You are on page 1of 32

Fysica – hoofdstuk 1 : Mechanica 1ejaar 2egraad (1uur) - 62 -

Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 63

1.6 Arbeid, vermogen en energie


1.6.1 Arbeid

Een kracht kan gebruikt worden om een voorwerp te verplaatsen over een bepaalde afstand.

Voorbeelden:

 Ik plaats mijn boekentas op de tafel.


 Ik duw de kast vooruit.
 ....................................................................................

We zeggen dat een kracht die op een voorwerp werkt arbeid verricht als het voorwerp zich
hierdoor verplaatst

F
voorwerp

Verplaatsing : ∆s

Symbool:

W ( Work )

Bij alle voorbeelden werd er arbeid geleverd want:


 er werd een ……………………………………………… gebruikt
 er werd een ……………………………………………… veroorzaakt
De geleverde arbeid vergroot als de gebruikte kracht …………………………… is.
 W en F zijn dus ……………………………………………
De geleverde arbeid vergroot als de afgelegde weg …………………………..… is.
 W en ∆s zijn dus ………………………………………………………
Definitie van arbeid
De arbeid die een (constante) kracht levert is het product van de kracht met haar
verplaatsing, gemeten volgens haar eigen richting.

Formule:

W = F . ∆s
W: arbeid ( eenheid : J )
F: kracht (eenheid : N )
∆s : afgelegde weg (eenheid : m )
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 64

Let op :
de kracht moet minstens in dezelfde richting werken van de afgelegde
weg.
F en ∆s lopen minstens evenwijdig.

Eenheid Eenheid arbeid = eenheid kracht . eenheid verplaasting


= N . m
= J ( joule)
Een joule is de arbeid geleverd door een kracht van 1 N, waardoor het voorwerp een
verplaatsing van 1 m ondergaat.

Merk op:

1 J is naar mensenmaat een erg kleine arbeid. Om je een idee te geven: je verricht ongeveer 1
J arbeid als je 1 kg suiker 10 cm omhoog beweegt.
We zullen daarom dus ook veel gebruik maken van de afgeleide eenheden:
1 MJ = ...................
1 kJ = ......................

James Prescott Joule (1818 – 1889)


James Joule was de zoon van een rijke brouwer uit Salford, bij Manchester. Aanvankelijk
werkte hij in de brouwerij, maar al snel besliste hij zich aan de wetenschap te wijden. Hij deed
onderzoekingen op het gebied van electriciteit en onderzocht de warmteontwikkeling bij een
electrische stroom. Gaandeweg legde hij zich toe op de warmteleer. Joule kan worden
beschouwd als de proefondervindelijke grondlegger van de energetische warmtetheorie.
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 65
Sta hier eventjes bij stil:
1. Het behoud van arbeid bij hefbomen.

Bij de hefbomen hebben we reeds opgemerkt dat er met een winst aan kracht een
evenredig verlies aan afgelegde weg gepaard gaat. => F . ∆s = constante

B S A’
A S
M L

L
B’

Hier is er sprake van het behoud van arbeid. (Dit geldt voor alle werktuigen!!!!)

2. Als kracht en verplaatsing NIET evenwijdig zijn

Als de kracht niet evenwijdig is aan de verplaatsing wordt er ook arbeid verricht.

Om dan de arbeid te berekenen kan de kracht ontbonden worden

 in een krachtcomponent die evenwijdig is met de verplaatsing = F1


F1 is …………………………… oorzaak van verplaatsing
 in een krachtcomponent die loodrecht staat op de verplaatsing = F2
F2 is …………………………… oorzaak van verplaatsing

voorwerp

∆s
W = ............ ⋅ ∆s
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 66

Denk na en antwoord:

1. Als je een boekentas met gestrekte arm voor je houdt, word je wel moe en je bent aan
het werken. Maar heb je arbeid verricht? ……………………………
Waarom? ……………………………………………………………………………………………
2. Je loopt rond met een stapel boeken in je armen. Je armen verrichten een kracht om de
stapel op een hoogte te houden, je benen leveren een kracht om de stapel rond te
dragen. Wie van beide heeft er arbeid verricht? …………………………………………………………
Waarom? …………………………………………………………………………………………

3. Je tilt een stapel boeken op van de grond en legt ze op tafel.


Heb je arbeid verricht? ……………………………
Waarom?
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Hoe groot was de kracht? …………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Samenvatting:

De arbeid die een (constante) kracht levert is het product van de


........................................ met haar
............................................., gemeten volgens haar eigen
richting.

W = ...................................... (met F // ∆s)

W: ........................... (eenheid : ...... )


F: ......................... (eenheid : ....... )
∆s : .................. ........ (eenheid : ....... )
Let op: Kracht en verplaatsing moeten...........................
.....................................................
Bij hefbomen geldt de wet van ................................
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 67
Vraagstukjes:

Opgave 1:

Om een wagentje horizontaal voort te bewegen is er een

kracht nodig van 50 N. Hoeveel arbeid is er verricht als het

wagentje 30 m verder is? (oplossing: 1,5 . 103 J )

Oplossingsmethode: Oplossing :

Onderlijn het gegeven, schrijf er de Geg:


naam van grootheden bij.

Onderlijn het gevraagde, schrijf er Gevr.:


het symbool van de grootheid bij.

Noteer de gevraagde basisformule en Formule:


indien nodig de afgeleide formule.

 Tip: Gebruik hiervoor het


overzicht van de formules,
grootheden en eenheden.

Noteer de waarden van de gegevens Berekeningen:


in de formule en bereken de
gevraagde waarde.

Formuleer het antwoord. Antwoord:


Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 68

Naam: ............................................... Klas: ...............................

Opgave 2:

We heffen onze boekentas, gewicht 20 N , 50 cm op. Bereken de

verricht arbeid.

( oplossing: 10 J )

Geg:

Gevr.:

Formule:

Berekeningen:

Antwoord:

Opgave 2:

Bepaal de totale arbeid in volgend voorbeeld:

• We gaan met onze boekentas, gewicht 20 N, naar de bushalte


op 300 m van de school.

• We staan met onze boekentas in de hand te wachten op de bus.

• Dan lopen we van de bushalte naar huis, 200 m.


(oplossing: 104 J )

Geg:

Gevr.:

Formule:

Berekeningen:

Antwoord:
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 69

Naam: ............................................. Klas: ...............................

Opgave 3 :

Een kracht verricht 4 kJ arbeid om een voorwerp 80 m te


verplaatsen. Hoe groot is de kracht?
( oplossing: 5,0 . 10 N )

Geg:

Gevr.:

Formule:

Berekeningen:

Antwoord:

Opgave 4:
Om een rotsblok 500 m te verplaatsen leverden de Egyptische
slaven
15 MJ aan arbeid. Wat was de massa van het rotsblok?
( oplossing: 3,06 . 103 kg )

Geg:

Gevr.:

Formules:

Berekeningen:

Antwoord:
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 70

Toets jezelf !!!

☺ Kan je het volgende vraagstukjes zelfstandig oplossen ?

1. Een man van 75 kg klimt met een zak aardappelen van 45 kg op zijn rug 9,0 m hoog op een
ladder. Bereken de arbeid die hij heeft verricht. (oplossing: 1,06 . 104 J)

2. Een groentenhandelaar moet een kracht van 196 N uitoefenen om zijn wagen in beweging te
houden.Welke arbeid heeft hij verricht als hij een weg van 2 km aflegt.
(Oplossing: 3,92 .105 J )

Samenvatting:

Noteer hier je eigen opmerkingen en aanvullingen:


......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
....................................................................................................................................
......................................................................................................................................
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 71

Vermogen
Voorbeeld:

Als er op een bouwwerf 5000 N stenen , 10 m hoog moeten gebracht


worden, dan moet er een arbeid geleverd worden van 50 kJ.
De aannemer kan dan overwegen om de metserdiender de klus te
laten klaren in 2 uur of een kraan te laten aanrukken die de arbeid
verricht in 10 minuten.

De verhouding tussen de geleverde arbeid en de tijd, daarvoor nodig, noemen we het


vermogen.

Symbool:

P (Power)

Het vermogen vergroot als de geleverde arbeid ……………………………….....………… is.


 P en W zijn ………………………………………………………………………
Het vermogen vergroot als de tijd (nodig om de arbeid te leveren) ……………………………… is.
 P en ∆t zijn ……………………………………………………………………....

Definitie van vermogen :

De arbeid die per tijdseenheid verricht wordt


of
De verhouding van de verrichte arbeid op de tijd die nodig is om de arbeid te verrichten.

Formule:
W
P =
∆t
P : Vermogen ( eenheid : W )
W : Arbeid ( eenheid : J )
∆t : Tijdsverloop ( eenheid : s )

Merk op : ∆t is het tijdsverschil tussen de aanvang en het beëindigen van de arbeid.

eenheid arbeid
Eenheid van vermogen: =
eenheid tijdsverloop
J
=
s
= W (watt, naar de Engelsman James Watt 1736-1819)
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 72

James Watt ( 1736-1819)

James Watt wordt beschouwd als de uitvinder van de stoommachine.De


allereerste stoommachine was echter al rond 1700 gemaakt. Het was een
pomp die in de mijnen werd gebruikt om grondwater uit de mijnengangen te
pompen. Watt heeft deze echter aangepast en wordt daarom als de uitvinder
van de stoommachine beschouwd.

Het vermogen is kenmerkend voor elk toestel. Hieronde enkele voorbeelden:


menselijk hart 1,5 W
mens 74 W
paard 512 W
auto (90 pk) 750 W – 1 500 000 W
locomotief 220 000 W – 2 200 000 W
vliegtuigmotor 7 500 000 W
Elektrische centrale 400 MW (opm: kerncentrale : 477 MW)
Lancering Space Shuttle 350 000 kW

De elektriciteitsproductie drukt men uit in MJ : 1 MJ = .................. J


Wat betalen we dan aan de maatschappij? Arbeid of Vermogen?......................................

Merk op:

Halen we uit de formule van vermogen de arbeid dan krijgen we

W
P = ⇒ W = .......... ..........
∆t
Dus: Eenheid voor arbeid = eenheid vermogen . eenheid tijdsverloop
= 1 kW . 1h
= 1 kWh

We hebben echter gezien dat de eenheid van arbeid Joule is!!!!!

Wat is nu het verband tussen 1 J en 1 kWh ?

1kWh = ………… Wh

= …………. W ⋅ …… h
= ………… W ⋅ ……….....… s
J
= ……… ⋅ …………..... s
s
= …………….... J

Besluit : 1 kWh = …….........….. J = .............MJ


Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 73
Naam : ....................................................... Klas: ..............................

Opgave: Zoek thuis het vermogen op van de volgende huishoudtoestellen. Dit kan je vinden op
het identificatieplaatje.
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 74

Naam: ........................................................................ Klas: ....................

WW : Bepaal het vermogen ontwikkeld door een leerling Datum: ...............

We bepalen het vermogen door een leerling ontwikkeld door 10x


op een stoel te gaan staan.

Werkwijze:

1. Een leerling (m1) gaat 10x op een stoel staan. De andere


leerlingen van de groep bepalen met de chronometer de
tijd ( ∆t1 ) die deze leerling hiervoor nodig heeft.
2. Een tweede leerling (m2)doet dezelfde proef en de andere
lln bepalen opnieuw de tijd ( ∆t 2 ) die deze leerling
h
hiervoor nodig heeft.
3. Die tweede leerling (m2)doet opnieuw de proef, maar
tracht zijn tijd (∆t 3 ) van daarnet te verbeteren.
.
Metingen:
Massa ........................... : m1 = ......................................
Massa ........................... : m2 = ......................................
Hoogte van de stoel : h = ....................................... ⇒ ∆s = .....................................
Tijd van de 1e lln : ∆t1 = ....................................
Tijd van de 2e lln (traag) : ∆t 2 = ....................................
Tijd van de 2e lln (snel) : ∆t 3 = ....................................
Berekeningen:
Massa Kracht Arbeid Vermogen
in kg F = .................. in N W = .................. in J P = ................ in W

Leerling 1 :

Leerling 2 (traag) :

Leerling 2 (snel) :

Besluit:
1. Leerling 1 en leerling 2 hebben niet eveneel ................................ en ......................
geleverd.
2. Leerling 2 heeft in beide gevallen wel evenveel …………………………… geleverd, maar in beide
gevallen een verschillend ......................................
3. Het maximum vermogen dat een leerling ontwikkeld heeft is …………………………
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 75
Samenvatting:

Het vermogen is de .........................die per


.......................... verricht wordt
of
Het vermogen is de ........................................ van de
verrichte ...................... op .......................... die
nodig is om .................................. te verrichten.

P : ............................... ( eenheid : ...... )


W : ............................... ( eenheid : ...... )
∆t : ............................... ( eenheid : ...... )

Merk op : 1kWh = …….........… J ( eenheid van .................)

Denk na en antwoord:

 Voor welke grootheden staan volgende eenheden?


kW => …………………………………………………………
MJ => …………………………………………………………
kN => …………………………………………………………
kWh => …………………………………………………………
 Het vermogen van een toestel heeft geen vaste waarde, maar hangt af van de
omstandigheden waarin het toestel gebruikt wordt:

Een lamp die wordt aangesloten op een lagere spanning dan op de lamp
is vermeld, heeft een .................................... vermogen en geeft dus
....................... licht.

 Als je met een auto rustig vertrekt, is het vermogen


………………….... dan wanneer je snel optrekt.


Voor het menselijk lichaam is het vermogen afhankelijk van de
spiergroepen die gebruikt worden.
De beenspieren ( ....................................) hebben het
................... vermogen.
Vraagstukjes:
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 76
Opgave 1:

Je brengt 100 kg stenen langs een ladder naar de eerste verdieping,

3 m hoog. Dit doe je in 10 minuten. Een kraan heeft hiervoor 30 sec

nodig. Bereken voor beide de verrichte arbeid en het ontwikkelde

vermogen.( Oplossing: 2,94 102 N; 4,9 W; 9,8 10 W)

Geg:

Gevr.:

Formule:

Berekeningen:

Antwoord:
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 77
Opgave 2:

Als jij (massa 65 kg) een toren, 82 m hoog, kan bestijgen in 15

min. Welke arbeid heb je dan verricht, hoe groot is het ontwikkelde

vermogen? ( Oplossing: 5,22 104 J ; 5,8 101 W )

Geg:

Gevr.:

Formules:

Berekeningen:

Antwoord:

Welke arbeid moet men verrichten om een massa van 200 kg tot op een
hoogte van 5 m te trekken. Welk vermogen moet mijn kraan hebben als
ik dat op 1 minuut wil doen? (Oplossing: 9,8 103 J ; 1,63 102 W )

Geg:

Gevr.:

Formules:

Berekeningen:

Antwoord:
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 78

Toets jezelf !!!

☺ Kan je de volgende vraagstukjes zelfstandig oplossen ?

1. Een kraan ontwikkelt een vermogen van 20 kW.


In welke tijd kan een last van 38 000 N op een hoogte van 6 m gebracht worden?
(Oplossing: 11,4 s)

2. Een man van 75 kg klimt met een zak aardappelen van 45 kg op zijn rug in 20,0 s 9,0 m
hoog op een ladder. Hoeveel arbeid heeft hij verricht en hoe groot is het ontwikkelde
vermogen?
(Oplossing: 1,06 104 J; 5,29 102 W )

3. Een sprinter loopt 100 m in 10,6 s en verricht daarbij een arbeid van 22,5 kJ. Bereken
zijn gemiddeld vermogen tijdens de sprint. (Oplossing: 2,12 103 W )

4. Een tractor ploegt 200 m in een tijd van 4 min 30 s en oefent daarbij een kracht van 960
N uit. Bereken het vermogen van de tractor. (Oplossing: 7,11 102 W)

Samenvatting:

Noteer hier je eigen opmerkingen en geheugensteuntjes:

......................................................................................................................................

......................................................................................................................................
......................................................................................................................................

......................................................................................................................................
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 79

Energie
Voorbeelden:

Na arbeid krijgen we honger want onze energie is opgebruikt


Voedsel is onze energiebron. Voedsel is letterlijk de brandstof
voor ons lichaam.

In onze maatschappij halen we vooral energie uit


olieproducten, kernergie en gas.

Een motor heeft brandstof (energie) nodig om arbeid te leveren.


Met energie kan je een auto in beweging brengen. Benzine kan
een motor doen draaien, het bezit energie.
Er wordt dan arbeid verricht op de auto.

De gewichten aan een koekoeksklok doen het uurwerk draaien,


ze bezitten energie.

De veer of batterij in je polsuurwerk bezit energie.

Spierkracht stelt ons in staat van arbeid te verrichten, de


spieren bezitten energie.

We kunnen dus zeggen dat een voorwerp energie bezit als het arbeid kan leveren.

Symbool

Definitie

Een voorwerp bezit energie als het ..............................kan verrichten.

Eenheid Energie:

Eenheid Energie = Eenheid arbeid


= J (joule)
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 80

1. Chemische energie:

Door verbranding kan een stof arbeid leveren. De verbranding


is een chemisch proces. Als een stof ........................ kan
leveren door een ...................................proces bezit ze
chemische energie.

Kenmerk: de materie verandert …………….

Voorbeelden:

 ................................................................................
 ................................................................................
 ................................................................................

2. Mechanische energie:

Het water achter een stuwdam bezit ook energie. Het


kan immers langs buizen geleid worden en zo de
schoepen van een turbine in beweging zetten.

De wind (dit is lucht in beweging) bezit energie: Hij


kan windmolens doen draaien, zeilschepen
voortdrijven. Als hij tot een orkaan aangroeit kan hij
bomen ontwortelen en huizen omver werpen.

Kenmerk: De materie verandert .......................

Voorbeelden:

 ..........................................................
 ..........................................................
 ..........................................................
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 81

Mechanische energie

Potentiële energie Kinetische energie

De energie die een voorwerp bezit omdat De energie die een voorwerp bezit omdat
het zich in een speciale toestand bevindt het in beweging is
(ook wel beweginsgenergie genoemd)

Voorbeelden: Voorbeelden:
• Opgespannen veer • een rijdende auto
• Gebogen lat • een draaiend wiel
• Opgespannen pees van een boog • roterende schroef
• Water in een stuwmeer
Berekening (formule): Berekening (formule):
Om een voorwerp omhoog te brengen Naarmate het voorwerp een grotere
moeten we een kracht uitoefenen tegen snelheid heeft en een grotere massa zal
de zwaartekracht in. Deze energie wordt het meer kinetische energie bezitten.
als potentiële energie opgeslagen.

Ep = m . g . h 1
Ek = m v2
2

E p : ..........................(eenheid: ......) E k : ......................(eenheid: ......)


m : .........................(eenheid: ......) m ........................(eenheid: ......)
g : ..........................(eenheid: ......) v : ......................(eenheid: ......)
h : ...........................(eenheid: ......)

Behoud van mechanische energie bij een vallend voorwerp

Valt een voorwerp, dan krijgt het snelheid.


De potentiële energie wordt dan omgezet in
kinetische energie.

Wet behoud van mechanische energie :

E k + E p = C ste
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 82

Andere energievormen en omzettingen:

• Wiel van Maxwell = de jojo

na opdraaien van het touwtje  ………………………… energie

 ………………………… energie

 ………………………… energie

Waar is de energie als de jojo na een tijd tot rust komt?

....................................................................................................

• Een batterij:

Omzetting van …………………………………… energie in


……………………………………………… energie

• Een stuwmeer:

Omzetting van ……………………………… energie


naar ………………………………………… energie
(in de dynamo) en dan in ……………………… energie

• Een kachel:

Omzetting van ……………………………………energie in


thermische energie

• Boormachine:

Omzetting van …………………………………… energie in


…………………………………………… energie
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 83
• Een kerncentrale

Omzetting van …………………………… .......energie


naar …………………………………………… energie naar
……………………………………………energie naar
……………………………………… ........energie

• De radiometer van Crookes:

Omzetting van ……………………………… energie


in ……………………………………… energie

Besluit:

Energie kan van de ene vorm in de andere omgezet worden.


Energie kan van het ene voorwerp op het andere overgaan.

Door gebruik van een toestel kan de ene energievorm in de andere omgezet worden.
Een toestel is dus geen energieverbruiker maar een energieomzetter!

Wet van behoud van energie:

In een afgesloten stelsel kan de energie wel van één vorm in een andere overgaan of van een
voorwerp op een ander overgedragen worden, de som van alle energieën verandert niet.

De wet van het behoud van energie is even fundamenteel voor de


natuurkunde als het behoud van massa , wet van Lavoisier, voor de
chemie. Einstein heeft er echter op gewezen dat beide wetten afzonderlijk
onjuist zijn, aangezien massa in energie omgezet kan worden en
omgekeerd, volgens de formule E = m.c². De wet zou dus moeten luiden:
de som van massa en enrgie blijft constant

Het “perpetuum mobile”

Soms horen we van een uitvinder die denkt een toestel gevonden
te hebben dat meer energie voortbrengt dan het verbruikt. Een
eeuwig durende beweging, eens gestart voor altijd in beweging, is
zo een andere droom van enkele fantasten. Volgens de energiewet
kan dit echter niet.
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 84

Samenvatting:

Energie = …………………………………………………………

Mechanische energievormen:

1. Potentiële energie : .……………………………………………………….


Formule potentiële energie : Ep =………………………….
m: ……………………(eenheid : ………….)
g : ……………………(eenheid : ………….)
h : ……………………(eenheid : ………….)
2. Kinetische energie:
…………………………………...........................................
Formule kinetische energie : Ek = ………………………….
m : ……………………(eenheid : ………….)
v : ……………………(eenheid : ………….)
Behoud van mechanische energie bij een vallend voorwerp:
...........................................................................................
Behoud van energie:
........................................................................

Kringloop van de energie:

Alle energie vindt zijn oorsprong bij de


………………………………………………………… of
………………………………………………………… van de zon.
De mens ontwikkelde toestellen om deze energie om te zetten in
andere energievormen.
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 85

Denk na en antwoord:

Rik eet een chocoladereep van 100g op. Op de verpakking staat : ‘energie 2236 kJ per 100g’.

1. Welke energiesoort is opgeslagen in de chocolade?


......................................................
2. Rik heeft een massa van 70 kg en gaat een berg beklimmen. Hoe hoog kan hij
klimmen met de energie van de reep chocolade?
Geg:

Gevr:

Oplossing: formules:

Berekening:

Antwoord:

3. Leg uit waarom het resultaat niet klopt met de werkelijheid.

.....................................................................................................

.....................................................................................................

.....................................................................................................
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 86
Vraagstukjes:
Opgave 1:

Welke
We potentiële
heffen energie bekom
onze boekentas, jij 20
gewicht alsNje,naar de op.
50 cm tweede verdieping
Bereken de

van het arbeid.


verricht schoolgebouw gaat ( 2 maal 4 m hoog)? We veronderstellen
2
(dat je massa10
oplossing: ) is. (Oplossing : 5,10 10 J )
65Jkg

Geg:

Gevr.:

Formule:

Berekeningen:

Antwoord:

Opgave 2:

Tot welke hoogte moet men een bal van 320 g omhoogwerpen om

hem een potentiële energie van 125 J te geven ?

(Oplossing: 3,99 101 m)

Geg:

Gevr.:

Formule:

Berekeningen:

Antwoord:
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 87
Opgave 3:

Bereken de potentiële energie van een heilblok met massa 500 kg,
dat zich 10 m boven de grond bevindt. (Oplossing : 4,90 104 J )

Geg:

Gevr.:

Formule:

Berekeningen:

Antwoord:
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 88
Rendement:
Als een machine energie verbruikt dan willen we daar graag zoveel mogelijk nuttige
(geleverde) energie terug uit halen.

Uitstromende
of
nuttige energie
Instromende Energie
energievorm omzetter +
(= toegevoerde)
Warmte (Q)
(verlies ?!)

Defintie van rendement:

De verhouding tussen nuttige of uitstromende energie en de toegevoerde


energie

De nuttige energie is…………………………… dan de toegevoerde energie.


Het rendement is dus een getal …………………………… dan 1.
Waar is de rest van de energie naar toe? ……………………………………………………………

E nuttig
η = eenheid: onbenoemd
E toevoer

Voorbeeld:

Bereken het rendement van een fietsdynamo als 80 kJ kinetische energie

toegevoerd wordt om 62 kJ elektriciteit te bekomen.

Geg: ........................................

.........................................

Gevr:........................................

Opl: Formules: .......................................

Berekening: ....................................

....................................

Antwoord: ................................................
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 89

In een spaarlamp wordt 240 kJ elektrische energie toegevoerd. Het

rendement van de lamp is 65% Bereken hoeveel nuttige energie onder

de vorm van licht ontstaat. (Oplossing: 1,56 102 kJ)

Geg:

Gevr.:

Formule:

Berekeningen:

Antwoord:

Opgave 2:

Een batterij produceert 40 kJ elektrische energie

bij een rendement van 85%.

Hoeveel energie heeft men er ingestopt? (Oplossing: 4,71 101 kJ)

Geg:

Gevr.:

Formule:

Berekeningen:

Antwoord:
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 90
Samenvatting:

Noteer hier je eigen opmerkingen en geheugensteuntjes:

......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 91

Toets jezelf !!!

☺ Kan je de volgende vraagjes en vraagstukjes zelfstandig oplossen ?

Kennen:

 Geef de definitie van energie.


 Wat is de basiseenheid van energie?
 Hoeveel joule is 1kWh? Is kWh een eenheid van energie?
 Geef de defintie van mechanische energie.
 Geef een voorbeeld van mechanische energie.
 Geef de definitie van chemische energie.
 Geef de formule van potentiële energie als massa en hoogte gegeven zijn.
 Geef de formule voor de hoogte als potentiële energie en massa gegeven zijn.
 Geef de formule voor massa als potentiële energie en hoogte gegeven zijn.
 Geef het symbool voor de zwaarteveldsterkte en de waarde hiervan.
 Geef de formule voor zwaartekracht als massa gekend is.
 Geef de formule voor massa als zwaartekracht gekend is.
 Leg met je eigen woorden uit wat de wet van behoud van mechanische energie bij een
vallend voorwerp wil zeggen en geef hiervan een voorbeeld.
 Geef de formule voor de wet van behoud van mechanische energie bij een vallend voorwerp.
 Leg uit met je eigen woorden wat het rendement is.
 Geef de formule voor het rendement.
 Kan het rendement een getal groter dan 1 zijn? Leg uit.
 Geef de formule voor de Enuttig als warmteverlies en Etoevoer gegeven zijn.
 Geef de formule voor de warmte als E nuttig en E toevoer gegeven zijn.
 Leg met je eigen woorden uit wat de wet van behoud van energie wil zeggen.
 Welke energieomzettingen heb je : bij het wiel van maxwell, een kachel, een boormachine,
een stuwmeer, een kerncentrale, radiometer van Crookes.
 Welke energie heeft een steen die je tot op een bepaalde hoogte brengt?
Welke energie krijgt die steen als hij valt?
Wat weet je van de potentiële energie bij het vallen?
Wat weet je van de kinetische energie bij het vallen?
Hoeveel is de kinetische energie van de steen juist op het ogenblik dat hij de grond raakt?
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 92

Kunnen en toepassen:
 Zet om naar wetenschappelijke notatie en dan naar de aangegeven eenheid. Bewaar de
wetenschappelijke notatie:
150 Nm = .....................J 1 Ncm = .................................J
0,0589 J = .....................J 1 Nmm = ............................... J
1 kWh = ........................J 5690 Ncm = ............................J
1589 kJ = .....................J 0,00098 kNcm = .....................J
0,00569 kWh = .............J 5896 kWh = ............................J

 Los volgende vraagstukjes op:

Opgave Evaluatie
a. Een container met een massa van 12 750 kg wordt vanaf de
grond 20,0 m omhoog getild. Bereken de potentiële energie die
de massa heeft op het ogenblik dat hij op die hoogte is.
(Oplossing: 2,50 105 J)
b. Een boormachine ontvangt 2 kJ energie. Bij het boren gaat er
gaat 800 J verloren aan warmte. Bereken het rendement.
(Oplossing: 0,6)
c. Een atleet (massa 75 kg) springt met zijn polstok 4,98 m hoog.
Hoe groot is zijn potentiële energie op het ogenblik dat hij over
de lat gaat? (Oplossing : 3,66 104 J)
d. Een machine ontvangt 5,3 kJ energie. Er gaat 1800 J verloren.
Bereken het rendement.(Oplossing: 0,7)

Kijk ook eens op de website naar de extra oefeningen en oplossingen bij


vakinfo fysica 3de jaar: http://users.pandora.be/atheneum.wispelberg/

Of vraag extra oefeningen aan je leerkracht.......... en vergeet niet dat je


steeds welkom bent voor een inhaalles!
Fysica 1ejaar 2egraad (1uur): hoofdstuk 1 : Mechanica pag. 93

You might also like