You are on page 1of 11

ARTEVELDEHOGESCHOOL Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent

Educatieve bachelor lager onderwijs

Naam student: Doris Wambacq Leergroep OLO2 B2


Naam mentor: Stephanie Van Buyten Klas 6D Aantal lln.: 16
School: Gemeentelijke Basisschool Lochristi

16/11 DAG / / Handtekening mentor + datum:

Van 8u25 tot 9u15


Leergebied(onderdeel): Wiskunde Meetkunde
Lesonderwerp: Ruimtelijke oriëntatie

Leerplandoelen: Leerplan: ZILL – OVSG – GO! – andere


 WI-MWO.POS.2.2 : De lln. kunnen gebruik maken van de termen vooraanzicht, bovenaanzicht,
zijaanzicht.
 De lln. kunnen van een reële ruimtelijke situatie een voorstelling maken: in 3 dimensies.( WI-
MWO.POS.5.1)
 De lln. kunnen van een reële ruimtelijke situatie een voorstelling maken: in 2 dimensies. (WI-
MWO.POS.5.2)
 De lln. kunnen vanuit verschillende gezichtspunten, die ze in de ruimte innemen, verwoorden
hoe eenzelfde voorwerp t.o.v. elkaar, verandert of lijkt te veranderen. (WI-MWO.POS.2.1)

Leerinhoud:
 De termen vooraanzicht, bovenaanzicht, zijaanzicht (links en rechts)
 Is afhankelijk van waar je staat.
 Het vooraanzicht, bovenaanzicht en zijaanzicht van een voorstelling overtekenen, met behulp
van een rooster.
 Een bouwsel namaken waarbij enkel een bepaald aanzicht is weergegeven.
 Een juist aanzicht koppelen aan een voorstelling.
 Een persoon die naar het zijaanzicht kijkt, zal iets anders zien dan de persoon die naar het
vooraanzicht kijkt.

Lesdoelen:
De leerlingen kunnen...

1. De leerlingen termen zoals vooraanzicht, bovenaanzicht en zijaanzicht gebruiken ) (WI-


MWO.POS.2.2)
2. De leerlingen kunnen benoemen dat de plaats waar je staat, bepaald wat je ziet. (WI-
MWO.POS.2.1)
3. De leerlingen kunnen een vooraanzicht, bovenaanzicht en zijaanzicht, van een voorstelling in
2D, overtekenen.( (WI-MWO.POS.5.2)
4. De leerlingen kunnen een vooraanzicht, bovenaanzicht en zijaanzicht, van een voorstelling in
3D, overtekenen. (WI-MWO.POS.5.2)
5. De leerlingen kunnen een bouwsel namaken van een gegeven aanzicht (vooraanzicht,
bovenaanzicht of zijaanzicht) (WI-MWO.POS.5.1)
6. De leerlingen kunnen aanzichten koppelen aan een voorstelling ((WI-MWO.POS.2.1)

1
ARTEVELDEHOGESCHOOL Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
Educatieve bachelor lager onderwijs

Beginsituatie specifiek voor deze les:


Situering in het leerproces: aanbrengen inoefenen
Waarop bouwt deze les verder?
 Vorige les rond ruimtelijke oriëntatie ging over plaatsbeschrijving (les 22)

Leerling specifieke gegevens + acties:


 Lowie, Lucas, Jonne, Lotte, Manu, Rebecca en Niels: Differentiatie naar boven toe
 Oefening 5 extra maken als tempodifferentiatie. Kunnen eventueel een zwakkere leerling
helpen
 Aiden, Margot en andere leerlingen die graag wat extra ondersteuning willen, kunnen bij
oefening 2 het bouwsel namaken in blokjes.

Bronnen: volgens de APA-normen


 …
 …

Bijlagen: bordschema, ingevulde werkbladen, teksten …


 Ingevulde werbladen
> bingel werkschrift a les 32
 Kahoot quiz

Materiaal / locatiewijziging:
 Blokjes (ongeveer 150)
 Lege doos melk
 Doos cornflakes
 Confituur pot
 Drinkfles
 Tablets heb je hiervoor al afgesproken met de andere stagiaire?

Lesopbouw

2
ARTEVELDEHOGESCHOOL Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
Educatieve bachelor lager onderwijs

1. Klassikaal: Met een realistische opstelling, de verschillende aanzichten bekijken ( 5 min)


oriënteren verwerven verwerken afronden
 De leerlingen termen zoals vooraanzicht, bovenaanzicht en zijaanzicht gebruiken )
(WI-MWO.POS.2.2)
 De leerlingen kunnen benoemen dat de plaats waar je staat, bepaald wat je ziet. (WI-
MWO.POS.2.1)

Organisatie
Vooraan in de klas staat een ontbijt opstelling op een tafeltje. (Zie pagina 67 in rekensprong (les 32))
Op voorhand klaarzetten, net zoals op de tekening (naamkaartjes op de juiste plaats)

Uitleg + richtvragen
Ik heb hier zoals je ziet mijn ontbijt van vanochtend klaar staan.
 Wat zien jullie allemaal? (Melk, cornflakes, confituur, drinkbus)
 Wat hebben jullie deze ochtend gegeten?

Ik heb dit hier natuurlijk niet zomaar gezet, maar we gaan het hebben over ruimtelijke oriëntatie.
 Aan wat denken jullie als jullie het woord ruimtelijke oriëntatie horen? (Vooraanzicht...)
 Waar jullie nu naar kijken, welk aanzicht is dat? (vooraanzicht)
 En is dat ook mijn vooraanzicht? (Het vooraanzicht hangt af van waar je staat)
 En zie ik hetzelfde als jullie (plaats van Aline) en wat is er bij mij anders? (Ik kan de melk niet
zien) (iemand naar voor komen om die te bekijken)
Wat je ziet hangt ook af van de plaats waar je staat. => laat dit verwoorden door de kinderen

Algemeen
De verschillende aanzichten hangen af van de plaats waar je staat.
Wat je ziet hangt ook af van de plaats waar je staat.
 Visueel maken

2. Klassikaal: De juiste aanzichten koppelen aan een voorstelling en bepalen hoe je dit het best
doet.
(5 min)
oriënteren verwerven verwerken afronden
 De leerlingen termen zoals vooraanzicht, bovenaanzicht en zijaanzicht gebruiken)
(WI-MWO.POS.2.2)
 De leerlingen kunnen aanzichten koppelen aan een voorstelling ((WI-MWO.POS.2.1)

Organisatie
Het boek rekensprong a nemen op bladzijden 67 (eventueel op bord schrijven)

Uitleg + richtvragen
Daar zien jullie hetzelfde ontbijt staan als hier op de tafel.
…. Kan je eens de oefening lezen?
We moeten het juiste aanzicht bepalen.
 Wie zit op de plaats waar jullie zitten, en ziet dus ook hetzelfde als jullie? (Kristof)
 Welke tekening komt hiermee overeen? (de laatste)
 Wie zit op de plaats waar ik sta (Aline)

3
ARTEVELDEHOGESCHOOL Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
Educatieve bachelor lager onderwijs

 Welke tekening past bij haar? (1)


 Welke tekening zou Wim dan zien (eventueel naar voor komen kijken) (2)
 Welke tekening past bij Ilse? (voorlaatste)

Nu, hoe kan je zo een oefeningen nu het best oplossen, hoe pak je dit aan?
- Eerst zoek je een duidelijk merkpunt (hieruit vertrek je)
- Wat staat links van het voorwerp, wat rechts, …
(visueel maken)

3. Individueel: inoefenen met behulp van het werkboek (20min)


oriënteren verwerven verwerken afronden
 De leerlingen termen zoals vooraanzicht, bovenaanzicht en zijaanzicht gebruiken )
(WI-MWO.POS.2.2)
 De leerlingen kunnen een vooraanzicht, bovenaanzicht en zijaanzicht, van een
voorstelling in 2D, overtekenen.( (WI-MWO.POS.5.2)
 De leerlingen kunnen een vooraanzicht, bovenaanzicht en zijaanzicht, van een
voorstelling in 3D, overtekenen. (WI-MWO.POS.5.2)
 De leerlingen kunnen een bouwsel namaken van een gegeven aanzicht (vooraanzicht,
bovenaanzicht of zijaanzicht) (WI-MWO.POS.5.1)
 De leerlingen kunnen aanzichten koppelen aan een voorstelling ((WI-MWO.POS.2.1)

Organisatie
Nu is het aan jullie om de oefeningen in het boek te maken, maar ze gaan eerst de oefeningen eens
samen overlopen.
Uitleg

-oefening 3
> hier ga je per 2 werken, maar we gaan het een beetje anders doen dan de opdracht.
De lln dichtst bij de deur maken een bouwsel (maak het niet te moeilijk en gebruik max 10 blokjes)
De anderen maken een plattegrond in het rooster. (kiezen welk aanzicht)
Dan wissel je en de lln bij de deur maakt dan een bouwsel van de plattegrond.
De andere maakt een plattegrond van het bouwsel van de buur.
Is iedereen klaar?
Dan mag je wissel van taak.
> oefening maken, daarna verder uitleg geven
> wie klaar is kan al verder werken aan andere oefeningen

-oefening 2
> Hierbij moet je het aanzicht ( staat boven de rooster) juist overteken.
Wie die moeilijk vindt, mag blokjes uit de doos nemen en het bouwsel namaken.
De anderen mogen dit doen als controle, eerst het aanzicht tekenen, dan nabouwen en controleren
of jij hetzelfde aanzicht hebt.

-oefening 4
… lees een de opdracht
Je moet dus de juiste plattegrond aanduiden, maar let op de plattegronden zijn gedraaid dus je moet
goed kijken.
> hoe kan je dit aanpakken (kijken naar een merkpunt en kijken wat links staan, wat rechts staat...)

Begeleiding

4
ARTEVELDEHOGESCHOOL Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
Educatieve bachelor lager onderwijs

Ik loop rond en ondersteun als lln vragen hebben.


De leerlingen krijgen ongeveer 20 minuten de tijd om de oefeningen te maken. Vooraan staat een
timer zodat de leerlingen de tijd kunnen inschatten.

Differentiatie
Klaar? Oefening 5 maken
Andere leerlingen helpen.

4. Klassikaal: via een online interactieve Quiz, controleren of de doelen bereikt zijn.
oriënteren verwerven verwerken afronden
 De leerlingen kunnen aanzichten koppelen aan een voorstelling ((WI-MWO.POS.2.1)

Organisatie
Ik deel de tablets uit aan de lln
> nog niet opendoen , eerst luisteren naar opdracht.

Uitleg
We gaan via een quiz eens testen of jullie alles begrepen hebben.
Jullie krijgen een vraag te zien ( wat is het aanzicht)
Links zal een figuur zijn en het pijltje toont het vooraanzicht aan.
Dan zal er rechts een aanzicht staan en jullie moeten dan zeggen welk aanzicht dit is.

Jullie hebben altijd meerder keuzes die je kan zien op het bord.
Zo zal vooraanzicht bijvoorbeeld rood zijn en dan moeten jullie het rode vakje op de tablet
aanduiden.

Zo nu mogen jullie naar google gaan en Kahoot intikken.


Daar moeten jullie een code intikken namelijk: (op het moment zelf )

begeleiding
Na elk antwoord bespreken waarom dit het juiste antwoord is.
Telkens nagaan of iedereen zijn fouten snapt.

5
ARTEVELDEHOGESCHOOL Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
Educatieve bachelor lager onderwijs

Bijlage:
 Ingevulde werkbladen

6
ARTEVELDEHOGESCHOOL Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
Educatieve bachelor lager onderwijs

 Kahoot quiz vragen


Vraag 1

Vraag 2

7
ARTEVELDEHOGESCHOOL Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
Educatieve bachelor lager onderwijs

Vraag 3

Vraag 4

Vraag 5

8
ARTEVELDEHOGESCHOOL Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
Educatieve bachelor lager onderwijs

Vraag 6

Vraag 7

Vraag 8

9
ARTEVELDEHOGESCHOOL Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
Educatieve bachelor lager onderwijs

Vraag 9

Vraag 10

Evaluatie: Evalueer hier je eigen pedagogisch, didactisch en/of organisatorisch handelen. Wat deed je goed en
waarom? Wat ging niet goed en waarom? (Denk aan voorbereiding en realisatie.) Doe een verbetervoorstel.

10
ARTEVELDEHOGESCHOOL Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
Educatieve bachelor lager onderwijs

11

You might also like