Ivoor (soms ook: elpenbeen of elp) is het harde, witgekleurde materiaal
afkomstig van de slagtanden van landdieren zoals olifanten, nijlpaarden of mammoeten, of zeedieren zoals de walrus of narwal. Deze tanden kunnen tot drie meter lang worden en wel 100 kilogram wegen. Ook zou de mythologische eenhoorn een ivoren hoorn dragen. Het meeste ivoor is afkomstig uit de binnenlanden van Afrika. Al in de oudste beschavingen werd ivoor gebruikt voor de vervaardiging van beeldjes of om erop te tekenen; de bloeitijd van de beeldhouwkunst in ivoor lag in de 14e eeuw. In de 20e eeuw werd ivoor vooral gebruikt in
de kunstnijverheid, in de biljartballenindustrie en in de pianobouw, waar
de toetsen met ivoor werden belegd. [1] Naast olifanten worden ook walrussen wel gejaagd voor hun walrusivoor. Ook het fossiele ivoor van de mammoet vooral uit Siberi wordt wel gebruikt. Omdat dit vaak lang in de grond heeft gezeten, is het donkerder van kleur, soms zelfs bijna zwart. De jacht op olifanten ten behoeve van het ivoor was een van de oorzaken van een sterke daling van het aantal olifanten. Om de illegale jacht op olifanten te ontmoedigen werd in 1989 elke handel in ivoor verboden. Sinds het aantal olifanten in Afrika weer is toegenomen, is de handel in ivoor onder strikte voorwaarden weer toegestaan.