You are on page 1of 8

1.

Waarden zijn uitgangspunten of principes die mensen belangrijk vinden in hun leven en die
ze daarom willen nastreven. Sommige waarden horen typisch bij bepaalde groepen en
politieke of levensbeschouwelijke visies. Gedragsregels zijn dingen die je eigenlijk verwacht
dat iemand altijd al doet. Regels over hoe je je op grond van een bepaalde waarde hoort te
dragen noemen we normen. Bijvoorbeeld dat je altijd eerlijk bent. Maatschappelijke
vraagstukken bevatten de belangrijkste vragen van onze huidige samenleving. We spreken
van een maatschappelijk vraagstuk wanneer:

- grote groepen in de samenleving de gevolgen ervan ondervinden


- er sprake is van tegengestelde belangen en visies
- een gemeenschappelijke aanpak nodig is waarbij de overheid vaak een rol heeft.

Een ander belangrijk kenmerk van maatschappelijke vraagstukken is dat er verschillende


visies bestaan op de oorzaken en de gewenste aanpak van het probleem. Een belang is het
voordeel dat iemand ergens bij ondervindt. Belangentegenstellingen kunnen ontstaan uit
verschillen in levensovertuiging, ideologie of maatschappelijke positie. Een belang heeft ook
vaak te maken met materieel voordeel. Onder een dilemma verstaan we een lastige keuze
uit twee of meer alternatieven die allemaal duidelijke nadelen hebben. Bij de keuze van een
gemeenschappelijke oplossing in de maatschappij gaan we voor een oplossing die bij
iedereen past, maar voor sommige onderwerpen zal dat lastig zijn en moeten we een
compromis sluiten. Dat is een overeenkomst waar alle partijen iets toegeven. De overheid,
dat wil zeggen bestuurders, volksvertegenwoordigers en ambtenaren samen, is
verantwoordelijk voor het opstellen en de naleving van alle wetten.

Er ontstaan altijd nieuwe maatschappelijke vraagstukken, deze verschillen per plaats, tijd en
groep. Dat constant veranderen van vraagstukken noem je dynamiek van de samenleving.
Bij het vaststellen van regels en het maken van afspraken heb je te maken met macht.
Macht is het vermogen om het gedrag of denken van anderen te beïnvloeden, desnoods met
dwang. Macht die geaccepteerd is noemen we gezag zoals de macht van ouders. Een
scheidsrechter heeft formele macht of gezag en je vrienden hebben bijvoorbeeld informele
macht. De manier waarop iemand de macht van een ander kan beïnvloeden heeft te maken
met de machtsbronnen die hij tot beschikking heeft, bijvoorbeeld geld, functie of beroep.
Vergeleken met de verschillen tussen arm en rijk 100 jaar geleden is er in onze samenleving
veel verbeterd. Toch bestaat er in onze maatschappij nog steeds sociale ongelijkheid.
Daarmee bedoelen we een ongelijke verdeling van kennis, financiële middelen en macht.
Met sociale cohesie bedoelen we de mate waarin mensen zich verbonden voelen met
elkaar. Dit is op verschillende niveaus:

- Internationaal
- Nationaal
- Regionaal
- Plaatselijk
- Buurtniveau
1.2

De laatste tijd is er veel aandacht voor desinformatie. Dit is de onjuiste of misleidende


informatie die expres wordt gemaakt en verspreid om geld te verdienen, de publieke opinie
te beïnvloeden en/of iemand, een groep mensen, een organisatie of land te beschadigen. Bij
desinformatie is er sprake van manipulatie, dat is het opzettelijk verdraaien of weglaten van
feiten. De meest extreme variant van manipulatie is indoctrinatie, daarbij krijgen mensen
langdurig, systematisch en dwingend eenzijdige opvattingen opgedrongen met de bedoeling
dat zij deze opvattingen kritiekloos overnemen. Dit komt voor in bijvoorbeeld Rusland en
Noord-Korea. De Informatie kan bijdragen aan complottheorieën dit zijn theorieën die niet
waar zijn maar mensen bedacht hebben of daar in geloven.

Tegenwoordig kan nepnieuws veel makkelijker verspreid worden via internet. De filterbubbel
is het verschijnsel waarbij hetgeen iemand online aangeboden krijgt is afgestemd op wat hij
eerder heeft opgezocht, gepost of geliket. Hier maken grote bedrijven heel erg misbruik van.
De informatie kan ons via allerlei kanalen bereiken. Dus kan op verschillende manieren ons
beeld van de werkelijkheid bepalen. Hoe je die dingen beoordeelt en waarneemt heeft te
maken met ons referentiekader, dat is alles wat je bezit aan kennis, ervaringen, normen,
waarden en gewoonten. We spreken hierbij dan ook van een selectieve waarneming. Als je
een vaststaand beeld hebt van een groep mensen die je allemaal hetzelfde kenmerk of
dezelfde kenmerken toeschrijft, dan kan selectieve waarneming dit stereotype bevestigen.
Om te weten of de informatie betrouwbaar is die je leest heb je een aantal vragen die je
daarbij helpen:
- Wie is de zender?
- Wat is het doel van de zender?
- Is de informatie actueel?
- Welke bronnen worden er gebruikt voor de informatie?
- Wordt de situatie van verschillende kanten bekeken?
- Komt de informatie overeen met andere bronnen?

Zelfs met deze vragen is het soms nog lastig. Als kijker kun je niet elke video tot in detail
uitpluizen. Gelukkig is er een beroepsgroep die informatie voor ons controleert namelijk
journalisten. Zij zoeken alles tot op de bodem uit voor ons. Er zijn een aantal Journalistieke
normen waar een journalist aan moet voldoen.

- De feiten in de berichtgeving controleren.


- Onderscheid aanbrengen tussen feiten, beweringen en meningen
- Hoor en wederhoor toepassen.
- Meerdere bronnen raadplegen.

De nieuws voorziening in Nederland is van hoog niveau en er zal dan ook niet zomaar nep
nieuws verpreid worden. Zelfs voor de professionele journalisten geld het wel is dat er een
fout gemaakt word maar van opzettelijke misleiding is dan geen sprake dat is bij
zogenaamde pulpnieuwssites wel zo.

Nadat je je goed in een onderwerp hebt verdiept gaat het bij standpuntbepaling om de
volgende drie onderdelen:
- argumenteren
- Van meerdere kanten bekijken
- zo nodig het standpunt herzien

Een stelling is een geformuleerd standpunt. Om een stelling te onderbouwen gebruiken we


argumenten. Een argument is een uitleg waarom je iets vindt. Sterke argumenten zijn vaak
gebaseerd op feiten en hebben veel verbindingswoorden en bezitten vaak ook een waarde.
Door bijvoorbeeld nog eens te kijken naar je standpunt kun je je argumenten heroverwegen
mischien besluit je van standpunt te wijzigen maar mischien kun je nog een vaster besluit
nemen.

2.1

Een rechtsstaat is een staat waarin je als burger met grondrechten wordt beschermd tegen
machtsmisbruik en willekeur van de overheid. Je kan niet zomaar opgepakt worden zonder
dat je verdacht bent. Deze bescherming bestaat niet in een autoritaire staat waarin een
machthebber of een hele kleine groep bepaalt wat de regels zijn. In Nederland is een
democratische rechtsstaat. Hier kunnen de burgers bepalen wie er aan de macht komen
en kunnen ze dus mee beslissen. Daarnaast is er hier ook een sociale rechtsstaat. In een
rechtstaat heerst veel sociale cohesie, dit is dat mensen bindingen durven aan te gaan met
elkaar. De meeste burgers houden zich aan de wet dus je kan zeggen dat vertrouwen en
wederkerigheid ook een rol spelen in de rechtsstaat. Als iedereen zich aan de wet houdt is
er rechtszekerheid want iedereen kan zien wat ie wel of niet mag doen.

In de 18e eeuw was er sprake van de verlichting. Europa kende vanaf de 16e eeuw maar
weinig gelukkige perioden. Er waren veel oorlogen tussen de kerken waardoor vele landen
werden verscheurd. De bevolking kon doen wat die wou omdat er nauwelijks regels waren.
Vanaf de 2e helft van de 18e eeuw kwam er verzet tegen dit onrecht. Hoe kon een gelukkige
samenleving worden gerealiseerd? hier werd veel over gedebatteerd en vergaderd. Hun
uitgangspunt was dat je als mens gelijkheid en vrijheid nodig had. Volgens filosofen moesten
alle mensen een sociaal contract sluiten waarin ze tot afspraken komen om in natuurlijke
vrijheid en gelijkheid te kunnen leven. Mensen moesten eerst maar eens van andermans
spullen afblijven maar was het niet handig om hier een scheidsrechter voor te hebben. Dit
werd de eerste taak van de ´staat´. De staat zou daarom een geweldsmonopolie krijgen. Dit
leidde meteen naar de volgende vraag namelijk, waarom zou je de staat vertrouwen. De
contract filosofen kwamen tot de volgende beginselen van de rechtstaat.
- Het beginsel van de grondrechten: alle mensen zijn in vrijheid en gelijkheid
geboren en moeten zo ook kunnen samenleven.
- Het soevereiniteit en democratiebeginsel: de mensen sluiten gezamenlijk een
vredesakkoord, het sociale akkoord.
- Het legaliteitsbeginsel: er is een staat die het sociaal contract tussen mensen kan
afdwingen, maar strikt gebonden is aan de wetten die de partijen zelf hebben
opgesteld.
- Het beginsel van de trias politica: de macht van de staat wordt voor de zekerheid
verder begrensd door interne scheiding van de staatsmacht.
In 1789 werd de verklaring van de rechten van de mens en burger opgesteld zodat de
mensen gelukkiger samen konden wonen. Hier stond het recht van meningsuiting en het
veiligheidsrecht. Er heerste totale chaos totdat Napoleon in 1799 een staatsgreep pleegde
en een verlichte dictatuur vestigde waarin de machthebber in zekere mate rekening hield
met de bevolking.

2.2

Grondwet in Nederland
- legt de fundamentele rechten van burgers vast
- begrenst de macht van de staat en garandeert daarmee de vrijheden van burgers
daarmee de vrijheden van burgers
- geeft aan hoe de belangrijkste organen van de staat in grote lijnen zijn georganiseerd
- drukt de eenheid van de natie uit binnen het staatsverband vormen alle burgers,
ondanks alle verschillen, toch een eenheid

Na de franse revolutie kreeg Nederland de staatsregeling van de Bataafse Republiek.


Daarin werd bepaald dat iedere burger gelijk is voor de wet en onschendbare grondrechten
heeft zoals vrijheid van meningsuiting. Een jaar later werd in Nederland een constitutionele
monarchie, een koninkrijk met een grondwet. Een paar mannelijke burgers die een betaald
bedrag aan belasting betaalden kregen het censuskiesrecht. De nachtwakersstaat was een
staat die zich voornamelijk inzet voor bewaking van de veiligheid van burgers. De
arbeidersbeweging eiste kiesrecht op voor alle burgers dus niet alleen voor bepaalde
burgers met veel geld. Hierdoor ontstond er een klassenstrijd vanwege uitbuiting. De sociale
onrust leidde tot een wijziging in de grondwet. Daarin stond dat alle mannen mochten
stemmen. Verder kwamen er ook godsdienstige scholen. Tijdens de tweede wereldoorlog
maakte Duitsland een einde aan een aantal grondrechten van de burgers. Vlak na de oorlog
trad de oude grondwet weer in werking. Hierin stond dat er bescherming kwam voor burgers
die te maken hadden met discriminatie.

In de grondwet staan klassieke en sociale rechten. Vrijheid en gelijkheid vormen de basis


van de klassieke grondrechten. Hierin staan de persoonlijke vrijheidsrechten.
Je kan dit onderscheiden onder de volgende begrippen
- het recht op gelijke behandeling
- de persoonlijke vrijheid
- de politieke vrijheid
Na de Tweede Wereldoorlog groeide ook het besef dat de staat actief hierop in moest
grijpen. Hierdoor ontstonden de sociale grondrechten. Dit was bijvoorbeeld dat iedereen een
huis moest krijgen. Iedereen had recht op gezondheidswet. En onderwijs werd de
verantwoordelijkheid van de staat. De klassieke rechtsstaat werd een sociale rechtsstaat
oftewel een verzorgingsstaat. Je moet hierin ook rekening houden dat iedereen die rechten
had dus je niet kon discrimineren. Hierdoor ontstond er een wetboek van strafrechten. Ook
moest je denken aan het milieu dus je kon niet zomaar alles weggooien of uitstoten. De
staat kan een gemeente de toestemming geven om een grondwet te verbreken maar vaak
gebeurt dit niet. Grondwetten hebben een verticale werking, dat wil zeggen dat ze door
burgers kunnen worden uitgeoefend tegenover de staat. We spreken van horizontale
werking van grondrechten als burgers zich tegenover elkaar op hun grondrechten beroepen.
2.3

Het legaliteitsbeginsel is dat: mag de overheid alleen de vrijheid van burgers inperken als de
rechtmatigheid van die beperking is vastgelegd in wetten en regels die door het parlement
zijn aangenomen. Dankzij de wet weten burgers waar ze aan toe zijn. Dit zorgt voor
rechtszekerheid. Bijna iedereen kent de noodzaak van de regels. Wetten of rechtsnormen
zijn gedragsregels die door de overheid wettelijk zijn vastgelegd. Het geheel van wetten
vastgelegde regels noem je het recht. De manier waarop dit is geregeld noem je de
rechtsorde. Wanneer wetten rechtvaardig zijn zullen we er ons sneller aan houden, denk
maar aan diefstal. Wetten veranderen daarom ook mee met de tijd.

Om de kwaliteit van de wetten te waarborgen gelden er eisen. Die eisen zijn als volgt.

- Wetten zijn algemeen dat wil zeggen dat iedereen zich er aan moet houden
- Ze zijn openbaar en begrijpelijk
- Ze stellen geen onmogelijke eisen
- Ze mogen niet met terugwerkende kracht toegepast worden
- Ze mogen niet onderling tegenstrijdig zijn
- Ze mogen niet te vaak verandert worden
- Ze moeten redelijk en zorgvuldig worden toegepast

Je ziet dus dat het legaliteitsbeginsel uit twee belangrijke elementen bestaat.

1. Al het overheidshandelen berust op wetgeving


2. De wetgeving voldoet aan de genoemde kwaliteitseisen

Het burgerlijk wetboek


Het wetboek van strafrecht
Doordat de staat steeds meer eisen kreeg werd het een oerwoud van wetten en de mensen
moesten daar erg aan wennen. Sommige taken worden gedelegeerd naar de provincies en
gemeenten. Daardoor kwam er een nieuw orgaan, het zelfstandige bestuursorgaan. Ze
kwamen in handen van private ondernemingen. Ook hier waren regels die golden voor die
ondernemingen.

2.4

Trias Politica is:

- De wetgevende macht
- De uitvoerende macht
- De rechterlijke macht

Die scheiding voorkomt dat de macht te veel bij een groep komt, dus dat het een beetje
verdeeld wordt. Er kwam een systeem van checks en balances. De machten controleren
elkaar en werken samen. In Nederland ligt de wetgevende macht in handen van het
parlement en de regering. Het parlement is de hoogste verkozen macht in Nederland. Dit
bestaat uit de eerste en tweede kamer. Deze mensen die hier in zitten worden elke 4 jaar
opnieuw verkozen. Binnen het parlement is er ook sprake van een onderlinge controle. Dus
als de eerste kamer iets heeft besloten wordt dit nog gecontroleerd door de tweede kamer.
Dus zo is dit ook weer in balans. De uitvoerende macht ligt in de handen van de ministers.
Die ontwikkelen de nieuwe regels. De ambtenaren zijn de mensen die voor de overheid
werken, zij spelen een belangrijke rol in de samenleving omdat zij de hulpjes zijn. Alle
ambtenaren noemen we dan ook de 4e macht. Ambtenaren huren experts in die overleggen
met belangrijke maatschappelijke groepen. Ook krijgen ze vaak bezoek van lobbyisten die
de belangen van hun opdrachtgevers willen behartigen. Het werk van de ambtenaar wordt
vaak pas gecontroleerd als er een groot schandaal is. De macht van de ambtenaren ligt ook
in hun discretionaire bevoegdheid, dat is de bevoegdheid om in sommige gevallen
zelfstandig beslissingen te nemen over hoe een wet wordt toegepast. Zo kan een
politieagent zelfstandig beslissen om iemand aan te houden.

De rechterlijke macht ligt in handen van de onafhankelijke en neutrale rechters. Rechters


hebben een benoeming voor het leven en kunnen alleen in uitzonderlijke gevallen worden
afgezet, bijvoorbeeld na een misdrijf. De toga staat symbool voor de onafhankelijkheid van
de rechter. De rechters moeten dan ook altijd neutraal blijven. Ze mogen zich ook niet laten
leiden door vooroordelen. Als dit wel gebeurt, is er sprake van klassenjustitie. Als de rechter
een uitspraak heeft gedaan kan de verliezende partij in hoger beroep gaan dit betekent dat
er nog een hogere rechter nog eens goed naar gaat kijken. De hoogste wetgever beperkt
zich vaak tot een kaderwetgeving waarin de doelen van het beleid staan. De uitvoerende
macht krijgt dan de opdracht die beleidsdoelen in de praktijk te realiseren met behulp van
nadere regelgeving. Het gevolg is dat er veel regelgevende macht bij het bestuur komt te
liggen. De macht van een rechter is vaak heel groot. Burgers weten vaak niet waar ze aan
toe zijn. De rechter moet tijdens de hoorzitting dezelfde orde handhaven. Ze raadplegen
daar vaak een jurisprudentie, alle eerdere uitspraken van alle rechters samen. Rechters
mogen dus niet zomaar alles zelf bepalen.

2.6

Om te voorkomen dat grondrechten geschonden worden gelden er de volgende regels:

- Iedereen heeft recht op een eerlijk proces door een onafhankelijke en onpartijdige
rechter
- Als verdachte ben je onschuldig tot het tegendeel door de rechter bewezen wordt
geacht.
- De politie mag niet zomaar iedereen aanhouden alleen als je verdacht bent. Deze
regels staan in het wetboek van strafvordering
- Iedereen heeft recht op een advocaat. Als je niet genoeg geld hebt krijg je een
pro-deo advocaat

Het legaliteitsbeginsel zorgt ervoor dat de overheid ook regels heeft deze zie je terug in de
volgende regels uit het wetboek van strafrecht:

- Je kan niet veroordeeld worden op iets wat niet strafbaar is.


- Het moet allemaal duidelijk zijn. Dus de regels moeten voor iedereen openbaar en
duidelijk zijn.
- De ne bis idem-regel bepaalt dat je niet twee keer vervolgd kan worden voor
hetzelfde misdrijf.
- Er is een maximumstraf voor je misdrijf
- Als de schuldige niet toerekeningsvatbaar is of er een overmacht is, kan de schuldige
niet schuldig worden bevonden.
- Er is een verjaringstermijn. Dit verschilt per misdrijf.

Misdrijven zijn ernstige strafbare feiten en overtredingen zijn minder ernstige strafbare feiten.
Je kan het hele proces van de veroordeling onderverdelen in 6 stappen dit zijn ze:

1. De opsporing
2. De aanhouding
3. De vervolging door het OM
4. De berechting
5. De eventuele hoger beroep of cassatie
6. De uitvoering van de straf

De politie start de opsporing met het verzamelen van informatie en het beoordelen of het wel
strafbaar is wat ie doet. Dit proces gaat als proces verbaal naar de officier van justitie.
Iemand is verdachte als er een redelijk vermoeden is van schuld. Als je verdachte bent mag
je iemand staande houden of iemand aanhouden. Tijdens het opsporingsonderzoek mag de
politie dwangmiddelen gebruiken dus fouilleren of inname van spullen. Hier heeft de politie
echter wel toestemming voor nodig van de officier van justitie. Voor de volgende middelen
heeft de politie toestemming nodig:

- Het binnenvallen van een woning


- Het afluisteren van telefoongesprekken of het aftappen van het internetverkeer.
- Preventief fouilleren.
- Infiltratie in een misdaadorganisatie
- Een verdachte langer dan 9 uur vasthouden

Je mag max 110 dagen in voorarrest zitten dit is als ze de rechtszaak uitstellen. Het OM
heeft verschillende manieren om een zaak af te handelen. De officier kan seponeren, dat wil
zeggen besluiten om niet verder te vervolgen. Of ze maken de hele zaak af. Bij
overtredingen of lichte misdrijven kan de officier ook een transactie (geldboete) opleggen.
Daarnaast kunnen ze ook kiezen om te kiezen wat de straf gaat worden. Tenslotte kan de
officier de schuldige ook vervolgen. Hierbij komt er een vervolg van de zaak. Ook bij
bestrijding van terrorisme kunnen de rechten van burgers in geding komen. Met de wet van
opsporing terroristische misdrijven zijn de bevoegdheden van de politie uitgebreid.

2.7

Bij strafvervolging stuurt de officier van justitie de verdachte naar een dagvaarding. Dit is de
dag dat de verdachte voor de rechter moet komen en waarvan hij of zij beschuldigd wordt.
Dit laatste heet de tenlastelegging. Een volwassene is niet altijd verplicht om te komen. Een
strafzaak begint bij de rechtbank en is openbaar. Voor slechts enkele zaken is dat niet zo.
Op de terechtzitting van de strafzaak hoort de rechter de getuigen en kijkt hij kritisch naar
het bewijs tegen de verdachte ook verhoort hij de verdachte. Aan het einde van de zitting
houdt de officier een requisitoir wat betekent dat hij probeert aan te tonen dat de verdachte
schuldig is. En daarna houd de advocaat een pleidooi. Als het OM het niet eens is met het
vonnis dan kunnen beide partijen in hoger beroep gaan. De zaak komt dan voor het
gerechtshof. Daarnaast is het nog mogelijk om in cassatie te gaan bij de hoge raad. Dat is
de hoogste rechter van ons land, die kijkt alleen of het recht juist is toegepast. Voor de
lagere rechters zij de uitspraken van de hogeraad een richtlijkn zij leiden uit deze
jurisprudentie af hoe ze moeten omgaan met toekomstige, soortgelijke zaken. Na cassatie
zijn er geen verdere mogelijkheden meer. Soms heeft iemand het feit wel gepleegd maar
wordt hij toch niet strafbaar geacht. Dan spreek je van strafuitssluitinggronden. Hierbij kun je
onderscheid maken tussen rechtvaardigingsgronden en schuldsluitingsgronden.

Bij rechtvaardigingsgronden is het gepleegde feit door de bijzondere omstandigheden niet


meer strafbaar. De meest voorkomde zijn:

- Noodweer: Dit betekent dat je jezelf of een ander verdedigt tegen geweld
- overmacht-noodtoestand
- Ambtelijk bevel
Bij schulduitingsgronden is het feit wel strafbaar, maar heeft de dader geen schuld. De
belangrijkste zijn.

- Psychische overmacht
- Noodweerexces
- Ontoerekeningsvatbaarhei
- afwezigheid van schuld

You might also like