You are on page 1of 2

Eindrapport afstudeeronderzoek Schelpfactoren v2 Erik den Arend

4.6 Waarden voor schelpfactoren

4.6.1 Bekende waarden


Conform de methode van Brinch Hansen kunnen schelpfactoren berekend worden die de
verhouding van de gronddruk op een wand en de gronddruk op een paal weergeven. In [H] is
voor twee cohesieloze grondsoorten de schelpfactor conform Brinch Hansen bepaald voor
een paal met een paalbreedte van 0,4 m. Grondsoort 1 heeft een hoek van inwendige
wrijving ϕ van 25° en grondsoort 2 een ϕ van 35°. Voor beide grondsoorten is de
wandwrijvingshoek δ gelijk aan 0. De resultaten zijn weergegeven in Tabel 4.2.

Tabel 4.2: resultaten schelpfactor conform Brinch Hansen

Diepte [m-mv] Kp2 [-] Kq [-] S [-]


Grondsoort 1 2 2,46 6,0 2,44
ϕ = 25° 4 2,46 7,2 2,93
6 2,46 7,8 3,17
8 2,46 8,0 3,25
10 2,46 8,1 3,29
Grondsoort 2 2 3,69 14,2 3,85
ϕ = 35° 4 3,69 18,5 5,01
6 3,69 22,0 5,96
8 3,69 23,5 6,37
10 3,69 24,5 6,64

De gronddrukcoëfficiënt voor een wand is bepaald met de formule van Jaky:

In de uitwerking conform Brinch Hansen is de schelpfactor afhankelijk van de volgende


parameters:

 Hoek van inwendige wrijving;


 Diepte onder maaiveld (hierin zit impliciet het spanningsniveau als parameter);
 Paalbreedte;
 Cohesie.

In paragraaf 2.3.2.2. van de CUR 228 is, als onderdeel van de uitwerking van de methode
damwandconstructie met schelpwerking, een tabel opgenomen met waarden voor de
schelpfactor gebaseerd op ervaringsgegevens. De bron van deze tabel is onbekend. Deze
tabel is weergegeven in Tabel 4.3.

26
Eindrapport afstudeeronderzoek Schelpfactoren v2 Erik den Arend

Tabel 4 3: Schelpfactoren op basis van ervaring (bron: onbekend)

Grondsoort Conusweerstand [MN/m2] Schelpfactor [-]


Veen, slap 0,1 - 0,2 1,2 - 1,5
Veen, klei 0,2 - 0,5 1,3 - 1,6
Klei, uitgedroogd 0,5 - 1,5 1,4 - 1,8
Silt, leem 0,5 - 1,5 1,5 - 1,8
Zand, matig vast 1,5 - 4,0 1,7 - 2,0
Zand, vast 4,0 - 10,0 1,8 - 2,3
Zand, zeer vast Meer dan 10,0 2,0 - 2,7

In de tabel is alleen de invloed van de grondparameters op de schelpfactor zichtbaar. Er zijn


geen richtlijnen gegeven over de wijze waarop bijvoorbeeld de afhankelijkheid van de
dwarsafmeting van de paal en de diepte in rekening gebracht kunnen worden.

In de huidige ontwerppraktijk van door grond horizontaal belaste palen wordt bovenstaande
Tabel 4.3 vaak als uitgangspunt gebruikt voor de te hanteren schelpfactoren. Hierbij wordt
over het algemeen een vaste schelpfactor per grondsoort gebruikt en wordt geen relatie van
de schelpfactor met de diepte of de paalbreedte beschouwd.

In de ontwerpmethode zoals beschreven in hoofdstuk 5 van de CUR 228, wordt geadviseerd


om voor de schelpfactor (in dat hoofdstuk “modelfactor” genoemd) in de methode PLAXIS
2D een waarde aan te houden gelijk aan de h.o.h. paalafstand gedeeld door de paaldiameter
(voor kleine h.o.h.paalafstanden). Daarnaast wordt als maximale waarde voor de modelfactor
een waarde van 8 geadviseerd.

4.6.2 Kanttekeningen bij waarden schelpfactoren


De waarden voor de schelpfactor conform Brinch Hansen, en de waarden gegeven bij de
methode standaard damwandconstructie met schelpwerking, worden beide gebruikt om de
passieve gronddrukcoëfficiënt te vergroten. Toch zijn de waarden behoorlijk verschillend. Nu
verschillen de waarden voor de passieve gronddrukcoëfficiënt voor een wand eveneens voor
beide methoden. Uit een analyse van de passieve gronddrukcoëfficiënten voor verschillende
waarden van ϕ blijkt echter dat de waarden berekend volgens Brinch Hansen (met de
formule van Jaky) groter zijn: tot circa 1,5 maal zo groot voor een hoge waarde van ϕ. Een
reden voor dit verschil in waarden van de schelpfactor zou kunnen zijn dat de methode
Brinch Hansen het effect van de diepte in rekening brengt. In dat geval zouden de waarden
voor de schelpfactor volgens de methode standaard damwandconstructie waarden zijn die
overeenkomen met een zeer geringe diepte en daarmee ondergrenswaarden zijn.

Opvallend is dat er alleen waarden bekend zijn voor de schelpfactor die de passieve
gronddrukcoëfficiënt vergroot. In de methode MSheet Single Pile (waarin de waarden voor de
schelpfactoren uit Tabel 4.3 vaak worden gebruikt) wordt tevens de beddingsconstante van
de grond aangepast. Daarvoor zijn geen waarden bekend. Gezien het feit dat de schelpfactor
die de beddingsconstante aanpast, niet dezelfde aspecten in rekening brengt als de

27

You might also like