Professional Documents
Culture Documents
Examen W&B
Examen W&B
Oefeningen
1. Stel: je bent inspecteur kleuteronderwijs en komt op bezoek in een kleuterklas. Waaraan
ga jij afmeten of hier goed onderwijs wordt gegeven?
• Noteer voor jezelf enkele elementen van goed onderwijs.
• Overtuig je buur van je mening.
2. Enkele elementen aan bod laten komen en proberen ordenen op bord in 3 kolommen
(aanpak-proces-effect)
3. Categorieën erboven plaatsen (studenten bedenken zelf passende categorieën)
3 manieren om de kwaliteit van het onderwijs te beoordelen (het APE model) (p.11 + boek p.13-17)
Aanpak Effect
Proces
(Hoe?) (Resultaat?)
Procesgerichte kijk EGO (het belang van pw: zie filmpje ppt)
Aanpak Effect
Beoordelen kwaliteit van onderwijs volgens EGO: (Hoe?) Proces (Resultaat?)
NIET op basis van de input = de aanpak
NIET op basis van de output = de effecten Wil niet zeggen dat deze
niet belangrijk zijn!
WEL op basis van het PROCES = tijdens
Want
Proces = hier en nu, wat zich afspeelt op dit moment in het kind.
Bij het beoordelen op basis van aanpak was er heel wat onenigheid:
bv. sommigen vonden dat je veel vrijheid moet geven aan kls, anderen vonden dat je meer
structuur moest bieden. Door te beoordelen op basis van het proces, dus door te kijken naar
welbevinden en betrokkenheid, krijg je duidelijkere criteria. Bv. zoveel vrijheid of structuur bieden
dan goed is voor de kls (zodat de betrokkenheid het hoogst is).
Werken aan onderwijskwaliteit betekent dat we alles gaan doen wat in ons vermogen ligt om
welbevinden en betrokkenheid bij kinderen te realiseren.
De procesindicatoren
Betrokkenheid:
Betrokkenheid: bv. de KL gaat even weg uit de klas, maar de kinderen zijn zo gefocust dat ze verder
werken en nog steeds bezig zijn met tekenen, spelen, enz als de KL terug binnen komt.
Welbevinden:
= zich thuis voelen, zich goed in zijn vel voelen, zich als een vis in het water voelen, zich
emotioneel veilig voelen, met volle teugen genieten, …
Welbevinden: bv. een kind straalt, lacht heel veel, voelt zich duidelijk goed in de klas, reageert
empathisch op andere kinderen…
De processen (boek p8)
Bv. kind heeft heel veel schrik om contact te maken met andere kls, speelt niet veel samen met de
andere kinderen. De papa van het kind is metser, doordat de KL inspeelt op de belevingswereld
van het kind en de kleuter in de klas iets laat vertellen over metsen (of zelfs eens de papa uitnodigt
in de klas), voelt het kind zich beter in de groep positieve reacties van andere kls zorgen ervoor
dat het kind nu wel meer contact zoekt.
Onderwijskwaliteit?
alles doen wat in ons vermogen ligt om welbevinden en betrokkenheid bij kinderen te realiseren het
verkennen van en inspelen op deze criteria is essentieel bij het begeleiden van kleuters!
= een essentieel onderdeel van brede basiszorg
Scannen ≠ screenen
Scanning
- de scanning de voorziening zichzelf een spiegel voorhoudt en een globaal beeld van haar
kwaliteit krijgt.
- levert de screening een individueel profiel op van elk kind.
- De screening is het hart van het Procesgericht Kindvolgsysteem
- Het werd ontworpen voor wie dagelijks dicht bij de kinderen staat.
- Het helpt hen op systematische wijze welbevinden en betrokkenheid bij kinderen in de
leefgroep te observeren en vandaaruit tot interventies over te gaan.
kind centraal
individueel profiel kind
kindvolgsysteem
kind volgsysteem
4 speerpunten:
3. Ontwikkeling in de diepte
“een persoon die emotioneel sterk staat, kritisch en explorerend is ingesteld, zich met mens en
wereld verbonden voelt en zich daarvoor inzet.”
Een gezonde emotionele basis betekent goed in elkaar zitten, een stevige bodem hebben,
innerlijke rust, in zijn ‘uniek-zijn’ naar buiten komen.
Verschil welbevinden:
Welbevinden = zich goed voelen, genieten in deze situatie: hier en nu! Vb. Clowns
vluchtelingenkinderen: kind geniet, maar kan zijn dat kind geen gezonde emotionele basis
heeft (oorlogstrauma’s e.d.)
didactisch pakket ontworpen door het Centrum voor Ervaringsgericht Onderwijs en uitgegeven
door Averbode.
De kinderen leren aan de hand van dit leermiddel op een speelse manier gevoelens, herkennen,
erkennen, begrijpen en uiten. Het pakket vertrekt vanuit de vier basisgevoelens blij, bang, boos en
verdrietig.
Eén doos bestaat uit volgend materiaal: een handleiding, vier draagbare gevoelenshuisjes, vier
maskers (één per gevoel), zeventien vingerpopjes, zestien plaatjes met gevoelensfiguren,
achtenveertig situatiesplaatjes, vier grote platen met de gevoelensfiguren, een gevoelensplaat,
een cd met gevoelsgeladen muziek, een emo-meter en een stevige opbergkoffer en kost 151 EUR.
Een sterke exploratiedrang
= behoefte die belangrijk is voor ontwikkeling persoon Aanspreekbaarheid voor wat zich aandient
(Nieuwsgierig, drang nieuwe dingen ervaren, klaar om geboeid te worden)
Bij jonge kinderen heel sterk aanwezig! Belangrijk hier iets mee te doen als KL! Exploratiedrang =
motor voor de ontwikkeling! Kinderen bevinden zich in de zone van naaste ontwikkeling, zijn
intrinsiek gemotiveerd om bij te leren.
VOORBEELD: je merkt dat een kind geïnteresseerd is in het voelen van de textuur van
verschillende materialen (kind gaat op ontdekking en raakt verschillende materialen aan) je
brengt voeldozen mee, waarmee de exploratiedrang kan vergroot worden.
1. Grote motoriek
2. Kleine motoriek
3. Beeldende representatie
4. Representatie: taalvaardigheid
5. Begrijpen fysische wereld
6. Sociale competentie
7. Wiskundig en logisch denken
8. Zelfsturing en ondernemingszin
basisattitude verbondenheid
EGO streeft een grondhouding van verbondenheid na met alles wat leeft.
Die beleving van verbondenheid zorgt ervoor dat mensen meer zorg gaan dragen voor zichzelf, de
ander, de materiële wereld (bv. speelgoed), de samenleving, de natuur en de kosmos. Doel is
harmonische samenleving (preventie voor destructief gedrag). Deze verbondenheid is essentieel om
met anderen te kunnen samenleven.
In de SL: rechten van andere mensen respecteren, verantwoordelijkheid opnemen ten aanzien van
de aarde en het heelal, respect voor natuur en dieren…
Via verbondenheid pakken we de dieperliggende wortels van respectloos gedrag aan. Je kan
bijvoorbeeld een verhaal vertellen over een kleuter die het heel erg vindt dat zijn fiets gestolen is om
zo verbondenheid en respect te creëren met andere mensen en met materiaal. De relatie tussen de
KL en de kls is hierbij van essentieel belang.
5 dimensies: Zichzelf, anderen, SL (groep, cultuur), materiële wereld (voorwerpen/materialen),
natuur en kosmos (natuurlijke kringloop)
Eerst zal het kind enkel gericht zijn op zichzelf, dan geleidelijk aan ook meer de andere dimensies.
Een kind moet zich eerst verbonden voelen met zichzelf, moet vrede hebben met zichzelf
(zelfvertrouwen, gave emotionele ontwikkeling), dan komt er energie vrij om open te staan voor de
omgeving.
Voorbeeld: kls leren zorg dragen voor de klaspop die ziek is.
mijzelf
De zelfdeterminatietheorie (zdt) enkele basisgedachten
• Autonomie ondersteunen, bijv. door keuzes aan te bieden passend bij de leeftijd,
‘vrijheid binnen de grenzen’
Kort herhalen: om de kwaliteit van onderwijs na te gaan (wat is goed onderwijs) wordt binnen het
ervaringsgericht onderwijs gekeken naar het proces: wat speelt zich af in het kind? Hoe voelt het
kind zich? Wat denkt het kind? Welke waarnemingen, gedachten, gevoelens, ervaringen…?
Als KL observeren we in de eerste plaats de kleuters in de klas en staan we stil bij hun ervaringen
(niet: wat maken ze mee, wel: wat beleven ze).
Een algemene positieve toestand waarin kinderen of volwassenen zich ‘op en top’
voelen.
Welbevinden = zich goed voelen, veilig voelen, zich als een vis in het water voelen,
stralen, helemaal zichzelf kunnen zijn, zich niet bedreigd voelen…
NIET: altijd blij zijn
Kinderen die zich goed voelen zenden signalen uit, zowel door hetgeen ze zeggen als via hun
lichaamshouding en mimiek.
Genieten
Genietende gelaatsexpressie: plezier hebben, deugd hebben, tevredenheid, glimlachen, zichtbaar/
hoorbaar enthousiasme: zingen spontaan, lachen veel, maar ook ‘stille’ genieters, ‘shining eyes’
niet alleen extraverte kinderen, genieten kan op verschillende manieren voorkomen!
Voorbeeld: kleuter mag van de KL tijdens een bewegingsactiviteit een oefening voortonen. Hij
lacht en je ziet hem letterlijk stralen. Hij geniet ervan en is trots dat hij het mag voortonen.
Voorbeeld: kleuter gaat spontaan naar de KL en toont trots zijn kunstwerkje. Als de andere
kleuters vragen wat het is, draait hij zich naar hen en vertelt hij hen wat hij gemaakt heeft.
Studenten voorbeelden van de signalen laten geven uit het filmpje en over zichzelf.
Openheid
Open instelling, je laat de omgeving binnen en laat het tot je doordringen
Voorbeeld: Lies vraagt aan Yanthe of ze mee wil spelen, Yanthe lacht en zegt uitbundig ja, ze staat
open voor anderen en is blij met het gezelschap
Voorbeeld: in de kring zit Tom naar de KL gericht, hij heeft een ontspannen houding, maar luistert
wel geboeid en “gespannen” naar het verhaal van de juf.
Vitaliteit
Voorbeeld: Lotte huppelt de klas binnen, gaat met een trotse houding aan tafel zitten…
Welbevinden en behoeften
Kinderen verzorgen, graag zien, bevestiging geven, empathisch zijn, complimentjes geven,
eten geven, leren zorg dragen voor elkaar en voor de omgeving…
Creëren van een positief klasklimaat is heel belangrijk (naast een warme relatie met de
kleuters):
Veilige sfeer: vertrouwensband, werken rond gevoelens
Warme sfeer: stimuleer samenspelen en samenwerken, laat kleuters zelf
materialen en activiteiten aanbrengen en werk met gekende en ongekende
materialen
Rustige sfeer: leuke, gezellige, rustige tussenmomentjes, aangename
klasinrichting, goede organisatie en duidelijke structuur
Voorbeeld
Om de sfeer te bevorderen in de klas kan je bijvoorbeeld op de fruitdag alle fruitjes verzamelen. Zo
valt het ook niet op wanneer bepaalde kinderen geen stuk fruit meegebracht hebben. Alle stukken
worden gesneden en in een grote kom gelegd. Zo kunnen alle kinderen kiezen en eten van de
verschillende fruitsoorten die meegebracht zijn. Maak er een gezellig moment van met rustige
achtergrondmuziek en verzorgingsmoment ‘handen wassen’ nadien.
Aan welke behoeften kom je tegemoet?
Niveau 1: zeer laag welbevinden Kind voelt zich helemaal niet goed
Niveau 2: laag welbevinden Kind voelt zich niet goed
Niveau 3: matig welbevinden Neutrale indruk
Niveau 4: hoog welbevinden Kind voelt zich goed
Niveau 5: zeer hoog welbevinden Kind voelt zich op en top
gevoelens zijn subjectief, dus je zou je kunnen afvragen of het wel mogelijk is om
welbevinden te meten
maar: verschillende signalen observeren bij kls om welbevinden in kaart te brengen. Vijf
niveaus, maar we focussen ons opnieuw vooral op niveau 1, 3 en 5.
Observeren om dan aanpak bij te sturen: hoe gaan we verder met deze kleuter? Wat kan ik
veranderen in mijn aanpak? Welke kansen moet ik beter benutten? (bv meer complimenten
geven)
Maaike is blij en opgewekt. Ze komt lachend de klas binnen. Ze gaat spontaan naar andere kleuters
toe om te vragen om samen iets te spelen. Ze kan duidelijk zichzelf zijn en stelt zich open voor
haar omgeving. Ze geniet duidelijk wanneer de juf haar een compliment geeft. Dan zegt ze met
een stralende blik “dank u, juf!”. Ze vertoont geen signalen van stress.
Niveau 5:
- Genieten: blij en opgewekt, geniet van compliment, lachend, stralende blik
- Spontaneïteit en zichzelf durven zijn: spontaan naar andere kleuters toegaan, zichzelf
kunnen zijn
- Openheid: naar andere kleuters toe gaan, openstaan voor compliment van juf
- Ontspanning en innerlijke rust: geen signalen van stress
- Vitaliteit: stralende blik, lachend, blij en opgewekt
Louis huilt wanneer zijn mama hem naar school brengt. Hij is de hele voormiddag moeilijk te
troosten. Hij wil niet meespelen met de andere kleuters en gaat alleen in de kring zitten. Hij
reageert niet wanneer de juf hem vraagt wat er scheelt. Zijn schouders zijn opgetrokken en hij kijkt
naar beneden. Wanneer een andere kleuter hem aanraakt om hem te troosten, reageert hij boos
en duwt hij de hand van de kleuter weg.
Niveau 1:
- Genieten: huilen, moeilijk te troosten
- Spontaneïteit en zichzelf durven zijn: naar beneden kijken, niet reageren op omgeving
- Openheid: wil niet meespelen, gaat alleen in de kring zitten, reageert niet op de juf, boos
reageren en andere kleuter wegduwen, naar beneden kijken
- Ontspanning en innerlijke rust: schouders opgetrokken
- Vitaliteit: huilen, naar beneden kijken, boos worden…
Clarine luistert stilletjes naar het verhaal van de juf in de kring. Terwijl de andere kinderen lachen
om het verhaal, kijkt Clarine eerder onverschillig en vertoont ze weinig emotie. Wanneer een
andere kleuter iets vertelt, kijkt ze op, maar reageert ze hier niet op.
Niveau 3:
- Genieten: eventueel in stilte, kijkt onverschillig
- Spontaneïteit en zichzelf durven zijn: weinig reactie en emotie
- Openheid: kijkt op, maar reageert niet op juf of andere kleuters
- Ontspanning en innerlijke rust: weinig info
- Vitaliteit: weinig emotie, eerder onverschillig
Een hoog of laag welbevinden uit zich meestal in één of meer relatievelden. Een kleuter
gaat een relatie aan met de leerkracht, met andere kleuters, met de omgeving en met
gezinsleden en verwanten. Het welbevinden van de kleuters kan verschillen ten opzichte van deze
personen. Een kind kan zich thuis bijvoorbeeld goed voelen, maar op school niet.
Een laag welbevinden is een duidelijk signaal, uit zich in onrust, vreemde angsten, vernielen,
zichzelf pijn doen, duimzuigen, bijten, eet- en slaapstoornissen, enz.
- onrust, vreemde angsten, snel geraakt zijn, vernielen zonder aanleiding, zichzelf pijn doen,
zich terugtrekken in een hoekje, duimzuigen, bijten op alles en nog wat, koppig zwijgen, eet-
en slaapstoornissen, stotteren of allerlei tics, …
• Leerkracht
• Andere kinderen
• Spel-, klas- en schoolwereld
• Gezinsleden/ aanverwanten
Geniet van lichamelijke nabijheid (wel ‘kleverig’) + als hij een pluim krijgt. Daarnaast reageert
hij ook driftig, hij wil zich liever niet aan de afspraken houden.
Storend, luistert niet naar de andere kleuters, vertoont negatief gedrag (bv. mijter grissen)
Storend, heeft het moeilijk met afspraken, lijkt zijn weg niet te vinden, lijkt niet tot spel te
komen, gejaagd/ nerveus gedrag
Hij staat niet open voor contact. Daagt mama en zus uit.
Basis behoeften:
Genieten?
Koen vertoont een lage tevredenheid en geniet weinig van de momenten in de klas. Hij geniet wel
in zekere zin wanneer hij fysiek contact ervaart en als hij een pluim krijgt (relatie met KL). Koen
geniet ook van negatieve aandacht die hij krijgt (relatie met andere kls).
Openheid?
Koen staat voor weinig zaken open. Hij staat niet open voor wat de KL zegt, enkel als hij individuele
aandacht krijgt. Daarnaast heeft hij ook weinig aandacht voor wat zijn klasgenoten zeggen, hij
negeert ze. Ook voor zijn mama staat hij niet open. In relatie met de spel- en klasomgeving is zijn
openheid overwegend negatief.
Vitaliteit?
Koen zit vol energie, er is geen sprake van loomheid of traagheid (wellicht liggen spanningen aan
de basis van zijn energie). Hij zet deze energie echter verkeerd in. Bij opdrachten in een individuele
relatie met de KL wordt zijn energie omgezet in enige ijver.
• Relatie met KL: overwegend negatieve uitingen van welbevinden; enkele positievere signalen: op
schoot van de KL komt hij tot rust en bij het opruimen. Relatie met de medekleuters, relatie met de
spel-, klas- en schoolwereld, relatie met de gezinsleden en –betrokkenen: overwegend negatieve
uitingen van welbevinden.
EN NU?
Op basis van deze observatie kunnen we besluiten dat Koen zeker verder moet opgevolgd worden.
De KL moet nagaan of Koen dit gedrag vaker vertoont en moet op zoek gaan naar wat de oorzaken
zijn van zijn laag welbevinden.
Als KL: Koen opvolgen én blijven werken aan positief klasklimaat + ook in andere situaties alert
blijven voor de behoeften van Koen
Voor wie graag meer leest over het ondersteunen van sociale relaties:
Blog Kleutergewijs: Met elkaar leren opschieten: een schot in de roos!
4 hefbomen
- Relatiebevorderende interactie
- Taalbevorderende interactie
- Denkbevorderende interactie
- Muzische interactie
Verbondenheid
• Eén van de behoeften van kinderen is die aan verbondenheid
• Verbondenheid komt heel sterk tot stand in momenten van interactie
• Hoe kan je als KL via interactie ‘verbondenheid’ stimuleren?
• relatiebevorderende interactie (zie S&E)
• een positief klasklimaat creëren (zie laatste les)
• samen zingen, samen vieren, samen stilstaan bij …
• tijdig rust creëren
• een goed onthaal en slot van de dag, een gezellig koek- en drankmoment, …
Aan de slag!
Laat twee of drie kinderen gericht samen aan een gezamenlijk doel werken,
bijv. in spel
Begeleid dit proces
Speel mee met de kinderen, begeleid het samen spelen en maak kinderen bewust van
elkaars gedrag, bijv. door te benoemen wat ze doen, vragen te stellen, …
Praat over emoties en gevoelens en help kinderen om die te herkennen + onder woorden
te brengen
https://www.youtube.com/watch?v=5Ljmr8HVw9s 5:00-7:08
als de kinderen jou als leerkracht niet meer nodig hebben in het aangaan van
positieve sociale relaties met hun klasgenootjes
Betrokkenheid
Kinderen leren en ontwikkelen als ze betrokken spelen
Verveling is ook goed , als je verveelt val je stil je gaat nadenken, vanbinnen over wat jou echt
interesseert
Kleuter : basis voor heel veel vaardigheden die ze later nodig hebben worden in de kleuterklas gelegd
Geen tijdsbesef, gezogen, alles rond om u geen oog meer voor hebt en je leert er bovendien
nog iets
Aan de grens van je mogelijkheden
Verband tussen betrokkenheid en ontwikkelingsniveau: tussen gebied van ‘al kunnen’ en ‘net
nog niet kunnen’
waaraan doet dit denken? (Zone van naaste ontwikkeling Vygotsky)
van baby tot volwassene
State of flow: bij optimale verhouding tussen moeilijkheid taak en je competenties
Betrokkenheid = voorwaarde voor diepgaand leren cf. vorige les
= een procesvariabele
Geeft je onmiddellijk feedback over de kwaliteit van wat zich hier en nu afspeelt
Geeft je onmiddellijk feedback over de kwaliteit van wat zich hier en nu afspeelt
• Persistentie:
• Openheid en nauwgezetheid:
• Intense mentale activiteit: kinderen betrokken zijn vragen, ze zijn daar de hemle tijd mee
bzeg bv; naar bos gegaan , kinderen alles opgezongen hebben , hoe dik een booom is en die
gaan dat zelf gaan vertellen, ik ga een dikke boom teken in vervolg activiteiten. je weet ds
dat ze aan het nadenken zijn ze zien de gelijkenis bv apier van de keoenen de ribeltjes die de
juf heeft uitgelegd waardoor ze weten en nemen die mee
• Verhaal aan het vertellen en je stelt zich een probleem in het verhaal de kineren zijn aan het
zoeken en ziet dat ze hun hand in de lucht steken .
• Motivatie en voldoening: drang , op zoek naar wat hen boeit, nemen initatvene
Exploratiedrang als dit niet is is er iets bv ;ziek het is doorgaans moeilijk om niets te vinden
dat de kinderen aanspreekt
Soms kunnen in een activiteit ook andere behoeften meespelen zoals ‘zich kundig ervaren’,
‘iemand zijn in de ogen van de anderen’, … Intrinsieke motivatie moet echter de
hoofddrijfveer zijn link ZDT
Aangeven waarom dit bestaat: ifv observeren om aanbod of aanpak aan te passen.
Verwijzen naar p. 134: pas algemene conclusie na meerdere observaties.
Niveaus uitgewerkt: kijkwijzer of boek
Beslis boom om het niveau te bepalen
Welke handelingsgerichte conclusies zou jij formuleren op het niveau van vb uitgewerkte verlagen
in de syllabus.
Motivatie- en belangstellingsprincipe
Individualisatieprincipe/ differentiatieprincipe
Aanschouwelijkheidsprincipe
Activiteit principe
Geleidelijkheids- en beperkingsprincipe
Herhalingsprincipe
Integratieprincipe
Les 5: week 12: executieve functies / zelfredzaamheid
Doelen
Wat kan ik opmerken bij kleuters gericht op hun ontwikkeling van executieve
functies?
• Tussen de leeftijd van 3 en 5 jaar staan de hersenen wijd open voor prikkels van buitenaf en
ervaren kinderen hun meest spectaculaire groei: ze leren
• zich te focussen,
• afleidingen te weerstaan,
• door te zetten.
• zorgen ervoor dat je je gedrag, je emoties en gedachten kan sturen en gericht kan inzetten.
We worden niet met die skills geboren, maar kunnen ze vanaf de kleuterklas ontwikkelen via
krachtige interacties en oefeningen.
• We gebruiken onze executieve functies dus niet in situaties waarin we ‘op automatische
piloot te werk kunnen gaan’, maar wel in situaties die aandacht en inspanning vragen en
waar doelgericht gedrag aan te pas komt.
Als kinderen naar school gaan, moeten ze in toenemende mate allerlei taken uitvoeren, die niet
alleen een beroep doen op hun denkvermogen, maar ook op hun concentratie, taakgerichtheid en
zelfstandigheid. Hersenonderzoek en recente ontwikkelingen in de psychologie laten zien dat zaken
zoals geconcentreerd werken en uitstellen van behoefte, te maken hebben met een reeks
onderliggende competenties, die zelfs belangrijker lijken voor het voorspellen van schoolsucces dan
het IQ. Deze competenties worden ‘executieve functies’ genoemd. niet om discipline, structurering
en het bijbrengen van gehoorzaamheid door volwassenen, maar om aansturing door het kind
Een belangrijke pionier in de zoektocht naar de relatie tussen zelfsturing en cognitief en sociaal-
emotioneel succes is de Canadese hersenweten- schapper Adèle Diamond. Dat een hersenweten-
schapper onderzoek doet naar zelfsturing is niet vreemd. Alle hersenactiviteit die met zelfsturing te
maken heeft, vindt plaats in het voorste deel van de hersenen, de ‘prefrontale cortex
Executieve functies
De kleuterleeftijd vormt de meest kritische periode voor de ontwikkeling van die EF (Shaul & Schartz,
2014; Weintraub et al., in press). De ontwikkeling van onze EF is voornamelijk afhankelijk van de
prefrontale cortex die vooraan in de hersenen gelegen is. Het plastische brein is tijdens de
kleuterleeftijd nog het meeste kneedbaar om deze functies te verwerven. Doorheen de
kleuterleeftijd leren kleuters onder meer om zich te focussen, afleidingen te weerstaan, hun beurt af
te wachten, zich flexibel aan te passen aan wisselende activiteiten, meerdere opdrachten te
onthouden, door te zetten,… (McClelland et al.,2014b)
Een belangrijke periode in de ontwikkeling van executieve functies is de overgang van het
kleuteronderwijs naar het lager onderwijs. Op het moment van deze transitie zijn de executieve
functies immers nog volop aan het groeien. Tegelijkertijd vinden er sterke veranderingen plaats in de
omgeving. Deze veranderingen brengen extra uitdagingen met zich mee en gaan gepaard met hogere
eisen voor de executieve functies. Er wordt bijvoorbeeld verwacht dat kinderen een langere tijd
kunnen stilzitten en er wordt meer aandacht besteed aan het leren van cruciale academische
vaardigheden (zoals lezen). Bovendien loopt deze overgang vaak moeizamer voor kinderen met
aandachtsproblemen.
3 kerncomponenten van Executieve functies
Die erg vroeg ontwikkelen en de basis vormen voor meer complexe executieve functies, zoals
plannen en redeneren…
Impuls controle
Impulscontrole bij kleuters is ter vergelijken met een innerlijke agent die je laat stoppen in het
verkeer
Lees niet de woorden, maar zeg welke kleur de woorden hebben. Deze taak staat bekend als de
Stroop-taak.
We hebben het vermoeden dat je merkt dat je moeite moet doen om deze taak goed uit te voeren.
Hoe werkt dat? Twee mechanismen werken elkaar tegen:
De natuurlijke neiging om een woord, zodra we het zien, meteen en vrijwel automatisch te
gaan lezen.
De instructie om de kleur van het woord te benoemen, iets wat minder automatisch gaat.
We moeten heel bewust de automatische reactie (woord lezen) op een zijspoor zetten om de
minder geautomatiseerde handeling (kleur benoemen) te kunnen uitvoeren. Dit wordt ook
wel inhibitie genoemd: het kunnen onderdrukken van onnodige reflexen en impulsen.
Inhibitie is een voorbeeld van een executieve functie
(observatie)vraag: zijn er studenten die tijdens deze oefening de vinger naar hun voorhoofd
brengen? (prefrontale cortex)
= INHIBITIE
Psychologie Kleuters van nu kunnen een snoepje beter laten liggen dan die van veertig jaar geleden.
Hoe komt dat?
andere wijze van opvoeding: doordat de ouders hun kinderen tegenwoordig meer autonomie geven
zouden ze ook meer zelfbeheersing leren dan in de oudere autoritaire ‘bevelsopvoeding’ die in de
jaren zestig nog normaler was.
Werkgeheugen
• Onze processor
Vb. Zo kan Jamal bij een gezelschapsspel in de kleuterklas goed onthouden wie er telkens aan de
beurt is. En heeft Yassir problemen om verschillende instructies in één keer te onthouden,
bijvoorbeeld ‘ga naar het toilet, neem je jas en ga naar de speelplaats’.
Cognitieve flexibiliteit
De cognitieve flexibiliteit verwijst naar het vlot kunnen aanpassen en wisselen van regels in nieuwe
situaties. Kinderen die hiermee moeite hebben, zullen sneller fouten maken wanneer optel- en
aftelsommen door elkaar worden aangeboden of bij een schrijfopdracht waar verschillende
spellingsregels tegelijk moeten worden toegepast (Davidse, N. J., de jong, M. T., Bus, A. G., 2010).
Cognitieve flexibiliteit heb je nodig om iets vanuit een ander perspectief te bekijken, om plannen bij
te sturen, etc.
Vb. Als Finn op een probleem botst, kan hij gemakkelijk een andere manier bedenken om het op te
lossen. Cognitieve flexibiliteit heb je nodig om iets vanuit een ander perspectief te bekijken, te
plannen, bij te sturen en een andere aanpak uit te proberen.”
Emotieregulatie
Emotieregulatie gaat om de kennis die kleuters hebben over hun eigen emoties en hun strategieën
om deze emoties onder controle te houden. Emotionele zelfsturing is een vaardigheid die je nodig
hebt om op een doelgerichte en sociale manier in het leven te staan. Het is belangrijk voor het
welbevinden van kleuters en draagt bij tot hun sociale vaardigheden.
• “Voor kleuters geldt hetzelfde: als hun emoties ze overrompelen, kunnen ze niet optimaal
functioneren. Leer kinderen stil te staan bij hun eigen emoties, ernaar te kijken en te
kanaliseren. Als Jonie beseft dat hij boos was en daardoor zijn vriendje heeft pijn gedaan en
de juf dus kwaad is, heeft hij een belangrijk inzicht verworven.”
Vb:
o Als je geen snoepje krijgt is het niet de bedoeling Dat je de winkel bij elkaar krijst.
o Als je boos bent is het niet de bedoeling dat je anderen gaat pijn doen.
Waarom zijn EF belangrijk?
• EF impact op schoolrijpheid
Interactie:
Scaffolding:
Denk luidop
STOP-DENK-DOE
Rust creëren
Reflectiegesprekken
1 Luidop denken
Ik krijg honger maar ik weet dat… - Weergeven hoe je impulsen controleert vb. ik heb al zin
om het koekje op te eten maar ik moet nog even wachten tot we ons liedje hebben
gezongen. Ai ik voel dat ik boos word maar ik tel even tot 3,2,1 dat maakt me rustiger…
Wat je denkt luidop weergeven – gedachtengang van kinderen laten weergeven - vb. gericht
op cognitieve flexibiliteit
2 Gebruik spiegelspraak
Wie kleutergedrag bijstuurt met spiegelspraak -luidop beschrijven wat je het kind ziet doen- gelooft
dat het kind zelf in staat is zijn gedrag te corrigeren. En ja, door de spiegel van de juf en hun eigen
vergelijking met wat van hen verwacht wordt, zien we hen zichzelf bijsturen. De juf zegt niet: “Ga in
de kring zitten”, maar: “Je ligt op de mat.” Je ziet de kleuter denken wat hij ook alweer moest doen…
en effectief in de kring gaan zitten. Vaak toch. Het is een leerproces. J
3 STOP-DENK-DOE
Fragment uit klas juf Jelke 12min. Begeleiden Hernes tijdens spel – denkstrategie aanleren
om impulsief gedrag te stoppen
Bij jonste kleuters: focus op ik stop – ik luister - doe
Bij oudsten: Ik stop, ik denk na en ik zeg het antwoord pas daarna’.
Verschil met beertjes van Meichenbaum!! –deze zijn zeer sterk taakgericht en
oplossingsgericht.
Stop denk doe is een dagelijkse aanpak ruimer dan taakgerichtheid
4 Creëer rust
Stress bestrijders
Op welke manier kan ik mijn woede uiten- boosheid mag. Ruimte voor pauze voor wie het nodig
heeft – impulsen onder controle houden
Rustbankje (‘Kikkertje rust), rustig hoekje..; zie filmpje klas juf Jelke
5 Aandacht op de zintuigen
7 Reflectiegesprekken
EF bewegingsspelen
Prentenboeken
EF en organisatie
Vermijden van visuele en auditieve overprikkeling
Introduceren van buddy-spel
Afgebakend werkterrein (eventueel met matjes zie Montessori)
Kleine vertelkring
Zoemessies inschakelen
Buddyspel – wie koppel ik aan wie/ 1 kleuter vertelt (picto)mond en andere kleuter luistert (oor)
De ene uitvoert en de andere controleert
Matjes om werkgebied af te bakenen
zoemsessie via duo-praten (zie cooperatief leren)
Onderzoeksproject omtrent EF
http://www.ef-bril.be/het-project-zet-je-ef-bril-op
Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat de jongste levensjaren cruciaal zijn voor de cognitieve en
sociaalemotionele ontwikkeling van kinderen.
Tegelijk weten we dat kleuters die opgroeien in stressvolle situaties, zoals (kans)armoede, een veel
groter risico lopen op lage zelfsturende vaardigheden, waardoor ze vaak ook op latere leeftijd meer
drempels ervaren.
Met het project ‘Zet je EF-bril op’ slaan de Stad Aalst en Odisee Hogeschool de handen in mekaar om,
vanuit een proactieve benadering rond kinderarmoedebestrijding, de komende jaren in te zetten op
het versterken van zelfsturende vaardigheden bij jonge kinderen in het kleuteronderwijs. Op deze
manier willen we ervoor zorgen dat de onderwijsleerresultaten van (kans)arme kinderen duurzaam
verbeteren en willen we de kansen verhogen dat ook deze kinderen later een succesvol leven
kunnen leiden. Hoewel het project extra aandacht heeft voor kwetsbare kinderen, richt het project
zich tot alle kleuters in de klas. De extra aandacht voor zelfsturing komt immers alle kleuters ten
goede.
Doelen:
Efficiënt en kindgericht orgaiseren
OLR 4/E1 De student illustreert hoe het organiseren van het klasgebeuren, het spel en de
speelleerkansen bijdraagt aan het welbevinden en de betrokkenheid van kinderen.
OLR4/E1/G1 De student illustreert hoe een haalbaar dagverloop
(groepsindeling/groeperingsvormen, timing, variatie en rust creëren) bijdraagt aan het
welbevinden en de betrokkenheid van kinderen.
OLR4/E1/G3 De student illustreert hoe verschillende groeperingsvormen bijdragen aan het
welbevinden en de betrokkenheid van kinderen.
Een speelleerkans die verloopt onder de (bege)leiding van de KL. De KL bepaalt wat de kleuters
spelen of doen en met welk materiaal. De KL bepaalt ook hoe de activiteit verloopt, de KL formuleert
de opdrachten. De KL stuurt de activiteit van de kleuters. Waar mogelijk laat de KL ruimte voor
initiatieven van kleuters.
De kleuters zijn zelf actief bezig. Het accent ligt hierbij op de zelfstandigheid van de kleuters bij het
uitvoeren van de activiteit. De kleuters zijn zelfwerkzaam, zelfstandig actief en krijgen de grootst
mogelijke ruimte om zelf initiatieven te nemen tijdens deze speelleerkans. Er wordt veel ruimte
geboden voor spel. De KL is dus niet voortdurend (lijfelijk) aanwezig bij de zelfstandig werkende
groep of kleuter.
Tussendoortjes
korte klassikale spelletjes
niet gepland, wel voorbereid
als ‘reserve’
probeer dit thematisch uit te werken (variatie!)
Tip: bewaar spelfiches in een doosje in de onthaalkring
Aandachtstrekkertjes Waarom?
Routines
Vaak terugkerende situaties op school, die volgens een vast patroon verlopen en gekoppeld zijn aan
een welbepaalde tijd en/of plaats. Routines vervullen één van de volgende functies:
- Tegemoet komen aan de behoefte van het fysiek welbevinden: toiletbezoek, handen wassen, eet-
en drinkmoment,…
Overdenk goed hoe je van deze momenten ook leermomenten kan maken voor de kleuters
Dus…
Klassikale speelleerkans: act. of moment
Speelleerkans in kleine groep
Begeleide speelleerkans
Zelfstandige speelleerkans
Tussendoortjes
Aandachtstrekkertjes
Routines
Herkenbaar dagritme!!
Voldoende tijd voor eet-, drink- en plasmomenten, klas binnenkomen, klas verlaten,
verplaatsen
Elke dag zelfstandig spelen, minimum 1x/dag keuzeaanbod ZG-en (ook buiten spelen)
Nieuw thema start met kort impressiemoment
VM kunnen speelleerkansen die hoge concentratie vragen (afgewisseld)
Duur klassikale speelleerkans: 30-35 min
Duur speelleerkans in kleine groep: 40-50 min
Ook afwisseling K en G + ruimte voor spontaan spel
Ook regelmatig keuzeaanbod ZG-en
(ook buiten spelen)
Elke halve dag start met onthaal en wordt afgesloten met klassikaal moment (terugblikken!)
voldoende regelmaat
VM en NM beginnen en eindigen klassikaal
afwisseling K/G, inspanning/ontspanning
logische opeenvolging activiteiten: impressie-expressie
VM: act. die concentratie vragen
doseren van nieuw te leren inhouden
variatie activiteiten, werkvormen, materialen
elke dag voldoende ruimte voor keuzeaanbod ZG
hou rekening met leeftijd/niveau kls
Uitgangspunt
Gevarieerd aanbod
Gericht op breed en diepgaand ontwikkelen
4 ervaringskansen
Wij typeren vier ervaringskansen die – elk op hun eigen wijze – bijdragen aan de persoonsgebonden
en cultuurgebonden ontwikkeling van leerlingen:
ontmoeten (O)
zelfstandig spelen en leren (ZSL)
begeleid exploreren en beleven (BEB)
geleid spelen en leren (GSL)
Ervaringskans: wat?
= een continuüm
in eenzelfde of opeenvolgende onderwijsarrangementen
waarbinnen kansen tot O, ZSL, BEB en GSL
elkaar afwisselen
en net daardoor bijdragen tot krachtig en effectief leren
School en team – examen
Week 7: startdag
SCHOOLSTRIJD:
PRINCIPE: “vrije schoolkeuze van de ouders naargelang hun religieuze en filosofische overtuiging
(binnen een redelijke afstand): keuze vrije of officiële school”
DUS:
1. staat (ook provincies, steden en gemeenten) heeft het recht én de plicht om scholen op te richten
waar de behoefte eraan bestaat
→ onderwijs dat niet werd georganiseerd door het rijk, ontvangt een gedeeltelijke subsidiëring
Werkingstoelagen basisscholen: Basisfinanciering per kind + extra bijdrage voor leerling die scoort op
een van volgende leerlingenkenmerken:
De leraar kleuteronderwijs legt de eerste steen, het fundament van de schoolloopbaan van heel veel
kinderen! En daar worden we ons meer en meer bewust van …
Onderwijs =
Gedeelde verantwoordelijkheid
Verwachtingen van het beleid: (De beroepsprofielen en basiscompetenties van leraren en ODET)
Basiscompetenties
Acht attitudes:
- A1 Beslissingsvermogen - A5 Organisatievermogen
- A2 Relationele gerichtheid - A6 Zin voor samenwerking
- A3 Kritische ingesteldheid - A7 Verantwoordelijkheidszin
- A4 Leergierigheid - A8 Flexibiliteit
Oef examenvraag
Duid telkens aan:
- het functioneel geheel waartoe deze vaardigheden behoren
- de verantwoordelijkheid van de leraar van elk van deze functionele gehelen
De leerkracht kan kennisnemen van toegankelijke resultaten van onderwijsonderzoek die relevant
zijn voor de eigen praktijk.
14 FH: leraar als innovator/onderzoeker V: de lerende
De leerkracht kan binnen het team over een taakverdeling overleggen en de afspraken naleven.
FH: leraar als lid van schoolteam V: de school en de onderwijsgemeenschap
WAT
Minimumdoelen voor:
1.
Door Vlaamse overheid belast met toezicht & controle op kwaliteit van het onderwijs NIEUW:
stimuleren en motiveren…
Door Vlaamse overheid belast met toezicht & controle op kwaliteit van het onderwijs: taken
a) controle i.v.m. b) advies naar overheid m.b.t.
ODET financiering van scholen
toepassing schooltijd onderwijs in het algemeen
hygiëne, taalwetgeving, schooluitrusting
De onderwijsspiegel :
= een beeld weergeven van de kwaliteit van het Vlaamse onderwijs a.d.h.v. inspectieverslagen
(jaarlijks)
Periodieke peilingsproeven
Onderwijskundig wetenschappelijk onderzoek
Internationaal vergelijkend onderzoek (vb. PISA)
Verticale onderwijsstructuur
KLEUTERONDERWIJS
Ontplooiing van de hele persoonlijkheid
Leren via spel
Per leeftijd of leeftijdsgemengd
Geen leerplicht maar wel nodig omwille van positieve effecten op lange termijn
Een jaartje langer / korter kleuteronderwijs kan → klassenraad en CLB adviseren, ouders
beslissen
LAGER ONDERWIJS
Start leerplicht
6 – 12j
Traditioneel jaarklassensysteem
Minimaal 4 en maximaal 8 jaar in het lager onderwijs
Na lager onderwijs succesvol doorlopen = getuigschrift
minste aan één van de volgende voorwaarden voldoen gelden volgende voorwaarden:
250 halve dagen naar school gegaan zijn in het voorafgaande schooljaar
→ deze ouders beslissen altijd 3e kl of 1e lj
Toegelaten zijn door de klassenraad (indien geen 250 halve dagen naar school)
→ bindend, klassenraad beslist en motiveert aan ouders
Secundaire onderwijs
12– 18 jaar
Voltijdse leerplicht tot 16 jaar, deeltijds vanaf 16 jaar
Deeltijds BSO mogelijk: Niveau 3e graad: 15u les
werkervaring opdoen met deeltijdse arbeids- of stageovereenkomst
3 graden van elk 2 jaar (in BSO 4 graden)
Decretale eindtermen
BUITENGEWOON ONDERWIJS
Buitengewoon kleuteronderwijs
Buitengewoon basisonderwijs
opgedeeld in verschillende types
Buitengewoon secundair onderwijs
Opgedeeld in 4 opleidingsvormen
M-DECREET: Waarom?
• België kiest in vgl met andere europese landen meer voor oplossing BuO (segregatie)
Wat?
• M van maatregelen
6 krachtlijnen:
Ondersteuningsnetwerken:
Samenwerking BuO
Bepaald met ouders, CLB en BuO op basis van noden = ondersteuning op maat
Ondersteuning o.b.v. onderwijsbehoeften, ondersteuningsnoden leerkracht en schoolteam
School werkt aan fase en 1 van het zorgcontinuum (brede basiszorg en verhoogde zorg)
Er wordt gewerkt op fase 1 en 2 van het zorgcontinuum (uitbreiding van zorg en IAC)
DE ONDERWIJSNETTEN
➔ 3 onderwijsnetten:
2. Financiering
Financiering: volledig (GO)
Gesubsidieerd
3. Karakter
Niet-confessioneel (neutraal)
Confessioneel
DE ONDERWIJSKOEPELS
= Binnen de diverse onderwijsnetten worden scholen nogmaals gegroepeerd onder de vorm van
onderwijskoepels
scholen die zich verenigen die met hetzelfde leerplan gaan werken zill door de koepel gemaakt
TAKEN
ONDERWIJSKOEPELS
overlegplatform waar de kleinere koepels van het VGO elkaar ontmoeten met het oog op
een gezamenlijke vertegenwoordiging
vier scholenkoepels:
Waarom leerplannen?
Leerplannen
LEERPLANNEN: tussendoelen met bepaalde volgorde (leerlijnen – verticale samenhang) & geven
aanbevelingen voor didactische aanpak
(specifieker per graad, de kleine tussen doelen zijn verdwenen in vergelijking met vroeger)
Decretaal behoort het ontwikkelen van een leerplan tot de vrijheid van onderwijs
1. SB volgt leerplan van de koepel, van het net (leerplancommissies in elk net)
2. SB kan ook ander leerplan overnemen en aanpassen aan eigen behoeften
3. SB kan eigen leerplan opstellen
!! Leerplan geldt voor BaO waar ook kleuteronderwijs deel van uitmaakt
Nochtans: kleuteronderwijs:
Structuur?
Wie is wie?
TAAKVERDELING
SCHOOLBESTUUR /IM
Initiatiefnemer
Verantwoordelijk voor goede functioneren van de school/scholen
Pedagogisch project
Vrijheid van methode en concept
Werkgever: staat in voor recrutering en benoeming
Schoolgebouwen en infrastructuur
DIRECTIE
Administratieve taken
Pedagogische leiding (contacten, klasbezoeken, begeleiding, evalueren methode,
organiseren overleg, ontwikkelen van beleid)
Schoolreglement
Personeelsselectie (ism IM)
Andere personeelsleden
-Lestijdenpakket: het aantal leerkrachte wordt bepaald op een aantal inschrijvingen op 1 februari -
zie extra uitleg nieuwe ppt
-werkingsmiddelen
Examen vraag : Welke raden bestaan er op een school waarbij de ouders, leraren, leerlingen,...
kunnen overleggen?
1.SCHOOLRAAD
2.LEERLINGENRAAD en OUDERRAAD
vb.:
https://www.nieuwsblad.be/cnt/bljli_02707001
https://www.klasse.be/72614/schoolraad/
3.PERSONEELSVERGADERING
bestaat in principe uit alle leerkrachten die in een bepaalde klas lesgeven
functies: toelating – begeleiding – delibereren
vergelijkbaar met MDO in BaO
Het schoolwerkplan basisonderwijs !!!! kennen examen
-De omschrijving van het pedagogisch project (= geheel van fundamentele uitgangspunten voor de
school)
-De organisatie van de school, vrnlk de indeling in leerlingengroepen ( beschrijf waarom je daarvoor
kiest)
-De wijze waarop het leerproces wordt beoordeeld welke stappen kinderen in hun ontw zetten
kindvolgsysteem
en hoe daarover gerapporteerd wordt, om de twee maanden verslag wat loopt goed en wat kunnen
we nog verbeteren
-De voorzieningen voor de leerlingen met een handicap of die leerbedreigd zijn + de
samenwerkingsvormen met scholen buitengewoon onderwijs
Belangrijke aandachtspunten:
! Elke school vertrekt bij het opstellen van haar pedagogisch project vanuit een welbepaalde
levensbeschouwing!
-Variabel deel: bv bodymap wat doen fijne motoriek gaat achteruit bij kleuters : moeilijker leren
schrijven in 1ste leerjaar
2, Oprichting LOP (Lokaal Overleg Platform): voeren mee het gelijke kansen beleid uit per stad of
gemeente
3, Geïntegreerd ondersteuningsaanbod: een zorg brede werking voorzien in alle scholen, voor alle
kinderen
-Er ontstaat hierdoor een probleem in scholen waar de vraag groter is dan het aanbod; wie zich als
eerste meldt wordt eerst ingeschreven... leidt soms tot kamperen voor de schoolpoort
-Sommige scholen, gemeenten of steden kiezen daarom voor een elektronische registratie.
De scholen moeten wel een verplichte voorrang geven aan boers en zussen, kinderen van
personeel en kansengroepen.
Het beleid streeft naar een “evenwichtige sociale mix” -sommige scholen voorrang moeten
geven aan indicatorleerlingen en andere scholen aan niet
INDICATORLEERLING:
- Schooltoelage ontvangen
- Moeder geen diploma secundair onderwijs
5.5 Schoolkosten
- Scherpe maximumfactuur: 45€ voor kleuters-Scholen kunnen ook andere diensten aanbieden
(maaltijden, drankjes, ...).