You are on page 1of 6

Adjectieven zonder verbogen vorm

[1] adjectieven die eindigen op -a, -o, -e, -en, -é, -i of –y:

een lila zakdoek, een albino rat, beige sokken, een roze broek, dat timide jongetje, een
stupide opmerking, de dronken kerel, de ervaren chauffeur, de open deur, het bescheiden
meisje, het privé-terrein, een kaki broek, een sexy kerel.

Als uitzondering op de boven gegeven regel kan vermeld worden naë bloedverwanten.

Adjectieven op -u, -oe en op -ee worden wel verbogen:

een crue opmerking, die weeë smaak, dat moeë gevoel

[2] alle stofadjectieven:

gouden ringen, een zilveren schaal, een plastic beker, wollen sokken, de nylon regenjas, die
aluminium buis, rubber handschoenen, een houten plank, de stenen tafelen

[3] van geografische namen afgeleide adjectieven op -er:

Edammer kaas, de Groninger richting

Andere adjectieven die op -er eindigen worden wel gewoon verbogen: de lekkere soep.

[4] adjectieven als rechter, linker, volbloed, halfbloed, gratis en oblong:

m'n linker buurman, dat rechter boek daar, het volbloed paard, een gratis handdoek, oblong
formaat.

Adjectieven met verbogen vorm

Bij het vormen van de verbogen varianten van de adjectieven moet rekening gehouden
worden met de spellingsregel:

heet – hete, groot – grote, kwaad – kwade, breed - brede

dik- dikke

[A] Bij adjectieven die op –f of –s eidigen worden s en f respectievelijk z en v geschreven en


gesproken na een lange klinker, oe, ie of ij:

lief- lieve, doof – dove, naïef - naïeve, intensief - intensieve

grijs – grijze, boos – boze, vies – vieze

Uitzonderingen: van oorsprong vreemde adjectieven op -troof en -morf behouden de -f in de


verbogen vorm:
amorf - amorfe

alle afleidingen op -s van geografische namen behouden die -s in de verbogen vorm

Libanees - Libanese, Milanees - Milanese, Parijs - Parijse, Moskous - Moskouse, Engels -


Engelse, Fries - Friese

Verder:

hees - hese, onderzees - onderzeese, overzees - overzeese; kies - kiese; heus – heuse

hese stem, een heuse diamant

Na uu wordt in de verbogen vorm weliswaar s geschreven maar z gesproken:

diffuus - diffuse, confuus – confuse

[B] s en f blijven in andere gevallen stemloos:

· woorden op -s:

kras - krasse, los - losse; fris - frisse, kuis - kuise, middeleeuws - middeleeuwse; speels -
speelse, hels - helse, duivels - duivelse; gans - ganse, inheems - inheemse, vers - verse;
grootsteeds - grootsteedse; trots - trotse;

· woorden op -f:
laf - laffe, maf - maffe; dof - doffe; muf - muffe.

Uitzonderingen zijn:

half - halve, grof - grove.

Gebruik van de verbogen vorm


De verbogen vorm treedt op in de volgende gevallen:

Bij een attributief gebruikt adjectief:

[1] in combinatie met een de-woord

de groene fiets, onze groene fiets, een groene fiets; goede wijn, welke rode wijn ook, zulke
lekkere wijn; die volslanke vrouw, Jans toekomstige vrouw;

[2] in combinatie met een substantief in het meervoud:


leuke boeken, grote jongens, stille kinderen, alle oude voorwerpen, geen grijze wolken, drie
bruine flessen, dergelijke bruine flessen, vele interessante gegevens;

[3] in combinatie met een het-woord in het enkelvoud, wanneer het adjectief voorafgegaan
wordt door het, dit, dat, een bezittelijk voornaamwoord of een vooropgeplaatste genitief (of
een equivalent daarvan):
het lekkere bier, dit lekkere bier; dat oude huis, hun oude huis; jullie jongste kind, Jans lieve
kind, Jan z'n oudste kind; haar zwarte paard.

Gebruik van de onverbogen vorm

De onverbogen vorm treedt op in de volgende gevallen:

[A] Bij attributief gebruikte adjectieven, in combinatie met een het-woord in het enkelvoud,
wanneer het adjectief niet voorafgegaan wordt door een ander woord of wanneer het
adjectief voorafgegaan wordt door: een ('n), geen, één, genoeg, veel, weinig, wat, een beetje,
ieder, elk, enig, menig, zeker, zo'n, zulk een, wat een, wat voor een, welk:

oud ijzer, een aardig kind, geen leuk kind, genoeg wit papier, veel wit papier, weinig wit
papier, ieder mooi plaatje, elk groot bed, menig lastig parket, zo'n onaangenaam gevoel,
zulk een oud gebouw, zulk oud hout.

[B] Bij attributief, als bijvoeglijke nabepaling, gebruikte adjectieven:

roosje rood, meisje lief, een kindeke klein

en in vaste combinaties zoals:


God almachtig

Gebruik van de verbogen en de onverbogen vorm: speciale regels en twijfelgevallen

In afwijking van de hoofdregels wordt de vorm zonder -e bovendien gebruikt na het in


verbindingen die als een eenheid opgevat kunnen worden, waaronder allerlei min of meer
officiële benamingen:
het academisch ziekenhuis
het centraal station
het dagelijks leven
het economisch herstel
het koninklijk gezin
het menselijk lichaam
het noordelijk halfrond
het oosterlijk deel
het openbaar vervoer
het stedelijk museum
het stoffelijk overschot
het uitvoerend orgaan
het verzameld werk
het voortgezet onderwijs
het handelend voorwerp
het bijvoeglijk naamwoord
het zelfstandig naamwoord
het tegenwoordig / voltooid deelwoord
het groot seminarie
het grijs verleden
het gerechtelijk dossier
het kort geding
het doctoraal examen
het centraal comité
het Algemeen Nederlands
het Openbaar Ministerie
het Koninklijk Besluit

In het meervoud is evenwel de verbogen vorm (met -e) de meest gewone:

de bijvoeglijke naamwoorden, de gerechtelijke dossiers

Verder wordt de onverbogen vorm van het adjectief meestal ook gebruikt in officieel
vastgelegde titels die in hun geheel een bepaalde functie of bevoegdheid of een bepaald
beroep aanduiden:

de buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister, een plaatsvervangend kantonrechter, de


algemeen voorzitter, een buitengewoon hoogleraar, de scheikundig ingenieur

het substantief man, persoon, of een (meestal mannelijke) persoonsnaam in het enkelvoud die
een beroep, een of andere functie, enz. aanduidt:

een oud en wijs man, een lastig persoon, een groot (grote) strateeg, geen knap(pe) schrijver,
zo'n uitstekend(e) leraar, een bekwaam (bekwame) arts/vakman, een beroemd(e) schilder,
wat een slecht(e) schaker, een Frans(e) filosoof, een Turks(e) edelman.

Voorbeelden met vrouwelijke persoonsnamen zijn:

een voortreffelijk(e) spreekster, een groot pianiste, een Zweeds(e) schrijfster.

Bij (jong)mens en iemand wordt altijd de onverbogen vorm gebruikt:

een gewoon/wijs/vreedzaam mens, een vervelend/belangrijk iemand.

Na de woorden enig, menig, zeker, elk, ieder en welk wordt in de bedoelde combinaties
altijd de onverbogen vorm gebruikt:
(is er) enig bekwaam arts (die...), menig goed voetballer, menig Belgisch zakenman, zeker
beroemd man, ieder groot toneelspeelster, welk bekwaam vakman.

Na de woorden enige, menige, zekere, elke, iedere, welke volgt altijd de verbogen vorm:

menige goede voetballer, elke Belgische zakenman, iedere grote toneelspeelster.

Vooral in de geschreven taal kan soms een verschil in betekenis optreden. Zo betekent een
groot geleerde en die kan best klein van gestalte zijn - terwijl een grote geleerde normaliter
iets zegt over zijn gestalte. Vergelijk nog: een oud-minister (‚voormalig‘) versus een oude
minister (‚oud‘), een jong dichter (= 'een beginnend dichter') versus een jonge dichter (= 'niet
oud'), een knap pianist (= 'iemand die knap piano speelt') versus een knappe pianist (= 'knap
van uiterlijk'), een slecht docent (= 'iemand die slecht doceert') versus een slechte docent (=
'zedelijk slecht').

De onverbogen vorm van het adjectief wordt soms gebruikt om ritmische of eufonische
redenen. Zo is er een tendentie om meerlettergrepige adjectieven vóór het-woorden en in
combinatie met het, dit, dat onverbogen te laten, om te voorkomen dat (meer dan) twee
onbeklemtoonde lettergrepen op elkaar zouden volgen. Deze tendens manifesteert zich vooral
bij adjectieven die op -ig of -lijk uitgaan en lijkt nog versterkt te worden als het een
combinatie met een bezittelijk voornaamwoord betreft:

het onvermijdelijk(e) gevolg, dat verrukkelijk(e) stuk taart, het gelukkig(e) gezin, ons
hartelijk(e) weerzien, zijn eerlijk(e) karakter

Dezelfde tendentie doet zich voor ten aanzien van adjectieven in de vergrotende trap:

(in) de gebrúikelijker(e) gevallen, onbetróuwbaarder(e) mensen (ken ik niet), een


uitvóeriger(e) (ook: gedetailléérder(e)) beschrijving (volgt nog), een voorzichtiger(e)
formulering, (hij moest tot) verstandiger(e) gedachten (worden gebracht)

Buigings-s

In naamwoordelijke constituenten die bestaan uit een van de woorden iets, niets, velerlei,
allerlei, wat, veel, weinig, meer, minder, genoeg, voldoende of de combinatie wat voor,
gevolgd door een adjectief, krijgt dat adjectief een buigings- of genitief-s (zogenaamde
partitieve genitief)

Iets gekkers kon je zeker niet bedenken?


Dat belooft niet veel goeds.
Er is nog genoeg lekkers.
Wat voor stoms heb je nu weer uitgehaald?

wat dringends, iets passends

Andere buigingsvormen in uitdrukkingen en in archaïsche taal


Resten van een oude genitief en datief op -erof -en treft men nog aan in vaste uitdrukkingen
en in archaïsche taal :
-er:
van ganser harte
te bekwamer/juister tijd
met luider stemme
te goeder trouw / te kwader trouw doen/zeggen
te goeder naam en faam bekend staan/zijn
op heterdaad betrappen
van hoger hand
te bevoegder plaatse
in aller ijl
in lichter laaie staan
te kwader ure
te elfder ure
te bestemder plaatse

ouder gewoonte
zaliger gedachtenis
onverrichter zake

-en:
met voorbedachten rade
in koelen bloede
in arren moede
van goeden huize
ten eeuwigen dage
in goeden doen zijn
van koninklijken bloede
in groten getale

Buigingsvorm –ste

Sommige adjectieven met locale betekenis krijgen de buigingsvorm –ste:


bovenste, middelste, benedenste, onderste, achterste, voorste, innerste, binnenste, uiterste,
buitenste, opperste, laatste, naaste, minste.
Volgens ANS worden ze tot de geïsoleerde superlatiefvormen gerekend:
in uiterste nood
de binnenste wand
de naaste toekomst
(de weg van) het minste kwaad

You might also like