Professional Documents
Culture Documents
VERGISTING
In agrarisch gebied moet 60 % van de inputstromen van vergisters van agrarische oorsprong zijn. Drijfmest is voldoende voorhanden, helaas is de energetische waarde van drijfmest laag, zodat het economisch niet interessant is om het in zijn ruwe vorm als hoofdbestanddeel van een vergister te gebruiken. Vandaar dat men ervoor opteert om ook energierijkere landbouwproducten, waaronder energiewassen zoals energiemas, toe te dienen aan de vergister, ondanks de vaak hoge en stijgende kostprijs van deze grondstoffen. Niet alle gewassen zijn even geschikt voor vergisting. De kostprijs van de teelt moet afgewogen worden ten opzichte van de biomassa-opbrengst, de vergistbaarheid en de bewaarbaarheid van het gewas. Het ligninegehalte mag zeker niet hoog zijn, sterk verhoute gewassen zijn dus niet geschikt voor vergisting. Gewassen met een heel laag drogestofgehalte zijn ook minder ideaal, aangezien al het water achteraf in het digestaat terechtkomt. Ook gewassen met grote hoeveelheden eiwitten worden als minder geschikt aanzien. Met de eiwitten wordt heel wat stikstof toegevoegd aan het proces, wat problemen kan geven in de vergisting en wat ook voor een N-rijker digestaat zorgt. Rekening houdend met al deze parameters scoort mas
bijzonder goed als energiegewas voor vergisting, maar er zijn misschien alternatieven ...
Bij anaerobe vergisting wordt de biomassa door vergistingsbacterin afgebroken, hierbij wordt de koolstof uit de biomassa omgezet in biogas, een mengsel van CO2 en CH4 (methaan).
Er bestaan twee concepten om biogas te produceren: natte en droge vergisting. Beide hebben hun voor- en nadelen.
Aangezien in Vlaanderen de landbouwgerelateerde vergistingssector vooral gedreven wordt door de nood aan mestverwerking, zijn de Vlaamse boerderijvergisters hoofdzakelijk vergisters van het natte type waarbij het biogas met een warmtekrachtkoppeling wordt omgezet naar elektriciteit en warmte. De energie wordt zoveel mogelijk op het eigen bedrijf gevaloriseerd, hierbij wordt de warmte veelal gebruikt om het digestaat te drogen om dit vervolgens te exporteren.
Mas
Kies enkel voor een laat afrijpende energiemas wanneer u vroeg en in goede omstandigheden kunt zaaien, een bodem hebt met een goede vochtvoorziening en het gewas in het najaar voldoende lang kan aanhouden. In alle andere gevallen is het beter om voor een half vroege half late voedermas te opteren. Een drogestofgehalte van > 29 % blijft de basisvoorwaarde om de drogestofverliezen in de kuil binnen de perken te houden.
2 3 4 5
Ideaal is de mas te oogsten aan een drogestofpercentage tussen 30 en 33 %. Hogere drogestofgehaltes kunnen een negatieve invloed hebben op de vergistbaarheid door een hoger ligninegehalte in de restplant.
Hou er rekening mee dat het drogestofgehalte bij oogst ook de transportkosten benvloedt: haalt u 100 ha energiemas binnen aan een drogestofgehalte van 29 % dan moet u gemakkelijk 500 tot 600 ton mr massa aanvoeren en inkuilen dan wanneer u aan 32 % droge stof oogst. Dit brengt ook verhoogde afzetkosten voor het digestaat met zich mee.
* Invloed van het kolfaandeel op de methaanopbrengst per ton organische droge stof
400 350 300 250 200 150 100 50 0
Wat we weten uit onderzoek* is: Dat kolven gemiddeld rond 400 mCH4/ton organische droge stof opleveren, terwijl de restplant rond 320 mCH4/ton organische droge stof produceert. Dat het kolfaandeel in de totale plant in de praktijk varieert tussen 40 % (biomassatypes) en 60 % (korrelmastypes). Combineren we deze beide gegevens, dan zien we dat bij kolfrijke types een potentile meeropbrengst aan methaan per ton droge stof van een 4-tal procent kan gehaald worden in vergelijking met biomassatypes (zie figuur). Toch is de correlatie tussen kolfaandeel en biogasopbrengst in de praktijk zwak omdat heel wat andere factoren ook een rol spelen. De kwaliteit van de restplant bijvoorbeeld. Rassen waarvan de restplanten tijdens de afrijping langer groen blijven, en dus beter vergistbaar zijn, halen hier een voordeel. Het besluit is dat je met de rassenkeuze de biogasopbrengst per ton droge stof niet zo veel kan benvloeden. De kunst is vooral om zoveel mogelijk biomassa aan een optimaal drogestofgehalte te oogsten. In dit opzicht is een doordachte rassenkeuze wel zeer belangrijk.
141
221
211 147
n kolf
n restplant
Bron: Eder, B. et al. (2009). Presentatie International Scientific Conference Biogas Science 02 (04 dec 2009)
Voor een vergistingsinstallatie, is het belangrijk om geen overmaat aan stikstof toe te dienen. Toedienen van grote hoeveelheden stikstof geeft gras met een hoog eiwitgehalte. Dat eiwit is minder gewenst in een vergister omdat het zorgt voor een grotere hoeveelheid ammoniak, wat toxisch kan zijn voor de bacterin. Bovendien verhoogt het de hoeveelheid te verwerken stikstof bij digestaatverwerking.
Zoals de koe met haar tanden het gras verkort en fijner maakt voor vertering, moet het gras fijn verhakseld worden voor vergisting. Op deze manier kunnen de bacterin vlot de biomassa omzetten naar biogas. Ook voor de algemene werking van de vergister zoals de voeding, het mengen, de pompsystemen, is een korte haksellengte van het gras belangrijk. Zorg dat het gras niet te droog ingekuild wordt. Voor ruwvoeder is droger gras niet zon groot probleem. In een vergister kan droger gras echter wel voor problemen zorgen doordat het sneller drijflagen vormt en daardoor minder snel vergist.
VOOR- EN NADELEN VAN BIETEN ten aanzien van mas voor vergisting
De biogasopbrengst per hectare van bieten kan gemakkelijk dat van mas overtreffen door de hogere drogestofopbrengsten en het hoge biogaspotentieel. Wanneer de bieten worden ontbladerd kan tot 8% meer drogestof worden geoogst dan wanneer ze worden ontkopt. Bieten kunnen zeer goed ingepast worden in een teeltrotatie en kunnen zo de dominantie van mas in het landschap doen afnemen. Bieten zorgen voor een laag stikstofresidu in de bodem zodat het risico op nitraatuitloging zeer klein is. Bieten zijn een stuk sneller vergistbaar dan mas, de verblijftijd in de reactor is beduidend korter.
Doordat de bieten doorgaans later geoogst worden, is het moeilijker om nog een tussenteelt/groenbedekker na de teelt in te zaaien.
De bietenteelt op zich is iets moeilijker dan de masteelt en ook duurder. Dat moet gecompenseerd worden door meeropbrengsten. Bij het oogsten kan behoorlijk wat tarra meekomen. Dat kan onder de vorm van stenen of van grondresten zijn. Vooral de tweede zijn moeilijk goedkoop en arbeidsextensief te verwijderen voordat de bieten in de vergister gaan. De opslag van de bieten vormt nog een andere uitdaging. Als de bieten op een hoop bewaard worden, moet de temperatuur goed opgevolgd worden. Indien de bieten in een lagune bewaard worden, is geurpreventie en insectencontrole zeker een aandachtspunt. Bij het inkuilen van bieten komen veel silosappen vrij. Het verkleinen van de bieten voor toediening aan de vergister is een noodzakelijke tussenstap.
Focus op rogge
Binnen de groep van de grasachtige groenbedekkers wordt rogge beschouwd als het gewas met het hoogste potentieel als energiegewas: Het kan in goede condities tot eind oktober gezaaid worden Het is zeer wintervast, heeft een sterk uitstoelend vermogen en een vroege hergroei in het voorjaar Het heeft gemiddeld afhankelijk van zaai- en oogstdatum een zwaardere eerste snede in het voorjaar dan bijvoorbeeld Italiaans raaigras Het heeft een lagere voederwaarde dan Italiaans raaigras, waardoor de rundveesector kiest voor Italiaans raaigras boven snijrogge. Maar voor vergisting worden andere eisen gesteld. Rogge kan geoogst worden als snijrogge in het stadium aar schuiven, eind april begin mei. Het kan ook als GPS (gehele plant silage) geoogst worden in het deegrijp stadium, begin juni. GPS-rogge of snijrogge? Snijrogge heeft een lager opbrengstpotentieel dan GPSrogge. De opbrengsten van GPS-rogge gaan gemakkelijk boven 10 12 ton DS/ha; terwijl snijrogge o.a. in functie van de oogstdatum 3 tot 8 ton DS/ha opbrengst Snijrogge is gemakkelijker te combineren met andere gewassen in een rotatie dan GPS-rogge, bv. de combinatie met mas Snijrogge moet omwille van de vroege oogst niet behandeld worden tegen ziekten in het voorjaar of verkort worden. Dit in tegenstelling tot GPS-rogge GPS-rogge kan rechtstreeks verhakseld en ingekuild worden. Snijrogge moet voordrogen alvorens in te kuilen. Globaal zijn er meer kansen voor integratie van snijrogge in een rotatie dan GPS-rogge. Anderzijds is het opbrengstpotentieel van snijrogge een stuk lager en is de oogst omslachtiger. De biogasopbrengst van snijrogge is van dezelfde grootteorde als van gras, zijnde 300-350 m/ton droge stof.
Bron: J Verhelst - UGent
Vroeg zaaien in het najaar verdient de voorkeur. Laat zaaien (eind oktober begin november) kan, mits goede zaaiomstandigheden. Verhoog in dat geval de zaaidichtheid. Voorzie in een voorjaarsbemesting vanaf de hergroei, verdeeld over een tweetal fracties. Behandelen van ziekten of plagen en het gebruik van halmverkorters is niet nodig.
2 3 4 5
Probeer voldoende lang te wachten met oogsten: het opbrengstpotentieel ontwikkelt zich zeer sterk in de laatste drie weken vr het tijdstip aar schuiven. Het ideale oogsttijdstip situeert zich doorgaans in de eerste week van mei. Het combineren van snijrogge met mas is een uitdaging. Het oogsttijdstip moet gekozen worden in functie van een tijdige inzaai van kuil- of korrelmas en de verwachte weersomstandigheden om de snijrogge voor te drogen en een goed zaaibed te kunnen bereiden voor de zaai van mas. Dit is ook arbeidstechnisch een uitdaging !
Wist je dat ?
... De teelt van snijmas momenteel in Vlaanderen op 26.000 ha gecombineerd wordt met Italiaans raaigras als voorvrucht? ... Dit op vandaag in hoofdzaak rundveehouders zijn die op deze manier via de derogatie meer runderdrijfmest op eigen bedrijfsoppervlak kunnen benutten? Het kan dus ! ... Het totale areaal mas rond 181.000 ha schommelt? Al is de combinatie van mas met een voorvrucht niet in alle bodemcondities aanbevolen en mogelijk, toch blijft een groot potentieel beschikbaar om extra biomassa te telen door middel van een voorvrucht. Biomassa voor energie bijvoorbeeld
NEVENSTROMEN
Spruitkoolstokken
Vier pilootstudies
Preiafval
Het preiafval dat overblijft na de verwerking is een nevenstroom die problemen op het landbouwbedrijf oplevert. Deze stroom wordt nu teruggevoerd op de akker en is daar bron van geurhinder en te hoge dosissen reststikstof. Indien dit afval op een praktische manier kan verzameld worden, kan deze stroom i.p.v. een last, een meerwaarde vormen.
Spruiten
Vandaag de dag blijven de stammetjes van spruitkool achter op het veld. Mits een aanpassing aan de oogstmachines kunnen deze vlot geoogst worden. De tonnage aan vers materiaal stammetjes bedraagt de helft van het tonnage spruiten, zodat een aanpassing van de oogstmachine zeker te overwegen is. Opnieuw is het hier zaak om een zo efficient mogelijke logistieke keten te creren en zo voor meerwaarde te zorgen.
Korrelmas
Het stro van korrelmas blijft in het merendeel van de gevallen achter op het land. Eens ingeploegd zorgt het daar voor koolstofaanvoer naar de bodem. Indien er in de rotatie al voldoende gewassen geteeld worden of bronnen in rotatie zijn (bv. stalmest) die voor koolstofaanvoer zorgen, kan een deel van het stro voor vergisting aangewend worden. Een mogelijke optie in dit specifieke geval is om bijvoorbeeld enkel de spillen mee te oogsten voor energie en de stengel en de bladeren hun bijdrage aan de koolstofinhoud van de bodem te laten leveren. Dit zal geval per geval apart moeten bekeken worden. De grootste belemmering voor deze ontwikkeling is dat er nog geen geschikte oogstmachines zijn om de twee stromen in 1 werkgang te oogsten.
Witloofwortels
De afgestookte witloofwortels zijn mogelijk een vierde interessante case. Deze witloofwortels zijn lokaal in relatief hoge hoeveelheden beschikbaar. Er is reeds een case van een witloofboer die een biogasinstallatie heeft gebouwd van 100 kW die draait op zijn witloofwortels.
Deze brochure kwam tot stand binnen het EFRO-project EnergieBewust Boeren.
Auteurs: Bart Ryckaert, Greet Ghekiere en Anke De Dobbelaere Co-auteur: Alex Devliegher Inagro Ieperseweg 87 8800 Rumbeke Beitem ILVO eenheid plant Burg. Van Gansberghelaan 109 bus 1 9820 Merelbeke Voor meer informatie kan u terecht op onze website: www.enerpedia.be