Professional Documents
Culture Documents
Vak Aardrijkskunde
Methode De Geo
Landbouw
Meer dan de helft van de oppervlakte in Nederland wordt gebruikt voor de landbouw. Veel agrarische ondernemers
verdienden hun geld door veehouderij. De tuinbouw heeft zich gespecialiseerd in fruiteelt, kweken van bomen,
kweken van bloemen etc. Dit vind vaak plaats in verwarmde kassen.
Daarnaast heb je ook nog akkerbouw. Die verbouwen aardappelen, granen bieten en maïs. Sommige bedrijven
hebben een gemengd bedrijf1. Zij houden zich bezig met een combinatie van bedrijfstakken. Zulke bedrijven vinden
vooral plaats op de zandgronden. Een reden hiervoor is.
Voor boeren wat minder: door de hoogteverschillen wordt het land erg drassig en in de zomer daarentegen zijn de percelen
uitgedroogd. Zand is als grondsoort2 onvruchtbaar, zonder externe hulp kunnen gewassen er slecht groeien.
Tot het eind van de negentiende eeuw waren de zandgebieden betrekkelijk open landschappen. Ze waren bedekt
met heidevelden. De meeste bomen waren te vinden in de dorpskern, beekdalen of in bosjes op de hoogste heuvels.
Grotere bossen zag je vrijwel alleen op de hoge stuwwallen. Schapen en zandverstruivingen vormden de woeste
gronden op de heide
De akkers waren in die tijd erg belangrijk ze zorgden voor veel eten.
Op lager gelegen weilanden graasden melkkoeien en paarden. Dit zijn ook wel groengronden. Ze werden soms als hooiland
gebruikt.
Ondanks dat de bodemvruchtbaarheid van de zandgronden niet altijd even goed was, was toch de landbouw die
levensbehoeften konden voorzien. Dit hele proces is natuurlijk zelfvoorziening en is medemogelijk doordat akkers
werden besmet met stalmest, heideplaggen en stro.
Gelukkig werd kunstmest uitgevonden. Dit voorkwam de voorspelde landdegradatie3. Door deze uitvinding kwam er
Ze gaven boeren een nieuwe bestaan. De arbeidsproductiviteit4 nam toe door nieuwe landbouwmachines.
Anderen trokken naar de steden. Ze konden landbouwmechanisatie5 en de schaalvergroting6 niet aan.
Er werd veel gespecialiseerd. Ontmenging7 vond plaats.
Andere streken hadden nog altijd last van een hoog geboortecijfer waardoor er sprake was van een hoog agrarische
Er werd gezocht naar een andere weg voor het uitbreiden van de bedrijven namelijk specialisatie9 en
Landbouwlandschappen in Europa
Europa heeft veel landschappen; het grootste deel is de cultuurlandschap1. Met andere woorden het word gevormd
en in stand gehouden door de mens. Na een lange tijd verdwenen grotendeels de natuurlandschappen en namen
plaats in voor een grote verscheidenheid aan landbouwlandschappen.
Welk type landschap ontstond hing af van fysische factoren2 en sociale factoren3. Een aantal voorbeelden van deze factoren
zijn:
Europese cultuurlandschappen
Natuurlijkheid: Het zijn dunbevolkte landschappen, hoe groter de bevolkingsdichtheid wordt, wordt het landschap meer
ingericht.
Openheid: Om productie te vergroten werd naar openheid gezocht doormiddel van bomen kappen etc.
Hoogteverschillen: Het is moeilijk voor een boer in berggebieden om overzicht te houden zonder landbouwsubsidies. Mensen
trekken weg en akkers raken in verval.
Om landbouwschappen met elkaar te vergelijken en of ze moeten worden behouden worden door planologen
gekeken naar de gebruikswaarde, belevingswaarde en de toekomstwaarde. Daarnaast kun je nog een dergelijke
vraag stellen (zie boek. 12-13)
Na de Tweede Wereldoorlog was het tijd voor vernieuwing: de ruilverkaveling. De Nederlandse agrarische sector
moest worden aangepast aan de eisen van de moderne tijd. De oorlogen hadden geleerd dat een land zoveel
mogelijk zijn eigen voedsel zou moeten verbouwen. Het was verstandig dat Nederland landbouwproducten ging
exporteren. Alleen door ruilverkaveling was dit mogelijk.
Bij ruilverkaveling wordt door middel van overheidsgeld het agrarische landschap opnieuw ingericht. Dit zijn de vijf belangrijkste
punten wat ruilverkaveling mogelijk maakt:
Platteland in verval
De bevolking in de niet-argrarische sector nam geleidelijk toe. Opnieuw moesten er verbeteringen komen om het
plattelandsleven op gang te houden.
Er was achteruitgang van de leefkwaliteit in de dorpen. Een sterke vergrijzing zijn de uiterlijke kenmerken van zulke dorpjes.
Protesten tegen aantasting van grondwater, bodemkwaliteit en de luchtkwaliteit door de landbouw nam toe. Er was veel
stankoverlast en de manier waarop dieren in de bioindustrie werden gehouden was ondermate.
Alleen door hulp van de overheid was het mogelijk om een overproductie te maken. Deze overheidssteun gaf de boer
een redelijk inkomen, maar leek het verlies te zijn van de ruimtelijke kwaliteit van het platteland. Het werd duidelijk
dat wanneer voedsel erg goedkoop verkocht werd, dit grootschalig werd geproduceerd.
In de latere jaren werd de intensieve veehouderij getroffen door uitbraken van besmettelijke dierziekten (denk aan
kippengriep, varkenspest). Dit bracht enorme economische en emotionele schade met zich mee. Boederijen moesten
dicht en soms de gezondheid van het plattelandsleven werd bedreigd.
Opnieuw werd het plattelandsleven omgegooid. De ruilverkavling verandere door een Landinrichtingsplan1. Deze
nieuwe stijl van ruilverkaveling besteed ook aandacht aan recreatieve functies. Er werden bomen geplant en zo werd
de belevingswaarde weer groter.
Een lopend project is de herinrichting van de Nederlandse zandgebieden. Door de varkenspest was deze ingreep van
belang. De rijksoverheid bedacht de reconstructie wet om ziektes te voorkomen.
Door de reconstructiewet2 kon de bio-industrie uitbreiden op bepaalde gebieden. Ze moeten wel ruim verwijderd zijn van een
dergelijke natuurgebied. Deze intensiveringsgebieden3 zijn ook de plek waar grote stallen worden gebouwd. Wel belemmeren
ze kleinere veebedrijven.
De extensiveringsgebieden4 remmen dit juist af. Ze wonen te dicht bij dorpen. Een belangrijk netwerk van natuurgebieden is
vast gelegd in de EHS (Ecologische Hoofdstructuur5)
Om een landbouwbedrijf te beginnen, moet je eerst grond nodig hebben. In nederland is dat niet makkelijk. De grond
is schaars en duur, want de vraag is groot en het aanbod gering. Daarnaast is het van belang dat je goede machines
hebt.
Dieren op boerderijen produceren veel mest toch is dit niet voldoende. Op zandgronden in Nederland ontstaat al snel
een tekort aan bepaalde mineralen. Daarom wordt er af en toe kunstmest ingekocht.
Melk of andere producten worden verkocht aan concernen. Rundvee kan verkocht worden aan een veehandelaar die
het meeste biedt. Als er overschot is aan stalmest wordt ook dit door verkocht.
Olieresten en verpakkingsmateriaal worden onder controle afgevoerd naar een vuilstorplaats. Landbouwpastic worden naar
recyclingbedrijven gebracht.
Overheid en inkomen
De meeste boeren in Europa kunnen niet rondkomen zonder subsidies. Boeren weten als maar goed dat ze geld
achter de hand moeten hebben om verliezen te kunnen opvangen als de prijs van een product laag is.
In het verdrag van Rome werd de Europese Economise Gemeenschap opgericht (1957). Internationale samenwerking
had alleen maar zin als er sprake was van vrijhandel. Op deze manier ontstond er een internationale markt1.
Om de concurrentie op de wereldmarkt aan te kunnen gaan, moest de Europese landbouw veranderen. Hieruit
volgde een Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).
Om de productie nog meer te vergroten werden de boeren gesteund met productsubsidies3. Uiteindelijk was het zo:
De EEG was omgetoverd tot de Europese Unie met een aantal nieuwe lidstaten, waaronder arme Oost-Europese
landen. Die waren erg achtergesteld met hun landbouw. Daarom moest er opnieuw wat gebeuren. In 1984 kwam er
een beperking aan de te leveren in hoeveelheid melk. Er kwamen boetes voor boeren die meer produceerden dan hun
Het werd duidelijk dat de subsidies oneerlijk was. Als gevolg van hoge invoertarieven8 kregen kleine boeren geen kans om hun
producten te verkopen. Andersom maakten uitvoersubsidies9 het mogelijk dat westerse landbouwproducten in de derde
wereld ver onder de kostprijs verkocht werd.
Europees plattelandsbeleid
Sinds de oprichting van de Europese Gemeenschap ging maar liefst 70% van de begroting naar de landbouw. Het
GLB kwam vooral de boerenstand ten goede. De leefomgeving van de boeren (het platteland) was niet zo goed.
Het beleid was gericht op een doelmatige productie van landbouwgewassen. Mechanisatie en bedrijfsvergroting was hiervoor
nodig. De landbouw werd steeds meer gemechaniseerd en het platteland verandere snel. Dorpen verloren hun volk.
Er kwam steeds meer aandacht voor de problemen rondom het platteland. Dat betekende dat de EU zich ook ging
inzetten op waterbeheer, openluchtrecreatie, natuur etc.
De hier eerder benoemde inkomenssubsidies past in het Europese plattelandsontwikkelingsbeleid. Dit beleid kun je
samenvatten in twee hoofdpunten:
De landbouwbevolking moet een bepaald niveau van werkgelegenheid en voorzieningen mogelijk maken.
Verscheidenheid aan landschappen in Europa beschermen.
De EU geeft financiele steun voor het Plattelandsontwikkeling (ELFPO).
In de 27 lidstaten van de Europese Unie zijn binnen de landbouw vier belangrijke processen zichtbaar:
Intensivering: hierbij is men gericht op een verhoging van de opbrengst per werkende.
Schaalvergroting: dit is het sterkst in de uitgestrekte, open akkerbouwgebieden.
Industrialisering van het boerenbedrijf is een combinatie van intensivering en schaalvergroting.
Marginalisering1 dit komt vooral voor in gebieden die veel problemen opleveren voor de landbouw.
Minder begunstige regio’s worden geplaagd door klimaatomstandigheden. Hierdoor neemt de biodiversiteit2 af.
Om verlies van deze landschappen tegen te gaan heeft de EU een subsidiestelsel opgezet (LFA). Een gebied komt
hiervoor in aanmerking als het onder een bepaalde probleemgroep valt.
Bioboeren in de bergen
Oostenrijk is een land dat in de bergen ligt. Het westelijke deel van Oostenrijk, heeft meer landbouw en industrie dan
het oostelijke deel. Meer dan de helft van de cultuugrond3 is in gebruik voor de bosbouw. Het overige deel is gelijk
verdeel over akkerbouw en veehouderij. 84% valt onder de LFA-regeling. De Oostenrijkse landbouw stelt nog maar
De landbouw in Oostenrijk loopt behoorlijk achter van de West-Europese landbouw. Door de inkomentoeslagen en het
plattelandsbeleid kon het boerenleven in Oostenrijk nog bestaan. Was dit niet het geval dan was het einde voor hen.
Ondanks de vele steun en neveninkomsten4 zal de Oostenrijkse boer nooit tot de grootverdieners behoren. Boeren hebben zich
gespecialiseerd in biologische landbouw. Deze verduurzaming5 voldoet aan eisen. Ze verdienen nu veel meer dan wat ze
voorheen verdienden.
Ookal werkt de Europese boer nog zo hard, het zijn andere actoren die een grote invloed op de prijs hebben die zijn
producten opbrengen:
Naast de landbouw is het voor sommige boeren interessant om te starten met iets nieuws. Dat heeft twee belangrijke
economische redenen:
Door de veranderingen in de landbouw. De agrarische producten staan voortdurend onder druk door gevolg van specialisatie
en schaalvergroting.
De sterke schommelingen in de prijzen op de wereldmarkt.
De Oostenrijkse boeren verdienden hun geld door bijvoorbeeld skileraar te worden, of te beginnen met een bed&breakfast. Dit
zijn allemaal vormen van diversificatie6.
Zeestromen
De Middellandse Zee is verbonden met de Atlantische Oceaan via de Straat van Gibraltar. Die is op zijn smalste
gedeelte slecht 13 kilometer breed. Hierdoor vindt er nauwelijks uitwisseling van water plaats tussen de Atlantische
Oceaan en de Middellandse Zee. Het water in de Middellandse Zee is veel zouter dan het water in de Atlantische
Oceaan. De oorzaak hiervan is natuurlijk de temperatuur van het water.
Het kenmerkende patroon van de zeestromen wordt veroorzaakt door verticale en horizontale stromingen van het water in het
Middellandse Zeegebied.
De verdamping van het zeewater is groter dan de hoeveelheid water die de Middellandse Zee ontvangt via rivieren en neerslag.
De verticale stromingen worden veroorzaakt door de dichtheidsverschillen van het water.
Natuurlijke plantengroei
De belangrijkste factor in het Middellandse Zeegebied is de mediterrane vegetatie1. Dit was de oorspronkelijke
plantengroei van het gebied. De vegetatie heeft zich aangepast aan de klimaatomstandigheden. Deze natuurlijke
vegetatie bestaat uit drie groepen plantensoorten:
Vroeger bestond de mediterrane landbouw2 uit voornamelijk akkerbouw. De akkerbouw komt in drie vormen voor,
elk aangepast aan het specifieke regionale klimaat.
De droge akkerbouw, vooral granen, die gedurende het hele jaar plaatsvindt. Dit komt vooral in de laaglanden voor.
Op de steilere, minder vruchtbare hellingen komt de boom en struikencultuur voor. Deze neemt veel minder oppervlakte in
beslag.
De druiven in Griekenland, Spanje en Italië zijn vooral bestemd voor de productie van wijn.
De veeteelt is in het grootste deel van het Middellandse Zeegebied van geringe economische betekenis en deze
betekenis neemt ook steeds verder af. De veeteelt is hierdoor vooral extensief. De berggebieden worden voor
Door de seizoensmobiliteit en de aanpassing aan het reliëf wordt het land door de nomadische veeteelt optimaal
benut. Toch neemt dit traditioneel nomadenbestaan af. Dit zijn de redenen:
Intensieve veeteelt is alleen mogelijk in geïrrigeerde gebieden, alleen dan is er voldoende voedsel voor de dieren
Het Middellandse Zeegebied ligt in de subtropische landschapzone1 en heeft volgens het klimaatsysteem van
Köppen een Cs-klimaat2. Kenmerkend zijn warme, droge zomers en de zachte, neerslagrijke winters.
De temperatuur in de zomer is een stuk hoger als in Nederland. Dit komt doordat de invlashoek van de zon veel groter is: de
warmte wordt over een kleiner oppervlak verdeeld.
De droogte wordt verklaard door de ligging van een groot hogedrukgebied, het Azorenhoog.
Wind
Lokale effecten beïnvloeden het weer in het Middellandse Zeegebied, met name de wind. De meeste ontstaan in de
winter en het voorjaar omdat de luchtdrukverschillen tussen water en het land dan het grootst zijn. Twee bekende
winden zijn:
Waterproblemen
Het Middellandse Zeegebied is in de zomer erg warm waardoor de verdamping hoog is. De neerslag die in herfst- en
wintermaanden valt, moet goed worden opgeslagen in grote stuwmeren. Toch zijn er soms grote stortbuien de
enorme hoeveelheid water kan niet verwerkt worden door de bodem. Hierdoor ontstaan er overstromingen. Het
overschot of tekort aan water heeft natuurlijke en menselijke oorzaken.
De hoeveelheid neerslag die per uur of per dag valt, heet de neerslagintensiteit3.
De neerslagvariabiliteit4 is een andere oorzaak van de waterproblemen.
Klimaatverandering
Het IPCC verwacht dat de stijging van de gemiddelde jaartemperatuur tot 2099 in het Middellandse Zeegebied 3 tot
3,5 graden zal zijn. Een hogere temperatuur zal leiden tot een hogere verdamping. Grote delen van het Middellandse
Zeegebied zullen daardoor in de problemen raken. De klimaatzones zullen naar het noorden opschuiven.
De geringe neerslag in combinatie met de hogere verdamping kan de waterbalans5 in de toekomst verstoren.
Om het watertekort op te lossen, worden ondergrondse watervoorraden (aquifers) aageboord waaruit men op grote schaal
water naar de oppervlakte pompt.
Landdegradatie
De oorspronkelijke begroeiing van het Middellandse Zeegebied is in de meeste gebieden verdwenen. De invloeden
van ontbossing, overstromingen en erosie, leiden tot afname van de productiecapaciteit van de bodem. Er is dan
sprake van landdegradatie1. Alle vormen van landdegradatie komt voor in het Middellandse Zeegebied.
Ontbossing bestaalt al enige tijd (denk aan gebied voor akkerbouw etc)
Geomorfologie4 is de wetenschap die zich bezighoudt met het beschrijven en verklaren van de landschapsvormen.
De landschapsvormen in het Middellandse Zeegebied worden vooral bepaald door de wisselwerking tussen de
neerslagkenmerken en de geologie van het gebied.
In gebieden met veel reliëf neemt het afstromende water de toplaag van de bodem gemakkelijk mee omlaag. (afspoeling5).
Als er veel gesteente en verweerd materiaal van de helling naar beneden stroomt, ontstaat er een aardverschuiving6.
Erosie is de schurende werking van wind, water en ijs. Door erosie verandert de vorm van het aardoppervlak voortdurend.
Geulerosie7 is een vorm van erosie waarbij het afspoelende water steeds diepere geulen in de helling schuurt.
Erosie kan zowel positief als negatief zijn. Als in berggebieden dalen worden opgevlud en daardoor gebruikt kunnen worden
voor landbouwgebied is dit positief. Maar als de vruchtbare bodem wegspoelt is dat negatief. Kale hellingen hebben geen
‘sponswerking’ waardoor het risico van overstromingen steeds groter wordt
Het Middellandse Zeegebied ligt op de grens van drie continenten: Afrika, Europa en Azië. De breuklijnen van de vier
platen waarop de continenten liggen, lopen door de Middellandse Zee, maar soms ook door landen rondom de
Afrika kwam los van Europa, waardoor er een verbinding ontstond tussen wat later de Grote Oceaan en de
Atlantische Oceaan zouden worden. Dit is de voorloper van de huidige Middellandse Zee
De platen waren ook aan het veranderen. Zo schoven te platen niet langer van elkaar af, maar dreven naar elkaar
toe. (convergente plaatgrens). Het westelijke deel werd steeds kleiner. Men spreekt over de Middellandse Zee vanaf
het moment dat Zuidoost-Turkije botste met het Arabische schiereiland. Tijdens dit proces was er sprake van
subductie. Dit ging door totdat de twee continenten in het westelijke deel van het Middellandse Zeegebied tegen
elkaar botsten. De Afrikaanse plaat stuitte tegen de oude aardkorst van Midden-Spanje en Zuid-Duitsland.
Het ontstaan van de Alpen kun je vergelijken met een plooi die ontstaat in een tafelkleed. Als je daar twee handen oplegt en ze
naar elkaar toe schuift, ontstaat er een plooi in de lengterichting. Door deze apliene plooiingsfase1 ontstonden de Pyreneeën,
de Karpaten en de Alpen
Breuklijn in Turkije
Turkije heeft de sterkte en gevaarlijkste aardbevingen van het hele Middellandse Zeegebied. Het ligt op vier platen.
Veertig procent van het oppervlak van Turkije heeft te maken met aardbevingen. Doordat de aardbevingen zo indiep zijn,
hebben ze grote gevolgen aan het aardoppervlak: verwoestingen van gebouwen etc.
Tegenwoordig is vooral het oostenlijke deel van het Middellandse Zeegebied in beweging. De tektoniek van dit deel
van het Middellandse Zeegebied is erg ingewikkeld. Dat komt omdat er ook nog kleinere platen actief zijn. Ze
bewegen in verschillende snelheden in uiteenlopende richtingen.
Ter hoogte van de Adriatische Zee, bevindt zich ook een subductiezone. Dit veroorzaakt erg veel aardbevingen.
Vulkanisme
Grote delen van het Middellandse Zeegebied hebben de afgelopen 65 miljoen jaar de gevolgen ondervonden van
vulkanisme dat is ontstaan door platentektoniek. Er is sprake van veel variate hoe de vulkanen er uit zien.
Tegenwoordig komt er alleen nog in het oostelijke deel van het Middellandse Zeegebied actief vulkanisme voor. (denk
aan Turkije, Griekenland en Italië)
Vulkanisme op Santorini
De Griekse vulkanische eilanden zijn ontstaan door subductie. Er zijn slechts enkele uitgebarsten.
Vulkanen die ontstaan door subductie zijn explosief. Vaak zijn het alleen maar stratovulkanen2.
De bodem van de krater kan inzakken, deze instorting laat een groot rond bekken met steile wanden van soms honderden
meters hoog ontstaan: een caldeira3.
Na een vulkaanuitbarsting blijven verschillende vulkanische afzettingen achter. Er ontstaan verschillende soorten gesteenten. In
het Middellandse Zeegebied bestaat het eruptiegesteente vaak uit basalt4.
Een andere vulkanische afzetting is tuf5.
Het landgebruik in het Middellandse Zeegebied is zeer intensief. Naar schatting zal nog steeds de bevolking
toenemen. Rondom het kustgebied wordt nog meer druk gelegd. Tel daarbij het grote aantal toeristen op en de
problemen kunnen niet uitblijven. Er wordt te veel gevergd van het ecosysteem en de natuurlijke hulpbronnen in het
gebied.
Grote delen van het Middellandse Zeegebied zijn van oorsprong dichtbevolkt door de mogelijkheid om er landbouw te bedrijven.
Vanuit de berggebieden trokken veel mensen naar deze kuststreken, waardoor de bevolkingsdruk in de kusstreken toe nam
Sommige steden zoals bijvoorbeeld Marseille zijn sterk gegroeid. De industrialisering en de toegenomen infrastructuur zijn hier
verantwoordelijk voor het gestegen inwonertal.
De Middellandse Zee heeft een grote natuurwaarde. Er leven zeer specifieke planten en dieren en de koralen die er
voorkomen, zijn uniek. Voor de visserij is de zee van levensbelang. Voor toerisme zijn schone stranden en een schone
zee een voorwaarde. Helaas is de waterproblematiek1 groot. De zee is ernstig aangetast door onder andere visserij
of scheepvaart.
De landen hebben onder leiding van de Verenigde Naties een actie programma opgezet. (MAP) het doel is om de
vervuiling tegen te gaan en het bevorderen van een duurzaam gebruik2. Toch is het uitvoeren en handhaven anders
dan gedacht. Er is teveel corruptie, de nationale en internationale wetgeving is te verschillend. Er is sprake van
ernstige nalatigheid.