(13 : tegen de lamp inspreken, lopen) aanmoedigen (12: een hart onder de riem steken) Een gespannen situatie Iets onaangenaams wordt erger gemaakt doen. door 1 gebeurtenis. (14: door de zure appel (7: olie op het vuur heen bijten) gooien) Na een periode van Iemand uitdagen : iets tegenslag komt er een laten doen of zeggen betere tijd. terwijl die persoon dat (11: na regen komt niet wil. zonneschijn) (10: iemand uit de tent lokken) Iedereen heeft wel Alles doen wat een verdriet / ongeluk. ander zegt. (8: ieder huisje heeft (9: naar iemands pijpen zijn kruisje) dansen)
Steun geven. Kwaad op iemand en wil
(5: je steentje wraak nemen. bijdragen) (6: met iemand een appeltje te schillen hebben.) Geen structuur meer Iemand is bovenmate zien. vrolijk. (3: door de bomen het (4 : in de wolken zijn) bos niet meer zien) Gelijkend op iemand Een hele grote en van jouw eigen familie. brede meneer. (2 : de appel valt niet (1 : een boom van een ver van de boom.) vent)