You are on page 1of 4

Empirische regels voor de interpretatie van

sonderingen en het afleiden van mechanische


parameters van grond in Vlaanderen

Dr. ir. K. Thooft SA MENVATTI NG


De Nayer Instituut, Belgi

Het praktische gebruik van sondeerresultaten en het afleiden van grondkarakteristieken


uit deze resultaten plaatst de ontwerpingenieur voor een aantal keuzes. Nagegaan is of
bestaande correlaties voldoen voor de Vlaamse grondomstandigheden. Voor de grondi-
dentificatie blijken CUR-publicatie 162 en Robertson et al. goed te voldoen, afgezien van
de identificatie van glauconiethoudend zand. Voor het vastleggen van de schuifweer-
standsparameters en stijfheidsparameters worden correlaties voorgesteld, mede op
basis van literatuurgegevens. De geselecteerde correlaties zijn geprogrammeerd, zodat
men automatisch vanuit de CPT een overzicht kan maken van de diverse grondlagen en
hun maatgevende parameters. Het gebruik van gegevens uit de Databank Ondergrond
Vlaanderen is hierbij rechtstreeks mogelijk.

Inleiding of Huybrechts, 2002. De gegevens kader- lideerde zanden, tertiair overgeconsolideerd


In een tijd waarin sondeergegevens digitaal den in een onderzoeksproject dat ook werd glauconiethoudend Antwerpiaanzand en
beschikbaar zijn, is de problematiek van hun beschreven door Huybrechts en Maertens, overgeconsolideerde Boomse klei. Voor een
interpretatie meer dan ooit actueel. Deze tekst 2003 en Huybrechts e.a., 2003. Een voor- meer gedetailleerde beschrijving van de site,
probeert te beantwoorden aan deze nood en beeldsondering wordt gegeven in figuur 1. terreinproeven en laboratoriumproeven kan
geeft een overzicht van een aantal empirische B
 everen (Verrebroek) verwezen worden naar Van Tichelen, 2001.
correlaties die bruikbaar zijn voor de interpre- Voor de ontwikkeling van de Antwerpse Een voorbeeldsondering is gegeven in figuur 2.
tatie van sonderingen. Concreet wordt aan- haven worden op de linkerscheldeoever een L imelette
dacht besteed aan naamgeving, schuifweer- aantal nieuwe dokken en bijbehorende kaai- Het grondprofiel bestaat uit een leemlaag
stand en vervormbaarheid van gronden. Een muren gebouwd. Het grondprofiel bestaat uit en uit overgeconsolideerde kalkhoudende,
overzicht van bruikbare correlaties wordt bij- een aantal kwartshoudende normaalgeconso- plaatselijk ontkalkte, Brusseliaanzanden.
voorbeeld gegeven door Lunne e.a., 1997. Ook
andere bronnen, vermeld in de literatuurlijst
geven bruikbare aanbevelingen.

De gebruikte numerieke gegevens omvatten


sonderingen, labo-proefresultaten, resultaten
van boringen, etc. In eerste instantie werden
een aantal locaties (Sint-Katelijne-Waver, Beve-
ren en Limelette) geselecteerd omwille van een
bekend en homogeen grondprofiel dat als
representatief geldt voor de geologische forma-
ties in Vlaanderen:
Sint-Katelijne-Waver
Het grondprofiel bestaat uit een dunne laag
leemhoudend zand, met daaronder overge-
consolideerde Boomse klei. Voor een meer
gedetailleerde beschrijving van de site,
terreinproeven en laboratoriumproeven
\F
 iguur 1 Voorbeeldsondering Sint-Katelijne-Waver \F
 iguur 2 Voorbeeldsondering Beveren ( Verrebroek )
kan verwezen worden naar Meng, 2001

54 Geotechniek | juli 2007


Empirische regels voor de interpretatie van sonderingen en het afleiden van mechanische parameters van grond in Vlaanderen

\F
 iguur 3 Voorbeeldsondering Limelette

Voor een meer gedetailleerde beschrijving


van de site, terreinproeven en laboratori-
umproeven kan verwezen worden naar \F
 iguur 5 Grondclassificatiecurve op basis van CPTU-proeven volgens Robertson
Huybrechts, 2002 of Van Alboom, 2003. Het
onderzoeksproject waarin de gegevens wer- beschouwd. Glauconiethoudende zanden overgeconsolideerde gronden. Ook voor de gron-
den verzameld, wordt beschreven door Huy- zijn niet in de grafiek opgenomen, maar heb- den in Limelette (slappe leem en overgeconsoli-
brechts en Maertens, 2004a en 2004b. Een ben typisch een wrijvingsgetal van 4 5%. deerd zand) en Sint-Katelijne-Waver (stijve klei)
voorbeeldsondering is gegeven in figuur 3. levert het criterium van Robertson en CUR-
Wanneer men kan beschikken over meetge- publicatie 162 een correcte identificatie op.
De vermelde sites omvatten bijgevolg een gevens van CPTU-sonderingen kan men ook
breed scala van onsamenhangende gronden de opgemeten porinwaterspanning in de
(kwartszanden, glauconiethoudende zanden, identificatie betrekken. Een voorbeeld van Schuifweerstand van gronden
kalkzanden) en samenhangende gronden dergelijke classificatie is deze van Robertson, Schuifweerstandsparameters van een grond
(leem, stijve klei). Alleen veenhoudende gron- gegeven op figuur 5. Men rekent de sondeer- zijn gekoppeld aan het gekozen breukcriterium
den waren in de studie niet opgenomen. gegevens conusweerstand, plaatselijke kleef en ook de uitvoeringsmodaliteiten van de labo-
en porinwaterspanning om naar drie dimen- proef en de definitie van de breuktoestand in
sieloze parameters en gaat dan in een driedi- deze proef zal de schuifweerstandsparameters
Grondidentificatie mensionaal diagramma de grondsoort aflezen. benvloeden. Afhankelijk van het concrete geo-
Een belangrijk hulpmiddel voor de grondiden- Wanneer beide deeldiagrammas een andere technische ontwerp (fundering op staal, keer-
tificatie is de meting van de plaatselijke kleef. conclusie opleveren, kan een dissipatieproef muur, talud, etc.) zal men andere proeven voor-
CUR-publicatie 162 geeft een handige grafiek op deze diepte een aanduiding opleveren van stellen en dus impliciet andere schuifweer-
die de identificatie van een grond koppelt de permeabiliteit van de grond en op deze standparameters bekomen.
aan het kleefgetal zoals wordt weergegeven manier dubbelzinnigheid in de naamgeving
op figuur 4. Het criterium geldt enkel voor uitsluiten. De classificatie is ook bruikbaar Niet-gedraineerde cohesie cu voor samen-
verzadigde gronden onder de grondwaterta- voor gewone CPT-proeven: men gebruikt hangende gronden
fel: uitgedroogde klei zal met dit criterium dan slechts het linkse deeldiagramma. De literatuur vermeldt verschillende cor-
bijvoorbeeld ten onrechte als veen worden relaties tussen de niet-gedraineerde schuif-
Wanneer men de vermelde identificatiecriteria weerstand cu en de conusweerstand qc.
(CUR-publicatie 162, Robertson) gaat toetsen aan Tabel 1 geeft een overzicht met de referen-
sondeergegevens uit het Antwerpse havengebied ties en de bekomen resultaten voor cu in
(site Beveren-Waas) leveren deze voor alle gron- de Boomse klei te Beveren en te Sint-Kate-
den, behalve voor de glauconiethoudende zan- lijne-Waver. De correlaties leveren bruikbare
den, bruikbare conclusies op. In dit laatste geval schattingen op voor de niet-gedraineerde
levert Robertson een overgeconsolideerd zand op schuifweerstand. De tabel drukt een aan-
dat neigt naar leemhoudend zand. Aangezien het tal grootheden uit ten opzichte van de
mineraal glauconiet de structuur heeft van de dieptecordinaat z onder het maaiveld.
kleimineralen uit de illietgroep (op een verre-
gaande Fe-Al substitutie na) is deze identificatie Effectieve hoek van inwendige wrijving voor
als kleihoudend zand niet verrassend. niet-samenhangende gronden
Volgens Mitchell en Durgunoglu (1974, 1975)
Het criterium van Robertson levert een onder- hangt de conusweerstand van een grond af
\F
 iguur 4 Grondidentificatie volgens CUR-publicatie 162
scheid op tussen normaalgeconsolideerde en van zijn effectieve hoek van inwendige wrij-

Geotechniek | juli 2007 55


Empirische regels voor de interpretatie van sonderingen en het afleiden van mechanische parameters van grond in Vlaanderen

Beveren Sint-Katelijne-Waver monsterverstoring, die kan begroot worden


Beperkingen,
Auteur Vorm door wijzigingen in de pakkingsdichtheid van
commentaar correlatie U.U.-proef correlatie U.U.-proef
het monster op te volgen. Ook de (niet-meet-
0,17 MPa
Meigh &
qc = 16 cu + .z
leemhoudende
0,28 MPa tot
bare) skeletstructuur heeft een niet te ver-
Corbett, 1974 klei:
0,19 MPa waarlozen invloed: metingen van de auteur
N: 7 23 van de dynamische G-modulus op Ticino
0,15 MPa Zand met Bender-elementen bij een relatieve
CUR-publicatie
162
N = 20 dichtheid van 42 43% en een isotrope korrel-
N: 12 15 voor
0,20 MPa
spanning van 100 kPa leverden een modulus
normaalgecon-
0,25 MPa N = 15 van 75 MPa op bij monstervorming via sedi-
solideerd klei,
qc N = 20
cu = leem, loess en 11,3z+ 34 mentatie in lucht en daaropvolgende satura-
Diverse N veen 0,28 tie. Bij identieke proefomstandigheden, maar
auteurs 0,28 MPa 0,15 MPa
MPa
N: 10 13 voor
N = 18 tot bij aanstampen in aardvochtige toestand en
heel jonge en 0,20 MPa daaropvolgende saturatie, werd 88 MPa (20%
gevoelige klei
0,14 MPa meer) opgemeten.
N: 15 25 voor N = 20
overgeconsoli- De meeste vergelijkingen uit de literatuur heb-
deerde klei. 0,19 MPa
qc - 'vo
N = 15 ben de vorm E50 = qc. De enige specifieke
cu = 0,33 MPa parameter die hiervoor moet bepaald worden,
N
Diverse N = 15
auteurs 'vo = verticale
N : 10 - 20 is de evenredigheidsparameter . Hierover
korrelspanning 0,25 MPa bestaat in de literatuur weinig eensgezindheid.
\T
 abel 1 Correlaties voor c Vaak vindt men hiervoor in Vlaanderen de vol-
u
gende vuistregels:

ving. Ook de effectieve spanningen, de graad De c.u.-triaxiaalproeven geven de hoek van


van overconsolidatie, de tophoek van de son- inwendige wrijving bij 2%. Losgepakt zand: = 1,5
deerconus, de ruwheid en de diameter van de Dichtgepakt zand
sondeerconus, de vorm (conus, wig) van de son- en normaalgeconsolideerde klei: = 2
deerconus, hebben een invloed. Vervormbaarheid van gronden Overgeconsolideerde klei: = 2,5
In een rapport over de State of the Art van son- Bij het bepalen van de vervormbaarheidspara-
deringen geven Mlynarek e.a. (1995) onder- meters van een grond speelt het niet-lineaire
staande formule voor de hoek van inwendige karakter en het niet-elastische karakter van de De bovenstaande waarden worden vaak
wrijving in zandgronden: grond het sterkst. Wanneer men het span- gebruikt bij het berekenen van de zettingen
nings-vervormingsgedrag van een grond van een fundering op staal. De rekenresultaten
wenst te kenmerken door een elasticiteitsmo- ervan worden als conservatief ervaren.
dulus, dan dient men zich onder andere volgen-
de gegevens voor ogen te houden: De beste resultaten vindt men met de relaties
H  et spannings-vervormingsgedrag van een van Trofimenkov (1995):
Voor fijne rivierzanden geldt hierbij: grond is niet-lineair. Het zuiver elastisch
d = 15,56; e = 0,108; f = 0,083 gedrag bij zeer kleine vervormingen en de
dynamische respons van gronden wordt E50 = 3,4 qc + 13 waarbij E en qc in MPa
Voor middelgrove rivierzanden beschreven door de dynamische modulus EO. voor tertiaire zandgronden (122 MPa)
raadt men aan: Voor elke vervormingparameter geldt een uit-
d = 19,54; e = 0,092; f = 0,062 gesproken variatie afhankelijk van het ver- E50 = 7,8 qc + 2 waarbij E en qc in MPa
vormingniveau en van de gemiddelde effec- voor quartaire zandgronden (6 MPa)
Toegepast op sondeergegevens en laboratori- tieve spanningen. en tertiaire kleigronden (41 MPa)
umproefresultaten kan men tabel 2 samenstel- De vervormingsmoduli zijn zeer gevoelig aan
len en volgende besluiten formuleren:
M itchell & Durgunoglu leveren bruikbare
waarden op voor de hoek van inwendige wrij- c.u. Triaxiaal- Durgunoglu
Grondsoort Mlynarek e.a.
proeven & Mitchell
ving in zandgronden en leveren een duidelij-
ke onderschatting op voor stijve, overgecon- Antwerpiaan Zand 32 32 30
Beveren Waas
solideerde klei. Dit illustreert het toepassings-
Boomse klei 23 15 23
domein van de formule van Mitchell, die in
feite voor zandgronden werd ontwikkeld. Sint-Katelijne-Waver Boomse klei 27 14 24

M lynarek e.a. leveren bruikbare waarden op


Limelette Brusseliaan Zand 34 28 30
voor klei en een lichte onderschatting voor de
\T
 abel 2 Hoek van inwendige wrijving volgens diverse criteria
schuifweerstandparameters van zand.

56 Geotechniek | juli 2007


Empirische regels voor de interpretatie van sonderingen en het afleiden van mechanische parameters van grond in Vlaanderen

De laboproeven leverden 162 MPa op voor het [8] Lunne, Powell, Robertson, Cone Penetration
tertiaire Antwerpiaanzand, 81 MPa voor de ter- Test in Geotechnical Practice, 1997
tiaire Boomse klei en 6 MPa voor het quartaire [9] M eigh, Corbett, Evaluation of undrained
zand. De formule van Trofimenkov lijkt dus shear strength from static CPT in a soft silty
bruikbaar voor quartaire gronden. Voor tertiai- clay in Patras, Greece, A.G. Anagnosto-
re gronden resulteert ze echter in een belangrij- poulos, Penetration Testing ESOPT, Volume
ke onderschatting. 2:2, Stockholm, 1974
[10] Meng P., Soil Investigation results at Sint-
Katelijne-Waver ( Belgium ), Screw-piles
Software-implementatie Installation and design, Brussel, 2001
De bevindingen van het onderzoek werden [11] M itchell, Durgunoglu, Static Penetration
geprogrammeerd: het programma levert een Resistance of Soils: I. Analysis & II. Evaluati-
grondprofielinterpretatie op, samen met de \F
 iguur 6 Output van de verschillende grondkarakte- on, ASCE Spec. Conf. on In Situ Measure-
meest gebruikte mechanische karakteristie- ristieken (voorbeeld Sint Katelijne Waver) ment of Soil Properties, Raleigh, NC, 1975, pp
ken. In eerste instantie heeft men de invoer 151-171 & 172-189.
van de sondeerdata, vervolgens volgen de gron- [12] Z . Mlynarek, W. Tschuschke, J. Wierzbicki,
didentificatie & laagopbouw, de grondkarakte- CPT National Report Poland, International
ristieken en als laatste de grafische weergave Bedanking Symposium on Cone Penetration Testing,
met eventuele laagmanipulatie. Deze tekst Deze bijdrage is gebaseerd op onderzoeksresul- CPT 95, Volume 3
beschrijft enkel de module, gebaseerd op resul- taten van een IWT-Hobu fondsproject 00216, [13] G. Ricceri, P. Previatello & F. Colleselli,
taten van een elektrische sondering. dat werd uitgevoerd onder leiding van de Relationships between static penetration
auteur. Bij deze wenst de auteur het IWT te test results and mechanical properties of
Het programma biedt de gebruiker de moge- bedanken voor de steunmaatregelen. soils, Penetration Testing ESOPT, Volume
lijkheid om gegevens automatisch in te lezen 2:2, Stockholm, 1974
vanuit een GEF-formaat. Hiernaast is er ook [14] T  hooft K., Afleiden van grondkarakteristie-
de mogelijkheid voorzien om de sondeergege- Literatuur ken uit sonderingen: een overzicht van de
vens handmatig in te voeren via een inge- [1] D
 e Schrijver P., Databank Ondergrond Vlaan- best bruikbare empirische correlaties voor
scande sondeertabel met tekstherkenning. deren, Innovatieforum TI KVIV, Antwerpen, de Vlaamse praktijk, studiedag Grondon-
Ook andere digitaal beschikbare sondeergege- 2002 derzoek voor het dimensioneren van fun-
vens buiten het GEF-formaat kunnen ingele- [2]D urgunoglu & J.K. Mitchell , Influence of deringen, TI KVIV, Antwerpen , 2002
zen worden. Nadien kan men overgaan tot de Penetrometer Characteristics on Static Pene- [15] T hooft K., Van Tichelen G., Automatische
grondidentificatie, met de eerder besproken tration Resistance: Penetration Testing interpretatie en bepaling van richtwaarden
criteria. Lagen dunner dan 25 cm worden ESOPT, Volume 2:2, Stockholm, 1974 voor de geotechnische ontwerpparameters
genegeerd. In laatste instantie biedt het pro- [3]H uybrechts N., Correlaties tussen grondka- uit statische diepsonderingen., KVIV 13e
gramma de mogelijkheid om de lageninde- rakteristieken case study paalproeven te Innovatieforum, 15 oktober 2003, Antwer-
ling met de sondeergrafieken, het verloop van Sint- Katelijne-Waver en te Limelette, stu- pen
de hoek van inwendige wrijving met de diep- diedag Grondonderzoek voor het dimensio- [16] Y.G. Trofimenkov et al, Cone Penetration
te, het verloop van de niet-gedraineerde cohe- neren van funderingen, TI KVIV, Antwerpen Testing in Russia, International Symposi-
sie met de diepte en het verloop van de E- , 2002 um on Cone Penetration Testing, CPT 95,
modulus met de diepte grafisch weer te [4] Huybrechts N., Maertens J., Statische paal- Volume 1
geven. Op deze output ( figuur 6) wordt een belastingsproeven op grondverdringende [17] V an Alboom G., Soil Investigation cam-
samenvattende tabel met de verschillende schroefpalen in Boomse klei, Geotechniek, paign at Limelette ( Belgium ): results, Bel-
lagen en laagdikten weergegeven. 6e jaargang, nummer 3, juli 2003, Educom, gian Screw Pile Technology in Sand
Rotterdam Design & recent Developments, Brussel,
Men kan tenslotte afwijken van de gegeven [5] H
 uybrechts N., Maertens J., Meng P., Resul- 2003
lagenindeling en gevonden lagen samenvoe- taten van een uitgebreide grondonderzoeks- [18] Van Tichelen G., Stabiliteitsberekeningen
gen. Wanneer een nieuwe laag wordt aange- campagne in de Boomse klei te Sint-Katelij- voor een kaaimuur met de eindige elemen-
maakt (door twee lagen samen te voegen), kan ne-Waver, Geotechniek, 6e jaargang, num- tenmethode, eindwerk De Nayerinstituut,
men deze een nieuwe naam geven die eventu- mer 4, oktober 2003, Educom, Rotterdam 2001, Sin-Katelijne-Waver
eel een betere geologische benaming kan zijn. [6] Huybrechts N., Maertens J., Statische paal- [19] V  ergauwen I., De Schrijver P., Van Alboom
De oorspronkelijk gegenereerde lagen worden belastingsproeven op grondverdringende G., Databank Ondergrond Vlaanderen, Geo-
altijd weergegeven als de lagen waaruit de schroefpalen aangezet in tertiair zand, Geo- techniek, 8e jaargang, nummer 1, januari
nieuwe laag is opgebouwd. De grondkarakte- techniek, 8e jaargang, nummer 2, april 2004, 2004, Educom, Rotterdam
ristieken van de nieuwe laag worden berekend Educom, Rotterdam
als een gewogen harmonisch gemiddelde zodat [7] Huybrechts N., Maertens J., Uitgegraven
de zwakkere, slappere lagen iets meer invloed proefpalen te Limelette: observaties en Reacties op dit artikel kunnen tot 1 oktober
uitoefenen op het gemiddelde dan sterkere, metingen, Geotechniek, 8e jaargang, num- 2007 naar de uitgever worden gestuurd
stijvere lagen. mer 3, juli 2004, Educom, Rotterdam

Geotechniek | juli 2007 57

You might also like