You are on page 1of 34

FUNDAMENTELE PEDAGOGIEK

Soorten vragen examens: Oordelen op opvoedingssituatie – redenen waarom iets verantwoord is -


niet memoriseren

EVALUATIE:

8pt: Opdracht: Pedagogische tik

-Opinie formuleren

-Voor of tegen

-Redenen – argumenten – tegenargumenten

-Bedenken welke vragen iemand zou hebben - rollenspel

12pt: Examen: online x Toledo

OPBOUW:

 Bijzonderheid van ouderlijk verantwoordelijkheid


 Verantwoording van biologisch pedagogisch connectie
 Opvoeding: gedrag – stijl – praktijken
 Competent ouderschap: positief opvoeden
HOOFDSTUK 1
OUDERLIJK VERANTWOORDELIJKHEID

1.Opvoeden: Techniek en relatie


Paradoxale situatie: ouders leven in besef van: verantwoordelijk te moeten zijn – tegelijk weten ze
niet wat verantwoordelijk handelen inhoudt.

1.1 Technische opvatting:


Opvoeder handelt Doelgericht – Regulerend, sturend of controlerend

 Iemand die weet welke doelen hij wil/moet nastreven.


 Weet welke doelen wenselijk/realiseerbaar zijn.
 Beschikt over nodige vaardigheden
 Kent de gevolgen van zijn/haar daden in pedagogisch proces

Opvoeder handelt Doel rationeel – Voorspelbaar, efficiënt en effectief

 Elke ouder moet inzicht hebben in pedagogisch oorzaak – gevolg


 Moeten beschikken over nodige vaardigheden
 Gestelde doelen bereiken
 Zo zouden er geen problemen zij met kinderen!!

- Oorzaak van problemen = ouders die onverantwoord handelen


-> PARENT BLAMING: ouders zijn de schuld

- Oplossing voor problemen = ouders heropvoeden

- Nadeel van Technisch opvatting!

Kritiek:

Opvoedingswetenschappers vinden het pedagogisch te licht. Twijfelen of ouders weten waarnaartoe


op te voeden. Ze wijzen op het gebrek en ervaring van de ouders. Ouder – kind relatie als
pedagogisch realiteit = niet hooggeschat
1.2 Relationeel opvatting:
Opvoeding wordt begrepen als relatie tussen mensen die gelijkwaardig zijn. Relaties zijn
onvoorspelbaar. Verantwoordelijkheid begint met erkenning van onvoorspelbaarheid van relationele
gebeuren.

Verantwoord handelen hier is

= niet voorspelbaar handelen

= niet de toekomst van kind programmeren

= wel toekomst de kans geven om open te bloeien

= ruimte creëren en openhouden voor de onvoorspelbaarheid (voor vreemde en onbekende zaken)

= kind kan zichzelf zijn + worden (zelfvertrouwen krijgt, kan groeien en verantwoordelijkheid kan
opnemen, kan fouten maken)

Filosoof Levinas: “De ander is wie op je toekomt, je toekomst”:

De relatie heeft echt toekomst naarmate de ander als ander zich kan tonen

Ouders zijn machteloos in de technische betekenis van het woord. Maar hebben wel veel macht om
de ander geen ruimte te laten/ te geven.

Verantwoordelijkheidsbesef: is met vallen en opstaan!

= onderkennen dat men het kind geweld kan aandoen door te:

 Remmen in groeikracht
 Sturen in zijn ontwikkeling
 Brainwashen

Besluit:

Twee opvattingen staan naast elkaar in de postmoderne pedagogie:


De relationele opvatting heeft steeds in de schaduw gestaan t.o.v. de technische opvatting deze werd
door opvoedingswetenschappers gecultiveerd.

Labelen van kinderen = het binnendringen van technische kijk in het gezin
Voorbeeld: Autisme: kind heeft problemen met vrijetijd. Wij gaan het volledig gaan invullen, want
vervelen mag niet.
2. Rechten en plichten van Ouders: 3 opvattingen
Juridische inkijk: Hebben ouders recht hun kind te doden Kun je ouder verplichten hun kinderen naar
school te sturen

2.1.PRIORITEITSTHESE: mainstream
= Meestal nog het uitgangspunt

 Ouders hebben allerlei verplichtingen t.o.v. kinderen  goed verzorgen en opvoeden.


 De rechten krijg je als je je plicht als ouder na komt
 Ouders hebben recht om hun plichten na te komen
(voorbeeld: leerplicht en recht op keuze van school/manier van leren)
 Ouders hebben geen andere rechten dan wat nodig is om plicht na te komen

Voorbeeld:

Ouder heeft RECHT om te beslissen wat kind eet

 Je mag uw kind eten geven wat je wil


 Heb je het recht? Ja, wel recht om zelf te bepalen wat gezond is. Maar als het niet
gezond is, dan heb je niet het recht
 Verantwoording = kind niet schaden!
 Plicht = kind gezond voeding krijgt-> voedingsdriehoek, lactose-intolerantie
 Overheid ingeschakeld: als kind stoffen/vitamines te kort komt

Feminisme Vrouw: Winkelen terwijl kind in opvang zit -> kan toch niet?! Maar het is beter voor het
welzijn van het kind.

 DUS: Ouders hebben geen andere rechten dan deze die nodig zijn om plichten (om de goede
zorg van kind te vervullen) na te komen.

Nadeel van opvatting:


Vraag: Moet de ouder het recht hebben om het kind op te voeden volgens eigen
levens/geloofsovertuiging? En dat de overheid de plicht heeft levensbeschouwelijk onderwijs
mogelijk maakt?

 Er zal altijd verschil van mening zijn


 Als ouders enkel rechten hebben op ouderlijke plichten – dan worden ze enkel al instrument
ingeschakeld die nodig is voor de opvoeding
 Als rechten enkel dienen om vrijheid van ouders als opvoeder mogelijk te maken

DAN hebben ze enkel plichten en geen persoonlijke rechten!

Vraag: Zijn ouders geen mensen met rechten op persoonlijke vrijheid?

 Ouders hebben allerlei belangen en behoeften


 Ouderschap = belangrijk voor identiteit – waarden te realiseren en zelfbeeld vorm te geven
 Door Ouderschap: kan men presteren, maatschappelijke waardering verwerven

Besluit: Als de ouderlijke rechten enkel verantwoord zijn als voorwaarde voor een plicht. Dan doet
men onrecht aan de ouder aan als persoon
2.2. MUTUALISME:
In dit model: Psychologisch inkijk (tegen prioriteit denken) samenspel van verschillende belangen
van verschillende betrokkenen. Komt tegemoet aan de tekorten van prioriteitsthesis.

 Rechten en plichten van de ouders en kinderen zijn met elkaar verweven.


-> beide partijen hebben belang aan een goede relatie
 Kind heeft recht op ouders – Ouders hebben RECHT op zelfontplooiing
 Ouders hebben PLICHT om rekening te houden met zelfontplooiing van kinderen
 De Verantwoorde keuzes: in belang van Ouder en Kind
 NADEEL: spanningsveld creëren: want de belangen vallen niet altijd samen

Murray: De ouder kind relatie wordt niet alleen beschouwt vanuit de belangen van kinderen maar =
een samenspel van verschillende belangen

Alice van der pas: Ouderschap is niet alleen een instrument voor realisering van belangen en
behoeften van kinderen, maar ook van de ouders.

 Ouders zullen keuzes moeten maken: hiervoor nodig: eigen opvattingen, waarden en
belangen
 Gedeelde belangen/ Gemeenschappelijk goed: het nastreven van belangen van ouders =
even belangrijk als die van de kinderen

Archard: Vraag: hebben ouders niet de plicht om goede ouder of beste ouder te zijn?

KRITIEK:
Kind heeft nood aan zorg en opvoeding – ouders zijn verplicht om dit recht tegemoet te komen!
Maar dit betekent niet dat deze ouder het recht heeft om het kind op te voeden.

 Asymmetrisch relatie tussen rechten en plichten


 Verantwoordelijkheid ligt bij ouders + verantwoordelijk voor relatie
 Kind = zwakke partij door machtsverschil
 Goede ouders = Minimalisme Best mogelijke ouder = Maximalisme

De best mogelijke opvoeding die de ouders kunnen geven is niet per definitie de best mogelijk
opvoeding die dit kind kan krijgen. De best mogelijke opvoeding is de beste opvoeding die mogelijk
is in deze relatie. Wij hebben het beste voor ons kinderen? – voor zoveel wij willen/kunnen geven?

Voorbeeld:
Heb jij recht op kind? In belang van beide – zelfontplooiing
Heeft kind recht op u? -> heeft iemand nodig die alles voor hem doet.
2.3 STEWARDSHIPMODEL Kalifat
(rentmeester + consensusmodel)
In dit model: zoals in de Islam: begrijpt ouders als personen waaraan het kind is toevertrouwd met
als opdracht goed te zorgen voor dat goed.

 Kind is toevertrouwd aan de ouders. De ouders moeten er goed voor zorgen


 Mogelijkheden en talenten van kind tot ontwikkeling laten komen (tot bloei laten komen)
 Kind is onder verantwoordelijkheid van ouder tot het volwassen is. Doel is dat kind later goed
kan functioneren in de maatschappij (rentmeester)
 Rentmeester krijgt in vertrouwen goed (kind) toevertrouwd – heeft vrijheid om in eer en
geweten met goed (kind) om te gaan.
 Ouders kunnen zich ook ontplooien – maar belangen van kind moeten afgewogen worden
t.o.v. eigen belangen.

Rentmeester = ouder

 Ouders worden niet gereduceerd tot opvoeders van het kind


 Genieten van relatie met het kind
 Nemen beslissing over welzijn van kind (omdat kind niet in staat is om te doen)
 Zijn vrij te handelen. Maar alles wat ze doen moeten ze verantwoorden

Besluit:

Stewardship = verzoenbaar met Mutualisme  ouder mag als rentmeester genieten van de relatie
met kind. En mag zich doorheen de relatie ontplooien.

Stewardship neemt intuïtie over van prioriteitsthesis  Primair = de verantwoordelijkheden voor


het kind + plicht om kind te verzorgen en op te voeden

Stewardship heeft rechten van Rentmeester: heeft recht om zichzelf te ontplooien, maar moet
rekening houden met het recht van het kind op zelfontplooiing.

Stewardship bevat:
Consensusmodel
Ouder moet zich de vraag stellen bij elke beslissing die hij neemt of het kind later als volwassene
hiermee akkoord zou gaan.

De ouder anticipeert op de toestemming die het kind later als volwassene zou kunnen geven

Zou het kind later als volwassene zijn akkoord geven volgens de beslissing die de ouder heeft
genomen?

Als ouder ben je niet de eigenaar van het kind, maar een rentmeester. Kinderen zijn eigendom van
ouders.

= Filosofisch
3. Internationale Rechten van het kind (IVRK)
Een verdrag waarin de wereldgemeenschap een akkoord probeert te verwoorden. Dit akkoord
gaat over waarmee de ouders rekening moeten houden zowel bij de zorg als opvoeding van
kinderen

 Richt zich naar overheden


 Richt zich niet naar de ouders
 Spreekt wel uit over plaats/rol en betekenis van de ouder
 Vertrekt vanuit ‘het besef van ouderlijke verantwoordelijkheid’

Het verdrag stelt:

Primaire verantwoordelijkheid (opvoeding en ontwikkeling) = bij ouders

Secundaire verantwoordelijkheid (“Idem”) = bij overheid

 Als ouders de voorwaarden niet tegemoetkomen dan grijpt de overheid in.

EXTRA:

Artikel 7: Recht op identiteit: verbonden aan recht op NAAM (familie) KENNIS (met ouders)
CONTACT (met ouders)

Zelfbeschikkingsrecht: respect op autonomie en competentie: recht om zelf op te voeden.

Prefentiele rechten: het mens zijn in wording, leren en ontwikkelen. Recht op specifieke
bescherming en bijstand.

4.Ouderschap als morele gemeenschap


Normatieve praktijken = samenhangend geheel van menselijk handelen.
Kernwaard  Wordt gerealiseerd door het opvolgen van regels (regels van de kunst) (ethische,
juridische, sociaal)
Waarden = houdingen
Normen = vertalingen van die waarden. Je moet je voortdurend afvragen of de regels vertalingen zijn
van de waarde
Goede zorg = niet opvolgen van regels, maar kunnen oordelen wat goed is

Zorgethiek = zegt dat je niet goed bezig bent door enkel regels te volgen, maar door het meenemen
van de kernwaarde. Dit kan soms resulteren in het overtreden van regels vb.: Euthanasie/

Risico = iemand anders zou het toch anders kunnen doen. Gevaar voor willekeur.
Daarom = er een ethische commissie – om te kunnen verantwoorden dat het geen willekeur is wat
je doet.

‘Common sense’ = iets wat onder de mensen leeft, wordt doorgegeven. Door een ouder te worden
hoor je andere dingen, zie je andere dingen, je focus is anders, je kijkt anders naar het nieuws….
HOOFDSTUK 2: VERWANTE OUDERS

1. Argumenten Biologisch – pedagogisch connectie

 De ouders zijn diegene die het kind op de wereld hebben gezet, het biologische feit wordt
niet als bepalend gezien. De Ouderlijke verantwoordelijkheden, ouderlijke rechten en
plichten en ouderlijke morele praktijken zijn eerder uitingen van een houding.

 Wij zullen er voor je zijn is het antwoord van de ouders aan het kind dat geboren is. Dit wordt
verwacht van ouders die het kind op de wereld hebben gezet.

 De universele verklaring van de rechten van de mens: Het recht om het kind op te voeden
berust bij voorrang bij ouders.

Vanzelfsprekend:

Overheid + samenleving – groot terughoudendheid om tussen te komen.

Kind maken betekent niet dat je het goed kan opvoeden.

Voor adoptie – procedure – bewijzen

2. VIER Argumentaties
Verhouding: Historisch verband.

Dialectisch: een bepaalde argumentatie roept allerlei vragen op. Met de 2 de argument probeert men
problemen van 1e argument op te lossen. En zo wordt er met de 3de argument de problemen van de
2de argument opgelost.
2.1 Eigendomsargument = oudste/aristocratisch

 De verwekkende ouder en verwekte kind worden als eigenaar en eigendom gezien


 Niet bezitter en bezit
 Kind = deel van jezelf Ouder = deel van kind
 Het kind is wat de ouder heeft voortgebracht/voortgeplant
 Op grond van deze voortplanting heeft ouder t.o.v. kind dezelfde rechten en plichten als
tegenover zijn eigen persoon
 Ouder is eigenaar van kind – Zorg je goed voor – In belang van het kind
 Kind = product van mijn arbeid
 Kind verwekken = als zaaien op een akker en nadien oogst je je arbeid
 Je zorgt goed voor datgene wat van jezelf is

Vergelijkingen bekijken -> Filosofen


Oude Rome: De vader was de almachtige gezinshoofd/Pater familias. Deze verkocht zoon naar eigen
goeddunken. (Het doden van de zoon werd ongestraft omwille van zijn eigendomsrecht)

Aristoteles: Begreep uitdrukkelijk de ouders als producenten en kinderen als product


Hij zegt dat het kind als het ware een deel is van de ouder, dit alleen tot een bepaalde leeftijd en wel
zolang het kind niet op eigen benen kan staan.

Kind kan eigen rechten opeisen als mens. Hoe kan een mens eigendom zijn van een ander mens?
Verwekker = producent -> kind = product = onverbrekelijke band tussen beiden

Locke: Hij zegt dat kinderen geen dankbaarheid moet tonen omdat ze hen op de wereld hebben
geplaatst, wel omwille van de zorg en opvoeding die de ouders geven.

 Elke mens moet over zijn eigen leven kunnen beschikken. Kind is eigendom van de ouder (als
producerend product)
 Ouder is arbeider die land bewerkt en mag zelf de vruchten van plukken. Slaven die alles
moeten afstaan (lichaam en ziel steken -> brengt vrucht voort -> afstaan aan het land.)
 Elk persoon heeft eigendomsrecht over de eigen persoon, over de arbeid van de persoon, over
de vruchten van zijn arbeid.
 Seksuele voortplanting is een concreet voorbeeld van dergelijke verlening van de arbeid
 Daarom heeft biologische vader eigendomsrecht over zijnde kind.

Hobbes: Kind is totaal gehoorzaam aan ouders omdat deze verwekt is en voor gezorgd werd
Kinderen stemmen automatisch mee in

Kant: Hij zegt: ouders die een kind op de wereld zetten, hebben de plichten om ervoor te zorgen dat
het kind ook tevreden kan zijn om op deze wereld te zijn.

Probleem:

 Kind heeft recht om zichzelf te ontplooien, en niet dat moreel gevormd wordt door het
oordeelsvermogen van de ouders.
Elk mens heeft recht op zelfbeschikking. Kind van ouders is verbonden. Ouders kunnen
rechten laten gelden die andere mensen niet kunnen laten gelden.
 Ouders bieden niet de garantie om kind als volwaardig op te voeden.
 Het kind wordt als mens onrecht aangedaan. Heeft kind recht op zichzelf?
2.2 Incarnatie-argument:
= Antwoord op eigendomsargument. Het gezin is een intiem samenleven van geliefden waarbij de
liefde, principe, middel, doel en zin is. En niet louter een wederzijds uitwisselingsproces van
organen (Hegel)

Kind = beschouwen als vrucht van liefde tussen 2 mensen = liefdesband

Kind heeft beide ouders nodig:

Vrouw = zorgzaamheid, gevoelens zorgende figuur, en opvoedend figuur nodig.

Man= presteren, zakelijkheid Gezag figuur, rede verstand figuur.

Kind = Jongen/ meisje zijn -> opvoeding = verschillen

Jongen – moet man worden (man van de wereld) -> Als hij gezin moet verlaten

Meisje – moet vrouw worden (moeder)

Ze willen het concreet maken, eenheid realiseren:

 1e stap Huwelijk (samenlevingscontract) = maatschappelijk erkenning (goddelijk als


burgerlijk, kerk en staat)

 2e stap Geslachtstaat – lichamelijke eenvormig – is niet blijvend

 3e stap Kind – realiseert verlangen naar 1 wording – realiseert in een individu, in een kind

De liefde tot het kind is niet enkel van nature (verwekker tot verwekte). Het is een voortzetting van
partnerliefde. Man en vrouw hebben kind als belichaming van hun liefde en willen het streven naar
werkelijke eenheid in het kind doorheen de zorg en opvoeding realiseren. Opvoeden is de juist vorm
van zelfbewust worden en zelfstandig zijn van het kind.

Kritiek:

 Het kind is niet eigenheid van ouder maar wel van het koppel.
 De ouders neigen erin om het kind iets te laten realiseren waarin ze zelf als kind nooit in zijn
geslaagd. (Oplossen van onopgeloste conflicten)
 Ouders gaan zichzelf wegcijferen ten voordele van het welzijn en groot worden van het kind.

Rechtsfilosofie van Hegel: Burgerlijk gezinsideaal: romantische idealistische verwoording van het
incarnatieargument (18de 19de eeuw = romantische tijd)

 Fundament bestaat uit het gezin (klassiek: man en vrouw)


 Doel: gezamenlijk van twee mensen één worden

Vraag: Legitimiteit van huwelijk. Hij is tegen een huwelijk dat gearrangeerd kan worden.
Andere mensen kunnen niet bepalen met wie je trouwt en wanneer je trouwt.

Basis: mensen moeten er zelf voor kiezen. Wederzijds uitverkiezen = Liefde. De ander is je wederhelft
met wie je één moet worden om jezelf te ontplooien. Twee verliefde mensen willen één zijn! De
liefde opgevat als een verlangen naar éénwording wordt begrepen uit de heteroseksuele liefde. Wat
de man niet bezit, bezit de vrouw en visa versa.

Pedagogische: kind is zelf nog niet bewust, is afhankelijk, moet gezorgd voor worden om te
ontwikkelen. Moet opgevoed worden. Zelfbewustzijn ontwikkelen.

Pedagogisch intentie: ligt in het verlengde van die romantische. Verwekken van kind garandeert
juiste intentie. VOORWAARDE: 2 mensen moeten elkaar graag zien!

Argument: Er zijn op de wereld geen andere personen denkbaar dan de ouders die uit liefde kind
hebben opgewekt om voor dat kind te zorgen

Zijn de mensen geschikt? TRADITIONELE OPVATTING vanuit MODERNE ARGUMENTATIE


Elk mens moet zichzelf kunnen ontplooien. Man en vrouw verschillen maar zijn complementair.

Roept veel vragen op:

Negatieve kanten:

 Traditioneel rolverdeling is negatief zeker vanuit feministisch hoek.


 Vrouw is zoals man een mens en moet zich niet beperken tot rol van de moeder. Vrouw
moet het zelf kunnen bepalen.
 Vrouw kan zich enkel ontplooien tot zorgende moeder.
 Mensen zijn niet wezens met vrouwelijke of mannelijke aspecten.
 Androgyniteit: man moet vrouwelijke kant ontwikkelen en omgekeerd.
 Kind is vervolg van 1 wording van 2 mensen. 2 mensen proberen in het kind iets te
realiseren. Zonder rekening te houden met hetgeen dat het kind wil.
 Idee romantische verliefdheid wordt in vraag gesteld. Sluit niet uit dat het kind verwaarloosd
zal worden.
 Magnetisme: man – man, vrouw – vrouw stoten elkaar af = geheel eigen aan burgerlijk
moraal.

Man en vrouw zijn complementaire wezens. Een man is alles wat een vrouw niet is. Ze hebben elkaar
nodig.

Voorbeeld:
Koning bezoekt autosalon

Koningin bezoekt ziekenuis


2.3 Privacy – argument
= no nonsens = essentieel voor ontwikkeling van een adequaat zelfbeeld en vorming van een
persoonlijk zinvol bestaan als intimiteit.

Biologisch -pedagogisch connectie wordt niet gezien als Waarde

 Maakt geen gebruik van verwantschap – maar laten opvoeden door vader en moeder is wel
beste. Roots = toch belangrijk
 Nuances: maakt niet te veel veronderstelling over geslacht, huwelijk, liefde etc.
 Kijkt naar: wat heeft de kind en de ouders nodig
 Kind heeft persoonlijke relaties nodig waarbij vooral de kwaliteit van relatie belangrijk is

Voor kwaliteit heb je privacy nodig, om ongestoord te kunnen laten ontwikkelen, autonomie!
(Intimiteit)

Persoonlijke en onpersoonlijke relaties


Persoonlijke relaties: met elkaar te maken als mens en individu. Nodig om te ontplooien voor de
persoonlijke ontwikkeling. Mensen hebben aandacht voor wie je bent en niet voor wat je bent.

Onpersoonlijke relaties
Als er 3de betrokken is, dan zal de relatie verzakelijken. Aandacht verschuift van persoon naar context.

Voorbeelden van 3de betrokkene:

°Morgen iemand langskomen bij gezin. Om te zien of alles goed verloopt. Onverwacht.
De aandacht zal verschuiven. Alles moet in orde zijn.

°Als je op men hand staat te kijken dan kan ik het niet. Je wilt het goed doen. Hoe kan ik voorkomen
dat de ander geen indruk heeft dat ik het niet goed doe.

Dus persoonlijke relatie heeft nood aan privacy, verborgenheid!

Voorbeeld: Anna Freud: psychologisch ouderschap

Als we het belang van kinderen voor ogen hebben dan moeten we afstappen, dat de goede ouder de
biologische ouder is. Wij moeten afstappen van het idee dat het kind nood heeft aan de verwekker
voor een goede relatie. Belangrijker is een relatie die frequent is en continu verloopt. Kind heeft nood
aan mensen, gehechtheidsfiguren. Gebeurt op basis van de kwaliteiten van de relatie. Biologisch kan
ook goed zijn, maar hangt af van de relatie.

Wat moeten wij doen als overheid moet ingrijpen in ouder kind relatie?

 Ouders zijn niet in staat om voor dat kind te zorgen.


 Kind moet relatie met nieuwe ouders ontwikkeling.
 Kind moet toegewezen worden aan psychologische ouder
 Moeder sterft -> kind moet geadopteerd worden – adoptie moet vergelijkbaar zijn met
natuurlijke gewoonte.

Als kind bij geboorte meteen bij de ouders wordt geplaats - 1e manier om de privacy te realiseren.

Je grijpt pas in, als er redenen zijn

2.4 Boekhouders argument


Adoptie: kind weet niet wie verwekkend ouder is. Adoptie Ouders voeden kind op als eigen kind.
Kind vraagt zich later af, wie zijn mij verwekkende ouders. Er is geen reden voor, maar de
verwantschap is belangrijk. Houdt het kind bezig. Verwantschap is belangrijk voor identiteit.

Pleegzorg: geen belang om pleegouders in plaats van verwekkende ouder te laten komen. Ook al
heeft kind niet positieve ervaring met verwekkende ouder.

Scheiding: Kind toewijzen aan 1 van de ouders = niet in belang van kind. Belangrijk dat het contact
heeft met beide ouders (evenwaardig).

Verwantschap = belangrijk voor de identiteitsvorming.

Ivan: Kinderen die verwaarloosd worden door ouders, zijn toch extreem loyaal aan de ouders. Het is
niet genoeg om kind weg te halen.

Sociale ruiltheorie: relatie bestaan uit geven en nemen. Wie investeert, en wat wordt er terug
gegeven.

Als je geeft – dan bouw je verdienste op bij persoon – die persoon krijgt een schuldpositie – Persoon
wil iets teruggeven (als dankbaarheid). Als er te veel verdiensten of schulden zijn dan is er geen
balans.

Voorbeeld: Verjaardagfeest: krijg je cadeau, en als kindjes weggaan dan krijgen kindjes ook
cadeautjes mee.
Je hebt als jarige allerlei dingen gekregen -> je geeft de dingen terug.

Is niet eenvoudig, als je iets krijgt van iemand, dan kun je niet op oorspronkelijke manier iets
teruggeven. (Dan staan we quitte – wordt niet als dankbaarheid opgevat)

Het krijgen en geven creëert een band!

Biologisch – pedagogisch connectie: kinderen hebben loyaliteit tegenover verwekkende ouders

Bepaald door:

 Kwaliteit van relatie


 Verwekt zijn (ondanks mishandeling)

Hoe komt het?Existentiële schuld: Je hebt een leven gekregen -> deze kun je niet teruggeven. Je
kan balans niet rechttrekken. Je blijft dus gebonden, want je kan het niet teruggeven.

Je kan wel een evenwaardige verdienste opbouwen. Dit doe je door zelf iemand op de wereld te
zetten. Dit resulteert in schuld inlossen maar je geeft ook de schuld terug door.

Co- ouderschap = gevolg


Zelfs als ouder minder geïnvesteerd heeft, heeft kind toch recht op contact met beide ouders. Zoals
ouders recht hebben op contact met kind = nodig voor psychisch welzijn.

Problemen:
Verwantschap = belangrijk/grote betekenis voor identiteitsvorming

1e argumentatie die ingaat op psychologische betekenis van verwantschap op de identiteitsvorming


(verschilt van andere argumenten)

Vraag: Zijn de consequenties noodzakelijk?


Zij kunnen in vraag gesteld worden

Moeten kinderen zicht schuldig voelen omdat hun ouders hun leven hebben gecreëerd?
Ik krijg iets, ik heb er niet om gevraagd? Ik zal er wel iets mee doen, maar de ouders moeten zich
verontschuldigen omdat ze ons op de wereld hebben gezet. Het is dan niet noodzakelijk om
dankbaar te zijn. Je mag dankbaar zijn voor al hetgeen dat de ouders voor u hebben gedaan. Maar
dankbaar zijn voor de verwekking is niet nodig.

Als je iets niet kan teruggeven, dan kan je het doorgeven. Het beletten daarvan is slecht.

Maar stel je hebt geen kinderwens? Kan dit voor problemen zorgen bij je ouders? Je kan
dankbaarheid/loyaliteit van verwekking op andere manieren tonen. Manieren die toch wel dezelfde
waarden hebben.

Probleem: opvatting: ik heb leven gekregen van men ouders. Neen, mijn ouders hebben iets gedaan
waardoor ik ben ontstaan. Er was niet een ik voor ik het leven heb gekregen. Ik ben op de wereld
gezet door mijn ouders – vertrouwen – bewijzen dat ik het waard ben, niet wil beschamen.

Niets is zo erg als je doorhebt dat ouders je van alles voorgelogen hebben – WANTROUWEN!!

Heeft te maken met relationele kwaliteit!

Nagy: Als je iemand wil begrijpen:

 Kijken naar de feiten


 Individuele psychologie van de mens
 Relaties bekijken, het systeem waarin de persoon zit = familie
 Relationele ethiek, niveau van het zijn, existentiële niveau = er is nog meer dan louter het
systeem
 Intergenerationele zoals een boekhouding (sociale ruiltheorie)

Nagy: opvoeding is zoals een boekhouding – sociale ruiltheorie

 Wanneer je van iemand iets krijgt – plaatst dit je in een schuldpositie


 Je gaat zelf verdiensten opbouwen
 Balans van geven en nemen door ouders en kinderen

Zo erft een mishandeld kind het recht op destructiviteit. (Gaat bijvoorbeeld ook eigen kind
mishandelen)

Nagy: Wanneer je een kind het recht ontneemt zijn biologische afkomst niet te kennen, dan
belemmer je dus ook de ontplooiing volgens Nagy.

HOOFDSTUK 3: TYPISCHE OUDERS


1. Opvoedingsstijl van Ideaal type tot context
Empirisch gezinspedagogiek:
Begrip “opvoedingsstijl”:

Er bestaan verschillende types ouders. Die type ouders hebben een eigen manier van omgaan met
het kind. Verschillende kenmerkend gedragingen hebben een effect op kind. De gevolgen voor het
kind wordt in Model van Baumrind besproken.

Dit = Technisch perspectief: opvoeding is doelgericht handelen en daar worden middelen op gezet.
De wijze waarop het gebeurt = kwestie van stijl.

Begrip opvoedingsstijl
 Postulatief – Normatief  Consequent – constante manier omgaan met kinderen.
Verantwoorde wordt naar voor geschoven op basis van normen/waarden/ overtuigingen:
vb.: enige juist verantwoorde opvoeding = antiautoritaire opvoeding

 Speculatief – Ideaaltypisch  Deductieve wijze - opvoedingswerkelijkheid heeft een


structuur. Opvoeding is sturen of kind zijn gang laten gaan (sturen = autoritaire ouders).

Spranger: 4 paren van tegengestelde opvoedingsstijlen

1. Wereldnabije <-> Isolerende opvoeding


2. Vrije <-> Gebonden ‘’ ‘’
3. Ontwikkeling vooruitlopen <-> Volgend
4. Eenvormig <-> Individualiserend

 Intuïtief – Holistisch  Empirisch – ouders hebben verschillende intuïties/overtuigen


omtrent ontwikkeling, opvoeding. Men probeert de verschillende gedragingen te begrijpen
.
 Inductief – Empirisch  Men observeert de gedragingen van ouders (houding, cognities.).
Men zoekt naar samenhang tussen die gedragingen (bij ouders en kinderen)
Werd onderzocht in Labo (leider moet met groep omgaan, en kijken hoe leden erop
reageren) -> later in Vivo (kijken wat ouders doen in dagdagelijks praktijk met vragenlijst)
Model van Baumrind
Baumrind -> Conclusie: ouderlijke gedragingen voortvloeien uit 2 onafhankelijke factoren

Controle + Warmte

1. Opvoeding + Socialisatie + Individuatie:


 ‘Parenting’ = combinatie van Controle + Warmte
2 onafhankelijke factoren -> GEEN lineair model

2. Controle – Demandignes
 Gedragingen waarin ouders kinderen sturen, Sociale verwachtingen, disciplinering, leiding
geven socialiseren, in bepaalde richting brengen.
3. Warmte – Responsiveness
Aandacht voor individu.
Zorg voor individuele ontplooiing, aandacht eigenheid, talenten, zelfregulatie van kind
Individuatie

4. Stijlen: verschillen op basis van niveau (hoog-laag)


Dus alle ouders hebben een bepaald niveau van controle en bepaalde niveau van warmte in
hun opvoeding.

De 3 Stijlen (becker)
Autocratisch (autoritair):

 Groepsleider: beslist, beveelt, beloont, wijst terecht, geeft kritiek die niet gefundeerd
worden
 Kinderen: weinig spontaan, handelen reactief, uniform,
Ofwel slaafs ofwel opstandig,
 Groepssfeer: gespannen, geladen, geringe samenhorigheid, bij conflicten zoeken naar
zondebok,
 Presentaties: kwantitatief = hoogkwalitatief = laag
 Groepsleider afwezig: activiteitsgraad daalt

Democratisch (participatieve)

 Groepsleider: geeft alternatieven, pos + neg evaluatie is zakelijk, kritiek is constructief, grijpt
enkel in als hij niet anders kan, stimuleert zelfstandigheid
 Kinderen: spontaan, zelfstandig, productief
 Groepssfeer: goed, grote samenhorigheid, werken samen, stabiel, vriendelijk en behulpzaam
 Presentaties: Kwantitatief = laag Kwalitatief = hoog
 Groepsleider afwezig: men blijft zelfstandig in groep werken

Laisser/Faire (delegatieve)

 Groepsleider: achtergrond, leden worden aan zichzelf overgelaten, beknopte raad enkel bij
vraag, geeft volledige vrijheid, niet aansturen, niet kwalificeren
 Kinderen: ontevreden, ontgoocheld, ergeren, agressief
 Groepssfeer: spanning, geringe samenhorigheid
 Presentaties: Kwantitatief + Kwalitatief ONDERMAATS!
 Groepsleider afwezig: groepslid (kind) neemt de leiding

Model van Baumrind = meest gezaghebbend model


Controle en warmte zijn onafhankelijke factoren. Maar invloed van de 2 beïnvloeden elkaar.
Voorbeeld: Kinderen van Autoritatieve ouders presteren beter op school, dan kinderen van
autoritaire ouders. Je kan zeggen: ik heb dit niet verwacht, want controle is bij beide hoog!

Verklaring: bij kinderen met Autoritatieve ouders, is de warmte ook hoog -> hierdoor presteren zij
beter. Individualiteit, positieve zelfbeeld – betere presentatie

 Kern van opvoeding = combineren van liefde voor en Controle van kinderen
 Doel van opvoeding = kind vormen tot identiteit die zelf kan handelen (Agency) en zijn
ervaring kan delen (Communion)

WARMTE

 Liefde, Genegenheid, Ondersteunen en ruimte geven


 Kind individualiseren
 Sociale competenties en psychosociaal functioneren wordt bevorderd

CONTROLE

 Toezicht, Sturen, Inperken, Straffen, Integratie in het gezin


 Kind is aangepast aan de maatschappij (Socialiseren)
 Is gerelateerd aan instrumentele competenties en gedragscontrole

3 ‘normale’ opvoedingsstijlen: (Beste = Autoritatieve (Warmte hoog + Controle hoog)

Opvoedingsstijl W/C Kenmerken


 Hoge eisen en normen  Geven reden & uitleg (!)
 Ouder beslist  Geven reden & uitleg (!)
WARMTE  Stimuleren zelfsturing en zelfontwikkeling
AUTORITATIEVE  Warme, liefdevolle relatie
CONTROLE  Oog voor behoeften en verlangens v/h kind Balens tussen
rechten en plichten
 Discipline is eerder ondersteunend dan straffend
 Sterke controle (Geen uitleg, geen redenen)
WARMTE  Gehoorzaamheid is grootste deugd
AUTORITAIRE  Weinig ontplooiingsruimte
CONTROLE  Bij conflict: geen rekening houden met kinderen
 Ontmoedigen van gesprek en discussie
 Eerder afstandelijk
 Houden zich op de achtergrond
WARMTE  Tolerante en aanvaardende houding (zelf voor agressief
gedrag)
PERMESSIEVE CONTROLE  Verwachten geen matuur gedrag
 Kind beslist zelf – hoge mate van zelfregulering Alternatief –
LAKS
 Geen/ weinig onderscheid tussen
 Toegefelijkheid & Onverschilligheid
 Geen eisen, Geen straffen, vermijden confrontatie
 De ouders structureren noch organiseren de
opvoedingssituatie.
WARMTE  Ze disciplineren niet
VERWAARLOZENDE  Volgen kinderen niet op
CONTROLE  Niet zorgzaam
 Actieve verwaarlozing
 Negeren van het kind

 Grote verschil met autoritaire stijl is responsiviteit en warmte


WARMTE die
DIRECTIEVE Hoger is. (Controle hoog – warmte mild)
CONTROLE

 Even responsief als permissieve ouders maar meer


WARMTE structurerend
DEMOCRATISCHE  Democratische besluitvormingsprocessen
CONTROLE (Controle mild)

WARMTE  Voor de twee dimensies in het midden (warmte mild-controle


GOED GENOEG mild)
CONTROLE

De 4de stijl wordt niet gezien als een opvoedingsstijl. Omdat ze vindt bij opvoeding wanneer
controle en warmte laag zijn  verwaarlozing is.
De 7 stijlen samen = combinatie van BAUMRIND – LAMBORN – CHAN & KOO

Lamborn, heeft niet enkel oog voor de uiterste dimensies. Maar ook voor de tussenwaarden.

Controle = strictness – supervision

Responsiviteit = acceptance – involvement

In de les meer aandacht voor 3 stijlen – de andere stijlen gaan niet veel aandacht krijgen!!

Waarom is de autoritatieve opvoedingsstijl het beste?

 Opvoeden is samenspel van controle en warmte


 Persoonlijke aspect hangt samen met warmte
 Sociale aspect hangt samen met controle

Wat is het verschil tussen autoritatief en permissief

Op vlak van zelfbeeld zal het gelijk blijven want bij beide is de warmte hoog. Maar bij autoritatief
wordt er ook sociaal wat van je verwacht want controle is hoog. Vandaar zal het sociaal functioneren
beter verlopen bij een autoritatief opvoeding.

Voorbeeld: Wie zou het beste presteren op school?


Kind met hoge warmte en controle. Zelfbeeld wordt beter ontwikkeld. En er is meer ook voor de
individualiteit van het kind.

Controle en warmte zijn twee aparte dimensies – ze hangen niet samen!

Gevolgen voor het kind!


Tabel: 62 pagina
Opvoedingsstijl Type Kenmerken Probleem Sociale Kans op Schoolresultate
kinderen gedrag competenties depressie n
en zelfwaard
Autoritatief Dynamisch Assertief Weinig Competent Kleiner Goed
Vriendelijk Onafhankelijk (hoger)
Hoge prestatiedrang
Hoge sociale
Competenties
Autoritair Gekwetst Teruggetrokken Weinig Lage Groot Goed –
Geïrriteerd Weinig enthousiasme middelmatig
Bedeesd (meisje)
Vijandig (jongen)
Lage sociale
vaardigheden
Lage prestatiedrang
Permissief Impulsief Lage zelfcontrole Meer Groter Klein Minder goed
Agressief Lage maturiteit
Weinig
verantwoordelijkheidszin
Hogere sociale
vaardigheden

Warmte individueel welbevind en zelfbewustzijn

Tabel p 62: NIET VAN BUITEN KENNEN!! Wel begrijpen en kunnen verklaren.
Enkel begrijpen waarom dat kinderen bij bepaalde opvoedingsstijl die kenmerken hebben.
Dus als een kind een bepaald kenmerk heeft, moet je achterhalen, welk gedrag wordt er door welk
factor beïnvloedt. En hoe speelt de invloed

Kritiek op Baumrind
1. Soort Controle:
Baumrind maakt onderscheid in niveaus van controle, maar geen onderscheid in aard. Je hebt gedrag
– psychologisch controle. Psychologisch is negatief. Kun je controle onafhankelijk zien van warmte?
Psychologische controle: = altijd negatief Tussenkomsten van ouders die het psychologische welzijn
willen onder controle houden en of manipuleren.

Voorbeeld: het kind liefde onthouden omdat het niet doet wat ouders zeggen. Schuld of schaamte
induceren als straf. Manipulatie om macht te hebben over situatie.

Op die manier kan men niet alleen de gedragingen en gedachten van kinderen sturen maar ook
gevoelens beïnvloeden.

Gevolg: afhankelijke kinderen met lage zelfwaarde

Gedrag controle: Is niet slecht/goed. Is afhankelijk van de mate waarin het gebruikt wordt om
positief of negatief te beoordelen. Er is een verschil tussen een kind bij de hand nemen en
meetrekken, een tik geven, een oorveeg geven of het kind daadwerkelijk pijn doen.

 Door rekening te houden met de soorten controle kunnen er meer stijlen worden
onderkend. Je hebt ook meer zicht op wat er daadwerkelijk afspeelt/ aan de hand is.
 Gemis in model van Baumrind

(Autoritatieve ouders zullen zorgen voor balans in beide types van controle)

2. Tijd als vergeten Factor:


Larzere levert bijdrage in problematiek van ouderlijk controle.
Vertrekpunt is zelfde als Baumrind: balans vinden tussen grenzen stellen en liefdevolle warmte.

Dit is ook voor autoritatieve ouders, maar niet voor de permissieve en autoritaire.

Ideaalmodel =

1. Redenen geven
2. Niet lichamelijk straffen
3. Niet mishandelend straffen

Empirisch onderzoek: laat zien dat uitleg geven geen effect heeft - indien milde straffen niet tot de
opties behoren.

Uitleg Docent:

Goede ouders  die op een bepaalde manier reageren op wat het kind doet.
Ideale ouder  reageert op hoe het kind handelt van wat je van hem verwacht/ vraag – redenen.

Goeie ouder is ouder die autoritatief is, en redenen geeft. Maar ook wanneer het kind niet aan
verwachtingen voldoet, verandert van gedrag. Dus niet meteen gaat straffen. Maar eerst een kans
geeft. Straffen in vooruitzichten laten (waarschuwen).

Als het kind na een paar keer toch niet luistert -> wel een straf geven. Dus: je kan dus niet in een
moment opname concluderen of een kind goed behandeld wordt qua

Opvoeding: Het is een opbouwende relatie waar je aan moet werken. Elke invloed heeft impact op
het kind

De stijlen van Baumrind laten weinig ruimte voor het kind om zelf te reageren. Je moet tijd geven
aan het kind om ook zelf te reageren. Dat kun je met de opvoedingsstijl van Baumrind niet doen.
3. Ouderlijke tolerantie
Greenspan vindt dat de bevindingen van Baumrind geherinterpreteerd moeten worden.

Ouderlijk gezag wordt enkel begrepen vanuit minstens een drie-dimensioneel model om recht te
doen aan de complexiteit van wat tussen ouder en kind gebeurt is niet voldoende!!

Baumrind: houdt geen rekening met feit dat ouders

 Moeten oorden
 Beslissingen nemen wanneer in te grijpen/ tussen te komen

Deze behoren tot de ouderlijke tolerantie

Geduld hebben om de kans tot goed handelen te geven.


 Een harmonieuze ouder weet wanneer hij wel of niet moet ingrijpen (=democratische ouder
 Een tolerante ouder zal dus begrenzen indien nodig maar eveneens pas ingrijpen als het
nodig is om de zelfstandigheid niet in het gedrang te brengen.

4. Culturele verschillen
 Cultuur/ Maatschappij bepaald mee welke stijl/ gedragingen het best zijn

Baumrind heeft een opvatting die past in samenleving. Maar werkt in andere culturen weer niet. In
bepaalde culturen werkt het autoritaire beter dan de autoritatieve. Er is ook een onderzoek dat de
ouders niet te vatten zijn in de 3 stijlen.

Uitleg Docent:

 In de Noord Amerikaanse gezinnen is de autoritatieve stijl de beste.


 In VS waren er wel verschillende stijlen gevonden – maar effecten waren niet overal
hetzelfde
 Chinese inwijkelingen: zijn de ouders vooral controlerend en autoritair (dit wordt normaal
gelinkt met slechte schoolse presentaties, maar er is toch sprake van goede schoolse
resultaten!)

Zo wordt er geconcludeerd:
Het goed presteren op school blijkt niet samen te hangen met de autoritaire stijl, maar met een
eigen Chinese stijl CHIAO (training)

5. Opvoedingsstijl als context van opvoedingspraktijken


Waarom leidt autoritatieve stijl meestal tot competente jongeren?
 Culturele verschillen duiden op ingewikkelde bijkomende processen

Welke bijkomende dimensies zou nodig zijn?


Darling en Steinberg  INTEGRATIEF MODEL: maakt onderscheid tussen opvoedingspraktijk en
opvoedingsstijl
Uitgangspunt:
3 kenmerken van ouders die een opvoedingsstijl toepassen en een invloed heeft op de ontwikkeling
van het kind
1. Waarden en opvoedingsdoelen van ouders
2. Gedragingen die ze zelf stellen
3. Attitudes die ze uitdrukken naar kinderen die de bepalend zijn en

Contextueel model opvoedingsstijl (schema nakijken in boek)


Ouderlijke doelen en waarden bestaan uit:

 Opvoedingsstijl  sfeer is los van inhoud  bereidheid om opgevoed te worden


 Opvoedingspraktijken  doelgerichte handelingen, gericht op gedrag  Kind
outcomes

Uitleg docent
Bijkomend Algemeen Kritiek: Formele Karakter van opvoedingsstijl. De opvoedingsstijl wordt
gedefinieerd op vlak van controle warmte en niveaus daarvan etc. Maar men kijkt niet naar de
inhoud.

Het is belangrijk dat je redenen geeft als je iets verwacht van een kind. Maar men geeft geen aard
naar de redenen.
Onderzoeker willen meer op zoek naar praktijken die ouders gebruiken naar het kind toe. Waarbij
opvoedingspraktijken gezien worden als concrete opvoedingshandelingen. Met een bepaald doel, en
taken. De opvoedingsstijl wordt gezien als een klimaat aanduiding – emotionele klimaat.
Maar ook dat niet alle praktijken even goed zijn: zoals thuisbegeleiding. Effect van praktijk bemiddeld
wordt door invloed van klimaat.

Opvoedingsklimaat heeft effect op de opvoedingsbereidheid van het kind


Opvoedbaarheid van kind – is niet kenmerk van kind, maar kan opvoeding beïnvloeden.
Je moet niet enkel kijken naar de stijl, maar ook naar de praktijken!

Stel: ouder zegt tegen kind: je moet oefening zo doen en geeft geen reden. Het kind zal het doen.
Maar moest ouder reden hebben gegeven zou verschil gemaakt hebben.

Ouder autoritair –> kind zal het doen – >zonder te zoeken naar waarom

Ouder autoritatief –> kind zal opzoek gaan naar redenen waarom

Hoofdstuk 5: Competent Ouders


Enkel P. 99-106
“Goed genoeg ouders “  Kritiek
3 verschillende parameters die bepalen dat ouderschap niet goed genoeg is

1. Opvoedingsomgeving + emotionele welbevinden van het kind (fysieke zorg)


2. Emotioneel welbevinden gelijk aan fysieke zorg.
3. Gehechtheid van het kind.

Goed genoeg ouderschap is afhankelijk van het kind, volgens Baumrind kan men stellen dat goed
genoeg ouderschap in de ene situatie goed genoeg kan zijn, maar in een andere weer niet.

Goed genoeg -> Hyper Parenting

Ouder die vastbesloten zijn hun kind naar hun ideaalbeeld groot te brengen, en zich daarom
overbezorgd en beschermend, bovenmatig om de opvoeding bezig te houden.

Voorbeeld:

 Uitgebreid informeren bij meerdere scholen, voordat ze er een uitkiezen.


 Bemoeien zich intensief met kinderruzies
 Oefenen maandenlang voor de toetsen
 Zien er op uit dat de kinderen een grote partij spelen in de uitvoering van de muziekschool.

Competente ouders
Definitie Competentie HB p 94:
Bekwaam zijn of het vermogen hebben om de samenhangende kennis, vaardigheden, en
persoonsgebonden houdingen in complete situaties adequaat te hanteren.

 Durf reflecteren naar het gedrag dat gesteld wordt door uw handelingen
 Durf hulp vragen, een vorm van ouderlijke competentie.
 Ik hier en nu.

Competente ouders:

 Hebben geduld met kind en zichzelf


 Eerlijk met zichzelf en kind
 Vermijden negatieve kritiek
 Vermijden denigrerende opmerkingen
 Benoemen het kind niet op een algemene of negatieve wijze
 Staan open en zijn bewust van eigen gevoelens

Attitude - Behavior-Vaardigheden - Cognion-Kennis

Zijn nodig om adequaat te handelen.

Adviesliteratuur:

A: Ouderlijke overtuigingen – tot pedagogisch standpunt - Houdingsverandering


B: Effectieve ouders – willen gedragsmodificatie overbrengen – concreet gedrag

C: Geïnformeerd ouders – kinderen ontwikkelen

1. C  Cognities = Geïnformeerde ouders


Competente ouder hier = ouders die kennis en informatie opzoeken omtrent de opvoeding. Deze info
bevat meestal wetenschappelijke kennis en tips betreffende gedrag.

Benadering is cognitief: kennis en inzicht = voldoende voor gedragsveranderingen

Voorbeeld:
Gezinsencyclopedie, baby boekje , medisch (voeding, kinderziektes), diensten (kind en gezin).. etc.

2. B  Behavior = Effectieve ouder


Competente ouder hier = de ouder die nadruk legt op vaardigheid

Ouders krijgen gedragsvoorstellen en oefeningen om gedragingen eigen te maken.

Effectieve ouders hebben gedrag van hun kinderen onder controle en luisteren naar hun kinderen.

Ze bemoedigen hen, en laten ze in zelfwaarde groeien. Dit zodat het kind constructief kan
meewerken in een democratische samenleving.

Voorbeeld:

Gordon : ‘luisteren naar kinderen’


Patterson ; ‘problemen met kinderen, geprogrammeerde instructie (gedragstherapeutisch)
Dreikurs : ‘kinderen dagen ons uit’ (adleriaans)

3. A  Attitude = Overtuigende ouder


Competente ouder hier = de ouder die de nadruk legt op attitude

Ze zijn overtuigd van hun zinvolheid en nut van opvoeden ook wanneer de focus ligt op inzicht of
gedrag.

Bekwaamheid – vermogen: Iets wat men kan – Verworven – Al doende leert men
De bekwaamheid om op grond van samenhangend kennis vaardigheden en persoonsgebonden
houdingen in complexe situaties adequaat te handelen.

Samenhangend geheel van kennis – vaardigheden – houdingen:

Cluster van persoonlijk geïntegreerde kennis, gedrag, attitudes


Complexe situaties:

Adequaat handelen: zelfstandig reflexief, doelgericht, kritisch

Model: Probleem – Oplossing – Competenties

Denk aan wat je nodig hebt om een rekenkundig vraagstuk op te lossen: kennis nodig, vaardigheden
(sommen), meta vaardigheden: wanneer doe je dat, houding: idee dat vraagstuk oplosbaar is.

Competenties worden gevat als probleem oplossen

Het kunnen analyseren van probleem, wat weet ik, wat moet er gedaan worden, wat kan ik doen om
probleem op te lossen, in staat zijn om een oplossing te bieden. En zien dat er geen andere
problemen bijgekomen zijn.

Evidence Based

 Voordeel: het is professioneel, bewezen effect – goed onderbouwd


 Nadeel: beperken tot technische kwesties in opvoeding, observeer baar gedrag ten koste van
relationele aspect van opvoeding

Anekdote:

Journalist Opvoedingsondersteuning – verslag: gevoel van het opvoeden is precies meubels in elkaar
steken van Ikea: handleiding met juist materiaal, handleiding lezen -> materiaal op juiste wijze in
elkaar zetten.

Ze had niet het gevoel dat ze zich als ouders daarin herkent. Ze vond niet dat de rijkdom van
opvoeding daarin aanbod kwam.
Overzicht tabel ABC/Type ouders VS ondersteunende programma’s

Betekenis Competente Programma


ouder
Attitude Attitude /Houding Overtuigende Tuning Into Emotioneel intelligente
Kids ouders
Behaviour Gedrag/Vaardigheden Effectieve Triple P Zelfregulerende ouders

Cogniton Kennis/ Cognitie Geïnformeerde Reflective Bewust Reflecterende


Dialogue/ PED ouders

3 Ondersteuning programma’s: Evidence Based


ATTITUDE: Emotioneel intelligente ouders  Tuning in to Kids
Tuning into kids = programma dat ervan uitgaat als ouders positief en ondersteunend reageren
op gevoelens en emotionele ervaringen van kinderen en hen coachen bij het leren omgaan met
gevoelens -> de kinderen ontwikkelen emotioneel inzicht en emotie regulerende vaardigheden.

Gevolg: problemen met gevoelens beter kunnen oplossen.

Bij kinderen met gedragsproblemen zal het programma leiden tot afname van problemen.

4 opvoedingsstijlen:
Verschillen in, al dan niet erkennen als belangrijk – al dan niet helpen bij uiten ervan

Er wordt 1 besproken
1. Emotiecoachende ouder in 5 stappen:
 Bewust van gevoelens
 Waarderen van gevoelens
 Empathisch luisteren – communiceren
 Helpen kinderen uiten van gevoelens (verwoorden)
 Tegelijk in staat is om grenzen te stellen – alle gevoelens zijn oké, maar niet elke gedrag is
oké
 Het kunnen omgaan met emoties!
Kern = empathie!

Deze ouders waarderen en delen hun emoties met hun kinderen. Ze zijn sensitief voor de
gevoelens van hun kinderen. Ze staan open, luisteren, spreken erover met de kinderen, zoeken
met hen naar oplossingen in geval van problemen. Deze ouders zijn ervan overtuigd dat gevoelens
een deel van het menselijk leven zijn waaruit het beste uit gehaald moet worden. Ze hebben
respect voor gevoelens.

2. De niet ontvankelijke ouder:

 Deze ouders beschouwen de gevoelens van kinderen als onbelangrijk


 Besteden geen aandacht aan de emoties.
 Wanneer het kind negatieve gevoelens ervaart, proberen ze de gevoelens te negeren
 Vaak worden de gevoelens gebanaliseerd en zelfs belachelijk gemaakt.
 De ouders zijn zich vaak niet bewust van de gevoelens bij zichzelf en bij de kinderen.
 Ze menen dat gevoelens irrationeel en gevaarlijk zijn.
 Negatieve gevoelens worden gezien als chantage van de kinderen tov de ouders.
 Ouders leren de kinderen dat gevoelens verkeerd zijn en ongeoorloofd.
De kans zit. erin dat deze kinderen gaan leren dat er iets mis is met henzelf, deze kinderen hebben
veel kans op gebrekkige emotieregulering en meer kans op gedragsproblemen

3. De afkeurende ouder:

 Ouders benadrukken aan de kinderen dat ze hun gedrag moeten aanpassen aan normen.
 Goede manieren zijn belangrijk
 Deze ouders beoordelen en veroordelen het uiten van gevoelens.
 Ze wijzen kinderen terecht , stellen grenzen, nemen disciplinerende maatregelen en
bestraffen makkelijk gevoelsexpressies.
 De ouders menen dat negatieve gevoelens verwijzen naar negatieve karaktereigenschappen.
 Ze geloven dat kinderen hun proberen hen te manipuleren en dat ze vooral hun macht
moeten bewaken.
 Mensen moeten in hun opinie vooral sterk zijn, wat gelinkt word met het onderdrukken van
gevoelens

4. De laissez faire ouders

 Deze ouders aanvaarden emoties en expressies van hun kinderen.


 Ze sturen deze echter niet.
 Ze leren kinderen niets over gevoelens en over de uiting ervan.
 Wanneer kinderen verdrietig zijn, zulle ze deze wel troosten.
 Deze ouders menen dat je met zulke emoties niet meer kan doen dan ze ‘uitleven’
 Kinderen van deze ouders hebben moeite met sociale relaties, ze hebben meer kans op
aandacht stoornissen.

BEHAVIOUR: Probleem oplossende ouders


 Triple P: gezaghebbend programma = model van evidence base
Hier is Opvoeden= op positieve wijze zelfstandig problemen oplossen en voorkomen.

Triple P = laagdrempelig en integraal programma

Doel: het voorkomen van gedrag en emotionele en ontwikkelingsproblemen.


Hoe: het bevorderen van positieve opvoeding strategieën.

Ouders leren:

 Dagelijks te communiceren met hun kinderen


 Kinderen emotioneel ondersteunen
 Sociale competentie en probleemoplossend vermogen te stimuleren.
 Het wordt in veel landen gehanteerd (door Australier Matthew Sanders) (voor 0 tot 16 jaar)
Bestaat uit 5 niveaus:

1. Universeel niveau ; Media en communicatiestrategie


2. Selectief niveau : Advies
3. Primaire zorg : Gerichte consultatie
4. Standaard niveau : Vaardigheidstraining
5. Verdiepte niveau : Intensieve interventie.

5 Principes van positief ouderschap


(komt overeen met autoritatieve opvoedingsstijl!)

Triple P = Gebaseerd op Zelfregulering: zelfredzaamheid, geloof eigen kunnen, zelfsturing, zichzelf


zien als actor

Competente ouders voeden op volgens de vijf principes van positief ouderschap:


5 principes – in 17 Vaardigheden uitgewerkt

Je hoeft ze niet allemaal vanbuiten te kennen – Belangrijk is te zien dat positief opvoeden aspecten
bevat van autoritatief opvoeden zoals Baumrid omschrijft.

1. Veilige stimulerende omgeving verzekeren (= warmte hoog!)


2. Positief ondersteunende leeromgeving scheppen
3. Gebruik van aansprekende discipline (=controle hoog!)
4. Realistische verwachtingen koesteren
5. Zelfzorg en voor de ander
Model komt ook overeen met: Mitualistische visie (ouder kan goed zijn voor zichzelf en de ander)

Kinderen hebben beschermende en veilige omgeving nodig om volwaardige als mens te kunnen
groeien. Deze verschaft kansen en mogelijkheden om te wereld te verkennen.

Zelfregulerende ouders  zijn probleemoplossend, en bereid om steun te zoeken en te aanvaarden


bij anderen in omgeving

PAGINA HB 112

Competente ouders maken gebruik van andere vormen van discipline zoals :
duidelijke regels stellen, afspraken maken, redenen geven bij beslissingen, duidelijke
gedragsgewonden uitspraken doen.
Basisvaardigheden van positief ouderschap:
 Bevorderen van positief contact :
Tijd en aandacht, praten met kinderen, tonen van affectie

 Stimuleren van gewenst gedrag :


geven van complimentjes, positieve aandacht geven, boeiende activiteiten met het kind.

 Leren van nieuwe vaardigheden en gedrag:


Voorbeeldgedrag tonen, gebruik maken van spontane leermomenten, vragen, vertellen,
voordoen, gebruik van beloningssystemen.Time out.

 Omgaan met ongewenst gedrag :


Hanteren van duidelijke regels, direct aanspreken op gedrag, gepast negeren,
duidelijke instructies geven, logische consequenties aan negatief gedrag bv : Het kind stil
laten zitten , time-out , stille tijd houden, realistische verwachtingen.
Kritiek:

 Onderzoek = zelf opgezet


 Er zijn twijfels van juiste operationaliseringen van de effecten
 Reductie in programma -> ten aanzien vn
 opvoeden
gedragingen
technische vaardigheden die getraind kunnen worden.
HET IS EEN TECHNISCH VISIE -> GEEN PLAATS VOOR RELATIONEEL ASPECT

COGNITION: Bewust reflecterende ouders  RDPED


Programma Reflective Dialogue Parent Education Design
Hier is Opvoeden= bewust rekening houden met perspectieven van alle betrokkenen en inzetten op
ondersteuning van ontwikkeling van het kind. De grondslag visie: op hoe dat mensen leren.

De competente ouder =

1. Parental Awareness
Door Newberger geïntroduceerd
= Stabiel denkpatroon dat bepaalt op welke wijze een individu betekenis geeft aan
ervaringen en hoe zijn reacties overeenkomstig daarmee zal organiseren.
BV: Ik weet dat hij of zij reageert omdat… Ik reageer hierop correct door dit te doen.

1. Egoïstisch niveau (IK)


 Ouders zijn op zichzelf gefocust
 Kinderen worden uit eigen perspectief bekeken.
 Ouder-Kind relatie wordt als éénrichtingsverkeer gezien.
 De ouder kan niet kijken vanuit het perspectief van het kind, en kan het kind ook
niet begrijpen.
 De noden + behoeften van kind = NIET erkend/ bevestigt.
2. Conventioneel niveau/ Conventionele normoriëntatie
 Perspectief van de ouders verschuift naar de sociale culturele verwachtingen.
 Vanuit de maatschappelijke regels en normen maar ook tradities en gezagsvolle
elementen uit de omgeving.
 Kind wordt als exemplaar gezien en niet als individu
 Kind moet aan normen en verwachtingen voldoen

3. Individualistisch niveau/ Individuele oriëntatie op de ander


 Ouders zien het kind als een uniek individu dat kan verschillen van de norm en
verwachtingen.
 De behoeften en karakteristieken van het kind worden erkend.
 Individuele kenmerken en noden zijn het uitgangspunt en als ouder wil men
daaraan tegemoetkomen
 De ouder beseft dat individuen verschillende perspectieven hebben.

4. Analytisch niveau/ integratie proces systeem oriëntatie


 In staat 3 te integreren: opvoedingsrelatie, zichzelf en de kinderen
 Ze zien zichzelf en de kinderen als groeiend en rijpend doorheen het
opvoedingsproces.
 De ouder houdt zowel rekening met de behoeften en verlangen van het kind, en
zichzelf.
 Ouder neemt standpunt als toeschouwer in en ziet diverse perspectieven van
alle betrokkenen.

2.Interpersonal interaction themes/ Relationele thema’s


= Ter ondersteuning van autonomie van het kind. De omgeving bevestigd in wat goed is, niet enkel
corrigerend.

Ontwikkeling ondersteunend Ontwikkeling remmend


Sensitiviteit Niet sensitiviteit
Lezen van signalen en boodschappen van kind Het voorbijgaan aan signalen en boodschappen
van het kind
Responsiviteit Niet responsiviteit
Tegemoet komen aan noden van kind Geen rekening houden met behoefte van kind
Wederkerigheid Opdringerigheid
Uitwisseling, geven en nemen. Ouder beïnvloed Tussenkomen in persoonlijke doeleinden en
kind en omgekeerd. activiteiten van kind
Ondersteuning Controle
Betrouwbaar en vertrouwensvolle relatie Sturen van kind zijn gedachten, gevoelens, etc.
opbouwen die niet in belang zijn van het kind zelf

3.Competentieontwikkeling als transformationeel leren


Ouders moeten een leerbereidheid hebben, een bereidheid om andere perspectieven in te nemen
Competente ouders mogen niet rigide zijn.
Ze moeten bewust zijn van eigen cognitieve schema’s en zien dat de beperktheid van hun schema
een deel van het probleem kan zijn en tot slot moeten ze open staan voor alternatieve schema’s en
thema’s

RDPED= Ideaal (cognitief): Integreren van alle verschillende perspectieven en ontwikkeling


ondersteunen. Leren nadenken en kijken naar opvoeding in termen van ondersteuning IPV-
tegenwerking. Het heeft een formeel aspect en inhoudelijke.

RDPED= Formeel: heeft te maken waarmee men rekening kan houden. Is gebaseerd op hoe dat
ouders kunnen cognitief ontwikkelen.

 1e fase: Jonge ouders: ik ga het zo doen, ik ga het anders doen dan ik zelf ben opgevoed.
 2de fase: wat is maatschappelijk aanvaardbaar is. Hoe men denkt over opvoeden.
 3e fase: komt eigenheid van kind naar voor.

Het ideaal dat men naar voor schuift: is dat je met rekening houdt met je eigen persoonlijkheid, met
wat maatschappelijk geldt, met eigenheid van kind, en in staat bent de verschillende perspectieven
te integreren.

Inhoudelijk: stimuleren, uitwisseling, responsief, sensitief

Er kan nagedacht worden in termen van – tegenwerken – controle sturen –

Wat men wil: ouders brengen tot nadenken in termen van opvoeden, stimuleren, responsief…

Vertaald in termen Baumrind: men volgt niet de mening van Baumrind (autoritatief)!!

De competente ouder in deze visie is vooral diegenen die inzet op hoge warmte – controle plaats
tegenover die warmte -> Lineair denken over opvoeden.

Kritiek:

Te cognitief in de zin: verondersteld aan intellectuele vermogens bij ouders


Er zijn voorbeelden van programma’s die zich richten tot Laaggeschoolde ouders die geen
intellectuele vorming gehad hebben. Die toch middelen vinden om met ouders te praten, en hen tot
ander beschouwing te brengen omtrent opvoeding – zonder dat het intellectualistisch moet zijn.
Programma zit in volwassenvorming

In handboek wordt er veel info gegeven hoe de programma’s te werk gaan – moet je niet kennen

Belangrijk = dat je ziet op welke punt deze programma’s verschillen – over wat ouderlijke
competenties zijn – wanneer men spreekt over competente ouderschap

Stel hij vraagt op examen: wat is verantwoord opvoeden: dan heb je verschillende antwoorden:
emotioneel – probleemoplossend - bewust

You might also like