You are on page 1of 19

Pedagogisch handelen

1. Het pedagogisch model


Componenten van het pedagogisch model

Het kind en zijn psychologische basisbehoeften


> Kind staat centraal

Verbondenheid: ik hoor erbij

> Veiligheid en geborgenheid


> Warme en hechte band met leerlingen = grotere kans dat kinderen zich aanvaard en op hun
gemak voelen

Competentie: ik kan het

> Dingen (goed) te kunnen doen


> Zelfvertrouwen van kinderen stimuleren  motivatie om hun best te doen en ervoor te gaan

Autonomie: ik wil het zelf

> Zelfsturing
> Zelf beslissingen maken

De basishoudingen van de leerkracht


Waarderen

> Onvoorwaardelijk accepteren van elk kind


> Niet per se al het gedrag accepteren, maar wel de persoonlijkheid van het kind
> Fout gedrag ≠ slechte persoonlijkheid

2020 – 2021
Ondersteunen

> Helpende hand bieden


> Wereld rondom zich met zelfvertrouwen te verkennen
> Ondersteuning afstemmen op noden van kind

Uitdagen

> Activeren
> Op verkenning laten gaan
> Zaken laten ontdekken en ervaren
> Laten experimenteren
> Eigen beslissingen laten nemen
> Verder ontwikkelen in zijn en kunnen
> Identiteit en talenten ontdekken

Vertrouwen

> Geloven in elk kind


> Niet voortdurend controleren, maar ook loslaten  ontdekkingsproces gunnen

Contexten waarbinnen pedagogisch handelen plaatsvindt


Thuismilieu

> Primaire opvoeders


> In gezinsverband samenleven
> Gezin ≠ traditioneel!
> School + gezin = belangrijkste opvoedingspartners
> School moet kanalen creëren zodat elke ouder stap naar school durft zetten

Peergroup

> Klasgroep, jeugdbeweging, sportclub…


> Leeftijdsgenoten en vriendschappen: steeds grotere rol
> Bijdrage voor basisbehoeften
> Vergelijken zichzelf met anderen (zelfbeeld)
> Emotionele ondersteuning

Leerkracht

> Professionele opvoeder


> Relatie aangaan met elk kind
> Stimuleren van basisbehoeften
> Waarderen, ondersteunen, uitdagen en vertrouwen

School

> Tweede opvoedingsmilieu


> Eigen normen en waarden: niet altijd gelijk aan die van thuis
> Pedagogisch project
> Fundamentele uitgangspunten
> Bijdragen aan basisbehoeften

2020 – 2021
Buurt

> Sociale contacten


> Organisaties en initiatieven die kind helpen ontwikkelen
> Extra leeromgeving
> Grote invloed op ontwikkelingskansen

Algemene context waarbinnen pedagogisch handelen plaatsvindt


Gelijkheid

> Iedereen dezelfde kansen bieden


> Meritocratisch
> Thuissituatie mag toekomst van kind niet bepalen
> Toegang tot onderwijs waarborgt gelijke kansen van kinderen
> Emancipatorisch
> Bevrijding van de onderdrukte
> Tempel van Ervaringsgericht onderwijs (Ferre Laevers)
> Centraal: welbevinden en betrokkenheid
> 3 pijlers
- Vrij initiatief = autonomie
- Milieuverrijking = uitdagende en rijke
leeromgeving
- Ervaringsgerichte dialoog = relatie met kind via
aanvaarding, echtheid en empathie
> Gelijkwaardige positie van kind t.o.v. volwassene
> Kinderrechten/participatie
 Participatie = mensenrecht
 In onderwijs: kinderen laten deelnemen aan besluitvorming van zaken die hen
aanbelangen in klas/op school
> Kenmerken
- Opvoeden vanuit het kind
- Zelfontplooiing van kind + respect voor eigenheid van kind: centraal
- Verhouding kind – volwassene herbekijken
- Gelijkwaardige partners
- Geen machtsverhouding
- Leren anders bekijken
- ≠ kennisoverdracht door alwetende volwassene
- = ervaringsgericht
- Leren door zelf betekenis te geven aan leren, niet door betekenis over te
nemen van volwassene
- Betekenissen verschillen van elkaar
- = kritisch leren, ≠ klakkeloos overnemen
> Vernieuwingen
- Montessori
- Zelfopvoeding
- Kind: centraal in opvoedingsproces

2020 – 2021
- Volwassene begeleidt kind op juiste moment, in juiste omgeving en met
juiste materiaal
- Andere verhouding kind – volwassene

- Freinet
- Kind = van nature weetgierig
- Vertrekpunt: eigen interesses en ervaringen
- Relatie leerkracht – leerling: gelijkwaardig
- Kinderen hebben veel inspraak
- Steiner
- Antroposofie
- Totale persoonlijkheidsvorming
- Kind = leidraad, niet leerstof
- Kunstzinnig
- Dalton
- Door Parkurst
- Onderling vertrouwen en gelijkwaardig omgaan met elkaar
- Kind = zelf verantwoordelijk voor leren
- Nadruk op samenwerken + zelfstandigheid

2. Psychologische basisbehoeften
Behoefte aan verbondenheid – ik hoor erbij
Hechtingstheorie

> Veilige hechting: kind gebruikt zijn directe opvoeder als thuisbasis en voelt zich op zijn gemak
als deze aanwezig is
> Minder psychische problemen
> Sociaal en emotioneel vaardiger
> Kwaliteitsvolle liefdesrelaties
> Positieve sociaal-emotionele ontwikkeling  verbondenheid met anderen en zichzelf
> Sociale banden  zelfbeeld
> Leerkracht: tijd nemen om te werken aan relaties met en tussen leerlingen

Bij een groep horen

> Verbondenheid: leermotivatie versterken


> Samen streven naar doel maakt gelukkig
> Leren om erbij te horen en relaties te versterken
> Optrekken aan elkaars discipline en toewijding
> Deel uitmaken van groep  mentaal sterker

Verbondenheid met de leerkracht

> Relatie versterken: gelijkenissen tussen leerling en leerkracht


> Positief effect op prestaties

Behoefte aan competentie – ik kan het


> Besef dat je iets kan is belangrijk

2020 – 2021
> Boost zelfvertrouwen
> Stimuleert om andere zaken te verwerven
> Geeft energie: chemische stoffen komen vrij in brein en geven goed gevoel
> Belangrijk: blijven geloven dat je kan bijleren
> Competenties ook buiten school verworven
> Competentie ≠ competentiegevoel (beginsituatie)
> Elk kind moet ondersteuning krijgen op maat: DIFFERENTIATIE

Zelfvertrouwen en zelfbeeld

> Zelfbeeld = beeld dat iemand van zichzelf heeft, hoe iemand tegen zichzelf aankijkt
> Emotioneel: hoe het kind in zijn gevoelswereld staat
 Zich goed en zeker voelen
> Sociaal: wat anderen van hem vinden
 Vertrouwen in het aangaan van relaties met anderen
> Cognitief: hoe er gereageerd wordt op zijn prestaties
 Vertrouwen in het eigen kunnen
> Lichamelijk: hoe hij zich fysiek voelt
 Vertrouwen in het motorisch kunnen en in goed functionerend lichaam
> Grote invloed op het functioneren
> Manier en frequentie van reageren van omgeving: belangrijk
Kind stelt gedrag
bij ontwikkeling van zelfbeeld  vaak dezelfde reactie:
geloven en zichzelf toeschrijven (onbewust)
Zelfbeeld Gedrag lokt
beïnvloedt gedrag reactie uit - Opmerkingen van omgeving bepalen gevoelens en gedachten
- Cyclisch proces: kan positief of negatief zijn, maar hoeft niet altijd

Kind vormt beeld Reactie roept


van zichzelf o.b.v. positief/negatief
reactie en gevoel gevoel op bij kind

> Positief zelfbeeld = vooral positieve gedachten en gevoelens over zichzelf


 Blinkt niet per se overal in uit (= onrealistisch)
 Taken met vertrouwen opnemen
 Uitdagingen aangaan
 Keuzes maken
 Fouten durven maken
 Stevig in schoenen staan, want voelen zich hier competent genoeg voor
 Zelfvertrouwen
> Negatief zelfbeeld = vooral negatieve gedachten en gevoelens over zichzelf
 Incompetent voelen
 Geen risico’s durven nemen
 Bang om fouten te maken
 Onzekerheden vermijden
 Weinig inzicht in hun kunnen
 Moeite met kritiek (voelen zich persoonlijk aangevallen)
 Faalangst = blokkeren bij prestatiegevoel

Mindset

2020 – 2021
> Fixed mindset (= statistische denkstijl)
> Prestaties = resultaat van capaciteiten
> Talent = aangeboren  je hebt het of je hebt het niet
> Komt graag slim over
> Zoekt steeds bevestiging
> Faalangst: bang om dom over te komen
> Succes van anderen = bedreiging
> Feedback = kritiek op persoonlijkheid
> Uitdagingen vermijden
> Prestaties en groei belemmerd

> Growth mindset (= groeigerichte denkstijl)


> Prestaties = resultaat van inspanning
> Iedereen heeft eigen talenten
> Inspanningen = weg naar groei
> Durft fouten maken  leren uit fouten
> Willen feedback
> Succesvolle personen = inspiratiebron
> Uitdagingen aangaan

 Je mindset bepaalt het competentiegevoel dat je bereikt.

2020 – 2021
Behoefte aan autonomie – ik wil het zelf
> Autonomie = zelfbeheer
> Kind (mens) ervaart persoonlijke ruimte en ziet zichzelf als degene die handelt en
oorzaak is van handelen
> Initiatief in handen nemen
> Vragen beantwoord willen zien
> Nieuwigheden willen ontrafelen

De relatie tussen autonomie en ondersteuning

> Autonomie ≠ onafhankelijkheid, egoïsme, individualisme


> Altijd gebonden aan juiste ondersteuning in interactie met omgeving
> ‘ik kan het zelf, maar niet alleen’
> Ondersteuning = motiverend; volledige sturing ≠ motiverend
> Gevoel van autonomie ervaren
> Keuzes maken in leerproces: gevoel dat vragen beantwoord zijn, het nieuwe zelf onder
de knie kreeg en eigen leerbehoeften ingevuld

Zelfsturing en zelfregulatie

> Leren verantwoordelijkheid nemen voor eigen handelen


> In staat zijn zich aan te passen aan omgeving
> Zelfstandig kunnen handelen door eigen doel te bepalen en keuzes te maken
> Betrokken worden bij beslissingen aangaande hun eigen leren
> Rekening houden met anderen

Gevolgen van de basisbehoeften op de ontwikkeling van het kind


Intern kompas

> Intern kompas = eigen identiteiten


> Wordt gevormd als basisbehoeften voldoende worden ‘gevoed’
> Geeft richting aan leven + houvast in moeilijke situaties
> Positief zelfbeeld = gevolg van bevrediging van basisbehoeften = zijdelingse benadering
> Behoeftebevredigende activiteiten organiseren

Intrinsieke motivatie

= motivatie die vanuit jezelf komt, je doet iets omdat je het graag wilt, niet omdat je van buiten af
wordt gemotiveerd dit te doen

> Besef van tijd en ruimte verliezen


> Levert energie op
> Je raakt in een flow
> Extrinsieke motivatie = motivatie van buitenaf
> Bijdragen van basisbehoeften aan intrinsieke motivatie
> Autonomie

2020 – 2021
 Nieuwsgierigheid en drang tot exploratie stimuleren
 Ruimte geven om te ontdekken
 Kinderen kansen geven om interesses te delen met klas

> Competentie
 Activiteiten waar kinderen goed in zijn
 Rekening houden met zone van naaste ontwikkeling
> Verbondenheid
 Minder duidelijk verband
 Verbondenheid met persoon  samenwerken
 Geldt niet voor iedereen en niet in elke context

Welbevinden en betrokkenheid

> Welbevinden = zich goed voelen, zichzelf kunnen zijn en zich emotioneel veilig voelen
> Spontaan gedrag
> Levendigheid
> Zichtbaar genieten
> Welbevinden = totaalervaring = indicator van goede emotionele ontwikkeling
> Enkel positieve (leer)ontwikkeling bij hoog welbevinden
> Emotionele ervaring
> Betrokkenheid
> Intensiteit van activiteit
> Concentratie
> Volledig geven
> Gedreven zijn
> Plezier hebben
> Tot aan grens van eigen kunnen
> Cognitieve ervaring

3. Basishoudingen van de leerkracht

Psychologische Basishoudingen Pedagogische


basisbehoeften leerkracht antwoorden
Acceptatie van de persoon
Waarderen Persoonlijk contact
Positieve communicatie
Verbondenheid
Affectieve ondersteuning
Gedragsregulerende
Ondersteunen ondersteuning
Informatieve ondersteuning

Competentie
Zone van naaste
Uitdagen ontwikkeling
Samenwerken

Autonomie Veilige omgeving


2020 – 2021
Vertrouwen Authentieke omgang
Empathische omgang
Waarderen

Acceptatie van de persoon van het kind, niet zomaar van al zijn gedrag
> Onvoorwaardelijke acceptatie van persoon van kind
> Geen acceptatie van alle gedrag
> Acceptatie van gedrag is afhankelijk van situatie  ACCEPTATIERECHTHOEK

Aanvaardbaar gedrag

Acceptatiegrens

Onaanvaardbaar gedrag

> In realiteit: grens ligt meer naar boven of beneden


> Grens ≠ constante
 Je humeur als leerkracht
 Het gedrag van de leerling
 De omgeving van het gedrag
> Belangrijk: duidelijk maken aan leerlingen welk gedrag je wel en niet aanvaardt
> Laat ook weten aan leerlingen wanneer dit door omstandigheden verandert
(bv. ‘Ik heb slecht geslapen’)
> Benoem het gedrag, niet de persoon

Persoonlijk contact

> Eerste indruk


> Uiterlijk is vaak richtinggevend
> Selectief waarnemen van gedrag dat je beeld confirmeert
> Geeft kinderen op elk moment kans om nieuwe start te nemen
> Voor kinderen: moeilijker om eerste indruk bij te stellen
 Kennismaking goed voorbereiden

2020 – 2021
> Persoonlijke ruimte
> Intieme zone (0 – 0.5 m.)
> Direct affectief contact mogelijk
> Gewenst betreden = wederzijds vertrouwen
> Ongewenst betreden = achteruit deinzen
> Persoonlijke zone (0.5 – 1.5 m.)
> Dagelijks persoonlijk contact
> Praatje maken als je iemand tegenkomt
> Goed zicht op gedrag en gezichtsuitdrukking van ander
> Dicht genoeg om vertrouwen te laten blijken
> Geen stemverheffing nodig
> Elkaar de hand schudden
> Buiten deze zone: vertrouwelijk gesprek wordt moeilijk
> Sociale zone
> Sociale contacten
> Feestjes, visites, maaltijden, aan loketten…
> Communiceren over niet al te persoonlijke
onderwerpen
> Lichamelijk contact = onmogelijk
> Moeilijk om elkaar te negeren  anders
‘afweergedrag’
> Publieke zone
> Algemene maatschappelijke omgang
> Verkeren met vreemden zonder contact te
maken
> Algemeen geldende beleefdheidsregels volgen
> Toeschouwer/toehoorder: je bent deel van publiek

Positieve communicatiewijze

> Actief luisteren


> Onbevooroordeeld en gefocust luisteren
> Ontdekken wat er leeft bij leerling + handelen afstemmen
> Communicatie = tweerichtingsverkeer
> Niet luisteren  negatieve gevoelens
> Lichaamstaal
> Krachtig, maar soms gevaarlijk
> 65-70% = non-verbale communicatie
> Uitlaatklep voor gevoelens
> Gebeurt vaak onbewust
> Controleerbaar (= aangeleerd en veranderlijk)

2020 – 2021
> Voorhoofd fronsen, jasje losknopen, met haren spelen…
> Oncontroleerbaar
> Zweten, blozen, trillende stem…
> Jezelf als zender
> Wees bewust van eigen communicatiegedrag en zet hierop in
> Speel met verschillende communicatiedragers
> Jezelf als ontvanger
> Weet dat non-verbale communicatie rechtstreekser en eerlijker is
> Trek conclusies uit non-verbale gedrag van leerlingen
> Sensitief en responsief handelen
> Sensitief
> Gevoelig voor uitgezonden signalen van anderen
> Signalen opvangen en correct interpreteren
> Begrijpen: perspectief van andere innemen
> Responsief
> Na sensitief
> Reactie = aangepast aan behoefte van ander
> Intuïtie, aanvoelen en tact

Ondersteunen
Affectieve ondersteuning

> Aanmoedigen
> Basishouding: waarderen
> Basisbehoefte: competentie (zelfvertrouwen)
> Duwtje in de rug
> Nadruk leggen op waarneembare groei, niet op werkpunten
> Persoonlijkheid en zelfvertrouwen van kind zijn belangrijk
> Inspelen op mogelijkheden en behoeften
> Persoonlijkheid van de leerkracht
> Reactie vertrekt vanuit jezelf
> Interactie hangt samen met persoon en situatie
> Interactiestijl van leerkracht  resultaat van opvoeding
> Gezagsrelatie met leerling = wederzijds respect ≠ macht

Gedragsregulerende ondersteuning

> Regels en routine


> Structuur
> Helpen in dagelijkse bezigheden
> Tijd en energie besparen
> Regels herhalen of samen uitvoeren

> Algemene regels


> Wat wordt verwacht tijdens doorsnee lesactiviteit?
> Centraal bij aanvang van schooljaar
> Sancties duidelijk maken
> Regels i.v.m. pesten, klikken, gesprek aanvragen…
> Specifieke regels

2020 – 2021
> Uitleggen wanneer ‘nieuwe’ situatie zich voordoet
> Routine geworden: tijd besparen en conflicten vermijden

> Goede regels


> Verantwoording t.o.v. leerlingen
> Waarom?  belang
> Motivatie
> Input/onderhandeling met leerlingen
> Regels: opgelegd door leerkracht aan leerlingen
> Afspraken: samen met leerlingen gemaakt  gemeenschappelijke
verantwoordelijkheid
> Simpele en duidelijke regels
> Niet te veel
> Positief geformuleerd: vertrekpunt = gewenst gedrag
> Noodzakelijk voor efficiënt klasgebeuren
 Algemene verwachtingen t.a.v. gedrag
 Begin en einde van les, blok of dag
 Overgangen en onderbrekingen
 Materialen en benodigdheden
 Groepswerk
 Zelfstandig werk en leraargeleide activiteiten
 Maak regels visueel
> Consequent verwijzen naar en naleven van klasregels
> Op voorhand consequenties meedelen
> Regels gevolgd: gewenste gedrag = norm
> Iedereen weet waaraan zich te houden

> Belonen
> Groeien naar gewenste gedrag
> Waardering
> Versterkt zelfbeeld en gedrag
> Motiverend
> Stopgedrag
> Grijp op tijd in  minder ingrijpend
> Voortdurend rondkijken
 Plaatsen achteraan en aan zijkant: extra aandachtspunt
> Durf de ruimte te gebruiken en rond te lopen
> Tonen aan leerlingen dat je beschikbaar bent
> Tijd nemen om zeker te zijn dat ongewenst gedrag ophoudt
> Tussenkomen kan zeker non-verbaal
 Les wordt niet onderbroken
> Straffen
> Zeer zorgvuldig inzetten
> Preventief zaken installeren om straffen overbodig te maken

2020 – 2021
Informatieve ondersteuning

> Leerlingen inzicht in situatie waarin probleem is ontstaan


> Probleemsituatie bespreken met betrokken leerling(en)  tweerichtingsverkeer
> Kind mag eigen mening uiten + leerkracht moet bereid zijn om eigen visie aan te passen
> Kind au sérieux nemen
> Niet altijd meteen reageren: rustig worden en kind laten nadenken over gedrag

Uitdagen
Zone van naaste ontwikkeling (Vygotsky)

> Haalbare doelen


> Uitdagen om nieuwe dingen te leren
> Waardevolle en haalbare doelen = motivatie
> Doel behalen = energie voor volgend doel
> Hoge verwachtingen
> Leerkrachten: soms slecht geïnformeerd, lage
verwachtingen…  leerlingen worden erin
bevestigd
> Denkkader van leerkracht bepaalt gedrag en
resultaten van leerlingen
> Leerkracht: aandacht hebben voor inspanningen en
vorderingen van leerlingen
> Zoeken naar mogelijkheden om verrast te worden door leerlingen
> Voluit kiezen voor uitdaging!

Zelfstandigheid

> Competentie- en autonomiegevoel gestimuleerd


> Meer zelfrespect en zelfvertrouwen
> Zelfstandigheid = grote uitdaging
> Voorwaarde voor differentiatie
> Vergt veel concentratie en taakgerichtheid
> Taken afstemmen op ontwikkelingsniveau en competenties
> Zelfstandig werken = leerproces  stimuleren

Samenwerken

> Leerproces
> Groep: leerlingen weten meer en doen niet steeds beroep op leerkracht
> Sociaal inzicht hebben
> Situatie vanuit verschillende perspectieven bekijken
> Luisteren
> Leren wachten en écht luisteren naar de inbreng van een ander
> Delen
> Materiaal en kennis delen
> Wachten
> Wachten op jouw beurt en op materiaal

2020 – 2021
Vertrouwen
Veilige omgeving creëren

> Veilige leeromgeving  actieve klashouding


> Kind stelt zich kwetsbaar op t.o.v. leerkracht
> Met vragen zitten = OK!
> Goede leerkracht = leerkracht met sociaal-emotionele competenties
> Open en respectvol behandelen
> Écht luisteren
> Warme omgang
> Constructief reageren op gedrag
> Fouten maken mag
> Persoonlijke dingen bespreken
> Discreet omgaan met informatie

Authentieke omgang

> Jezelf als leerkracht tonen zoals je bent


> In relatie durven treden met leerlingen zonder masker op te zetten
> Persoonlijke ontmoeting leerkracht – leerling
> Gevoelens van leerlingen (h)erkennen en deze niet opdringen
> Open zijn ≠ praten over privéleven (behoudt nog zeker afstand)

Empathische omgang

= het vermogen om de reacties van leerlingen van binnenuit te begrijpen

> Aanvoelen hoe onderwijs- en leerproces zich aan de leerling voordoet


> Leerlingen begrijpen vanuit hun standpunt, zonder oordelen
> Kans op zinvol leren versterken
> Passie, interesses, talenten, zorgen, problemen… ontdekken via gesprekken

De relaties tussen de basishoudingen van de leerkracht


> Basishoudingen hangen samen
> Ondersteunen is pas effectief als het leidt tot uitdaging
> Uitdaging is pas effectief als leerling ondersteund wordt

Basishoudingen van de leerkracht versus opvoeden


Socialisatie

2020 – 2021
= proces waarbij mensen leren wat gebruikelijk is in de sociale omgang met elkaar in de groepen
waarin ze verkeren

> Bij iedereen en in elke groep anders


> Opvoeden stuurt dit aan: je kunt niet niet opvoeden
> Hoe je opvoedt, kan wel verschillend zijn

Opvoeden

= begeleiden van kinderen op weg naar volwassenheid

= handelen van opvoeder t.o.v. het kind met het (on)bewuste doel het kind te beïnvloeden in het
proces naar volwassenwording

> Bijstaan/vergezellen van groei/ontwikkeling van kinderen/jongeren


> Ruimte voor interpretatie
> 3 aspecten
> Er is sprake van wederzijds respect tussen volwassene en kind
> Kind ervaart voldoende veiligheid bij, heeft vertrouwen in, kan rekenen op, voelt zich
geaccepteerd door en krijgt ondersteuning van volwassene
> Kind wordt uitgedaagd om eigen beslissingen te nemen en te experimenteren met
nieuwe dingen, waardoor hij vertrouwen krijgt in zijn omgeving
> Leerkracht = professionele opvoeder
> 4 basishoudingen: waarderen, ondersteunen, uitdagen en vertrouwen

Opvoedingsstijlen

> Gebaseerd op de Roos van Leary


> Menselijke interacties: 2 dimensies
1. Wie heeft de touwtjes in handen: wie leidt, wie volgt?
 Ruimte geven aan leerlingen
 Leerlingen stimuleren om mee te doen en zelf ook
meedoen
 Leerkracht stuurt en stelt grenzen
 Leerkracht bepaalt wat gebeurt
 Zorgen voor ontlading na inspanning
 Leerkracht is oprecht geïnteresseerd

2020 – 2021
2. In welke mate staan we in verbinding met elkaar: willen we hetzelfde of iets anders?
 Welke kinderen heb ik voor mij?
 Wat denkt, doet, voelt en wil het kind?
 Wat heeft kind van mij nodig en hoe breng ik leerstof best aan?
 Leerlingen laten voelen dat ze welkom zijn
 Niet per se alle gedrag toelaten
 Stimuleert intern kompas
 Leerkracht: goed zicht op zichzelf (persoonlijk en professioneel)

Nabijheid

 4 opvoedingsstijlen

2020 – 2021
> Aansturende stijl (sturen + samen)
 Leerkracht stuurt gedrag
 Grenzen stellen, maar in contact met leerlingen
 Leerling blijft zich steeds geaccepteerd voelen
 Enkel gedrag wordt bijgestuurd
 Wederzijds respect en acceptatie
 Leerkracht:
- Échte afspraken maken
- Woord verlenen aan leerlingen
- Knopen doorhakken
- Feedback en tips geven
- Aanmoedigen
- Ludieke intermezzo’s

> Begeleidende stijl (volgen + samen)


 Initiatief en inbreng van leerlingen
 Leerkracht accepteert en stimuleert denken van leerlingen door vragen te stellen
 Mening, opvatting, ideeën van leerlingen = belangrijk
 Leerling is plichtsbewust en doet zijn best
 Leerkracht:
- Meewerken
- Ondersteunen
- Compromissen zoeken
- Tegenstellingen verminderen
- Waarderen
- Zwijgen en luisteren
- Afspraken naleven
> Laat-maar-waaien stijl (volgen + tegen)
 Initiatief en inbreng accepteren, maar geen interesse vertonen
 Weinig controle over gebeuren
 Geen warm contact leerkracht – leerling
 Geen persoonlijke of professionele verantwoordelijkheid
 Leerkracht:
- Onzeker
- Opgeven
- Wegvluchten
- Ongeïnteresseerd
- Verlegen
- Mompelend ongenoegen uiten
- Kritiek geven
- Moeilijke vragen stellen

> Controlerende stijl (sturen + tegen)


 Sturend werken, zonder warm contact met leerlingen
 Wil opleggen aan leerlingen, zonder bekommering
 Gebrek aan respect en acceptatie  er is een strijd
 Leerkracht:
- Machtspositie

2020 – 2021
- Bevelen
- Aanvallen
- Aanklagen
- Weigeren
- Streng
- Zichzelf bewijzen

Basishoudingen van de leraar en opvoedingsstijlen

> Aansturende stijl


> Ondersteunen en uitdagen: sterk aanwezig
> Waarderen en vertrouwen: ietsje minder aanwezig
> Begeleidende stijl
> Waarderen en vertrouwen: sterk aanwezig
> Ondersteunen en uitdagen: ietsje minder
> Laat-maar-waaien stijl
> Basishoudingen minst aanwezig
> Controlerende stijl
> Basishoudingen meer aanwezig dan bij ‘laat-maar-waaien stijl’, maar minder dan bij
aansturende en begeleidende stijl

Positieve relatie uitbouwen met leerlingen

> Positieve relatie = hoge mate van nabijheid

≠ ‘vriendjes’ worden met leerlingen

≠ enkel aansturende (en deel van begeleidende stijl) hanteren

2020 – 2021
2020 – 2021

You might also like