Professional Documents
Culture Documents
Een kracht kan gebruikt worden om een voorwerp te verplaatsen over een bepaalde afstand.
Voorbeelden:
We zeggen dat een kracht die op een voorwerp werkt arbeid verricht als het voorwerp zich
hierdoor verplaatst
F
voorwerp
Verplaatsing : ∆s
Symbool:
W ( Work )
Formule:
W = F . ∆s
W: arbeid ( eenheid : J )
F: kracht (eenheid : N )
∆s : afgelegde weg (eenheid : m )
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 64
Let op :
de kracht moet minstens in dezelfde richting werken van de afgelegde
weg.
F en ∆s lopen minstens evenwijdig.
Merk op:
1 J is naar mensenmaat een erg kleine arbeid. Om je een idee te geven: je verricht ongeveer 1
J arbeid als je 1 kg suiker 10 cm omhoog beweegt.
We zullen daarom dus ook veel gebruik maken van de afgeleide eenheden:
1 MJ = ...................
1 kJ = ......................
Bij de hefbomen hebben we reeds opgemerkt dat er met een winst aan kracht een
evenredig verlies aan afgelegde weg gepaard gaat. => F . ∆s = constante
B S A’
A S
M L
L
B’
Hier is er sprake van het behoud van arbeid. (Dit geldt voor alle werktuigen!!!!)
Als de kracht niet evenwijdig is aan de verplaatsing wordt er ook arbeid verricht.
voorwerp
∆s
W = ............ ⋅ ∆s
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 66
Denk na en antwoord:
1. Als je een boekentas met gestrekte arm voor je houdt, word je wel moe en je bent aan
het werken. Maar heb je arbeid verricht? ……………………………
Waarom? ……………………………………………………………………………………………
2. Je loopt rond met een stapel boeken in je armen. Je armen verrichten een kracht om de
stapel op een hoogte te houden, je benen leveren een kracht om de stapel rond te
dragen. Wie van beide heeft er arbeid verricht? …………………………………………………………
Waarom? …………………………………………………………………………………………
Opgave 1:
Oplossingsmethode: Oplossing :
Opgave 2:
verricht arbeid.
( oplossing: 10 J )
Geg:
Gevr.:
Formule:
Berekeningen:
Antwoord:
Opgave 2:
Geg:
Gevr.:
Formule:
Berekeningen:
Antwoord:
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 69
Opgave 3 :
Geg:
Gevr.:
Formule:
Berekeningen:
Antwoord:
Opgave 4:
Om een rotsblok 500 m te verplaatsen leverden de Egyptische
slaven
15 MJ aan arbeid. Wat was de massa van het rotsblok?
( oplossing: 3,06 . 103 kg )
Geg:
Gevr.:
Formules:
Berekeningen:
Antwoord:
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 70
1. Een man van 75 kg klimt met een zak aardappelen van 45 kg op zijn rug 9,0 m hoog op een
ladder. Bereken de arbeid die hij heeft verricht. (oplossing: 1,06 . 104 J)
2. Een groentenhandelaar moet een kracht van 196 N uitoefenen om zijn wagen in beweging te
houden.Welke arbeid heeft hij verricht als hij een weg van 2 km aflegt.
(Oplossing: 3,92 .105 J )
Samenvatting:
Vermogen
Voorbeeld:
Symbool:
P (Power)
Formule:
W
P =
∆t
P : Vermogen ( eenheid : W )
W : Arbeid ( eenheid : J )
∆t : Tijdsverloop ( eenheid : s )
eenheid arbeid
Eenheid van vermogen: =
eenheid tijdsverloop
J
=
s
= W (watt, naar de Engelsman James Watt 1736-1819)
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 72
Merk op:
W
P = ⇒ W = .......... ..........
∆t
Dus: Eenheid voor arbeid = eenheid vermogen . eenheid tijdsverloop
= 1 kW . 1h
= 1 kWh
1kWh = ………… Wh
= …………. W ⋅ …… h
= ………… W ⋅ ……….....… s
J
= ……… ⋅ …………..... s
s
= …………….... J
Opgave: Zoek thuis het vermogen op van de volgende huishoudtoestellen. Dit kan je vinden op
het identificatieplaatje.
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 74
Werkwijze:
Leerling 1 :
Leerling 2 (traag) :
Leerling 2 (snel) :
Besluit:
1. Leerling 1 en leerling 2 hebben niet eveneel ................................ en ......................
geleverd.
2. Leerling 2 heeft in beide gevallen wel evenveel …………………………… geleverd, maar in beide
gevallen een verschillend ......................................
3. Het maximum vermogen dat een leerling ontwikkeld heeft is …………………………
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 75
Samenvatting:
Denk na en antwoord:
Een lamp die wordt aangesloten op een lagere spanning dan op de lamp
is vermeld, heeft een .................................... vermogen en geeft dus
....................... licht.
Voor het menselijk lichaam is het vermogen afhankelijk van de
spiergroepen die gebruikt worden.
De beenspieren ( ....................................) hebben het
................... vermogen.
Vraagstukjes:
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 76
Opgave 1:
Geg:
Gevr.:
Formule:
Berekeningen:
Antwoord:
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 77
Opgave 2:
min. Welke arbeid heb je dan verricht, hoe groot is het ontwikkelde
Geg:
Gevr.:
Formules:
Berekeningen:
Antwoord:
Welke arbeid moet men verrichten om een massa van 200 kg tot op een
hoogte van 5 m te trekken. Welk vermogen moet mijn kraan hebben als
ik dat op 1 minuut wil doen? (Oplossing: 9,8 103 J ; 1,63 102 W )
Geg:
Gevr.:
Formules:
Berekeningen:
Antwoord:
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 78
2. Een man van 75 kg klimt met een zak aardappelen van 45 kg op zijn rug in 20,0 s 9,0 m
hoog op een ladder. Hoeveel arbeid heeft hij verricht en hoe groot is het ontwikkelde
vermogen?
(Oplossing: 1,06 104 J; 5,29 102 W )
3. Een sprinter loopt 100 m in 10,6 s en verricht daarbij een arbeid van 22,5 kJ. Bereken
zijn gemiddeld vermogen tijdens de sprint. (Oplossing: 2,12 103 W )
4. Een tractor ploegt 200 m in een tijd van 4 min 30 s en oefent daarbij een kracht van 960
N uit. Bereken het vermogen van de tractor. (Oplossing: 7,11 102 W)
Samenvatting:
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 79
Energie
Voorbeelden:
We kunnen dus zeggen dat een voorwerp energie bezit als het arbeid kan leveren.
Symbool
Definitie
Eenheid Energie:
1. Chemische energie:
Voorbeelden:
................................................................................
................................................................................
................................................................................
2. Mechanische energie:
Voorbeelden:
..........................................................
..........................................................
..........................................................
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 81
Mechanische energie
De energie die een voorwerp bezit omdat De energie die een voorwerp bezit omdat
het zich in een speciale toestand bevindt het in beweging is
(ook wel beweginsgenergie genoemd)
Voorbeelden: Voorbeelden:
• Opgespannen veer • een rijdende auto
• Gebogen lat • een draaiend wiel
• Opgespannen pees van een boog • roterende schroef
• Water in een stuwmeer
Berekening (formule): Berekening (formule):
Om een voorwerp omhoog te brengen Naarmate het voorwerp een grotere
moeten we een kracht uitoefenen tegen snelheid heeft en een grotere massa zal
de zwaartekracht in. Deze energie wordt het meer kinetische energie bezitten.
als potentiële energie opgeslagen.
Ep = m . g . h 1
Ek = m v2
2
E k + E p = C ste
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 82
………………………… energie
………………………… energie
....................................................................................................
• Een batterij:
• Een stuwmeer:
• Een kachel:
• Boormachine:
Besluit:
Door gebruik van een toestel kan de ene energievorm in de andere omgezet worden.
Een toestel is dus geen energieverbruiker maar een energieomzetter!
In een afgesloten stelsel kan de energie wel van één vorm in een andere overgaan of van een
voorwerp op een ander overgedragen worden, de som van alle energieën verandert niet.
Soms horen we van een uitvinder die denkt een toestel gevonden
te hebben dat meer energie voortbrengt dan het verbruikt. Een
eeuwig durende beweging, eens gestart voor altijd in beweging, is
zo een andere droom van enkele fantasten. Volgens de energiewet
kan dit echter niet.
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 84
Samenvatting:
Energie = …………………………………………………………
Mechanische energievormen:
Denk na en antwoord:
Rik eet een chocoladereep van 100g op. Op de verpakking staat : ‘energie 2236 kJ per 100g’.
Gevr:
Oplossing: formules:
Berekening:
Antwoord:
.....................................................................................................
.....................................................................................................
.....................................................................................................
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 86
Vraagstukjes:
Opgave 1:
Welke
We potentiële
heffen energie bekom
onze boekentas, jij 20
gewicht alsNje,naar de op.
50 cm tweede verdieping
Bereken de
Geg:
Gevr.:
Formule:
Berekeningen:
Antwoord:
Opgave 2:
Tot welke hoogte moet men een bal van 320 g omhoogwerpen om
Geg:
Gevr.:
Formule:
Berekeningen:
Antwoord:
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 87
Opgave 3:
Bereken de potentiële energie van een heilblok met massa 500 kg,
dat zich 10 m boven de grond bevindt. (Oplossing : 4,90 104 J )
Geg:
Gevr.:
Formule:
Berekeningen:
Antwoord:
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 88
Rendement:
Als een machine energie verbruikt dan willen we daar graag zoveel mogelijk nuttige
(geleverde) energie terug uit halen.
Uitstromende
of
nuttige energie
Instromende Energie
energievorm omzetter +
(= toegevoerde)
Warmte (Q)
(verlies ?!)
E nuttig
η = eenheid: onbenoemd
E toevoer
Voorbeeld:
Geg: ........................................
.........................................
Gevr:........................................
Berekening: ....................................
....................................
Antwoord: ................................................
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 89
Geg:
Gevr.:
Formule:
Berekeningen:
Antwoord:
Opgave 2:
Geg:
Gevr.:
Formule:
Berekeningen:
Antwoord:
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 90
Samenvatting:
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 91
Kennen:
Kunnen en toepassen:
Zet om naar wetenschappelijke notatie en dan naar de aangegeven eenheid. Bewaar de
wetenschappelijke notatie:
150 Nm = .....................J 1 Ncm = .................................J
0,0589 J = .....................J 1 Nmm = ............................... J
1 kWh = ........................J 5690 Ncm = ............................J
1589 kJ = .....................J 0,00098 kNcm = .....................J
0,00569 kWh = .............J 5896 kWh = ............................J
Opgave Evaluatie
a. Een container met een massa van 12 750 kg wordt vanaf de
grond 20,0 m omhoog getild. Bereken de potentiële energie die
de massa heeft op het ogenblik dat hij op die hoogte is.
(Oplossing: 2,50 105 J)
b. Een boormachine ontvangt 2 kJ energie. Bij het boren gaat er
gaat 800 J verloren aan warmte. Bereken het rendement.
(Oplossing: 0,6)
c. Een atleet (massa 75 kg) springt met zijn polstok 4,98 m hoog.
Hoe groot is zijn potentiële energie op het ogenblik dat hij over
de lat gaat? (Oplossing : 3,66 104 J)
d. Een machine ontvangt 5,3 kJ energie. Er gaat 1800 J verloren.
Bereken het rendement.(Oplossing: 0,7)