Professional Documents
Culture Documents
Jan Van Heelu, Rymkronyk Van Jan Van Heelu Betreffende Den Slag Van Woeringen Van Het Jaer 1288
Jan Van Heelu, Rymkronyk Van Jan Van Heelu Betreffende Den Slag Van Woeringen Van Het Jaer 1288
Zoek alles
Zoek auteurs, titels en in teksten
[pagina LXXI]
[p. LXXI]
TITELS
Rymkronyk betreffende den slag van Woeringen van het jaer 1288
[pagina 1]
[p. 1]
[pagina 2]
[p. 2]
[pagina 3]
[p. 3]
[pagina 4]
[p. 4]
voetnoot 78
Want op sijn hulpe hopic seere,
Want altoes hulpt God, onse heere,
[pagina 5]
[p. 5]
[pagina 6]
[p. 6]
[pagina 7]
[p. 7]
[pagina 8]
[p. 8]
[pagina 9]
[p. 9]
[pagina 10]
[p. 10]
[pagina 11]
[p. 11]
219
Die montborscap hebben behouden,
Ende vanden rade sijn alsoo wale.
Diere was her Aernout van Wesemale,Ga naar
voetnoot 222
Rymkronyk van Jan van Heelu betreffende den slag van Die maerscalc van Brabant, een;
Want van rechte, na sijn leen,
Dat hi hilt, woude hi plichtenGa naar voetnoot
225
Metten ghenen, die berichten
Die weesen van Brabant soude:
Des en woude men hem niet houden,
Noch vore recht oec bekinnen.
Daer bi trecte hi binnen
Die beste stat ene van Brabant,
Te Lovene, daer hi doen vant
Een felle veede ende een hardeGa naar voetnoot
233
Die stont tusschen die BlanckardeGa naar
voetnoot 234-235
Ende die Coelneren, twee geslechten
[pagina 12]
[p. 12]
[pagina 13]
[p. 13]
[pagina 14]
[p. 14]
[pagina 15]
[p. 15]
[pagina 16]
[p. 16]
meer over deze tekst
Brabanders, enz.
[pagina 17]
[p. 17]
Rymkronyk van Jan van Heelu betreffende den slag van In al dlant muer en ghenen,
Soe seker ende soe vasten,
Alse Mechelen hadde metten gasten,Ga naar
voetnoot 364
Die hen te hulpen comen waren,
Ende bereet met haren scaren
Hilden, torsse ende te voete,
Den bisscop Heinric te ghemoete;
Soe dat hire door moeste liden,Ga naar voetnoot
369
Sonde hi te Mechelen in riden.
Die bisscop was vermoghen
Van sterken here, ende quam ghetogen
Der stat yan Mechelen soe bi,
Dat sine viande ende hi
Elc anderen mochten sien.
Doen en woude hi niet voort tien;Ga naar
voetnoot 376
Maer hi dede sijn volc logeren,
Ende lietse hen verposeren,
Ende ghereet maken ten stride.
Dus lagen si, in elke side,
Ghebattaelgiert drie dage;
Want her Berthout, ende sine mage,
Ende sijn hulpe, die en wouden niet
Den bisscop sueken, dat ment liet;Ga naar
voetnoot 384
Om dat die bisscop was sijn heere.Ga naar
voetnoot 385
Daer dede her Berthout aen sijn eere;Ga naar
voetnoot 386
Want hi was des bisscops man.
Die bisscop hadde gherne nochtan
Ghesien, datmen hadde ghestreden;
voetnoot 385
voetnoot 386 Daer deed Berthout aen als een eerlyk
man; want Berthout was des bisschops
leenman, Vanden Damme heeft hier:
voetnoot 412 Met hen vieren, met hun vier, of, gelyk
wy in Brahand zeggen, met hun
gevieren.
[pagina 19]
[p. 19]
[pagina 20]
[p. 20]
[pagina 21]
[p. 21]
[pagina 22]
[p. 22]
[pagina 23]
[p. 23]
[pagina 24]
[p. 24]
[pagina 25]
[p. 25]
[pagina 26]
[p. 26]
[pagina 27]
[p. 27]
[pagina 29]
[p. 29]
[pagina 30]
[p. 30]
Die bisscop doen; want hi gheliet,
Rymkronyk van Jan van Heelu betreffende den slag van
Dat hi ten stride niet en woude comen:
Nochtan voer hi, met menegen vromen
Man, doen te Sentruden inne.Ga naar voetnoot
689
Die hertoge was toten vinne,Ga naar voetnoot 690
(Tusschen Leeuwe ende Sentruden steet),Ga naar
voetnoot 691
Comen doen, alsoe bereet,
Dat hi ints bisscops lant woude tien:
Maer doen quam die bisscop, binnen dien,Ga naar
voetnoot 694
Dat die doot hadde gehaelt,
(Daer al die werelt met betaelt)
Sijnre moeder der hertoghinnen,
Daer af die siele moete ghewinnen
Vroude, in deewelike leven:Ga naar voetnoot 699
Van hare willic die tale begeven.
Tien selven tide quam oec tAken
Die coninc Rodolf. Bi desen saken
Liet die hertoge opbreken,
Sijn here; want hi voer spreken,Ga naar voetnoot
704
Taken binnen, den coninc,Ga naar voetnoot 705
Daer hi doen af ontfinc
Sijn leen, met grooter eeren.Ga naar voetnoot 707
Des swigic voort ende sal keeren
Op die yeeste, daer icse liet.
Eer tshertogen here sciet,
[pagina 32]
[p. 32]
[pagina 33]
[p. 33]
[pagina 34]
[p. 34]
[pagina 37]
[p. 37]
[pagina 38]
[p. 38]
[pagina 39]
[p. 39]
meer over deze tekst
[pagina 40]
[p. 40]
meer over deze tekst
[pagina 41]
[p. 41]
[pagina 42]
[p. 42]
[pagina 43]
[p. 43]
[pagina 44]
[p. 44]
[pagina 45]
[p. 45]
meer over deze tekst
[pagina 46]
[p. 46]
[pagina 47]
[p. 47]
[pagina 48]
[p. 48]
meer over deze tekst
[pagina 49]
[p. 49]
voetnoot 1225 D.i. elk met zyn volk, met zyn mannen.
[pagina 50]
[p. 50]
[pagina 51]
[p. 51]
1272
Te Siberge wert, over Rijn,
Daer dien tornoy doe soude sijn,
Dochte dat menegen man wonder,
Dat die hertoge dorste onder
Die heeren, die hem scenen fel,
Rymkronyk van Jan van Heelu betreffende den slag van Soe verre soeken tornierspel;
Nochtan en achte hijs niet een twint.Ga naar
voetnoot 1279
Alsoe maecte hi hem bekint
Alt dietsche lant, daer ment vernam;
Want, doen hi ten tornoye quam,
Dede hi recht sinen dinghe
Ende onthilt WestvalingheGa naar voetnoot
1284-1285
Ende Overlandere, ende woude keeren
Met hen iegen die heeren,
Die, tusschen Herke ende Halen,
Ten tornoye wouden betalen
Dat velt met ghewout.Ga naar voetnoot 1290
Diere was een die grave Reynout
Van Gelre, ende her Waelrave
Van Monyoyen, entie grave
Van Lutsenborch, ende sijn broeder
Her Waelrave van vader ende van moeder,
Ende daer toe die grave van Cleve,
Ende menich heere, daer ic begeveGa naar
voetnoot 1296
[pagina 52]
[p. 52]
[pagina 53]
[p. 53]
[pagina 54]
[p. 54]
[pagina 55]
[p. 55]
[pagina 56]
[p. 56]
[pagina 57]
[p. 57]
[pagina 58]
[p. 58]
[pagina 59]
[p. 59]
So daz er im slecht
Gab auf alle dew recht.
[pagina 60]
[p. 60]
[pagina 61]
[p. 61]
Rymkronyk van Jan van Heelu betreffende den slag van Want hare een was oec drossateGa naar voetnoot
1528
Van Limborch, die grave scoutGa naar voetnoot
1529
Schuldich bleef, die hi hem niet en gout,
Noch gelden en woude; daer bi
Wert her Molrepas ende si
Met vrienscapen vergadert soe,
Datsi beide worden vroe,Ga naar voetnoot 1534
Dat die hertoge Jan cochte
Dlant van Limborch, dat hem dochte,Ga naar
voetnoot 1536
Ware hen die hertoge hout,
Datsi mochten met gewout
Den grave van Gelre wederstaen,
Ende hare viande onder slaen.
Ende om dat hen dat soude mogen
Gescien, worden si tsertoghen
Hulperen doen, ende rieden
Den hertoge, dat hi met lieden
Int lant van Limborch quame,
Ende hem des ane name;
En soude niemen weren mogen.
Doen quam die hertoge getogen.
Met haren rade, tote int lantGa naar voetnoot
1549
Van Limborch, ende stichte brant,Ga naar
voetnoot 1550
Alse richtere ende alse heere.
Dien overmoet beneden seereGa naar voetnoot
1552
Alle die heeren, die daer sijn
Tusschen der Mase enten Rijn;
Want alle den heeren dochte,
Waert dat die hertoge hebben mochte
Limborch, hi soudse verdrucken,
[pagina 62]
[p. 62]
Rymkronyk van Jan van Heelu betreffende den slag van Ende onder doen van allen stucken;
Dies waren si alle te vernoye,Ga naar voetnoot
1559
Ende sonderlinge van Monyoye
Her Walraven, ende sijn neven
Van Luthsenborch, die doen toe dreven
Dat metten grave van Gelre keeren
Souden gemeinlike alle die heeren,
Tusschen Mase ende Rijn, ende sweren
Datsi den hertoge souden weren,
Ende vore helpen houden ewelikeGa naar
voetnoot 1567
Van Limborch dat hertogerike.Ga naar voetnoot
1568
Daer toe oec brachten si
Den bisscop van Coelne, dat hi
Dat selve oec ghelovede mede,
Daer hi groot ongevoech aen dede;Ga naar
voetnoot 1572
Want hi hadde, openbare te voren,
Metten hertoge Janne gesworen,
Dat hi soude sijn hulpere sijn,Ga naar voetnoot
1575
Ende hulpen, tusschen Mase ende Rijn,
Onrecht ende roef weren.Ga naar voetnoot 1577
Daer bi en hoedde hem, voor sijn deren,Ga naar
voetnoot 1578
Doen die coep was ghesciet,
Die hertoge van Brabant niet.
Nochtan ginc hem die bisscop af
Om Wassenberge, dat men hem gafGa naar
voetnoot 1582
Over acht dusent mare te pande.
Doen dochte den heeren vanden lande,
[pagina 63]
[p. 63]
[pagina 64]
[p. 64]
[pagina 65]
[p. 65]
[pagina 66]
[p. 66]
[pagina 67]
[p. 67]
voetnoot 1696 Dan sign lant, versta: dan die van zyn
land.
[pagina 68]
Rymkronyk van Jan van Heelu betreffende den slag van [p. 68]
[pagina 69]
[p. 69]
nederlandsche geschiedenis
genoeg bekende, stamnamen heeft Donghelberge
volgenderwyze in verbeterde spelling overgebracht:
...Cliviensis, Juliacensis
Adsunt et comites cum Loreyno Theobaldo;
Germani: de Zeyne, Spanhem, Nassun,
Nuwenaren.
Solms et Salms, varique frequens cognomine
Rymkronyk van Jan van Heelu betreffende den slag van
miles.
[pagina 70]
[p. 70]
Daer ic nu af gheswige,
Die alle quamen daer, ten wige,Ga naar voetnoot
1778
Jeghen den. hertoge van Brabant.
Nochtan.hilt hi, ende sijn lant,
Ghebattaelgeert, met grooter eeren,
Ieghen alle die groote heeren.
Dit was sine ierste reese
Om Limborch, daer menege weese
Ende meneghe weduwe na om wert;Ga naar
voetnoot 1785
Want dat orloge bleef alsoe hert,
Ende soe fel, ende alsoe swaer,Ga naar voetnoot
1787-1790
Doen si scieden van daer,
Alst ye was te voren,
Die riddere daer af moegdi horen.
Doen die soene wert gedaen,Ga naar voetnoot
1791
En conste my niemen doen verstaen,
Maer op den grave waren si bleven
Van Vlaenderen, dat bi soude gevenGa naar
voetnoot 1794
[pagina 71]
[p. 71]
[pagina 72]
[p. 72]
[pagina 73]
[p. 73]
[pagina 74]
[p. 74]
[pagina 75]
[p. 75]
1924
In sijn lant, sonder ghewere.
Alsoe worden, met dien here,
Eerlike ende wel betaelt
Alle die pande, die hadde gehaelt
Her Walraven voor Tricht, te voren.
Rymkronyk van Jan van Heelu betreffende den slag van Daer bi hadde hijs bat ontboren,Ga naar voetnoot
1930-1931
Met eere vromen, ende oec eeren.
[pagina 76]
[p. 76]
[pagina 77]
[p. 77]
[pagina 78]
[p. 78]
[pagina 79]
[p. 79]
[pagina 80]
[p. 80]
[pagina 81]
[p. 81]
[pagina 82]
[p. 82]
Rymkronyk van Jan van Heelu betreffende den slag van
Alle des hertoghen viande
Roveden, ende namen pande
Op die van Aken buten,
Ende daden hen die wege versluten,Ga naar
voetnoot 2112
Alsoe, dat men tAken binnen
En ghene spise en mochte gewinnen.Ga naar
voetnoot 2114
Daer bi waenden si die stat
Van Aken maken alsoe mat,
Datsi den hertoge souden begeven;
Maer die van Aken bleven
Aenden hertoge, daer sie vonden
Hulpe ende trouwe, tallen stonden;
Want doen den hertoge wert cont,
Hoe dat die van Aken stont,
Dede hi, te Tricht binnen, bringen
Vele ende ghenoech van allen dingen
Dies tAken was ghebreke.
Her Heinric van Gaesbeke
Volghede diere spisen na,
Ende die heere van Breda,Ga naar voetnoot 2128
Her Arnout, die sijn broeder
Was van vader ende van moeder,
Ende van Diest her Arnout,Ga naar voetnoot 2131
Ende die vromeghe Berthout,
Beide sone ende vader,
Ende dese heeren allegader
Van Kuec, ende van Berlaer,Ga naar voetnoot
2135-2137
Van Hoesdenne, van Rotselaer,
Van Walheem, ende van Wesemale:
[pagina 83]
[p. 83]
voetnoot 2145 Int swerts oort, in 't eind van 't zwaerd,
d.i. op de punt van den degen. Zy
zouden verplicht zyn, kwamen zy de Maes over, hunne
spys op de punt van 's vyands geweer te komen koopen.
Over ort, oord, zie Bild. op het woord, en Verhandeling
der geslachten, nieuwe uitgave, bl. 161.
[pagina 84]
[p. 84]
voetnoot 2187 Dan, dat 'n. Dan was anders niet dan
woort. Dat was een valsch gerucht, een
louter woord, zonder meer.
[pagina 85]
Rymkronyk van Jan van Heelu betreffende den slag van [p. 85]
[pagina 86]
[p. 86]
[pagina 87]
[p. 87]
291.
[pagina 88]
[p. 88]
Rymkronyk van Jan van Heelu betreffende den slag van Van Aken al in enen tas,Ga naar voetnoot 2282
Den leidsman van hen allen.
Doen die was gheyallen,
Liepen met crachte doe
Die Brabantere alle toe,
Soe coenlike, datsi thant
Behilden daer die overhant;
Want doen daer her Tielman
Van Lenke viel, doen ran
Die ghemeinte al meest neder
Een strate al om, ende quam weder
Ten Brabantren, ende gheliet
Ocht bi hen niet en ware ghesciet.
Aldus bleef her Tielman
Van Lenke, die dit began,
Ende sire dochter man, doot,
Ende die scoutheet vloe, door noot,
In die kerke sijn lijf behouden,
Ende met hem alle, die wouden
Plichten in die partye.Ga naar voetnoot 2301
Waer wert in die werelt ye
Soe scoene aventure vernomen,
Als op dien dach dien vromen
Ridderen daer versceen,
Diere onna daer was eenGa naar voetnoot
2306-2307
Ieghen dusent, in dander side,
Daer ieghen met stride
Nochtan haer leven ontdroegen,
Ende daer toe datsi versloegenGa naar voetnoot
2310
Soe eerlike haer wedersaken,
Datsi met crachte Aken
[pagina 89]
[p. 89]
meer over deze tekst
[pagina 90]
[p. 90]
sire ďAvalon.
[pagina 92]
[p. 92]
[pagina 93]
[p. 93]
meer over deze tekst
[pagina 94]
[p. 94]
meer over deze tekst
[pagina 95]
[p. 95]
Rymkronyk van Jan van Heelu betreffende den slag van Dat hi elken soude gheven
Sijn recht, ende voort verclaren
Hoe datsi ghesceden waren
Te Gulpen, vore, in dander iaer.
Op die vorwaerde keerde daer
Hare alre heer, in beiden siden,
Weder te lande wert, sonder striden.Ga naar
voetnoot 2484
Alsoe worden die van Aken
Quite van hare wedersaken,
Diese met crachte hebben beleget,
Alse die yeeste te voren seget.
Doen dat heer al was ghesceden,
En bleef die soene vander veden
Ghestadich niet, dat was daer bi:
Van Vlaenderen die grave Ghi,
Al was hi tsertogen sweer,
Hi hilt in ander siden meer;
Want hi wanet soe inden,Ga naar voetnoot
2495-2497
Dat hi Limborch soude ontwinden
Den hertoge, diet met rechte cochte.
Dat vordeel, dat hi daer in sochte,
Ende sijn viseren, ende sijn driven,
Latic nu wel achter bliven;
Want daer en was niet ane bewant;Ga naar
voetnoot 2501
Want die hertoge van Brabant,
Noch om sterven noch om leven
En woude hi den coep begeven
Van Limborch, in ghere wijs.
Si hilden daer af te Parijs,
Beide die partyen, dadinge,Ga naar voetnoot 2507
[pagina 96]
[p. 96]
meer over deze tekst
trève, etc.
[pagina 97]
[p. 97]
Rymkronyk van Jan van Heelu betreffende den slag van En geen huus ints graven lant
Van Gelre en bleef sonder brant,
Dat die Brabanters al deden.
Des graven liede van Gelre reden
Te Weenle, over die Mase, daer ieghen,Ga naar
voetnoot 2529
Daer die Brabantre vercreghen
Gheluc doen, ende grooten prijs;
Want daer gheviel een pongijs,
Daer die van Brabant niet en brachten
Enen man ieghen hen achten:
Nochtan, doen die strijt ghesciede,
Ghingen onder des graven liedeGa naar voetnoot
2536
Van Gelre bi alsoe,
Datter daer een deel vloe,
Ende oec een deel gevaen bleef.
Die groote dade, die men daer dreef.
En conste men niet vertellen al.
Nu hoort, hoe dat ongeval,
Daer Kerpen met wert gebroken,
Opden bisscop wert ghewroken,
Niet stolinge, met nachte,
Maer openbare met heercrachte;
Want die hertoge van Brabant
Reet tote ints bisscops lant,
Met banieren al ontploken,
Ende dede vier ane stoken,
Dat die roec op ghinc
Alom ende om, voor Loggelinc,Ga naar voetnoot
2552
Al dat lant op ende neder.
Van Vrisheem tot Blaetseem wederGa naar
voetnoot 2554
Wert ghestoert met hoverden,
[pagina 98]
meer over deze tekst
[p. 98]
[pagina 99]
[p. 99]
[pagina 100]
[p. 100]
[pagina 101]
[p. 101]
Rymkronyk van Jan van Heelu betreffende den slag van Eene stat, die hiet Ten Grave,Ga naar voetnoot
2637
Daer groote scade ave
Des graven lant van Gelre quam;
Daer bi bereidde hem ende quam
Die grave van Gelre ghetogen
Vore den grave, soe vermoghen,
Dat hijt woude breken met ghewout;
Maer doen sinde her Wouter Berthout,
Die montbore was van Brabant,Ga naar voetnoot
2645
Den heere van Kuuct te hulpen thant,
Sinen sone heeren Berthoude,
Dat hi den heere van Kuuct soude
Helpen verweren sijn lant,
Een groot heere ute Brabant.
Her Arnout van Gaesbeke,
Quam oec, met grooten ghetrekeGa naar voetnoot
2652
Van here, dat hem volgede na,
(Want hi was heere van Breda,)
Heeren Janne van Kuuct te hulpen mede;
Maer van soenen, noch van vrede,
En woude hi hem niet ane winden;Ga naar
voetnoot 2657
Maer hi wout helpen inden
Metten swerde, woude men striden.
Die grave van Gelre en woude niet liden
Die Mase doen, met sinen lieden:
Dus bleef die strijt; maer doen si scieden
Bleef in des graven heer doot,
Die men van binnen uutwert scoot,
Her Tielman van Scinne,Ga naar voetnoot 2665
233. Volgens Van Velthem, bl. 141, zouden hier ook dood
zyn gebleven de persoonen welke door Heelu gezegd
worden op den tocht in Frankryktezyn gestorven (vs.
2686-2705); doch het is te vermoeden dat de afschryver
van Velthem iets zal overgeslagen hebben; want hy zegt,
onmiddelyk daerna:
Die hertoge ontfine oec siecheit groet,
Rymkronyk van Jan van Heelu betreffende den slag van
welk oec de andere edelen tot's vorsten tochtgenooten
maekt.
[pagina 102]
[p. 102]
[pagina 103]
[p. 103]
[pagina 104]
[p. 104]
Rymkronyk van Jan van Heelu betreffende den slag van Vander siecheit, daer hi in was,
Dat men te lande weder brachte.Ga naar voetnoot
2719
Wat men in Arragoen wrachte,
Noch van orloge, noch van heeren,
En sal die yeeste voort leeren
Meer dans ane den hertoge leget,
Daer dese yeeste om es gheseget,Ga naar voetnoot
2724
Die openbaer nu heeft gheleert
Hoe die hertoge es ghekeert
Weder, ute Arragoen,
Daer menich hoge baroen
In die vaert die doot ontfinc;
Want daer bleef selve die coninc
Phylips doot van Vranckerike:
Sijn siele hebbe God ewelike!
Hier met latic altemale
Van Arragoen bliven die tale,
Ende wille u bescriven voort
Dat ghi nog niet en hebt gehoort.
Doen die hertoge van Brabant
Weder comen was int lant
Wert dat orloghe, dat hi liet,
Noch felre dan hire af sciet;
Want vander Rochen her WaelravenGa naar
voetnoot 2741
Was doen soe wel metten grave
Van Gelre, dat hi hem beval
Limborch, ende dat lant al;
Maer doen hadde in sine hande
Heinric Snabbe van dien lande
voetnoot 2719 Dat men, lees: dat men n', dat men hem
te lande weder brachtte. Vóór de
maend november schynt hy reeds te Brussel terug
gekeerd. Zie den brief van den 11 dier maend; by Mieris
Gr. Charterb., I, bl. 463.
[pagina 105]
[p. 105]
[pagina 106]
meer over deze tekst
[p. 106]
[pagina 107]
[p. 107]
voetnoot 2807 Den grave Ghi, lees: die grave Ghi; deze
immers gaf zyne dochter aen Reinoud.
De huwelyksche voonvaerde, van den 21 april 1286,
vindt men omschreven in de Monumens anc. van St-
Genois, I, p. 755, en geheel afgedrukt in het Codex dipl.,
op het tweede deel van Van Spaen's Inleid, tot de hist.
van Gelderl., bl. 80-89. De huwelyksplechtigheid
geschiedde eerst den 2 july daerna (zie dezelfde
Inleiding, IV, bl. 332-336).
[pagina 108]
[p. 108]
meer over deze tekst
[pagina 109]
[p. 109]
meer over deze tekst
[pagina 110]
[p. 110]
[pagina 112]
[p. 112]
[pagina 113]
[p. 113]
meer over deze tekst
[pagina 114]
[p. 114]
meer over deze tekst
[pagina 115]
[p. 115]
meer over deze tekst
[pagina 116]
[p. 116]
meer over deze tekst
[pagina 117]
[p. 117]
[pagina 118]
[p. 118]
[pagina 119]
[p. 119]
[pagina 120]
[p. 120]
[pagina 121]
[p. 121]
[pagina 122]
[p. 122]
[pagina 123]
[p. 123]
[pagina 124]
[p. 124]
[pagina 125]
[p. 125]
[pagina 126]
[p. 126]
[pagina 127]
[p. 127]
[pagina 130]
[p. 130]
[pagina 131]
[p. 131]
[pagina 132]
[p. 132]
3536
Ende hoege montaengen liden,
Bi die brugge in beiden siden,
Eer men ten vianden mochte comen.
Vore den pas sachmen den vromen
Rymkronyk van Jan van Heelu betreffende den slag van Brabantren van haren vluggen
Orsen maken nochtan bruggen,
Daer si die Orte met leden,
Ende die montaengen op reden
Coenlike, met soe grooten roten,
Dat den ghenen die besloten
Hadden den pas met haren spieten,
En geen gheweer en conste bescieten
Ieghen den hertoge, entie sine.
Nochtan leden daer pine
Ende daden weringe soe groot
Die Oesseninghe, eer si dore noot
Vloen, daer men den pas wan,
Dat daer doot hondert man
Bleven van den Oesselingen.
Die ander alle, die ontgingen
Ende volgden na, ter vaert,
Van Luthsenborch dien standaert,
[pagina 133]
[p. 133]
[pagina 134]
[p. 134]
[pagina 135]
[p. 135]
[pagina 136]
[p. 136]
[pagina 137]
[p. 137]
[pagina 138]
[p. 138]
[pagina 139]
[p. 139]
[pagina 141]
[p. 141]
Rymkronyk van Jan van Heelu betreffende den slag van
Waelraven van Gulcke, die proefst van Aken,
Hi was met den hertoge hier
Ute comen, wijchgier,Ga naar voetnoot 3800
Ghebattaelgiert met sinen banieren;
Daer liet hi cume hen vierenGa naar voetnoot
3802
Ende keerde weder in te Dueren:Ga naar voetnoot
3803
Want, doense woude die hertoge vueren
Te Negfele over, ints bisscops lant,
Doen keerdense weder alle thant,
Die des bisscops manne waren.
Alsoe hilt, sonder sparen,
Ghescaert ints bisscops lant,
Die hertoge Jan van Brabant
Allene met sinen lieden.
(En mochte nieman bedieden
Wie coenlike dat hem die sciepenGa naar voetnoot
3813
Te stride wert!) Nochtan riepen
Alle, die daer int lant waren:
‘ Die hertoge en mach niet ontfaren! ’
Dies hi doen, ende die sine,Ga naar voetnoot 3817
Sonder vrese waren in scine:
Dat sceen wel bi haren werken;
Want, boven Hoekerken,Ga naar voetnoot 3820
Hilden si, lanc ende breet,
Ghebattaelgeert al ghereet,
Ende beidden na den strijt.
Maer het was doen winter tijt,
Dat men niet met ghemake
En mochte logeren buten dake;
[pagina 142]
[p. 142]
[pagina 143]
[p. 143]
[pagina 144]
[p. 144]
[pagina 145]
[p. 145]
landen
Duitsland
titels
Rymkronyk betreffende den slag van Woeringen van het jaer 1288
meer over deze tekst