Professional Documents
Culture Documents
Richtlijnen Ontwerp
Hemelwaterafvoer
van wegen en kunstwerken
Colofon
Pagina 4 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Inhoud
Pagina 5 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Deel I Algemeen
Voorwoord
In Nederland staan veel documenten ter beschikking die informatie bieden over de
afvoer van hemelwater van wegen en kunstwerken. Deze documenten richten zich
doorgaans op een beperkt aspect van de hemelwaterafvoer of op een bepaald
object, bijvoorbeeld een weg. Hierdoor dient er bij ontwerpen rekening gehouden te
worden met een diversiteit aan documenten. In deze richtlijn Ontwerp
Hemelwaterafvoer van wegen en kunstwerken worden alle relevante eisen c.q.
richtlijnen uit de bestaande documenten gebundeld met, indien van toepassing,
verwijzingen naar deze gerelateerde brondocumenten.
Een aantal documenten op het gebied van hemelwaterafvoer die in de jaren ’80
verschenen zijn, hebben hun waarde in de praktijk bewezen, en worden nog steeds
gebruikt. Deze documenten gaan uit van neerslaghoeveelheden gebaseerd op
analyses van meetgegevens in de periode 1850 – 1950. In het begin van de 21e
eeuw zijn enkele uitgangspunten met betrekking tot de aan te houden
neerslaghoeveelheden gecorrigeerd aan de hand van analyse van recentere
meetgegevens. Deze gegevens zijn in deze richtlijn verwerkt.
Pagina 6 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
I - A.1 Inleiding
Een goede en veilige verkeersafwikkeling op een auto(snel)weg wordt mede bepaald
door de beperking van overlast als gevolg van hemelwater. Om deze overlast te
beperken dienen maatregelen te zijn getroffen voor een snelle afvoer van het op de
verharding gevallen hemelwater.
Deze richtlijn betreft de afvoer van hemelwater van wegen en de daarin opgenomen
kunstwerken. De bestaande normen en richtlijnen vormen het uitgangspunt voor
deze richtlijn. Voor meer achtergrond informatie en een gedetailleerde uitwerking
wordt verwezen naar bronnen welke tussen [] zijn weergegeven. Zie voor de
brondocumenten deel I-A.5.
I - A.2 Doelstelling
Het doel van deze richtlijn is de functies, eisen en uitgangspunten voor het afvoeren
van hemelwater van wegen en de daarin gelegen kunstwerken vast te leggen.
Op basis hiervan en op basis van de achtergrondinformatie en de in de richtlijn
opgenomen mogelijke oplossingen kan een ontwerp van een hemelwatersysteem
gemaakt worden.
Deze richtlijn beschrijft de ontwerp-, dimensionerings-, en onderhoudsaspecten.
Deze richtlijn gaat in op de intensiteit, de afstroming van het wegoppervlak en
berm en het transport naar het lozingspunt van het hemelwater.
Pagina 7 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
I - A.3 Scope
Om de scope van de Richtlijn Ontwerp Hemelwaterafvoer van wegen en
kunstwerken op te stellen is een objectbeschrijving opgesteld. Hierin zijn de
context, grenzen en functie beschreven.
Contextelement Hemelwaterafvoer
Een hemelwaterafvoersysteem is een onderdeel (contextelement) van een object
weg, vaste brug, beweegbare brug en tunnel / aquaduct. Deze zijn weer onderdeel
van het Weginfrasysteem. Het hemelwaterafvoersysteem dient integraal te worden
ontworpen met de objecten waarvan zij een onderdeel uitmaakt.
Deze richtlijn betreft het hemelwaterafvoersysteem van de objecten weg,
vaste en beweegbare brug en tunnel en aquaduct.
De hemelwaterafvoer van een ecopassage is niet in deze richtlijn opgenomen. Voor
de behandeling van verzorgingsplaatsen zie deel III-A.3 van deze richtlijn.
Hoofd-
wegennet
Weginfra-
systeem
object weg
element raakvlak met element beschrijving van het raakvlak
hemelwater- verharding - hemelwater valt op de verharding en
afvoersysteem dient van de verharding te worden
afgevoerd;
berm - hemelwater valt op berm;
- hemelwater dat vanaf verharding wordt
afgevoerd komt in de berm terecht;
- hemelwater infiltreert in de berm;
- berm dient om sneeuw te bergen;
bermsloot - hemelwater valt in de sloot;
- hemelwater dat vanaf verharding en berm
wordt afgevoerd komt in de bermsloot
terecht;
- water boven het grondwaterpeil wordt
afgevoerd door infiltratie en verdeling over de
overige watergangen van het waterhuis-
houdkundig systeem van de omgeving;
geluidsscherm - hemelwater valt op en tegen geluidsscherm
en dient te worden afgevoerd;
- hemelwaterafvoersysteem heeft fysiek
raakvlak met geluidsscherm;
Pagina 8 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Pagina 9 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
object tunnel/aquaduct
element raakvlak met element beschrijving van het raakvlak
hemelwater- verharding - hemelwater valt op de verharding en
afvoersysteem dient van de verharding te worden
afgevoerd;
schampkant - hemelwater valt op de schampkant en
dient van de schampkant te worden
afgevoerd;
- schampkant dient tevens als zijkant van de
langsgoot;
rijvloer - hemelwater wordt door de rijvloer heen
gevoerd richting de waterkelder c.q.
pompput;
- bewegingen tussen de verschillende moten
van de rijvloer dienen door de afvoerleiding
voor hemelwater gevolg te kunnen worden;
- bewegingen tussen de rijvloer en de
omliggende grond dienen door de afvoer-
leiding voor hemelwater gevolgd te kunnen
worden (bij afvoer naar een pompput);
barrier - barrier dient ruimte te bieden aan de hemel-
waterafvoerroosters van kolken zodanig dat
hemelwater effectief opgevangen kan
worden;
- barrier dient de verdiept aangelegde hemel-
waterafvoerroosters van kolken af te
schermen van verkeer;
Pagina 10 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Toelichting:
Met betrekking tot het bovenstaande wordt zichtbaar dat de afbakening van fysieke
verschijningsvormen niet altijd heel eenvoudig kan worden beschreven. Zo behoort het
elektrotechnische en werktuigbouwkundige deel van de pompen niet tot het hemelwaterafvoer-
systeem, maar vormt hier een raakvlak mee. De pomp met eigenschappen zoals het maximaal
leverbare debiet behoort echter wel tot het hemelwaterafvoersysteem, omdat het benodigde
debiet bepaald wordt door het ontwerp van het hemelwaterafvoersysteem.
Pagina 11 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
I - A.4 Functieanalyse
1)
actor de externe actoren, die een rol spelen bij deze functie
2)
input een functie begint met iets of een bepaalde situatie
3)
output een functie leidt tot iets of een gewijzigde situatie
4)
transformatie een functie zet één of meerder inputs om in één of
meerdere outputs
5)
conditie condities waaronder de functie vervuld kan worden
Pagina 12 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
I - A.6 Terminologie
Pagina 13 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Wettelijk kader
Het wettelijk kader voor her reguleren van lozingen en daarmee voor het omgaan
van afstromend hemelwater van wegen en kunstwerken wordt gevormd door de
Wet Milieubeheer, de Waterwet en de Wetbodembescherming. Op basis van deze
wetgeving is het Besluit lozen buiten inrichtingen genomen. In het ‘Kader
Afstromend Wegwater’ [13] is het Besluit praktisch hanteerbaar gemaakt.
Informatief:
Waar mogelijk dient de afwatering van de wegen gerealiseerd te worden door rechtstreekse
zijdelingse afvloeiing van het hemelwater over de bermen naar de bermsloten. Het al dan niet
aanbrengen van een rioolstelsel dient gebaseerd te zijn op een wegbouwkundige of
milieukundige noodzaak zoalsonder andere aangegeven in hoofdstuk A 1.2.4 Afwatering door
middel van goten, kolken en riolen.
Pagina 14 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Pagina 15 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Pagina 16 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
A.1.1 Condities
Atmosferische omstandigheden
Regenduurlijn
80
70
60
50
Buishand10
neerslag (mm)
Buishand10 nieuw
Buishand50
40
Buishand50 nieuw
Buishand250
Buishand250 nieuw
30
20
10
0
0 20 40 60 80 100 120 140
tijd (min)
Pagina 17 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Neerslag (mm)
tijd (min) 1x in 10 jr 1x in 50 jr 1x in 250 jr
0 0 0 0
5 14 20 19
10 20 27 38
15 23 34 44
30 30 42 56
60 35 49 66
120 40 55 73
Afvloeiingscoëfficiënt weginfrasysteem
De afvloeiingscoëfficiënt is een coëfficiënt, die uitdrukt welk gedeelte van de
neerslag in het afvoerstelsel terecht komt.
Pagina 18 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Informatief:
De afvloeiingscoëfficiënt hangt af van een aantal factoren, te weten:
het aanwezig zijn van een droog of van een vochtig oppervlak als de neerslag begint
(temperatuur en jaargetijden);
de mate van indringing in verhard oppervlak (gesloten verharding, zeer open
asfaltbeton, klinkerverharding enz.);
oneffenheden in het wegoppervlak en de waterfilmdikte, (berging op straat);
verdamping (temperatuur en jaargetijden);
duur en intensiteit van de regen;
effect van wind en verkeer;
het dichtslibben van aangrenzende onverharde oppervlakken.
Informatief:
De afvloeiingscoëfficiënt is echter niet constant door vervorming en vertraging bij de inloop in
het afvoerstelsel (d.w.z. dat het inloop-hydrogram niet samenvalt met de neerslagkromme) en
als gevolg van de tijdelijke berging in het afvoerstelsel (vervorming van het inloop-hydrogram
tot een uitloop-hydrogram).
De afvloeiingscoëfficiënt is dan ook te zien als een gemiddelde, afhankelijk van vele factoren.
De bepaling van de juiste waarde van de afvloeiingscoëfficiënt is in feite niet mogelijk, getuige
ook de verschillende resultaten van diverse onderzoekers.
Pagina 19 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Inleiding
In overeenstemming met het ‘Kader Afstromend Wegwater’ is de voorkeurs-
volgorde voor het omgaan met afstromend wegwater van (rijks)wegen als volgt:
Het ontwerp van het hemelwaterafvoersysteem is een integraal onderdeel van het
ontwerp van het weg infrasysteem.
Een ideaal dwarsprofiel van de weg in het kader van hemelwaterafvoer is:
Verkeerskundig wordt het dwarsprofiel van een weg wordt bepaald op basis van:
Daar waar, als gevolg van bijvoorbeeld de beschikbare ruimte, het niet mogelijk is
het hemelwater via bermen en bermsloten af te voeren kan het hemelwater via
open goten, dan wel een gesloten rioolstelsel worden afgevoerd.
Pagina 20 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Wegen, algemeen
Ten behoeve van het afvoeren van de neerslag van het verhardingsoppervlak
volstaat over het algemeen een dwarshelling (verkanting) van dit
verhardingsoppervlak van 2 à 2,5% zie Handboek Wegontwerp [6]. Ook bij
onregelmatigheden in dwars- en/of lengteprofiel is dan de kans op plasvorming
gering. Bij een verharding van bestrating dient een dwarshelling van 3,33% te
worden toegepast.
Autosnelwegen
Voor autosnelwegen geldt de dwarshelling (verkanting) zoals aangegeven in de NOA
[5], paragraaf 5.2. Om wateroverlast te voorkomen dient elke verharding te worden
ontworpen met een minimale verkanting van 2,5%.
De afwatering bij verkantingsovergangen dient te worden ontworpen conform § 6.6
van de NOA [5].
Niet Autosnelwegen
Stroomwegen
Voor stroomwegen geldt de dwarshelling (verkanting) zoals aangegeven in het
Handboek Wegontwerp – Stroomwegen.Om wateroverlast te voorkomen dient elke
verharding te worden ontworpen met een minimale verkanting van 2,5%. Bij de
toepassing van ZOAB geldt een minimale verkanting van 2%.
De afwatering bij verkantingsovergangen dient te worden ontworpen conform
§ 8.3.7 van het Handboek Wegontwerp – Stroomwegen [6].
Gebiedsontsluitingswegen
Voor gebiedsontsluitingswegen geldt de dwarshelling (verkanting) zoals aangegeven
in het Handboek Wegontwerp – Stroomwegen. Om wateroverlast te voorkomen
dient elke verharding te worden ontworpen met een minimale verkanting van 2,5%.
Bij de toepassing van (D)ZOAB geldt een minimale verkanting van 2%.
De afwatering bij verkantingsovergangen dient te worden ontworpen conform
§ 7.3.4 van het Handboek Wegontwerp – Gebiedsontsluitingswegen [6].
Erftoegangswegen
Voor gebiedsontsluitingswegen geldt de dwarshelling (verkanting) zoals aangegeven
in het Handboek Wegontwerp – Erftoegangswegen .Om wateroverlast te voorkomen
dient elke verharding te worden ontworpen met een minimale verkanting van
2,0 %.
Bij grotere langshellingen dan 4,5% of een combinatie van een langshelling met een
grote breedte dient een grotere dwarshelling dan 2% te worden toegepast.
Pagina 21 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Drainage
Ontraden wordt de afvoer van de drainage via het hemelwaterafvoerstelsel te laten
plaatsvinden. Bij het aansluiten van drainage kan bij regen het water vanuit het
hemelwater-afvoerstelsel in de drain lopen, zodat de drains in plaats van water aan
de ondergrond te onttrekken het water in de ondergrond voeren.
In bepaalde gevallen, bijv. bij een weg in een ingraving, kan het voorkomen dat
men desondanks toch aangewezen is op aansluiten van een drainage of een
gedeelte hiervan op het hemelwaterafvoerstelsel.
Zaksloten
Zaksloten hebben als functie dat hierin toestromend water in de bodem kan
infiltreren. De vormgeving van een zaksloot dient daarom afgestemd te worden op
de maximale toestroom van hemelwater, zodat voldoende infiltratiecapaciteit in de
zaksloot voorhanden is.
Bermsloten en berging
Bermsloten hebben als functie de tijdelijke berging van hemelwater en het verdelen
van het hemelwater over het waterhuishoudkundig gebied.
De hydraulische dimensionering van bermsloten dient bepaald te worden volgens
document [1, bijlage B Formules voor de berekening van open en gesloten
leidingen].
Uit de berekening volgt de eventuele noodzaak te zorgen voor een tijdelijke berging.
Extra bergingscapaciteit kan verkregen worden door verbreding bermsloot, de
toepassing van bergbassins, bergvijvers of bergbezinkbassins. Daarnaast kan ervoor
gekozen worden voorzieningen toe te passen die de infiltratiecapaciteit van de
ondergrond vergroten, zoals grindkoffers of bezinkvijvers.
Indien een bermsloot wordt beschouwd als een waterloop (ten behoeve van de
afvoer van hemelwater), dan dient de berekening uitgevoerd te worden volgens
document [1, bijlage B, punt 4 Waterlopen].
Pagina 22 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
winter zomer
1. kleine waterlopen (d < 0,8 m):
- lichte grond 35 20
- zware grond of met veel begroeiing 25 15
Wegbouwkundige noodzaak
Goten, kolken en riolen (inclusief putten) met afvoer naar bermsloten e.d. dienen
aangebracht te worden indien de afvoer zich concentreert of wordt belemmerd,
zoals:
Goten
Goten hebben als functie het hierin toestromend water op te vangen en af te voeren
via het hemelwaterafvoerstelsel, bijvoorbeeld naar kolken.
De vorm van de goot dient er op gericht te zijn een zo groot mogelijke waterafvoer
te verkrijgen. De hydraulische dimensionering van goten kan bepaald worden
volgens document [1, bijlage B Formules voor de berekening van open en gesloten
leidingen]. Hierbij wordt het maximaal afwaterend oppervlak bepaald aan de hand
van met name wegbreedte, regenintensiteit, langshelling, gootvorm en kolkafstand.
Pagina 23 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Kolken
Kolken hebben als functie het vanuit goten toestromend water op te vangen en af te
voeren via het hemelwaterafvoerstelsel, bijvoorbeeld via aansluitleidingen naar
bermsloten of riolering.
Kolkafstanden
Het maximaal per kolk afwaterende wegoppervlak is uit praktische overwegingen
beperkt tot ca. 600 m2, waardoor de kolkafstand afhankelijk van de
verhardingsbreedte wordt begrensd door een maximale waarde. Aanbeveling
verdient het echter de afstand tussen de kolken op maximaal 40 m te stellen.
Kolken situering
De situering van de kolken wordt bepaald aan de hand van een bij het ontwerp
gemaakt stromingsbeeld van het hemelwater over het wegoppervlak. Hierbij dient
rekening gehouden te worden met de factoren wind en verspreiding in de rijrichting
door het verkeer en eventuele spoorvorming. Hierdoor is een extra opvanggedeelte
over 20m nodig zoals aangegeven in de navolgende figuren.
Rioolbuizen
Rioolbuizen hebben als functie het water vanuit kolken verder af te voeren naar een
bermsloot of naar een rioolstelsel.
Pagina 24 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
De maximum toegelaten snelheid van het water in de riolen dient gesteld te worden
op 2 m/s. Bij de berekening van de riolen dient men er van uit te gaan dat de
dekking op de hoogwaterlijn (afstand tussen hoogwaterlijn en maaiveld) min. 0,30
m is. De hoogwaterlijn is de lijn die kan worden getrokken door de punten waar de
waterdruk bij de gehanteerde berekeningsregen nul is.
Het verhang van de leiding dient minstens 1:1000 te zijn. Aanbeveling verdient het
in ieder geval het bodemverhang zo groot mogelijk te maken.
Indien het verhang flauwer wordt dan 1:1000 dient de bodem van de waterloop
waarop geloosd wordt, te worden verlaagd. Indien verlaging van de waterloop niet
mogelijk is zal toch een flauwer verhang moeten worden aangehouden, hetgeen niet
van invloed is op de hydraulische afvoercapaciteit, maar wel op mogelijke extra
bezinking.
Vertragingen in de afstroming van de riolen worden buiten beschouwing gelaten.
Persleidingen
Persleidingen hebben als functie het water vanuit een rioolgemaal verder af te
voeren.
In plaats van een aangepaste k-waarde waarin de invloed van bochtverliezen etc. is
aangenomen, dient men dan uit te gaan van de werkelijke ruwheid van het
materiaal en de nauwkeurige formules van Darcy-Weisbach en Colebrook zie
document [1, bijlage B, punt 2].
In de formule van Colebrook dient voor de wandruwheid (k-waarde) te worden
ingevuld bij:
buizen van beton : 0,5 mm;
buizen van PVC of PE-HD : 0,05 mm.
Voor lange persleidingen wordt voor de bocht- en knikverliezen ook wel, als
ervaringscijfer, 10% van de leidingweerstand in rekening gebracht.
Pagina 25 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
A.2.1 Veiligheid
Markering
De markering dient te zijn voorzien van brede, op langshellingen schuinoplopende,
afwateringssleuven [12].
Putten en putafdekkingen
Bij in verharding gelegen putten dienen kneveldeksels toegepast te worden om het
uitzuigen ten gevolge van rijwind te voorkomen.
Taluds / watergangen
Autosnelwegen
De vormgeving van taluds en watergangen langs autosnelwegen die binnen de
obstakelvrije zone dient te worden toegepast is weergegeven in de NOA
[5, figuur 7-20]
Niet Autosnelwegen
De vormgeving van taluds en watergangen langs niet-autosnelwegen die dient te
worden toegepast is weergegeven in document [9, paragraaf 8] en:
- voor stroomwegen in § 9.3.7 van het Handboek Wegontwerp – Stroomwegen [6].
- voor gebiedsontsluitingswegen § 8.4.7 van het Handboek Wegontwerp –
Gebiedsontsuitingswegen[6].
- voor erftoegangsswegen § 7.4.5 van het Handboek Wegontwerp –
Erftoegangswegen[6].
Goten
Voorkomen dient te worden dat de gootconstructie een obstakel wordt en
gevaarlijke situaties kan opleveren. Bestuurders kunnen de macht over het stuur
verliezen wanneer de wielen van het voertuig in een goot terecht komen. Daarom
zijn de hieronder genoemde eisen gesteld aan de vormgeving van goten.
Pagina 26 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
A.2.2 Gezondheid
Milieukundige noodzaak
Naast de wegbouwkundige noodzaak kan de aanleg van goten, kolken en riolen
(waar nodig een gescheiden stelsel) ook noodzakelijk zijn uit oogpunt van
milieubelangen om bodem- en grondwaterverontreinigingen bij bijv.
brandstofverkooppunten te voorkomen en kunnen belangen van derden een rol
spelen, zoals bijv. in waterwingebieden, tuinbouwgebieden enz.
In het algemeen kan gesteld worden dat op die locaties waar lozing van hemelwater
aanleiding kan geven tot verontreinigingen van bodem en/of ontvangend water
aanvullende voorzieningen dienen te worden getroffen. Deze voorzieningen zijn
afvoer via slib/zandopvangputten, benzine- en olie-afscheiders of lamellenfilters.
Tevens bestaat de mogelijkheid om te transporteren naar een ontvangend water
waarop lozing geen bezwaar is, naar gemeentelijke rioolstelsels of naar
zuiveringsinstallaties.
Bermen en zaksloten
Bij de toepassing van bermen en/of zaksloten worden verontreinigingen in de
bovenlaag van de bodem vastgehouden. De berm voorkomt dus dat de
verontreinigingen diffuus verspreiden (Berendsen & van Veelen, 2009 [7 Kader
Afstromend wegwater]).
Het wegbeheer dient zodanig te worden uitgevoerd dat (bodemverontreinigingen
worden voorkomen (zie aspect citeria A2.8 Onderhoud).
Materialen
De gebruikte materialen onderdelen ten behoeve van het hemelwaterafvoersysteem
dienen milieuvriendelijk te zijn.
Zo dient het gebruik van PE-HD te prevaleren boven het gebruik van PVC, tenzij
voor het gebruik van PVC doorslaggevende redenen aan te voeren zijn. Dit geldt
tevens voor overige afwegingen op het gebied van materiaalgebruik. Het gebruik
van het meest milieuvriendelijke materiaal dient hierbij steeds te prevaleren.
Pagina 27 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
A.2.3 Beschikbaarheid
Kolken
Bij een kolkaansluitleiding dient de kans op verstopping te worden verkleind door
het toepassen van een buis met een minimum middellijn van 125 mm uitwendig.
Rioolbuizen
Bij rioolbuizen dient de kans op verstoppingen te worden verkleind door het
toepassen van een verhang niet flauwer dan 1:1000. Indien het verhang flauwer
wordt dan 1:1000 dient de bodem van de waterloop waarop geloosd wordt, te
worden verlaagd. Indien verlaging van de waterloop niet mogelijk is zal toch een
flauwer verhang moeten worden aangehouden, hetgeen niet van invloed is op de
hydraulische afvoercapaciteit, maar wel op mogelijke extra bezinking. In het
ontwerp dient in het kader van onderhoud rekening gehouden te worden met deze
extra bezinking.
A.2.4 Betrouwbaarheid
Bermen
Erosie en uitspoeling van bermen dient te worden voorkomen door maatregelen
zoals het inzaaien (grasmengsel B3 Highway), inzaaien met hydrociden, verwerken
van graszoden, wiepen, het aanbrengen van (half)verharding en dergelijke.
Kolken en putten
Over het algemeen worden kolken en putten voor zwaar verkeer met gietijzeren
rand en voorzien van een betonvoet toegepast. Deze zijn robuust en vergen
daardoor een gering onderhoud en zijn slijtvast.
Pagina 28 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Belastingen buizen
Voor de sterkteberekening van buizen zie document [1, paragraaf 7 Sterkte-
berekening buizen].
Indien afvoerbuizen met een diameter tot 200 mm onder de weg door worden
aangebracht dient deze buis in een mantelbuis opgenomen te worden, zodat
zettingen in de aardenbaan geen of slechts een zeer geringe belasting op de
afvoerbuis uitoefent. Daarnaast kan bij toepassing van een mantelbuis de afvoerbuis
vervangen worden zonder dat schade aan de weg optreedt.
Afvoerbuizen die onder de weg door worden aangebracht dienen buiten het
invloedsgebied van het kunstwerk inclusief de overgangsconstructie (stootvloer, -
platen) te liggen
De afstand van de bovenkant van het riool, mantelbuis en dergelijke tot de
onderkant van de verharding dient minimaal 0,8 m ten behoeve van de spreiding
van de verkeersbelasting op de verharding.
Materiaaleigenschappen hemelwaterafvoerssysteem
Voor de bepalingen met betrekking tot de aan te houden sterkte-eigenschappen bij
toepassing van een materiaal zie document [1, paragraaf 6 Keuze bouwstoffen].
In de normen en publicaties worden de sterkte eigenschappen vaak gerelateerd aan
een verkeersklasse.
Voor bepalingen met betrekking tot de aan te houden weerstand tegen
aantastingsmechanismen van een materiaal zie document [1, paragraaf 6 Keuze
bouwstoffen].
Robuustheid en molestbestendigheid
Met name in het zicht blijvende onderdelen voor de afvoer van hemelwater dienen
voldoende robuust en molestbestendig te zijn.
A.2.5 Vormgeving
A.2.6 Omgevingshinder
Pagina 29 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
A.2.7 Uitvoering
Algemeen
Ook bij een gefaseerde aanleg en/of reconstructie van de weg dient het
hemelwaterafvoersysteem te functioneren, zodat de veiligheid op de in gebruik
zijnde weggedeelten gewaarborgd is.
Hiertoe dienen zonodig tijdelijke voorzieningen te worden getroffen zodat de
veiligheid op de in gebruik zijnde weggedeelten gewaarborgd is. Tevens dient
uitspoeling van grond in bermen en taluds te worden voorkomen.
Grondwerk
De sleuven dienen te worden uitgevoerd met zo steil mogelijke taluds.
Ter plaatse van de buisverbindingen dient, voor het maken van deze verbindingen,
de vrije ruimte aan beide zijden van de leiding ca. 0,3 m te bedragen. Daarnaast
kan worden volstaan met een vrije ruimte ter weerszijde van de leiding van 0,15 m.
Met name voor buizen van flexibel materiaal, zoals PVC en PE-HD, zal als gevolg van
grond- en verkeersbelasting de buis worden ingedrukt en een ovale vorm
aannemen. Om dit zoveel mogelijk te beperken dient de buis zijdelings goed te
worden gesteund.
Pagina 30 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
A.2.8 Onderhoud
Bermen
Bermen dienen eenvoudig te kunnen worden onderhouden (maaien, aflagen).
Ten behoeve van de afwatering dient de hoogte van de berm minimaal 20 mm lager
te dan de bovenkant van de verharding danwel de onderkant van de watervoerende
laag.
Goten
Goten dienen, zo mogelijk, machinaal te kunnen worden gereinigd.
Goten dienen, waar mogelijk, open goten te zijn van asfaltbeton of betonnen
elementen. Incidenteel kunnen straatstenen en tegels worden toegepast.
Kolken
Bij het ruimen van sneeuw dienen de kolkinlaten sneeuwvrij te worden gemaakt
zodat smelwater kan toestromen.
Putten en putafdekkingen
Beheer, omvattende inspectie, onderhoud en herstel, dient voor zover van
toepassing, te worden uitgevoerd overeenkomstig het gestelde in Nederlandse
praktijkrichtlijn ‘Buitenriolering-Beheer’ (NPR 3220).
Rioolputten worden toegepast om de riolen toegankelijk te maken voor inspectie en
onderhoud. Met het oog op de toegankelijkheid verdient het aanbeveling voor de
inwendige maten uit te gaan van ten minste 0,8 m bij putten die ondieper zijn dan
2 m en van ten minste 0,9 m bij putten die dieper zijn dan 2 m.
Met het oog op onderhoudbaarhed bedraagt de hart op hart afstand van putten
maximaal 100 m..
Het stroomprofiel heeft tot doel het water in de put te geleiden en daardoor
vuilafzetting en werveling (vrijkomen van gassen bij vuilwater) te voorkomen.
Rioolbuizen
Mantelbuizen
Afvoerbuizen onder een verharding dienen in een mantelbuis te worden aangebracht
zodat de afvoerbuis eenvoudig kan worden vervangen.
Pagina 31 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
A.2.9 Toekomstvastheid
Element Materiaal
Goten Asfaltbeton of betonelementen
Kolken en aansluitleidingen Onderbak van beton en inlaatstuk
van gietijzer met draaibaar hol
rooster of thermisch verzinkt vlak
stalen rooster; aansluitleidingen van
PVC.
Rioolbuizen buizen van beton of PVC, incidenteel
PE-HD.
Riool putten Beton, metselwerk of kunststof met
gietijzeren putrand met deksel.
Persleidingbuizen PVC en PE-HD, incidenteel beton.
Goten
Goten dienen gemakkelijk aanpasbaar te zijn bij het aanbrengen van nieuwe
asfalbetonlagen en/of reconstructie.
PE-HD buizen
Buizen van PE-HD zijn toepasbaar voor de afvoer van hemel- en vuilwater, zowel in
vrijvervalleidingen als in persleidingen.
PVC-buizen
Buizen van PVC zijn toepasbaar voor de afvoer van hemel- en (in beperkte mate)
vuilwater, zowel in vrijvervalleidingen als in persleidingen.
Informatief:
PVC is een plastische bouwstof, waarbij niet de treksterkte maar de vervorming op lange
termijn maatgevend is. De mate van vervorming is afhankelijk van de wanddikte van de buis,
de aard van de aanvulgrond en de zorg bij uitvoering en aanvulling. Duidelijk is dat naarmate
de wanddikte groter is de invloed van de andere factoren geringer wordt.
Pagina 32 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
A.2.10 Sloopbaarheid
Brandstofverkooppunten en verzorgingsplaatsen
Voor eisen en randvoorwaarden in het kader van HWA zie document [1].
Plaatsbepaling
Bij de plaatsbepaling van het afvoerstelsel moet rekening worden gehouden met
andere aan te brengen, of eventueel later aan te brengen, wegvoorzieningen zoals
beplantingen, geleiderailconstructies, geluidsschermen, praatpalen, lichtmasten,
uithouders en portalen voor bewegwijzering enz. In normblad NEN 1738 zijn
richtlijnen gegeven voor de plaats van leidingen en kabels in wegen buiten de
bebouwde kom. Binnen de Rijkswaterstaat gelden enkele speciale bepalingen welke
afwijken van dit normblad, te weten:
de afstand van de leidingen parallel aan de rijbaan moet zodanig zijn dat de
stabiliteit van het weglichaam gewaarborgd blijft;
zo mogelijk dient een strook van vijf meter naast de rijbaan gereserveerd te
worden, waarin geen leidingen en kabels van derden mogen liggen;
zo mogelijk dienen leidingen en kabels van derden aan één zijde van de weg
te worden geprojecteerd.
De goten dienen zowel in aardebanen als op kunstwerken aansluitend aan
en buiten de naastliggende stroken met de functie vluchten of redresseren
aangebracht te worden
Pagina 33 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
B.1.1 Condities
Atmosferische omstandigheden
Uitgangspunt voor het ontwerp van afvoergoten en kolken zijn de documenten [2]
en [3].
Neerslagintensiteit
De voor berekeningen aan te houden neerslagintensiteit komt tot uitdrukking in
onderstaande formule van Van de Akker.
H hoeveelheid neerslag in mm
P periodiciteit in jaar
t tijdsduur regenbui in min.
Deze formule is gebaseerd op een neerslaganalyse van het KNMI over de periode
1850 – 1950 en op de meest intensieve regens die eens per 10 jaar voorkomen. De
formule van Van de Akker is vooral bruikbaar voor dekken van bruggen en
viaducten. Bij de formule van Van den Akker zijn de intensiteiten vooral in het begin
van de bui (de periode met het meeste overlast voor het verkeer) hoog. Na
ongeveer 10 minuten zakken de hoeveelheden onder de hoeveelheden zoals deze
afgeleidt kunnen worden van de Krommen van Braak, welke voor de berekening van
pompkelders worden gebruikt.
0,34
Qm = 2,75. i . B1,23. L0,32
Pagina 34 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
B1,227
Deze omrekeningsfactor bedraagt : 101,227 B= breedte afstroomvlak in m
Qr -1,35
tr = 0,1145B.L met Qr = 0,1145.t.-0,74.B.L
Bij vlakke platen en bij platen in een zeer flauwe helling (i <0,5%) is de formule
voor de maximale hoeveelheid regenwater niet meer te gebruiken. Voor de aanvoer
dient in dat geval te worden uitgegaan van een berekeningsintensiteit van 120
l/(s.ha). Deze aanvoer van regenwater kan als een ondergrens worden beschouwd.
Pagina 35 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
met:
snelheid in m/s
A (natte oppervlak) / O(natte omtrek) in m
langshelling (tangent)
h
Afhankelijk van het oppervlak en de omtrek van het natte oppervlak kan de
capaciteit van de goten worden bepaald. Vanwege de verschillende situaties die bij
wegtypen optreden wordt een aantal type goten van elkaar onderscheiden, zoals
opgenomen in onderstaand overzicht, zie tevens document [3]. Van elk type goot
wordt de afvoercapaciteit bepaald.
Pagina 36 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Autosnelwegen
Type 1 Volledige vulling langs de schamprand
In geval dat wordt gerekend met volledige vulling tot bovenzijde
schamprand is de capaciteit doorgaans voldoende om het water van vaker
voorkomende regenbuien te bergen.
Type 1 Type 2
Type 4 Type 3
Pagina 37 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Pagina 38 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Niet-autosnelwegen
Type 5 Goten langs de schamprand van wegen, objectafstand 1,50 m (geen
vluchtstrook)
Er wordt vanuit gegaan dat de goot gevuld is tot binnenkant van de
kantstreep. De obstakelvrije zone, gemeten vanaf de binnenkant van de
kantstreep [7], is bij dit type 1,50 m. De afstand vanaf het obstakel
(geleiderail) tot schampstrook bedraagt standaard 235 mm, zie document
[10, tekening SD-SCHAMP-01].
Type 6 Goten langs schamprand van wegen, objectafstand 1,00 m (geen
vluchtstrook)
Het verschil met type 5 is dat de afstand van binnenkant kantstreep tot
obstakel (geleiderail) bij dit type is gereduceerd tot 1,00 m (= minimale
maat).
Type 5
Type 6
Pagina 39 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Pagina 40 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Tussenafvoeren
Tussenafvoeren dienen te worden toegepast als:
De langshelling van het afstroomvlak gering is (i < 0,5%), zodat het water
onvoldoende tot afstroming komt.
De capaciteit van de afvoergoot langs de schamprand overschreden wordt.
De capaciteit van de eindafvoer onvoldoende wordt.
Indien er geen noodzaak is dan dient het toepassen van tussenafvoeren echter
voorkomen te worden om het risico van aantasting van de constructie bij lekkage
van tussenafvoeren te voorkomen [10].
De capaciteit van een verticaal geplaatste afvoerbuis (in het diepste deel van de
goot) kan worden bepaald met de formule:
Qa = . A . v
Voor een standaard toegepaste buis met diameter 160 mm, zie document [10,
tekening SD-HWA-02], bedraagt de afvoercapaciteit bij goot type 2 (met h=0,081
m): 12 l/s.
Pagina 41 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
gatpercentage van het rooster, dit varieert afhankelijk van het type van 20
tot 35% (zie specificaties van de leverancier)
oppervlakte van het rooster
Rekenvoorbeeld
Voor een rooster van 400 mm x 400 mm met puthoogte h = 250 mm, in combinatie
met een afvoerbuis met 200 mm diameter kan de capaciteit van de afvoer als volgt
worden bepaald:
Capaciteit rooster:
Capaciteit buis:
Bepalend is in dit geval de afvoercapaciteit van de put met een afvoercapaciteit van
30 l/s.
Rekenvoorbeeld
Voor een brug met een helling van 300 m lang onder 2% en een verhardingsbreedte
van 22 m bedraagt de maximale aanvoer van regenwater 202 l/s. De toegepaste
goot type 2 heeft een capaciteit van 139 l/s. de overbelasting is dan 63 l/s.
Indien een opvangput met oppervlak 350 mm x 350 mm, hoogte 250 mm en
afvoerbuis Ø160 wordt toegepast bedraagt de afvoercapaciteit 21 l/s. Er zijn dan
63/21 = 3 stuks afvoeren nodig.
Pagina 42 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
De volgende put komt op de plek waar de aanvoer 139 + 21 = 160 l/s bedraagt. Dit
kan op identieke wijze worden berekend en komt neer op een afstand van 144 m.
De laatste put komt dan op 212 m vanaf het begin van het afstroomvlak.
Eindafvoeren
Een eindafvoeren bestaan uit gootelementen die in stelspecie worden geplaatst op
een console van het landhoofd, direct naast de stootplaten [10]. Deze constructie
dient toegepast te worden, tenzij er doorslaggevende redenen aangevoerd kunnen
worden om een hiervan afwijkende constructie toe te passen.
Pagina 43 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Bij voldoende capaciteit van de afvoergoten zal de rand van de waterstroom volgens
de resultante van de langs- en dwarshelling afbuigen naar de afvoergoten. Het
gebied waarover goten dienen te worden aangebracht, moet tot voorbij dit punt
reiken.
l = lengte goten
b = breedte waterstroom
i = langshelling
= dwarshelling l i
Afvoerputten
Afvoerputten zijn te beschouwen als doorgeefstations tussen de afvoergoten en het
riool, sloot, gemaal, of ander verzamelpunt. De enige parameter die invloed heeft
op de capaciteit is de energiehoogte die in de put kan worden opgebouwd. Het is
dan ook van belang dat de aansluiting voor de afvoerbuis zo laag mogelijk geplaatst
wordt. Het liefst vlak boven de bodem. Alleen bij putten die tevens dienst doen als
zandvang is de afvoeropening ca. 0,40 m boven de bodem geplaatst.
Pagina 44 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Ten aanzien van de weg dient rekening worden zijn gehouden met de aspect criteria
die onder III-A.2 ‘Aspect criteria’ we zijn opgenomen.
B.2.1 Veiligheid
De afvoer van hemelwater dient, ter voorkoming van plasvorming, niet door
obstakels op het rijdek te worden belemmerd.
B.2.2 Gezondheid
Lozingen
Op die locaties waar lozing van hemelwater aanleiding kan geven tot
verontreinigingen van bodem en/of ontvangend water dienen aanvullende
voorzieningen te worden getroffen [7].
Voorzieningen kunnen zijn afvoer via slib/zandopvangputten, benzine- en olie-
afscheiders of lamellenfilters. Een mogelijkheid is ook het transporteren naar een
ontvangend water waarop lozing geen bezwaar is, naar gemeentelijke rioolstelsels
of naar zuiveringsinstallaties.
Bij grote bruggen kan hemelwater van de brug via een hemelwaterafvoersysteem
(putten en afvoerbuizen) geloosd worden in de uiterwaarden danwel op het
oppervlakkte water (zomerbed). In de uiterwaarden dient het hemelwater,
afhankelijk van de hoeveelheid, geloosd te worden in grindkoffer of
retentiebekken. Hierbij dient te worden voorkomen dat tijdens hoogwater het
oppervlaktewater verontreinigd wordt door de eventueel in het retentiebekken
aanwezige verontreinigingen als gevolg van het hemelwater.
Materialen
Materialen ten behoeve van het hemelwaterafvoersysteem dienen dienen
milieuvriendelijk te zijn.
Zo dient het gebruik van PE-HD te prevaleren boven het gebruik van PVC.
Dit geldt tevens voor overige afwegingen op het gebied van materiaalgebruik. Het
gebruik van het meest milieuvriendelijke materiaal dient hierbij steeds te
prevaleren.
Pagina 45 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
B.2.3 Beschikbaarheid
B.2.4 Betrouwbaarheid
Informatief:
N.a.v. het tegelgooiers incident op de A4 beloofde de minister van verkeer en
waterstaat in een brief van 24 maart 2005 aan de tweede kamer dat alle putdeksels
op viaducten vastgezet zouden worden en dat losse bestrating vervangen zou
worden door asfalt op, en in de nabijheid van, viaducten.
B.2.5 Vormgeving
B.2.6 Omgevingshinder
Pagina 46 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
B.2.7 Uitvoering
B.2.8 Onderhoud
Aspecten met betrekking tot onderhoud die bij het ontwerp van het
hemelwaterafvoersysteem in aanmerking genomen dienen te worden, zijn:
B.2.9 Toekomstvastheid
B.2.10 Sloopbaarheid
Onderlinge verplaatsingen
De hemelwaterafvoer dient alle verplaatsingen van het kunstwerk te kunnen volgen.
Dit betekent dat:
Pagina 47 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Waterdichte aansluiting
De flexigoot kantopsluiting tegen de schampkant dient in een mengsel van
rubberbitumen en steenslag uitgevoerd te worden en als gevolg hiervan een
waterdichte afsluiting van de stortnaad tussen schampkant en rijdek.
Pagina 48 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Naast het afvoeren van hemelwater heeft het afvoersysteem in tunnels ook een
belangrijke functie in het afvoeren van andere vloeistoffen. De dimensionering van
het afvoersysteem dient daarom enerzijds gebaseerd te zijn op het afvoeren van
hemelwater en anderzijds op het afvoeren van andere vloeistoffen.
Met name bij de dimensionering en detaillering van de waterkelders spelen
vrijgekomen gevaarlijke stoffen (bijvoorbeeld als gevolg van een calamiteit) een rol.
Ontwerpcriteria voor een afvoersysteem dat bovenstaande functies combineert zijn
opgenomen in de SATO [11] en de VRC [12].
De eisen waaraan het vloeistofafvoersysteem in een tunnel met een lengte ≥250 m
in het hoofdwegennet dient te voldoen staan beschreven in document [14]
hoofdstuk 19.
C.1.1 Condities
Atmosferische omstandigheden
Continue neerslagintensiteit
Voor de berekening van de afvoercapaciteit van het afvoersysteem dient te
worden uitgegaan van een continue intensiteit van de neerslag.
Toelichting:
Bij hoge regenintensiteiten zal, ook bij met gras begroeide taluds, het percentage afvloeiend
water relatief groot zijn.
Uit de waarde van 200 l/(s.ha) volgt dat geaccepteerd wordt dat gedurende enige tijd het
afvoerstelsel de regenintensiteiten volgens voorgaande Weibull verdelingsfuncties niet kan
verwerken en het water via het wegdek zal afstromen. Bij zeer hoge regenintensiteiten komt
het wegverkeer tot stilstand, zodat een tijdelijke overschrijding van de rioleringscapaciteit als
acceptabel wordt beschouwd, mits de totale hoeveelheid regenwater uiteindelijk maar in de
kelder(s) geborgen en afgepompt kan worden.
Pagina 49 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Informatief:
Het hemelwater dat op de toeritten valt stroomt onder vrij verval richting waterberging en/of
pomput. Hierbij heeft de weg een dwarshelling (verkanting) zoals bepaald in hoofdstuk
A.1.2.1.. De afvoer van het op de toeritten vallende water zail in eerste instantie zijdelings en
volgens de langshelling plaatsvinden waarbij het hemelwater zich in de langsgoot ter plaatse
van de zijkant van de verharding zal verzamelen.
Pagina 50 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
De uitvoering van het rioleringstelsel in een tunnel dient te voldoen aan de eisen
gesteld in document [14 hoofdstuk 19.6]
Tussenafvoeren
Tussenafvoeren hebben als functie het vanuit goten toestromende water op te
vangen en af te voeren via het hemelwaterafvoersysteem , bijvoorbeeld via
afvoerbuizen naar water, en/of pompkelders.
Tussenafvoeren in tunnels dienen te bestaan uit inlaatputten onder rooster.
De afmetingen en onderlinge afstanden voor de inlaatputten staan beschreven in
§ 5.3.2.1 en 5.3.2.2 van de SATO [11] en de Veiligheids Richtlijnen Deel (VRC)
[12].
Naast de tussenafvoeren in de vorm van inlaatputten ter plaatse van de goten dient
ook een inlaatrooster te worden aangebracht ter plaatse van de waterkelder met
een totale oppervlakte van 1 m2 [11, § 5.3.3.6 en 5.3.3.7]. Deze roosters hebben
wat betreft het inzamelen van hemelwater (en wandenwaswater) de functie om
alsnog het niet opgevangen resterende hemelwater in de waterkelder terecht te
laten komen. Daarnaast hebben ze een functie als ontluchting in het geval van
explosiedreiging bij de afvoer van gevaarlijke stoffen. Zie tevens § C.2.1 ‘Veiligheid’.
Inhoud in l
maximale hoeveelheid regenwater in l/s
pompcapaciteit in l/s
tijdsduur van de maximale regenbui in min.
tijdsduur, waarbij de wateraanvoer is toegenomen tot
Voorwaarde voor het aanhouden van deze formule is dat minimaal een
pompcapaciteit met de volgende waarde voorhanden is:
Pagina 51 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Informatie:
Een waterkelder wordt veelal onder het gesloten tunneldeel in het overgangsgebied tussen
gesloten- en open tunneldeel geplaatst. Bij kleinere tunnels, onderdoorgangen en verdiepte
liggingen wordt vaak gebruik gemaakt van een pompkelder los van de ‘tunnel’constructie.
De voorkeursvolgorde met betrekking tot de afvoer van hemelwater uit tunnels of verdiepte
weggedeelten zoals beschreven in het kader Astromend Water [13] is:
1. Het meest verontreinigde water wordt geloosd op het vuilwaterriool of volgens een
maatwerkvoorschrift uitgegeven door het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag kan
maatwerk voorschrijven voor de scheiding van vuil (bijv. de zogenaamde ‘first flush’)
en schoner water.
2. Schoner water wordt na afvoer uit de tunnel, basculekelder of het verdiepte
weggedeelte op gecontroleerde wijze in de bodem geïnfiltreerd.
3. Schoon water wordt in een oppervlaktewaterlichaam geloosd of in een voorziening
voor de inzameling en transport van afvalwater (niet zijnde vuilwater).
4. Alternatieve lozing.
Pagina 52 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
C.2.1 Veiligheid
Aspecten met betrekking tot veiligheid die bij het ontwerp van het
hemelwaterafvoersysteem in aanmerking genomen dienen te worden, zijn:
C.2.2 Gezondheid
Op die locaties waar lozing van hemelwater aanleiding kan geven tot
verontreinigingen van bodem en/of ontvangend water dienen aanvullende
voorzieningen te worden getroffen. Deze voorzieningen zijn afvoer via
slib/zandopvangputten, benzine- en olie-afscheiders of lamellenfilters. Tevens
bestaat de mogelijkheid om te transporteren naar een ontvangend water waarop
lozing geen bezwaar is, naar gemeentelijke rioolstelsels of naar
zuiveringsinstallaties. Zie ook het kader Afstromend Water [13].
Materialen
Zie A.2.2..
Pagina 53 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
C.2.3 Beschikbaarheid
C.2.4 Betrouwbaarheid
Aspecten met betrekking tot betrouwbaarheid die bij het ontwerp van het
hemelwaterafvoersysteem in aanmerking genomen dienen te worden, zijn:
Pompen dienen niet veelvuldig aan en af te slaan. Daarom moet het volume
van de pompput zodanig worden gekozen dat de pomp minimaal 2 à 3
minuten in werking is. Voor een pomp van 3000 l/min. is dat 6000 l, ofwel 6
m3 [3].
Bij het toepassen van meerdere pompen dienen de pompen alternerend in
werking te zijn opdat de afzonderlijke pompen regelmatig in befraijf zijn.[3].
Riolering in het gesloten deel van een tunnel dient een capaciteit te hebben
van minimaal 4 m3/min. met een buisdiameter van minimaal 200 mm. De
afstanden tussen de inlaatputten dienen niet groter te zijn dan 20 m [14
hoofdstuk 19.8].
C.2.5 Vormgeving
C.2.6 Omgevingshinder
Zie ook A.2.6. Het Kader ‘Afstromend Wegwater’[13] geeft een praktische invulling
voor het omgaan en lozen van wegwater.
In de Specifieke Aspecten Tunnel Ontwerp (SATO) [11] zijn diverse mogelijkheden
weergegeven voor het verzamelen, afvoeren en scheiden van hemel- en lekwater en
vrijgekomen gevaarlijke stoffen.
C.2.7 Uitvoering
Pagina 54 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
C.2.8 Onderhoud
Aspecten met betrekking tot onderhoud van het rioleringssysteem in tunnels, zijn:
Toegankelijkheid
De water- en pompkelder dienen makkelijk toegankelijkheid te zijn. Het aantal
maatregelen (bijv. afsluiten rijstroken) dat hiervoor genomen moet worden dient
beperkt te zijn.
C.2.9 Toekomstvastheid
C.2.10 Sloopbaarheid
Pagina 55 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Onderlinge verplaatsingen
De hemelwaterafvoer dient blijvend te functioneren en dient alle verplaatsingen van
het kunstwerk te kunnen volgen. Dit betekent dat:
Pagina 56 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
IV - A Proceseisen
Het proces met betrekking het afstromen van wegwater is opgenomen in het Kader
‘Afstromend Wegwater’ [13].
Naast de in deze richtlijn vermelde eisen kunnen tevens eisen van gemeente,
provincie, waterschappen of overige betrokken beheerders van kracht zijn op het
ontwerp van het Hemelwaterafvoersysteem. Men dient tijdig contact op te nemen
met de betrokken partijen die bevoegd zijn om aanvullende eisen aan het ontwerp
te stellen.
Pagina 57 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Document [11] heeft betrekking op het object ‘Tunnel’. Dit document geeft
bindende ontwerpoplossingen die voor tunnels met als opdrachtgever
Rijkswaterstaat toegepast dienen te worden.
Pagina 58 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
VI - A Risico’s
Ontwerprisico’s
Ontwerprisico’s met betrekking tot Hemelwaterafvoer kunnen zijn:
Uitvoeringsrisico’s
Uitvoeringsrisico’s met betrekking tot Hemelwaterafvoer kunnen zijn:
De onderdelen van het hemelwaterafvoersysteem worden niet op de juiste
hoogte aangebracht.
Aansluitingen van onderdelen van het hemelwaterafvoersysteem met
overige onderdelen zijn onvoldoende bestand tegen de aanwezigheid van
water.
Beheer en Onderhoudsrisico’s
Het hemelwaterfavoersysteem functioneert niet meer als gevolg van
onvoldoende onderhoud waardoor goten, putten verstopt zijn waardoor
plasvorming ontstaat met een verhoogde kans op slippen en/of
aquaplanning.
Hemelwaterfavoeren (afschot, goten en putten) is niet meer functioneel als
gevolg van bijvoorbeeld het niet meer bereikbaar zijn door bijvoorbeeld
overlaging van verhardingsconstructies waardoor plasvorming ontstaat met
een verhoogde kans op slippen en/of aquaplanning.
Pagina 59 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Een belanghebbende of stakeholder is een persoon of organisatie die invloed ondervindt (positief of negatief) of zelf
Stakeholder belang
Architect Vormgeving in relatie tot de hemelwaterafvoer;
Hemelwaterafvoer geïntegreerd in het ontwerp van de weg en
het kunstwerk.
Rijkswaterstaat De beheerder draagt zorg voor een snelle en veilige afwikkeling
- RD-wegendistrict van het verkeer. De op het wegdek vallende neerslag dient
hierbij zo min mogelijk hinder te veroorzaken.
Vandalist Voorkomen dient te worden dat de functie van de
hemelwaterafvoer kan worden aangetast door vandalisme
(vernieling, verstopping en dergelijke).
Welstand commissie Vormgeving: zie architect; de welstandscommissie is
kaderstellend met betrekking tot de bouwvergunning.
Gebruikers:
Bediener systeem Voor de bediener van een mogelijke installatie (bijvoorbeeld
pompen) is de bediening en integratie in andere systemen van
belang.
Hulpdienst Hulpdiensten dienen bij calamiteit de calamiteitenlocatie snel en
- politie veilig te kunnen bereiken. Daarnaast dienen zij op de
- brandweer calamiteitenlocatie hindervrij te kunnen werken. De op het
- ambulance wegdek vallende neerslag dient hierbij zo min mogelijk hinder te
- berging veroorzaken.
Wegverkeer Het wegverkeer wil een snelle en veilige afwikkeling van het
verkeer. De op het wegdek vallende neerslag dient hierbij zo min
mogelijk hinder te veroorzaken.
Beheerders:
Beheerder Voor de beheerder van het weginfrasysteem is de
RD-wegendistrict inspecteerbaarheid, onderhoudbaarheid en vervangbaarheid van
belang.
Provincie Voor de beheerder van de waterhuishouding (oppervlaktewater,
Gemeente rioolstelsel) waarop afstromend wegwater eventueel wordt
Waterschap geloosd is de hoeveelheid en kwaliteit van het te lozen water van
Hoogheemraadschap belang.
Pagina 60 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Bijlage 2: Begrippenlijst
Begrip Definitie
Pagina 61 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Pagina 62 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Pagina 63 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Pagina 64 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Pagina 65 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Pagina 66 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Pagina 67 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Pagina 68 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Pagina 69 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Pagina 70 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Pagina 71 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Pagina 72 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Pagina 73 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Pagina 74 van 75
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
Pagina 75 van 75