Professional Documents
Culture Documents
ECOreizen
Module 1, ECOreizen, vormt samen met module 2, ECObrandstoffen, een
geheel. Deze versie van de module ECOreizen is gebaseerd op de module
“De Reis om de Wereld in 30 Dagen” van de auteurs Remco Schoot-
Uiterkamp en Miek Scheffers-Sap. Juleke van Rhijn heeft de experimenten
op de verschillende continenten gemaakt, gebaseerd op de “Consumenten
proeven” van Miek Scheffers-Sap.
De aangepaste versie ECOreizen is ontwikkeld door Aonne Kerkstra, Juleke
van Rhijn en Jan van Rossum, auteurs van de Delftse Leerlijn.
Samenwerking
ECOreizen is tot stand gekomen in samenwerking met de SLO en de
Technische Universiteit Delft.
Vormgeving
T2 Ontwerp, Den Haag (www.t2ontwerp.nl)
SLO en door haar ingehuurde auteurs hebben bij de ontwikkeling van de modules
gebruik gemaakt van materiaal van derden. Bij het verkrijgen van toestemming, het
achterhalen en voldoen van de rechten op teksten, illustraties, enz. is de grootst
mogelijke zorgvuldigheid betracht. Mochten er desondanks personen of instanties
zijn die rechten menen te kunnen doen gelden op tekstgedeeltes, illustraties, enz.
van een module, dan worden zij verzocht zich in verbinding te stellen met de SLO.
Hoewel het onderwijsmateriaal met zorg is samengesteld, is het mogelijk dat deze
onjuistheden en/ of onvolledigheden bevatten. De SLO aanvaardt derhalve geen
enkele aansprakelijkheid voor enige schade, voortkomend uit (het gebruik van) dit
materiaal.
2. Het Broeikaseffect 16
2.1 De oorzaken van het broeikaseffect 17
2.2 De gevolgen van het broeikaseffect 21
2.3 De oplossingen 22
3. Duurzaamheid 28
3.1 Begrip “Duurzaam” 29
3.2 Voorbeelden van duurzame ontwikkelingen 32
5. De reis 76
5.1 De wedstrijdvoorwaarden 77
1.1 Inleiding
Voorwaarden:
1. Gedurende de wereldreis, welke reis start in je woonplaats, moet elk
continent bezocht worden.
2. De reis duurt 30 dagen inclusief verplichte rustdagen.
3. Op drie continenten moet onderzoek gedaan worden naar enkele
relevante ecologische situaties.
4. Het plan moet worden gepresenteerd voor een door ECOREIZEN BV
samengestelde jury, waarbij de volgende vragen aan bod moeten
komen: Welke route is het meest groen en duurzaam, welke
vervoermiddelen worden daarbij gebruikt, welke soort brandstof is
vanuit duurzaamheid het meest voor de hand liggend, wat is nodig
om de belasting van de natuur en het milieu tengevolge van deze
reis te compenseren en hoeveel is daarvan nodig?
5. De presentatie en de gemaakte keuzes moeten gemotiveerd worden
door middel van inhoudelijke technische en chemische argumenten
en voorzien zijn van uitgewerkte berekeningen.
6. De prijs is een “alternatieve” wereldreis.
Een wereldreis is niet goedkoop; niet in geld, maar ook niet in grondstof.
Is bio-ethanol te verkiezen boven benzine van fossiele oorsprong, of reis je
zuiniger op glucose (de brandstof voor je fiets)?
Toon je een energie- en milieubewuste reiziger in een dertigdaagse reis om
de wereld!
Artikel 1
Bereken je CO2-uitstoot
Om snel de uitstoot van broeikasgassen te kunnen bepalen heeft Trees for Travel
een Klimaatcalculator ontwikkeld. Vul je energieverbruik of reisgegevens in en
je weet binnen een tel hoeveel CO2-equivalenten je (per jaar) moet compenseren.
Klik op de categorie van je keuze. Vul vervolgens alleen die onderdelen in die
van toepassing zijn. Druk daarna op de knop 'berekenen'. De uitkomst wordt
disclaimer daaronder weergegeven. Wil je de berekende waarden compenseren, klik dan op
de onderste knop 'CO2 uitstoot compenseren' en volg de instructies. Je kunt dan
Figuur 2: disclaimer Trees for ook nog andere compensaties toevoegen. Wil je alleen vliegreizen compenseren,
Travel gebruik dan het rode invulveld hier boven: 'vul in en compenseer'.
Artikel 2
Wat is CO2-compensatie?
Of je nu op vakantie gaat, boodschappen doet, televisie kijkt of kookt, bij alles
wat je doet worden broeikasgassen uitgestoten. Soms veel, zoals bij vliegen,
soms weinig. Een gemiddeld Nederlands huishouden stoot 10.460 kilo CO2 per
Het ClimaCount CO2 jaar uit.
Compensatie Programma Om je bijdrage aan klimaatverandering te verminderen, is het in de eerste plaats
biedt gebruikers van een belangrijk om zoveel mogelijk energie te besparen. Op die manier bespaar je al
aan een ClimaCount heel veel uitstoot van CO2. Tweede stap die je kunt zetten is om de
gekoppelde creditcard de onvermijdelijke uitstoot van broeikasgassen te compenseren. Je zorgt er dan voor
keuze uit vier programma’s dat op een andere plek in de wereld CO2-uitstoot voorkomen wordt. Evenveel als
om hun CO2 uitstoot te je hier zelf veroorzaakt.
compenseren. In elk Twee bekende manieren om dit te doen zijn:
programma zijn effectieve, Het ontwikkelen van duurzame energie elders in de wereld, vaak in de
betrouwbare projecten ontwikkelingslanden. Door energie op te wekken met bijvoorbeeld zon of
opgenomen die zich op wind, wordt er geen extra uitstoot van broeikasgassen veroorzaakt die er wel
verschillende manieren met zou zijn geweest als deze energie in bijvoorbeeld een kolencentrale opgewekt
CO2 compensatie bezighou- zou zijn.
den. Ofwel door de CO2 De aanplant van bomen. Bomen zetten immers CO2 om in zuurstof.
uitstoot te verminderen of
door CO2 aan de atmosfeer Als je dus zoveel mogelijk energie bespaart en vervolgens de resterende uitstoot
te ontrekken. compenseert, leef je in feite klimaatneutraal.
Zie www.climacount.nl Dit klinkt natuurlijk heel mooi, maar er zijn helaas ook kanttekeningen te zetten
bij compensatie, vooral bij compenseren door aanplant van bomen. Er is
namelijk erg weinig toezicht of controle op bomenaanplant. Er is geen keurmerk
dat garandeert dat de betaalde bomen ook daadwerkelijk een aantal (bijvoorbeeld
minimaal 30 jaar) blijven staan. Soms sponsor je alleen het onderhoud van
bestaand bos, waardoor er natuurlijk niet meer CO2 uit de lucht gehaald wordt.
ECOreizen 8
Grote, duizend jaar oude bomen met veel takken en bladeren nemen uiteraard
meer CO2 op dan nieuwe jonge aanplant. Sommige boomsoorten kunnen wel
drieduizend jaar oud worden. Stadsbomen zijn eigenlijk meer een soort
kamerplanten. Hun wortels worden door bestrating soms ingeperkt waardoor
de wortels als bij een soort Bonsai klein blijven. Ze worden niet oud. Bomen
in de vrije natuur die eeuwenlang blijven staan zetten meer CO2 om.
Ook is de CO2 omzet afhankelijk van de plaats. Rondom de evenaar zetten
bomen meer CO2 om dan in koude gebieden. Het tropisch regenwoud wordt
niet voor niets de longen van de aarde genoemd. Het kappen van eeuwenoud
tropisch woud kan niet gecompenseerd worden met een zelfde aantal jonge
12 april 2007 bomen elders.
Als men werkelijk alle vliegreizen wil compenseren en al die bomen inderdaad
een eeuw wil laten staan, komen we toch echt ruimte te kort.
Ondertussen gaat de kap van onvervangbaar eeuwenoud woud gewoon door,
voorlopig met een snelheid die vele malen hoger is dan dat wij aanplanten.
Bron: http://www.milieudefensie.nl/klimaat/visie/heikele-klimaatissues/compensatie-van-co2-
uitstoot/
Artikel 3
Bio-ethanol
Rijden op alcohol? In landen als Brazilië, Zweden en de VS kijken ze er niet
meer van op. We hebben het dan over bio-ethanol. Dat is alcohol afkomstig van
de vergisting van gewassen als maïs, tarwe, suikerriet, bieten of aardappelen.
Bio-ethanol behoort met biogas en biodiesel, gemaakt uit plantaardige olie, tot de
groep van biobrandstoffen.
De ‘alternatieve’ brandstoffen worden steeds populairder. Daar zijn twee redenen
voor. Ten eerste de hoge olieprijs, gekoppeld aan het vooruitzicht van slinkende
olievoorraden. En daarnaast de wereldwijde roep om de uitstoot van schadelijke
broeikasgassen nu eindelijk eens aan te pakken. Vergeleken met benzine leidt
gebruik van biobrandstoffen tot een verminderde uitstoot van broeikasgassen.
Dat komt omdat biobrandstof wordt gemaakt van gewassen die zelf net zoveel
koolstofdioxide opnemen als er bij de verbranding vrijkomt.
Figuur 4: Bio-ethanol, CO2 En dus pleiten steeds meer politici voor het gebruik van bio-ethanol. De EU heeft
neutraal als doel om in 2010 5,75 procent van de traditionele brandstof bij te mengen met
biobrandstof. De Verenigde Staten ook, maar daar zijn ze in praktijk al een stuk
verder mee dan Europa: in 2004 werd al zo’n 2 procent bio-ethanol bij de
benzine gemengd.
De productie van bio-ethanol neemt dan ook snel toe. Volgens het Amerikaanse
ministerie van Landbouw produceerden bio-boeren vorig jaar ongeveer 19
miljard liter ethanol, voor het grootste gedeelte uit maïs. Dit jaar komt de
productie een derde hoger uit, maar voor 2008 wordt al op ruim 37 miljard liter
gerekend. In Europa is de productie – de grote producenten zitten vooral in
Duitsland, Spanje en Frankrijk – een stuk lager.
Bron: http://www.biogas.nl/bioethanol/
ECOreizen 10
Motoren die op E85 kunnen draaien, kunnen ook zonder mankeren op gewone
E85 is nu ook toegestaan benzine lopen. Maar dat wil niet zeggen dat het voor het rijden geen verschil
voor bepaalde klassen maakt welke brandstof er in de tank zit. E85 levert een hoger vermogen; een
wedstrijdmotoren. vermogen dat zich ook vertaalt in grotere prestaties. Neem bijvoorbeeld de Saab
9-5 2.0t BioPower. Rijdt die op E85, dan stijgt het motorvermogen van 150 naar
180 pk en loopt het koppel op van 240 naar 280 newtonmeter. De topsnelheid
gaat omhoog van 210 naar 225 km/h en de tijd nodig om van nul naar honderd te
Koppel: het maximaal accelereren zakt van 9,8 naar 8,5
leverbare koppel is een seconden. Dat is leuk, maar bio-
kenmerk van de kracht van ethanol heeft ook een minder sterke
de motor. Een auto met een kant. De brandstof heeft een lagere
motor met een groot koppel energie-inhoud dan benzine. Waar het
kan sneller op topsnelheid op neer komt, is dat je tien liter bio-
komen. ethanol nodig hebt, om even ver te
komen als op zeven liter benzine.
Tank je E85, dan moet je vaker naar
de pomp.
Figuur 7: Volvo Flex-Fuel model
Bron: http://www.groenopweg.nl/energiebronnen/55/107/Bio-ethanol-en-techniek
1.3 De contextvraag
Contextvragen
1. Hoe organiseer je een duurzame reis?
Nieuw in deze module is dat je mag kiezen in welke volgorde je een aantal
van de activiteiten plant. Nodig is wel dat je alle activiteiten uitvoert. Je
hoeft slechts op drie continenten een experiment te doen.
ECOREIZEN BV reisopdracht
Opdracht 1
Inventariseer in jullie groep wat je allemaal moet onderzoeken en moet
weten om een duurzame reis te kunnen maken en wat je moet weten om
de vereiste berekeningen te kunnen maken. Doe dit op de volgende wijze:
a. Iedereen schrijft individueel op wat hij/zij zou willen onderzoeken en te
weten zou willen komen.
b. Als iedereen klaar is geef je jouw papier door aan je
buurman/buurvrouw. Deze leest door wat er geschreven staat en vult
aan met eigen ideeën. Liefst met een andere kleur pen.
c. Dit doe je nog twee keer, zodat je uiteindelijk je eigen blaadje weer
terug hebt.
d. Als het goed is heeft nu iedereen hetzelfde op papier staan. Maak nu
gezamenlijk een lijst met vragen die jullie willen onderzoeken. Deze lijst
komt in het groepslogboek te staan.
Opdracht 2:
Maak nu een planning met je groep. Dit doe je door de verschillende
activiteiten door te lezen in paragraaf 1.5 van de inleiding. Activiteit 1 en 2
moeten eerst worden uitgevoerd en dan mogen jullie zelf bepalen hoe jullie
activiteit 3 en 4 willen uitvoeren. Deze mag je dus in een willekeurige
volgorde doen. Houd daarbij rekening met de onderzoeksvragen die je in
opdracht 1 bedacht hebt. Deze onderzoeksvragen moeten allemaal aan bod
komen in je onderzoeksplanning. Als er vragen zijn die volgens jullie niet
aan de orde komen in de geformuleerde activiteiten, maak dan een plan hoe
je deze vragen zou kunnen beantwoorden.
Ga nu de activiteiten doorlezen in paragraaf 1.5
ECOreizen 13
Opdracht 3
Kijk in je studiewijzer in welke weken je de experimenten uit moet voeren
en de reis moet samenstellen, maak hier een planning voor. Voeg deze
experimenten- en reisplanning bij je planning uit opdracht 2. Elk groepje is
verplicht om drie van deze experimenten uit te voeren. Een experiment voer
je uit in Australië, Zuid-Amerika of Azië en de overige twee experimenten
voer je uit in Europa, Noord-Amerika of Afrika.
Je moet er wel rekening mee houden dat niet iedereen hetzelfde experiment
kan doen.
De beschrijving van de experimenten vind je in hoofdstuk 6. Zorg voor een
gedegen werkplan als je een experiment gaat doen en laat dat ook door je
docent of de TOA goedkeuren.
De vragen en berekeningen op de werkbladen bij deze experimenten lever
je na het uitvoeren van het experiment in bij de docent.
Opdracht 4
Lever je planning in bij de docent. Kijk in de studiewijzer wanneer de
planning moet worden ingeleverd. Na inleveren wordt de planning met jullie
besproken door je docent.
Tot slot
Het reisdeel van module 1 wordt afgerond met een presentatie in de vorm
van een reisverslag. Na de beoordeling van het reisverslag wordt de prijs
uitgereikt. Veel succes en zorg dat je de wedstrijd wint!!!
Activiteit 1: Activiteit 1
Kennis vergaren over De reis moet duurzaam zijn
broeikaseffect en Om een duurzame reis te organiseren moet je eerst weten wat bedoeld
duurzaamheid. wordt met duurzaam. Je gaat daarover kennis verzamelen met behulp van
de teksten en de vragen en opdrachten uit de hoofdstukken 2 en 3.
Hoofdstuk 3: Duurzaamheid
Voor deze reisopdracht moet je je ook verdiepen in het begrip
duurzaamheid. Duurzaamheid is het onderwerp van deze tijd. Maar wat
verstaan we onder duurzaamheid en hoe kunnen we duurzaam reizen.
Informatie hierover vind je in hoofdstuk 3. Bestudeer de teksten in
hoofdstuk 3 en beantwoord de vragen die in de tekst van dit hoofdstuk
staan. Bij de teksten horen ook een aantal opgaven. Kijk in je studiewijzer
welke opgaven je moet maken.
Activiteit 2: Activiteit 2
Rekenen aan atomen en In de opdracht voor de reis worden verschillende brandstoffen genoemd. Je
moleculen. moet ook rekenen aan deze brandstoffen en daarvoor zijn een aantal
nieuwe begrippen nodig. Je gaat je dan ook in activiteit 2 verdiepen in de
nieuwe begrippen. Bestudeer de teksten in hoofdstuk 4 en maak alle
opgaven in dit hoofdstuk.
Activiteit 3: Activiteit 3
De reis uitstippelen en In deze activiteit gaan jullie de reis uitstippelen en je gaat bepalen welke
berekeningen uitvoeren. vervoermiddelen je gaat gebruiken. In hoofdstuk 5 staan de uitgewerkte
voorwaarden van de reisorganisatie. Gebruik de genoemde sites en denk
aan de rustdagen op de continenten.
Bij deze activiteit en bij activiteit 4 doe je niet allemaal hetzelfde. Je moet
hier dus gebruik maken van de expertmethode en zorgen dat je tijd
reserveert om informatie en kennis in je groepje uit te wisselen. Geef in je
planning aan in welke les je hiervoor tijd wil reserveren
Activiteit 4: Activiteit 4
Uitvoeren van de Tot deze activiteit behoren de experimenten die jullie moeten uitvoeren.
experimenten. Deze experimenten vinden jullie in hoofdstuk 6. Voer de door jullie gekozen
experimenten uit en maak de bijbehorende vragen op het aangeleverde
werkblad. Dit werkblad lever je na de proef in bij de docent.
ECOreizen 15
Activiteit 5: Activiteit 5
Uitwisselen van kennis, Kijk in je planning welke les je gereserveerd hebt voor het uitwisselen van
reisberekeningen en kennis. Je gaat in die les alle kennis die je verkregen hebt inventariseren en
experimenten bespreken. dan met elkaar uitwisselen. Aan het eind van de module moet iedereen
hetzelfde weten en begrijpen.
• Kijk naar je eigen deelvragen die je in opdracht 1 van paragraaf 1.4 hebt
opgesteld. Zijn alle vragen beantwoord? Zo ja, dan kun je nu ook de
contextvraag beantwoorden.
• Bespreek met elkaar de experimenten en vooral het rekenwerk bij de
experimenten.
• Bespreek de verschillende berekeningen die gedaan zijn bij het
samenstellen van de reis.
Activiteit 6: Activiteit 6
Het reisverslag schrijven. Schrijf met je groepje een reisverslag. Daarin moeten de volgende
onderdelen voorkomen:
• Een toelichting waarin je uitlegt waarom jullie reis duurzaam is.
• Een wereldkaart met daarin getekend jullie reis.
• Een tabel waarin jullie:
o de gebruikte vervoermiddelen vermelden
o de met het vervoermiddel afgelegde afstand
o de tijd die jullie met elk vervoermiddel gereisd hebben
o de hoeveelheid verbruikte brandstof
o de rustdagen
• De reactievergelijkingen van de verbrandingen van alle brandstoffen
• Het chemisch rekenwerk zoals vermeld in onderdeel 4 van de door
ECOREIZEN BV geformuleerde reisopdracht
1.6 Toetsing
Vraag aan je docent hoe de module getoetst wordt en wat de weging is van
de verschillende onderdelen.
2. Het Broeikaseffect
ECOreizen 17
Vragen
1. Wat verstaan we precies onder het broeikaseffect?
Toename broeikasgassen
De mensen voegen koolstofdioxide aan de atmosfeer toe wanneer zij iets
verbranden waar koolstof in zit. En dat zit bijna overal in. Het
verbrandingsproces voegt niet alleen CO2 toe aan de atmosfeer, maar
produceert ook hitte, die voor een gedeelte niet uit de atmosfeer kan, omdat
het wordt tegengehouden door de deken van broeikasgassen.
ECOreizen 19
Vragen
3. Schets de kringloop van kooldioxide zoals hierboven beschreven.
Figuur 3: cartoon smelten
ijskappen 4. Noem drie oorzaken van de toename van broeikasgassen.
De afgelopen 100 jaar is het klimaat op aarde 0,6 graad Celsius warmer
geworden. Dat lijkt weinig maar zelfs een kleine stijging van de gemiddelde
temperatuur wereldwijd kan al problemen geven voor mensen, dieren en
planten. Bovendien is een veel grotere toename in temperatuur voorspeld
voor deze eeuw.
Een extra gevaar voor het broeikaseffect bij een opwarmende aarde is, dat
er op dit moment op de bodem van de oceanen en onder de permanent
bevroren bodem in Canada en Rusland (dit wordt permafrost genoemd)
aardlagen aanwezig zijn, waarin veel methaan (CH4) ligt opgeslagen. De
uitstraling hiervan wordt tegengehouden door de permafrost. Deze
zogenaamde gashydraten zouden vrijkomen als de bodem niet meer
permanent bevroren is en zo zou het broeikasgas CH4 in grotere hoeveelheid
in de atmosfeer komen.
Vragen
5. Leg duidelijk uit wat het verschil is tussen het natuurlijke en het
versterkt broeikaseffect.
Opdracht 1
Bekijk de animatie over het broeikaseffect op de volgende site:
http://plox.info/leerspellen/games/broeikas.swf
ECOreizen 21
Vraag
6. Noem minstens twee oorzaken, van de stijging van de zeespiegel.
Volksgezondheid
Klimaatverandering is zeker van invloed op de gezondheid van de mensen.
Vooral oudere mensen kunnen slecht tegen hitte. Naar schatting sterven er
alleen in Europa nu al tienduizenden mensen per jaar extra door de hitte
(door uitdroging). Ook kunnen ziektes zoals malaria voorkomen in gebieden
waar dat nu niet het geval is. Vooral in arme landen is het broeikaseffect
een groot probleem voor de volksgezondheid. Zij hebben geen geld om
water uit andere gebieden te halen, waardoor de tekorten aan drinkwater
verder toenemen en het nog moeilijker wordt om voedsel te verbouwen.
Vraag
7. Noem nog minstens 5 gevolgen van het broeikaseffect als je kijkt naar
de oceanen, naar de hoeveelheid neerslag en naar de volksgezondheid.
2.3 De Oplossingen
Maar het zal nog een tijd duren voordat deze vormen van energie
opwekking zover zijn ontwikkeld dat fossiele brandstoffen overbodig zijn.
Windenergie kan bijvoorbeeld alleen in windrijke gebieden worden
opgewekt, niet midden in de stad.
Opslagmogelijkheden
CO2 kan in verschillende ondergronden, poreuze lagen, worden geïnjecteerd.
De ondergrond is bepalend voor de eindtoestand van het geïnjecteerde gas
en daardoor voor de risico’s die aan de opslag zijn verbonden. Op dit
moment is opslag mogelijk in lege gasvelden, in aquifers
(grondwaterdoorlatende lagen), olievelden en steenkool.
Opdracht 2
Er is onlangs veel publiciteit geweest over opslag van CO2 onder de
gemeente Barendrecht. Zoek een artikel op internet over deze opslag en
beantwoord de volgende vragen;
a. Leg aan de hand van een illustratie uit over welke vorm van opslag het
zou zijn gegaan in Barendrecht?
b. Noem drie argumenten voor en drie argumenten tegen opslag onder
Barendrecht.
Vraag
9. Geef de reactievergelijking van de fotosynthese, waarbij CO2 en water
worden omgezet in glucose en nog een andere stof.
Alternatieve ideeën
• Kunstmatige bomen. CO2 weer uit de lucht halen zou een mogelijkheid
zijn om het broeikaseffect te verminderen. Een professor uit New York
denkt echter een manier te hebben gevonden om het huidige
bovenmatige gebruik van fossiele brandstoffen aan te pakken. Hij heeft
een synthetische boom ontworpen, een machine die de functie van
natuurlijke bomen nabootst. Via bladeren waar lucht overheen stoomt,
wil hij koolstofdioxide (CO2) uit de lucht trekken. Vervolgens zou de CO2
Figuur 17: kunstmatige bomen die op deze wijze uit de atmosfeer verwijderd wordt, diep onder de
grond opgeslagen kunnen worden. Hier zou het voor goed op een
veilige manier kunnen blijven.
vormen. Het fytoplankton is niet zichtbaar met het blote oog, maar wel
vanuit de ruimte. Net zoals bomen, maken zij gebruik van fotosynthese.
Zij houden zichzelf in leven door zonlicht en door CO2 uit het water te
halen. Daarbij laten zij zuurstof achter. Wanneer ze dood gaan, zinken
zij naar de bodem van de zee en nemen ze het koolstof met hen mee.
Er zijn echter gebieden waar weinig of geen fytoplankton is. Een
geleerde is daarom op het idee gekomen om ureum (één van de
Figuur 19: fytoplankton componenten van urine) toe te voegen aan oceaangebieden met een
gebrek aan fytoplankton. Ureum is een stikstofrijke meststof die planten
helpt groeien. Het toevoegen van deze stof in de delen van de zee
zonder fytoplankton, zal deze gebieden veranderen in een fytoplankton
rijk gebied. Daardoor zal er meer CO2 uit de lucht gehaald worden en
dus kan het meehelpen het broeikaseffect te bestrijden.
Opdracht 3
Hieronder staat een huis waar al een aantal maatregelen genomen zijn om
het energieverbruik en dus indirect de CO2 uitstoot te beperken. Bekijk dit
huis kritisch en bespreek de drie maatregelen die naar jouw idee de meeste
energiewinst opleveren. Zoek eventueel informatie over de maatregelen op
internet.
ECOreizen 27
We kennen allemaal het woord “duurzaam” wel, maar wat wordt daar nu
precies onder verstaan. In 1987 verscheen het rapport “Our common future”
van de World Commission on Environment and Development van de
Verenigde Naties, waarin duurzame ontwikkeling centraal stond. Dit rapport
staat ook wel bekend als het Brundtland-rapport, naar Gro Harlem
Brundtland, de toenmalige voorzitster van de commissie. Veel publicaties
gebruiken de volgende definitie uit het Brundtland-rapport:
Bron: C2W mei 2010 In 2002 vond de Wereldtop voor duurzame ontwikkeling plaats in
Johannesburg, Zuid-Afrika. Er werd in dezelfde tijd een schaduwconferentie
gehouden in Zuid-Afrika en onderstaande spotprent geeft wel aan dat nog
niet iedereen de toekomst op het gebied van duurzame ontwikkeling met
vertrouwen tegemoet ziet.
Opdracht 1
SarVision uit Wageningen heeft een programma ontwikkeld waarmee de
wereldwijde ontbossing gevolgd kan worden. Ga naar onderstaande website
http://www.sarvision.nl/index.php?page=regional-monitoring-systems
en klik de ontbossingslink aan. Bekijk de ontbossing van Sumatra in de jaren
1998 tot en met 2007. Maak een schatting van het percentage bos dat
verdwenen is.
Duurzaam hout is hout dat op een verantwoorde manier geproduceerd is. Bij
de productie van duurzaam hout wordt rekening gehouden met:
• het milieu
Dat betekent onder meer: niet meer bomen kappen dan het bos aankan.
Nieuwe bomen aanplanten (herbebossing). Andere bomen en struiken
zo min mogelijk beschadigen.
• de economie
Dat betekent onder meer, dat een eerlijk deel van de opbrengsten uit
het bos ten goede komt aan de lokale economie en het in stand houden
van het bos. De lokale bevolking en inheemse volken moeten een
Figuur 6: logo fsc eerlijke kans hebben op werk in het bos.
• de sociale omstandigheden
Dat betekent onder meer: dat rekening gehouden wordt met de
levenswijze en rechten van inheems volken die in het bos leven of ervan
leven.
ECOreizen 33
Vraag
5. Noem minstens 10 punten waar, bij de productie van duurzaam hout,
rekening mee gehouden moet worden.
Duurzaam consumeren
Duurzaam consumeren is consumeren zonder dat het milieu daar ernstige
schade van ondervindt en zonder dat mensen er onder lijden. Dat betekent
dat je als consument rekening houdt met de manier waarop producten die je
koopt tot stand zijn gekomen. Kortom, je houdt rekening met mensen,
leefmilieu en economie (ook wel aangeduid als de 3 P's: people, planet en
Figuur 7: Nikes, geproduceerd
profit).
met kinderarbeid?
Duurzaam consumeren betekent bijvoorbeeld dat je geen tapijten of
gympen koopt die met kinderarbeid zijn geproduceerd en bijvoorbeeld koffie
drinkt waarvoor de koffieboer in de Derde Wereld een rechtvaardige prijs
ontvangt. Of dat je make-up gebruikt die niet op dieren is getest en dat je
geen bont draagt. Het betekent ook dat je alleen hout gebruikt uit duurzaam
beheerde bossen en dat je gft, glas en bijvoorbeeld papier gescheiden
inlevert en energie bespaart.
Milieubewust leven is vaak makkelijker dan je denkt. En milieuvriendelijke
producten zijn vaak niet eens duurder dan 'gewone' producten. Door ze te
kopen help je het milieu, maar het heeft ook voordelen voor jezelf
Vraag
6. Noem een aantal maatregelen die jij kunt nemen om duurzamer te
consumeren
zodat er schoon kunststof achterblijft. Ook de inkt kan opnieuw als inkt
dienstdoen.
Duurzame energie
Duurzame energie is energie die opgewekt wordt uit bronnen waarbij weinig
tot geen schadelijke milieu effecten optreden tijdens het opwekken. Deze
bronnen raken nooit op en zijn dus onuitputtelijk. Voorbeelden zijn: zon,
water, wind, biomassa en aardwarmte.
Vragen
7. Wat is het verschil tussen fossiele brandstoffen en duurzame
brandstoffen?
Informatie 1
Aardwarmte
Het binnenste van de aarde heeft een zeer hoge temperatuur. Een deel
van die aardwarmte verwarmt via de buitenste aardlagen het
grondwater. In Nederland is het grondwater op een diepte van 500 meter
warm genoeg om in te zetten als verwarming.
Kostbare energie
Op dit moment maken energieproducenten nauwelijks gebruik van
aardwarmte. Door variaties in de bodem zijn namelijk eerst dure
proefboringen nodig om de technische haalbaarheid van
aardwarmtewinning te bepalen. En ook de aanleg van het systeem zelf is
duur. Aardwarmtewinning vergt een investering die tien keer hoger ligt
dan de kosten voor een systeem voor energiewinning uit fossiele
brandstoffen.
Een vorm van aardwarmte die wel in Nederland wordt gebruikt is
zonnewarmte die in de bodem is gedrongen. Met een
Figuur 10: Aardwarmtecentrale
bodemwarmtewisselaar en een warmtepomp kan deze warmte gebruikt
worden voor ruimteverwarming.
Een bodemwarmtewisselaar is een gesloten buizensysteem dat tot 100
meter diep de bodem in gaat. Door de buizen wordt een vloeistof
gepompt, die opwarmt in de bodem. Zelfs bij een klein
temperatuurverschil tussen bodem en vloeistof kan een warmtepomp
deze warmte voldoende verhogen en geschikt maken voor
ruimteverwarming.
In het buitenland is de situatie vaak gunstiger; met name in vulkanische
gebieden, waar de aardwarmte zich dicht onder het oppervlak bevindt, is
een groot aantal geothermische projecten uitgevoerd. Het bekendst is
waarschijnlijk IJsland, waar ruim tachtig procent van de warmtevraag
wordt geleverd door aardwarmte.
Bron: http://www.milieucentraal.nl/pagina?onderwerp=Aardwarmte
ECOreizen 36
Informatie 2
Eb en vloed: getijdencentrales
Informatie 3
Tritium komt niet in de natuur voor, maar het kan eenvoudig worden
gemaakt door het element lithium-6 met neutronen te bestralen. Het
radioactieve tritium wordt dus in de fusiecentrale gemaakt, en wordt
daarna onmiddellijk als brandstof verbruikt.
Bron: http://www.fusie-energie.nl/
4.1 Inleiding
macro
micro
In deze eeuw weten we al heel veel van atomen, maar hoe heeft zich dat in
de loop der eeuwen ontwikkeld.
Het oudst bekende idee over atomen kwam van de Griekse filosoof en
wetenschapper Democritus. Hij leefde van 460 tot 370 voor Christus en hij
dacht dat de wereld was samengesteld uit hele kleine deeltjes, die niet meer
kleiner konden worden gemaakt. Democritus noemde deze deeltjes “
atomoz” of atomen en hij dacht dat tussen deze kleine onzichtbare deeltjes
lege ruimtes zaten. Het verschil in eigenschappen van stoffen verklaarde hij
door het verschil in grootte van de deeltjes en het verschil in de ruimtes
Figuur 2: Democritus tussen de deeltjes.
Figuur 3: Aristoteles en zijn voorstelling van de vier elementen aarde, vuur, lucht en
water.
ECOreizen 41
Vragen
1. Bekijk het beeldfragment over het periodiek Systeem met
onderstaande URL http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/
20090623_periodieksysteem01
Vraag je docent naar de video over het Periodiek Systeem.
Door onderzoek in de vorige eeuw heeft men vastgesteld dat een atoom is
opgebouwd uit een positief geladen kern, opgebouwd uit protonen en
neutronen, en een wolk van negatief geladen elektronen die rond de kern
bewegen.
De positieve lading van een proton, 1+, is even groot als de negatieve
lading van een elektron, 1–. De lading van een neutron is 0.
Figuur 6: model van een atoom Het aantal protonen (positieve deeltjes in de kern) is gelijk aan het aantal
elektronen (negatieve deeltjes rond de kern)
ECOreizen 43
Het massagetal geeft de massa aan van het atoom. De massa van een
proton en een neutron is vrijwel gelijk namelijk 1 u. Het symbool u staat
voor de atomaire massa-eenheid, 1 u = 1,66*10 –27 kg = 1,66*10-24 g (Binas
tabel 7). Aangezien de elektronen een verwaarloosbare massa (9,22*10 –31
kg) hebben, is de atoommassa dus de som van de massa van de
kerndeeltjes (protonen + neutronen).
Bijvoorbeeld:
Helium heeft atoomnummer 2. Dit betekent dus dat He 2 protonen in de
kern heeft.
Het betekent ook dat He 2 elektronen rond de kern heeft.
Het massagetal van He = 4,00
Dit betekent dat de kern 4 deeltjes bevat.
Aangezien het atoomnummer reeds aangeeft dat er 2 protonen in de kern
zitten, moeten er ook nog 4 – 2 = 2 neutronen zijn.
Figuur 7: vergelijking van de
massa’s van een proton, een De notatie van een atoom
neutron en elektronen Om deze gegevens per atoom weer te geven kun je als volgt te werk gaan:
voor het symbool van het element noteer je bovenaan het massagetal en
onderaan het atoomnummer.
Figuur 8:
atoomnotatie
Helium
en voor Titanium
wordt dit dan
Figuur 9:
atoomnotatie
Titaan
ECOreizen 44
Isotopen
Een bepaald element heeft een bepaald aantal protonen in de kern. Dit is
voor ieder element onveranderlijk. Als je het aantal protonen verandert krijg
je een ander element, maar het aantal neutronen kan wel verschillen.
Voorbeelden:
Helium komt voor in de vorm van 2 isotopen: He met massagetal 3 (2
protonen + 1 neutron) en Helium met massagetal 4 (2p + 2n).
Vragen
8. Leg uit hoeveel neutronen er in de volgende atomen zitten:
a.
31
15
P, 56
26
Fe , Zn-64
11. Van chloor komen in de natuur 2 isotopen voor. Zoek in Binas tabel 25
op welke twee isotopen dat zijn.
ECOreizen 45
Als je stoffen wilt indelen in groepen kun je bijvoorbeeld gebruik maken van
het elektrisch geleidingsvermogen van een stof. Met behulp van een
stroombron en twee elektroden leidt je stroom door stoffen en kijkt dan of
ze wel of niet geleiden. Je onderzoekt daarbij zowel de vaste fase als de
vloeibare fase van een stof. Hieronder staat een tabel waarin de resultaten
van zo’n onderzoek vermeld staan. De tabel is maar gedeeltelijk ingevuld.
Met behulp van het onderstaande experiment ga je de tabel verder invullen.
Elektrisch geleidingsvermogen
Naam Formule Vaste fase Vloeibare fase
keukenzout NaCl +
natriumnitraat NaNO3 – +
kaarsvet C18H36O2
zink Zn +
zwavel S
koper Cu +
zinkchloride ZnCl2 –
suiker C12H22O11 –
kwik Hg +
Glucose, C6 H12O6 , een • Groep 1: stoffen die in vaste en in vloeibare toestand de elektrische
moleculaire stof. stroom niet geleiden.
• Groep 2: stoffen die in vaste en in vloeibare toestand de elektrische
stroom geleiden.
• Groep 3: stoffen die in vaste toestand de elektrische stroom niet
geleiden, maar in vloeibare toestand wel.
deeltjes aanwezig zijn en deze deeltjes moeten ook vrij kunnen bewegen.
Als we dit toepassen op de drie groepen van stoffen betekent dat het
volgende:
• moleculaire stoffen bestaan in vaste en vloeibare fase uit ongeladen
deeltjes.
• metalen bestaan uit geladen deeltjes die in de vaste en in de vloeibare
fase voldoende bewegingsvrijheid hebben om de elektrische stroom te
geleiden.
• zouten bestaan uit geladen deeltjes die in de vaste fase geen
bewegingsvrijheid hebben, maar in de vloeibare fase wel.
Vragen
14. Geef van onderstaande stoffen aan of ze de stroom zullen geleiden.
Licht je antwoord toe.
a. een druppeltje paraffine olie (C24H50)
b. een stukje tin (Sn)
c. een druppel zuiver water (H2O)
d. een stukje krijt (CaCO3)
e. een stukje lood (Pb)
f. een kristal kopersulfaat (CuSO4)
15. Brons is een legering. Een legering is een mengsel van twee of meer
metalen.
a. Zoek op uit welke twee metalen brons bestaat.
b. Zal brons ook de elektrische stroom geleiden? Zo ja, in welke fase.
Figuur 13: Atoommodel van Met het atoommodel van Rutherford kunnen we echter geen verklaring
Rutherford. Een kern en in
geven voor het verschil in stroomgeleiding. Om dat te kunnen verklaren
willekeurige banen elektronen
rond de kern moeten we naar een uitgebreider atoommodel, het atoommodel van Bohr.
ECOreizen 48
Het dichtst bij de kern zit de K-schil, die maximaal 2 elektronen kan
bevatten. Iets verder zit de L-schil, die maximaal 8 elektronen kan bevatten.
Dan volgt de M-schil met maximaal 18 elektronen en zo verder. Wij
beperken ons tot de atoomsoorten, die maximaal 20 elektronen hebben, dus
de eerste drie periodes van het Periodiek Systeem. Daarboven worden de
regels ingewikkelder.
Bohr kreeg voor zijn theorie in 1922 de Nobelprijs voor natuurkunde.
Bij sommige chemische reacties is het mogelijk dat atomen hun elektronen
uit de buitenste schil verliezen, terwijl andere atomen er elektronen bij
krijgen. De atomen kunnen hun buitenste schil “volmaken” of “leegmaken”.
Daarbij bereikt het atoom een elektronenverdeling, die je ook aantreft bij de
edelgassen. Dit is een heel stabiele situatie, we noemen dit de
edelgasconfiguratie.
Met behulp van dit model gaan we nu kijken naar de bindingen tussen de
atomen in de drie groepen stoffen (zie § 4.4).
ECOreizen 49
4.5.1 De metalen
Vragen
16. De bovenleiding van spoorwegen is van koper.
ECOreizen 50
De atoombinding
Een atoombinding ontstaat als atomen één of meer elektronen met elkaar
delen.
Als de buitenste schil van een atoom nog niet vol met elektronen zit, "deelt"
een atoom soms een elektron met een ander atoom om daarmee de
buitenste schil een stabiele edelgasconfiguratie te geven.
Twee of meer atomen die een of meer elektronen met elkaar delen,
hebben een binding gevormd en zo is er een molecuul gevormd.
Een atoombinding komt dus tot stand door vorming van één of
meerdere gemeenschappelijke elektronenparen.
Covalentie.
De molecuulformule voor water is H2O. Het waterstofatoom (H) heeft een
elektron in de buitenste schil en wil dit delen om de K-schil helemaal te
vullen. Een waterstofatoom heeft een elektron beschikbaar voor een
binding. Het zuurstofatoom (O) heeft 6 elektronen in de buitenste schil en
wil er twee delen om de buitenste schil (L-schil) tot 8 te vullen. Een
zuurstofatoom heeft twee elektronen beschikbaar om te delen en kan dus
twee gemeenschappelijke elektronenparen vormen.
Een zuurstofatoom (O) kan een binding vormen met twee waterstofatomen
(H) en zo een watermolecuul (H2O) vormen.
Figuur 21:
de vorming van een
molecuul water
Vragen
18. In onderstaand schema staan een aantal stoffen.
Atoomsoort Covalentie
H, F, Cl, Br, I
O, S
N, P
C, Si
22. De stof ammoniak, NH3, is bij kamertemperatuur een kleurloos gas met
een zeer scherpe geur. Het gas is sterk irriterend/corrosief voor de huid,
de ogen en de luchtwegen en heeft giftige eigenschappen. Ammoniak
wordt gebruikt in koelinstallaties van bijvoorbeeld grote veilingen en
ijsbanen.
a. Leid uit de formule van ammoniak af wat de covalentie is van
stikstof.
b. Teken de structuurformule van ammoniak.
c. Welke bindingen zijn er in ammoniak in de gasfase en in de
vloeibare fase?
24. Etheen is een stof die in planten voorkomt. In planten heeft etheen
verschillende effecten. Een ervan is dat etheen wordt geproduceerd
door sommige rijpende vruchten, zoals bijvoorbeeld bananen, appels en
tomaten. Doordat bananen van nature al veel etheen afscheiden,
werden ze vroeger in fruitkoelhuizen gebruikt om het rijpingsproces van
andere vruchten te versnellen.
Als je thuis bananen en peren op een fruitschaal legt worden de peren
Figuur 24: een molecuul etheen veel sneller rijp, wat niet altijd de bedoeling is.
De formule van etheen is C2H4.
a. Teken de structuurformule van etheen.
b. Leg uit hoe je tot deze structuurformule bent gekomen
25. Hieronder staan een aantal structuurformules. Deze zijn niet volledig, de
atoombindingen zijn niet aangegeven. Teken het juiste aantal
atoombindingen op de juiste plaats.
4.5.3 De zouten
Soms kan een atoom een elektron afstaan of opnemen. Natrium en chloor
zijn daar voorbeelden van. Het natriumatoom heeft één elektron in zijn
buitenste schil en wil er dus één afstaan om zo de gewenste
edelgasconfiguratie te verkrijgen. Daartegenover wil het chloor atoom er
een opnemen, het bezit immers 7 elektronen in zijn buitenste schil.
ECOreizen 55
Als een atoom een elektron, dat negatief is, verliest krijgt het hele atoom
een positieve lading. Andersom krijgt een atoom dat een extra elektron
opneemt een negatieve lading. Een atoom dat een elektron heeft
opgenomen of afgestaan noemen we een ion.
Ionen zijn atomen die niet elektrisch neutraal zijn, maar positief of
negatief geladen zijn.
Een positief geladen atoom noemen we een positief ion, een negatief
geladen atoom noemen we een negatief ion.
Figuur 27: een natriumion met een 1+ lading en een chloride-ion met een 1- lading
Het aantal elektronen dat een atoom kan opnemen of afstaan noemen we
de elektrovalentie. Voor de elektrovalentie geldt, net als bij de covalentie,
dat een atoom streeft naar een edelgasconfiguratie.
ECOreizen 56
Bijvoorbeeld:
NaCl : verhouding Na+ : Cl¯ = 1 : 1
CaCl2 : verhouding Ca2+ : Cl¯ = 1 : 2
Vragen
26. Hiernaast staat een model van het ionrooster van natriumjodide.
a. Leg uit welk bolletje het natriumion is en welk het jodide-ion is.
b. Hoeveel elektronen bevat het natriumion en hoeveel elektronen
bevat het jodide-ion?
c. Geef de notatie voor het jodide-ion.
d. Zoek in Binas tabel 42A het smeltpunt op van kaliumjodide en leg
uit waarom de stof een hoog smeltpunt heeft.
Figuur 29: model van het e. Leg uit waarom kaliumjodide in de vaste fase de elektrische stroom
ionrooster van natriumjodide
niet geleidt en in de vloeibare fase wel.
28. Tin hoort bij de metalen, is bij kamertemperatuur een vaste stof en
heeft een relatief laag smeltpunt namelijk 505 K. We gaan tin smelten.
a. Leg uit op welke manier het metaal tin de stroom kan geleiden.
Figuur 30: model van het b. Wat gebeurt er met de tinatomen tijdens het smelten?
ionrooster van calciumoxide c. Leg uit wat er met de metaalbinding gebeurt tijdens het smelten.
ECOreizen 57
d. Leg uit of je, uit het feit dat tin vast is bij kamertemperatuur, kunt
afleiden dat de metaalbinding in tin een sterke binding moet zijn.
Tinchloride is een stof die in vaste vorm geen stroom geleidt. In
gesmolten toestand geleidt tinchloride de stroom wel.
e. Tot welke groep stoffen zal tinchloride horen?
29. Als calcium en zuurstof met elkaar in contact komen, treedt de volgende
Calciumoxide, de oude naam reactie op:
is ongebluste kalk, is een wit
poeder en het wordt gemaakt 2 Ca (s) + O2 (g) → 2 CaO (s)
door het element calcium te
laten regeren met zuurstof of
door de thermolyse van a. Geef de naam van de stof die ontstaat.
calciumcarbonaat (CaCO3), b. Geef voor iedere stof precies aan welke bindingen bij deze reactie
waarbij CaO + CO2. ontstaat.. worden verbroken of gevormd.
Dit laatste proces was al in de De eigenschappen van de stoffen die bij deze reactie zijn betrokken
Romeinse tijd bekend en uit die zijn heel verschillend.
tijd dateren de eerste kalk-
c. Neem onderstaande tabel over en vul hem verder in.
ovens (zie figuur) waarin
calciumoxide uit schelpen werd
gewonnen. Stof Kookpunt Geleiding in geleiding in naam van de
Calciumoxide wordt nog steeds vaste toestand gesmolten deeltjes die
in grote hoeveelheden toestand stroom geleiden
geproduceerd en kent vele
Ca 1757 K
toepassingen.
Calciumoxide wordt O2 90 K
bijvoorbeeld toegepast als CaO 3123 K
warmteleverancier in militaire
gevechtsrantsoenen. Door
water aan het calciumoxide toe
te voegen, treedt een 30. De stof met formule SOCl2 is een kleurloze vloeistof. De stof lost op in
exotherme reactie op waardoor
het oplosmiddel benzeen.
het rantsoen wordt verwarmd.
Het wordt tegenwoordig ook Als je de stof met water mengt, treedt er een reactie op. Hierbij
toegepast door ontstaan zwaveldioxide en waterstofchloride (HCl).
begrafenisondernemers. Een a. Waarom reken je SOCl2 tot de moleculaire stoffen?
overledene wordt in een bad In SOCl2 heeft zuurstof de covalentie 2 en chloor de covalentie 1.
van ongebluste kalk In SOCl2 zijn het zuurstofatoom en de chlooratomen direct aan het
(calciumoxide) geplaatst.
zwavelatoom gebonden.
Daardoor lost het lichaam op
tot de bouwstenen waaruit het b. Teken de structuurformule van SOCl2 en leid af, dat zwavel in SOCl2
is gemaakt, namelijk water met niet de covalentie kan hebben, die je op grond van de plaats in het
aminozuren, kleine peptides, Periodiek Systeem zou verwachten.
suikers, zouten, en as dat puur c. Als SOCl2 oplost in benzeen, welke soort binding(en) wordt
calciumfosfaat is. Deze as kan (worden) dan verbroken?
aan de nabestaanden terug
d. Als SOCl2 gemengd wordt met water, welke soort binding(en) wordt
gegeven worden. Het water
met de bouwstenen wordt (worden) dan verbroken?
geloosd om op die manier zijn e. Stel de reactievergelijking op voor de reactie tussen SOCl2 en
weg in de natuur weer te water. Lees daarvoor de informatie uit het begin van de opgave
vinden. nog eens door.
ECOreizen 58
31. Volgens de tekst zijn de atomen in een molecuul N2 zeer sterk aan
elkaar gebonden. Dit hangt samen met de covalentie van N atomen. De
covalentie van een atoom is het aantal elektronen van dat atoom dat
gebruikt kan worden voor atoombindingen.
Zoals in paragraaf 4.2 is besproken, wordt de massa van het atoom bepaald
door de massa van de protonen en neutronen. De eenheid is de atomaire
massa-eenheid u, 1 u = 1,66*10–27 kg = 1,66*10-24 g (Binas tabel 7).
Gemiddelde atoommassa
Je zou verwachten, omdat de massa van elektronen te verwaarlozen is, dat
de atoommassa’s altijd hele getallen zijn. In Binas tabel 99 zie je echter dat
er een heleboel gebroken getallen zijn.
De gemiddelde atoommassa die vermeld staat in het Periodiek Systeem
(Binas tabel 99), is het gewogen gemiddelde van alle in de natuur
voorkomende isotopen van een bepaald atoom (voor de isotopen van de
elementen zie Binas tabel 25). Broom heeft twee in de natuur voorkomende
isotopen: Br met atoommassa 78,91834 u komt voor 50,5% voor in de
Figuur 31: natuur en Br met atoommassa 80,91629 u komt voor 49,5% voor in de
Binasnotatie van Broom
natuur. De gemiddelde atoommassa van Br is: 0,505 x 78,91834 + 0,495 x
80,91629 = 79,90733
De gemiddelde atoommassa van broom is dus 79,90 u (zie BINAS tabel 99)
Ionmassa
Aangezien de massa van de elektronen te verwaarlozen is ten opzichte van
de massa protonen en de neutronen is de massa van het ion gelijk aan de
massa van het bijbehorende atoom. De massa van een Na+ ion is dus gelijk
aan de massa van een Na atoom, namelijk 22,99 u
ECOreizen 60
Molecuulmassa
De molecuulmassa is de som van de atoommassa's van de afzonderlijke
atomen waaruit het molecuul is opgebouwd.
Voor de berekening van de molecuulmassa gebruiken we de gemiddelde
atoommassa van de atomen zoals vermeld in Binas tabel 99.
Massapercentage
Met behulp van de atoommassa en de molecuulmassa kun je het
massapercentage van een bepaald element in de stof berekenen.
massa deel
massapercentage = x 100 %
massa geheel
Rekenvoorbeeld 1:
Bereken het massapercentage waterstof in ethanol, C2H6O.
• de massa van 1 waterstofatoom is 1,008 u
• in ethanol zitten 6 waterstofatomen, de massa daarvan is 6 x 1,008 =
6,048 u
• de molecuulmassa van ethanol is 2 x 12,01 + 6 x 1,008 + 16,00 =
46,07 u
• het massapercentage waterstof in ethanol is dan:
Rekenvoorbeeld 2:
Een koolwaterstof heeft een molecuulmassa van 30,068 u. De verbinding
bestaat voor 79,9% van de massa uit koolstof en voor 20,1% uit waterstof.
Bepaal de molecuulformule van deze verbinding.
• de massa van de C-atomen in een molecuul is 0,799 x 30,068 = 24,02
u,
24,02
• dit komt overeen met 2,00 C atomen
12,01
• de massa van de H-atomen in een molecuul is 0,201 x 30,068 = 6,04 u,
6,04
dit komt overeen met 6,0 H atomen
1,008
• de molecuulformule is dus C2H6
Opgaven
32. Leid met behulp van Binas tabel 99 de massa af van:
a. het atoom met atoomnummer 13
b. een fluoride-ion
c. een tinion, dat een 2+ lading heeft.
ECOreizen 61
35. De plastic polyetheen heeft als formule (C2H4)n Deze plastic heeft een
molecuulmassa van 5,0*104 u. Bereken hoe groot n is.
36. Frisdrankflessen worden gemakt van PET. De formule van deze plastic
kun je voorstellen als:
(C6 H4)
4.7 De mol
Afgesproken is dat 1 mol stof 6,02*1023 deeltjes bevat. We noemen dit getal
de constante van Avogadro, Na . Maar waarom is er voor zo’n vreemd getal
gekozen? Daarvoor moeten we even terug naar de atomaire massa-eenheid:
Figuur 33: cartoon van de mol 1 u = 1,66*10-24 g.
We kunnen ons ook afvragen hoeveel u zit er in 1 gram:
1
1g 6,02 10 u
23
1,66 10
24
Rekenvoorbeeld 1:
De massa van 1 molecuul H2 is 2 x 1,008 u = 2,016 u.
De massa van 1 mol H2 is 6,02 10 x 2,016 u 1,214 10 u
23 24
Rekenvoorbeeld 2:
De massa van 1 molecuul N2 is 2 x 14,01 u = 28,02 u.
De massa van 1 mol N2 is 6,02 10 x 28,02 u 1,687 10 u
23 25
24
Uitgedrukt in gram wordt dat 1,687 10 x 1,66 10 g 28,02 g
25
Uit de rekenvoorbeelden blijkt dat 1 mol deeltjes dus een massa (uitgedrukt
in gram) heeft, die in getalwaarde gelijk is aan de massa (uitgedrukt in u)
van één deeltje.
ECOreizen 63
Als we de massa willen weten van 1 mol stof hoeven we alleen de massa uit
te rekenen van een deeltje van die stof (Binas tabel 99) en de eenheid u te
vervangen door de eenheid g.
De massa van 1 mol stof noemen we de molaire massa, aangegeven met
M. De eenheid is dan gram per mol (g mol-1).
H2 : N2 : NH3 = 3 : 1 : 2
In woorden betekent dat: als 3 mol waterstof reageert met 1 mol stikstof
ontstaat er 2 mol ammoniak. Links en rechts van de pijl hoeven niet
dezelfde aantallen mol te staan.
Ter illustratie: 1 mol mollen heeft 4 mol poten
Informatie 1
Figuur 36: bier en popcorn Als je 6,0221367*1023 stukjes popcorn neemt kun je heel Europa
bedekken met een laag van 115 km hoog.
Rekenvoorbeeld 3
Hoeveel milliliter is 0,352 mol water?
1. blok chemische hoeveelheid; 0,352 mol
2. blok volume
3. de molaire massa van water is: M = 18,02 g mol-1
0,352 mol H2O 0,352 x 18,02 = 6,34 g H2O
de dichtheid van water is: ρ = 0,998*103 g dm-3
6,34
6,34 g H2O 3
0,00636 L
0,998 10
4. 0,00636 L = 6,36 mL
5. significantie is 3 cijfers
Rekenvoorbeeld 4
Hoeveel moleculen zuurstof zitten in 18,6 g zuurstof?
1. blok massa: 18,6 g O2
2. blok: aantal deeltjes
3. de molaire massa van zuurstof: M = 32,00 g mol-1
18,6
18,6g zuurstof 0,581mol O 2 0,581 x 6,02 10 3,50 10
23 23
32,00
moleculen O2
4. –
5. significantie is 3 cijfers
Rekenvoorbeeld 5:
Hoeveel gram zuurstof is nodig voor de verbranding van 50,0 g
waterstofsulfide, H2S.
1. 2 H2S (g) + 3 O2 (g) → 2 H2O (l) + 2 SO2 (g)
2. gegeven: 50,0 g H2S, gevraagd de hoeveelheid O2
3. molverhouding H2S : O2 = 2 : 3
4. de molaire massa van H2S: M = 34,08 g mol-1
50,0
50,0 gH2 S 1, 467 molH2 S
34,08
ECOreizen 66
1, 467
5. nodig aan O2 : x 3 2, 201 mol O 2 . Molaire massa van O2: M =
2
32,00 g mol-1.
6. 2,201 mol O2 2,201 x 32,00 = 70,4 g O2.
7. significantie is 3 cijfers
Opgaven
38. ga naar de ondertaande site
http://www.curie-online.nl/curie/pagina.asp?pagkey=42688
oefen op deze site met:
a. mol en massa
b. 50 opgaven met molberekening en molair volume. Voor de opgaven
over het molair volume moet je eerst paragraaf 4.8 bestuderen
c. Molberekeningen met kloppende reactievergelijkingen
Je krijgt alleen de antwoorden te zien. Als het je niet lukt om de
goede antwoorden te vinden vraag dan aan de docent extra uitleg.
44. Wanneer je 12,0 gram glucose (C6H12O6) zonder toetreding van zuurstof
ontleedt, ontstaat er 4,8 gram koolstof.
ECOreizen 67
Informatie 2
Volgens Avogadro bevat een bepaald volume gas dus een bepaald aantal
moleculen en deze hoeveelheid is onafhankelijk van het soort gas. We
kunnen dit heel eenvoudig zelf afleiden met een berekening.
Als we drie glazen bollen van 1,00 L vullen met drie verschillende gassen bij
een temperatuur van 273 K en een druk van 1,01*105 Pa (=1,00 bar)
Figuur 39: drie bollen van kunnen we met behulp van het blokkenschema berekenen wat het volume
1,00 L met gas van 1 mol van die gassen is.
Als we willen weten wat het volume van 1 mol gas is moeten we eerst
berekenen hoeveel mol er 1,00 L zit. We doen dit voor het gas argon: de
dichtheid van argon is 1,78 g dm-3, dus 1,00 L argon heeft een massa van
1,00 x 1,78 = 1,78 g.
De molaire massa van argon is: M = 39,95 g mol-1. 1,78 g argon komt dan
1,78
overeen met 0,0446 mol argon, dus 1,00 mol argon heeft een
39,95
1,00
volume van 22, 4 L
0,0446
ECOreizen 69
Vraag
46. Bereken nu zelf het volume van 1 mol gas stikstof en 1 mol gas
zuurstof. Zet de berekening in onderstaande tabel.
Uit de tabel blijkt dat 1 mol gas bij standaardomstandigheden, dit is een T =
273 K en een druk po = 1,01*105 Pa (=1,00 bar), altijd een volume heeft
van 22,4 dm3. Dit noemen we het molair volume, Vm.
Rekenvoorbeeld:
Wanneer aardgas over verhit koperoxide wordt geleid ontstaat er koper,
koolstofdioxide en waterdamp. Men gebruikt 2,0 g koperoxide.
a. hoeveel liter aardgas (methaan) is er nodig om alle koperoxide te
laten reageren. Bij de heersende temperatuur en druk is
Vm = 24 dm3 mol-1
b. hoeveel gram koper kan er maximaal ontstaan?
a)
1. 4 CuO (s) + CH4 (g) → 4 Cu (s) + CO2 (g) + 2 H2O (l)
2. gegeven: CuO
gevraagde : CH4
3. molverhouding is CuO : CH4 = 4 : 1
2,0
4. 2,0 g CuO = 0,02514 mol CuO
79,55
M CuO = 79,55 g mol-1
5. molverhouding CuO : CH4 = 4 : 1
0,02514
dus er is nodig = 0,006285 mol CH4
4
6. 0,006285 mol CH4 0,006285 x 24 = 0,15 liter CH4 (Vm = 24 dm3
mol-1)
b)
1. 4 CuO (s) + CH4 (g) → 4 Cu (s) + CO2 (g) + 2 H2O (l)
2. gegeven: CuO
gevraagde: Cu
3. molverhouding is CuO : Cu = 4 : 4
2,0
4. 2,0 g CuO = 0,02514 mol CuO
79,55
MCuO = 79,55 g mol-1
5. molverhouding CuO : Cu = 4 : 4 = 1 : 1
dus er ontstaat 0,02514 mol Cu
6. 0,02514 mol Cu 0,02514 x 63,55 = 1,6 g Cu
MCu = 63,55 g mol-1
Vragen
47. Ga naar de onderstaande site
http://www.curie-online.nl/curie/pagina.asp?pagkey=42688
en oefen de opgaven over het molair volume
48. IJzererts bestaat voor het grootste gedeelte uit Fe2O3. Hieruit kan men
met behulp van koolstofmono-oxide zuiver ijzer bereiden.
a. Geef voor dit proces de reactievergelijking
b. Bereken hoeveel dm3 koolstofmono-oxide nodig is voor de
omzetting van 1000 g ijzererts als gegeven is dat ijzererts
ECOreizen 71
4.9 Molariteit
Als je dus 0,75 mol stof oplost in water tot een totaal volume van 1 liter dan
is de molariteit van de oplossing 0,75 mol L-1. We zeggen ook wel dat de
oplossing 0,75 molair is.
Als we dus een oplossing hebben van 0,37 mol ethanol, C2H5OH, in een liter
dan kunnen we dat noteren als [C2H5OH] = 0,37 mol L-1.
Maar hebben we een oplossing die per liter 0,15 mol natriumchloride bevat
dan is de notatie [NaCl] niet juist, want NaCl is in opgeloste toestand
gesplitst in ionen. De juiste notatie is dan:
[Na+] = 0,15 mol L-1 en [Clˉ] = 0,15 mol L-1
Rekenvoorbeeld 1:
Als we 1,7*10-3 mol glucose, C6H12O6 , oplossen in water tot 250 mL, dan is
de molariteit:
3
1,7 10
Molariteit = = 6,8 x 10-3 mol L-1
0,250
Als we aan deze 250 mL glucose oplossing 100 mL water toevoegen wordt
de nieuwe molariteit:
3
1, 7 10
mol L-1.
3
Molariteit 4, 9 10
0, 250 0,100
Gehaltes
Als de concentraties erg laag zijn, gebruiken we andere, kleinere eenheden.
Zo kennen we procenten (honderdste delen), promille (duizendste delen) en
ppm (parts per million, miljoenste delen). Het ppm geeft aan hoeveel mg
van een bepaalde stof in 1,00*106 mg van een mengsel zit, ppm. We
spreken dan van massa-ppm uitgedrukt in mg per kg.
Als we de opgeloste stof en het oplosmiddel in volume-eenheden uitdrukken
spreken we van volume-ppm en daarmee bedoelen we het aantal ml
ECOreizen 73
1,58
0,6 liter 1%
(procent) 6,0 mL suiker
1 deel per = 1%
600 mL mengsel
honderd
6 liter 1‰
(promille)
6,0 mL suiker
1 deel per = 1‰
duizend 6000 mL mengsel
Vragen
50. ga naar de onderstaande site
http://www.curie-online.nl/curie/pagina.asp?pagkey=42688
en oefen de opgaven met concentratieberekeningen
52. Je lost 0,45 gram NaBr op in water tot een volume van 40 mL. Bereken
de molariteit.
53. Bereken hoeveel gram CaCl2 je moet oplossen in water tot een
oplossing van 200 ml om een concentratie Clˉ ionen van 0,46 M te
krijgen.
ECOreizen 75
54. Iemand heeft voor een proefje verdund zwavelzuur nodig, namelijk
2,00 liter 0,25 molair. Bereken hoeveel gram zwavelzuur (H2SO4) hij
daarvoor moet afwegen.
55. In een voorraadkast staat een fles met 0,50 liter keukenzoutoplossing
(NaCl). De molariteit is 0,513 molair. Je hebt een keukenzoutoplossing
nodig die 7,0 gram zout per liter oplossing bevat. Bereken hoeveel liter
oplossing je maximaal kunt maken als je de gehele inhoud van de
voorraadfles gebruikt.
“Duurzaam reizen?
Kies vervoersmiddelen die zo weinig mogelijk CO2 uit stoten.
Kies brandstoffen die duurzaam geproduceerd zijn.”
5.1 De wedstrijdvoorwaarden
Let op! Je reis moet rond de wereld gaan, je steekt dus zowel de Atlantische
Oceaan over als de Stille Oceaan. Naar het oosten reizen levert je geen
extra reisdag op.
ECOREIZEN BV reisopdracht.
In onderstaande opdracht staan de eisen en voorwaarden geformuleerd
waaraan jullie inzending moet voldoen.
3. De vervoermiddelen
• Bedenk welke vervoermiddelen je gaat gebruiken voor je reis. Let
hierbij op reistijd en op het brandstofverbruik!
• Je mag gebruik maken van de volgende vervoermiddelen: fiets,
auto, bus, trein, boot en vliegtuig (uiteraard kun je alleen de
laatste twee gebruiken om over water te komen, maar verder mag
je ervan uitgaan dat overal goede snelwegen en/of spoorwegen
liggen).
4. Chemisch rekenwerk
a. Bereken hoeveel m3 zuurstof voor de verbranding van de
brandstof je gebruikt op je reis.
b. Bereken hoeveel ton CO2 je produceert op je reis.
c. Bereken de concentratie van die geproduceerde CO2 in de
troposfeer in volume-ppm.
• de troposfeer is het eerste schilletje van de atmosfeer, waar wij
in leven.
• de straal van de aarde is ca. 6000km, de troposfeer zit in een
schil van ca. 9 km dik om de aarde. Hiermee kun je berekenen
wat het volume van de troposfeer is.
• Je mag er bij het berekenen van uit gaan dat de temperatuur in
de hele troposfeer kamertemperatuur is en dat de druk gelijk is
aan standaardomstandigheden.
d. Bereken hoeveel hectare eikenbos nodig is om de CO2 uitstoot,
die jullie in 30 dagen geproduceerd hebben, uit de lucht te halen.
Gebruik hierbij de volgende aannames en gegevens:
• Reactievergelijking fotosynthese:
6 CO2 + 6 H2O → C6H12O6 + 6 O2
• Een eikenboom neemt gemiddeld 20 m2 bosoppervlak in beslag
• Neem aan dat een gemiddelde eikenboom een cilindervorm
Figuur 3: hoeveel hectare heeft (met een straal van 75 cm) en volledig uit glucose
eikenbos ter compensatie van
(C6H12O6) is opgebouwd.
je CO2 uitstoot?
• De dichtheid van eikenhout kun je in BINAS vinden.
• Eén eikenboom groeit gemiddeld 0,30 cm per jaar.
• Vraag eens aan een aardrijkskunde docent hoeveel hectare bos
in Nederland staat.
Wie gaat de uitdaging aan en zet alle berekeningen en
uitkomsten in een Excel-bestand?
5. Opdrachten op de continenten
Op elk van de continenten is een opdracht voor een praktisch
onderzoekje. De uit te voeren experimenten staan in hoofdstuk 6.
Elke groep is verplicht om drie experimenten uit te voeren.
ECOreizen 80
6. Presentatie
• Vermeld jullie namen, de datum en klas (iedere groep maakt één
verslag)
• Licht uitgebreid toe waarom jullie denken dat jullie reis groen en
duurzaam is.
• Laat je reisschema duidelijk zien. Doe dit in een tabel:
• Bestemmingen + reisroutes + afstanden + vervoermiddelen +
reistijden (incl. extra verblijfdagen!) + brandstof verbruik
• Totale afstanden /brandstofverbruik per vervoermiddel
• Verbrandingsreacties van alle brandstoffen uitwerken (ook als
je ze niet gebruikt)
• Licht toe welke soort brandstof vanuit duurzaamheid bekeken
het beste is.
• Laat je reisroute op een kaart zien
• Geef de antwoorden van je ‘chemisch rekenwerk’ (laat je
berekeningen ook zien!)
Figuur 4: wereldkaart
6. De experimenten
per continent
ECOreizen 82
Inleiding
In dit hoofdstuk vinden jullie alle experimenten die gedaan kunnen worden.
De experimenten staan in dit moduleboekje, maar zijn ook verwerkt in
werkbladen. Deze werkbladen krijgen jullie van je docent. Op het werkblad
vinden jullie:
• een inleiding op het experiment
• de onderzoeksvraag
• de werkwijze, dus hoe je het experiment moet uitvoeren
• eventuele tabellen waar je de resultaten in vermeldt
• een aantal verwerkingsvragen
• eventuele vragen bij de proef.
De experimenten leveren een cijfer op. Elk experiment telt even zwaar en
het gemiddelde cijfer voor deze 3 experimenten is het eindcijfer.
Vraag aan je docent om een werkblad bij de experimenten en het
scoreformulier voor de experimenten.
Denk aan het uitwisselen van kennis en informatie bij de
experimenten.
ECOreizen 83
Informatie 1
In Binas tabel 7 staat de waarde van het molair volume bij 273 K en bij
298 K. Als we het molair volume willen berekenen bij andere
temperaturen of een andere druk kunnen we gebruik maken van de
pxV
Algemene gaswet: nR
T
Hierin is p de druk in Nm-2, V het volume in m3, n is het aantal mol gas,
T is de temperatuur in K en R is de gasconstante (zie Binas tabel 7). Voor
het berekenen van het molair volume bij andere temperatuur en druk
gebruiken we de gaswet in een andere vorm. We vergelijken 2 situaties
met elkaar. Voor situatie 1 gelden de waarden p1 , V1 , n1 en T1 en voor
situatie 2 gelden de waarden p2 , V2 , n2 en T2 .
p1xV1 p xV p xV p xV
Er geldt nu: R en 2 2 R en dus 1 1 2 2
n1xT1 n 2 xT 2 n1xT1 n 2 xT 2
Omdat we R nu niet meer hoeven te gebruiken mogen we ook andere
eenheden gebruiken, maar wel voor allebei de situaties dezelfde
eenheden. Als we nu voor situatie 1 invullen de standaardomstandig-
heden p1 =po =1,00 bar, n1=1 mol, T1 =273 K en V1=22,4 dm3. Voor
situatie 2 nemen we p2 =po , n2=1 mol en T2 =350 K dan kunnen we het
molair volume uitrekenen bij T =350 K en p=po.
1, 00 x 22, 4 1, 00 xV2
en daaruit kunnen we berekenen dat V2 =Vm=28,2
1x 273 1x 350
dm3. Het molair volume is bij 350 K dus 28,2 dm3.
ECOreizen 84
Inleiding
Het levensritme in Europa is de afgelopen decennia steeds hoger
geworden. Mensen moeten aan steeds hogere eisen voldoen. Vrouwen
combineren een baan met een huishouden en een gezin. Het is dus het
continent om last te krijgen van maagzuur. Het overtollige maagzuur kan
worden bestreden met maagzuurtabletten zoals Rennie.
Een Rennie-tablet bevat diverse bestanddelen, waaronder calciumcarbonaat.
Daarnaast bevat het nog andere stoffen. Als een Rennie-tablet, na
doorslikken, in contact komt met maagzuur gaat dit met het maagzuur
reageren. Hierbij krijg je een gasontwikkeling. Door de massa-afname te
Figuur 1: doosje Rennie meten kun je het carbonaatgehalte berekenen. Voor maagzuur nemen we
een zoutzuuroplossing. De optredende reactievergelijking voor
calciumcarbonaat is:
CaCO3 s 2 H aq 2 Cl aq CO2 g H2 O l Ca 2 aq 2 Cl aq
Onderzoeksvraag
Wat is het massapercentage calciumcarbonaat in een Rennie-tablet?
Werkwijze
• Breng 20 mL 6 M zoutzuur in de erlenmeyer van 100 mL.
• Bepaal de massa van erlenmeyer + zoutzuur. Noteer de massa in
de tabel.
• Weeg 2 Rennie-tabletten nauwkeurig af. Noteer die massa ook in
de tabel.
• Breng de twee tabletten in de erlenmeyer. Na 10 à 15 minuten is
de gasontwikkeling gestopt. Je moet tussendoor wel steeds goed
schudden.
• Bepaal nu weer de massa van erlenmeyer + inhoud. Noteer de massa
in de tabel.
ECOreizen 85
Resultaten
Massa (g)
Erlenmeyer + 20 mL M zoutzuur
Massa 2 Rennie-tabletten
Massa erlenmeyer + inhoud (na afloop)
Massa-afname
Verwerking
1. Bereken uit de massa-afname het aantal mol CO2(g) dat ontweken is.
2. Bereken m.b.v. de reactievergelijking hoeveel mol calciumcarbonaat,
CaCO3, er aanwezig was.
3. Bereken nu het massapercentage calciumcarbonaat per Rennie-tablet.
Conclusie
Inleiding
Azië, het continent van de scherpe spijzen en dus is een onderzoek naar
mondspoelmiddelen hier wel op zijn plaats.
Je komt in het dagelijks leven waterstofperoxide waarschijnlijk vaker tegen
dan je zou denken, bijvoorbeeld bij gebruik van mondspoelmiddelen.
Mondspoelmiddelen zijn meestal oplossingen van waterstofperoxide.
Waterstofperoxide wordt versneld ontleed door toevoeging van bruinsteen.
Daarbij ontleedt het waterstofperoxide in water en zuurstof. Dit zuurstof
ontwijkt als gas en de hoeveelheid die ontstaat kan gemeten worden. Deze
hoeveelheid zuurstof is een maat voor de hoeveelheid waterstofperoxide die
in het mondspoelmiddel zit.
De reactie die daarbij optreedt is: 2 H2O 2 (aq) 2 H2O(l) + O 2 (g)
Onderzoeksvraag
Wat is het massapercentage H2O2 in het onderzochte mondspoelmiddel?
Werkwijze
• Meet de temperatuur in het lokaal. Noteer in de tabel.
• Bepaal ook de heersende luchtdruk. Noteren!
• Bepaal de massa van een lege erlenmeyer.
• Meet 5 mL mondspoelmiddel nauwkeurig af, en breng het in de lege
erlenmeyer.
• Bepaal de massa van de erlenmeyer met 5 mL mondspoelmiddel.
• Maak de opstelling compleet zoals aangegeven
• Voeg nu een schepje bruinsteen toe, sluit de erlenmeyer snel af.
• Tussendoor wel goed schudden zodat het geheel goed mengt.
Figuur 2: proefopstelling • Als er geen gas meer gevormd wordt, ga je het waterniveau binnen en
buiten de omgekeerde maatcilinder even hoog maken door voorzichtig
ECOreizen 87
Resultaten
0
Temperatuur C
Luchtdruk mbar
Massa lege erlenmeyer g
Volume zuurstof(g) mL
Verwerking
1. Bereken het aantal mmol zuurstof dat ontstaan is met behulp van de
algemene gaswet.
2. Bereken m.b.v. de reactievergelijking hoeveel mmol waterstofperoxide
er aanwezig was.
3. Bereken nu het massapercentage waterstofperoxide in het onderzochte
mondspoelmiddel.
Conclusie
Inleiding
Je kent misschien wel de reclame met het jongetje dat het over
'pitamientjes' heeft. Natuurlijk zijn vitamines noodzakelijk, maar of het nu
ook een noodzaak is om het via tabletten naar binnen te krijgen, is maar de
vraag. Bij een normaal eetpatroon krijg je voldoende vitamines binnen. Er
zijn echter veel mensen die van mening zijn dat een extra hoeveelheid
vitamine C een betere weerstand geeft.
In Afrika hebben grote groepen mensen geen normaal eetpatroon, voor
hen is een extra hoeveelheid vitamine C enorm belangrijk. De
geneesmiddelenindustrie speelt daar natuurlijk handig op in door onder
Figuur 3: vitamine C
andere vitamine C-tabletten op de markt te brengen.
Maar als je dan van die tabletten slikt, zit er dan wel de hoeveelheid
vitamine C in die de fabrikant op de verpakking aangeeft?
In deze proef zullen we het gehalte vitamine C in vitamine C-tabletten gaan
bepalen. Vitamine C staat in de scheikunde ook wel bekend onder de naam
ascorbinezuur.
ECOreizen 89
Informatie
Onderzoeksvraag
Wat is het aantal mg vitamine C in een vitamine C-tablet?
Werkwijze
• Schenk ongeveer 30 mL water in een erlenmeyer van 100 mL.
• Laat een vitamine C-tablet in de erlenmeyer vallen. Schud zo nu en dan
voorzichtig. Het bindmiddel dat in het tablet aanwezig is, zal niet
volledig oplossen maar dat is niet zo erg.
• Voeg nu 5 mL zetmeeloplossing toe. Dat doen we om het einde van de
reactie beter te kunnen waarnemen. .
• Vul een injectiespuit met de joodoplossing van bekende molariteit
(noteren!) en noteer het opgezogen volume zo nauwkeurig mogelijk.
• Spuit nu straaltjes van circa 0,5 mL joodoplossing in de vloeistof in de
erlenmeyer.
• Als de oplossing begint te verkleuren, ga je voorzichtig druppelsgewijs
verder met toevoegen totdat de oplossing in de erlenmeyer blijvend
donker (donkerblauw) kleurt. Nu is de reactie voltooid.
• Noteer het totaal aantal mL joodoplossing dat je toegevoegd hebt.
Reactievergelijking
C6H8 O6 aq I2 aq C6H6 O6 aq 2 H aq 2 I (aq)
Resultaten
Volumeverschil mL
ECOreizen 90
Verwerking
1. Bereken uit het volumeverschil het aantal mmol I2 (aq) dat heeft
gereageerd.
2. Bereken m.b.v. de reactievergelijking hoeveel mmol vitamine C er
aanwezig was.
3. Bereken nu aantal mg vitamine C in het onderzochte vitamine C-tablet.
Conclusie
2. Leg uit waarom je eigenlijk zou moeten weten welke andere stoffen er,
naast vitamine C, in het tablet zitten.
ECOreizen 91
Inleiding
Noord-Amerika wordt al vele jaren geplaagd door enorme processen
tegen de tabaksindustrie. De schadevergoedingen lopen in de miljoenen
dollars. Het is dus het continent bij uitstek om berekeningen te doen aan
aanstekergas. Aanstekergas kan een mengsel zijn van propaan, C3H8, en
butaan, C4H10.
Figuur 5: aanstekergas Een samengeperst gas is een gas dat bijvoorbeeld wordt gebruikt voor het
vullen van aanstekers of een hobbybrander. Door het samenpersen wordt
het gas vloeibaar gemaakt, zodat het veel minder ruimte inneemt. In het
volgende experiment wordt op een eenvoudige manier de molaire massa
van zo'n gas bepaald.
Onderzoeksvraag
In welke verhouding zijn propaan en butaan aanwezig in 1,0 L
aanstekergas?
Werkwijze
• Meet de temperatuur in het lokaal. Noteer in de tabel.
• Bepaal ook de heersende luchtdruk. Noteren!
• Bouw de opstelling zoals die staat weergegeven in onderstaande figuur.
• Weeg de bus, waarin het gas zich bevindt. Noteer de massa!
• Vervolgens wordt er een slang aan de bus verbonden.
• Vang nu 1,0 liter van het samengeperste gas op in de met water
gevulde maatcilinder van 1 liter die omgekeerd in de bak staat. Zorg dat
op het eind het waterniveau binnen en buiten de cilinder even hoog
Figuur 6: proefopstelling
staat door voorzichtig de maatcilinder naar boven of beneden te
bewegen. Zorg ervoor dat er geen gas ontsnapt.
• De slang wordt verwijderd van de bus.
• Weeg de bus opnieuw. Noteer die massa ook!
ECOreizen 92
Resultaten
0
Temperatuur C
Luchtdruk mbar
Massa bus met gas g
Massa afname g
Verwerking
1. Bereken behulp van de algemene gaswet hoeveel mol gas er in de 1,0 L
gas aanwezig is.
2. Bereken nu de molmassa met behulp van de massa van de 1,0 liter gas
en het berekende aantal mol gas bij 1.
3. Beredeneer of het zuiver propaan of zuiver butaan is of een mengsel
van deze twee stoffen dat in de bus aanwezig is.
4. Als het een mengsel moet zijn: wat is dan de verhouding waarin
propaan en butaan in het mengsel aanwezig zijn? Stel de hoeveelheid
propaan = x, dan is de hoeveelheid butaan = (1-x).
Inleiding
Zuid-Amerika met zijn enorme sloppenwijken kan wel wat extra waskracht
gebruiken. Op dit continent doe je een onderzoek naar wasmiddelen. De
werkzame stof in veel wasmiddelen is natriumperoxoboraat, Na2H4B2O8.
Deze stof wordt toegevoegd om gekleurde vlekken in wit wasgoed beter te
kunnen verwijderen. Tijdens het wasproces ontleedt natriumperoxoboraat in
onder andere waterstofperoxide. Waterstofperoxide kom je in het dagelijks
Figuur 7: wasmiddel leven vaker tegen dan je denkt: bij gebruik van mondspoelmiddelen, nieuwe
glorix (zonder chloor), sommige wasmiddelen, gebitsreinigers, enz. Als je op
de verpakking van die producten kijkt, vind je echter de naam
waterstofperoxide vaak niet terug.
In de volgende proef gaan we bepalen wat het massapercentage
natriumperoxoboraat, Na2H4B2O8, in wasmiddelen is. Het
natriumperoxoboraat lost eerst op in water en splitst daar bij in Na+(aq)
en H4B2O82-(aq) ionen. De ontstane peroxoboraat-ionen ontleden in
metaboraat-ionen en waterstofperoxide volgens:
H4B 2 O 82- (aq) 2 BO 2- (aq) + 2 H2O 2 (aq)
Het gevormde waterstofperoxide wordt daarna ontleed in water en zuurstof:
2 H2O2 (aq) 2 H2O(l) + O 2 (g)
Deze ontleding kan versneld worden door toevoeging van bruinsteen. De
zuurstof ontwijkt als gas en de hoeveelheid die ontstaat kan gemeten
worden. Deze hoeveelheid zuurstof is een maat voor de hoeveelheid
waterstofperoxide en uiteindelijk een maat voor de hoeveelheid
natriumperoxoboraat in het onderzochte wasmiddel.
Onderzoeksvraag
Wat is het massapercentage natriumperoxoboraat in het onderzochte
wasmiddel?
ECOreizen 94
Werkwijze
• Meet de temperatuur in het lokaal. Noteer in de tabel.
• Bepaal ook de heersende luchtdruk. Noteren!
• Weeg ± 2 g wasmiddel zo nauwkeurig mogelijk af. Noteer de massa!
Breng dit in een erlenmeyer van 100 mL.
• Voeg 30 mL water toe en schud even.
• Bouw de opstelling zoals die staat weergegeven in de figuur.
• Voeg nu een schepje bruinsteen toe, sluit de erlenmeyer snel af.
• Tussendoor wel goed schudden zodat het geheel goed mengt.
• Als er geen gas meer gevormd wordt, ga je het waterniveau binnen en
buiten de omgekeerde maatcilinder even hoog maken door voorzichtig
de maatcilinder omhoog of omlaag te bewegen. Zorg dat er geen gas
ontsnapt.
Figuur 8: proefopstelling
• Daarna lees je de stand van de maatcilinder af. Noteer dit gasvolume!
Resultaten
0
Temperatuur C
Luchtdruk mbar
Massa wasmiddel g
Verwerking
1. Bereken het aantal mmol zuurstof dat ontstaan is met behulp van de
algemene gaswet.
2. Bereken m.b.v. de reactievergelijking hoeveel mmol waterstofperoxide
er aanwezig was.
3. Bereken nu m.b.v. de reactievergelijking hoeveel mmol
natriumperoxoboraat er aanwezig was.
4. Bereken het massapercentage natriumperoxoboraat in het onderzochte
wasmiddel.
Conclusie
Inleiding
Een kunstgebitreiniger heeft vast niets met Australië te maken, maar het
was het enige overgebleven onderzoek en dus bekijk je op dit continent de
samenstelling van een gebitsreiniger. Corega reinigingstabs zijn gemakkelijk
in gebruik en hebben een antibacteriële werking. De werkzame stof in veel
kunstgebitreinigers is natriumperoxoboraat, Na2H4B2O8. Deze stof zorgt voor
een snelle, intensieve reiniging en helpt de natuurlijke witte kleur te
behouden. Tijdens het reinigingsproces ontleedt natriumperoxoboraat in
Figuur 9: gebitsreiniger Corega onder andere waterstofperoxide. Waterstofperoxide kom je in het dagelijks
tabs
leven vaker tegen dan je denkt: bij gebruik van mondspoelmiddelen, nieuwe
glorix (zonder chloor), sommige wasmiddelen, gebitsreinigers, enz. Als je op
de verpakking van die producten kijkt, vind je echter de naam
waterstofperoxide vaak niet terug.
In de volgende proef gaan we bepalen wat het massapercentage
natriumperoxoboraat, Na2H4B2O8, in een kunstgebitreiniger is. Het
natriumperoxoboraat lost eerst op in water en splitst daar bij in Na+(aq) en
H4B2O82-(aq) ionen. De ontstane peroxoboraationen ontleden in
metaboraationen en waterstofperoxide volgens:
H4B 2 O 82- (aq) 2 BO 2- (aq) + 2 H2O 2 (aq)
Het gevormde waterstofperoxide wordt daarna ontleed in water en zuurstof:
2 H2O2 (aq) 2 H2O(l) + O 2 (g)
Deze ontleding kan versneld worden door toevoeging van bruinsteen. De
zuurstof ontwijkt als gas en de hoeveelheid die ontstaat kan gemeten
worden. Deze hoeveelheid zuurstof is een maat voor de hoeveelheid
waterstofperoxide en uiteindelijk een maat voor de hoeveelheid
natriumperoxoboraat in de onderzochte kunstgebitreiniger.
ECOreizen 96
Onderzoeksvraag
Wat is het massapercentage natriumperoxoboraat in de onderzochte
kunstgebitreiniger?
Werkwijze
• Meet de temperatuur in het lokaal. Noteer in de tabel!
• Bepaal ook de heersende luchtdruk. Noteren!
• Maak een tablet kunstgebitreiniger fijn met behulp van een mortier en
stamper.
• Weeg ± 1 g zo nauwkeurig mogelijk af. Noteer de massa!
• Breng dit in een erlenmeyer van 100 mL. Voeg 10 mL water toe en
wacht totdat de vaste stof opgelost is en er geen gasontwikkeling meer
waar te nemen is. Dit gas is CO2 dat vrijkomt bij de reactie tussen een
zuur en een carbonaatzout. Beide stoffen zijn aanwezig in het tablet.
• Maak nu de opstelling compleet zoals aangegeven.
• Voeg een schepje bruinsteen toe en sluit de erlenmeyer snel af.
• Tussendoor wel goed schudden zodat het geheel goed mengt.
• Als er geen gas meer gevormd wordt, ga je het waterniveau binnen en
buiten de omgekeerde maatcilinder even hoog maken door voorzichtig
de maatcilinder omhoog of omlaag te bewegen. Zorg dat er geen gas
ontsnapt.
Figuur 10: proefopstelling
• Daarna lees je de stand van de maatcilinder af. Noteer dit volume!
Resultaten
0
Temperatuur C
Luchtdruk mbar
Massa kunstgebitreiniger g
Verwerking
1. Bereken het aantal mmol zuurstof dat ontstaan is met behulp van de
algemene gaswet.
2. Bereken m.b.v. de reactievergelijking hoeveel mmol waterstofperoxide
er aanwezig was.
3. Bereken nu m.b.v. de reactievergelijking hoeveel mmol
natriumperoxoboraat er aanwezig was.
4. Bereken het massapercentage natriumperoxoboraat in het onderzochte
wasmiddel.
Conclusie