culturele beweging begon in Itali in de veertiende eeuw en verspreidde zich in de volgende eeuwen over de rest van Europa. De Italiaanse humanisten die de term renaissance introduceerden, meenden dat na een periode van verval, de middeleeuwen, een nieuwe gouden eeuw was aangebroken, die niets minder was dan een 'wedergeboorte' van de verworvenheden van de klassieke oudheid. De acceptatie van renaissance als periodebegrip had niet alleen te maken met de herleving van de klassieke oudheid en de wijze waarop deze periode werd gecontrasteerd met de tijd die daaraan voorafging. De term verwijst ook naar de 'geboorte' van belangrijke nieuwe ontwikkelingen in deze periode, zoals de teloorgang van het feodale stelsel, de ontdekking van nieuwe continenten, het copernicaanse stelsel in de astronomie en de uitvinding of introductie in Europa van drukpers, papier, kompas en buskruit. Moderne historici zien
echter op heel wat gebieden geen scherpe breuk met de middeleeuwen,
en benadrukken dat er eerder sprake was van continuteit en verdere ontwikkeling van processen die reeds in de middeleeuwen waren begonnen. Een geromantiseerde visie op de renaissance als wedergeboorte van kunsten en letteren wekt de indruk dat het een periode was van ongestoorde vrede en vooruitgang. Niets is minder waar. Zo woedde er tijdens de renaissance in Europa de Honderdjarige Oorlog (1337-1453) tussen Engeland en Frankrijk, en het politieke landschap werd als gevolg van oorlogen, koninklijke huwelijkspolitiek (bijvoorbeeld de eenwording van de monarchie Spanje in 1479 onder Ferdinand II van Aragon en Isabella van Castili), ontdekkingsreizen en grote veranderingen in handel en economie ingrijpend gewijzigd. Het was ook een tijd van gruwelijke godsdienstconflicten, die uiteindelijk zouden uitmonden in de reformatie en een verdeling van Europa in twee helften met verschillende en elkaar vijandig gezinde religies. Heksenvervolgingen bereikten een verschrikkelijk hoogtepunt tijdens de renaissance, en niet tijdens de middeleeuwen, en de Spaanse Inquisitie zorgde voor de verdrijving van alle Joden uit Spanje in 1492. Als gevolg van de ontdekkingsreizen, en met name van de kolonisatie van Afrika, floreerde ook de transAtlantische slavenhandel. Onder meer door deze tegenstellingen groeit onder moderne historici het inzicht dat het hele concept van een 'renaissance' na de 'duistere middeleeuwen' bijzonder problematisch is. Meer daarover in een volgend hoofdstuk over de kritiek op gebruik als historische periode.