You are on page 1of 8

Boek I

His ego nec metas rerum nec tempora pono;

imperium sine fine dedi. Quin aspera Iuno,

quae mare nunc terrasque metu caelumque fatigat,

consilia in melius referet, mecumque fovebit

Romanos, rerum dominos gentemque togatam.

Ik geef de Romeinen noch grenzen van macht noch tijden van macht

Ik heb imperium gegeven zonder einde. Zelfs de bittere Juno, die op dit moment de zee &

het vaste land & de hemel afmat met/ uit angst zal haar inzichten terugdraaien naar het

betere en zal ze met mij de Romeinen, de heersers van de dingen & het volk in een toga

gekleed, begunstigen.
Constitit et lacrimans: ‘Quis iam locus,’ inquit, “Achate,

quae regio in terris nostri non plena laboris?

En, Priamus! Sunt hic etiam sua praemia laudi;

sunt lacrimae rerum et mentem mortalia tangunt.

Solve metus; feret haec aliquam tibi fama salutem

Sic ait atque animum pictura pascit inani

multa gemens; largoque umectat flumine vultum.

Hij bleef staan en zei huilend: Achates, welke plaats nog niet, welke streek op aarde is niet

gevuld met ons leed. Kijk, Priamus! Zelfs hier zijn zijn beloningen een leven, ook hier

bestaan er tranen voor de dingen en sterfelijke dingen tasten de ziel aan.

Los je angst op; deze beroemdheid zal voor jou (en voor ons) een redding zijn.

Zo sprak hij en zuchtend en doet hij de ziel te goed aan het levenloze schilderij.

Hij bevochtigd door een overvloedige stroom het gelaat.


Boek IV

At regina gravi iamdudum saucia cura

Vulnus alit venis et caeco carpitur igni

Multa viri virtus animo multusque recursat

Gentis honos; haerent infixi pectore vultus

Verbaque nec placidum membris dat cura quietem

Maar de koningin, allang gewond door heilige liefde, voedt de wonde met haar bloed &

wordt verteerd door verborgen vuur.

Veelvoudig komen de goede eigenschappen van de man telkens haar weer voor de geest &

veelvuldig het aanzien van zijn volk, zijn gelaatstrekken en zijn woorden staan in haar hart

gegrift en niet geeft de liefde een vreedzame rust aan haar ledematen
Dixerat, atque illam media inter talia ferro

Collapsam aspiciunt comites, ensemque cruore

Spumantem sprasasque manus. It clamor ad alta

Atria: concussam bacchatur Fama per urbem

Zij had gesproken en naar dido, ten midde tussen zulke dingen,

nadat ze gevallen was op het zwaard, keken haar dienaressen en ze zien het zwaard dat

schuimt door het bloed en haar uitgespreide / met bloed bespatte handen.

Er gaat een schreeuw naar het plafond, fame raast rond doorheen de geschokkte stad.
Boek VI

Ibant obscuri sola sub nocte per umbram

perque domos Ditis vacuas et inania regna:

quale per incertam lunam sub luce maligna

est iter in silvis, ubi caelum condidit umbra

Iuppiter et rebus nox abstulit atra colorem.

Ze gingen duister doorheen een eenzame nacht, doorheen de schaduw, doorheen de lege

huizen van Pluto & doorheen zijn lege koninkrijken net zoals een weg in een bos is doorheen

een onzekere maan, onder een niet gunnend licht, wanneer Jupiter de hemel verborgen

heeft met een schaduw en de zwarte nacht de kleur heeft weggenomen van de dingen.
DRAMA:

Mihi peius aliquid quod precer sponse malum

Vivat, per urbes erret ignotas egens

Exul pavens invisus incerti laris

Iam notus hospes limen alienum

Me coniugem opte, quoque non aliud queam

Liberos similes parti, similes que matri <optet>

Parta iam, parta ultio est

Peperi

Voor mij, mag er iets slechter zijn dat ik smeek voor mij echtgenoot als straf, moge hij leve,

laat hem gebrekkig door onbekende steden bang rond zwerven, als een balling met een

onzekere huisgod, als reeds gekende gast, ander mans drempel opzoeken, moge hij mij als

echtgenote wensen, en dan dat zou ik niets anders slechter kunnen wensen, moge hij

kinderen wensen gelijkend op de vader en gelijkend op de moeder,

De wraak is reeds voorgebracht, ik heb de wraak verwekt


Medea: (…) Gnatus hic fatum tulit,

Hic te vidente dabitur exitio pari.

Jason: Per numen omne perque communes fugas

Torosque quos non nostra violavit fides

Iam parce nato. Si <ali> quod est crimen, meum est:

Me dedo morti: noxum macta caput.

Medea: hac qua recusas, qua doles, ferrem exigam.

I nunc, superbe, virginum thalamus pete,

Relingque matres. Jason; Unus est poena:e satis.

Medea si posset una caede satiari manus,

Nullam < caedem> petisset. Ut duos perimam, tamen

Nimium est dolori numerus angustus meo.

In matre si quod pignus etiamnunc latet,

Scrubator ense viscera et ferro <pignus> extraham.

Medea: Deze zoon heft zijn lot al gedragen, en terwijl jij kant, zal die andere worden geven
aan een gelijke ondergang.
Jason: bij elke god en bij onze gemeenschappelijke vluchten en bij ons huwelijk, dat mijn
trouw niet geschonden heeft, spaar nu de zoon, Als er een of andere misdaad is dan is het
de mijne. Ik geef mij over aan de dood, hak mijn schuldig hoofd af?
Medea: hier, waar jij weigeirt, net daar waar jij pijn hebt, zal ik mijn zwaard instoten.
Ga nu, hoogmoedige, zoek naar huwelijken van jonge meisjes en laat moeders met rust
Jason: één is genoeg van/ als straf.
Medea: als mijn hand kan bevredigd worden door één dood dan zou mij hand geen enkele
dood gezocht hebben, zelfs al zou ik de twee zonen vernietigen, toch is dat boor mijn pijn
een te klein aantal. In de baarmoeder/ moeder, als er zelfs nu nog een of andere
waardeborg (voor onze liefde) verborgen is, zal ik de ingewanden met een zwaard
doorzoeken en zal ik met een zwaard de waardeborg eruit rukken.

You might also like