You are on page 1of 7

Pedagogiek samenvatting hoorcolleges OLP1

Opvoedingsondersteuning en ontwikkelingsstimulering (O&O)


- Opvoedingsondersteuning: ontwikkelen van het opvoedingsproces. Ondersteuning
ligt bij de ouders.
- Ontwikkelingsstimulering: ondersteuning van het ontwikkelingsproces (fasen van
kinderen en jongeren). Er zijn maatstaven voor de ontwikkeling van een kind.
Matheuseffect: kinderen die leven in een armoedige situatie ontwikkelen zich langzamer
dan kinderen die leven in een welvarende situatie. Kinderen uit een welvarender zich
ontwikkelen vaker sneller doordat hier de omgevingsfactoren veiliger en stimulerender
zijn.
- Omgevingsfactoren beïnvloeden interventies sociale en pedagogische
omstandigheden.

 Gezinsondersteuning: verminderen van draaglast en vergroten van de draagkracht.


Deze ondersteuning wordt realiseert door een analyse te maken van alle
bovenstaande factoren.
Wat is nu ‘goede opvoeding?’
Criteria ‘goed genoeg’ ouderschap:
 Adequate verzorging
 Affectieve relatie met minstens 1 volwassene (onvoorwaardelijke liefde)
 Veilige fysieke omgeving
 Continuïteit en stabiliteit
 Ondersteunende / flexibele structuur van regels en grenzen -> adequate
disciplinering
 Realistische verwachtingen
 Educatie en scholing
 Sociale omgang met leeftijdgenoten
 Voorbeeldgedrag: waarden en normen
 Sociaal verband (familie, vrienden, school, buurt)
 Kennis over eigen achtergrond en verleden

Als er meerdere criteria niet voldaan in een opvoeding. Kan er in overleg of in dien nodig
verplicht ondersteuning worden geboden aan de ouders. Deze algemene criteria worden
gebruikt door bijvoorbeeld psychiaters en justitie.

Het balansmodel
- Het balansmodel is gebaseerd op het transactionele opvoedingsmodel
(kindkenmerken-opvoederkenmerken- omgevingskenmerken) en het levensloop
model.
- Kind en omgeving zijn voortdurend met elkaar in interactie en beïnvloeden elkaar
wederzijds -> bidirectionaliteit
Oorzaak-gevolg denken kan niet worden gebruikt in de agogiek als verklaring voor
probleemgedrag.
- Beschermende factoren (positieve werking opvoeding)
- Risicofactoren (negatieve werking opvoeding)
Deze factoren kun je onderscheiden op 3 niveaus:
- Microsysteem: directe invloed kindfactoren, opvoedingsfactoren en
omgevingsfactoren (gezin en directe familie)
- Mesoniveau: buurtfactoren (sociale contacten)
- Macrosysteem: maatschappelijk-politieke factoren

Principes van cumulatie -> Mattheus effect


Beschermende factoren kunnen een compenserende werking hebben tegenover de
risicofactoren. Als er meer riscofactoren aanwezig zijn is draagkracht en draaglast niet meer
in balans.
Bij 3-5 risicofactoren verdubbelt de kans x3 op het ontstaan van probleemgedrag of
ontwikkelingsstagnatie bij kind. Hoe meer risicofactoren hoe groter de kans op
probleemgedrag of ontwikkelingsstagnatie.
Balansmodel:
Levensloopmodel
- Ontwikkeling van het kind / de jongere
- Ontwikkeling(sbiografie) van de opvoeder / ouder
- Ontwikkeling van het gezinssysteem (kinderen vormen een subsysteem, de ouders
vormen een subsysteem en het totale systeem). Opvoeding kan bijvoorbeeld onder
druk komen te staan door partnerrelatie die onder druk komt te staan.

- Opvoedingsopgaven en -taken kind / jongere


- Opvoedingsopgaven ouders
 Vraagt competentie en veerkracht

Ontwikkelingsopgaven kind/jongere

 Baby: lichaamsbeheersing, veilige hechting, individuatie

 Peuter/kleuter: exploratie, autonomie-ontwikkeling, soepele socialisatie, sekserol,


taalontwikkeling, zindelijkheid

 Basisschoolkind: sociale vaardigheden, omgang leeftijdsgenoten, positief zelfbeeld,


actieve leerhouding, moreel besef, zelfredzaamheid

 Adolescent: experimenteren, loskomen kinderlijke identiteit  volwassen identiteit


Opvoedingsopgaven -> ouder

 Baby: soepel verzorgingsritueel, sensitieve responsiviteit

 Peuter/kleuter: ruimte voor exploratief gedrag, soepel omgaan met ambivalentie


peuter, regels introduceren, responsiviteit t.a.v. cognitieve ontwikkeling

Vervolg opvoedingsopgaven

 Schoolkind: emotionele ondersteuning, omgang leeftijdsgenoten,


onderwijsondersteunend gedrag, uitleg en instructie, taken en verantwoordelijkheid
geven

 Adolescenten: tolerantie voor experimenten, emotionele steun bieden,


leeftijdsadequate grenzen stellen, onderhandelingsvaardigheden, symmetrische
relatie-opbouw, durven loslaten

Welke factoren beïnvloeden in het bijzonder het opvoedersgedrag van de opvoeder?


In het model van Belsky (zie figuur 1) wordt de opvoeding beschouwd als een bidirectionele
relatie tussen opvoeders en kind (Colpin, 2007). Het model vertrekt vanuit het gedrag van
het kind (Belsky, 1984). Dit gedrag wordt beïnvloed door verschillende kindkenmerken zoals
temperament, persoonlijkheid en intelligentie. Er is een duidelijke wisselwerking tussen het
kind en zijn omgeving. In deze omgeving zitten de school, vrienden, broer en zus. In het
midden van het model staat het opvoedkundig handelen van de opvoeder, dat als buffered
systeem werkt op alle factoren van de opvoeding. Dit opvoedkundig handelen zijn de
verschillende ouderlijke vaardigheden: toezicht houden, positieve betrokkenheid, positieve
bekrachtiging, disciplineren en probleemoplossend gedrag. Er zijn verschillende factoren die
op deze vaardigheden inwerken. Zo werkt de eigen kindertijd van de opvoeder door op de
ontwikkeling van de persoonlijkheid van de opvoeder, wat dan weer effect heeft op het
opvoedkundig handelen (Merlevede, Meerschaert, Bosmans, De Mey, & Braet, 2004).
Daarnaast beïnvloeden sociale steun, relatie en werk ook het opvoedkundig handelen.
Aangezien er zoveel zaken inwerken op de opvoeder en het kind, kunnen tekorten in één of
meer van deze factoren gecompenseerd worden (Van Crombrugge, 2009).

Chronosysteem:
Micro-> het individu en zijn directe omgeving. Meestal spreken we dan van het gezin. maar
ook school, werk etc. Alle contacten die je dagelijks face-to-face ziet.
Meso-> interactie tussen de leden van het microsysteem. Bijvoorbeeld het contact tussen
leerkracht en zijn ouder.
Exo-> staat verder van het kind af. Interactie van ouders tussen indirecte omgeving. Dit
contact vindt niet dagelijks plaats.
Macro-> social media, tv etc.
Chrono-> tijd waarin we leven en wat veranderd en de invloeden daarvan op een individu of
de mensen om dit individu heen.

You might also like