You are on page 1of 2

Chord Pattern

In harmonieleer wordt een onderscheid gemaakt tussen functionele en niet-functionele harmonie. Het
onderscheid is respectievelijk het al dan niet aanwezig zijn van een tonaal centrum. Bij afwezigheid van
een tonaal centrum zijn er vele manieren om toch structuur en samenhang aan te brengen in een
akkoordprogressie. Een daarvan is het gebruik van een Chord Pattern.

Een Chord Pattern (CP) is meestal een twee maten durend harmonisch model. Voorbeelden van veel gebruikte
patterns zijn:

• Cmaj7-Am7-Dm7-G7
• Em7-Eb7-Dm7-Db7
• Em7-Ebmaj7-Abmaj7-Dbmaj7

Dergelijke CP's zijn meestal functioneel: ze drukken expliciet of impliciet een toonaard uit, hier C majeur. Een
CP kan ook een niet-functioneel karakter hebben. Zo'n model kan vervolgens worden gebruikt als een
harmonisch motief, net zoals een melodisch motief, met alle mogelijke permutaties. Op die manier kan men een
samenhangende, niet-functionele akkoordprogressie construeren.

In fig. 1 zien we de meest voorkomende variaties op een CP:


a) Het originele CP (Cmaj7 – Amaj7 | Bbm7)
b) De omkering, waarin alle intervallen in de tegenovergestelde richting gaan (Cmaj7 – Ebmaj7 | Dm7)
c) De kreeftengang, waarin het CP van achter naar voren gespeeld wordt (Bbm7 | Amaj7 – Cmaj7)
d) De omkering van de kreeftengang (Bbm7 | Bmaj7 – Abmaj7)

Verschillende CP's, al dan niet in gevarieerde vorm, worden middels een zgn. Linking Interval achter elkaar
geplaatst om tot een akkoordprogressie te komen. De term Linking Interval werd bedacht door de Amerikaanse
componist/theoreticus Joseph Schillinger (1895-1943). Een Linking Interval is het interval tussen het laatste
akkoord van een CP en het eerste akkoord van het volgende CP. De keuze van dit interval is vrij te bepalen.

De laatste acht maten van de compositie Inner Urge van Joe Henderson (fig. 2) zijn opgebouwd rond een CP
van twee maten: Emaj7 – Dbmaj7. Het gekozen Linking Interval is steeds een stijgende kleine secunde. Ieder
volgend CP is een sequens van het origineel. Slechts in maat zeven zien we een variatie in de kwaliteit van het
akkoord Bbmaj7, dat werd vervangen door Bb7#11, een breakdown met het voorgaande, en een voorbode van
het einde van deze zin.

Een akkoordprogressie zal een grotere samenhang vertonen naar gelang er minder variaties zijn in het gebruikte
materiaal: dus niet steeds een ander Linking Interval, of niet teveel variaties op het CP. Dit geldt ook voor de
melodie/harmonie relatie: hoe strikter deze relatie aangehouden wordt, hoe samenhangender het resultaat.
Variaties zijn echter nuttig om voorspelbaarheid te vermijden, of om bijvoorbeeld een verandering zoals een
nieuw deel aan te kondigen, of een muzikale climax.

In fig. 3 zien we de bridge van de compositie Molten Glass van Joe Farell, met een CP van twee maten: Cmaj7
– Ebmaj7 – Abmaj7 – Cbmaj7. Dit CP wordt vervolgens nog twee keer gebruikt, echter met variaties. De
belangrijkste melodienoten van de eerste twee maten zijn steeds de kwint van het akkoord. In maten drie en vier
wordt dat de septiem. Dit verklaart de noodzaak van het akkoord Gmaj7 in maat vier, dat eingelijk Fmaj7 had
moeten zijn volgens het CP, een eerste breakdown. De volgende breakdown is de variatie van het tweede
Linking Interval: een overmatige kwart waar het eerst een reine kwart was. In maat zes volgt de volledige
breakdown van het CP volgend op de melodische primaire climax in maat vijf, de noot D#. Maten zes t/m acht
vertonen vervolgens een stapsgewijze, neerwaartse beweging, een finale breuk met het voorgaande. Slechts de
melodie herinnert nog fragmentarisch aan het oorspronkelijke materiaal. Opmerkelijk is het gebruik van enkel
maj7-akkoorden in dit deel van Molten Glass, een zgn. constant structure.

Een voorbeeld van een op een CP gebaseerde akkoordprogressie, met daarboven een zich vrijelijk bewegende
melodie zien we in de eerste zeven maten van de compositie Litha van Chick Corea (fig. 4). Het CP wordt
gevormd door de eerste 2 maten: Dmaj7 – C#m7. Dit wordt dan via het Linking Interval van een zakkende
grote secunde drie maal hernomen. Het resultaat is tevens een 4-Tonaal systeem: D-B-Ab-F. In deze compositie
is er nog sprake van twee andere CP's, hier evenwel niet besproken.
Axel Jungluth componeerde het werk Artificial Color, ten dele afgebeeld in fig. 5. Vanaf maat negen is er een
CP van vier maten, wat in een ¾ maat niet ongebruikelijk is. Dit CP wordt dan na het Linking Interval van een
dalende kleine secunde nog een keer herhaald, met een breakdown vanaf maat zestien.

In het A-gedeelte van fig. 6 wordt het CP uit fig. 1 hernomen, maar nu verwerkt tot een akkoordprogressie. Het
Linking Interval is steeds een zakkende kleine terts. De Chord Patterns zijn achtereenvolgens origineel,
kreeftengang, sequens en omkering in de kreeftengang. Het derde CP is daarbij een verkleining (diminution), en
het vierde CP een vergroting (augmentation) van het originele Chord Pattern. In het B-gedeelte wordt de
techniek van melody-driven harmony toegepast.

You might also like