Professional Documents
Culture Documents
vraag 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
antwoord D C B D D A A B C A
Vraag 1
Natuurlijk voorkomend uraan heeft twee isotopen: uraan-235 met atoommassa
235.0440 amu en uraan-238 met atoommassa 238.0510 amu. Enkel uraan-235 kan
gebruikt worden als brandstof voor kernreactoren en natuurlijk uraan moet dus
verrijkt worden aan dit isotoop. Welk van de onderstaande uitspraken is correct?
b) een staal van verrijkt uraan met een gehalte van 60.0% U-235 heeft een
gemiddelde atoommassa van 237.2468 amu
c) een staal verrijkt uraan heeft een gemiddelde atoommassa van 235.6840 amu.
Het gehalte aan uraan-238 in dit staal bedraagt 11.3%
d) het staal verrijkt uraan in c werd bereid uitgaande van natuurlijk voorkomend
uraan. De fractionele conversie van uraan-238 in deze bereiding bedraagt dus 0.79
•AM = f(fi,AMi):
AMU f235U AM235U f238U AM238U
AMU f235U AM235U (1 f235U ) AM238U
natuurlijk: AM U 238.0289 amu
AMU AM238U U-235 235.044 amu
f235U
AM235U AM238U U-238 238.051 amu
f U-235 0.00734952
f U-238 0.99265048
•conversie: %U-235 0.73495178
n 238 n 238 %U-238 99.2650482
x 238U U,o U,e
Aangerijkt U: AM U 235.6840 amu
n 238
U,o U-235 235.044 amu
ni,o fi,ontot,o U-238 238.051 amu
f U-235 0.78716329
ni,e fi,entot,e f U-238 0.21283671
conversie U-238 0.78558746
ntot,o ntot,e aangerijkt U
f 238 U,o f 238 U f U-235 0.6
x 238U f U-328 0.4
f 238 U,o AM U 236.2468 amu
Vraag 2
Bij bestralen van koperatomen met licht met een intensiteit van 15 W worden
elektronen uitgestraald met een golflengte van 3.75 10-10 m. Bereken de
frequentie (in Hz) van het invallende licht.
a) 1.16 1034 Hz
b) 4.45 1015 Hz
c) 1.49 107 Hz
d) 3.90 1025 Hz
h
Ebegin E eind e p me v e 2 meEk,e
p
h
ECu E foton,in ECu Ekin,e e
2 m eEk,e J
kg m2
s2
E foton,in ECu ECu Ekin,e IECu Ekin,e Ek,e
h2
2 m e 2e
h2
h foton,in IECu
2 me 2e IE Cu (PSE) 7.726 eV
1 eV 1.602177E-19 J
IE h IE Cu 1.23771E-18 J
foton,in Cu e
2 me 2e
3.75E-10 m
h
me 9.10939E-31 kg
h 6.6260076E-34 Js
foton,in 6.731E-08 m
foton,in 67.31 nm
frequentie 4.454E+15 Hz
Vraag 4
nval.el. E val.el. IE
:
(1)
(6) (2)
:
(5)
(3)
(4)
:
CH3 •VB frame: 34 gelokaliseerde valentie-elektronen
:
sp3 •rond alle C in 6-ring en O: 3 LW trigonale schikking LW
bindingshoek: 109.5°
C en O: sp2 hybridisatie
alle bindingshoeken rond
C en O: 120°
•-MO-systeem: 8 gedelokaliseerde valentie-elektronen
combinatie van 6 2pz op C en 1 2pz op O
p 2p
p p
p p p p
p
s s s
BO BDE
BDE neem toe in reeks: TeCl < AsS < GeAs
•fenylvinylether (C8H8O): 46 valentie-elektronen
:
:
: :
: :
4bd + 1 ep wip
:F Cl F:
:F Cl F: :O:
: :
: :
: :
: :
•-MO-systeem: 4 gedelokaliseerde valentie-elektronen
(2) :O: :O:
1
combinatie van 2 2pz op O en 1 3dxz op Cl
:
aantal aantal
energetische evaluatie RS volgorde
FL RS
10 e rond Cl 3 1 +Fl op Cl; 2 -Fl op O niet OK
12 e rond Cl 1 2 1 -Fl op O OK 1
14 e rond Cl 1 1 -FL op Cl OK
>14 e rond Cl allen +FL op O en/of of op F niet OK
Resonantiestructuren met +FL op F werden niet mee opgenomen in de tabel
N
N
2 OH
1
NaO3S
Welke van de onderstaande uitspraken is NIET correct:
a) er zijn 22 elektronen gedelokaliseerd in één -MO-systeem
b) de e-configuratie van S1 is [Ne] (3sp3)1 (3sp3)1 (3sp3)1 (3sp3)1 3dxz1 3dyz1
c) de e-configuratie van N1 is [He] (2sp2)1 (2sp2)1 (2sp2)2 2pz1
d) de geometrie rond N2 is gebogen
•tartrazine (C16H9N4Na3O9S2): 162 valentie-elektronen
NaOOC 1
N
N SO3Na
N
N
2 OH
NaO3S
1
•VB-frame: 124 gelokaliseerde valentie-elektronen
zonder bijkomende informatie (bijv. er zijn : O:
geen bindingshoeken van 180 in de 1
molecule) kunnen jullie in principe niet N :O :
Na+ O
:
weten dat de e-paren op deze twee N-
: :
atomen niet gedelokaliseerd zijn. Dit is een
N S O Na+
: :
tekort in de opgave.
N :O :
:
N
:OH
: O: 2
:
Na+ O S 1 •-MO systeem: 38 gedelokaliseerde elektronen
: :
: O: O
1
rond N2: 3LW N O
O 3
:
trigonale schikking LW N S O
:
:
2bd + 1 ep
gebogen N O
N
2 OH
O
:
O S1
:
O
S1: [Ne] (3sp3)1 (3sp3)1 (3sp3)1 (3sp3)1 3dxz1 3dyz1
N1: [He] (2sp2)1 (2sp2)1 (2sp2)2 2pz1
N2: [He] (2sp2)1 (2sp2)1 (2sp2)2 2pz1 N3: [He] (2sp2)1 (2sp2)1 (2sp2)1 2pz2
Vraag 7
10 milliliter van een 0.5 M waterige HCl-oplossing bij 25°C wordt gemengd
met 10 milliliter van een 0.5 M waterige NaOH-oplossing bij 25°C in een
calorimeter en er wordt een temperatuurstoename T1 gemeten. Bepaal de
temperatuurstoename T2 indien 5 milliliter van de 0.5 M NaOH-oplossing
zou gemengd worden met 10 milliliter van de 0.5 M HCl-oplossing. Je mag
aannemen dat de eigenschappen van de waterige oplossingen gelijk zijn
aan deze van water.
nHCl,o,1 nNaOH,o,1
nNaCl,r1 VHCl,1 c HCl VNaOH,1 c NaOH
1 1
nHCl,o,2 nNaOH,o,2
nNaCl,r 2 VNaOH,2 c NaOH VHCl,1 VNaOH,1 VHCl,2 2 VNaOH,2
1 1
T2 4 2 2
T2 T1
T1 6 3 3
Vraag 8
a) n-propyljodide
b) ethyljodide
c) n-butyljodide
d) n-pentyljodide
Gvap
Pvap exp Pvap als Govap
RT
d) broomgas dissocieert met vorming van atomair Br(g). De partieeldruk van atomair
Br(g) in een fles met vloeibaar Br2 bij 25°C is 3.7 1015 bar
Pvap
Gvap Gvap RT ln 0
p
G o ( 25 C )
Pvap ( 25 C ) exp
vap
RT
Govap (25C) gov(g) gov(l) 122.0 kJ / mol 113.8 kJ / mol 8.2 kJ / mol
G ovap
Pvap (25 C) exp exp 8200 J / mol
RT 8.315 J / molK 298 .15 K 0.037 bar
c[ Ag(NH ) ] cBr x2
K K s K f 9.18 10 6
3 2
c 2 (0.1 2x )2
NH 3 ev
Ka, NH4+ 5.6E-10
NH4+ (aq) + ClO (aq) NH3(aq) + HClO(aq) Ka, HClO 4E-08 oplossing is basisch;
Kb,ClO- 2.5E-07 pH > 7
NH3 (aq) +H2O (l) NH4+(aq) + HO(aq) K 1.40E-02
Kw 1E-14
HClO (aq) + H2O (l) ClO(aq) + H3O+(aq) Kb, NH3 1.79E-05
neutralisatiereactie
c
NH3 c HClO M NH4+ ClO NH3 HClO
K 1.40 10
2
i,1 1 1 +1 +1
c NH c ClO
4 ev ci,o 0.1 0.1 0 0
ci,ev x x +x +x
c NH c HO
1.79 10 5 ci,ev 0.1 – x + y 0.1 – x + z x–y x–z
K b,NH3 4
c NH3
ev protoneringsreactie NH3
M NH3 HO NH4+
c ClO c H O i,2 1 +1 +1
K a,HClO 3 4.0 10 8
c HClO ci,o 0 0 0.1
ev y
ci,ev +y +y
ci,ev xy y 0.1 – x + y
K w c c 10 14
H3O HO ev ionisatiereactie HClO
M HClO H3O+ ClO
i,2 1 +1 +1
ci,o 0 0 0.1
K b,NH3 K y x en 0.1 x y 0.1 x ci,ev z +z +z
K a,HClO K z x en 0.1 x z 0.1 x ci,ev xz z 0.1 – x + z
neutralisatiereactie
M NH4+ ClO NH3 HClO K a,HClO c HClO,ev ( 4.0 10 8 ) (1.06 10 2 )
c H O ,ev mol / l
i,1 1 1 +1 +1 3 c ClO ,ev (8.94 10 2 )
ci,o 0.1 0.1 0 0
ci,ev x x +x +x c 4.73 10 9 mol / l
H3O ,ev
ci,ev 0.1 – x + y 0.1 – x + z x–y x–z
ci,ev 0.1 – x 0.1 – x x x pH log c log( 4.73 10 9 ) 8.3
H3O
ci,ev 8.94 102 8.94 102 1.06 102 1.06 102
ci,ev y +y +y
ci,ev xy y 0.1 – x + y pH log c log( 4.73 10 9 ) 8.3
H3O
ci,ev x y 0.1 – x
c NH4ClO,o 0.1 M
ci,ev 1.06 10 2.11 10 8.94 102
x 1.06E-02
2 6
2
Gr pBr,ev
K exp
RT p
Gro 2 gov,Br ( g ) gov,Br2( l ) 2 mol 82 .40 kJ / mol 1mol 0 kJ / mol 164 .8 kJ
deltag°v Br(g) 82.4 kJ/mol
Go
K exp r p2 deltag°v Br2(l) 0 kJ/mol
Br,ev
RT deltaG°r 164.8 kJ/mol
R 8.31451 J/K
164800 J T 298.15 K
K exp 1.34 10 29
8.314 J / molK 298.15 K K 1.34E-29
p Br 3.67E-15 bar
pBr K 3.67 10 15
Vraag 10
De onderstaande figuren stellen het verloop voor van de partieeldrukken als
functie van de tijd voor de reactie van jodiumgas met waterstofgas met vorming
van waterstofjodidegas (K = 92.6). Welke van deze figuren is correct?
antwoord: a
pHI
2
H2(g) + I2(g) 2 HI(g) Kp
pH pI
2 2 ev
pHI
2
Kp
pH pI
2 2 ev
2 4.5
1.8
1.6
a 4
b
3.5
Partieeldruk (bar)
Partieeldruk (bar)
1.4 3
HI
1.2
2.5
1
2
H2
0.8
0.6 1.5
1
I2
0.4
0.2 0.5
0 0
0 5 10 15 20 0 5 10 15 20
Tijd (uur) Tijd (uur)
p (atm) H2 I2 HI p (atm) H2 I2 HI
i 1 1 +2 i 1 1 +2
pi,o 1 1.3 0 pi,o 4 2 1
pi x x +2x pi x x +2x
pi,ev 1–x 1.3 x 2x pi,ev 4–x 2x 1 + 2x
pi,ev 0.09 0.39 1.82 pi,ev 2.12 0.12 4.77
x H2 I2 HI Q x H2 I2 HI Q
0 1 1.3 0 0.00E+00 0 4 2 1 1.25E-01
0.9088 0.0912 0.3912 1.8176 9.26E+01 1.884 2.116 0.116 4.768 9.26E+01
nH2,r n nI 100 2
HI 2,r Qp,o K p spontaan: terugwaartse reactie
1 2 1 2 0. 5
2.5 12
2 10
c c
Partieeldruk (bar)
Partieeldruk (bar)
8
1.5
1
6 HI
H2
4
0.5 2
I2
0 0
0 5 10 15 20 0 5 10 15 20
Tijd (uur) Tijd (uur)
p (atm) H2 I2 HI p (atm) H2 I2 HI
i 1 1 +2 i +1 +1 2
pi,o 2 2 0 pi,o 0.5 2 10
pi x x +2x pi +x +x 2x
pi,ev 2–x 2x 2x pi,ev 0.5 + x 2+x 10 2x
pi,ev 0.34 0.34 3.31 pi,ev 0.53 2.03 9.95
x H2 I2 HI Q x H2 I2 HI Q
0 2 2 0 0.00E+00 0 0.5 2 10 1.00E+02
1.6559 0.3441 0.3441 3.3117 9.26E+01 0.027 0.527 2.027 9.946 9.26E+01
Open vragen
Open vraag 1 (9 punten)
Maak gebruik van de informatie in de onderstaande figuur voor het beantwoorden van de
onderstaande vragen. Verklaar telkens je antwoord.
a) Geef i) de bindingsenergie van H2 en van H2+ en ii) de eerste ionisatie-energie IE1 van
H2 en H. Verklaar een eventueel verschil tussen deze grootheden voor de twee betrokken
species. (2 punten)
IEH
IEH2
H(g) + H(g)H2(g) E = BE H2
2 2
H2+ verbinding in gasfase
H(g) + H(g)H2(g) E = BE H2
IEH
IEH IEH2
E (kJ/mol)
H + H+ -1320
H2+ -1590
H+H -2630
H2 -3080
BE H-H+ -270
BE H-H -450
IE H 1310
IE H2 1490
Å
hin e; ve
H2(g) H2+(g)
Ebegin EH2( g) Efoton,in E eind EH Ekin,e
2( g )
Ep,afstoting
Fnet
9.00E+01
8.00E-09
Ep, net
7.00E+01
Ep, net
5.00E+01
ro
6.00E-09
Ep, F
Ep
4.00E-09
0 r
Ep,aantrekking
2.00E-09
o
-1.00E+01
-5.00E+01
internucleaire afstand r
-2.00E-09
internucleaire afstand r
dF
Fmax : 0
dr
r 12 r 6
Ep 4 o o
r r
24 ro ro
dEp 13 7
F 2
dr ro r r
dF 24 13 13 7 7
Fmax : 2 ro 14 ro 8 0
dr ro r r
26 6 7 0
ro 6
r
ro 6
26 7
6
r
1
26 6
r ro
7
13
7
24 ro r
Fmax 2
o
ro 1 1
26 6 ro 26 6
7 7 ro
13 7
24 7 6 7 6 epsilon/k 38 K
Fmax 2
ro 26 26 kB 1.3806600E-23 J/K
esilon 5.2465080E-22 J
7 6 ro 292 pm
24 7 6
7 26 6 Fmax -4.30578E-12 N
Fmax 2
ro 26 26 26 -4.305782634 pN
7 7
24 7 6 12 24 7 6
6
Fmax
ro 26 26 ro 26 13
7
144 76
Fmax 2.396
13 ro 26 ro
38 K 1 . 38066 10 23 J K 1
Fmax 2 . 396 4 . 306 10 12 N
2 . 92 10 10 m
Fmax 4.3 pN
Open vraag 2 (11 punten)
a) Vast ijzer(II)sulfaat wordt in een vacuüm gezogen reactievat opgewarmd waarbij het
ontbindt in vast ijzer(III)oxide, zwaveltrioxidegas en zwaveldioxide gas. Bij deze temperatuur
gaat ook de ontbinding van zwaveltrioxidegas tot zwaveldioxidegas en zuurstofgas door. Nadat
evenwicht ingesteld is, bedraagt de totaaldruk 0.836 atm en de zuurstofpartieeldruk bedraagt
0.0275 atm. Bereken de evenwichtssamenstelling. (4 punten)
i +1 +1
pi,o 0 0 2
pSO pO 2
pi +x +x K p,2 2
2
pSO
pi,ev x – 2y x + 2y 3
p° = 1 bar
a 3
Fe 2O3( g) aSO 2( g) aO 2( g)
K K1 K 2
aFeSO 4( v ) aSO3( g)
ev
p
3
SO 2( g) pO 2( g)
po po
K K1 K 2
pSO3( g)
po
ev n RT
pi,ev i,ev
V
n3
SO 2( g) nO 2( g)
3
RT
K K1 K 2 o
nSO3( g) p V
ev
n3
SO 2( g) nO 2( g)
3 p° = 1 bar
RT
K K1 K 2 o T = const.
nSO3( g) p V
ev
•verstoring: P V Qn Kn
respons: spontaan reactie waardoor het aantal mol van elke gasfasecomponent
wijzigt tot evenwicht opnieuw bereikt is, d.i. tot Qn = Kn
n3SO nO 2( g) en nSO3( g)
2( g )