Professional Documents
Culture Documents
het betekent dat de mens ‘zich tot zichzelf-in-de-wereld’ verhoudt. Hierover kunnen
zij een beargumenteerd standpunt innemen aan de hand van:
-Socrates
-Cassirer
-Nietzsche
De mens staat in een hele andere verhouding tot het leven dan een dier. De mens kan tot
zichzelf reflecteren. Dieren leven, mensen leiden een leven. Mensen kunnen zelf bepalen om
iets te doen. Mensen hebben het vermogen tot reflexiviteit.
Dit vermogen stelt de mens volgens Cassirer in staat tot het herkennen van symbolen en
tekens. Deze herkenningskunst onderscheidt volgens Cassirer de mens.
Dit vermogen kan een kunst maar ook een last zijn volgens Nietzsche omdat symbolen
en tekens ook negatief kunnen worden gebruikt (haken kruis). Volgens Nietzsche is de mens
een ziek dier. Zij moet nog uitzoeken wie zij is. De mens zoekt in haar leven uit wie zij is en
het dier weet dat wanneer zij geboren wordt al. Dit is volgens Nietzsche dan ook het verschil
tussen mens en dier. De mens leert wie zij is door keuzes te maken en door normen en
waarden. Hiervoor moet je een idee hebben van wat het goede is. De Übermensch weet dat
de wereld zonder zin bestaat. Zij heeft geleerd wie zij is.
Socrates zegt: ‘Ik kan alleen weten wat goed is als ik mijzelf onderzoek. Een leven dat
zichzelf niet onderzoekt is het niet waard’. Elk individu moet voor zichzelf uitmaken wat
goed is.
In de moderne tijd vindt men het goede leven te bestempelen met rijkdom en welvaart. De
vrije markt is de hoofdrol gaan spelen in ons idee van het goede leven. De vrije markt
bestaat uit de producenten en de consumenten. De vrije markt wordt vooral economisch
opgevat terwijl er meer bij komt kijken. Het is een ideologie geworden terwijl er ook
ethische aspecten aan zitten. Zo doet het zich voor dat het BNP als maatstaf voor het goede
leven wordt genomen.
Nussbaum vindt dat deze maatstaf tekortschiet, ‘het is te plat’. Ze zegt dat je naar meer
moet kijken. Hoe is het gesteld met:
- Het analfabetisme
- Gezondheidszorg
- Ontplooiingsmogelijkheden
- Keuzevrijheid
- Positie van de vrouw
- Voedselvoorziening
Dit zijn de capabilities approach. Alle mensen hebben potenties (capibilities) en de
samenleving is beter als men hier de ruimte (approach) voor krijgt.
Nussbaum praat erg vanuit de westerse cultuur, denk bijvoorbeeld aan het punt over
vrouwenpositie. Daarnaast heeft het goede leven dus volledige afhankelijkheid van de plaats
en tijd dat iemand geboren wordt. Hier heeft Nussbaum niet goed over nagedacht. Men
moet zich leren verhouden tot de dingen waar zij geen invloed op hebben.
6 De kandidaten kunnen Plato’s argumentatie voor de ‘ideale staat’ reconstrueren en
evalueren. Hierbij kunnen zij:
- De kritiek van Plato op de democratie weergeven
- Uitleggen wat bij Plato het verband is tussen de hiërarchische orde in de samenleving
en de drie delen van de menselijke ziel
- Beargumenteren dat Plato’s ‘ideale staat’ zowel als utopie als een dystopie kan
worden beschouwd en daarbij de kritiek van Popper betrekken
Omdat de mens een voorstelling heeft over het goede leven en omdat de mens een vorm
kan geven hieraan is zij mens. Vanaf de 7e/6e eeuw v. Chr verandert de visie van de mens
naar de logos. Zij gaat van bovennatuurlijk naar natuurlijke oplossingen. Vanaf Socrates wil
de mens zichzelf leren kennen. De ethiek van Plato en Aristoteles is erop gericht dat mensen
deugen. Met het spectrum moet de mens het midden hiervan leren vinden. De houding van
een deugdzame mens bestaat uit twee dingen:
- Weten wat het goede is
- Ernaar handelen
Bij Aristoteles is er geen vast midden, vergelijk het met een dieet.
Ten tijde van Plato’s leven was de polis Athene in verval. Plato maakte een ideale
samenleving wat volgens hem een afspiegeling van de ziel moest zijn. Deze is gelaagd:
- Onderste laag: domein van verlangens en begeerten
- Middelste laag: domein van gevoeligheid voor eer en aanzien
- Bovenste laag: domein van het denkende deel
Deze lagen spiegelen zich af in de samenleving van de staat:
- Onderste laag: werkers
- Middelste laag: wachters/soldaten
- Bovenste laag: koningsfilosofen zij weten wat het algemeen belang is
De bovenste laag is leidend en heeft hiervoor kennis en inzicht. Dit is ideaal, ook voor de
werkers en wachters. Elke laag moet zijn talenten binnen zijn laag zien te vinden. De besten
regeren (aristocratie) en doen dit vanuit het algemeen belang. De leidende moeten ook hun
begeerten in toom houden d.m.v. rede. Maar ook werkers en wachters moeten zich
matigen. Als iedereen zich weet te matigen is de samenleving in balans en dan is zij autark.
Volgens Plato ging Athene door hebzucht ten onder. De massa is tiran geworden in de
democratie. Het volg gaat aan zichzelf ten onder ochlocratie. Dit komt doordat de mens
niet meer vanuit de rede handelt. Men weet zich niet meer te matigen en raakt uit balans.
Popper: geen gesloten democratie. Het is een utopie omdat het ideaal van de staat zwaarder
weegt dan die van het individu. Het individu wordt onder gesteld aan de gemeenschap
dystopie, want het individu is onvrij. Het is een utopie omdat de staat ideaal tot uiting komt.
10 De kandidaten kunnen aan de hand van de vijf dimensies van het goede leven de
opvattingen van Plato en Aristoteles over het goede leven uitleggen, vergelijken,
toepassen en beoordelen.
Er zijn 5 dimensies van het goede leven
- Relaties
- Instituties
- Het lichaam
- De natuur
- De zin
Mensen, met rede uitgeruste dieren, en het samenleven, krijgt vorm in relaties binnen de
gemeenschap. De gemeenschap is de context. Deze context bestaat uit relaties en
instituties. Dit geeft het menselijk leven vorm. Bij Plato en Aristoteles was deze samenleving
in lagen verdeeld. Deze indeling kwam voort uit de natuur.
- Plato’s ideale staat is autark. Economie en politiek gaan volgens Plato niet samen.
- Elk lichaam moet verzorgd worden. Dit is erg nodig maar hierin voorzien is de taak
van de slaven. Grieken moesten de tijd krijgen te denken.
- De natuur was geordend. De mens moet zich onderwerpen aan de natuur. De mens
moet de schoonheid, vorm, maat en ordening als richtlijn nemen en hiermee
samenleven, niet domineren
- De zingeving is de filosofie. Matigen. Zij moeten theoretische en contemplatieve
lering erop nahouden.
11 De kandidaten kunnen uitleggen dat aretè (deugd, voortreffelijkheid) een
karakterhouding is. Daarbij kunnen zij uitleggen: waarin een karakterhouding zich
onderscheidt van emoties en vermogens; dat voortreffelijkheid is gericht op het
midden, zoals door verstandige mensen bepaald; dat het bezit van voortreffelijkheid
alleen het resultaat kan zijn van herhaald gedrag, maar deze handelingen op zich niet
voldoende zijn om voortreffelijk te worden; dat men maar op één manier goed, maar
op vele manieren slecht kan zijn.
Volgens Aristoteles is een karaktertrek aangeboren. Een deugd is heel wat anders dan een
karaktertrek. Een deugd moet worden aangeleerd te internaliseren. Als je dit doet ben je
gepredispositioneerd. Deze mens heeft weet van wat het goede is en wil hier ook naar
handelen. Deze dispositie moet men onderscheiden van emoties en vermogens.
- Emoties: je merkt aan jezelf wanneer je geëmotioneerd wordt. Deze emotie zijn
primair, ze komen van buitenaf.
- Vermogens: die psychische toestanden die ons emoties kunnen laten voelen en
ervaren. Dat wat ons woede laat voelen is een vermogen.
- Houding: die psychische toestand waarin wij ons verhouden tot die emoties. Je
neemt tegenover je emoties een houding in, hoe reageer je op een emotie?
Als je toegeeft aan deze emoties raak je uit balans. De deugd in voortreffelijkheid is een
houding die gericht is op het midden. Gericht op het goede zodat andere mensen begrijpen
waarom je zo handelt. Je bent een voorbeeld als je het midden weet te vinden. Ook
tegenover emoties. Aristoteles geeft een soort handleiding over hoe je je moet verhouden
tot emoties. Dat midden ligt niet vast.
- Voortreffelijkheid wordt gekenmerkt door op het juiste moment, de juiste dingen te
doen, tegenover de juiste persoon, met de juiste bedoeling Immanuel Kant
Automatisch juiste midden
Foutief handelen kan op duizenden manieren, goed handelen op 1 manier. Daarom is het
goede moeilijker te vinden. Het foute is makkelijk te vinden. Rechtvaardig en dus goed is die
mens die altijd het juiste midden weet te vinden. Dit goede moet zich niet per toeval
voordoen. Je moet ook de juiste intentie hebben. Je moet bewust en herhaald hetzelfde
gedrag vertonen. Dit leer je louter door opvoeding. Het juiste moment is nooit direct
wanneer je emoties voelt. Laat emoties altijd eerst bezinken voordat je ernaar handelt. Slaap
er een nachtje over en je voelt je compleet anders tegenover je emoties.
12 De kandidaten kunnen uitleggen wat theologale deugden zijn en hoe deze zich
verhouden tot de klassieke deugden. Daarbij kunnen zij uitleggen wat liefde als
hoogste deugd inhoudt en waarom deze deugd op gespannen voet staat met het
hiërarchische denken van Plato en Aristoteles en met hiërarchisch denken in het
christendom.
De kerk kent een piramidaal systeem met de paus aan de top. De kerk en haar macht begon
met kerkvaders zoals Augustinus en van Aquino. Wanneer Luther protesteert tegen de
huidige toestand van het Christendom ontstaat er een scheiding binnen het geloof. Ook
verschilt de kerk met het denken van Plato en de gedachtes uit de oudheid:
- Waar in Plato’s denkwerk ongelijkheid heel gewoon is, draait het binnen het
christendom om gelijkheid en door god geschapen.
- De Christelijke mens is niet alleen gelijk aan elkaar, ook veranderd de waardering
voor arbeid. De oude Griek vond arbeid een tijdsverdoening, een taak voor de slaven.
Het Christendom: ‘ora et labora’ oftewel werk en bid.
Theologale deugden:
- Geloof
- Hoop
- Liefde
Deze deugden zijn door god gegeven, je hebt god nodig.
De kardinale deugden:
- Moed
- Matigheid rechtvaardigheid
- Verstandigheid
Thomas van Aquino zegt dat je via god pas een optimaal leven kan leiden. Bovenop de
kardinale deugden moet je via de theologale deugden optimaal christen zijn.
- Geloof: je moet in het leven het vermogen hebben om in alles van het aardse leven
Gods hand te zien. Ook door het slechte heen, hoe moeilijk dit ook is. Het is een
raadsel wat god met ons voor heeft, maar je moet geloven dat god het goed voor
heeft met de mens.
- Hoop: het vermogen om in alles kansen te zien om het goede te laten groeien. Dit
vergt doorzettingsvermogen.
- Liefde: dit is de hoogste deugd. Het vermogen om jezelf, anderen en Gods
scheppingen lief te hebben, soms moet je hiervoor iets opofferen.
Omdat alle mensen gelijkwaardig zijn, staat dit op gespannen voet met het klassieke Griekse
denken. Maar de kerk is in principe ook hiërarchisch gelaagd. Dit komt niet overeen met het
gelijkswaardigheidsidee van het Christendom. Dit laat een hypocrietheid zien van de kerk.
13