Professional Documents
Culture Documents
Taal Vitaal Op School: Hoofdstuk 1 Gedicht
Taal Vitaal Op School: Hoofdstuk 1 Gedicht
Deel 2
Hoofdstuk 1 Gedicht
WIE IS ER AAN DE BEURT? 2.1.1 Dan maar dik
Thema: Winkels - inkopen doen - Herman van 2.1.2 op reis
Veen - gezond eten - spaarzegels - klantenkaart 2.1.3 De echte bakker
Spreekintenties: zeggen wat men graag wil 2.1.4 Grote familie
Grammatica: onbepaald vnw. - woordvolgorde 2.1.5 Een Franse broodjesbruiloft
2.1.6 Van de molen
2.1.7 Hoge noot
2.1.8 De groenteman
2.1.9 Ik kook vandaag…
Hoofdstuk 2 Gedicht
BIJ ONS THUIS 2.2.1 Ik ben al groot…
Thema: de woning / het huis - weekendbezigheden 2.2.2 Onze deur
Spreekintentie: iets beoordelen - afspraak 2.2.3 Hoe je kunt wonen
maken - ontmoeten - over plannen praten - aan het 2.2.4 Ons huis van vroeger
+ infinitief - iemand uitnodigen - vergelijken 2.2.5 In een ander huis
Grammatica: gaan + inf. (Futur als tegenw. tijd) - 2.2.6 Thuis
bijwoordelijke bepaling (tijd) - de vergrotende trap 2.2.7 Mijn oom en tante in Laren
(comparatief)
Hoofdstuk 3 Gedicht
TOEN WAS HET ZO GEZELLIG 2.3.1 Je gezicht…
Thema: de inrichting - op schoolreis - het weer - 2.3.2 al ben ik koud…
het weerbericht - wonen in Nederland 2.3.3 En dan ten slotte het weeroverzicht…
Spraakintentie: over het verleden praten - over het 2.3.4 Het oude huis
weer praten 2.3.5 Storm
Grammatica: de verleden tijd (regelmatig en 2.3.6 Drijf
onregelmatig) imperfectum - modale hulp.ww. - 2.3.7 Winterochtend
toen + imperfectum - voorlopig subject er 2.3.8 Regengebed
2.3.9 Langgeleden…
Hoofdstuk 4 Gedicht
IK ZIT NET TE DENKEN….... 2.4.1 Zou ik een pietje mogen zijn?
Thema: niet alledaagse activiteiten - een feestje - 2.4.2 De vergeetachtige Sinterklaas
de horoscoop - de Nederlandse feestdagen 2.4.3 De uitnodiging
Spraakintenties: noodzakelijkheid uitdrukken - tot 2.4.4 Pijn
overeenstemming komen - een afwijzing 2.4.5 Vandaag wil ik niet naar school
motiveren - een afspraak maken
Grammatica: staan / zitten / liggen / lopen +
infinitief - hoeven (niet) - de bijzin
Hoofdstuk 5 Gedicht
ETEN UIT EN THUIS 2.5.1 Bakken en braden
Thema: eten en drinken - de gedekte tafel - 2.5.2 Konijn
restaurantbezoek - de menukaart - Nederlandse 2.5.3 daar stond de nieuwe vriend…
recepten 2.5.4 Recepten
Spreekintenties: een voorstel doen - bestellen en 2.5.5 Eten
betalen (2) - over iemands welbevinden praten - 2.5.6 Ik dek onze tafel
zeggen, wat men graag wil - zich iets laten 2.5.7 Vreemd restaurant
uitleggen 2.5.8 Lieve Jenny
Grammatica: het betrekkelijk vnw. (relatief pron.) -
met z’n tweeën enz.
Hoofdstuk 6 Gedicht
KAN IK JE HELPEN? 2.6.1 SOMS
Thema: kleding - inkopen doen - Amsterdam - 2.6.2 Krimpvrij
reclametekst - het lichaam - Jan, Jans en de 2.6.3 Lichaam…
kinderen 2.6.4 Waar
Spraakintenties: kleding beschrijven - een 2.6.5 Ik wou dat ik
koopgesprek houden - zeggen wat men niet / wel 2.6.6 Kussen
bevalt 2.6.7 de klas…
Grammatica: stoffelijke bijvoeglijke nw. - de 2.6.8 ogen dicht…
comparatief en superlatief van bijvoeglijke nw. - iets 2.6.9 vroeger vroegen
+ bijv.nw. + s 2.6.10 Steen
2.6.11 Boos
2.6.12 Zwouten
2.6.13 Blijheid is een schone met paarse
bloemetjes…
2.6.14 Vreemde meneer
2.6.15 De liefste van de klas
2.6.16 Stinklied
2.6.17 Amsterdam
2.6.18 Verdwaald in het warenhuis
2.6.19 Van een duizendpoot
2.6.20 De Harlinger tweeling
Hoofdstuk 7 Gedicht
IK ZOU GRAAG………….. 2.7.1 Om op tijd te zijn
Thema: de inrichting van een vakantiewoning - 2.7.2 voor ons plezier…
vakantie-activiteiten - reisbenodigdheden en 2.7.3 Vakantie
reisvoorbereiding - reserveren - de 2.7.4 Ik heb het warm…
Waddeneilanden 2.7.5 Twee lange weken
Spraakintenties: zeggen wat men nodig heeft - 2.7.6 M’n vader
schriftelijk / telefonisch informatie inwinnen - 2.7.7 Reisverslag
reserveren 2.7.8 Vakantiefilm
Grammatica: de conditionel (Konjunktiv) - 2.7.9 Strandwandeling met mijn dochter
woordvolgorde bij twee infinitieven 2.7.10 Het land is warm…
2.7.11 ik zie de zee…
2.7.12 Bij Noordwijk zwom een nat konijn…
2.7.13 Alleen met de trein
2.7.14 De invloed van matige wind op kleren
2.7.15 De zee
Hoofdstuk 8 Gedicht
ONS DAGELIJKS NIEUWS 2.8.1 Een fazant
Thema: Kranten en tijdschriften - het nieuws - 2.8.2 Twee slakken waren al sinds jaren…
leesgewoonten - contactadvertenties 2.8.3 De enige die ik wil ben jij…
Spraakintenties: het nieuws weergeven - 2.8.4 Vanavond zag ik een ma…
informatie over leesgewoonten geven
Grammatica: de passief (presens, imperfectum,
perfectum en futur)
Hoofdstuk 9 Gedicht
IK BEN ERG VERKOUDEN 2.9.1 Als jij ziek bent
Thema: gezondheidsklachten - bezoek aan de 2.9.2 Opa
dokter - afzeggen - een afspraak maken - 2.9.3 In het ziekenhuis
teenagermoeders 2.9.4 De eerste
Spraakintenties: een afspraak maken - de 2.9.5 De kwakzalver
klacht(en) uiten - zich iets laten uitleggen 2.9.6 Prik
Grammatica: woordvolgorde na het voegwoord - 2.9.7 Te laat
omdat / wat en daarom 2.9.8 Waarom daarom
2.9.9 Verdrietgedicht
Hoofdstuk 10 Gedicht
NEDERLAND EN DE WERELD 2.10.1 Aan een klein meisje
Thema: landen en producten - het koloniaal 2.10.2 Er was eens een dichter in Naarden…
verleden - Chinees / Indonesisch eten - literatuur - 2.10.3 Een zeker Achmed in Bagdad…
de multiculturele maatschappij 2.10.4 twee nachten
Spreekintenties: samenhang beschrijven - over 2.10.5 Het lied van Mustafa
gewoonten vertellen - een tekst / verhaal 2.10.6 Van hier naar daar…
navertellen 2.10.7 Chinese taalles
Grammatica: namen van landen - de mannelijke 2.10.8 Wat Karin ervan denkt
en vrouwelijk vorm van nationaliteiten 2.10.9 Twee vriendinnen
2.10.10 Leuk is raar
2.10.11 Op reis
2.10.12 Padang, Palembang, Atjeh, Cheribon…
2.10.13 Het schip van de Verenigde
Oostindische Compagnie (VOC)
2.10.14 Op twee plaatsen tegelijk
2.10.15 Van moederland naar vaderland
Impressum:
Project: POEZIË in Nvt-lessen
Lessenreeks: Plint-Posters TAAL in de klas
Samenstelling van gedichten voor het onderwijs Nederlands als vreemde taal,
met enkele annotaties voor de behandeling in Nvt-klassen
door: Wilma van der Veen, Gerhart Hauptmann Realschule, Nordhorn
Copyright van Gedichten met één of twee ** bij: Stichting Plint en de auteurs
Copyright van alle anderen gdichten bij de auteurs.
Toegift:
Hans Dorrestijn
Uit: Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is
Gedicht 2.1.4
aardappels Grote familie
Jantje Croissantje
dacht: ‘Kijk, je van het!’
Zo’n schattig meisje
past me nu net!
‘Jetje Kadetje!
Ik vraag je ten dans,
Jan is mijn naam, mijn
familie is Frans.
Wil je me trouwen?
Ik vind je zo lief,
word toch mijn vrouwtje,
hè toe, alsjeblieft!’
Diet Huber
Uit: Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is
Gedicht 2.1.6* Van de molen
eten
Ik eet gezond
Altijd goed brood
Ik sterf nog
een vier-granendood Lévi Weemoedt
Gedicht 2.1.7 Hoge noot
eten, uitdrukking
(noot=nood), Ik had een notenboompje
verkleinwoord waar ik tegen zei:
‘Die noot, daar helemaal bovenin,
daar kan ik net niet bij.’
Koos Meinderts
Uit: Er ging een vis uit fietsen
Gedicht 2.1.9* Ik kook vandaag
eten, verpakking Dat kan ik goed.
Heus, ik weet wel
hoe dat moet.
1. Wat valt je op aan dit gedicht? Kun je dat onder woorden brengen?
2. We hebben in ons leerboek TV de vergrotende trap gezien en geleerd.
Is groter de vergrotende trap van groot? Is boter de vergrotende trap van
boot? Haal de vergrotende woorden uit dit gedicht en schrijf ze onder elkaar.
3. Zet de ‘foute’ vergrotende woorden onder elkaar. Verklaar de woorden.
4. Wat is je mening over dit gedicht?
5. Heeft de dichter lang nagedacht over dit gedicht?
Hoe is hij (Hans Kuyper) te werk gegaan, denk jij?
6. Bedenk nu samen ook zulke woorden die echt/niet echt vergrotende trappen zijn.
(bijv. bak – bakker) Wat valt je nu op? (= moeilijk!)
Gedicht 2.2.2 Onze deur
het huis, de deur Onze deur is moe. Hij kraakt
als je hem opendoet en krijst
als je hem sluit. En als je kijkt,
Willem Wilmink
Uit: Ik snap het
Gedicht 2.2.5 In een ander huis
huis
Slapen gaan kan moeilijk zijn
in een ander huis.
in een ander huis.
Wakker worden, dat is fijn
in een ander huis:
’t Stormt.
De wind
Hij giert
en gilt
en buldert in de straten
Hij bromt
en suist
en zweept
en smijt
Hij kant niets
liggen laten.
Nù draaft hij
Door een schuur.
Dan springt hij
Op een muur.
Bespeelt
De schoorsteenpijpen
Uj, uj uj ujjj
om dan,
luid gillend
naar omhoog te vliegen
in een strakke boog
om daar een donderwolk
te grijpen.
Hij neemt er één.
Hij neemt er twee
En scheurt ze dan aan stukken.
Dan springt hij
Loodrecht
Naar beneê
En gaat een huis omrukken.
Maar plotseling
Kan hij liggen gaan
Zóó breed
Zóó stil
Zóó zwart
En groot
Als waar
Zijn ziel
Voor eeuwig
Dood.
I.K. Bonset
Uit: Nieuwe woordbeeldingen; de
gedichten van Theo van Doesburg
Gedicht 2.3.6. Drijf
het weer, regen
Lopen in de regen
lekker zonder jas!
Met je tong de druppels vangen.
Samen stampen in een plas.
Tot alles
van je hemd tot aan je lijf,
van je haar ror aan je sokken,
helemaal drijf!
Wie de meeste regen heeft,.
die heeft gewonnen.
En dan naar huis....
Dag mam!
Theo Olthuis
Uit: Druppels vangen
Gedicht 2.3.7. Winterochtend
het weer, winter
Ik loop naar buiten en zie meteen
dat ik besta: mijn adem is een wolk.
de deur van de schuur snurkt nog
Bas Rompa
Uit: Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is
Gedicht 2.3.9.** Langgeleden
verleden tijd,
langgeleden, Ik wandelde en kwam bij een muur
de Muur
Waar was het geluk? Aan deze kant.
Waar was de waarheid? Aan deze kant.
Waar scheen de zon? Aan deze kant.
Waar was ik vrij? Aan deze kant.
Shel Silverstein
Uit: Ik val omhoog
Gedicht 2.4.3 De uitnodiging
uitnodiging,
herhaling etenswaren Ik ben door de Reuzen
te eten gevraagd
Ik denk niet dat ik ga,
want het is te gewaagd.
Misschien is er biefstuk
met erwten en friet
of rosbief met sla,
mayonaise en biet.
Kabeljauw en tonijn
met een bitterbal,
gevolgd door een stamppot
van zeewier en kwal.
Colin McNaughton
Uit: Kijk maar uit, want het stikt hier van de griezels
Gedicht 2.4.4 Pijn
smoesje
Ik heb oijn. Dat doet zeer.
Het doet zeer in mijn rool.
Colin McNaughton
Uit: Kijk maar uit, want het stikt hier van de griezels
Gedicht 2.5.1 Bakken en braden
eten (fig.)
Ik sudder soms van woorden
En wentel mij door taal
Ik schrijf en schrap en adem een verhaal
Ik snijd, ik kap
Ik maal en ik fileer
Ik ben dol op letters
En proef ze keer op keer
Theo Olthuis
Uit: Een gat in de hemel
Gedicht 2.5.5
eten, welbevinden Eten
betrekk.vnw
Ik dek de tafel en zet borden op het linnen
en leg servetten neer, bestek, opschepgerei
en zet in ’t midden vast de bak met sla erbij,
en mep mijn broertje want die pikt die plakjes ei.
om te eten, te slapen,
te zeggen dat je ons
verlaat. Blijf maar
Shel Silverstein
Uit: Ik val omhoog
Gedicht 2.5.8 Lieve Jenny,
betrekk. vnw,
welbevinden Een kat die niet komt
als je ze roept
en opeens ongevraagd
tussen je benen door flopet,
die hooghartig de ogen sluit
als je ze wenkt
maar tegen je vlijt
als je bezig bent,
die haar achterwerk naar je toe draait
als je ze aait
maar je kopjes geeft
als je vol gepieker zit.
Zo ben ik
soms.
Ed Franck
Uit: Met armen te hoekig voor sierlijke vleugels
Gedicht 2.6.1 SOMS
lichaam
Ik wacht soms op twee ogen
Een stem, een woord, een wang
Op straat, soms in de bus
Iemand fietst voorbij
En lacht denk ik aan mij
zo ren ik
door mijn leefgebied
mijn hersens achterna
Hans Hagen
Uit: salto natale
Gedicht 2.6.6 Kussen
lichaam
Zoals in een film
Met open mond
De hoofden dwars
Wie buigt links
En wie buigt rechts
Ogen dicht of stiekem loeren
kussen zoals in de film
tongen heet het
het is een soort van roeren
Hans Hagen
Uit: salto natale
Gedicht 2.6.7 de klas
kleding vrij uniform
gekleed
een modebeeld
verplicht
wat gisteren
nog prachtig was
vandaag – echt
geen gezicht
en morgen geldt
een nieuwe norm
voor wat dan
trendy heet
o, koning
van dit klererijk
je onderdanen
up to date
maar allemaal
gelijk
Nannie Kuiper
Uit: Een zeldzaam exemplaar
Gedicht 2.6.8
lichaam (fig.) ogen dicht
en kijkdoos open
daar mezelf zien
lopen – blij
met een schooltas
en vriendinnen
vooraan in de rij
ogen dicht
en niet meer denken
aan die ruzie
met de klas
toen ze zeiden
dat ik altijd al
een buitenbeentje was
Nannie Kuiper
Uit: een zeldzaam exemplaar
Gedicht 2.6.9
lichaam (fig.) vroeger vroegen
grote mensen
wat ik worden wou
en toen
had ik zoveel
mooie plannen
over wat ik
zou gaan doen
want ze zien
-afschuwelijk-
een studiehoofd in mij
Nannie Kuiper
Uit: Een zeldzaam exemplaar
Gedicht 2.6.10 Steen
kleding/stofadjectief Er zat een steentje
in mijn schoen
zo eentje
dat net zo lang
lastig blijft doen
tot je dan uiteindelijk stilstaat
en het er uiteindelijk
uithaalt
jij vond er
niet meer aan
te doen
Erik van Os
Uit: Ik was een steentje in jouw schoen
Gedicht 2.6.11 Boos
zeggen
wat je niet bevalt / niks Ik kan vandaag niks hebben,
niks heb ben om me heen.
Ik scheld en schop en schieten
kan ik op iedereen.
Vandaag kom ik uit bed, maar
met mijn verkeerde been.
Bas Rompa
Uit: Vertrektijden
Gedicht 2.6.12 Zwouten
lichaam, zweten
Ik heb het heet
ik zweet
en jij?
ik niet
ik heb het koud
ik zwout
zwout?
Zwout is fout
het is
ik ril of ik bibber
of ik heb het koud
maar niet
ik zwout
zwout is fout
ik zwout
moet ik toch weten
ik zeur toch ook niet
over jouw zweten.
Erik van Os
Uit: De man die in sprookjes geloofde
Gedicht 2.6.13
kleding Blijheid is een schone met paarse bloemetjes
Verdriet is een zwarte jas
Tara Brosschot
Uit: Doe maar dicht maar
Gedicht 2.6.14 Vreemde meneer
lichaam, voelen
trein, niks Hij gaat zitten
naast me in de trein,
en zijn enorme been valt
tegen mijn knie.
Hoe kan hij dat
niet voelen
niet weten
niet merken
Dat ik eigenlijk
niemands been tegen
me aan wil?ik kan
Het mijne wegtrekken,
maar dat doe ik niet.
en zeggen:pardon!
En dat ik dan kalm
en plechtig
zonder stotteren
deze woorden spreek:
geeft niks.
Ted van Lieshout
Uit: Mama! Waar heb je het geluk gelaten?
Gedicht 2.6.15 De liefste van de klas
superlatief
Als je vindt – hij is de liefste
en de knapste van de klas
en hij draagt de leukste kleren
en de allermooiste jas
en hij heeft de mooiste ogen
en het allerleukste haar
en hij zegt de liefste dingen
en doet nooit gemeen of raar
en hij heeft de sterkste handen
en de allermooiste stem
nou dan ben je – ‘k weet het zeker
toch wel verliefd op hem!
Han G. Hoekstra
Uit:Rijmpjes en versjes uit de nieuwe doos
Gedicht 2.6.20 De Harlinger tweeling
uiterlijk, tweeling
In Harlingen woont een tweeling,
de tweeling Pim en Piet,
maar wie nu Pim en wie nu Piet is,
dat zie je bijna niet.
Allebei hebben ze twee oren, twee ogen, een neus en een mond.
Allebei hebben ze witte tanden, en hun wangen zijn rood en rond.
Han G. Hoekstra
Uit: Rijmpjes en versjes uit de nieuwe doos
Gedicht 2.7.1** Om op tijd te zijn
tijd, reizen Ga op tijd op reis
om het meest
en het mooist
mee te maken
Erik van Os
Nannie Kuiper
Uit: Een zeldzaam exemplaar
Gedicht 2.7.3 Vakantie
vakantie
Morgen gaan we met
vakantie
de gang staat al vol dozen
Vader zingt onder zijn
colapet
en loopt zich uit te sloven.
Johanna Kruit,
Uit: Van Alphen tot Zonderland
Gedicht 2.7.4
zee Ik heb het warm.
Ik heb het koud.
Alleen de zon
bekommert zich
om mij. Als ik uit
de zee stap, zie ik
mijn voetsporen
op het hete steen.
De zon wist ze uit
alsof ik verdween.
Ik loop met lege
armen om me heen.
Theo Olthuis
Uit: Als je goed om je heen kijkt, zie je dat alles gekleurd is
Gedicht 2.7.7 Reisverslag
vakantie, trekken
We hebben ontzettend gelachen in de vakantie.
Anton Korteweg
Uit: Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is
Gedicht 2.7.8 Vakantiefilm
vakantiefilm
Soms gaan we weer met vakantie.
Het licht moet uit
En op het scherm komen we aan.
Dit is de camping
Daar is de kapotte stoel.
Moeder maakt soep
En ik een pijl en boog.
We lachen harder
Dan toen het gebeurde.
Johanna Kruit
Uit: Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is
Gedicht 2.7.9 Strandwandeling met mijn dochter
vakantie,strand,
verleden tijd, adjectief, We liepen op een middag langs het strand.
kleur, vergrotende trap September. Herfstig weer. De kust verlaten.
Drijfhout. Een bal die badgasten vergaten.
De wind blies brede ribbels over ’t strand.
Han G. Hoekstra
Uit: Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is
Gedicht 2.7.10** Het land is warm.
zee, strand, adjectief De weg is wit.
De zon is grijs.
De dag is heel.
Gerrit Krol
Kees Stip
Plint
1. Geef aan wat je mening is over dit gedicht. Is het grappig, serieus bedoeld enz.?
2. Wat doet de dichter in dit gedicht?(= speelt met de woorden konijn + tonijn,
met kan + tan)
3. Wie is -het beest-?
4. Wat valt je op aan dat wat hij zegt? (= Hij kan zelf -kan- niet zeggen, terwijl hij
beweert dat het konijn dat niet kan zeggen).
5. Heeft de dichter lang nagedacht over dit gedicht? Verklaar je antwoord.
6. Past het beeld bij het gedicht?
7. Ken jij ook woorden zoals -konijn + tonijn-? Schrijf ze met je partner op.
8. Probeer dan samen met je partner een soortgelijk gedicht te schrijven.
Pas op: houd hetzelfde ritme aan als het bovenstaande gedicht heeft.
Is het moeilijk/makkelijk om ook zo’n gedicht te schrijven? Verklaar je antwoord.
Gedicht 2.7.13 Alleen met de trein
trein halen, loket,
Als ik de trein niet haal
ontspoor ik in de tijd.
De rij voor het loket maakt
mijn handen klam en ik moet
nog zoeken welk perron.
Als ik hijgend in de trein zit
die gaat rijden raak ik kwijt.
Ik moet plassen en ik vraag:
Deze gaat toch naar Den Haag?
Ze knikken en mijn kaartje
heb ik ook nog in mijn jas.
ik zit goed, in tweede klas
en heb de trein gehaald,
ben op het nippertje gevonden
terug van hopeloos verdwaald.
K. Schippers
Uit: Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is
Gedicht 2.7.15 De zee
zee horen
De zee kun je horen
met je handen voor je oren,
in een kokkel,
in een mosterdpotje,
of aan zee.
Judith Herzberg
Uit: Als je goed om je heen kijkt, zie je dat alles gekleurd is
Gedicht 2.8.1 Een fazant
nieuws
Er was eens een fazant
die wilde per se in de krant
met een ware heldendaad
Ellen Warmond
Uit: Dichterbij
Gedicht 2.9.1 Als jij ziek bent
John O’Mill
Uit: Dichterbij
Gedicht 2.9.6 Prik
ziek, prik Gisteren
Was ik bij de dokter,
Want ik moest een prik.
Een naald met spul
Ging in mijn arm.
Ik durfde niet te kijken,
Maar ik gaf geen kik!
Ik deed alleen
Wel even ‘slik’
Maar dat zag niemand.
Theo Olthuis
Uit: Druppels vangen
Gedicht 2.9.7 Te laat
ziek
stel je voor ik sterf
ik weet
je mag er niet mee spotten
maar stel je voor
ziekte, auto, voor de trein
dat ik er niet meer echt zou zijn
krijgt iedereen dan spijt
als ik met zand en bloemen wordt begraven
omdat ze tot mijn laatste dag
nooit iets bijzonders in mij zagen
stel je voor
je bent te laat
als je nu niet met me praat
Hans Hagen
Uit: Salto natale
Gedicht 2.9.8 Waarom daarom
daarom (of het klemtoonliedje)
Hans Andreus,
Uit: Holland rijmt
Gedicht 2.9.9 Verdrietgedicht
liefdesverdriet, griep
Nooit zag ik jouw gezicht
in het licht
van de bioscoop
Ik heb geen hoop
het voelt als taaie stroop
mijn leven zonder jou
Er is enkel kou
in mijn botten en in mijn hart heel diep
of krijg ik gewoon de griep?
Francine Oomen
Uit: Hoe overleef ik een gebroken hart
Gedicht 2.10.1 Aan een klein meisje
nationaliteit
Dit is het land, waar grote mensen wonen,
Je hoeft er nog niet in: het is her boos.
Er zijn geen feeën meer, er zijn hormonen,
En altijd is er weer wat anders loos.
Hans Hagen
Uit: Maar jij
Gedicht 2.10.5 Het lied van Mustafa
nationaliteit
Het huis waar ik woon, heeft wel erg
dunne muren
en we wonen te dicht op een kluit.
Dus een klein beetje herrie geeft ruzie
met buren
en zo’n ruzie maakt ook weer geluid.
Willem Wilmink
Uit: We zien wel wat het wordt,
liedjes voor kinderen in de groei
Gedicht 2.10.6*
landen Van hier naar daar
sluit je ogen
neem een atlas
tussen je oren
laat je gedachten
klampjes door spannende
landen bladeren
daar waar is
rustig gaan zitten
om wat van
de wereld te zien.
Erik van Os
Gedicht 2.10.7 Chinese taalles
china
Taugé taugé the tjong khing,
ik wou dat ik naar China ging.
taugé taugé Tsjeu la ling,
hoor eens wat ik zing :
Li tsjeh li tsjeh loempia,
loempia fong leng.
Willem Wilmink
Uit: Als je goed om je heen kijkt, zie je dat alles gekleurd is
Gedicht 2.10.12
Nederlands-Indië Padang, Palembang, Atjeh, Cheribon,
Java, Sumatra, Soenda, Billiton:
wie maar een beetje door ons buurtje sjouwt,
raakt met de Gordel van Smaragd vertrouwd,
Wanneer de tropenzon ter kimme gaat,
loopt er een kantjil door de Timorstraat.
En wie al eens een pisang goreng eet,
bij maanlicht, dat hier ‘terang boelan’ heet,
ontwaart een aangeschoten krokodil,
die in Men’s Corner wat versieren wil.
Willem Wilmink
Uit: Ernstig genoeg
Gedicht 2.10.13 Het schip van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC)
voc, als drinklied
Kon ik maar van dit zeilschip af,
dit zeilschip af,
ik hou niet van de zee.
Maar ik ontloop een gevangenisstraf
op dit schip van de voc:
wie niet de bajes in wil gaan,
kan kiezen voor de oceaan
op een schip van de voc......hoj!
Willen Wilmink
Uit: Ernstig genoeg
2.10.14 Op twee plaatsen tegelijk
Nederlands-Indië,
heimwee, taal
Willem Wilmink
Uit: Ernstig genoeg