You are on page 1of 2

Vraag 8.

Cheryll Bosa is per 1 januari 2019 aan de slag gegaan als buschauffeur in Amsterdam. Zij is
binnenlands belastingplichtige voor de Wet IB 2001 en verdient met haar baan als buschauffeur
jaarlijks €20.000 ‘loon uit dienstbetrekking’. Cheryll heeft geen andere inkomsten en geen recht op
persoonsgebonden aftrek.

Hoeveel moet Cheryll in 2019 betalen aan inkomstenbelasting incl. premies volksverzekeringen
(afgerond)?

A. € 1.454;
B. € 1.724;
C. € 1.894;
D. € 7.330.

Loon uit dienstbetrekking (art. 3.80 Wet IB 2001) bedraagt 20.000. Belastbaar inkomen uit werk en
woning bedraagt 20.000 (art. 3.1 Wet IB 2001). Inkomstenbelasting 9% van 20.000 = 1.800 plus
premieheffing van 27,65% van 20.000 = 5.530, in totaal: 7.330 belasting plus premie (art. 2.10 Wet
IB 2001). Algemene heffingskorting (art. 8.10 Wet IB 2001) bedraagt 2.477. Arbeidskorting (art. 8.11
Wet IB 2001) bedraagt 170 (lid 2 onderdeel a) plus 28,712% van (20.000 minus 9.694) = (onderdeel
b) = 2.959, totaal 3.129. Te betalen: 7.330 – 2.477 – 3.129 = 1.724.

Vraag 15
Jan Goedhart is getrouwd met Wilhelmina Boer. Beiden zijn binnenlands belastingplichtig voor de
Wet IB 2001. Jan en Wilhelmina bezitten in box III op 1 januari 2019 gezamenlijk de volgende
bezittingen en schulden:
- Een bankrekening met een saldo van € 150.000
- Een schuld met een nominale waarde van € 30.000.

Hoeveel bedraagt in 2019 het te betalen belastingbedrag over het inkomen uit sparen en beleggen
voor Jan en Wilhelmina tezamen (afgerond)?

A. € 343;
B. € 378;
C. € 1.146;
D. € 1.262.
Rendementsgrondslag is bezit minus schuld. Bezit 150.000, schuld 23.800 (30.000 minus drempel
van 6.200). Zie art. 5.3 Wet IB 2001. Rendementsgrondslag: 126.200. Grondslag: 126.200 minus
60.720 heffingsvrijvermogen (art. 5.6 Wet IB 2001), = 65.480, art. 5.2 Wet IB 2001.
Voordeel: 0,13% over (2/3 van 65.480) + 5,60% over (1/3 van 65.480)
Belastingtarief is 30% en bedraagt derhalve 378 (cijfers/getallen mogen steeds in voordeel van
belastingplichtige worden ‘afgekapt’ en hoeven niet wiskundig te worden afgerond, verschillende
afronding leidt tot uitkomsten tussen 378 en 380).

Vraag 39

Wyneke Brabant koopt een nieuw huis in Amersfoort. De levering van de woning vindt plaats op 1
september 2019. Wyneke krijgt die dag ook de sleutels. Wyneke kan de woning niet direct betrekken,
omdat er eerst een nieuwe keuken en badkamer zal worden geplaatst. Op 1 december 2019 zijn de
werkzaamheden volbracht en verhuisd Wyneke naar de woning. Wyneke heeft de woning gekocht
voor €300.000. Dat bedrag heeft ze volledig geleend bij de bank, het jaarlijks rentepercentage
bedraagt 2,5%. De schuld wordt annuïtair afgelost, steeds op 31 december. De WOZ-waarde
bedraagt €300.000.

Wat is juist voor 2019?

A. Het belastbaar inkomen uit eigen woning bedraagt €462,50 negatief;


B. Het belastbaar inkomen uit eigen woning bedraagt €1.850 negatief;
C. Het belastbaar inkomen uit eigen woning bedraagt €2.337,50 negatief;
D. Het belastbaar inkomen uit eigen woning bedraagt €5.550 negatief.

Art. 3.110 belastbaar inkomen uit eigen woning bedraagt voordeel minus kosten. Art. 3.112
Wet IB 2001 voordeel en art. 3.120 Wet IB 2001 kosten. Hypotheek / rente op jaarbasis is
2,5% van 300.000 = 7.500. In casus betalen vanaf 1 september, dus 4 maanden. 4/12 *
7.500 = 2.500. Voordeel maanden september, oktober, november is nihil, art. 3.112 lid 4 Wet
IB 2001. Voordeel maand december is 1/12 * 0,65% van 300.000 = 1/12 van 1.950 = 162,50.
Inkomen bedraagt derhalve 162,5 – 2.500 = -2.337,5

You might also like