You are on page 1of 8

BELASTINGRECHT UU OEFEN MC TENTAMENVRAGEN

OEFEN MC VRAGEN

NB. Onderstaande vragen zijn slechts voorbeelden. Het tentamen zal 3 uur duren en uit 40 MC-vragen
bestaan en meer onderwerpen bestrijken.

Vraag 1

Zoey Pretanssen is 16 jaar, heeft de Nederlandse nationaliteit en woont in Bilthoven. Ze zit op de


middelbare school. In het weekend heeft zij een bijbaantje als verkoopster in een kledingzaak in
Utrecht.

Is Zoey subjectief binnenlands belastingplichtig voor de Wet IB 2001?

A. Ja, op basis van haar Nederlandse nationaliteit;


B. Ja, op basis van haar Nederlands inkomen;
C. Ja, op basis van haar Nederlandse woonplaats;
D. Nee, minderjarigen zijn niet subjectief belastingplichtig op grond van art. 2.15 Wet IB 2001.

Vraag 2

Berend Reizenberg is binnenlands belastingplichtige voor de Wet IB 2001. Hij heeft een eigen
woning in Vianen. Deze woning heeft hij in 1998 voor € 140.000 gekocht. Op dit moment bedraagt de
WOZ waarde € 230.000. De eigenwoningschuld is € 150.000. Berend wil graag verhuizen. Hij
verkoopt de woning voor € 200.000 en koopt vervolgens een statig pand in de Wittevrouwenbuurt in
Utrecht. De volledige aankoopprijs van € 400.000 financiert hij met een lening bij een bank. Die
schuld lost hij in 25 jaar af volgens een annuïtair schema.

Hoeveel bedraagt de eigenwoningschuld ten aanzien van de woning in Utrecht?

A. € 250.000;
B. € 320.000;
C. € 350.000;
D. € 400.000.

Vraag 3

Stelling 1. Beginselen van totaalwinst zijn causaliteit, finaliteit, milieu/sfeer.


Stelling 2. Beginselen van goed koopmansgebruik zijn realiteit, eenvoud en
voorzichtigheid.

Wat is juist?

A. Stelling 1 is juist, Stelling 2 is juist;


B. Stelling 1 is juist, Stelling 2 is onjuist;
C. Stelling 1 is onjuist, Stelling 2 is juist;
D. Stelling 1 is onjuist, Stelling 2 is onjuist.

Niets uit dit oefententamen mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of
openbaar gemaakt worden in enige vorm of op enige wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.
BELASTINGRECHT UU OEFEN MC TENTAMENVRAGEN

Vraag 4

De heer Kramers woont heel dit jaar samen met zijn fiscale partner mevrouw Van As in een eigen
woning in Groenekan. De WOZ-waarde van deze woning bedraagt
€ 370.000. De woning staat op naam van de heer Kramers. Hij heeft de woning in de jaren negentig
gekocht en gefinancierd met een hypothecaire geldlening van – omgerekend – € 75.000. Op 31
december van vorig jaar lost de heer Kramers de lening volledig af.

Welke bewering is onjuist?

A. De belastbare voordelen uit eigen woning bedragen dit jaar € 80;


B. De belastbare inkomsten uit eigen woning bedragen dit jaar € 2.405;
C. De aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld bedraagt dit jaar € 2.325;
D. De belastbare inkomsten uit eigen woning vormen gemeenschappelijke
inkomensbestanddelen, die mevrouw Van As en de heer Kramers kunnen verantwoorden in
de aangifte van mevrouw Van As.

Vraag 5

Johanneke de Haan, woont in Amsterdam en werkt in het theater. Daarnaast werkt zij als serveerster
in een lokaal restaurant. Zij ontvangt per jaar € 30.000 aan ‘loon uit dienstbetrekking’. Johanneke is
binnenlands belastingplichtig voor de Wet IB 2001. Ze schenkt dit jaar eenmalig € 800 aan de
Federatie Dierenambulances Nederland, een ANBI.

Hoeveel bedraagt haar belastbaar inkomen uit werk en woning?

A. € 29.200;
B. € 29.260;
C. € 29.500;
D. € 29.560.

Vraag 6

Roy Berghuis is ondernemer voor de Wet IB 2001. Hij is juwelier en verkoopt vanuit zijn zaak
schitterende sieraden met daarin diamanten. Bij een overval op zijn winkel zijn enkele bijzondere
ringen gestolen ter waarde van in totaal € 120.000. Roy besluit daarop om een vuurwapen aan te
schaffen zodat hij bij een volgende overval de overvallers kan afschrikken. Hij wil zijn winkelvoorraad
– noodzakelijk voor het voortbestaan van zijn onderneming – beschermen. Voor het vuurwapen heeft
Roy € 640 betaald.

Wat is juist?

A. De kosten voor het vuurwapen zijn aftrekbaar van de fiscale winst, omdat het vuurwapen is
aangeschaft met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming;
B. De kosten voor het vuurwapen zijn aftrekbaar van de fiscale winst, omdat de inspecteur niet
het beleid van de ondernemer mag toetsen;
C. De kosten voor het vuurwapen zijn niet aftrekbaar omdat het kopen van een vuurwarpen een
uitgave is en dit geen kosten vormt;
D. De kosten voor het vuurwapen zijn niet aftrekbaar, omdat een wettelijke aftrekbeperking
geldt.

Niets uit dit oefententamen mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of
openbaar gemaakt worden in enige vorm of op enige wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.
BELASTINGRECHT UU OEFEN MC TENTAMENVRAGEN

Vraag 7

De inspecteur kan een navorderingsaanslag loonbelasting opleggen:

A. Indien hij beschikt over een zogenoemd ‘nieuw feit’;


B. Indien hij binnen een termijn van drie jaar na het ontstaan van de materiële belastingschuld
blijft;
C. De inspecteur kan uitsluitend bij een ‘kenbare fout’ een navorderingsaanslag opleggen;
D. Bovenstaande antwoorden zijn alle onjuist.

Vraag 8

Ronald Post is binnenlands belastingplichtig voor de Wet IB 2001. Hij heeft een transportbedrijf.
Ronald is ‘ondernemer’ voor de Wet IB 2001. Hij wil investeren in een uitbreiding van het
bedrijfspand. Dit zal € 150.000 euro kosten. Helaas heeft Ronald zelf onvoldoende geld beschikbaar
om de uitbreiding te betalen. Gelukkig schiet zijn vader Oscar te hulp. Oscar is binnenlands
belastingplichtig voor de Wet IB 2001. Ronald en Oscar spreken af dat Oscar het benodigde
geldbedrag zal inbrengen in de onderneming. Verder houdt Oscar zich niet bezig met de
ondernemingsactiviteiten, ook kan hij niet worden aangesproken door crediteuren van de
onderneming. In ruil voor zijn inbreng ontvangt Oscar 5% van de jaarlijkse winst.

Wat is juist?

A. Oscar is ‘ondernemer’ voor de Wet IB 2001;


B. Oscar geniet belastbare winst uit onderneming voor de Wet IB 2001;
C. Oscar maakt aanspraak op de MKB-winstvrijstelling;
D. Bovenstaande antwoorden zijn alle onjuist.

Vraag 9

Klaas de Vries is op 1 januari 2002 gehuwd met Saskia Keur. Sinds hun trouwen wonen zij in een
koopwoning in Maarsen. Per 1 januari 2011 vraagt Saskia scheiding van tafel en bed aan en verlaat
de gezamenlijke woning. De woning in Maarsen wordt te koop gezet. Op 1 januari 2014 koopt Saskia
samen met haar nieuwe vriend Joey Smit een woning in Vleuten waar zij direct in gaan wonen.
Saskia en Joey staan samen ingeschreven op het woonadres in Vleuten. De oude woning van
Saskia is nog niet verkocht.

Wie is in 2014 de fiscale partner van Saskia voor de Wet IB 2001?

A. Klaas;
B. Klaas en Joey;
C. Joey;
D. Geen van beide.

Niets uit dit oefententamen mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of
openbaar gemaakt worden in enige vorm of op enige wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.
BELASTINGRECHT UU OEFEN MC TENTAMENVRAGEN

Vraag 10

Jessica Loten en Stan Fransen wonen samen in Amersfoort. Sinds drie jaar hebben zij een notariële
samenlevingsovereenkomst gesloten. Dit jaar geniet Jessica
€ 50.000 aan ‘loon uit dienstbetrekking’. Stan is ondernemer voor de Wet IB 2001. Dit jaar heeft hij
nog steeds last van de na sleep van de economische crisis. Zijn ‘belastbare winst uit onderneming’
bedraagt € 6.000. Het huis waar Jessica en Stan in samenwonen is geheel eigendom van Stan. Ook
de hypothecaire banklening bij de bank voor de aanschaf van de woning staat op zijn naam. De
belastbare inkomsten uit eigen woning bedragen dit jaar € 20.000 negatief.

Wat is de juiste én dit jaar fiscaal meest voordelige methode voor het huishouden
Jessica en Stan?

A. Stan geeft in zijn aangifte voor de inkomstenbelasting de belastbare winst uit onderneming (€
6.000) en de belastbare inkomsten uit eigen woning ( - € 20.000) aan, zodat sprake is van
een negatief belastbaar inkomen uit werk en woning;
B. Stan en Jessica geven in hun aangifte voor de inkomstenbelasting beide de helft van de
belastbare inkomsten uit eigen woning (- € 10.000), de helft van de belastbare winst uit
onderneming (€ 3.000) en de helft van het loon uit dienstbetrekking (€ 25.000) aan zodat zij
beide onder het laagste inkomstenbelastingtarief vallen;
C. Stan en Jessica geven in hun aangifte voor de inkomstenbelasting van de belastbare
inkomsten uit eigen woning beide de helft (- € 10.000) aan. Daarnaast geeft Stan in zijn
aangifte de belastbare winst uit onderneming (€ 6.000) aan en Jessica in haar aangifte loon
uit dienstbetrekking (€ 50.000). Dit zodat Stan een negatief belastbaar inkomen uit werk en
woning heeft en Jessica minder inkomstenbelasting betaalt;
D. Jessica geeft in haar aangifte voor de inkomstenbelasting de belastbare inkomsten uit eigen
woning (- € 20.000) en loon uit dienstbetrekking (€ 50.000) aan. Stan geeft in zijn aangifte
voor de inkomstenbelasting de belastbare winst uit onderneming (€ 6.000). Dit zodat Jessica
minder inkomstenbelasting betaalt.

Vraag 11

Karel Houtman, woonachtig te Utrecht, verdient dit jaar met zijn bijbaan in een kledingzaak €12.500.
Hij geniet ‘loon uit dienstbetrekking’. Voor het overige behaalt Karel dit jaar geen inkomsten. Hij heeft
geen recht op persoonsgebonden aftrek.

De door Karel te betalen inkomstenbelasting (incl. premies) bedraagt in 2015: (NB, u dient hiervoor
de wetgeving geldend in 2015 te hebben, deze is te raadplegen via www.overheid.nl,
‘inkomstenbelasting’, ‘geldend op 1 januari 2015’).

A. €1.043;
B. €1.508;
C. €2.948;
D. €4.561.

Niets uit dit oefententamen mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of
openbaar gemaakt worden in enige vorm of op enige wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.
BELASTINGRECHT UU OEFEN MC TENTAMENVRAGEN

Vraag 12

Willemieke en Jonathan wonen samen in een huurwoning en hebben een notariële


samenlevingsovereenkomst gesloten. Zij zijn fiscaal partner in de zin van art. 5a AWR. Jonathan
heeft een optie om 6 aandelen in HouseVisie B.V. te kopen. HouseVisie B.V heeft 100 aandelen
geplaatst. Alle aandelen hebben een nominale waarde van € 10. Willemieke heeft geen opties of
aandelen in HouseVisie B.V.

Wat is juist:

A. Jonathan is géén aanmerkelijk belanghouder vanwege art. 4.4 Wet IB 2001;


B. Jonathan is aanmerkelijk belanghouder op grond van art. 4.6 Wet IB 2001;
C. Jonathan en Willemieke zijn beide aanmerkelijk belanghouder op grond van art. 4.6 Wet IB
2001;
D. Jonathan is aanmerkelijk belanghouder op grond van art. 4.6 Wet IB 2001 en Willemieke is
aanmerkelijk belanghouder op grond van art. 4.10 Wet IB 2001.

Vraag 13

Berend is eigenaar van een sportwinkel. Berend koopt van de groothandel van Chalid elke maand
sportschoenen. Deze maand levert Chalid aan Berend 100 paar schoenen met elk een waarde van €
50. De kosten zijn in totaal € 5.000,- excl. BTW. Chalid brengt aan Berend daarnaast € 1.050 BTW in
rekening. Berend verkoopt de schoenen voor € 90,75 (incl. BTW) per paar aan zijn klanten. Deze
maand heeft Berend alle ingekochte schoenen verkocht aan klanten. In totaal hebben zijn klanten
hem € 9.075 betaald, waarvan € 1.575 BTW.
Berend doet aangifte voor de omzetbelasting en vraag zich af welk bedrag hij moet overmaken naar
de Belastingdienst.

Wat is juist?

A. € 525,-;
B. € 1.050,-;
C. € 1.575,-;
D. Nihil, de inspecteur moet namelijk eerst de aanslag BTW opleggen.

Vraag 14

Mustafa Benzi is een binnenlandse belastingplichtige voor de Wet IB 2001. Mustafa bezit op 1
januari 2016 de volgende bezittingen en schulden:

- Een Audi A8 met een waarde in het economisch verkeer van € 60.000
waarmee hij dagelijks naar zijn werk gaat;
- Een lening bij de Audi-dealer van € 31.000;
- Een spaarrekening met daarop € 55.000.

Het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen bedraagt over 2016 voor Mustafa (afgerond): (NB, u
dient hiervoor de wetgeving geldend in 2016 te hebben, deze is te raadplegen via www.overheid.nl,
‘inkomstenbelasting’, ‘geldend op 1 januari 2016’).

A. € 0,-;
B. € 30,-;
C. € 102,-;
D. € 1.080,-.

Niets uit dit oefententamen mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of
openbaar gemaakt worden in enige vorm of op enige wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.
BELASTINGRECHT UU OEFEN MC TENTAMENVRAGEN

Vraag 15

Koos Bakker en Herman Weerd – beide woonachtig in Utrecht – drijven dit jaar samen een
onderneming vanuit een vennootschap onder firma (vof). Ze exploiteren een goedlopende
muziekwinkel in de binnenstad van Utrecht. Vanuit de vof wordt een winst gemaakt van €180.000.

Welke van onderstaande beweringen is juist?

A. Alleen de vof is subjectief belastingplichtig voor de Wet IB 2001;


B. Alleen Koos en Herman zijn subjectief belastingplichtig voor de Wet IB 2001;
C. Zowel de vof als Koos en Herman zijn subjectief belastingplichtig voor de Wet IB 2001. Voor
de vof geldt echter een objectieve vrijstelling, zodat de winst alleen bij Koos en Herman belast
is;
D. Zowel de vof als Koos en Herman zijn subjectief belastingplichtig voor de Wet IB 2001. Voor
Koos en Herman geldt echter een objectieve vrijstelling, zodat de winst alleen bij de vof belast
is.

Vraag 16

Stelling 1: Als werknemers voor privé-doeleinden gebruik maken van de ‘auto van de zaak’, dan
is in zoverre sprake van een voordeel uit dienstbetrekking.
Stelling 2: Het kenmerkende, onderscheidende element van de bron van inkomen
‘dienstbetrekking’ voor de Wet IB 2001 is ‘gezagsrelatie’.

Wat is juist?

A. Stelling 1 is juist, Stelling 2 is juist;


B. Stelling 1 is juist, Stelling 2 is onjuist;
C. Stelling 1 is onjuist, Stelling 2 is juist;
D. Stelling 1 is onjuist, Stelling 2 is onjuist.

Vraag 17

Patrick Hofman doet mee aan een tv-programma waarin een aantal personen op een afgelegen –
onbewoond – eiland in de Waddenzee onderling strijden voor de hoofdprijs. Die prijs bestaat uit een
fors geldbedrag en het eiland. Alle deelnemers sluiten een overeenkomst met de tv-omroep. De tv-
omroep heeft daarin vastgelegd dat zij een verregaande instructiebevoegdheid heeft en dat de
deelnemers verplicht zijn de instructies op te volgen. Zo moeten zij bepaalde taken verrichten. Ook is
vastgelegd dat zij een vast geldbedrag per maand ontvangen als beloning voor de taken die zij
verrichten.

Wat is juist?

A. Als is voldaan aan de voorwaarden van art. 7:610 BW is Patrick in dienstbetrekking van de tv-
omroep voor toepassing van de Wet op de loonbelasting 1964;
B. Voor toepassing van de Wet op de loonbelasting 1964 is Patrick in dienstbetrekking van de
omroep als voldaan is aan het urencriterium van art. 3.6 Wet IB 2001;
C. De Wet op de loonbelasting 1964 is nooit van toepassing op personen die werkzaam zijn voor
de televisie;
D. De inkomstenbelasting is een voorheffing op de loonbelasting, art. 9.2 Wet IB 2001.

Niets uit dit oefententamen mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of
openbaar gemaakt worden in enige vorm of op enige wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.
BELASTINGRECHT UU OEFEN MC TENTAMENVRAGEN

Vraag 18

Kees Jongsma woont in Naarden en is binnenlands belastingplichtig voor de Wet IB 2001. Kees is
zeer vermogend. In 1996 heeft hij een erfenis van omgerekend €3.500.000 ontvangen en dit bedrag
op een spaarrekening bij een Luxemburgse bank gezet. Op 1 januari 2009 bedraagt het saldo
€4.100.000. Ook heeft Kees een spaarrekening bij een Nederlandse bank. Op 1 januari 2009
bedraagt het saldo daarop €58.000. Kees is in 2010 door de inspecteur uitgenodigd tot het doen van
aangifte inkomstenbelasting over 2009. Bij het invullen van zijn aangifte vermeldt Kees enkel zijn
Nederlandse spaarrekening en verzwijgt hij bewust het geld op de buitenlandse spaarrekening.

Bij de oplegging van de aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2009 is het buitenlandse
spaarsaldo niet in aanmerking genomen. In 2018 raakt de inspecteur op de hoogte van het bestaan
van de buitenlandse spaarrekening en het spaarsaldo.

Wat is juist?

A. Een buitenlandse spaarrekening behoort niet tot de heffingsgrondslag van een binnenlands
belastingplichtige, zodat bij het opleggen van de aanslag inkomstenbelasting deze terecht
buiten beschouwing is gelaten;
B. Een buitenlandse spaarrekening behoort niet meer tot de heffingsgrondslag van een
binnenlands belastingplichtige omdat de 5 jaarstermijn is verstreken;
C. Een buitenlandse spaarrekening behoort wel tot de heffingsgrondslag van een binnenlands
belastingplichtige, de ten onrechte niet geheven belasting kan niet worden nagevorderd
omdat de 5 jaarstermijn is verstreken;
D. Een buitenlandse spaarrekening behoort wel tot de heffingsgrondslag van een binnenlands
belastingplichtige, de ten onrechte niet geheven belasting kan worden nagevorderd ondanks
dat de 5 jaarstermijn is verstreken.

Vraag 19

Bruno Kadet is ondernemer voor de Wet IB 2001. Zijn ondernemingsactiviteiten bestaan uit het
repareren van klassieke old-timers; auto’s met een bijzondere waarde. De reparatiewerkzaamheden
voert hij uit vanuit zijn eigen garage. Vaak ontvangt hij klanten in de garage. Om de ontvangst wat
aangenamer te maken, besluit Bruno om 3 dure chesterfields banken van €3.000 per stuk neer te
zetten. Dan kunnen de klanten ‘in stijl’ wachten. Bruno wil het uitgegeven bedrag in mindering
brengen op de winst van zijn onderneming. De belastinginspecteur vindt het echter onzinnig en
meent dat plastic klapstoeltjes voldoende zijn voor een garage. De belastinginspecteur weigert
daarom de aftrek.

Wat is juist?

A. De inspecteur mag het motief voor de uitgave toetsen;


B. De inspecteur mag toetsen of Bruno als goede koopman een verstandig ondernemingsbeleid
voert;
C. De inspecteur weigert terecht de aftrek van de €9.000 vanwege het ‘Cessna-criterium’;
D. De inspecteur weigert terecht de aftrek van de €9.000 vanwege een wettelijke
aftrekbeperking.

Vraag 20

Wendelyn Hanen en Thom Kippig treden op 1 januari 2018 in het huwelijk. Per diezelfde datum
verkrijgen en betreden ze een fiscale eigen woning in de zin van art. 3.111 Wet IB 2001. Wendelyn
en Thom zijn beide gezamenlijk eigenaar en dragen elk voor 50% bij aan de hypotheeklasten

Niets uit dit oefententamen mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of
openbaar gemaakt worden in enige vorm of op enige wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.
BELASTINGRECHT UU OEFEN MC TENTAMENVRAGEN

(aflossing en rente). De aankoop van de woning is gefinancierd met een hypothecaire geldlening,
welke kwalificeert als een ‘eigenwoningschuld’. In 2019 bedraagt het eigenwoningforfait € 2.250, de
aftrekbare kosten bedragen € 17.500.

Thom neemt € 17.500,- (negatief) aan belastbare inkomsten uit eigen woning in aanmerking in zijn
eigen aangifte Inkomstenbelasting 2019.

Is dit juist?

A. Ja, want Wendelyn en Thom zijn fiscaal partners;


B. Ja, want er is sprake van een gemeenschappelijk inkomensbestanddeel;
C. Nee, Wendelyn en Thom zijn gezamenlijk eigenaar en betalen elk de helft daarom kan Thom
slechts maximaal de helft in aanmerking nemen;
D. Nee, Thom kan maximaal € 15.250,- (negatief) in aanmerking nemen.

***EINDE***

Niets uit dit oefententamen mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of
openbaar gemaakt worden in enige vorm of op enige wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.

You might also like