Professional Documents
Culture Documents
Onderwijs - zoals het veranderen van de examen eisen voor havo en vwo.
10C TOETSWEEK 2 1
Referendum - kiesgerechtigde burgers mogen rechtstreeks stemmen over een
politiek vraagstuk of wetsvoorstel. Een referendum is directe vorm van
democratie.
Politieke besluitvorming:
Wetten gaan pas gelden als een meerderheid in het parlement daartoe
besluit.
In Nederland ligt sinds de grondwetswijziging van 1848 de macht niet meer bij de
koning, maar bij gekozen volksvertegenwoordigers. In 1917 algemeen kiesrecht voor
mannen en in 1919 voor vrouwen.
Kenmerken dictatuur:
10C TOETSWEEK 2 2
ze niet zomaar naar de rechter gaan want er is geen onafhankelijke rechterlijke
macht. Rechters worden gecontroleerd door diezelfde machthebbers.
Machtsscheiding
Persvrijheid
Verkiezingsfraude
Snelheid besluitvorming
10C TOETSWEEK 2 3
Ideologieën:
Links- mensen die zijn voor een sterke, actieve rol van de overheid op het gebied
van economie, uitkeringen, onderwijs en gezondheidszorg.
Liberalisme - ontstond 18e eeuw tijdens de Franse Revolutie. Hun ideaal was
persoonlijke en economische vrijheid en ze waren tegen belastingen. Nu
vinden ze dat de overheid een kleine rol moet spelen op sociaaleconomisch gebied
en zich beperken tot kerntaken als defensie en de bestrijding van criminaliteit.
Liberalen accepteren wel dat de overheid zorgt voor goede gezondheidszorg,
goed onderwijs en uitkeringen. Liberalen zijn voor korte en lage uitkeringen, want
mensen moeten niet van de overheid afhankelijk worden. (rechts)
VVD maar ook D66, PVV en zelfs GroenLinks.
10C TOETSWEEK 2 4
zwakkeren in de samenleving beschermt. Ze moeten goed onderwijs voor iedereen
en hogere belasting voor de rijken zorgen voor een eerlijke verdeling van kennis,
inkomen en macht. Belangrijk doel is om iedere burger gelijke kansen te geven.
(links)
PvdA, SP en GroenLinks hebben duidelijke sociaaldemocratische kenmerken.
Populisme - meer een stijl van politiek bedrijven dan een echte ideologie.
Populisten zeggen op te komen voor de eenvoudige burger en zetten zich af tegen
de elite, die in hun ogen corrupt is. Omdat het geen echte ideologie is, zijn de
opvattingen van populisten niet altijd makkelijk te plaatsen, ze zijn niet per se links of
rechts. Wel gaat het vaak om een sterk nationalistische standpunten: tegen
immigratie en tegen inmenging van het buitenland in de nationale politiek en
economie. Vooral in tijden van economische crisis bloeit het populisme op. In
Nederland wordt de PVV als een typisch populistische partij beschouwd, in het
buitenland vinden we onder meer Frons National (Franktijk), Alternative für
Deutschland, Syriza (Griekenland) en de Deense Volkspartij.
10C TOETSWEEK 2 5
Progressief en conservatief:
Groepen:
Actiegroepen - ze zijn actief in de politiek maar zijn geen politieke partij. Ze zijn
opgericht om één bepaalde doelstelling te bereiken, zoals behoud van natuur of het
welzijn van dieren. Ze roepen op om actie te voeren tegen een bepaald bedrijf of
gaan demonstreren. Zo wil Wakker Dier dat supermarkten stoppen met de verkoop
van plofkippen en protesteert Milieudefensie tegen gasboringen in Groningen.
Politieke partijen - bestaat uit een groep mensen met dezelfde ideeën over de
manier waarop onze samenleving het beste bestuurd kan worden. Terwijl politieke
partijen meedoen aan verkiezingen, doen actiegroepen en belangengroepen dat
juist niet. Een tweede verschil is dat een politieke partij haar mening moet geven
over heel veel verschillende onderwerpen, van onderwijs en economie tot milieu en
10C TOETSWEEK 2 6
defensie. Actiegroepen en belangengroepen richten zich maar op één bepaald
gebied of één bepaalde doelgroep. Politieke partijen lijken soms op
belangenorganisaties. Zo vertegenwoordigt het CDA de belangen van christelijke
scholen en krijgen ondernemers vaak steun van de VVD. Toch moeten partijen
vooral naar het algemeen belang kijken: is een plan goed voor de samenleving als
geheel en worden bepaalde groepen niet te veel benadeeld?
10C TOETSWEEK 2 7
Samenbundeling - op basis van allerlei wensen en eisen maken partijen een
logisch samenhangen geheel van programmapunten.
1. Een persoon kiest een partij en kijkt hierbij naar verschillende standpunten,
belangen en strategieën. Ook “De lijsttrekker” en “Gewoonte” en “Iedereen om
mij heen” en “Partij doet het goed in peilingen”.
2. Je gaat naar de stembus en kiest voor een partij, maar op het stembiljet kruis je
de naam van een persoon aan. De meeste mensen stemmen op de lijsttrekker,
maar sommige kiezen bewust voor een vrouw, iemand uit de regio of iemand die
veel in het nieuws is geweest. Doordat je je stem uitbrengt op een persoon heeft
een volksvertegenwoordiger een sterke positie. Bij een conflict met zijn of haar
eigen partij kan iemand nooit gedwongen worden om te stappen. Wel is het
mogelijk om een Kamerlid uit een partij te zetten, maar diegene kan besluiten
om onder een zelfgekozen naam verder te gaan. Dat gebeurde bijvoorbeeld bij
twee Kamerleden van de PvdA die na ruzie over standpunten verder gingen
onder de naam Denk.
10C TOETSWEEK 2 8
3. Na het sluiten van stembureaus komen de opiniepeilers al met de vermoedelijke
uitslag. Maar zolang de tellingen binnenkomen, blijft het toch spannend. Vooral
als twee partijeen ongeveer evenveel stemmen hebben gekregen en het lang
onzeker blijft wie de grootste wordt. Politici en hun aanhang komen per partij
bijeen om samen op de uitslag te wachten. Meestal is aan het eind van de
avond bekend hoeveel zetels elke partij krijgt. een zetel is letterlijk een stoel in
bijvoorbeeld de Tweede Kamer of de gemeenteraad.
Passief kiesrecht - het recht om je verkiesbaar te stellen. Via een politieke partij die
jou dan als kandidaat op de kieslijst plaats. Je kunt ook je eigen partij oprichten,
maar dat gaat niet zomaar. De overheid wil namelijk niet dat mensen zich voor de
grap verkiesbaar stellen.
Actief kiesrecht- het recht om bij verkiezingen je stem uit te brengen. In Nederland
kan dat pas vanaf 18 jaar.
Zwevende kiezers - kiezers die niet bij elke verkiezing op dezelfde partij stemmen.
Mensen zijn niet zo trouw aan één partij en stappen makkelijk over op een andere
partij. De media speelt voor deze mensen vlak voor de verkiezingen een belangrijke
rol.
10C TOETSWEEK 2 9
Mediacratie - het idee dat democratische landen vooral geregeerd worden door
degene die de macht hebben over de media en de publieke opinie beïnvloeden.
De regering
Waarom een kabinet? - met 150 mensen van verschillende partijen het land
besturen, is niet mogelijk. Vandaar dat de Kamer, op basis van de verkiezingsuitslag,
een soort dagelijks bestuur samenstelt. Dit bestuur bestaat uit meerdere ministers
die elk leiding geven aan een ministerie. De ministers passen aan één tafel en
kunnen op die manier goed met elkaar overleggen. Ook kunnen ministers meteen in
actie komen als dat nodig is, bijvoorbeeld bij een vogelgriep epidemie of een
dreigende terreuraanslag. Behalve om praktische redenen is het ook gewenst
vanwege de machtenscheiding dat de uitvoerende macht, die in is van het kabinet,
door het parlement wordt gecontroleerd.
10C TOETSWEEK 2 10
voor de komende jaren. Er staat bijvoorbeeld in hoe ze de criminaliteit gaan
aanpakken en de werkloosheid willen bestrijden. Soms vindt het laatste deel van
deze fase plaats onder leiding van een aantal informateurs, die elk afkomstig zijn
een een van de coalitiepartijen. Als de informateur klaar is, benoemt de Tweede
Kamer een formateur, die geschikte ministers en staatssecretarissen bij elkaar
zoekt. Meestal is de formateur de lijsttrekker van de grootste partij. Doorgaans wordt
hij de minister-president. Aan het eind van de formatie benoemt de koning de
ministers en staatssecretarissen. Dit is een formaliteit, want de koning heeft geen
invloed op wie er benoemd wordt. Tot slot volgt de bekende bordes-foto op de trap
van het paleis.
10C TOETSWEEK 2 11
maakt deel uit van de regering, maar heeft formeel geen macht. We noemen dit de
ministeriële verantwoordelijkheid. Ministers zijn niet alleen verantwoordelijk voor de
inhoud van wetten en de troonrede, maar alles wat de koning zegt en doet. We
zeggen ook wel dat de koning onschendbaar is. Toen koning Willem-Alexander
vakantie vierde in China, stelden enkele kamerleden daar kritische vragen over
vanwege de mensenrechtenschendingen in dat land. De premier moest deze vragen
beantwoorden. De koning bemoeit zich niet actief met het beleid van de regering.
Wel wordt hij wekelijks door de minister-president op de hoogte gehouden, maar de
inhoud van deze gesprekken blijft geheim. Ministers zijn verder ook politiek
verantwoordelijk voor hun ambtenaren. Als de ambtenaren ernstige fouten hebben
gemaakt, kan dat soms tot ontslag van de minister leiden.
Het parlement
10C TOETSWEEK 2 12
Parlementaire democratie - het parlement bestaat uit de Eerste en Tweede Kamer,
samen ook wel de Staten-Generaal genoemd. De leden van de Tweede Kamer
kiezen we direct, dus rechtstreeks. De Eerste Kamer wordt indirect gekozen: wij
kiezen de Provinciale Staten en de leden van de twaalf Provinciale Staten kiezen op
hun beurt de leden van de Eerste Kamer.
Eerste en Tweede Kamer - de Tweede Kamer heeft 150 leden die voor 4 jaar
worden gekozen. Zij bekijken elk voorstel voor een nieuw wet en mogen deze
goedkeuren, afwijzen of veranderen. Aaleen na goedkeuring gaat een voorstel naar
de Eerste Kamer, ook wel Senaat genoemd. De 75 leden van de Eerste Kamer
mogen een wetsvoorstel niet veranderen, maar alleen in zijn geheel goed- of
afkeuren. Hun taak is voor al om te kijken of er geen fouten of onduidelijkheden in
staan. Maar omdat ze politici zijn, spelen ook hun politieke opvattingen een rol bij de
oordeling. Keuren ze het wetsvoorstel af, dan gaat het terug naar de Tweede Kamer.
Hierdoor vormt de Eerste Kamer een soort extra controle. De Tweede Kamer heeft
meer macht dan de Eerste Kamer. Daar vinden dan ook veel meer debatten plaats
met ministers en daarom zie je de Tweede Kamer vaker op tv.
Fracties - alle kamerleden worden namens een bepaalde partij gekozen en behoren
tot een fractie onder leiding van de fractievoorzitter. Een fractie is de groep
vertegenwoordigers van een politieke partij in een gekozen orgaan. Ook in een
gemeenteraad en in de Provinciale Staten heb je dus fracties: de CDA-fractie, de
D66-fractie, enzovoort. De politieke partijen in de Eerste en Tweede Kamer zijn te
verdelen in regerings- en oppositiefracties. De regeringsfracties zijn de partijen die
ministers in de regering hebben zitten. De Kamerfractie van een regeringspartij
steunt meestal voorstellen van de regering. Dat wordt nog versterkt door de
afspraken uit het regeerakkoord, waarmee de coalitiepartijen hun steun hebben
uitgesproken voor de belangrijkste plannen van de regering. Oppositiepartijen zijn
alle partijen die niet in de regering zitten. Zij zijn het vaak niet eens met de regering.
Dit betekent dat zij vaker kritische vragen stellen aan een minister en tegen plannen
van de regering stemmen.
10C TOETSWEEK 2 13
met het parlement: de meeste wetsvoorstellen worden ingediend door ministers en
het parlement stemt er uiteindelijk over. De uitvoerende macht is wel alleen in
handen van de ministers. Zij bepalen hóe wetten worden uitgevoerd en nemen daar
dagelijks allerlei besluiten over. Een voorbeeld is de zorg van de overheid voor goed
onderwijs. in de wet staat dat de onderwijsinspectie alle scholen moet controleren.
De minister kan zelfstandig besluiten dat goede scholen minder controle nodig
hebben. Als het op een goede school toch misgaat, zal het parlement de minister ter
verantwoording roepen. Omdat ministers wetgevende en uitvoerende macht hebben,
vinden sommigen dat de regering daardoor te veel macht heeft. Anderen vinden dat
dit niet het geval is omdat ministers bij belangrijke beslissingen altijd de toestemming
van het parlement nodig hebben. Formeel heeft de Kamer het laatste woord.
10C TOETSWEEK 2 14
om motie in de dienen. Dit is een verzoek aan de minister om iets te doen of juist
niet te doen. Zo vroeg de Kamer in een motie aan de minister van Onderwijs om
extra geld te geven aan scholen die vluchtenlingenkinderen in hun klassen krijgen.
Een speciale motie is de motie van wantrouwen, waarmee Kamerleden het
vertrouwen in de minster opzeggen. Bijvoorbeeld omdat hij informatie heeft
achtergehouden of de Kamer bewust verkeerd heeft geïnformeerd. Als je een
Kamermeerderheid de motie van wantrouwen steunt, moet de minister opstappen.
Het recht op parlementaire enquête geeft Kamerleden de mogelijkheid om een
onderdeel van het regeringsbeleid grondig te onderzoeken. Een commissie van
Kamerleden verhoort dan onder ede kabinetsleden en hun voorgangers,
ambtenaren en andere betrokkenen. Zo onderzocht de Kamer wat er allemaal
verkeerd ging bij de ontwikkeling van de Fyra, een hogesnelheidstrein tussen
Amsterdam en Brussel, die meer dan veertig dagen heeft gereden. Het mislukte
project kostte bijna zeventig miljoen euro.
10C TOETSWEEK 2 15